Mogelijke invloed van klimaatverandering op olieraffinaderijen. Auteurs: J. Bessembinder, F. Keller
|
|
- Greta van Dam
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Mogelijke invloed van klimaatverandering op olieraffinaderijen Auteurs: J. Bessembinder, F. Keller KNMI, november 2006
2 Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies 3 1. Introductie Aanleiding voor dit rapport Detaillering van de vragen 5 2. Klimaat en klimaatverandering Klimaat Klimaatverandering Broeikaseffect 7 3. Klimaatscenario's voor Nederland Wat zijn klimaatscenario's? Mondiale en regionale klimaatscenario's 9 4. Gebruikte gegevens en methoden Gebruikte perioden Gebruikte weerstations Analyses Temperatuur Neerslag IJsafzetting Wind en storm Rivierwaterstanden en overstromingsgevaar 20 Referenties 22 Annex 1: Metadata KNMI-stations 23 Annex 2: Controle basisgegevens 25 2
3 Samenvatting en conclusies Vraagstelling De aanleiding voor dit rapport was de volgende vraag van het VNPI: Is het klimaat inmiddels zoveel veranderd dat de ontwerpnormen die indertijd bij de bouw van de olieraffinaderijen zijn gebruikt verouderd zijn, en zullen de ontwerpnormen voor evt. toekomstige raffinaderijen rekening moeten houden met klimaatverandering? Wordt klimaatverandering ervaren als een probleem? Aan de hand van enkele interviews zijn een beperkt aantal mogelijk relevante klimaatvariabelen geselecteerd. Uit de interviews kwam ook naar voren dat er geen grote problemen worden verwacht voor de petroleum industrie in Nederland als gevolg van klimaatverandering. Wel zijn er enkele aspecten die als vervelend kunnen worden aangemerkt. Met klimaatverandering is daarom tot nu toe nauwelijks iets gedaan binnen de petrochemische industrie in NL (par. 1.2). Temperatuur en neerslag De volgende kwantitatieve klimaatvariabelen zijn bekeken voor de perioden , , , rond 2030 en rond 2050, voor de weerstations Rotterdam, Vlissingen en De Bilt: aantal dagen per jaar met een maximum temperatuur boven 25, 27,5 en 30 C, als indicatoren voor het aantal dagen dat bepaalde luchtgekoelde processen minder efficiënt of langzamer verlopen (zie par. 5.1); aantal dagen met meer dan 20 en 30 mm neerslag en de maximale dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden, als indicatoren voor de kans op overlopen van de bassins rond opslagtanks (zie par. 5.2). Voor de temperatuurvariabelen zijn er in een aantal gevallen duidelijke verschillen te zien tussen de perioden , en Echter, een groot deel van die verschillen is toe te schrijven aan natuurlijke variatie. Een periode van 30 jaar is dus lang niet altijd voldoende om alle natuurlijke variatie te beschrijven. In de meeste gevallen is er een duidelijk verschil tussen de perioden in het verleden ( ) en in de toekomst (rond 2030 en rond 2050), en deze verschillen zijn wel toe te schrijven aan het versterkte broeikaseffect. In alle gevallen is er sprake van een opgaande trend in het aantal dagen met hoge temperaturen. Voor de neerslagvariabelen geldt dat er slechts in een beperkt aantal gevallen duidelijke verschillen tussen de perioden , en zijn. Door de grote variatie tussen jaren is het moeilijker om significante verschillen te vinden. Ook voor de neerslag geldt dat het grootste deel van de variatie in de periode is toe te schrijven aan natuurlijke variatie. Voor zowel het aantal dagen met veel neerslag als voor de maximale dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden lijkt er sprake te zijn van een opgaande trend tussen de perioden in het verleden ( ) en in de toekomst. Echter, alleen voor het W-scenario rond 2050 zijn er voor alle stations significante verschillen te vinden met voor het aantal dagen met >20 mm en de maximale dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden. Voor een deel van de riolering binnen olieraffinaderijen is het belangrijk te weten of de neerslagintensiteit per uur in de toekomst veranderd, i.v.m. het scheiden van olie en water. De KNMI'06 klimaatscenario's geven geen directe informatie over veranderingen in neerslagintensiteit op uurbasis. Om een eerste indicatie te krijgen van de toename van de extreme neerslag per uur rond 2050 kan men het beste gebruik maken van de verandering in de extreme neerslag per dag in de zomer (eens per 10 jaar overschreden) in de KNMI'06 scenario's. Deze neemt in alle scenario's toe. 3
4 Rivierafvoeren en koelwater Uit analyses van het RIZA blijkt dat onder alle KNMI'06 scenario's de gemiddelde rivierafvoer van de Rijn en de Maas in de winter rond 2050 toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. In de zomer verandert er weinig in de rivierafvoeren in de G en W scenario's, maar in de G+ en W+ scenario's nemen de gemiddelde rivierafvoeren rond 2050 af, vooral in de Rijn. Wind/storm en ijsafzetting Voor enkele andere klimaatvariabelen is een kwalitatieve inschatting van de trend in de toekomst gemaakt. Voor geen van deze variabelen was, gezien de beperkte hoeveelheid beschikbare meetgegevens, aan te geven of er in het verleden ten opzichte van nu duidelijke veranderingen zijn opgetreden. zware ijsafzetting, bijv. aan bovengrondse kabel: het lijkt aannemelijk dat in alle klimaatscenario's de kans hierop in de toekomst zal afnemen vanwege de stijging van de temperaturen (zie par. 5.3); stormen en windstoten met lange herhalingstijden: Voor alle scenario's geldt dat er op basis van de voor de KNMI'06 geanalyseerde mondiale klimaatmodellen er geen reden is aan te nemen dat de sterkte van deze zware stormen sterk zal stijgen tot 2050 (zie par. 5.4). Bovendien, voor beide variabelen geldt dat de natuurlijke schommelingen tussen jaren groot zijn en dat ze weinig voorkomen, zodat de verandering tot 2030 of 2050 waarschijnlijk niet significant is. Afsluitend De analyses in dit rapport laten zien dat er veranderingen in de toekomst zijn te verwachten voor een aantal klimaatvariabelen, die mogelijk relevant zijn voor olieraffinaderijen. Er is niet onderzocht in hoeverre het economisch gezien interessant is in de toekomst rekening te houden met de mogelijke veranderingen. Dit hangt o.a. af van de gebruikte ontwerpcriteria, de effecten van de veranderingen, etc. Wellicht is het voor deze sector ook interessanter om een betere beschrijving van het huidige klimaat te krijgen. Daarbij kan gedacht worden aan: het gebruik van meerdere weerstations rond een raffinaderij, om het effect van toevallige lokale uitschieters te verminderen (regionale analyses); het gebruik van langere tijdreeksen om herhalingstijden van extremen en de natuurlijke variatie beter te schatten. 4
5 1. Introductie 1.1. Aanleiding voor dit rapport Via het programma bureau van Klimaat voor Ruimte (KvR) zijn een aantal vragen binnen gekomen van de Commissie Klimaatbeleid van VNO-NCW en de VNPI (Vereniging van Nederlandse Petroleum industrieën). De hoofdvraag heeft betrekking op de ontwerpnormen voor de infrastructuur van olieraffinaderijen vroeger, nu en in de toekomst: Is het klimaat inmiddels zoveel veranderd dat de ontwerpnormen die indertijd bij de bouw van de olieraffinaderijen zijn gebruikt verouderd zijn, en zullen de ontwerpnormen voor evt. toekomstige raffinaderijen rekening moeten houden met klimaatverandering? Bij de ontwerpnormen gaat het om de eventuele aanpassing van de dimensionering van bijv. de koeling in de fabriek (bijv. aantal dagen per jaar met een temperatuur boven 27 C), het aantal dagen met meer dan een bepaald aantal mm neerslag, etc Detaillering van de vragen Naar aanleiding van het bovenstaande is een korte inventarisatie gemaakt van de mogelijke klimaatvariabelen die bij het ontwerpproces van raffinaderijen worden meegenomen, en de mogelijke invloed van klimaatverandering. Dit is gedaan via enkele gesprekken met medewerkers van Shell, ABB (groot ingenieursbureau), en VNPI. Uit de gesprekken kwam het volgend naar voren: Er worden geen grote problemen verwacht voor de petroleum industrie (ook niet binnen de chemie) in Nederland als gevolg van klimaatverandering. Wel zijn er enkele aspecten die als vervelend kunnen worden aangemerkt. Met klimaatverandering is daarom tot nu toe nauwelijks iets gedaan binnen de petrochemische industrie in NL, en het staat ook niet echt op de agenda. De luchttemperatuur kan van invloed zijn op het functioneren van installaties als bijv. aan de lucht wordt gekoeld (hierbij zijn ook de luchtvochtigheid en wind van belang). Bij hoge temperaturen verloopt een proces dan wat minder efficiënt of langzamer. 1 C meer is dan echter niet erg relevant. Raffinaderijen staan in landen met zeer uiteenlopende klimaatomstandigheden, waardoor er wel oplossingen zijn die bij nieuwbouw of modernisering van raffinaderijen meegenomen kunnen worden. Lage temperaturen leveren niet echt problemen op m.b.t. de efficiëntie van productieprocessen, aangezien bij de gevoelige processen gebruik wordt gemaakt van verwarmingselementen. Echter de combinatie van lage temperaturen (onder 0 C of net iets erboven) en neerslag en/of zeer vochtige lucht kan leiden tot grote hoeveelheden ijsafzetting. Dit levert soms wel problemen op. Rond opslagtanks zijn bassins gebouwd. De bassins zijn ondoorlatend en dienen als eerste veiligheidsmaatregel bij ongelukken, om de tankinhoud op te vangen. Ze zijn vaak zo gedimensioneerd dat ze 1,1 x de tankinhoud kunnen opvangen. Als deze bassins vollopen met water, kan dat theoretisch gezien bij ongelukken leiden tot het overlopen van de bassins en dus tot verspreiding van brandbare stoffen in een groter gebied/milieu. Hevige regenval zou dus evt. problemen kunnen veroorzaken, maar de marges die voor de bouw van deze bassins worden aangehouden zijn nu ook weer niet zo klein dat ze niet enkele regenbuien van 50 mm in korte tijd aan zouden kunnen. Bovendien kan met pompen water verwijderd worden uit de bassins, zodat ze niet helemaal vollopen (ophoping van regenwater van langere tijd). Wind en golfvorming spelen, gezien de 5
6 grootte van de bassins, nauwelijks tot geen rol en werd ook niet meegenomen bij het ontwerp van deze bassins. In raffinaderijen zijn twee gescheiden rioleringssystemen aanwezig. Een "klassiek" systeem, dat het teveel aan regenwater afvoert, en een systeem waarin mogelijk soms olie terecht kan komen. Dit laatste systeem maakt gebruik van olievangers, waar de olie op basis van gravitatie wordt gescheiden van het water. Deze olievangers zijn ontworpen op basis van een bepaald debiet. Bij een hoger debiet is de scheiding van water en olie niet volledig en kan de olie in het milieu terecht komen. Als de hevigheid van buien (bijv. intensiteit per uur) toeneemt kan het "ontwerpdebiet" mogelijk niet meer toereikend zijn en neemt de kans op milieuvervuiling toe. In dat geval moeten er extra maatregelen worden genomen om dit te voorkomen. Raffinaderijen gebruiken wel rivierwater als koelwater, maar de hoeveelheid is veel minder dan bij bijv. energiebedrijven. Bovendien maken de koelsystemen vaak gebruik van een combinatie van water en lucht koeling. Een situatie zoals in 2003 werd daarom ook niet echt als een probleem ervaren door de meeste olieraffinaderijen (volgens ABB). Shell Pernis (de oudste raffinaderij) ondervond wel hinder in Bovendien beperken lage rivierwaterstanden de aan- en afvoermogelijkheden per schip. Bij het bepalen van een locatie van een raffinaderij zal de kans op wateroverlast/overstroming meespelen, o.a. uit oogpunt van veiligheid en milieu (kans op vervuiling van de omgeving). Zeespiegelstijging en veranderende kansen op overstromen door hoge rivierwaterstanden spelen dus een rol, maar er zijn veel meer factoren zoals aanwezige infrastructuur die de uiteindelijke locatie zullen bepalen. Er kunnen ook maatregelen worden genomen om de effecten van eventuele veranderingen in overstromingskansen te overkomen, zoals de aanleg van opslagtanks bij Rotterdam op een opgehoogd stuk land (is nu al gebeurd). De evt. extra kosten voor bijv. verhoging moeten dus opwegen tegen de voordelen. Bij raffinaderijen staan grote schoorstenen, die bestand moeten zijn tegen sterke winden en stormen. M.a.w. het is dus van belang om te weten of de sterkte van stormen inmiddels significant is veranderd of dat dit in de toekomst is te verwachten. Het aantal stormen kan evt. ook van belang zijn, omdat in geval van vaker blootstelling aan sterke winden/stormen er mogelijk eerder beton- en/of metaalmoeheid optreed. Er zijn nog wel wat andere klimaatvariabelen die voor kleine onderdelen van belang kunnen zijn, zoals luchtvochtigheid voor processen waarbij luchtsplitsing een rol speelt, maar allemaal zeer specifiek voor de betreffende toepassing Bij de bouw van raffinaderijen wordt er vanuit gegaan dat de kosten binnen maximaal 20 jaar moeten zijn afgeschreven (ook gezien de soms snelle ontwikkelingen/veranderingen binnen de sector). Er is echter meestal wel de verwachting dat de raffinaderij 10 tot 20 jaar extra kan meegaan. Eerdere sluitingen van raffinaderijen binnen Europa in het verleden zijn dan ook meestal te wijten aan andere zaken, zoals aangescherpte milieueisen. Wat men als referentie of standaard voor het klimaat meeneemt bij een ontwerp wordt bepaald door o.a. de beschikbaarheid van gegevens en de kosten. Vaak wordt een periode van rond de 20 jaar gebruikt als referentie voor een klimaat. 6
7 2. Klimaat en klimaatverandering 2.1. Klimaat Het klimaat in een bepaald gebied is "het gemiddelde weer in een bepaald gebied over langere tijd van o.a. de temperatuur, neerslag, vochtigheid, zonneschijn en wind. Ook de extremen van dergelijke verschijnselen vallen onder het klimaat. Voor het beschrijven van een klimaat wordt vaak een periode van 30 jaar met dagelijkse weersgegevens gebruikt. Deze periode bevat een groot deel van de mogelijke natuurlijke variatie, maar niet alles. Uit metingen is bekend dat er perioden zijn van 1 of meer decaden dat bijv. de gemiddelde windsnelheid en het aantal stormen hoger is, of dat de winters gemiddeld kouder zijn. Dat een periode van 30 jaar wordt gebruikt, heeft te maken met praktische overwegingen, m.n. gegevensbeschikbaarheid. Het KNMI publiceert elke tien jaar een overzicht van het klimaat van Nederland, waarbij gegevens van de meest recente 30-jarige periode worden gebruikt. Het laatste overzicht beschrijft de periode (KNMI, 2002) Klimaatverandering Het klimaat op aarde is niet statisch, maar is vanaf het ontstaan van de aarde continu aan verandering onderhevig. Klimaatverandering is dus van alle tijden. De oorzaken van klimaatverandering kunnen in twee groepen worden ingedeeld: natuurlijke oorzaken (bijv. El Niño, verschillen in zonneactiviteit, ijstijden, vulkaanuitbarstingen). Deze zorgen op korte of langere tijdschalen, en op regionale of mondiale schaal voor tijdelijke veranderingen van temperatuur, neerslag, etc. Ze kunnen gezien worden als een vorm van natuurlijke variatie, met dit verschil dat ze zorgen voor verschillen tussen decaden (perioden van 10 jaar), eeuwen, of nog langer; menselijk handelen (bijv. door veranderingen in landgebruik en door de uitstoot van broeikasgassen). Door veranderingen in landgebruik kan het klimaat (meestal op regionale schaal) veranderen. Bekend is dat ontbossing de hoeveelheid neerslag in een gebied kan beïnvloeden. De grootschalige uitstoot van broeikasgassen zorgt voor mondiale klimaatverandering. Waarnemingen laten óf alleen de natuurlijke variabiliteit zien, óf het gecombineerde effect van natuurlijke factoren en menselijk handelen Broeikaseffect De aarde wordt op temperatuur gehouden door het broeikaseffect. Dat hebben we vooral te danken aan de aanwezigheid van waterdamp en CO 2 in de atmosfeer. De warmte die de aarde van de zon ontvangt, wordt vooral door deze gassen vastgehouden. Als dit natuurlijke broeikaseffect niet zou bestaan dan zou het gemiddeld over de wereld aan het aardoppervlak veel kouder zijn dan de huidige wereldgemiddelde temperatuur van ongeveer 15 C graden. 7
8 De mens is echter op grote schaal bezig om de samenstelling van de atmosfeer te veranderen, onder andere door verbranding, ontbossing en verkeer. Daardoor komen er meer broeikasgassen, waaronder CO 2 in de atmosfeer. De CO 2 -concentratie is sinds 1860 (niveau pre-industrieel; 280 ppm) met ong. 30 % verhoogt tot 380 ppm nu. Dit versterkt het broeikaseffect en leidt op den duur tot een warmer klimaat. Ook de hoeveelheden neerslag, wind en bewolking kunnen dan veranderen. Uit modelstudies blijkt dat na ongeveer 1975 de menselijke invloed de overheersende oorzaak was van klimaatverandering (IPCC, 2001). Het warmere klimaat van de laatste tientallen jaren is ook een aanwijzing dat klimaatmodellen best eens gelijk zouden kunnen hebben en dat we op weg zijn naar een klimaat, waarin koude perioden zeldzamer worden en warme perioden normaal. In de KNMI klimaatscenario's (zie hoofdstuk 3) wordt de klimaatverandering als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen en aerosolen ten opzichte van het klimaat in 1990 gegeven. Sinds 1990 is de langjarige gemiddelde temperatuur in Nederland al veranderd, maar het is niet aan te geven welk deel van de verandering komt door het versterkte broeikaseffect en welk deel door natuurlijke fluctuaties. 8
9 3. Klimaatscenario's voor Nederland 3.1. Wat zijn klimaatscenario's? Klimaatscenario s zijn consistente en plausibele beelden van een mogelijk toekomstig klimaat. Ze geven aan in welke mate temperatuur, neerslag, wind, etc. kunnen veranderen, bij een bepaalde mondiale klimaatverandering. Klimaatscenario s zijn geen lange-termijn weersverwachtingen: ze doen geen uitspraken over het weer op een bepaalde datum, maar alleen over het gemiddelde weer en de kans op extreem weer in de toekomst. Ze zijn bedoeld om studies uit te voeren naar de effecten van klimaatverandering en ze stellen de overheid, het bedrijfsleven en burgers in staat om op deze effecten te anticiperen (adaptatie) Mondiale en regionale klimaatscenario's Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) produceert ongeveer elke 5 jaar een review van alle beschikbare informatie over klimaat en klimaatverandering. Daarnaast moedigen ze het maken van runs met mondiale klimaatmodellen (GCM's) aan. Deze runs maken gebruik van emissiescenario s, dat wil zeggen aannames over de uitstoot van broeikasgassen. Deze emissiescenario's zijn weer gebaseerd op wereldbeelden over hoe de wereldbevolking zich ontwikkelt, maar ook de economie, technologie, etc. Tabel 3.1: Klimaatverandering in Nederland rond ten opzichte van het basisjaar volgens de vier KNMI 06 klimaatscenario s. 1 gegevens over de veranderingen in 2100 zijn te vinden op 2 het klimaat in het basisjaar 1990 is beschreven met gegevens van 1976 tot en met onder winter wordt hier verstaan december, januari en februari; zomer staat gelijk aan juni, juli en augustus 9
10 De mondiale klimaatsimulaties geven vooral informatie over de wereldwijde opwarming en zeespiegelstijging, maar ze leveren vaak niet voldoende informatie om de effecten van klimaatverandering in een kleiner gebied te bepalen. Het KNMI produceert daarom regionale klimaatscenario's voor Nederland en omgeving. In 2000 is in het kader van "WaterBeheer 21st Eeuw" (WB21) een formele set van klimaatscenario's voor Nederland gemaakt (Kors et al, 2000; Können, 2001). Aan deze scenario's wordt vaak gerefereerd als de WB21- klimaatscenario's. In mei 2006 is een nieuwe generatie algemene KNMI-klimaatscenario's gepubliceerd (KNMI'06 scenario's; KNMI, 2006; van den Hurk et al., 2006). 10
11 4. Gebruikte gegevens en methoden De grote nog functionerende olieraffinaderijen in Nederland zijn vooral geconcentreerd rond Rotterdam (Europoort, Pernis, Botlek): Kuwait Petroleum Europoort (afgekort KPE, eigenaar Q8; start raffinaderij 1963); Netherlands Refining Company (afgekort Nerefco, eigenaren BP en Texaco, start raffinaderij rond 1970); Shell (start raffinaderij complex na de 2 e WO, grootste uitbreiding in jaren '50, in jaren '60 volwaardige raffinaderij, in jaren '80 en '90 gemoderniseerd); Exxon Mobil (Raffinaderij Rotterdam Esso; start bouw raffinaderij 1958, modernisering halverwege jaren '80). Daarnaast staat er een Total raffinaderij in Nieuwdorp (dicht bij Vlissingen; start raffinaderij 1973) Gebruikte perioden Vanuit het VNPI is gevraagd om te kijken of het klimaat nu in Nederland veranderd is ten opzichte van het verleden. Bovendien werd gevraagd of het klimaat in de toekomst veel zou veranderen. Verleden Het klimaat nu en in het verleden kan beschreven worden m.b.v. historische observaties. De jaartallen voor de start van de raffinaderijen (hierboven genoemd) zeggen niet echt veel over de gebruikte weersgegevens voor de ontwerpnormen, aangezien de meeste raffinaderijen in de loop van de jaren gemoderniseerd zijn o.a. vanwege aanpassingen aan nieuwe milieunormen. Gezien de start van veel raffinaderijen en het tijdstip van moderniseringen is gekozen voor 2 jaartallen in het verleden: 1950 en Om een klimaat te beschrijven, gebruikt het KNMI meestal gegevens van een periode van 30 jaar. Dit betekent dat voor "1980" gegeven van de periode worden gebruikt, en voor "1950" gegevens van de periode (indien beschikbaar). Nu Voor de KNMI'06 klimaatscenario's wordt als referentie de periode gebruikt. M.b.v. deze gegevens wordt het klimaat rond het basisjaar 1990 beschreven. Deze periode wordt in dit rapport gelijkgesteld aan "nu". Het klimaat is sinds 1990 wel wat veranderd, maar het is niet aan te geven welk deel van de verandering is toe te schrijven aan natuurlijke variatie en welk deel aan klimaatverandering als gevolg van menselijk handelen. (Voor het beschrijven van het klimaat in het verleden zijn in dit rapport gegevens van de periode gebruikt en voor Hiermee wordt dus het klimaat rond de basisjaren 1965 en 1935 beschreven.) Toekomst Voor het beschrijven van het klimaat in de toekomst kan gebruik gemaakt worden van getransformeerde tijdreeksen, waarbij historische tijdreeksen via een niet lineaire transformatie worden omgezet in mogelijke tijdreeksen voor de toekomst (zie van den Hurk et al., 2006). Aangezien er een periode van maximaal 20 jaar staat voor het afschrijven van een raffinaderij en omdat het een aantal jaren kost om een nieuwe raffinaderij te ontwerpen en bouwen, is een tijdshorizon tot 2030 gekozen voor de toekomst (beschreven met de periode ). Echter, de afschrijvingstermijn voor een raffinaderij komt niet automatisch overeen met de levensduur. Vaak wordt gehoopt dat een raffinaderij nog zeker 10 tot 20 jaar langer mee kan. Daarom worden ook gegevens voor rond het jaar 2050 gepresenteerd (beschreven met de periode ). 11
12 4.2. Gebruikte weerstations Gezien de huidige locatie van de raffinaderijen ligt het voor de hand om de weerstations van Rotterdam en Vlissingen te gebruiken. De volgende hier benodigde gegevens zijn beschikbaar voor deze stations: Maximum temperatuur Rotterdam (51.95N, 4.45E, -4.8m): Vlissingen (51.45N, 3.60E, 8.0m): Neerslag Rotterdam (51.95N, 4.45E, -4.8m): (automatisch weer station KNMI) Vlissingen (51.45N, 3.60E, 8.0m): Zoals hierboven te zien is, is voor de stations Rotterdam en Vlissingen niet voor alle gewenste perioden in het verleden voldoende informatie beschikbaar. Het dichtstbijzijnde station (bij Rotterdam) met voldoende gegevens is De Bilt (52.10N, 5.18E, 2.0m; gegevens voor ). Ter vergelijking zijn voor alle perioden de gegevens voor dit station toegevoegd. Gemeten gegevens kunnen inhomogeniteiten bevatten door bijv. veranderingen in meetopstellingen of -methoden. Hierdoor lijkt het of het klimaat ter plaatse veranderd is, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Voordat meetgegevens gebruikt kunnen worden, moeten ze daarom gecheckt worden op mogelijke inhomogeniteiten. Deze checks zijn in de annex beschreven. Als gevolg van inhomogeniteiten en missende gegevens in een aantal jaren was een deel van de beschikbare gegevens niet bruikbaar voor dit rapport. 12
13 5. Analyses 5.1. Temperatuur Verleden en nu Sinds 1900 is de temperatuur op aarde gemiddeld met 0,8 C gestegen. Het grootste deel van die stijging vond plaats in de afgelopen 30 jaar: sinds 1975 is de temperatuur gemiddeld met 0,5 C gestegen. Op grond van vergelijking van modelberekeningen en waarnemingen kan men concluderen dat de opwarming in de afgelopen 30 jaar vooral door de mens is veroorzaakt. Vóór 1975 hield de temperatuurstijging voornamelijk verband met natuurlijke oorzaken. In ons land is de temperatuur sinds 1900 met gemiddeld 1,2 C gestegen. De top tien van de warmste jaren sinds 1900 bestaat volledig uit jaren na Fig Gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt tussen 1900 en De dikke zwarte lijn volgt een voortschrijdend 30-jaar gemiddelde. Tabel 5.1. Gemiddeld aantal dagen per jaar met een bepaalde maximum dagtemperatuur voor 3 verschillende perioden in het verleden en voor 3 stations in Nederland. Temperatuur: aantal dagen Verleden Nu met max. temp. *** Rotterdam* >25 C - 12,2 18,7 CI 95% 9,3-15,2 15,6-21,8 >27,5 C - 4,8 8,2 CI 95% 4,0-8,2 6,3-10,2 >30 C - 1,3 2,3 CI 95% - 0,7-2,1 1,5-3,1 Vlissingen** >25 C 7,2 7,5 14,1 CI 95% 5,3-9,2 5,6-10,0 11,6-16,8 >27,5 C 2,0 2,7 4,9 CI 95% 1,2-2,9 1,5-4,3 3,4-6,7 >30 C 0,3 0,7 1,2 CI 95% 0,0-0,6 0,2-1,3 0,6-2,0 De Bilt >25 C 23,6 15,5 23,8 CI 95% 20,4-27,8 12,5-19,2 20,0-27,7 >27,5 C 10,8 6,2 10,8 CI 95% 8,9-13,5 4,4-8,5 8,6-13,2 >30 C 3,8 2,0 3,6 CI 95% 2,6-5,2 1,1-3,3 2,4-5,0 * Voor de periode " " zijn voor Rotterdam slechts gegevens voor de periode beschikbaar ** Voor de periode " " zijn voor Vlissingen slechts gegevens voor de periode beschikbaar *** CI 95% staat voor het 95% betrouwbaarheidsinterval. 13
14 De luchttemperatuur kan van invloed zijn op het functioneren van installaties als bijv. aan de lucht wordt gekoeld. De huidige "design temperatures" liggen meestal tussen de C. Het verloop in het aantal dagen met een maximum temperatuur boven 25, 27,5 en 30 C geeft dus enig inzicht in evt. veranderingen het aantal dagen dat deze installaties minder efficiënt of langzamer functioneren. Tabel 5.1 laat in een aantal gevallen duidelijke verschillen zien tussen perioden: de gemiddelden voor de verschillende perioden vallen dan niet in elkaars betrouwbaarheidsintervallen. Echter, de verschillen tussen de perioden en zijn waarschijnlijk geheel toe te schrijven aan natuurlijke variatie. Een periode van 30 jaar is dus lang niet altijd voldoende om alle natuurlijke variatie te beschrijven. De verschillen tussen de perioden en zijn wellicht gedeeltelijk toe te schrijven aan het versterkte broeikaseffect. Echter, bij station de Bilt lijkt vooral sprake van natuurlijke variatie, aangezien de periode en niet significant van elkaar verschillen. Tabel 5.1 laat ook zien dat er duidelijke verschillen tussen stations bestaan: Vlissingen heeft het geringste aantal zomerse (max. temp. 25 C) en tropische dagen (max. temp. 30 C), en De Bilt het meest. Tabel 5.2. Gemiddeld aantal dagen per jaar met een bepaalde maximum dagtemperatuur voor 2 verschillende perioden in de toekomst en voor 3 stations in Nederland. G, G+, W, W+ verwijzen naar de nieuwe KNMI'06 scenario's ( Toekomst Temperatuur: aantal dagen met max. temp. *** * * G W+ G W+ Rotterdam >25 C 23,7 33,6 25,8 41,1 CI 95% 20,1-27,5 29,1-38,5 21,8-29,9 36,5-46,5 >27,5 C 10,4 16,5 11,8 21,8 CI 95% 8,3-12,8 13,8-19,5 9,5-14,3 18,5-25,4 >30 C 3,5 7,8 4,2 11,2 CI 95% 2,3-4,8 5,9-9,8 2,9-5,6 9,0-13,7 Vlissingen >25 C 17,3 25,1 19,1 32,6 CI 95% 14,3-20,7 20,8-29,4 15,7-22,7 27,9-37,5 >27,5 C 7,1 12,8 8,5 16,8 CI 95% 5,2-9,3 10,5-15,3 6,5-10,7 13,8-20,1 >30 C 1,9 5,1 2,3 8,1 CI 95% 1,1-2,7 3,5-6,9 1,4-3,3 6,1-10,3 De Bilt >25 C 28,0 38,9 30,3 47,1 CI 95% 23,7-32,6 33,9-44,5 26,0-34,8 42,1-53,0 >27,5 C 14,0 20,9 15,4 26,3 CI 95% 11,5-16,6 17,4-24,6 12,8-18,0 22,2-30,7 >30 C 5,4 10,1 6,7 14,1 CI 95% 3,8-7,1 7,9-12,4 4,9-8,6 11,5-16,7 * Berekend met behulp van de voorlopige jaarrond tijdseries (met seizoenswaarden) voor Rotterdam, Vlissingen, en De Bilt voor elk van de 4 KNMI'06 scenario's. Transformatie van de historische reeksen voor de periode ** CI 95% staat voor het 95% betrouwbaarheidsinterval. Toekomst Klimaatmodellen berekenen voor 2100, ten opzichte van 1990, een wereldwijde temperatuurstijging die varieert tussen 1 C en 6 C. In de KNMI 06 klimaatscenario s is de temperatuurstijging in Nederland niet gelijk aan de wereldgemiddelde temperatuurstijging. De vier scenario s laten een opwarming zien rond 2050 ten opzichte van 1990 variërend van 0,9 C tot 2,3 C in de winter en van 0,9 C tot 2,8 C in de zomer. 14
15 Tabel 5.2 laat de verschillen tussen het klimaatscenario met de geringste (G) en de sterkste temperatuurstijging (W+) zien. In alle gevallen zijn er duidelijke verschillen tussen deze twee voor zowel de periode rond 2030 als rond De verschillen tussen de perioden rond 2030 en 2050 voor hetzelfde scenario zijn voor het W+ scenario wel significant, maar voor het G scenario niet. Vergelijking van Tabel 5.1 en Tabel 5.2 laat zien dat er in alle gevallen een opgaande trend is voor het aantal dagen met hoge temperaturen en in de meeste gevallen is er een duidelijk verschil tussen de perioden in het verleden ( ) en in de toekomst. Merk op dat de verschillen tussen de periode en de perioden in de toekomst alleen het effect van het versterkte broeikaseffect representeren. Ook in de toekomst zal er sprake zijn van natuurlijke variatie. Deze variatie wordt voor een aanzienlijk deel meegenomen door telkens een periode van 30 jaar te nemen, maar Tabel 5.1 heeft al laten zien dat niet alle natuurlijke variatie hiermee wordt beschreven. Om te beoordelen of de mogelijke veranderingen t.g.v. van het versterkte broeikaseffect relevant zijn om rekening mee te houden bij het ontwerp van olieraffinaderijen, is het van belang de natuurlijke variatie goed te kennen. Het is ook interessant om te weten of de dagen met hoge temperaturen nu meer of minder geclusterd gaan voorkomen. Echter, op basis van de analyses voor de KNMI'06 scenario's is hierover voor de toekomst geen uitspraak te doen. Deze "interjaarlijkse" variabiliteit is een punt van aandacht en onderwerp van verder onderzoek van het KNMI Neerslag Verleden en nu In Nederland is de jaarlijkse neerslag vanaf 1906 toegenomen met 18%. Dit komt vooral voor rekening van de winter (+26%), het voorjaar (+21%) en de herfst (+26%). In de zomer is de neerslaghoeveelheid nauwelijks veranderd (+3%). In de winter nam ook de neerslaghoeveelheid in lange periodes met veel regen toe. De hoogste 10-daagse neerslagsom per winter is sinds 1906 met 29% gestegen. In de zomer is geen duidelijke trend in extreme neerslag per dag vastgesteld. Fig 5.2. Aantal dagen met minimaal 10 mm (licht blauw) en met minimaal 20 mm (donker blauw) neerslag per dag in Nederland (gemiddelde 13 stations). De dikke lijnen volgen een voortschrijdend 30-jaar gemiddelde. Zeer hevige neerslag in korte tijd kan problemen veroorzaken bij de scheiding van olie en water in de olievangers (onderdeel van rioleringssysteem). Voor de bassins rond opslagtanks zou hevige regenval gedurende 1 of meerdere dagen evt. problemen kunnen veroorzaken. Tabel 5.3 geeft een overzicht van enkele variabelen m.b.t. extreme neerslag. 15
16 In de tabel zijn geen gegevens opgenomen over maximale neerslag per uur, aangezien er veel minder informatie beschikbaar is over neerslag per uur dan over neerslag per dag. Het STOWA-rapport "Statistiek van extreme neerslag in Nederland " (2004) geeft wel informatie over neerslag per 4 uur of langer voor station De Bilt over de periode Daarbij is geen uitsplitsing gemaakt naar verschillende perioden in het verleden. De top 10 van maximale neerslag per 4 uur bevat vooral veel data uit de periode Er lijkt geen duidelijke toename in de extreme neerslag per 4 uur zichtbaar, maar dit is ook moeilijk statistisch vast te stellen door de grilligheid van de neerslag. Uit onderzoek voor hetzelfde STOWA-rapport is gebleken dat zowel de Gumbel verdeling als de zogenaamde gegeneraliseerde extreme waarde (GEV) verdeling goed passend zijn voor het bepalen van overschrijdingskansen van extreme neerslag in De Bilt (de Gumbelverdeling is een speciale vorm van de GEV-verdeling). Voor bepaalde tijdsduren van de neerslag heeft de extra vormparameter in de GEV-verdeling een toegevoegde waarde. Voor dagneerslagsommen levert het gebruik van een GEV of Gumbel-verdeling geen significante verschillen op (5% niveau). Bovendien kan bij de analyses met de "Climate explorer" ( niet gemakkelijk een vaste vormparameter worden ingevoerd, vandaar dat in deze analyses is gekozen voor de Gumbel verdeling. Tabel 5.3. Gemiddeld aantal dagen per jaar met een bepaalde neerslag en de maximum dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden, voor 3 verschillende perioden in het verleden en voor 3 stations in Nederland. Neerslag** Verleden Nu Rotterdam max. neerslag per dag 1/10 jaar (mm)* aantal dagen per jaar met ,5 57,8 >20 mm - - 4,5 CI 95% 3,7-5,3 >30 mm - - 1,2 CI 95% 0,8-1,6 Vlissingen max. neerslag per 45,5 40,4 49,1 dag 1/10 jaar (mm)* 50,7 45,8 57,4 aantal >20 mm 3,2 3,2 3,4 dagen per CI 95% 2,6-3,9 2,6-3,9 2,9-4,0 jaar met.. >30 mm 0,8 0,7 1,0 CI 95% 0,5-1,0 0,4-1,0 0,6-1,4 De Bilt max. neerslag per 49,2 46,9 41,3 dag 1/10 jaar (mm)* 54,0 53,7 45,0 aantal >20 mm 3,7 3,7 4,5 dagen per CI 95% 3,0-4,3 2,9-4,7 3,8-5,4 jaar met.. >30 mm 1,0 0,8 1,1 CI 95% 0,7-1,3 0,5-1,1 0,6-1,7 * berekend met Gumbel -verdeling, "..." geeft aan dat er 5% kans is dat er bij eenzelfde verdeling de gemiddelde waarde hoger is dan "..." (bovengrens betrouwbaarheidsinterval); ** CI 95% staat voor het 95% betrouwbaarheidsinterval Tabel 5.3 laat zien dat er in een beperkt aantal gevallen duidelijke verschillen tussen perioden zijn: de gemiddelden voor de verschillende perioden vallen dan niet in elkaar betrouwbaarheidsintervallen. Het aantal dagen per jaar met veel neerslag is beperkt en verschilt sterk van jaar tot jaar, waardoor niet snel significante verschillen zijn vast te stellen (vergelijk met figuur 5.2). De verschillen tussen de perioden en representeren vooral natuurlijke variatie. Dit betekent dat voor Vlissingen de "eens per 10 jaar maximum dagneerslag" voor de periode ,6 mm (5% > 46,8mm) is. Deze 16
17 verschilt dus duidelijk van deze "eens per 10 jaar maximum dagneerslag" in de periode , en zoals verwacht bij een toename van de gemiddelde temperatuur is er sprake van een opgaande trend. Voor De Bilt lijkt er echter sprake van een neergaande trend in de "eens per 10 jaar maximum dagneerslag". Het lijkt er daarom op dat de verschillen tussen de periode en zijn toe te schrijven aan natuurlijke variatie. In Tabel 5.3 zijn ook enige verschillen tussen stations te zien. Echter, de verschillen zijn niet zo duidelijk als voor de temperatuurvariabelen. Het STOWA (o.a. in samenwerking met het KNMI) heeft ook een overzicht gemaakt van de kansen op maximale meerdaagse neerslagsommen met verschillende herhalingstijden (STOWA, 2004). De stations Rotterdam en Vlissingen zijn hierin niet meegenomen in dit overzicht. Tabel 5.4 geeft een overzicht van de maximale neerslaghoeveelheden voor de 3 stations, die het dichtst liggen bij de olieraffinaderijen. In deze studie van het STOWA werden ook geen duidelijke trends gevonden in de periode voor de dagneerslagsommen met herhalingstijden van meer dan 1 jaar. Tabel 5.4. Neerslaghoeveelheden (mm) bij een overschrijdingsfrequentie van gemiddeld een per 10 jaar (T=10 jaar) en van 1000 jaar (T=1000 jaar) voor een aantal stations in Nederland en voor duren van 2, 4 en 8 dagen, gebaseerd op gegevens van (Stowa, 2004). Station T=10 jaar T=10 jaar 2 4 dagen 8 dagen 2 dagen 4 dagen 8 dagen dagen De Bilt Hoofddorp Kerkwerve (Zeeland) Toekomst In de G en W scenario s neemt de neerslag in Nederland zowel in de zomer als in de winter toe met circa 3% per graad wereldwijde temperatuurstijging. In de G+ en W+ neemt de neerslag extra toe in de winter en juist af in de zomer. De afname in de zomer komt vooral door de afname van het aantal dagen met regen. In alle scenario s neemt in de zomer de gemiddelde neerslaghoeveelheid op dagen met veel regen juist toe door de zwaardere buien (het meest in het W scenario). Voor de winter geldt in alle scenario s dat de hoeveelheden in langere periodes met veel neerslag ongeveer evenveel veranderen als de totale neerslagsom. De KNMI'06 klimaatscenario's geven geen directe informatie over veranderingen in neerslagintensiteit op uurbasis. De hoogste neerslagintensiteiten per uur worden meestal geregistreerd in de zomer. Daarnaast is het zo dat de neerslag in de zomer vaak valt in de vorm van buien van relatief korte duur. Om een eerste indicatie te krijgen van de toename van de extreme neerslag per uur rond 2050 kan men daarom het beste gebruik maken van de verandering in de extreme neerslag per dag in de zomer (eens per 10 jaar overschreden) in de KNMI'06 scenario's. Volgens de scenario's kan deze rond 2050 met 5% (G+ scenario) tot 27 % (W-scenario) zijn toegenomen t.o.v. het klimaat rond Tabel 5.5 laat de verschillen tussen het klimaatscenario's zien. In de meeste gevallen geeft scenario G+ de laatste waarden en scenario W+ de hoogste. Tabel 5.5 laat zien dat in bijna alle gevallen er voor zowel de extreme dag neerslag als het aantal dagen met veel regen geen duidelijke verschillen bestaan tussen de perioden rond 2030 en Rond 2050 verschilt het aantal dagen met >20 mm wel tussen de scenario's G+ en W, en ook de maximale dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden 17
18 verschilt voor De Bilt rond 2050 tussen de scenario's G/G+ en W+. De verschillen tussen de perioden rond 2030 en 2050 voor hetzelfde scenario zijn in alle gevallen niet significant. Tabel 5.5. Gemiddeld aantal dagen per jaar met een bepaalde neerslag en de maximum dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden, voor 2 verschillende perioden in de toekomst en voor 3 stations in Nederland. G, G+, W, W+ verwijzen naar de nieuwe KNMI'06 scenario's ( Neerslag Toekomst G G+ W W+ G G+ W W+ Rotterdam max. neerslag per dag 1/10 jaar (mm)* aantal dagen /jaar met.. (mm)** Vlissingen max. neerslag per dag 1/10 jaar (mm)* De Bilt aantal dagen /jaar met.. (mm)** max. neerslag per dag 1/10 jaar (mm)* aantal dagen /jaar met.. (mm)** 54,2 59,5 52,8 58,7 55,2 61,6 55,0 61,9 55,7 61,9 52,8 58,6 59,9 67,8 56,2 61,4 >20 4,7 4,6 5,3 5,3 5,1 4,7 5,8 5,0 CI95% 3,8-5,6 3,7-5,4 4,4-6,2 4,2-6,2 4,1-6,0 3,9-5,4 4,8-6,7 4,2-5,8 >30 1,3 1,3 1,5 1,4 1,4 1,4 1,8 1,6 CI95% 0,9-1,7 0,9-1,7 1,0-2,0 1,0-1,9 1,0-1,9 1,0-1,9 1,2-2,4 1,1-2,1 52,7 63,4 51,6 61,0 57,3 68,0 53,1 61,2 55,3 65,5 52,8 62,7 62,0 74,1 54,1 62,5 >20 4,1 4,0 4,5 3,8 4,3 3,9 4,8 4,1 CI95% 3,4-4,8 3,3-4,7 3,8-5,2 3,2-4,4 3,6-5,0 3,3-4,6 4,1-5,6 3,4-4,7 >30 1,1 1,1 1,2 1,1 1,2 1,1 1,4 1,2 CI95% 0,7-1,5 0,7-1,5 0,8-1,6 0,7-1,5 0,8-1,6 0,8-1,4 1,0-1,8 0,8-1,6 43,7 47,7 43,8 47,9 46,1 50,2 44,7 49,3 44,6 48,9 44,6 48,9 49,3 54,1 46,4 50,8 >20 5,0 4,9 5,5 5,5 5,5 5,1 6,1 5,7 CI95% 4,2-5,8 4,1-5,8 4,6-6,4 4,6-6,4 4,7-6,5 4,4-6,0 5,3-7,1 4,8-6,6 >30 1,3 1,2 1,5 1,4 1,5 1,3 1,7 1,5 CI95% 0,8-1,9 0,7-1,8 1,0-2,2 0,9-2,0 0,9-2,1 0,8-1,8 1,2-2,3 1,0-2,0 * berekend met Gumbel -verdeling, "..." geeft aan dat er 5% kans is dat er bij eenzelfde verdeling de gemiddelde waarde hoger is dan "..." (bovengrens betrouwbaarheidsinterval); ** CI 95% staat voor het 95% betrouwbaarheidsinterval. Vergelijking van Tabel 5.3 en Tabel 5.5 geeft een indicatie of er in de toekomst wel duidelijke veranderingen te verwachten zijn. In alle gevallen is er een opgaande trend tussen de perioden in het verleden ( ) en in de toekomst. Merk op dat de verschillen tussen de periode en de perioden in de toekomst alleen het effect van het versterkte broeikaseffect representeren. Ook in de toekomst zal er sprake zijn van natuurlijke variatie. Deze variatie wordt voor een aanzienlijk deel meegenomen door telkens een periode van 30 jaar te nemen, maar Tabel 5.3 laat zien dat niet alle natuurlijke variatie hiermee wordt beschreven. Het verschil tussen het aantal dagen met > 20 mm of > 30 mm in de periode en rond 2030 is in veel gevallen niet groot. Voor Vlissingen en De Bilt valt het aantal dagen met >20 mm in het W-scenario wel buiten de betrouwbaarheidsrange voor de periode Het aantal dagen met >20 mm verschilt wel vaker significant tussen en de periode rond 2050 (maar nooit voor scenario G). Voor het aantal dagen met >30 mm zijn er bijna nooit significante verschillen tussen en de periode rond Het verschil tussen de maximale dagneerslag die eens in de 10 jaar wordt overschreden in de periode en rond 2030 is in bijna alle gevallen niet significant. Alleen het 18
19 W-scenario voor De Bilt laat een duidelijke toename zien. De waarden voor het W- scenario rond 2050 vallen in alle gevallen buiten de betrouwbaarheidsrange voor de periode , maar voor het G+-scenario juist niet. Voor de clustering van dagen met veel neerslag geldt hetzelfde als voor clustering van dagen met hoge temperaturen: nl. dat op basis van de analyses voor de KNMI'06 scenario's hierover voor de toekomst geen uitspraak te doen is. Wel geven de scenario's informatie over de verandering in maximale neerslagsommen per 5 of 10 dagen (zie v.d. Hurk et al, 2006, Figuur 4.15). In de winter veranderen de meerdaagse neerslagsommen die eens in de 10 jaar worden overschreden ongeveer evenveel als de maximale dagneerslagsom. In de zomer is dit echter niet het geval: in alle gevallen is daar de verandering in meerdaagse neerslagsommen met een herhalingstijd van eens in de 10 jaar minder sterk dan de verandering in maximale dagneerslagsom, en in de G+ en W+ scenario's kan er zelfs sprake zijn van een afname van de 5 en 10-daagse maximale neerslagsommen ten op zichte van de periode IJsafzetting IJsafzetting aan bijvoorbeeld bovengrondse kabels kan optreden bij temperaturen onder 0 C of net daarboven, en als er tegelijkertijd neerslag of veel vochtige lucht is. Daarnaast zijn er nog andere factoren zoals windsnelheid, die een rol kunnen spelen. Verleden en nu Er zijn in het verleden geen systematische waarnemingen gedaan van ijsafzetting over een langere periode. Daarom is niet vast te stellen of de kans hierop nu anders is dan in het verleden. Zware ijsafzetting is bovendien vrij zeldzaam en het vertoont grote verschillen tussen jaren. Bij zeldzame gebeurtenissen is het moeilijker mogelijke significante veranderingen of trends vast te stellen (zelfs als er systematisch was waargenomen, was de kans klein dat er significante verschillen waren vast te stellen). Omdat er veel factoren zijn die bepalen of er veel ijsafzetting plaatsvindt, is het ook niet mogelijk om (binnen korte tijd) op basis van bijv. alleen temperatuur en neerslag een redelijke inschatting te maken van de kans op zware ijsafzetting. Toekomst Voor de toekomst zijn vanwege de bovenstaande redenen ook geen kwantitatieve getallen te geven. Echter, in alle KNMI'06 klimaatscenario's stijgt de gemiddelde temperatuur, ook in de winter. Hierdoor zal het aantal dagen per jaar met (gedurende tenminste een deel van de dag) temperaturen onder of rond 0 C afnemen. Het aantal natte dagen in de winter neemt in de scenario's ook niet of nauwelijks toe. Op basis hiervan lijkt het dus niet waarschijnlijk dat de kans op zware ijsafzetting in de toekomst zal toenemen. Het lijkt aannemelijker dat de kans afneemt. Echter ook in de toekomst kunnen er nog grote verschillen tussen jaren optreden Wind en storm Verleden en nu Uit metingen op KNMI-stations blijkt dat het totale aantal stormen (vanaf windkracht 6 in het binnenland en 7 aan de kust) in Nederland sinds 1962 is afgenomen. Dergelijke gebeurtenissen komen gewoonlijk gemiddeld 10 keer per jaar voor, maar momenteel kennen we er 20-40% minder dan begin jaren zestig. De trends in de hoogste daggemiddelde windsnelheden per jaar zijn bovendien niet voor alle stations in Nederland gelijk: vergelijk de trends in IJmuiden en De Bilt (figuur 5.3). 19
20 De meetgegevens over wind bevatten over het algemeen veel inhomogeniteiten door veranderingen in meetmethoden, meethoogten, etc. Voor een aantal stations zijn de gegevens van 1962 tot en met nu gehomogeniseerd. Echter deze meetreeksen zijn te kort om veranderingen in het aantal zware stormen (minstens windkracht 10 à 11) bij ons vast te stellen. Daarvoor komen ze te weinig voor, gemiddeld namelijk minder dan 1 keer per jaar. Fig. 5.3 Hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar in IJmuiden (links) en in De Bilt (rechts) tussen 1962 en De dikke zwarte lijn volgt een voortschrijdend 30-jaar gemiddelde. Voor het ontwerp van o.a. schoorstenen zijn data over extreme windsnelheden (uurwaarden, of windstoten) met lange herhalingstijden nodig. Op basis van de beschikbare hoeveelheid gegevens kan niet worden aangegeven of deze kansen in het verleden, ten opzichte van nu, duidelijk zijn veranderd. Toekomst Klimaatmodellen berekenen dat het totale aantal stormen op de gematigde breedte van het Noordelijk Halfrond licht afneemt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de zwaarste stormen in kracht toenemen, maar die aanwijzingen zijn erg onzeker. In de G en W scenario s verandert de hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar tot 2050 nauwelijks ( 1%). De klimaatmodellen die zijn gebruikt voor de G+ en W+ scenario s laten een lichte toename zien van de hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar. De sterkte van de zware stormen, die momenteel minder dan eens per jaar voorkomen, nemen boven Noordwest Europa eveneens licht toe. Op basis van de voor de KNMI'06 geanalyseerde mondiale klimaatmodellen is er geen reden aan te nemen dat de sterkte van deze zware stormen sterker zal stijgen dan de verandering in de sterkte van de hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar. De toename in de hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar in de G+ en W+ scenario's van circa +2% per graad wereldwijde temperatuurstijging tot 2050 is klein ten opzichte van de jaar-op-jaar variatie en de natuurlijke schommelingen op langere termijn (figuur 5.3) Rivierwaterstanden en overstromingsgevaar Voor sommige processen binnen raffinaderijen wordt gebruik gemaakt van lucht- en/of waterkoeling. Bij het bepalen van een locatie van een raffinaderij zal de kans op wateroverlast/overstroming meespelen, o.a. uit oogpunt van veiligheid en milieu (kans op vervuiling van de omgeving). Voor deze aspecten is informatie over rivierwaterstanden (en grondwaterstanden) en zeewaterstanden van belang. 20
21 Het KNMI doet zelf geen onderzoek naar rivierafvoeren en overstromingskansen. Wel levert het informatie aan het RIZA (Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling) en aan RIKZ (Rijksinstituut voor de Kust en Zee) voor bijv. berekeningen m.b.t. rivierafvoeren, waaruit de beschikbaarheid van koelwater in de toekomst is af te leiden voor de verschillende toekomstscenario's. RIZA heeft inmiddels een eerste studie uitgevoerd naar rivierwaterafvoeren en grondwaterstanden onder de oude en nieuwe KNMI-klimaatscenario's. Ook het RIKZ heeft gekeken of de bestaande beleidsscenario's moeten worden aangepast naar aanleiding van de nieuwe KNMI'06 klimaatscenario's. Resultaten hiervan zijn o.a. gepresenteerd tijdens een symposium op 20 juni (voor presentaties zie: Uit de analyses blijkt dat onder alle KNMI'06 scenario's de gemiddelde rivierafvoer van de Rijn en de Maas in de winter rond 2050 toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. In de zomer verandert er weinig in de rivierafvoeren in de G en W scenario's (slechts geringe afname), maar in de G+ en W+ scenario's nemen de gemiddelde rivierafvoeren rond 2050 af, vooral in de Rijn (Buiteveld en Kroon, 2006). Fig Gemiddelde afvoer van de Rijn voor verschillende klimaatscenario's rond 2050 vergeleken met de huidige situatie(bron: Buiteveld & Kroon, 2006). 21
22 Referenties Hurk, B.J.J.M. van den, A.M.G. Klein Tank, G. Lenderink, A.P. van Ulden, G.J. van Oldenborgh, C.A. Katsman, H.W. van den Brink, F. Keller, J.J.F. Bessembinder, G. Burgers, G.J. Komen, W. Hazeleger en S.S. Drijfhout, KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI-publicatie: WR , 30/5/2006, pp82. IPCC, Climate Change 2001: The scientific basis. Contribution of Working Group I to the Third Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. J.T. Houghton et al. (eds), Cambridge University Press. KNMI, Klimaatatlas van Nederland, de normaalperiode KNMI, Klimaat in de 21e eeuw; vier scenario's voor Nederland. KNMI-publicatie: PR, KNMI brochure, 30/5/2006. Können, GJ (2001): Climate Scenarios For Impact Studies In The Netherlands; zie Kors, A.G., F.A.M. Claessen, J.W. Wesseling and G.P. Können, Scenario s externe krachten voor WB21; WL Delft Hydraulics; Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI); Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RWS, RIZA) (in Dutch). Buiteveld, H. & T. Kroon, Toekomstig waterbeheer op basis van KNMI06 scenario s. Nieuwsbrief crisisbeheersing juli/augustus ( STOWA, Statistiek van extreme neerslag in Nederland. Rapport
23 ANNEX 1: Metadata KNMI-stations Rotterdam (06344) Rotterdam Positie: 51 57' N.B ' O.L Terreinhoogte: -4,8 meter t.o.v. NAP. Metingen: temperatuur heden; neerslag heden; luchtdruk heden; wind heden. Karakteristiek omgeving: Gelegen in polder, voornamelijk grasland, zuidoostelijk aangrenzend stad Rotterdam. Vliegveld Grondsoort: Klei Hoogte barometer: -4,6 meter t.o.v.nap. Hoogte windmeetmast: 10 meter Temperatuurmetingen: gemeten m.b.v. : thermograaf in Stevensonhut (op 1,50 meter boven maaiveld) weerstandsmeting in Stevensonhut (op 1,50 meter boven maaiveld); tevens vanaf nieuwe lokatie verplaatsing waarnemingsterrein elektrische sensoren (op 1,50 meter boven maaiveld) t.b.v. AMIS heden elektrische sensoren in schotelhut (op 1,50 meter boven maaiveld) Neerslagmetingen: gemeten m.b.v. : elektrische regenmeter type LMD (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) pluviograaf (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) elektrische meting (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) tbv AMIS heden elektrische meting (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) Vlissingen (06310) Vlissingen Positie: 51 27' N.B 'O.L. Terreinhoogte: +8,0 meter t.o.v. NAP. Metingen: heden Karakteristiek omgeving: Kuststation, gelegen op havenpier aan de Westerschelde Grondsoort: n.v.t. Hoogte barometer: +9,7 meter t.o.v. NAP. Hoogte windmeetmast: 20 meter Tijdelijke verplaatsingen: Hotel Brittannia, Positie: 51 27' N.B ' O.L., Terreinhoogte t.o.v. NAP: +8,0 meter Hotel Noordzee Boulevard, Positie: 51 26' N.B ' O.L., Terreinhoogte t.o.v. NAP: +8,0 meter West Souburg, Positie: 51 28' N.B ' O.L., Terreinhoogte t.o.v. NAP: -0,5 meter Temperatuurmetingen: gemeten m.b.v. : thermograaf in een soort kooi (op 2,20 meter boven maaiveld) 23
24 thermograaf in Stevensonhut (op 2,20 meter boven maaiveld) thermograaf in Stevensonhut (op 8,80 meter boven maaiveld) thermograaf in Stevensonhut (op 2,20 meter boven maaiveld) thermograaf in Stevensonhut (op 1,50 meter boven maaiveld) weerstandsmeting in Stevensonhut (op 1,50 meter boven maaiveld) heden elektrische sensoren in schotelhut (op 1,50 meter boven maaiveld) Neerslagmetingen: gemeten m.b.v. : pluviograaf (vangoppervlak 4 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) pluviograaf (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) heden elektrische meting (vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) De Bilt (06260) De Bilt Positie: 52 06' N.B 'O.L. Terreinhoogte: +2,0 meter t.o.v. NAP. Metingen: heden Karakteristiek omgeving: Gelegen in overgangsgebied van Utrechtse heuvelrug naar Kromme Rijngebied; half open landschap: gras- en bouwland afgewisseld door bebouwing en bebossing Grondsoort: Zand Hoogte barometer: +3,6 meter t.o.v.nap. Hoogte windmeetmast: 20 meter Temperatuurmetingen: gemeten m.b.v. : thermograaf in grote pagodehut (op 2,20 meter boven maaiveld thermograaf in Stevensonhut (op 2,20 meter boven maaiveld) weerstandsmeting in Stevensonhut (op 1,50 meter boven maaiveld) heden elektrische sensoren in schotelhut (op 1,50 meter boven maaiveld) Neerslagmetingen: gemeten m.b.v. : pluviograaf(vangoppervlak 4 dm2 op 1,50 meter boven maaiveld) pluviograaf(vangoppervlak 4 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) pluviograaf(vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) heden elektrische meting(vangoppervlak 2 dm2 op 0,40 meter boven maaiveld) 24
25 ANNEX 2: Controle basisgegevens Voor de analyses is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het zelfde type bestand, nl. de ECA/ECD dataset. Deze data set is gebaseerd op de gegevens van de KNMI-stations en de KNMI-neerslagstations. De KNMI-stations hebben gegevens voor een groot aantal klimaatvariabelen, en de gegevens beslaan per dag de periode uur UT. In het begin zijn de metingen "met de hand" verricht, maar op een gegeven moment is men op deze stations overgegaan op automatische metingen (AWS). Het is bekend dat de neerslagmetingen van deze AWS'en gemiddeld ong. 5% afwijken van de handmatige metingen. Tot voor enkele jaren zijn de AWS-neerslagmetingen gecorrigeerd voor deze afwijking, maar nu gebeurd dat niet meer. In de ECA/ECD dataset zitten de gegevens van de "handmatige" uur UT metingen. Deze worden als het meest betrouwbaar gezien. Voor dit rapport zijn geen uitgebreide analyses op inhomogeniteiten uitgevoerd, maar er is wel op het oog gecheckt of er trendbreuken zichtbaar zijn. Voor de maximum temperatuur waren analysegegevens met betrekking tot inhomogeniteiten beschikbaar. Deze zijn hieronder vermeld. Rotterdam: temperatuur Figuur A2.1. Maximum dagtemperatuur zoals gemeten voor station Rotterdam. Voor Rotterdam zijn er op het oog geen duidelijke veranderingen in de variabiliteit binnen jaren en tussen jaren in de gemiddelde maximum temperatuur per jaar vanaf het moment van veranderingen in temperatuurmetingen (1964, 1988, en 1993). De analyses voor ECA geven aan dat er mogelijk in de jaren 1958, 1970 en 1980 trendbreuken zichtbaar zijn, echter deze zijn niet direct te verbinden aan veranderingen in meetmethoden. Voor het jaar 1956 is niet voor alle dagen een waarneming beschikbaar. De gegevens vanaf 1957 zijn voor de analyses in dit rapport gebruikt. Rotterdam: Neerslag Figuur A2.2. Neerslag per dag zoals gemeten voor station Rotterdam. 25
26 Voor Rotterdam zijn er geen gegevens beschikbaar via de ECA/ECD database. Daarom zijn toch de gegevens van het Automatische WeerStation (AWS) gebruikt, hoewel deze de laatste jaren niet zijn gecorrigeerd voor de bias t.o.v. de handmatige metingen. Een AWS geeft bovendien neerslaggegevens voor uur UT, terwijl de neerslaggegevens in het ECA/ECD bestand neerslaggegevens voor uur geven. Op het oog zijn er geen duidelijke veranderingen in de dagneerslag en in de jaarsommen op de momenten van veranderingen in metingen (1984, 1988, 1993). De gehele dataset is daarom gebruikt. Vlissingen: temperatuur Figuur A2.3. Maximum dagtemperatuur zoals gemeten voor station Vlissingen. Voor Vlissingen zijn er op het oog geen duidelijke veranderingen op het moment van de meeste veranderingen in temperatuurmetingen (1930, 1943, 1961, 1974 en 1993). De analyses voor ECA geven aan dat er mogelijk in de jaren 1930, trendbreuken optreden. Alleen voor 1930 is dit terug te voeren op verandering in meetmethoden. De laatste positieverandering van het weerstation heeft in 1958 plaatsgevonden. Er missen data in de jaren 1944 en De gegevens van de periode zijn daarom niet gebruikt. Aangezien er op het oog geen grote veranderingen zijn opgetreden, zijn de gegevens voor 1944 en na 1950 wel gebruikt. Wel moet bij de interpretatie rekening worden gehouden met het mogelijke effect van deze inhomogeniteiten. Vlissingen: neerslag Figuur A2.4. Dagneerslag zoals gemeten voor station Vlissingen. Voor Vlissingen zijn er op het oog geen duidelijke systematische veranderingen in neerslag en neerslagsommen per jaar te zien na ongeveer Aan het begin van de metingen zijn er een aantal erg lage jaarneerslagsommen, en rond 1900 is er een periode van ongeveer 20 jaar met relatief lage jaarneerslagsommen. Echter, voor dit rapport zijn gegevens vanaf 1921 nodig. Rond 1962 en 1993 hebben er ook veranderingen plaatsgevonden, maar dit heeft op het oog geen duidelijke inhomogeniteiten opgeleverd. 26
27 De Bilt: temperatuur Figuur A2.5. Maximum dagtemperatuur zoals gemeten voor station De Bilt. Voor De Bilt zijn er op het oog geen duidelijke veranderingen op het moment van de meeste veranderingen in temperatuurmetingen (1950, 1961, en 1993). Volgens de ECA analyses zou er mogelijk een trendbreuk in 1949 zitten. Dit kan wellicht teruggeleid worden naar de verandering in Aangezien er op het oog geen grote veranderingen zijn opgetreden, zijn wel alle gegevens gebruikt. Wel moet bij de interpretatie rekening worden gehouden met het mogelijke effect van deze inhomogeniteiten. De Bilt: neerslag Figuur A2.6. Maximum dagtemperatuur zoals gemeten voor station De Bilt. Voor De Bilt zijn er op het oog geen duidelijke veranderingen in neerslag en neerslagsommen per jaar op het moment van de meeste veranderingen in neerslagmetingen (1946, 1981, en 1993). Alle beschikbare gegevens zijn daarom gebruikt. 27
Klimaat in de 21 e eeuw
Klimaat in de 21 e eeuw Hoe verandert ons klimaat? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd en voor Nederland Mogelijke
Nadere informatieKlimaatverandering Wat kunnen we verwachten?
Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en
Nadere informatieKlimaatverandering. Opzet presentatie
Klimaatverandering Welke extremen kunnen we in de toekomst verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Klimaatscenario
Nadere informatieKlimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland
Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering
Nadere informatieKNMI 06 klimaatscenario s
KNMI 06 klimaatscenario s Stof tot nadenken? Opzet presentatie Klimaatverandering en het (versterkte) broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering De nieuwe KNMI-klimaatscenario s Mogelijke effecten 1
Nadere informatieKlimaatverandering. Opzet presentatie
Klimaatverandering Wat kunnen we in de toekomst verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd/in
Nadere informatieKlimaatverandering in internationaal perspectief
Klimaatverandering in internationaal perspectief Gaan onze buurlanden uit van dezelfde verandering? Janette Bessembinder Stelling 1 Als de warme golfstroom tot stilstand komt, wordt het in Nederland minstens
Nadere informatieKNMI 06 klimaatscenario s
KNMI 06 klimaatscenario s Hoe verandert ons klimaat? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Klimaatscenario s Mogelijke
Nadere informatieAlbert Klein Tank, Geert Lenderink, Bernadet Overbeek, Janette Bessembinder, KNMI
Klimaatverandering in Nederland Aanvullingen op de KNMI 06 scenario s Albert Klein Tank, Geert Lenderink, Bernadet Overbeek, Janette Bessembinder, KNMI De KNMI klimaatscenario s voor Nederland uit 2006
Nadere informatieNieuwe KNMIklimaatscenario s. Janette Bessembinder e.v.a.
Nieuwe KNMI klimaatscenario s Nieuwe KNMIklimaatscenario s 2006 2006 Janette Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Klimaatverandering Waargenomen veranderingen Wat zijn klimaatscenario s? Huidige en nieuwe
Nadere informatieKlimaatverandering. Opzet presentatie
Klimaatverandering Mondiaal en in Nederland J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd/in Europa
Nadere informatieKlimaatverandering. Opzet presentatie
Klimaatverandering Wat kunnen we in Nederland verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering) en het broeikaseffect? Waargenomen klimaatverandering KNMI 06 klimaatscenario
Nadere informatie-Klimaatverandering, klimaatscenario s en gevolgen voor beleid en beheer-
Klimaatverandering; wat komt er op ons af? -Klimaatverandering, klimaatscenario s en gevolgen voor beleid en beheer- Het klimaat in Nederland gaat veranderen. Op dit moment is dat nog niet te merken. De
Nadere informatieklimaatscenarios klimaatscenarios De KNMI 06
De KNMI 06 klimaatscenarios klimaatscenarios wat zijn ze? hoe worden ze gemaakt? waarin verschillen ze van de vorige? Bart van den Hurk, Geert Lenderink, Aad van Ulden, Janette Bessembinder, Franziska
Nadere informatieENQUETE. Inventarisatie van wensen m.b.t. gegevens over klimaatverandering. Retourneer deze enquête a.u.b. aan:
ENQUETE Inventarisatie van wensen m.b.t. gegevens over klimaatverandering Binnen het BSIK-programma "Klimaat voor Ruimte" (website: http://www.klimaatvoorruimte.nl/) wordt veel aandacht besteed aan de
Nadere informatieklimaatverandering en zeespiegelstijging Klimaatverandering en klimaatscenario s Achtergronden Prof Dr Bart van den Hurk
Achtergronden Klimaatverandering en klimaatscenario s Prof Dr Bart van den Hurk Watis 06 hetmondiale klimaatprobleem? Klimaatverandering is van alle tijden Natuurlijke invloeden: Interne schommelingen
Nadere informatieKlimaat, -verandering en -scenario s
Klimaat, -verandering en -scenario s Janette Bessembinder et al. Opzet presentatie Wat is klimaat en klimaatverandering Waargenomen veranderingen Klimaatscenario s Klimaatdienstverlening 1 Wat is klimaat?
Nadere informatie3 november 2014. Inleiding
3 november 2014 Inleiding In 2006 publiceerde het KNMI vier mogelijke scenario s voor toekomstige veranderingen in het klimaat. Het Verbond van Verzekeraars heeft vervolgens doorgerekend wat de verwachte
Nadere informatieKlimaatverandering & schadelast. April 2015
Klimaatverandering & schadelast April 2015 Samenvatting Het Centrum voor Verzekeringsstatistiek, onderdeel van het Verbond, heeft berekend in hoeverre de klimaatscenario s van het KNMI (2014) voor klimaatverandering
Nadere informatietijdreeksen voor de toekomst
Klimaatverandering, klimaatscenario s en tijdreeksen voor de toekomst J. Bessembinder J. Beersma, KNMI Opzet presentatie Definitie klimaat en klimaatscenario s Mondiale en regionale klimaatscenario s Relatie
Nadere informatie9:45 Overzicht van de KNMI 06 klimaatscenario s. neerslag en potentiele verdamping. Aad van Ulden en Geert Lenderink
9:30 Inleiding ochtendvoorzitter Gerbrand Komen 9:45 Overzicht van de KNMI 06 klimaatscenario s Bart van den Hurk 10:15 Constructie van scenario s voor temperatuur, neerslag en potentiele verdamping Aad
Nadere informatieKlimaatscenario s, bandbreedtes en gebruik daarvan. Janette Bessembinder e.v.a.
Klimaatscenario s, bandbreedtes en gebruik daarvan Janette Bessembinder e.v.a. Opzet Waarom klimaatscenario s Bandbreedte extreme neerslag Transformatie Gebruik klimaatscenario s Klimaatscenario s Klimaatscenario
Nadere informatieKlimaatveranderingstand. wetenschap. Prof Wilco Hazeleger
Klimaatveranderingstand van de wetenschap Prof Wilco Hazeleger Achtergrond Wetenschap kan nooit absolute zekerheden bieden Het klimaatsysteem is complex Beperkingen in kennis en waarnemingen Beleid wil
Nadere informatieDe KNMI 14 klimaatscenario s Neerslag en neerslagextremen
De KNMI 14 klimaatscenario s Neerslag en neerslagextremen Geert Lenderink KNMI 26 mei 2014: presentatie KNMI14 scenario s De Basis: het 5de IPCC rapport van WG1 (2013) 1. Kennis m.b.t. globale klimaatverandering
Nadere informatieKNVWS Delft. Overzicht
Het klimaat in de afgelopen en komende 100 jaar KNVWS Delft 17 oktober 2017 Peter Siegmund KNMI Overzicht Het klimaat van de afgelopen 100 jaar: temperatuur, neerslag, diversen Het broeikaseffect Klimaatmodellen
Nadere informatieKlimaat in de 21 e eeuw vier scenario s voor Nederland
Postadres: Postbus 21, 373 AE De Bilt Bezoekadres: ilhelminalaan 1 Telefoon 3-22 6 911, Telefax 3-22 1 47 www.knmi.nl Meer informatie? Voor meer informatie over de nieuwe klimaatscenario s voor Nederland,
Nadere informatieKLIMAATVERANDERING. 20e eeuw
KLIMAATVERANDERING 20e eeuw Vraag De temperatuur op aarde is in de afgelopen honderd jaar gestegen met 0.2-0.5 C 0.6-0.9 C Antwoord De temperatuur op aarde is in de afgelopen honderd jaar gestegen met
Nadere informatieKNMI: weer, klimaat en wateroverlast in bebouwd gebied
KNMI: weer, klimaat en wateroverlast in bebouwd gebied Janette Bessembinder et al. Opzet presentatie Wat is en doet het KNMI? Oorzaken wateroverlast in bebouwd gebied Waarnemen: hoe doen we dat? Waargenomen
Nadere informatieKlimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014
Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014 Klimaateffectschetsboek Scheldemondraad: Actieplan Grensoverschrijdende klimaatbeleid, 11 september 2009 Interregproject
Nadere informatieNIEUWE NEERSLAG- STATISTIEKEN VOOR KORTE TIJDSDUREN
NIEUWE NEERSLAG- STATISTIEKEN VOOR KORTE TIJDSDUREN Extreme buien zijn extremer geworden 2018 12A In opdracht van STOWA hebben het KNMI en HKV Lijn in water nieuwe neerslagstatistieken afgeleid voor korte
Nadere informatieNNV-bestuursstandpunt over de samenhang tussen klimaatverandering en energiegebruik
NNV-bestuursstandpunt over de samenhang tussen klimaatverandering en energiegebruik Het klimaat is een complex systeem waarin fysische, chemische en biologische processen op elkaar inwerken. Die complexiteit
Nadere informatieSchaling neerslagstatistiek korte duren obv Stowa (2015) en KNMI 14
Schaling neerslagstatistiek korte duren obv Stowa (2015) en KNMI 14 Van: Jules Beersma (KNMI) (mmv Geert Lenderink en Adri Buishand) Aan: Paul Fortuin (RWS-WVL) 20161214 (definitief) Inleiding RWS-WVL
Nadere informatieVan klimaatscenario's naar klimaatverwachtingen: hoe betrouwbaar zijn klimaatmodellen? Geert Jan van Oldenborgh
Van klimaatscenario's naar klimaatverwachtingen: hoe betrouwbaar zijn klimaatmodellen? Geert Jan van Oldenborgh Inhoud Scenario's versus verwachtingen Betrouwbaarheid Seizoensverwachtingen Klimaatmodellen
Nadere informatieNieuwe statistieken: extreme neerslag neemt toe en komt vaker voor
Nieuwe statistieken: extreme neerslag neemt toe en komt vaker voor Hans Hakvoort (HKV), Jules Beersma (KNMI), Theo Brandsma (KNMI), Rudolf Versteeg (HKV), Kees Peerdeman (Waterschap Brabantse Delta/STOWA)
Nadere informatieDe KNMI 14 klimaatscenario s Ontwikkelingen De scenario s Voorbeelden
De KNMI 14 klimaatscenario s Ontwikkelingen De scenario s Voorbeelden Bart van den Hurk KNMI 2006 2009 2011 2014 KNMI 06 8 jaar verder IPCC 2007 en 2013 IPCC, 2007 IPCC, 2013 IPCC 2007 en 2013 IPCC, 2007
Nadere informatieKNMI'14 scenario's. Siebe Bosch WHITEPAPER CONVERSIE VAN DE NEERSLAGREEKS DE BILT ONDER DE '14-KLIMAATSCENARIO'S
HYDROCONSULT / WHITEPAPER KLIMAATSCENARIO'S KNMI'14 WHITEPAPER KNMI'14 scenario's CONVERSIE VAN DE NEERSLAGREEKS DE BILT ONDER DE '14-KLIMAATSCENARIO'S Siebe Bosch 1 HYDROCONSULT / WHITEPAPER KLIMAATSCENARIO'S
Nadere informatieMeteorologische gegevens,
Bron: KNMI (2010, 2011). Indicator 30 november 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Voor
Nadere informatieHiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen?
Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen? In de periode 1998-2012 is de mondiale temperatuurtrend beduidend kleiner dan in de decennia ervoor. Deze trendbreuk wordt ook wel hiatus genoemd. De
Nadere informatieRISICOSIGNALERING Storm
RISICOSIGNALERING Storm Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING Storm Er is sprake van storm (9 Beaufort) bij een gemiddelde wind van 75-88 km/uur (21m/s), van zware storm (10 Beaufort)
Nadere informatieZeespiegelmonitor 2018
Zeespiegelmonitor 2018 Wat is de aanleiding van dit rapport? Jaarlijks rapporteren Deltares en HKV met de Zeespiegelmonitor over de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust. De zeespiegel en het getij
Nadere informatieHet klimaat verandert, wat nu?
Het klimaat verandert, wat nu? Lesley De Cruz, Rozemien De Troch Koninklijk Meteorologisch Instituut De Limburgse Klimaattop, 18 september 2017 De Cruz et al. (KMI) Klimaatverandering 20170918 1 / 23 1
Nadere informatieNieuwe statistiek voor extreme neerslag
Nieuwe statistiek voor extreme neerslag J.B. Wijngaard (KNMI) M. Kok (HKV LIJN IN WATER) A. Smits (KNMI) M. Talsma (STOWA) Samenvatting In dit artikel wordt de nieuwe statistiek voor extreme neerslaghoeveelheden
Nadere informatieMeteorologische gegevens,
Bron: KNMI. Indicator 1 april 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2013 bedroeg de
Nadere informatieMeteorologische gegevens,
Bron: KNMI (2003, 2009). Indicator 2 februari 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De
Nadere informatieKlimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN
Klimaatverandering Urgentie in Slow Motion Bart Verheggen ECN http://klimaatverandering.wordpress.com/ @Bverheggen http://ourchangingclimate.wordpress.com/ De wetenschappelijke positie is nauwelijks veranderd
Nadere informatieMaxXfan Klimaatsontwikkelingen van de afgelopen decennia
Klimaatsontwikkelingen van de afgelopen decennia Geschreven door: Raymond van Benthem In opdracht van: Inleiding De jaren 1990, 1999 en 2000 voeren de lijst aan van warme jaren sinds 1901. Direct daarna
Nadere informatieEvolutie van het klimaat in België
Hans Van de Vyver Koninklijk Meteorologisch Instituut 11 januari 2013 Introductie wetenschappelijke activiteiten MERINOVA-project: Meteorologische risico s als drijfveer voor milieukundige innovatie in
Nadere informatieRISICOSIGNALERING Zware regen
RISICOSIGNALERING Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING staat meestal synoniem voor een extreme hoeveelheid neerslag en kan in Nederland het hele jaar voorkomen. In het winterhalfjaar
Nadere informatieTemperatuur oppervlaktewater,
Indicator 13 december 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gemiddelde watertemperatuur
Nadere informatieKNMI next klimaatscenario s. Bernadet Overbeek Gé Verver
KNMI next klimaatscenario s Bernadet Overbeek Gé Verver Inhoud 1. Totstandkoming klimaatscenario s 2. Keuzes KNMI next scenario s 3. Afstemming met gebruikers 4. Vragenronde: wensen uit beleid Klimaatscenario
Nadere informatieKlimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering. Klimaatverandering 8-10-2012. Klimaatverandering
Zonne-energie 2012: prijs 21 ct per kwh; 2020 prijs 12 ct kwh Groen rijden; energiehuizen, biologisch voedsel Stimular, de werkplaats voor Duurzaam Ondernemen Stichting Stimular www.stimular.nl 010 238
Nadere informatieNOG MEER NATTIGHEID? Door John van Boxel en Erik Cammeraat
NOG MEER NATTIGHEID? Door John van Boxel en Erik Cammeraat Het jaar 1998 was in Nederland het natste van deze eeuw. De afgelopen jaren zijn we echter vaker geconfronteerd met grote neerslaghoeveelheden.
Nadere informatieExtreme neerslaggebeurtenissen nemen toe en komen vaker voor
Nieuwe neerslagstatistieken voor het waterbeheer: Extreme neerslaggebeurtenissen nemen toe en komen vaker voor 2015 10A In 2014 heeft het KNMI met het oog op klimaatverandering nieuwe klimaatscenario s
Nadere informatieEen les met WOW - Temperatuur
Een les met WOW - Temperatuur Weather Observations Website HAVO - VWO WOW handleiding 1 Colofon Deze les is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van het
Nadere informatieRISICOSIGNALERING Droogte
RISICOSIGNALERING Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IEIDING heeft invloed op de groei van planten en gewassen, op de grondwaterstanden en daarmee indirect op bijvoorbeeld energiebedrijven
Nadere informatieEen les met WOW - Temperatuur
Een les met WOW - Temperatuur Weather Observations Website VMBO WOW handleiding 1 Colofon Deze handleiding is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van het
Nadere informatieMeteorologische gegevens,
Indicator 25 april 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2018 bedroeg de gemiddelde
Nadere informatieRISICOSIGNALERING Hitte
RISICOSIGNALERING Hitte Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING Hitte De temperatuur volgt een jaarlijkse cyclus die samenhangt met de zonnestand. Deze jaarlijkse cyclus is duidelijk zichtbaar
Nadere informatieKlimaat Services. Opzet presentatie
Klimaat Services J. Bessembinder Opzet presentatie Basis voor klimaat-services Voorbeelden confectie Voorbeelden maatwerk Basis confectie en maatwerk : tijdreeksen voor de toekomst Activiteiten binnen
Nadere informatieGeologische tijdschaal. AK 4vwo vrijdag 31 oktober. 11 Het klimaat door de tijd. inhoud
Hoofdstuk 1 Extern systeem en klimaatzones Paragraaf 11 t/m 14 inhoud Het klimaat door de tijd (par. 11) Het klimaat nu (par. 12) Het klimaat in de toekomst (par. 13) Klimaatbeleid (par. 14) AK 4vwo vrijdag
Nadere informatie- 1 - april mei juni juli augustus september maand
- 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7
Nadere informatieKans op een Elfstedentocht,
Indicator 23 februari 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De jaarlijkse kans op een Elfstedentocht
Nadere informatieScenario s voor zeespiegelstijging. Caroline Katsman TU Delft / Vloeistofmechanica
Scenario s voor zeespiegelstijging Caroline Katsman TU Delft / Vloeistofmechanica Waarnemingen- wereldgemiddeld grondboringen Waarnemingen- wereldgemiddeld grondboringen reconstructie uit getijdestations
Nadere informatieKlimaatinformatie op maat. De juiste data voor elke sector
Klimaatinformatie op maat De juiste data voor elke sector Klimaatinformatie voor adaptatie De Nederlandse overheid, kennisinstellingen en bedrijven werken hard aan klimaatadaptatie: het aanpassen aan de
Nadere informatieMemo. GASUNIE en NAM. Beste lezer,
Postadres: Postbus 201, 3730 AE De Bilt Bezoekadres: Wilhelminalaan 10 Telefoon 030-220 69 11, telefax 030-221 04 07 Memo GASUNIE en NAM Onderwerp Klimaatverandering en planning van capaciteit en volume
Nadere informatieVERANDEREN VAN KLIMAAT?
VERANDEREN VAN KLIMAAT? Tropisch klimaat, gematigd klimaat, klimaatopwarming, klimaatfactoren...misschien heb je al gehoord van deze uitdrukkingen. Maar weet je wat ze echt betekenen? Nova, wat bedoelen
Nadere informatieKlimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen
Klimaatverandering, waterhuishouding en adaptatienoden in Vlaanderen enkele aanvullende beschouwingen prof. dr. ir. Patrick Willems K.U.Leuven Afdeling Hydraulica Toekomstig klimaat? huidig klimaat: gematigd
Nadere informatieklimaatverandering Planet
klimaatverandering Planet 66 67 klimaatver andering De verandering van het klimaat wordt tegenwoordig gezien als de grootste milieudreiging in de wereld. Klimaatmodellen voorspellen op de lange termijn
Nadere informatieWeer en water in de 21 e eeuw
Weer en water in de 21 e eeuw Een samenvatting van het derde ipcc klimaatrapport voor het Nederlandse waterbeheer Het derde klimaatrapport van het ipcc 1 Waargenomen veranderingen in de 2 e eeuw t De mondiale
Nadere informatieCGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers and climate change"
Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Dhr. J.J. Atsma Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 20 september 2011 KENMERK ONDERWERP CGM/110920-02 Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers
Nadere informatieKoolstofcyclus in de zee. Stefan Schouten. NIOZ is part of the Netherlands Organisation for Scientific Research (NWO)
Koninklijk Royal Netherlands Nederlands Institute Instituut for voor Sea Research Zeeonderzoek Koolstofcyclus in de zee Stefan Schouten NIOZ is part of the Netherlands Organisation for Scientific Research
Nadere informatieKlimaatschetsboek Nederland
Klimaatschetsboek Nederland het huidige en toekomstige klimaat De Bilt, 2009 KNMI report 223 2 Klimaatschetsboek Nederland het huidige en toekomstige klimaat De Bilt, 2009 KNMI report 223 3 Inhoudsopgave
Nadere informatieKlimaat(les)marathon. Leren voor en over het klimaat
Klimaat(les)marathon Leren voor en over het klimaat DE ESSENTIE VAN KLIMAATVERANDERING CRASHCURSUS KLIMAATWETENSCHAP Prof. Dr. Wim Thiery INHOUD WAAROVER ZAL IK HET HEBBEN? - Wat is het klimaat? - Wat
Nadere informatieRISICOSIGNALERING Extreme kou
RISICOSIGNALERING Extreme kou Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING Extreme kou De temperatuur volgt een jaarlijkse cyclus die samenhangt met de zonnestand. Deze jaarlijkse cyclus is
Nadere informatieEen les met WOW - Neerslag
Een les met WOW - Neerslag Weather Observations Website VMBO WOW handleiding 1 Colofon Deze handleiding is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van het
Nadere informatieKlimaatscenario s. Bart van den Hurk (KNMI/IMAU) HOVO klimaatscenario s
Klimaatscenario s Bart van den Hurk (KNMI/IMAU) Kijken in de toekomst? Een greep uit de onzekerheden Het klimaatsysteem is te complex om te bevatten waarnemingen van alle relevante processen en feedbacks
Nadere informatieAchtergrondinformatie toelichtingen bij ppt1
Achtergrondinformatie toelichtingen bij ppt1 Dia 1 Klimaatverandering Onomstotelijk wetenschappelijk bewijs Deze presentatie geeft een inleiding op het thema klimaatverandering en een (kort) overzicht
Nadere informatieKNMI next klimaatscenario s. Bernadet Overbeek Gé Verver
KNMI next klimaatscenario s Bernadet Overbeek Gé Verver Inhoud 1. Totstandkoming klimaatscenario s 2. Keuzes KNMI next scenario s 3. Afstemming met gebruikers 4. Vragenronde: wensen uit beleid Klimaatscenario
Nadere informatieVerwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van maart 2011 Nummer LCW Droogtebericht
24 maart 2011 Nummer 2011-01 LCW Droogtebericht Verwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van 2011 De kans op lage afvoeren is voor de Rijn in het komende voorjaar en zomer groter
Nadere informatieImpact van klimaatverandering op hydrologische extremen langs Vlaamse waterlopen
Impact van klimaatverandering op hydrologische extremen langs Vlaamse waterlopen P.Willems, O.Boukhris, J.Berlamont K.U.Leuven Afdeling Hydraulica i.s.m. KMI (P.Baguis, E.Roulin, G. Demarée) & IMDC (J.Blanckaert)
Nadere informatieMeteorologische gegevens,
Bron: KNMI. Indicator 23 maart 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2015 bedroeg de
Nadere informatieKlimaatverandering in Nederland
Klimaatverandering in Nederland Aanvullingen op de KNMI o6 scenario s Klimaatverandering in Nederland 1 Inhoud Samenvatting 1 Introductie 1.1 Doel en inhoud 1.2 KNMI 06 klimaatscenario s Voorspelbaarheid
Nadere informatieRuimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen. & Impact op overstromingen en droogte
Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen & Impact op overstromingen en droogte Prof. dr. ir. Patrick WILLEMS KU Leuven - Afdeling Hydraulica Klimaateffecten & -impacten Klimaateffecten & -impacten
Nadere informatieKernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte
Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 26 april 2011 Nummer 2011-03 Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte
Nadere informatieKlimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding
Vlaamse Klimaatconferentie: Adaptatie, 26.5.2011, Antwerpen Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding Johan Brouwers Dienst Milieurapportering - MIRA, Vlaamse Milieumaatschappij
Nadere informatieBedreigingen. Broeikaseffect
Bedreigingen Vroeger gebeurde het nogal eens dat de zee een gat in de duinen sloeg en het land overspoelde. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. De mensen hebben de duinen met behulp van helm goed vastgelegd
Nadere informatie3 Aan: Geïnteresseerden Droogteberichtgeving
3 Aan: Geïnteresseerden Droogteberichtgeving Droogtebericht Droogtebericht voor waterbeheerders, Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater Nadat begin mei
Nadere informatieVeranderend weer en klimaatverandering
Veranderend weer en klimaatverandering Mensen reageren op het weer. Trek je een T-shirt aan of wordt het een trui? Ga je met de tram omdat het regent, of neem je de fiets omdat het toch droog blijft? Is
Nadere informatieOp weg naar de volgende generatie KNMI klimaatscenario s Albert Klein Tank et al.
Op weg naar de volgende generatie KNMI klimaatscenario s Albert Klein Tank et al. Agenda waarom klimaatscenario s voor NL? hoe komen ze tot stand? wat veroorzaakt de spreiding in de klimaatprojecties?
Nadere informatieNederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl
Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl 6 augustus 2018 Dit is een voorlopige versie. De methode kan nog verbeterd en de droogte van 2018 is nog niet ten einde. Commentaar
Nadere informatieKlimaateffectschetsboek Gelderland. Alterra DHV B.V. KNMI VU
Klimaateffectschetsboek Gelderland Alterra DHV B.V. KNMI VU Provincie Gelderland april 2008 2A KLIMAATEFFECTSCHETSBOEK Alterra, DHV, KNMI, VU dossier : B1661.01.001 registratienummer : versie : 2 Provincie:
Nadere informatieDe Elfstedentocht in een opwarmend klimaat: het kan nog!
De Elfstedentocht in een opwarmend klimaat: het kan nog! Auteurs: Hans Visser en Bart Strengers Datum: 1-2-2010 Het lijkt raar. Voor de tweede maal achtereen een koude winter, met volop schaatsen en sneeuw.
Nadere informatieImpact(test) extreme buien
Impact(test) extreme buien Harry van Luijtelaar, Stichting RIONED Minicursus stichting RIONED, 22 maart 2018 '2015 wordt warmste jaar ooit' GENEVE - Het jaar 2015 wordt waarschijnlijk het warmste jaar
Nadere informatieEen les met WOW - Neerslag
Een les met WOW - Neerslag Weather Observations Website HAVO - VWO WOW handleiding 1 Colofon Deze handleiding is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van
Nadere informatieKLIMAATEFFECTSCHETSBOEK. Tabel 2.1 Schematisch overzicht van de trends in klimaatvariabelen, behandeld in dit hoofdstuk 16A
KLIMAATEFFECTSCHETSBOEK Tabel 2.1 Schematisch overzicht van de trends in klimaatvariabelen, behandeld in dit hoofdstuk 16A Hoofdstuk 2 Primaire klimaateffecten 2 PRIMAIRE KLIMAATEFFECTEN Tabel 2.1 geeft
Nadere informatieKunnen we variaties in het klimaatsysteem begrijpen en voorzien?
Kunnen we variaties in het klimaatsysteem begrijpen en voorzien? Gerbrand Komen ex-knmi, IMAU 20 juni 2011 KNAW themabijeenkomst Wetenschappelijke modellen, wat kun je ermee? Met dank aan Wilco Hazeleger
Nadere informatieInhoudsopgave. Introductie Data Methode Resultaten Conclusies en aanbevelingen Referenties... 19
Inhoudsopgave Introductie... 2 Data... 4 Methode... 6 Resultaten... 9 Conclusies en aanbevelingen... 18 Referenties... 19 Extreme-neerslagcurven voor de 21 e eeuw 1 Introductie In maart van dit jaar zijn
Nadere informatieInventarisatie van wensen voor klimaatscenario s. Bernadet Overbeek Gé Verver
Inventarisatie van wensen voor klimaatscenario s Bernadet Overbeek Gé Verver Inhoud 1. Aanleiding 2. Doel 3. Toelichting op scenario s 4. Onze vragen Aanleiding voor inventarisatie van wensen Nieuwe KNMI
Nadere informatieHet Klimaatdebat. 09/01/2013 Bart Strengers
Het Klimaatdebat 1 De Klimaatwetenschap Brede overeenstemming over grote lijn en dat is in toenemende mate al decennia lang het geval De aarde warmt op en dat komt grotendeels door de mens. Wetenschap
Nadere informatie