Zorgplan 1 R.K. Daltonschool de Driesprong Evaluatie

Transcriptie

1 Zorgplan 1 R.K. Daltonschool de Driesprong Evaluatie A. Inleiding Zorg in zijn algemeenheid Vanaf het moment dat de leerling op school zit, is de leerling toevertrouwd aan de zorg van de school: de school is verantwoordelijk voor een goede begeleiding van de leerling, op leergebied en op sociaal emotioneel gebied. Deze zorg wordt door het totale team binnen de school gedragen en in de praktijk gebracht. Om deze zorg gestalte te geven en de leerling zo goed mogelijk te begeleiden is samenwerking en onderlinge afstemming met ouders/verzorgers van groot belang. Zorg wordt vaak opgevat als hulp bedoeld voor die leerlingen die het moeilijk hebben op school. Zorg moet echter worden gelezen als het bieden van die begeleiding aan ieder kind die het beste bij hem/haar past, ongeacht zijn/haar kunnen. Leerlingvolgsysteem Om elke leerling binnen de school zo goed mogelijk te kunnen begeleiden is het nodig om te kijken aan welke zorg iedere leerling behoefte heeft. Alle leerlingen worden daarom van het begin af aan gevolgd: hoe gaat het op sociaal gebied, hoe gaat het op emotioneel gebied, hoe zijn de leerprestaties? Maakt de leerling vorderingen of treedt er stagnatie op? Structureel worden deze gegevens over de leerlingen vastgelegd in ons leerlingvolgsysteem ParnasSys. Ieder teamlid kan in dit systeem gegevens met betrekking tot de leerling noteren, teruglezen en aanvullen. Ook gespreksnotities van gesprekken over het kind (met ouders, met externen etc.) worden in dit systeem opgeslagen. Volgen en toetsen In feite start het volgen van de leerling al bij de aanmelding en het invullen van het aanmeldingsformulier. Kort voordat de leerling daadwerkelijk op school komt wordt de ontwikkeling van het kind tot dan toe door de directeur met de ouder(s) besproken aan de hand van het intredeformulier. Heeft het kind een peuterspeelzaal bezocht, dan wordt van peuterzalen in en om Soest een overdrachtsformulier ontvangen. Daarna wordt het kind structureel geobserveerd en getoetst om het goed te kunnen volgen. Zo zijn er kleutervolglijsten, methode gebonden toetsen, niet-methode gebonden toetsen (o.a. Cito-toetsen) en volglijsten voor motoriek. De sociaal en emotionele ontwikkeling wordt gevolgd door middel van het programma `ZIEN!`, dat is gekoppeld aan ons leerlingvolgsysteem. De leerkrachten van groep 1 t/m groep 8 vullen voor ieder kind tweemaal per jaar een uitgebreide vragenlijst in. Met ingang van schooljaar vullen de leerlingen van de groepen 5 t/m 8 in dit kader ook zelf een vragenlijst in. Tevens wordt er minimaal tweemaal per jaar een sociogram afgenomen bij de leerlingen van groep 4 t/m groep 8. De leerkrachtbevindingen, de leerlingbelevingen en het sociogram worden door de leerkrachten geanalyseerd en deze analyse kan aanleiding zijn om de zorg voor de leerling aan te passen. Pagina 1

2 Daarnaast voeren de leerkrachten jaarlijks met ieder kind een aantal reflectiegesprekken en vullen ouders en kinderen (afzonderlijk van elkaar) jaarlijks Kijklijsten in, waarin zij hun visie geven op de ontwikkeling van hun kind. De leerkrachten bespreken die lijst met het kind. Voor de ouders is er gelegenheid om na een rapport met de leerkrachten te spreken over de ontwikkeling. Als het nodig is kunnen leerkracht en ouders ook op andere momenten met elkaar overleggen. Coördinatie van de zorg Binnen de school is de Intern Begeleider (ib-er) diegene die de coördinatie van de zorg heeft. Jaarlijks wordt met de leerkrachten een gesprekscyclus gevolgd met betrekking tot het zowel het functioneren van de groep als de individuele leerlingen. Dit zijn de zogenaamde groeps- en leerlingbesprekingen. Eén van de leden van het zorgteam (directeur, rt-er en ib-er) leidt deze gesprekken en doet verslag in het zorgteam. Ook is er structureel overleg tussen de bouwcoördinatoren en de directeur. Directeur en ib/er vergaderen wekelijks. Ook voor de team- en bouwvergaderingen kunnen agendapunten met betrekking tot de zorg worden opgenomen. B. Zorg: nadere concretisering Binnen de school wordt op diverse manieren zorg geboden aan leerlingen. Dat kan zijn in de klas, buiten de klas, door ingeroepen externe hulp etc. Deze vormen kunnen elkaar aanvullen. In welke fase welke begeleiding geboden wordt, wordt aangegeven in zorgniveaus. Ter aanvulling: naast de hieronder beschreven zorg die de school de leerling biedt staat het ouders vanzelfsprekend vrij om buiten school extra ondersteuning in te schakelen. Het kan ook voorkomen dat de school de ouders hierom vraagt, in het belang van de ontwikkeling van het kind. Het is dan aan de ouders of zij aan dit verzoek gehoor geven. In overleg met ouders streven wij ernaar deze extra begeleiding zoveel mogelijk buiten schooltijden te laten plaatsvinden. De volgende niveaus worden hieronder besproken. Inleiding: Algemene zorg binnen de groep 1. (Extra) zorg binnen de groep 2. Extra zorg binnen of buiten de groep met begeleiding van de remedial teacher 3. Eigen programma afwijkend van de groep (Ontwikkelingsperspectief: OP) 4. Extra zorg met behulp van (een) externe instantie(s) 5. Zorg buiten de school Pagina 2

3 Daarnaast, dan wel in bovenstaande niveaus verweven, is er specifieke zorg gekoppeld aan protocollen/regelingen die door de overheid of de school zijn opgesteld. 6. Dyslexieprotocol 7. Dyscalculieprotocol 8. Financiering in het kader van Passend onderwijs 9. Meerbegaafdenprotocol 10.Gedragsprotocol/anti-pestprotocol Inleiding: Algemene zorg binnen de groep De leerkracht zorgt binnen de groep voor een goed pedagogisch klimaat, dat is een sfeer waarin alle kinderen zich veilig voelen. De leerkracht begeleidt de leerlingen binnen de groep, heeft oor en oog voor alle leerlingen, biedt binnen de klassensituatie de zorg die nodig is en volgt de leerling in zijn ontwikkeling. Rekening wordt gehouden met verschillen tussen leerlingen. M.b.t. rekenen, spelling en begrijpend lezen wordt gewerkt met gedifferentieerde instructie: verkorte instructie voor de kinderen die met weinig instructie al aan de slag kunnen, reguliere instructie voor de kinderen die daaraan voldoende hebben en de verlengde instructie, voor kinderen die naast de reguliere instructie behoefte aan extra instructie (zie ook ad 1). In de groepen 3 t/m 5 wordt daarnaast gewerkt met diverse instructiegroepen met betrekking tot Technisch lezen. Ook bij de kleuters wordt gedifferentieerd gewerkt aan de lees- en rekenvoorwaarden. In de zogenaamde groepsplannen wordt vastgelegd welk kind in welke groep instructie krijgt. Doelen en evaluatiemomenten zijn hierin eveneens vastgelegd. De plannen worden met regelmaat geëvalueerd op groepsniveau en leerlingniveau en aangepast. De doelen voor de zaakvakken voor een afgebakende periode zijn in de klas zichtbaar voor de kinderen en worden regelmatig met de kinderen besproken. Kinderen weten daardoor waar ze naartoe werken. Ad 1. (Extra) zorg binnen de groep Leerlingen verschillen: waar de één genoeg heeft aan een half woord, heeft de ander behoefte aan extra instructie in kleine kring. Waar de één heel zelfstandig en geconcentreerd kan werken, heeft de ander hierin aansporing en extra aandacht nodig. Waar de één heel snel werkt, heeft de ander meer tijd nodig om zijn taken af te ronden. Kortom: instructiebehoefte, werkhouding, tempo van leren, etc. verschillen. Als een leerling hierin meer aandacht nodig heeft van de leerkracht dan een gemiddelde leerling, dan geeft de leerkracht die aandacht binnen de groep. Het kan voorkomen dat de leerkracht de ouders vraagt om ook thuis met het kind te oefenen. De leerkracht kan hierbij altijd advies vragen aan de intern begeleider. Het zorgteam blijft door middel van de registraties van de leerkracht in het leerlingvolgsysteem op de hoogte van de ontwikkeling van de leerling en houdt hierover contact met de leerkracht. Pagina 3

4 Ad 2. Extra zorg binnen of buiten de groep met begeleiding van de remedial teacher Soms is de extra zorg binnen de groep niet voldoende voor een leerling of zijn er binnen een groep (om wat voor reden dan ook) te weinig begeleidingsmogelijkheden voor de leerling. De leerkracht bespreekt dit met de ouders en bespreekt intern of er mogelijkheden zijn voor tijdelijke extra begeleiding door de remedial teacher. In overleg tussen leerkracht, intern begeleider en remedial teacher kan dan besloten worden om de leerling een periode extra te laten begeleiden door de remedial teacher. De remedial teacher kan de leerling of een groepje leerlingen specifieke begeleiding geven, hetzij binnen de groep, hetzij buiten de groep. Ouders worden hierover geïnformeerd door de leerkracht. Ook hier kan het zijn dat de leerkracht de ouders vraagt om thuis met het kind te oefenen. Er wordt vanuit gegaan dat de leerling na een periode extra zorg van de remedial teacher weer voldoende heeft aan de extra zorg die de leerkracht in de groep biedt. De leerkracht onderhoudt hierover het contact met de ouders. Gedurende de periode dat de leerling extra zorg krijgt van de remedial teacher gaat de extra zorg in de groep door de leerkracht door. Leerkracht en remedial teacher zijn op de hoogte van elkaars handelen ten aanzien van de leerling. Ook hier volgt het zorgteam de leerling en blijft op de hoogte van de effecten van de extra zorg. Extra zorg buiten de groep kan ook betekenen: deelname aan onze plusgroep. Wanneer leerlingen nog meer aan kunnen dan de extra leerstof die door de leerkracht in de groep wordt aangeboden, dan is vanaf medio groep 5 deelname aan de plusgroep een optie. Zie hiervoor het Meerbegaafdenbeleidsplan. In het rapport wordt een rapportage van de remedial teacher of begeleider van de plusgroep opgenomen. Ad 3 en 4. Eigen programma, afwijkend van de groep en extra zorg met behulp van (een) externe instantie(s) Als de begeleiding op school onvoldoende resultaat geeft kan besloten worden om de leerling op één of meerdere vakgebieden een eigen programma (leerlijn) aan te bieden om hiermee beter aan te sluiten bij de mogelijkheden van de leerling. Binnen grenzen van school/leerkracht/groep van de betreffende leerling kan de leerkracht hieraan vorm geven, al dan niet met behulp van de intern begeleider en remedial teacher. Voorafgaand aan dit besluit vindt herhaald overleg plaats tussen ouders en leerkracht, mogelijk in aanwezigheid van intern begeleider en/of remedial teacher. De leerling is gebaat bij een begeleiding die door ouders en school in gezamenlijkheid wordt gedragen. Wel ligt de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de school. Voordat deze beslissing genomen wordt kan de school (beperkt) hulp inschakelen van onderwijsondersteuners buiten de school, om door middel van bijvoorbeeld gesprekken of onderzoek een duidelijk beeld te krijgen van de (on)mogelijkheden van de leerling. In overleg met de ouders is inschakeling mogelijk van samenwerkingsverband De Eem (zie volgende alinea), huisarts, kinderarts, kinderpsycholoog/kinderpsychiater, Bureau Jeugdzorg, GGZ instanties, Centrum voor Jeugd en Gezin, logopedist, fysiotherapeut, etc. De school is aangesloten bij een samenwerkingsverband, Samenwerkingsverband De Eem. Hierin zijn scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal (basis)onderwijs met elkaar verbonden en kan gebruik Pagina 4

5 gemaakt worden van elkaars expertise, om zo tot een goede begeleiding van het kind te komen. School overlegt samen met de ondersteuners en ouders over de onderwijsbehoefte van het betreffende kind en kijkt in hoeverre zij tegemoet kan komen aan deze behoefte. De hulp binnen de groep, en eventueel de hulp van de remedial teacher of externen wordt nader bepaald. Waar nodig en mogelijk wordt het programma voor de leerling aangepast. Waar nodig wordt ouders gevraagd ook thuis het kind te ondersteunen bij het leerproces. In deze fase kan het voorkomen, dat school de ouders vraagt om ook buiten de school begeleiding voor de leerling te zoeken. Het is aan de ouders of zij hieraan gehoor geven. Voor leerlingen met een programma dat afwijkt van het programma van de groep wordt een zogenaamd Ontwikkelingsperspectief (OP) opgesteld. In dit OP wordt aangegeven wat de doelen en verwachtingen zijn voor de korte en langere termijn op het leerstofgebied waarvoor een eigen programma wordt gevolgd. Er wordt ook een indicatie gegeven van het mogelijke eindniveau op dat leerstofgebied aan het einde van groep 8. Het OP kan bijgesteld worden, afhankelijk van de leerprestaties van het kind Ad 5. Zorg buiten de school De mogelijkheden van de school zijn niet onbegrensd en ook de cognitieve en emotionele mogelijkheden van kinderen zijn niet onbegrensd. Waar de grens bereikt is en de zorg voor een leerling niet voldoende meer geboden kan worden, wordt de mogelijkheid van plaatsing in een meer passende vorm van onderwijs bekeken. De school overlegt hierover met ouders en alle begeleiders die bij de zorg voor het kind betrokken zijn. Voor plaatsing in een meer passende vorm van onderwijs zijn procedures door de overheid vastgelegd. School is hieraan gebonden. Deze procedures moeten zorgvuldig worden gevolgd. Als voor de leerling toestemming wordt verkregen om zich aan te melden bij een andere onderwijsvorm, dan kunnen de ouders zich aanmelden voor een school die dit onderwijs biedt. Daadwerkelijke plaatsing op die school is afhankelijk van de capaciteit en instroomprocedures van die school (zie pagina 6). Ad 6. Dyslexieprotocol De protocollen dyslexie voor het onderwijs zijn in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) ontwikkeld om de signalering van leesproblemen en dyslexie van o.a. het basisonderwijs te systematiseren. De school geeft de praktische vertaling van dit protocol weer in het Taal- /leesprotocol. Toetsmaterialen en toetsstructuur staan hierin aangegeven. De school voldoet in elk geval aan de eisen die gesteld worden aan begeleiding van leerlingen op leesgebied. Leerlingen met leesproblemen en/of vermoeden van dyslexie worden begeleid binnen de school zoals is weergegeven in de punten 1 t/m 5. Onderzoek naar dyslexie kan vergoed worden vanuit de basisverzekering, mits aangetoond kan worden dat de leerling bij voortduring erg zwak scoort, ondanks extra zorg op school en/of buiten school. Ouders en school overleggen over de mogelijkheid van dyslexie en de mogelijkheid van onderzoek. Afhankelijk van de ernst van de dyslexie komt het kind mogelijk voor vergoeding van dyslexiebehandeling in aanmerking, bij door de overheid aangewezen instanties. Pagina 5

6 Ad 7. Dyscalculieprotocol Uiterlijk 1 juni 2015 zal door de school een Protocol Dyscalculie worden opgesteld, conform de richtlijnen van de overheid. De school handelt momenteel bij rekenproblemen wel in de lijn van de richtlijnen. Ad 8. Financiering in het kader van Passend Onderwijs Per 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs van kracht, waarmee een deel van de Leerlinggebonden Financiering (LGF) verdwijnt. Vooralsnog blijft alleen de vergoeding in de huidige vorm voor blinden/slechtzienden (rec 1) en doven/slechthorenden (rec 2) bestaan. Alhoewel de financieringsstroom ook hier anders loopt. De financiële middelen worden per 1 augustus 2014 op een andere manier toegewezen aan de scholen. Er wordt niet meer gekeken naar de handicap van de betreffende leerling, maar naar onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van die leerling: wat heeft het kind nodig om het onderwijs te kunnen volgen? Afhankelijk van wat de school zelf aan dit kind kan bieden, kan eventueel ook bij het Samenwerkingsverband om extra ondersteuning worden gevraagd. De wet verplicht scholen een passende onderwijsplek binnen het Samenwerkingsverband te bieden. Dit betekent dat de school niet verplicht is om de leerling op school die plek te bieden. Het verplicht de school wel om met de ouders op zoek gaat naar een passende plek, mogelijk elders. Ad 9. Meerbegaafdenbeleidsplan In het meerbegaafdenbeleidsplan wordt o.a. geregeld wie kan deelnemen aan de (interne) plusgroep. Op dit moment functioneert in de school een plusgroep voor leerlingen van de groepen 5 (halverwege) t/m 8. De doelstellingen van de plusgroep zijn in het plan beschreven. Er wordt projectmatig gewerkt. Het werk voor de plusgroep wordt gekoppeld aan het taakwerk dat de leerlingen in de groep moeten doen. Een meerbegaafd kind kan een dagdeel deelnemen aan een externe plusklas onder schooltijd. Voor deze plusklassen gelden strenge toelatingseisen. School kan hiervoor de mogelijkheden bespreken met ouders. Aanmelding geschiedt door de ouders. Leerlingen van groep 8 kunnen, ook onder strenge toelatingseisen een dagdeel per week deelnemen aan een Masterclass groep 8 op het Corderius College in Amersfoort. Er is slechts een zeer beperkt aantal plaatsen beschikbaar. De school benadert ouders van kinderen die de school hiervoor geschikt acht. De aanmeldingsprocedure loopt via school, in samenwerking met ouders en kind. Aan deelname aan externe plusklassen en de Masterclass zijn extra kosten voor de ouders verbonden. Ad 10. Gedragsprotocol en Anti-pestprotocol Het gedragsprotocol van de school geeft aan wat van alle betrokkenen bij de school verwacht wordt waar het gaat om gedrag. Consequenties van ongewenst gedrag staan ook in het protocol beschreven. Het antipest-protocol richt zich specifiek op de consequenties van pestgedrag. In het kader van gedrag werkt de school structureel vanaf groep 1 t/m groep 8 met het programma Leefstijl. `Leefstijl` is een preventief programma voor sociaal emotionele ontwikkeling, dat een bijdrage levert aan een goede omgang met jezelf, met anderen en met de omgeving. Ook wordt in de klassen gewerkt Pagina 6

7 met het programma Taakspel of met de Klassenthermometer. Dagelijks wordt met de kinderen een aantal afspraken besproken en aan het eind van de dag (of na een dagdeel/een afgesproken tijdspanne) wordt geëvalueerd hoe het die dag ging met de afspraken. Waar nodig wordt preventief of curatief gewerkt met het programma `Meidenvenijn. Dit is afhankelijk van ontwikkelingen binnen de groep. C. Overgang naar het voortgezet onderwijs Alle scholen voor voortgezet onderwijs in de regio organiseren open dagen, zodat kind en ouders zich kunnen oriënteren op een school die bij het kind past. Voor kinderen van groep 8 zijn deze dagen zeer aan te bevelen, voor kinderen van groep 7 kan het zinvol zijn om alvast eens te gaan rondkijken. Ook op school wordt een informatieavond met betrekking tot het voortgezet onderwijs gegeven. Eind januari van het schooljaar bespreekt de leerkracht van groep 8 met kind en ouders het advies dat vanuit school gegeven wordt met betrekking tot het niveau van het voortgezet onderwijs voor dat kind. De school baseert dit advies op gegevens uit het leerlingvolgsysteem, eigen ervaringen, ervaringen van de vorige leerkracht(en), werkhouding, motivatie, zelfstandigheid, sociale en emotionele ontwikkeling. In april wordt de eindtoets basisonderwijs van het Cito afgenomen. De toets bevestigt veelal het advies van de leerkracht. Mocht er tegenstrijdigheid zijn, dan kan het niveau van de schoolkeuze onderwerp van gesprek zijn tussen leerkracht en ouders, ouders en school voor vo, leerkracht en school voor vo. Ouders zijn verantwoordelijk voor de inschrijving op de betreffende school. School verstrekt advies en onderwijskundige gegevens aan de gekozen vo school, en er vindt een intakegesprek plaats tussen leerkracht en ontvangende school. In november van het eerste leerjaar dat de leerling op het voortgezet onderwijs zit vinden er zogenaamde tafeltjesmiddagen plaats. In deze gesprekken wordt een terugkoppeling gegeven aan de leerkracht: aangegeven wordt hoe de leerling functioneert op de nieuwe school en ervaringen kunnen nogmaals uitgewisseld worden. Door de vo scholen worden 3 jaar lang de rapporten van de kinderen naar de basisschool gestuurd. De school kan hierdoor een goed beeld krijgen van de juistheid van de gegeven adviezen en dit waar nodig voor toekomstige beslissingen bijstellen. Hiermee is de zorg van de basisschool voor het betreffende kind afgerond. Zorgplan (1 van 2), versie d.d Evaluatie datum: Pagina 7