%20Cultuureducatie%20met%20Kwaliteit.

Transcriptie

1 De randvoorwaarden In de bestuurlijke afspraak is vastgelegd dat de matching niet uit nieuw geld hoeft te bestaan. Zijn er beperkingen aan waar het geld vandaan komt? De beperkingen zijn dat het geld niet afkomstig mag zijn van de onderwijsbekostiging die scholen van het rijk ontvangen. Ook de middelen die verbonden zijn aan de Impuls brede scholen, sport en cultuur kunnen niet als matching worden opgevoerd. Voor mijn gemeente binnen de RAS regio is in de regeling een bedrag gereserveerd dat lager is dan ,- Is het mogelijk om, wanneer ik als gemeente zelf meer match dan 50% en daarmee toch op een activiteitenbegroting uitkom van ,-, alsnog een aanvraag in te dienen? Nee, dat is niet mogelijk, omdat volgens de regeling het aangevraagde bedrag minimaal ,- moet zijn. Ook voor de RAS regio s waarvoor minder dan ,- in de regeling gereserveerd is, geldt dat ze met een andere regio of grotere gemeente zullen moeten samenwerken om aan het minimum aan te vragen bedrag te komen. De intentieverklaring tot deelname aan de regeling moest in juli bij OCW ingediend zijn. Kunnen gemeenten die deze deadline gemist hebben niet meer meedoen? OCW heeft op 28 september een mail gestuurd aan alle betreffende gemeenten, waarin de termijn tot het indienen van een intentieverklaring verruimd wordt tot 1 november Mogen er meerdere aanvragen uit één deelnemende gemeente of provincie komen, of is het noodzakelijk dat er één centrale aanvrager/penvoerder is? Er mogen meerdere aanvragen uit één gemeente of provincie komen. De matchingspartner dient er hierbij wel op toe te zien dat het totaal aangevraagde bedrag van de verschillende aanvragen te samen niet hoger is dan het bedrag dat in de regeling is vastgesteld. Daarnaast dient de matchingspartner in de adhesieverklaring aan te geven hoe de verschillende plannen met elkaar samenhangen en hoe de samenhang in de uitvoering zal worden geborgd. Met het oog op deze samenhang en het feit dat de coördinatiekosten aan banden gelegd zijn (max.7%) heeft het overigens de voorkeur dat er één centrale aanvrager is. Deze kan bij de aanvraag en in de uitvoeringsfase de samenhang bewaken en ervoor zorgen dat er niet onnodig veel tijd gaat zitten in het afstemmen van activiteiten. Bovendien is het ook voor het onderwijs overzichtelijker wanneer de deelnemende instellingen samenwerken binnen één activiteitenplan. Moet de centrale aanvrager verplicht samenwerken met andere culturele instellingen? Nee, dat is niet verplicht, de centrale aanvrager kan ook de enige betrokken culturele instelling zijn. Is het ook mogelijk dat er een aanvraag komt van een provincie en de grote steden samen? Ja, dat is mogelijk. De in de regeling gereserveerde bedragen zullen dan bij elkaar worden opgeteld. Een gemeente of provincie dient het bedrag, dat bij het Fonds wordt aangevraagd, te matchen. Uit welke gelden moet deze matching afkomstig zijn? De gelden voor de matching kunnen niet afkomstig zijn uit de onderwijsbekostiging die scholen van het rijk ontvangen. Ook de middelen die verbonden zijn aan de Impuls brede scholen, sport en cultuur kunnen niet als matching worden opgevoerd. Voor het overige mogen de gelden overal vandaan komen. De aanvraag De regeling en het aanvraagformulier zijn erg uitgebreid en specifiek. Waarom is er voor deze route gekozen? Het betreft een stimuleringsregeling met veel betrokken partners: het rijk, de gemeenten en provincies, het Fonds, de culturele instellingen en het onderwijs. Daarom is het noodzakelijk heldere doelen te stellen,.zodat iedereen weet waar we naartoe werken en ook aantoonbaar is dat de middelen effectief worden ingezet. Dat brengt helaas een hoop techniek met zich mee. Het Fonds stelt zich echter pragmatisch op en voert gesprekken met betrokkenen over hoe praktisch met die techniek kan worden omgegaan. Ook is er een toelichting op het aanvraagformulier, waarin wordt aangegeven hoe met bepaalde vragen op het aanvraagformulier om te gaan. Deze toelichting is hier te vinden op de website van het Fonds: 1

2 %20Cultuureducatie%20met%20Kwaliteit.pdf Hoe ver dient/dienen (de plannen voor) een doorgaande leerlijn te zijn uitgewerkt in de aanvraag? Geef in de aanvraag in ieder geval aan welke ontwikkeling er gedurende de periode van 4 jaar wordt doorgemaakt. Maak deze ontwikkeling zo concreet mogelijk, in ieder geval voor 2013 en Geef daarbij ook aan op welke manier er geïnvesteerd wordt in contacten met het onderwijs. In mijn gemeente/provincie is een duidelijke opbouw in de plannen. Dit betekent dat in het eerste jaar minder activiteiten op minder plekken uitgevoerd zullen worden dan in de jaren daarna. Dat heeft financiële consequenties: het aangevraagde bedrag zal daarom per jaar verschillen. Mag dat? Ja, dat mag: evenals in de plannen kan er een opbouw in het budget en dus in het aan te vragen bedrag zitten. Houd er hierbij wel rekening mee dat het een jaarlijkse subsidie met een jaarlijkse afrekening betreft, dus dat er geen geld doorgeschoven kan worden. Het bedrag dat per jaar aangevraagd wordt kan dus nooit hoger zijn dan het bedrag dat voor de gemeente of provincie gereserveerd is in de regeling. Bovendien mag het aan te vragen bedrag ook niet lager zijn dan ,- Mag het aan te vragen bedrag per jaar verschillen, bijvoorbeeld doordat het aantal deelnemende scholen per jaar toeneemt? Ja, dat mag. Om allerlei redenen kan het zijn dat een aanvrager in de eerste jaren minder geld nodig heeft, dan wel minder geld kan matchen dan er in de regeling voor de gemeente of provincies waar de activiteiten plaatsvinden is gereserveerd. Er kan dan dus een lager bedrag worden aangevraagd, dat in de loop van de periode kan oplopen. Het bedrag dat per jaar aangevraagd wordt kan nooit hoger zijn dan het bedrag dat voor de gemeente of provincie gereserveerd is in de regeling. Bovendien mag het aan te vragen bedrag ook niet lager zijn dan ,- Er dient wel rekening gehouden te worden met het feit dat het een jaarlijkse subsidie betreft, waarbij jaarlijks dient te worden afgerekend. Het is daarom niet mogelijk om geld over de kalenderjaren heen door te schuiven. Kunnen activiteiten in het gehele schooljaar doorlopen? Nee, de regeling loopt van 1 januari 2013 tot en met 31 december Wel gaan we er vanuit dat er naar een passend vervolg op deze regeling gezocht zal worden, zodat activiteiten voortgezet kunnen worden. Maar daar kan bij het opstellen van de plannen niet op vooruit gelopen worden. Kan een onderwijsinstelling of een stichting uit het onderwijs de penvoerder zijn? Nee, dat kan niet. Omdat het een stimuleringsmaatregel is met cultuurgeld vanuit het cultuurbeleid, dienen aanvragen te komen van instellingen met een culturele doelstelling, dus bijvoorbeeld centra voor de kunsten of bibliotheken. Waar moet de inhoudelijk inbreng van scholen in de aanvraag uit blijken? Bij de aanvraag dient een zo concreet mogelijke lijst met scholen te zijn toegevoegd die voornemens zijn aan de regeling deel te nemen. Deze lijst kan bij de jaarlijkse verantwoording worden aangepast aan de bestaande situatie. Uit de aanvraag moet verder blijken hoe overleg heeft plaats gevonden met het onderwijs over de inhoud van de aanvraag. Het onderwijs dient inhoudelijk en financieel betrokken te zijn. Is er een indicatie voor de hoogte van de financiële bijdrage? Nee, er is geen indicatie. Binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit krijgen de scholen 10,90 per leerling vanuit de prestatiebox. Deze gelden kunnen in het kader van het programma worden ingezet, maar scholen mogen daar ook eventuele andere middelen voor gebruiken. Ook kan de inbreng van scholen bestaan uit de ureninzet van leerkrachten. Wat voor een school haalbaar is, zal van geval tot geval verschillen. Daarom is hier binnen de regeling geen minimum of maximum aan verbonden. Voor de volledigheid: de financiële inbreng van de scholen kan niet gerekend worden tot de matchingsbijdrage van de gemeente of provincie, maar komt daar bovenop. 2

3 Is er een concept adhesieverklaring? Deze zal vanaf 1 november 2012 op de site van het Fonds te downloaden zijn. Er bestaat de mogelijkheid op tot 1 november 2012 een conceptaanvraag aan de medewerkers van het Fonds voor te leggen. Hoe compleet dient dit concept te zijn? Het gaat erom een goede inschatting te kunnen maken van in hoeverre de voorgenomen activiteiten binnen de regeling passen. Het is daarom voldoende om een concept activiteitenplan en een concept begroting voor te leggen. Provincies werken vaak samen met gemeenten om de matching tot stand te brengen. Dient deze samenwerking te worden vastgelegd in aparte adhesieverklaringen van de gemeenten bij de aanvraag? Dit is geen vereiste. In de adhesieverklaring van de provincie, die wel verplicht bij de aanvraag hoort, verklaart de provincie immers dat de matching geregeld is. Het is echter wel aan te raden de afspraken rond de samenwerking vast te leggen, zodat er later geen onduidelijkheid over kan bestaan, bij de partners onderling of bij de accountant die de verantwoording doet. De manier waarop dit gebeurt kan pragmatisch zijn en zoveel mogelijk in de geest van de samenwerking worden vormgegeven. Wat wordt verstaan onder coördinatiekosten? Tot de coördinatiekosten worden gerekend alle personele en materiële kosten die samenhangen met het beheer van de bij de activiteiten betrokken organisaties (overheadlasten). Het totaal van de personele en materiële kosten voor de coördinatie van alle deelnemende instellingen te samen mag niet meer zijn dan 7% van de totale begroting. Bij personeelskosten kunt u denken aan een algemeen coördinator, overleguren met alle deelnemende instellingen, de accountant, een administratief medewerker, enz. Onder materiële kosten vallen kantoorkosten, de huur van vergaderruimten, portokosten, enz. De activiteiten Wat wordt verstaan onder een doorgaande leerlijn? Een doorgaande leerlijn bevat de volgende onderdelen: a. uitwerking per leerjaar van wat een kind moet kennen en kunnen aan het eind van de schoolperiode b. de plaats van cultuur in andere dan de cultuurvakken c. aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs d. aansluiting tussen binnenschools en buitenschools Kan de inzet van een kunstvakdocent in de klas onderdeel uitmaken van de plannen? Ja, dat kan, mits het een onderdeel is van een bredere strategie. Het gaat immers om verdieping en verankering binnen de school, dat betekent dus niet alleen: iemand van buiten de school naar binnen halen, maar juist om inbedding binnen de school zelf. Dus wanneer de inzet van een kunstvakdocent bijdraagt aan de verankering, kan dit in de plannen worden opgenomen. Mag je kiezen voor een selecte doelgroep, bijvoorbeeld alleen groep 3 en 4? Ja, dat mag, mits duidelijk is dat dit de eerste fase is van een traject naar een doorlopende leerlijn voor de gehele schoolcarrière van een kind. Moeten de activiteiten zich richten op alle scholen en alle leerlingen, of mogen we hierin keuzes maken? De regeling richt zich niet op de breedte van cultuureducatie, maar op de verdieping. Daarom richten activiteiten zich op scholen die zich willen profileren op het gebied van cultuureducatie. Hier mag overigens groei in zitten: in het eerste jaar kunnen minder scholen meedoen dan in het tweede, derde en vierde jaar. Het is de bedoeling dat bij de aanvraag een lijst met deelnemende scholen wordt toegevoegd. Deze lijst is zo exact mogelijk, met name met betrekking tot 2013, maar mag met het oog op deze groei in deelname in de volgende jaren eventueel indicatief zijn. Bij de jaarlijkse verantwoording dienen deze cijfers vervolgens te worden gespecificeerd en 3

4 geavtualiseerd. Overigens mogen er ook keuzes gemaakt worden in wijken/gemeenten, disciplines, soort activiteiten, enz. Deze regeling richt zich op verdieping. Hoe houden we echter de basis van cultuureducatie in stand? Deze regeling gaat er inderdaad vanuit dat er lokaal een basis is (breedte) waarop verdiept kan worden en dat die brede basis de verantwoordelijkheid is van de scholen zelf en van het autonome beleid van de gemeenten en provincies. Zonder deze basis kan de regeling geen succes worden en daarom is dit onderwerp dan ook van zeer groot belang. We dienen er dus met elkaar op toe te zien dat buiten de aandacht van dit programma ook de aandacht voor het onderwerp van de breedte niet van de agenda verdwijnt. Hoort (de ontwikkeling van) de doorgaande leerlijn eigenlijk niet thuis in de basis, dus voor alle kinderen? In hoeverre er doorgaande leerlijnen ontwikkeld zijn verschilt van plek tot plek: in sommige gemeenten of provincies zullen deze inderdaad reeds binnen het huidige cultuurbeleid ontwikkeld zijn. Verdieping is in dat geval wellicht eerder te behalen in één van de overige activiteiten, te weten: deskundigheidsbevordering, samenwerking tussen de school en diens culturele en sociale omgeving of de ontwikkeling van een instrumentarium ter beoordeling van de culturele ontwikkeling van leerlingen. Wat als scholen niet gemotiveerd zijn deel te nemen? De regeling is bedoeld voor scholen die zich op het gebied van cultuureducatie willen profileren. Deelname is niet verplicht, sterker nog: lang niet alle scholen kunnen meedoen. Wij hebben moeite het onderwijs te betrekken. Schoolbesturen, die toch het eerste aanknopingspunt zouden moeten zijn, zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de regeling en de mogelijkheden. Wat kunnen we daar in de korte periode die ons nog rest aan doen? Scholen en schoolbesturen geven vaak aan overvoerd te zijn met informatie. Een goed aanknopingspunt zou kunnen zijn om je vooral te richten op die scholen waarvan bekend is dat ze de wens hebben zich op cultuureducatie om te profileren. De communicatie van gemeenten en provincies over de regeling kan zich dan op deze scholen concentreren. Overigens heeft OCW in september in de nieuwsbrief aan het primair onderwijs ook aandacht aan de regeling besteed. Deze brief is hier te vinden: 69/cultuureducatie-met-kwaliteit/1415/14192 Als scholen en culturele instellingen samen bepalen welke activiteiten ontwikkeld worden, hoe zorgen we er dan voor dat alle kinderen bereikt worden en dat alle disciplines aan bod komen? Deze regeling gaat om verdieping en met het oog op het budget betekent dat dat er keuzen gemaakt moeten worden. Het gaat er dus niet om een kennismaking van iedereen met alle kunstdisciplines, maar juist om een heldere focus. Deze heldere focus wordt door de culturele instellingen in nauw overleg met de scholen aangebracht. Daarbij wordt ook gekeken naar de beste manier waarop deze activiteiten aan de leerlingen gedoceerd kunnen worden, bijvoorbeeld door dwarsverbanden met andere vakken, door de inzet van nieuwe media, enz. Is er een overzicht van doorlopende leerlijnen? Ja, deze is te vinden via Bestaat er bij het Fonds een voorkeur voor een bepaalde doorlopende leerlijn, zoals Cultuur in de Spiegel of Kunst in Leren? Het Fonds heeft geen voorkeur voor een specifieke doorlopende leerlijn. Naar aanleiding van de beleidsreactie van OCW op het advies van de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad over cultuureducatie zullen waarschijnlijk acties ondernomen worden die meer lijn zullen brengen in de verschillende bestaande leerlijnen. Eén van de mogelijke activiteiten waarvoor kan worden aangevraagd is de ontwikkeling van een instrumentarium ter beoordeling van de culturele ontwikkeling van leerlingen. Kan dit niet veel beter landelijk gebeuren? Landelijk (binnen de regeling Flankerend en door OCW) zal naar 4

5 verwachting ook aandacht aan dit onderwerp besteed worden. Het kan echter zijn dat binnen de activiteiten die lokaal ontwikkeld worden ook aandacht voor dit instrumentarium (nodig) is. In dat geval kan het ook in deze aanvaag worden opgenomen en kunnen de resultaten daarvan wellicht in het landelijke traject gebruikt worden. Bij het beoordelen van de plannen zal het Fonds waar mogelijk dwarsverbanden leggen tussen de verschillende aanvragen. Dat zal zeker ook wat dit onderwerp betreft gebeuren. De verantwoording De centrale aanvrager heeft zowel een subsidierelatie met de gemeente of provincie als met het Fonds. Hoe wordt de verantwoording bij beide op elkaar afgestemd en wie is er verantwoordelijk voor eventuele sancties? De verantwoording bestaat uit een financieel en een inhoudelijk deel. Het financiële deel gaat eerst via de gemeente of provincie. Daarom heeft het Fonds de deadline voor de jaarlijkse verantwoording laat in het jaar, namelijk op 1 juni, gesteld. Bij de inhoudelijke verantwoording gaat het erom te beoordelen of plannen de goede kant opgaan. Over de evaluatiecriteria hiervan dienen gemeente of provincie en het Fonds het dus met elkaar eens te zijn. Daarom is het de bedoeling dat er gedurende de gehele periode van 4 jaar regelmatig contact is tussen de gemeente of provincie en het Fonds over de voortgang en de eventuele bijsturing van de activiteiten. Er zijn veel partijen bij de activiteiten betrokken: de centrale aanvrager, andere culturele instellingen, het onderwijs. Wie ziet er op toe dat de activiteiten daadwerkelijk door al deze partijen worden uitgevoerd? Het Fonds en de gemeente of provincie hebben alleen een directe subsidierelatie met de centrale aanvrager. Deze is verantwoordelijk voor de verantwoording en de geldstromen. Dat is een van de redenen waarom een goed plan rond de monitoring en evaluatie van belang is. Activiteiten gericht op kennisdeling zullen uiteraard ook zoveel mogelijk gericht zijn op de overige aan de regeling deelnemende instellingen. Hoe loopt de bevoorschotting door het Fonds? De bijdrage van het Fonds gaat per kwartaal over de daaropvolgende periode. Uitzondering hierop is de eerste betaling: omdat op 1 maart 2013 wordt beschikt, zal in maart eenmalig met terugwerkende kracht worden overgemaakt. Vanaf april 2013 is dit dan gelijk getrokken. Hoe verloopt de financiering en verantwoording van kleinere gemeenten die binnen de matchingsystematiek vallen onder de provincie of Rasregio, maar die zich willen aansluiten bij de grotere gemeenten die een directe matchingrelatie met het Fonds hebben? Uiteraard is het mogelijk voor een kleinere gemeente om zich voor de uitvoering van de activiteiten te richten op de plannen van de naburige grotere gemeente. Indien alle betrokken partijen (gemeenten, provincie, centrale aanvrager) het hiermee eens zijn, kunnen de activiteiten van de kleinere gemeente worden opgenomen in de aanvraag van de grotere gemeente. Dit betekent dat het budget van de kleinere gemeente ( 0,55 per inwoner), bij de grotere gemeente wordt opgeteld en bij de provincie worden afgetrokken. De verantwoording verloopt de gehele verdere periode dan ook via de centrale aanvrager van de grotere gemeente. De monitoring en evaluatie Het ligt niet voor de hand dat er op lokaal niveau instrumenten ontwikkeld worden voor effectmeting, nulmetingen, leerling-volg systemen, enz. Kan het landelijke traject hier een rol in spelen? De monitoring en evaluatie richt zich op het volgen en bijstellen van de eigen activiteiten. De landelijke monitoring en evaluatie die het Fonds en het Kennisinstituut samen zullen vormgeven en uitvoeren richt zich op de effectiviteit van de regeling. Daarnaast zal er behoefte bestaan aan instrumenten die door het onderwijs kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld om ontwikkelingen bij kinderen bij te houden. Bij het ontwikkelen van deze instrumenten kan bijvoorbeeld de regeling Flankerend beleid, die door het Fonds zal worden opgesteld een rol spelen. In het plan van aanpak moneva kan worden aangegeven welke onderdelen gewenst zijn voor de monitoring en evaluatie van het lokale traject, maar welke niet lokaal ontwikkeld kunnen worden. Het Fonds zal in overleg met 5

6 OCW en het Kennisinstituut in kaart brengen welke onderdelen door wie ontwikkeld zouden kunnen worden. Soms is het beter onderdelen van de lokale monitoring en evaluatie gezamenlijk met andere deelnemers aan de regeling uit te werken en/of uit te voeren. Wordt hierin voorzien? Voor zover partners elkaar in deze fase van planvorming nog niet vinden, zal het Fonds zoveel mogelijk verbindingen leggen tussen partners op basis van de plannen die in december worden ingediend. Hoe ziet het landelijke traject van monitoring en evaluatie eruit? Dit traject wordt door het Fonds in samenwerking met Cultuurnetwerk Nederland ontwikkeld. Het zal zich met name richten op regelmatig contact tussen het Fonds en de aanvragers enerzijds en het Fonds en de gemeenten en provincies anderzijds, trendanalyses en aanvullend (landelijke) onderzoek. Een uitwerking van dit landelijk traject zal uiterlijk 15 oktober op de site van het Fonds te vinden zijn. Hoeveel geld moet ik reserveren voor de monitoring en evaluatie? Er dient minimaal 2% van de activiteitenlasten aan de monitoring en evaluatie besteed worden. Waar dient mijn plan van aanpak voor de monitoring en evaluatie uit te bestaan? Bij de monitoring en evaluatie van de lokale activiteiten draait het steeds om de vraag: doe ik de goede dingen en doe ik die dingen goed? Bij het bepalen van de elementen van de monitoring en evaluatie is dat dus steeds de vraag waar het om draait. Het plan dient in ieder geval de volgende punten te bevatten: - Aanleiding van het project (probleemanalyse); - Vragen die richting geven aan de monitoring en evaluatie; - Einddoel en tussendoelen van het project, zo mogelijk uitgezet in de tijd; - Criteria waaraan de doeltreffendheid (eventueel ook doelmatigheid) van het project is af te meten; - Hoe scholen en andere relevante partijen (stakeholders) worden betrokken bij de monitoring en evaluatie; - Verwachtingen ten aanzien van landelijke monitoring, evaluatie, kennisuitwisseling en kennisdeling; - Planning en begroting. Het programma Cultuureducatie met kwaliteit Wat is de landelijke nulmeting die OCW gaat doen? Deze meting zal in 2013 gedaan worden en zal inzicht geven in hoe de gelden uit de prestatiebox door het onderwijs besteed worden. Op welke manier dienen de scholen te verantwoorden over de prestatiebox? Over de besteding van de middelen uit de prestatiebox legt het schoolbestuur jaarlijks verantwoording af volgens de reguliere systematiek van de jaarrekening. Er is namelijk sprake van bijzondere bekostiging en niet van een subsidieregeling met aparte verantwoordingslasten. Wel maakt elk schoolbestuur één verslag waarin per doel de activiteiten en resultaten van alle scholen waarvan hij het bestuur vormt worden beschreven. Er wordt dus niet een verslag per school opgesteld. Dit verslag wordt als bijlage bij het jaarverslag ingediend. De Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur hebben de staatssecretaris geadviseerd een nieuw referentiekader te ontwikkelen. Hoe zal dit kader samenhangen met bestaande instrumenten, zoals de TULE leerlijnen en met methodes als Moet je doen? De staatssecretaris heeft nog niet formeel op het advies van de raden gereageerd. Indien hij het advies overneemt en een opdracht verleent voor het ontwikkelen van het referentiekader, zal hierbij vanzelfsprekend zoveel mogelijk gebruikt gemaakt worden van het bestaande. De regeling flankerend beleid Wat houdt de regeling Flankerend beleid in? In de eerste helft van 2013 zal het Fonds de regeling Flankerend beleid publiceren. Deze regeling wordt uitgewerkt aan de hand van het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur, de beleidsreactie hierop door de staatssecretaris en aan de 6

7 hand van de plannen uit de matchingsregeling. Dat is ook de reden dat er nu nog weinig vaststaat over de inhoud van de regeling en het soort activiteiten waarvoor kan worden ingediend. Het wordt geen extra subsidieregeling voor lokale projecten, maar er zal wel zoveel mogelijk aansluiting gezocht worden met regionale initiatieven en ontwikkelingen. Zo zal bijvoorbeeld op het gebied van deskundigheidsbevordering goed gekeken worden naar wat er lokaal reeds gedaan wordt, maar ook naar wat er beter landelijk ontwikkeld kan worden. 7