Op de publieke tribune is de heer Van de Koppel aanwezig om bij agendapunt 2 in te spreken namens de Bijzondere Ondernemingsraad (BOR).

Transcriptie

1 Besprekingsverslag commissie Financiële en Bestuurlijke Aangelegenheden Datum 6 september 2010 Aanwezig G.M. van Eek (Veluws Water), J.W.E. Gutteling (PvdA), C.P. Hoogeveen (steunfractielid VVD), A. Lok (SGP), E. v.d. Meulen (AWP), R. Oudega (Water Natuurlijk), B. Prenger (bedrijfsgebouwd), A.J.M. Roozen (terreinbeheerders), A.H.M. Straatman-Streppel (CDA), J.W. Wiltink (ongebouwd), Bij agendapunt 1 en 2 tevens de leden van de commissie Water (zie verslag commissie Water) en G. Verwolf (dijkgraaf) Afwezig Sj. v.d. Velde (steunfractielid ChristenUnie), C. Stoffer (SGP), W. Zech (AWP) Voorzitters G.J. van den Brandhof (ChristenUnie), V. Doorn (VVD) Secretaris A.G.E. Smits (ambtelijk) aanwezig H. van Boven (B&C) Opgemaakt door J.S. de Vries Volgende vergadering 1 november 2010 om uur 1. Opening De heer Van den Brandhof opent de gezamenlijke vergadering met de commissie Water om uur ten behoeve van bespreking van de nagezonden stukken inzake de fusie (agendapunt 2). De heer Verwolf is hierbij als portefeuillehouder aanwezig om vragen te beantwoorden. Na bespreking van dit agendapunt zal een korte pauze ingelast worden om de Veluwezaal om te bouwen voor de commissie Water en kan de commissie F.B.A. haar vergadering voortzetten in het bedrijfsrestaurant. Op de publieke tribune is de heer Van de Koppel aanwezig om bij agendapunt 2 in te spreken namens de Bijzondere Ondernemingsraad (BOR). 2. Fusie De heer Van den Brandhof merkt bij de stukken op dat er instemming op een aantal uitgangspunten gevraagd wordt en verzoekt de leden van beide commissies zich tot die kernpunten te beperken bij de bespreking van dit agendapunt, mede gelet op het feit dat bij de commissie Water ook nog twee presentaties gepland zijn. Indien er op de ter kennisname aangeboden stukken in de bijlagen nog opmerkingen zijn, dan verzoekt spreker deze zo nodig nog schriftelijk in te dienen. Vervolgens geeft hij het woord aan de heer Van de Koppel, die namens de BOR inspreekt op de voorliggende stukken. De inspraakreactie wordt integraal als bijlage bij dit verslag gevoegd.

2 Blad 2 van 10 Naar aanleiding van een paar vragen van commissieleden verduidelijkt de heer Van de Koppel nog een paar punten uit zijn betoog. Over het algemeen wordt het door de commissieleden zeer gewaardeerd dat de BOR hier inspreekt en aan het begin van het proces laat horen wat er leeft binnen het personeel. Er moet serieus over gesproken worden met elkaar, maar er wordt wel op gewezen dat het voor de toekomst van de waterschappen noodzakelijk wordt geacht om te fuseren. Al met al achten de leden het waardevol wanneer de BOR na verdere onderzoeken bijvoorbeeld ook in het algemeen bestuur inspreekt. De heer Van den Brandhof bedankt vervolgens de heer Van de Koppel voor zijn inspraak en geeft met name de uitgangspunten uit het voorstel ter bespreking. De heer Gutteling heeft twee opmerkingen op de gehele set stukken. De eerste heeft betrekking op de maatschappelijke en financiële ontwikkelingen, waarbij hij de suggestie meegeeft om de variant waterschap als gebiedsplatform nog eens nader te overwegen. Hierbij verzoekt hij om de doorrekening in de bijlage te verhelderen. In dit kader wijst hij op de economische situatie in het land, waarbij gemeenten flink moeten bezuinigen hetgeen grote effecten heeft op de veiligheid en de beschikbare gelden voor wateropgaven van gemeenten. Dit brengt hem tot het belang om andere overheden sterk bij de les te houden om grote overstromingen te voorkomen. Daarbij vraagt hij zich af of waterschap als partner wel voldoende is en of waterschap als gebiedsplatform niet een betere insteek is. Zijn tweede opmerking heeft betrekking op de huisvesting. In het voorstel zijn hier niet veel woorden aan gewijd. Weliswaar in de bijlage wel meer, maar hij vraagt aandacht voor het meer uitwerken van het nieuwe werken en verzoekt dat eerder te doen dan volgend jaar pas. Tot slot merkt de heer Gutteling op het van belang te vinden dat er van uitgegaan wordt dat de ambtelijke vorm van de fusie wel eens langer kan duren dan we willen; zou zo maar 5 tot 6 jaar kunnen worden gezien de landelijke ontwikkelingen. Daar moet zijns inziens dan ook de organisatievorm bij gekozen worden die daar het beste bij past. Mevrouw Van der Meulen heeft de volgende opmerkingen: zij is blij met de proactieve bijdrage van de BOR; tweerichtingsverkeer is essentieel in de communicatie; is er al enig idee hoe lang het gaat duren tot een bestuurlijke fusie aan de orde is? Wat is de uitkomst van het genoemde gesprek in de brief van minister Eurlings? het is niet wenselijk te lang met twee besturen ofwel twee kapiteins op één schip te zitten. Het moet dan ook niet te lang duren om na de ambtelijke fusie bestuurlijk te fuseren, mede vanwege het inboeten op de kostenbesparing; waarom haasten met de ambtelijke fusie? Zorgvuldigheid is dan moeilijk te bewaren; bij de rechtsvorm Stichting wijst zij op het vernietigingsrecht achteraf van de provincie. Om te weten waar je aan toe bent, is de Gemeenschappelijke Regeling beter; wijzend op de gebruikte lay-out van het voorstel merkt zij op dat als een gemeenschappelijke huisstijl gekozen wordt het niet de bedoeling kan zijn dat het hert de blik afwendt! een extra bestuurslaag is niet gewenst.

3 Blad 3 van 10 De heer Ekelmans merkt op dat er veel consequenties zijn verbonden aan voorliggend stuk en aangezien het nog maar net in het bezit is van de commissieleden moet intern beraad hierover nog plaatsvinden. Daarom zou hij de behandeling op dit moment informatief willen houden. Hierbij brengt hij de volgende punten naar voren: hoe moeten we naar het politiek bestel en de bestuurlijke inrichting kijken; wat is er uit het gesprek gekomen dat genoemd is in de brief van minister Eurlings; een ambtelijke fusie eerst kan goed wanneer het eindbeeld reëel in beeld is; signaal BOR is belangrijk; motivatie personeel is belangrijk. Daarom is ook duidelijkheid omtrent het eindbeeld gewenst; het is essentieel om dicht bij de kerntaken te blijven met vandaar uit een brede blik; financiële besparing; als je de bestuurlijke en ambtelijke fusie gelijk invoert, zouden kosten bespaard kunnen worden; huisvesting; meer uitleg gewenst over het nieuwe werken. Hij waarschuwt om niet te veel uit te waaien in individuele trajecten aan het begin van een nieuwe organisatie. De heer Lok zegt dank voor de uitgebreide stukken en is van mening dat er primair met het personeel samen gewerkt moet worden aan de nieuwe organisatie. Draagvlak is hierbij van belang. Hij gaat voor de kerntaken en kiest zorgvuldigheid boven tijdigheid. De heer Van Eek vindt de stukken op zich duidelijk, maar verzoekt alle vragen te beantwoorden in één totaalstuk t.b.v. het besluit dat in december genomen moet worden. Ten aanzien van de inspraak van het personeel merkt hij op dat een goed werkgever goed overleg moet voeren met het personeel. Daar zit immers een heleboel kennis. In de stukken is hem opgevallen dat we het snel eens kunnen zijn over het maximaal te behalen voordeel, maar hij vindt dat we elkaar een taak moeten stellen: wat is het minimaal te behalen voordeel? Dat zou ook in het voorstel van december naar voren moeten komen. Verder vraagt hij naar de zogenaamde frictiekosten. De heer Van Blommestein geeft de complimenten voor al het werk dat de afgelopen weken is verzet. Er zijn nog stappen te nemen en in het a.b. van 30 september moet daar verder over gepraat worden. Wat betreft de juridische kanten van het verhaal, die acht spreker nog wat summier. Hij verzoekt de voors en tegens verder uit te zetten wanneer het erg lang zou duren om van de ambtelijke naar de bestuurlijke fusie te gaan. Dit moet in het a.b. van 30 september verduidelijkt worden. Het waterschap als gebiedsplatform vindt spreker op zich goed en gezien de woorden van de heer Gutteling perspectiefvol, maar op dit moment nog niet. Hij opteert nu voor de tweede variant. De heer Aalbers benadrukt dat de fusie op koers blijft zoals die nu is ingezet. Zorgvuldigheid is daarbij van belang. Waterschappen zijn overheden en die moeten zo democratisch mogelijk blijven; een stichting is dat zijns inziens niet. De maatschappelijke taak en rol moet duidelijk gehouden worden. Vaak genoeg is het voortbestaan van waterschappen ter discussie gesteld. We moeten dan ook niet de indruk wekken tijdens dit fusietraject minder tijd te hebben voor de taken van ons beheersgebied. Naar aanleiding van de brief van de Minister vraagt hij of er al beweging is in de standpuntbepaling van de provincies en of de DG ook een gesprek voert met de gedeputeerden.

4 Blad 4 van 10 Verder merkt hij op dat een eventuele samenwerkingsorganisatie zoveel mogelijk moet lijken op de toekomstige organisatie, bestuurlijk moet dan hetzelfde gelden, waardoor je dan bijna vanzelf uitkomt bij een gemeenschappelijk bestuur. Hij vraagt naar de stand van zaken omtrent Actie Storm van de Unie van Waterschappen en tot slot merkt hij op dat deze vergadering niet besluitvormend is en vraagt hij hoe de besluitvorming verder gaat (a.b. 30 september?). De heer Roozen vindt de voorliggende stukken goed; proactief en goed op koers. Hij heeft wel vragen bij de snelheid van het proces. Gezien de verwachte besparingen kan het niet snel genoeg gaan, maar zorgvuldigheid richting personeel moet wel gegarandeerd zijn. Wat betreft het later te nemen besluit over de huisvesting vraagt de heer Roozen of daarbij ook gekeken wordt naar toekomstige fusiepartners. De heer Wiltink ziet voorliggende stukken als discussiestuk en vindt het draagvlak onder het personeel zeer belangrijk. Ambtelijke fusie is een noodzakelijk kwaad. We zien allemaal liever gelijk een bestuurlijke fusie. Hij vindt het niet verstandig om een klankbordgroep uit a.b.-leden te installeren en wil liever het gehele a.b. hier bij blijven betrekken. De heer Van Wijhe vindt de stukken helder, maar voelt zich hier wat ongemakkelijk bij. Zoals reeds eerder gemeld is hij voor vergaande samenwerking en dat is nog steeds zo. Hij vraagt zich af hoe de provinciebesturen hier op dit moment tegenover staan. De heer Verwolf zegt dank voor de uitgesproken waardering voor de geleverde stukken. Er is zorgvuldig aan gewerkt. Aan het a.b. van 30 september wordt een richtinggevend besluit gevraagd ten behoeve van het a.b. van december waar een definitief besluit gevraagd zal worden. Dit moet nog verder uitgewerkt worden. De provincies wachten nog op het Regeerakkoord en hebben aangegeven snel met de fusie aan de slag te gaan wanneer er een Kabinetsstandpunt is. Vervolgens geeft de heer Verwolf de volgende antwoorden/reactie: de verkiezingen in 2012 staan ter discussie. Het Regeerakkoord moet daar uitspraak over doen. Als het met de gemeenteraden gaat dan wordt het 2014, waarna de bestuurlijke fusie per 1 januari 2015 kan plaatsvinden, maar zonder verkiezingen kan via een overgangsbestuur verder gewerkt worden (Waterschapswet); de brief van de minister is ook namens de opvolger geschreven. De wil van het Rijk is dat de twee waterschappen fuseren. Hij is dan ook positief gestemd naar aanleiding van de brief van minister Eurlings, maar het is moeilijk te zeggen hoe de politieke bal rolt; zorgvuldigheid is van belang, maar er moet niet te lang gewacht worden met de bestuurlijke fusie; in de informatiebijeenkomst van beide a.b. s in de Cantharel is geconstateerd dat het vervelend is voor het personeel als ze nog jaren in onzekerheid leven. Daarom is het goed om per 1 januari 2012 ambtelijk te fuseren en zorgvuldigheid staat daarbij bovenaan; wanneer een fusie dichterbij komt, brokkelt het draagvlak meestal af. Dit is een natuurlijk proces. Bij de besluitvorming in december hoopt hij de zorgen weg te kunnen nemen; visie: hij bepleit om als hoofdlijn te kiezen voor waterschap als partner. Op bepaalde onderdelen zal kunnen worden volstaan met het uitvoeren van de kerntaak, anderzijds zullen voor bepaalde onderwerpen ook uitstappen worden gemaakt naar gebiedsplatvorm. Wat betreft de vraag van de heer Gutteling over

5 Blad 5 van 10 de maatschappelijke ontwikkelingen en in dat kader het waterschap als gebiedsplatform vindt de heer Verwolf het nu nog te vroeg om daar uitspraken over te doen; de zorg van mevrouw Van der Meulen over twee kapiteins op 1 schip deelt hij niet. Er blijven bij een ambtelijke fusie twee besturen met een eigen kapitein. In geval van een overgangsbestuur wordt dat er één; wat betreft het vernietigingsrecht; er wordt niet verwacht dat de provincie daar achteraf gebruik van maakt; het college van d&h vindt het ook uitermate van belang dat het personeel goed terecht komt, daartoe wordt o.a. een sociaal statuut gemaakt; Het nieuwe werken ; dit heeft invloed op de benodigde vierkante meters kantoorruimte. Dit wordt verder uitgewerkt en moet in februari rond zijn. Er wordt overigens niet gerekend met nieuwbouw; een nieuwe huisstijl moet ook recht doen aan ons hert; bekeken zal worden hoe een ondergrens t.b.v. het bereiken van doelmatigheid gepresenteerd kan worden; getracht zal worden een en ander voor het a.b. van 30 september nog wat te verduidelijken, maar zeker voor het a.b. van december; in het gesprek van DG Water met Vallei & Eem heeft zij gesteld zich hard te zullen maken voor een spoedig besluit van de provincie; keuze huisvesting in relatie met eventuele toekomstige fusiepartners; we zijn in gesprek met 5 oostelijke waterschappen, maar zijn daarmee nog lang niet zo ver. Overigens is dat wel een afwegingsfactor; in plaats van een klankbordgroep liever gehele a.b.; naar aanleiding van instemmend geknik toen de heer Wiltink dit opperde, zegt de heer Verwolf dat dit dan in het a.b. van 30 september besloten kan worden. Mevrouw Van der Meulen zegt het daar niet mee eens te zijn. Dit komt in het a.b. terug. De heer Van den Brandhof zegt dat waar mogelijk de stukken voor het a.b. van 30 september aangescherpt zullen worden. De heer Verwolf geeft het vervolgproces nog weer: op 9 september houdt het a.b. van Vallei & Eem nog een informatiebijeenkomst over dit onderwerp en op 14 september vindt een gezamenlijke infobijeenkomst van de a.b. s van Vallei & Eem en Veluwe plaats te Leusden. Hier zullen twee inleiders bij aanwezig zijn, te weten de heer De Bondt van AGV en de heer Poppelaars die het Zeeuws model toe zal lichten. De heer Van den Brandhof sluit dit agendapunt af om uur met een korte schorsing van de vergadering ten behoeve van de ombouw van de vergaderruimte voor de commissie Water. De commissie F.B.A. gaat verder in het bedrijfsrestaurant na de schorsing. 3. Mededelingen De heer Doorn deelt mee dat er aparte bijeenkomst wordt belegd over de begroting, te weten 27 oktober in een extra info-a.b. Op dit moment worden de uitgangspunten verder uitgewerkt. 4. Verslag vorige vergadering d.d. 31 mei 2010 Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Er zijn geen vragen/opmerkingen naar aanleiding van het verslag.

6 Blad 6 van Treasury De leden van de commissie F.B.A. adviseren positief op het voorstel. 6. Afkoppelsubsidie bedrijventerrein Keizerswoert, Putten De heer Van den Brandhof licht het voorstel toe aangezien de heer Verhoef, die portefeuillehouder is, bij de commissie Water aanwezig is. De heer Gutteling wijst op een stuk in de commissie Water over hemelwater, afkoppelen en hoe hier in de toekomst mee omgegaan moet worden. Verder is onlangs in het ab een notitie van de Rekenkamercommissie geweest, waarin geconcludeerd was dat het een goede subsidieregeling was, maar dat er geen geld meer in zit. In dit kader vraagt hij zich af of het niet beter is om de discussie die nog gaat komen over hemelwaterbeleid af te wachten en de subsidieverordening nog een jaar te laten doorgaan. De heer Doorn stelt dat drie jaar geleden is besloten de lopende zaken af te wikkelen en verder de regeling te stoppen. Dit voorstel is bedoeld om voor deze lopende zaak een overgangsbepaling te regelen. Nieuwe aanvragen worden niet meer gehonoreerd. Hierover volgt nog een korte gedachtewisseling waarbij ook de OAS aan de orde komt en het stimuleren van gemeenten om af te koppelen. Hierover wordt gesteld dat op termijn een discussie zal plaatsvinden in de commissie Water. De heer Gutteling concludeert naar aanleiding van de gedachtewisseling dat formeel gezien de regeling nog voortduurt en gaat dan ook akkoord met het voorstel. De leden van de commissie adviseren positief op het voorstel. 7. Innovatie De heer Van den Brandhof wijst er op dat het een heel ander stuk is geworden dan in het laatste a.b. Hij is geënthousiasmeerd door het artikel uit Het Waterschap dat is bijgevoegd. De directeur van betreffend bedrijf heeft reeds contact met verschillende waterschappen en het is mogelijk om voor het a.b. nog nadere informatie toe te voegen. De heer Hoogeveen vraagt of Vallei & Eem ook zo n commissie instelt. De heer Oudega heeft hier naar geïnformeerd, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het wordt wel een goed idee geacht om dit met hen op te nemen aangezien innovatie ook cultuur is en in het kader van de cultuurverandering zou dit meegenomen kunnen worden in het fusietraject. De heer Van den Brandhof neemt dit punt mee naar het college van d&h van Vallei & Eem. De heer Oudega is blij met de positieve insteek van d&h, maar voelt zich toch wat te kort gedaan en vraagt meer ruimte voor het a.b. hierin, waarmee tegemoet gekomen wordt aan het bezwaar van d&h m.b.t. de financiële en ambtelijke ondersteuning. Er zit wel grote winst in het afstemmen met hetgeen intern gebeurt. Bij voorliggend voorstel heeft spreker het gevoel dat het een traditionele commissie wordt met een voorzitterschap vanuit d&h, terwijl hij liever een andere insteek kiest. De heer Van den Brandhof stelt voor om in de a.b.-sessie, te faciliteren door hem, van gedachten gewisseld kan worden over de samenstelling van de commissie en over hoe de focus gelegd moet worden. Hierop stelt de heer Oudega dat het d&h dit los moet laten en het a.b. zijn gang moet laten gaan of en commissie vanuit d&h moet instellen.

7 Blad 7 van 10 De heer Van den Brandhof wil graag structuur brengen aan het geheel en naar aanleiding van externe adviezen discussie aangaan hoe de commissie in te vullen. De heer Roozen is blij dat er een voorstel ligt, dat ruimte biedt om bestuurlijk iets aan innovatie te doen. Hij had echter gehoopt op een innovatief voorstel hoe dit vorm te geven, maar vindt dit teveel ingekaderd. Er moet vrijheid van denken zijn en ruimte voor een strategische discussie, maar niet teveel traditionele inkadering. De heer Van Eek heeft hetzelfde gevoel; wil d&h eigenlijk wel een commissie? Naar zijn mening ligt het budget bij het a.b. en moeten er faciliteiten voor zijn. Wat betreft de ambtelijke ondersteuning wijst hij op de vele ambtenaren die bij inspraakbijeenkomsten e.d. aanwezig zijn en vraagt hij zich af hoeveel dat dan wel kost. De heer Lok zegt niet bang te zijn voor traditionele inkadering en vindt dat we gewoon aan de slag moeten gaan. Mevrouw Van der Meulen is blij met dit voorstel en vindt het goed dat er een commissie komt, maar vindt het een voorwaarde voor innovatie dat deze vrij gelaten wordt. Een discussie is prima, maar die moet de instelling van een werkgroep niet in de weg staan. Er moet naar buiten gekeken worden en bestuursleden zijn een venster naar de buitenwereld, hetgeen benut moet worden. De heer Van den Brandhof stelt dat er sowieso een werkgroep komt. De algemene bijeenkomst is bedoeld als vorm van enthousiasmering en hij zal een opzet voor deze eerste bijeenkomst bij het voorstel voor het a.b. van 30 september doen. De heer Oudega verzoekt nogmaals dat los te laten. Een bijeenkomst is prima, maar daarnaast kan de werkgroep in het leven geroepen worden. De bedoeling van de heer Van den Brandhof bij deze bijeenkomst is om te leren van de ervaring van anderen. Op de vraag van de heer Prenger hoe het zit met de ambtelijke ondersteuning en een eventueel budget, zegt de heer Van den Brandhof dat dat aangepast wordt aan de behoefte. De heer Smits wijst er op dat een commissie een formeler orgaan is dan een werkgroep en dat in dit kader sprake is zijn van een werkgroep. Een commissie werkt over het algemeen op basis van voorstellen van het college. Een werkgroep bepaalt zelf hoe en wat en is meer zelfwerkzaam. Desgevraagd wordt bevestigd dat de inbreng vanuit de organisatie, naar behoefte, gegarandeerd wordt. Afgesproken wordt om een briefje te zenden naar de verschillende fracties om te inventariseren wie geïnteresseerd is om in deze werkgroep zitting te nemen. Hierbij wordt voor een vrije vorm gekozen i.p.v. bijvoorbeeld één lid per fractie. In het a.b. van 30 september kan dan de werkgroep vastgesteld en gelijk ingesteld worden. De heer Van den Brandhof geeft aan de verzending van dit briefje vanuit d&h te faciliteren. Met inachtname van bovenstaande adviseert de commissie positief op het voorstel. 8. Vaststelling begroting 2011 van Tricijn Belastingen en Het Waterschapshuis De heer Doorn wijst er op dat de post onvoorzien nu is ingebed in de begroting. Wat betreft de samenwerking met de gemeenten is hij samen met de heer Groeneveld een rondje aan het maken langs de gemeenten in het kader van de samenwerking in het

8 Blad 8 van 10 belastingkantoor. De wethouders lijken elke besparing nu sneller te omarmen gezien de bezuinigingen waarmee ze te maken krijgen. Verder deelt hij mee dat ze goed bezig zijn met de fusie met Lococensus, ook met digitaliseringsslag t.b.v. de gemeenten. Mevrouw Van der Meulen vindt het een tegenvaller dat de bedragen fors omhoog zijn gegaan en zegt dat het meeliften met Vitens altijd goed is bevallen en adviseert dat niet te snel op te zeggen. De heer Gutteling wijst er op dat je er gelijk aan verdient wanneer je Vitens opzegt door een BTW-voordeel. De heer Smits zegt dat meeliften al jarenlang een onderwerp van discussie is. Voor een deel van de werkzaamheden wordt BTW betaald, maar redenen om toch te blijven, waren o.a. klantvriendelijkheid (termijnbetalingen), oninbaarheid gaat omhoog als je het zelf doet. Overigens zijn er vele sommen mogelijk en hangt financieel voordeel nauw samen met de berekeningssystematiek die wordt toegepast en met het beleid voor kwijtschelding. De heer Doorn wijst er nog op dat wanneer er meerdere gemeenten bij betrokken worden het niet meer mogelijk is om mee te liften met Vitens. De heer Oudega wijst op het verschil in bedragen van kwijtschelding, te weten voor Vallei & Eem en Zuiderzeeland en voor Veluwe 900. De heer Prenger stelt voor om de inning voor Vitens te gaan doen en wijst daarbij naar de werkwijze in Amsterdam. De heer Doorn is van mening dat er een goede organisatie is neergezet met Tricijn en nu ook samen met Lococensus. De frictiekosten (langdurige ziekte e.d.) zijn er nu uit. Naar de kwijtschelding wordt nu gekeken op basis van opgaven van Tricijn en hierover kan open gesproken worden in de infobijeenkomst van 27 oktober. Bij de Uniecommissie CBCF waren weer geluiden te horen dat de waterschappen niet aan inkomenspolitiek moeten doen en is het opheffen van kwijtschelding zelfs benoemd. Op de vraag van de heer Lok of er is overwogen om een brief naar de formateur te zenden zegt de heer Doorn dat de discussie in het bestuur van de Unie afgewacht moet worden. De leden van de commissie adviseren positief op de begroting van Tricijn. Vervolgens wordt de begroting van Het Waterschapshuis (HWH) door de heer Van den Brandhof toegelicht. Met betrekking tot TAX-i heeft HWH Logica CMG in gebreke gesteld. Hierover is vorige week een eerste gesprek geweest en vanavond komen in een overleg procedures en oplossingen aan de orde. Naar mening van de heer Van den Brandhof is hetgeen hier is opgenomen vrij optimistisch en zijn er nog diverse kanttekeningen bij deze begroting te plaatsen. De landsadvocaat is hierbij ook betrokken. Door het bestuur wordt verder nog gewerkt aan een plan B (full back scenario) en spreker volgt dit nauwgezet. De commissie spreekt haar zorgen uit over de ontwikkelingen met betrekking tot Tax-i. en ondersteunt de bedrijfsmatige aanpak hierin van HWH. Voor nu wordt door de leden van de commissie positief geadviseerd op de begroting van HWH met inachtname van vorenstaande.

9 Blad 9 van Ingekomen stukken 9.1. Tussenstand EEP (Energie Efficiency Plan) Geconcludeerd wordt dat Waterschap Veluwe hier positief uitkomt en de leden van de commissie spreken hun waardering daarvoor uit. De heer Prenger merkt naar aanleiding hiervan op dat in het kader van de fusie (kwaliteit, cultuur) dit een punt is dat door ons te verzilveren is, aangezien Vallei & Eem hier minder heeft gedaan. De heer Wiltink merkt op dat wij hier beter uitkomen en dat Vallei & Eem wellicht ergens anders beter uitkomt. Van belang is dat gekeken wordt naar een win-win situatie Memo inzake Jaarverslag Nationale Ombudsman Geconstateerd wordt dat 1 klacht het Waterschap Veluwe betreft. Wordt verder voor kennisgeving aangenomen Fusie Tricijn/Lococensus; overheids-bv? De heer Gutteling vindt de notitie niet duidelijk en onvoldoende objectief. Met zijn vraag heeft hij bedoeld om bij andere waterschappen en gemeenten te kijken, terwijl hier alleen opvattingen worden weergegeven. Gezien de complexe materie verzoekt hij dan ook een externe jurist die hiermee ervaring heeft, hier naar te laten kijken. Dit voorstel wordt gevolgd. De notitie wordt hiertoe teruggenomen en zal na externe juridische advisering terugkomen in de commissie. 10. Rondvraag en sluiting De heer Van den Brandhof doet verslag van de stand van zaken omtrent de wateroverlast en verwijst naar foto s hiervan die in een mapje onder het a.b. op de bestuursschijf zullen worden geplaatst. De heer Roozen vraagt naar het overleg tussen de Unie en het Bosschap over Natuurterreinen in de watersysteemheffing. De heer Doorn deelt mee dat in de Uniecommissie CBCF is geconcludeerd dat ongebouwd veel meer zou moeten gaan betalen als het voorstel overgenomen wordt. Dit heeft te veel consequenties en het Hoger Beroep zal dan ook afgewacht worden. Op de vraag van de heer Roozen naar gelden vanuit de provincie, deelt de heer Van den Brandhof mee dat wanneer er gelden uit beschikte projecten overblijven, deze niet voor andere projecten gebruikt mogen worden, maar teruggestort moeten worden. Voor Toplijst-gebieden ziet het er somber uit. De heer Lok zegt dat aan de commissie Landelijk Gebied in oktober advies wordt gevraagd. Naar aanleiding van de bezuinigingen vanuit het Rijk zal er met de ILG-gelden waarschijnlijk weinig gebeuren. De heer Roozen concludeert dat er een behoorlijke streep gezet is door de aanpak van de droogtebestrijding. De heer Lok attendeert de commissieleden op de uitnodiging voor de Algemene Ledenvergadering van de VBABW op 15 september te Tiel. De heer Wiltink brengt de wateroverlastsituatie bij de Nijbroekse wetering en Nieuwe wetering onder de aandacht, die is ontstaan na de enorme hoosbui van 26 augustus. In

10 Blad 10 van 10 tegenstelling tot eerdere wateroverlast trekt het water heel langzaam weg; na 10 dagen staat het water nog op het land. Hij heeft het idee dat dit ligt aan het nieuwe maaibeleid en nodigt iedereen uit te komen kijken naar de ontstane situatie en vraagt naar een mogelijke schaderegeling. De heer Van den Brandhof stelt dat deze problematiek op basis van binnengekomen klachten moet worden uitgezocht, maar dat dit primair een zaak is voor de commissie Water. Mevrouw Straatman sluit zich aan bij de heer Wiltink en stelt verder de Stichting Cortenoever aan de orde, die ook bij de commissie Water inspreken. Zij is door hen benaderd over o.a. een afspraak tussen de stichting en de heren Verwolf en Van den Boomgaard die niet is doorgegaan, waarover men teleurgesteld is alsmede over een gedoogbeschikking die niet door het waterschap, maar door RWS had moeten worden opgelegd. Verder was er sprake van schade op het land, waarover uitsluitsel gegeven moet worden. Spreekster waarschuwt voor het verspelen van good will en benadrukt het belang van goede communicatie. De heer Van den Brandhof wijst er op dat dit ook een punt is voor de commissie Water. Hij weet wel dat er sprake is van gedoogbeschikkingen die gecorrigeerd zijn. RWS moesten deze opleggen, omdat het om buitendijks gebied ging. De heer Prenger zegt dat hij in de klankbordgroep IJsselsprong heeft gezeten en dat een nuance op zijn plaats is. Men kan bezwaar hebben, maar het moet ook een keer af zijn en niet steeds opnieuw dezelfde discussie voeren. Het signaal is in ieder geval helder. Met betrekking tot de wateroverlastsituatie merkt de heer Gutteling nog op het van belang te vinden dat uitkomsten van onderzoek hiernaar niet alleen goed gecommuniceerd worden naar het buitengebied, maar ook in het stedelijk gebied. Hierbij wijst hij op de overlast die in Apeldoorn is ontstaan. Analyse van de situatie moet zo snel mogelijk gecommuniceerd worden. Niets meer aan de orde zijnde sluit de heer Van den Brandhof de vergadering om uur.