De fiscale gevolgen van vergoedingsrechten tussen echtgenoten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De fiscale gevolgen van vergoedingsrechten tussen echtgenoten"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM De fiscale gevolgen van vergoedingsrechten tussen echtgenoten Wat zijn de fiscale gevolgen van vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor de inkomstenbelasting en brengen deze fiscale knelpunten met zich? Naam: A.C.M. Kuijstermans Studentnummer: Studierichting: fiscaal recht, Internationaal en Europees belastingrecht Datum: 20 juni 2014 Scriptiebegeleider: mevr. mr. N. Idsinga Aantal woorden:

2 Inhoudsopgave Inleiding De vergoedingsrechten tussen echtgenoten voortvloeiend uit art. 1:87 BW Inleiding Het huwelijksvermogen en de daaruit voortvloeiende vermogensverschuivingen Vergoedingsrechten en -plichten in het algemeen Vergoedingsrechten en -plichten voortvloeiend uit art. 1:87 BW Conclusie De fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB Inleiding De fiscale toerekening van inkomensbestanddelen tussen echtgenoten gehuwd in gemeenschap van goederen De fiscale toerekening van inkomensbestanddelen tussen echtgenoten gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen De fiscale gevolgen van de economische gerechtigdheid voor winst uit onderneming en de tbsregeling van art Wet IB De fiscale gevolgen ten aanzien van het pand De fiscale gevolgen ten aanzien van de vergoedingsschuld en -vordering Conclusie De fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor de terbeschikkingstellingsregeling van art Wet IB Inleiding De fiscale toerekeningsproblematiek van tbs-vermogensbestanddelen in het kader van art Wet IB De fiscale gevolgen van de economische gerechtigdheid voor art Wet IB Visie Gubbels Visie Albert Visie Hoogwout Conclusie De fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor de aanmerkelijkbelangregeling Inleiding Aandeelhouder in de aanmerkelijkbelangregeling Invloed huwelijksvermogensrecht op de aanmerkelijkbelangregeling

3 4.4 De fiscale gevolgen van de economische gerechtigdheid voor de aanmerkelijkbelangregeling Visie Gubbels & Hoogwout Visie Albert, Kooiman & Heithuis Conclusie De visie van de staatsecretaris met betrekking tot de fiscale gevolgen van vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW Inleiding Visie staatssecretaris van Financiën De fiscale gevolgen voor de winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB De fiscale gevolgen voor de tbs-regeling van art 3.92 Wet IB De fiscale gevolgen voor de ab-regeling Conclusie Resterende knelpunten en aanbevelingen aan de wetgever Inleiding Resterende Knelpunten en aanbeveling aan de wetgever Conclusie Literatuurlijst & jurisprudentie

4 Inleiding Op 1 januari 2012 is de zogenoemde derde tranche inzake de vernieuwing van het huwelijksvermogensrecht in werking getreden. 1 Deze derde tranche bracht een nieuwe regeling inzake vergoedingsrechten met zich. Vergoedingsrechten, zoals bedoeld in art. 1:87 Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW), ontstaan als de ene echtgenoot een goed verkrijgt dat tot zijn eigen vermogen zal behoren en dat ten laste komt van het vermogen van de andere echtgenoot. Een vergoedingsrecht ontstaat ook als een echtgenoot een schuld voldoet of aflost ter zake van een goed dat behoort tot het vermogen van de andere echtgenoot. De financierende echtgenoot heeft in beide gevallen recht op vergoeding. De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald door (I) de waardeontwikkeling van het verkregen goed dan wel (II) de waardeontwikkeling van het goed ten aanzien waarvan een schuld is afgelost of is voldaan (hierna aangeduid als onderliggende goederen). Als tijdstip voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding geldt het moment waarop de vordering wordt voldaan. De wetgever heeft met dit systeem gekozen voor de beleggingsleer. Uitgangspunt hierbij is economische gerechtigdheid. De financierende echtgenoot wordt in economische zin gerechtigd tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. Art. 1:87 BW ziet onder andere op de situatie dat de echtgenoten met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Vergoedingsrechten kunnen ook ontstaan indien echtgenoten gehuwd zijn in gemeenschap van goederen, deze blijven echter voor dit onderzoek buiten beschouwing. 2 In deze scriptie wordt stilgestaan bij de fiscale gevolgen van vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW ten aanzien van de inkomstenbelasting. Hierbij zal de volgende onderzoeksvraag centraal staan: Wat zijn de fiscale gevolgen van vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor de inkomstenbelasting en brengen deze fiscale knelpunten met zich? Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden wordt in het eerste hoofdstuk stilgestaan bij de civielrechtelijke kwalificatie van de vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW (hierna te noemen: vergoedingsrechten). De civielrechtelijke kwalificatie van de vergoedingsrechten is namelijk van belang voor de fiscale gevolgen, omdat het fiscale recht in beginsel het civiele recht volgt. Na deze civielrechtelijke duiding wordt nader ingegaan op de gevolgen voor de inkomstenbelasting. Hierbij worden in het tweede hoofdstuk de fiscale gevolgen van vergoedingsrechten beschreven voor de winst uit onderneming en de terbeschikkingstellingsregeling (hierna te noemen: tbs-regeling) van art Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna te noemen: Wet IB 2001). In het derde hoofdstuk worden de fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten belicht die samenhangen met de tbs-regeling 1 Wet van 18 april 2011 tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen), Stb. 2011, Vergoedingsrechten zoals bedoeld in art. 1:95 en art. 1:96 BW. 3

5 van art Wet IB In hoofdstuk vier worden de fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten beschreven in het kader van de aanmerkelijkbelangregeling. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf stilgestaan bij de reactie van de staatssecretaris van Financiën met betrekking tot de fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten. In hoofdstuk zes worden de resterende knelpunten belicht en zullen enkele aanbevelingen worden gedaan aan de wetgever. Tot slot wordt in de conclusie antwoord gegeven op de hiervoor geformuleerde onderzoeksvraag. Leiden, 20 juni 2014 A.C.M. Kuijstermans 4

6 1. De vergoedingsrechten tussen echtgenoten voortvloeiend uit art. 1:87 BW 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de civielrechtelijke aspecten van de vergoedingsrechten beschreven zoals bedoeld in art. 1:87 BW. Om deze vergoedingsrechten te kunnen duiden, worden eerst een aantal van belang zijnde begrippen uit het huwelijksvermogensrecht nader uitgelegd. Vervolgens wordt ingegaan op de wettelijke regeling van art. 1:87 BW zelf. Tot slot wordt stilgestaan bij het civielrechtelijke karakter van een vergoedingsrecht dat voortvloeit uit art. 1:87 BW. 1.2 Het huwelijksvermogen en de daaruit voortvloeiende vermogensverschuivingen Problemen in het huwelijksvermogensrecht vloeien voort uit het feit dat het huwelijksvermogen veelal wordt gevormd door twee of drie afzonderlijke vermogens. Van Mourik verstaat onder het huwelijksvermogen het gezamenlijk vermogen van de echtgenoten, ongeacht de gerechtigheid daartoe. 3 Naast het huwelijksvermogen, een wettelijke of beperkte huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap, beschikken echtgenoten vaak ook over een privévermogen. In het geval iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap ontbreekt, is er alleen sprake van twee privévermogens. Het huwelijk brengt met zich dat gemakkelijk vermogensverschuivingen kunnen plaatsvinden tussen deze afzonderlijke vermogens. De vermogensverschuivingen geschieden vaak in een onzakelijke sfeer, wat zich mede uit in het feit dat doorgaans een deugdelijke administratie van de vermogensverschuivingen ontbreekt. Vermogensverschuivingen zijn ingewikkeld en zeker indien naast een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen ook nog andere gemeenschappen bestaan, zoals een eenvoudige gemeenschap of vennootschappelijke gemeenschap Vergoedingsrechten en -plichten in het algemeen Indien een vermogensverschuiving niet kan gelden als een betaling, niet bedoeld is als een bevoordeling en evenmin kan worden aangemerkt als een natuurlijk verbintenis ontstaat een vergoedingsrecht ten gunste van het benadeelde vermogen en ten laste van het vermogen ten bate waarvan de verschuiving optrad. De vergoeding wordt uitgedrukt in een geldbedrag. Met de desbetreffende vordering correspondeert een vergoedingsplicht (schuld). De vordering is in beginsel direct opeisbaar, maar de redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een grote rol, mede gelet op de aard van de huwelijksverhouding. Dit brengt met zich dat gedurende het huwelijk de vordering veelal niet opeisbaar zal zijn, maar pas bij het overlijden van één van de echtgenoten of bij het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding. De schuld kan te allen tijde worden afgelost. De vergoedingsrechten verjaren niet tijdens het huwelijk zolang geen sprake is van scheiding van tafel en bed. De 3 Van Mourik 2013, p Van Mourik 2013, p

7 verjaringstermijn wordt verlengd tot zes maanden daarna op grond van art. 3:321 lid 1 onderdeel a BW Vergoedingsrechten en -plichten voortvloeiend uit art. 1:87 BW Art. 1:87 lid 1 BW laat een vergoedingsplicht ontstaan in twee gevallen: 1. een echtgenoot verkrijgt ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren; 2. een schuld van een echtgenoot ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot. Art. 1:87 lid 1 BW ziet op vermogensverschuivingen tussen eigen vermogens. Het artikel is dus vooral van toepassing op huwelijken waarbij iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen is uitgesloten, maar ook als naast een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap twee eigen vermogens bestaan. De regeling van art. 1:87 BW is dus van toepassing ongeacht het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime. Art. 1:87 lid 2 BW bepaalt de omvang van de vergoedingsvordering. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van het goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. 6 Dit gedeelte: a. is in het geval van een verkrijging ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in het tegenprestatie voor het goed; b. komt in het geval van een voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot overeen met de verhouding tussen het uit diens vermogen voldane of afgeloste bedrag ten opzichte van de waarde van het goed op het tijdstip van die voldoening of aflossing. Het tweede lid laat zich het beste toelichten aan de hand van een tweetal voorbeelden 7 : Voorbeeld art. 1:87 lid 2, onderdeel a, BW A koopt een woning voor en betaalt hiervan uit eigen privémiddelen en uit door zijn echtgenoot B ter beschikking gestelde privé-middelen. De woning wordt eigendom van A. De andere echtgenoot (B) heeft recht op een vergoeding, die ingevolge 1:87, lid 2, onderdeel a, BW gelijk is aan een kwart van de waarde van de woning op het tijdstip waartegen de vergoedingsvordering wordt afgerekend. Indien A na tien jaar overgaat tot vergoeding en de waarde van de woning dan bedraagt, is de vergoeding voor B Indien A echter al na twee jaar tot voldoening was overgegaan en de waarde van de woning toen gedaald was tot , had B slecht rechts recht op vergoeding. 5 Van Mourik 2013, p Doorgaans zal in de praktijk de financiële afwikkeling van het vergoedingsrecht plaatsvinden nadat het desbetreffende goed is verkocht, één van de echtgenoten is overleden of een verzoek tot echtscheiding is ingediend. 7 Het betreffen de voorbeelden uit Kamerstukken I 2008/09, nr. C, p

8 Voorbeeld 1:87 lid 1, onderdeel b, BW Echtgenoot A heeft een huis in eigendom met een waarde van Het huis wordt verbouwd voor De aannemer wordt voldaan uit privé-middelen van de andere echtgenoot (B). Op het tijdstip dat tot vergoeding wordt overgegaan, is de waarde van het huis gestegen tot De vergoeding voor B beloopt dan ingevolge art. 1:87 lid 2, onderdeel b, BW (naar evenredigheid van de wederzijdse investeringen van de echtgenoten) één zesde deel van , derhalve De hoogte van de vergoedingsvordering wordt dus gekoppeld aan de waarde van het onderliggende goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. De wetgever heeft hiermee gekozen voor de beleggingsleer. 8 Het uitgangspunt hierbij is economische gerechtigheid. De financierende echtgenoot wordt in economische zin gerechtigd tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. Hierdoor deelt de financierende echtgenoot niet alleen in eventuele positieve waardeontwikkelingen maar in beginsel ook in negatieve waardeontwikkelingen. Echter, de financierende echtgenoot deelt op grond van art. 1:87 lid 3, onderdeel a, BW niet in de negatieve waardeontwikkeling van het onderliggende goed indien de vermogensverschuiving plaatsvond zonder zijn toestemming. De negatieve waardeontwikkeling komt in dat geval geheel toe aan de andere echtgenoot. Heeft de financierende echtgenoot wel toestemming gegeven voor de aanwending van diens vermogen, dan deelt hij in beginsel in zowel de positieve als negatieve waardeontwikkelingen van het onderliggende goed. De beleggingsleer is niet van toepassing bij de bepaling van de hoogte van de vergoedingsvordering ten aanzien van verbruiksgoederen (bijv. een auto). De vergoeding bedraagt op grond van art. 1:87 lid 3, onderdeel b, BW het nominale bedrag dat de financierende echtgenoot ten laste van zijn vermogen heeft aangewend. De wetgever blijft ten aanzien van verbruiksgoederen wel vasthouden aan het nominaliteitsbeginsel, aangezien dit goederen zijn die veelal in waarde dalen en daarmee bij voorbaat het recht op vergoeding wordt uitgehold. 9 Art. 1:87 lid 3, onderdeel c, BW houdt rekening met de mogelijkheid dat het onderliggende goed wordt vervreemd. Treedt daarvoor een ander goed in de plaats, dan zal de vergoedingsvordering afhankelijk zijn van de waardeontwikkeling van dat goed. In het geval geen ander goed in de plaats treedt, dan wordt de vergoeding bepaald aan de hand van de waarde ten tijde van de vervreemding Kamerstukken II, 2002/03, , 3, p. 18. De wetgever heeft t.a.v. de vergoedingsvorderingen afstand gedaan van het nominaliteitsbeginsel. De vergoedingsvordering onder het nominaliteitsbeginsel is een nominale vordering waarover geen rente is verschuldigd, tenzij op grond van een overeenkomst of uit de wet anders voortvloeit. Een uitzondering op het nominaliteitsbeginsel was volgens de Hoge Raad in Kriek-Smit (HR 12 juni 1987, NJ 1988/150) niet geheel uitgesloten, maar van een dergelijke uitzondering op grond van de redelijkheid en billijkheid kon niet snel sprake zijn. 9 Kamerstukken II, 2005/06, , 9, p Kamerstukken II, 2005/06, , 9, p

9 De toepassing van de beleggingsleer op vergoedingsvorderingen is regelend recht. Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste tot en met het derde lid van art. 1:87 BW, aldus het vierde lid van art. 1:87 BW. De wetgever heeft in het vijfde lid van art. 1:87 BW voorzien in de mogelijkheid om vergoedingsvorderingen te schatten, indien hun omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. De wetgever onderkent hiermee dat nauwkeurige vaststelling soms lastig is, met name wanneer daarin meer elementen een rol spelen en bepaalde gegevens niet meer precies kunnen worden achterhaald. 11 Tot slot wordt onder de huidige regeling geen rente vergoed door de schuldenaar aan de echtgenoot die recht heeft op een vergoedingsvordering De civielrechtelijke kwalificatie van het vergoedingsrecht voortvloeiend uit art. 1:87 BW De vergoedingsvordering van de financierende echtgenoot bestaat dus uit een economische gerechtigdheid tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. In de literatuur is een discussie ontstaan over hoe de vergoedingsvordering civielrechtelijk moet worden gekwalificeerd. Enerzijds wordt betoogd dat deze leidt tot economische deelgerechtigdheid in het onderliggende goed. Anderzijds wordt betoogd dat slechts sprake is van een vordering, zij het met een economisch belang, die vergelijkbaar is met een vordering op grond van een verrekenbeding. De mening dat de vergoedingsvordering leidt tot economische deelgerechtigdheid in het onderliggende goed wordt verdedigd door Van Mourik. Hij merkt hierover op: Art. 1:87 BW bezigt in elke van de vijf leden de term vergoeding, hetgeen de visie dat het in dat artikel over vergoedingsrechten gaat, een forse steun in de rug geeft. Maar dan moet vervolgens wel bedacht worden dat de klassieke vergoedingsrechten door art. 1:87 wezenlijk van juridisch karakter zijn veranderd. Er vindt geen doorbreking van het nominalistisch principe plaats maar een koppeling van de vergoedingsvordering aan het economische belang van de investering (lid 2). Het een is niet hetzelfde als het andere. Wie een economisch belang in een goed verwerft, wordt in verbintenisrechtelijke zin eigenaar. Er is sprake van economische gerechtigdheid. De gerechtigde deelt in beginsel in de waardeontwikkeling van het goed zowel in positieve als negatieve zin. De economische gerechtigde heeft geen vergoedingsvordering. Er valt niets te vergoeden. De gerechtigde heeft een aan de waarde van het goed gekoppelde verbintenisrechtelijke aanspraak jegens de subjectief gerechtigde tot de betrokken zaak of het betrokken goed. 13 Ook Tuinstra gaat uit van economische gerechtigdheid: De echtgenoot die de ander vermogen beschikbaar heeft gesteld, wordt daardoor economisch gerechtigd in het goed van de ander Kamerstukken II, 2005/06, , 9, p Kamerstukken II, 2002/03, , 3, p Van Mourik, WPNR 2012, p Tuinstra, KWEP 2011/25, p. 4. 8

10 De mening dat de vergoedingsvordering leidt tot een economisch belang bij de waardeontwikkeling van het onderliggende goed wordt verdedigd door Kooiman. 15 Hij refereert hierbij aan de memorie van toelichting 16 en de memorie van antwoord 17 en komt tot de conclusie dat de vergoedingsvordering leidt tot een economisch belang bij de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. 18 Dit betekent volgens hem daarentegen niet dat de echtgenoot in verbintenisrechtelijke zin eigenaar wordt van het goed. Kooiman stelt dat naast het gebrek aan goederenrechtelijk effect de positie van de financierende echtgenoot op een aantal punten verschilt met de positie van een eigenaar: - het economische belang bij de waardeontwikkeling van het goed is geen zelfstandig recht, maar duurt zolang de vordering niet is afgelost. Door het voldoen van de vergoeding kan de andere echtgenoot voorkomen dat nog langer wordt meegedeeld in de waardeontwikkeling van het goed; - de vruchten van het goed komen volledig toe aan de andere echtgenoot. De vergoedingsvordering heeft hier geen invloed op; - de echtgenoot is niet bestuursbevoegd ten aanzien van het goed en mag daarom geen (rechts) handelingen met betrekking tot het goed verrichten; - de kosten die samenhangen met het goed komen volledig voor rekening van de andere echtgenoot. 19 Kooiman is dus van mening dat de financierende echtgenoot niet een met het eigendomsrecht vergelijkbaar economisch belang heeft bij het goed. Ook het standpunt van Van Mourik dat in wezen géén sprake is van een vergoedingsvordering acht hij onjuist. Die opvatting wordt niet gesteund door de letterlijke wettekst. Volgens Kooiman volgt uit de opzet van art. 1:87 BW dat sprake is van een echte vordering. De vergoedingsvordering kan, net als een andere vordering, worden afgelost. Verder bepaalt het vijfde lid van art. 1:87 BW dat als de vergoedingsvordering niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dat deze wordt geschat. Bovendien hebben de echtgenoten de mogelijkheid om overeen te komen dat de vergoedingsvordering op andere wijze wordt bepaald. Uit deze kenmerken spreekt volgens Kooiman veel meer het karakter van een vergoedingsrecht dan van een verbintenisrechtelijke aanspraak tot het betrokken goed. 20 De mening van Kooiman wordt ook gedeeld door Reijnen. Reijnen stelt dat het vergoedingsrecht een persoonlijk vorderingsrecht is waarvan de omvang van de vordering gelijk is aan het economisch belang bij het onderliggende goed. 21 Mijns inziens is het vergoedingsrecht voortvloeiend uit art. 1:87 BW een vordering die afhankelijk is van de waarde van het onderliggende goed. De wetgever heeft namelijk bij de 15 Kooiman, WFR 2013, p Kamerstukken II, 2002/03, , 3, p Kamerstukken II, 2008/09, , C, p Kooiman, WFR 2013, p Kooiman, WFR 2013, p Kooiman, WFR 2013, p Reijnen, WPNR 2014, p

11 parlementaire behandeling van art. 1:87 BW aansluiting gezocht bij art. 1:136 BW (verrekenbedingen), omdat beide regelingen uitgaan van de beleggingsleer. 22 Een verrekenbeding is een verplichting tot een periodieke (jaarlijkse) of finale (bij echtscheiding of overlijden) verrekening van onverteerde inkomsten voortvloeiend uit huwelijkse voorwaarden. Deze verrekening resulteert meestal in een vordering ten gunste van één van de echtgenoten. 23 Doordat de wetgever een duidelijke vergelijking maakt met verrekenbedingen en de verschillen tussen beide regelingen beperkt acht, kan in mijn ogen worden geconcludeerd dat de wetgever de bedoeling heeft gehad de vergoedingsrechten te kwalificeren als een vordering. 24 In de literatuur is opgemerkt dat het standpunt van de wetgever dat de verschillen tussen beide regelingen beperkt zijn iets te stellig is. Gubbels merkt hierover op: Anders dan bij de verrekenvordering uit hoofde van een verrekenbeding, ontstaat de vordering zodra het goed wordt aangeschaft. Bovendien is de vergoedingsvordering specifieke gekoppeld aan het aangeschafte goed. 25 Kooiman schrijft: Een ander verschil is dat bij een vergoedingsvordering een fluctuatie in de waarde van het goed direct leidt tot een hogere of lagere vordering. Bij verrekening daarentegen hebben waardeontwikkelingen geen invloed op de verrekenmassa en daarmee indirect op de hoogte van de verrekenvordering. Ook hieruit blijkt dat een vergoedingsvordering leidt tot een directer economisch belang bij het achterliggende goed. 26 Dit lijken mij juiste constateringen. In mijn ogen is het hierdoor niet mogelijk om civielrechtelijk aan te sluiten bij een bestaand rechtsfiguur. Enerzijds is de vergoedingsvordering niet vergelijkbaar met de volledige economische eigendom. Anderzijds leidt de vergoedingsvordering tot een directer belang bij de waardeontwikkeling van het onderliggende goed dan een verrekenvordering. De vergoedingsvordering moet daarom fiscaal op zijn eigen kenmerken worden beoordeeld Conclusie Een vermogensverschuiving tussen echtgenoten doet, mits is voldaan aan de eisen van art. 1:87 BW, een vergoedingsrecht ontstaan ten gunste van de financierende echtgenoot. Dit vergoedingsrecht kwalificeert als een vordering en omvat een economische gerechtigdheid tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. Echter, ten aanzien van deze kwalificatie kan civielrechtelijk niet worden aangesloten bij een bestaand rechtsfiguur. Het vergoedingsrecht moet daarom fiscaal op zijn eigen kenmerken worden beoordeeld. Dit betekent dat voor elke fiscale regeling afzonderlijk moet worden bekeken wat de gevolgen zijn voor een financierende echtgenoot die economisch gerechtigd wordt tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. 22 Kamerstukken II, 2008/09, , C, p Van Mourik 2013, p Kamerstukken II, 2008/09, , C, p Gubbels, WPNR 2012, p Kooiman, WFR 2013, p Kooiman, WFR 2013, p

12 2. De fiscale gevolgen van de vergoedingsrechten voortvloeiend uit art. 1:87 BW voor winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB Inleiding Art. 1:87 BW brengt met zich dat de financierende echtgenoot economisch gerechtigd wordt tot de waardeontwikkeling van het onderliggende goed. Stel nu dat dit onderliggende goed (bijv. een pand) behoort tot het ondernemingsvermogen van de ondernemende echtgenoot. Wat zijn dan de gevolgen voor winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB 2001? Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient eerst te worden uitgelegd hoe de fiscale toerekening van inkomensbestanddelen geschiedt binnen het huwelijk, waarbij zowel het huwelijk in gemeenschap van goederen als het huwelijk met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen aan bod komt. Hierbij wordt bij beide huwelijksregimes beschreven hoe de fiscale toerekening van inkomensbestanddelen doorwerkt ten aanzien van de winst uit onderneming. Tot slot wordt antwoord gegeven op bovenstaande vraag door middel van een casus. 2.2 De fiscale toerekening van inkomensbestanddelen tussen echtgenoten gehuwd in gemeenschap van goederen Het uitgangspunt van de Wet IB 2001 is dat iedere belastingplichtige voor zijn eigen inkomsten wordt belast. 28 De vervolgvraag is hoe dit doorwerkt indien de belastingplichtige gehuwd is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient eerst te worden opgemerkt dat het huwelijk, ongeacht het huwelijksgoederenregime, tot gevolg heeft dat de echtgenoten kwalificeren als partner in de zin van art. 5a Algemene wet inzake rijksbelastingen 1959 (hierna te noemen: AWR). Vervolgens geeft art. 2:17 lid 1, Wet IB 2001 antwoord op de vraag hoe de toerekening van inkomensbestanddelen geschied bij partners: Inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn partner worden in aanmerking genomen bij degene door wie de inkomensbestanddelen zijn genoten of op wie ze drukken. In het geval de echtgenoten zijn getrouwd in gemeenschap van goederen kan voor de vraag wie het inkomensbestanddeel geniet, gekeken worden naar twee benaderingen. De eerste benadering is de economische benadering. Bij de economische benadering weegt het zwaarst het feit dat ieder van beide echtgenoten via de huwelijksgoederengemeenschap voor de helft gerechtigd is tot het desbetreffende in de huwelijksgoederengemeenschap vallende inkomensbestanddeel. De tweede benadering is de juridische benadering. Bij de juridische benadering wordt gekeken naar de bestuursregeling van art. 1:97 BW dat de bestuursbevoegde echtgenoot aanwijst als degene die het desbetreffende inkomensbestanddeel geniet. De bestuursbevoegde echtgenoot is de echtgenoot op wiens naam het vermogensbestanddeel staat dat het desbetreffende inkomen genereert. Het tweede lid van art. 1:97 BW geeft een uitzondering op de regel dat de bestuursbevoegde echtgenoot het inkomen uit het desbetreffende vermogensbestanddeel geniet. Is het vermogensbestanddeel namelijk dienstbaar 28 Inkomsten zijn het belastbare inkomen genoten uit een bron als bedoeld in art. 2.3 Wet IB

13 aan het bedrijf of beroep van de andere echtgenoot dan de echtgenoot op wiens naam het vermogensbestanddeel staat, dan gaat de bestuursbevoegdheid over naar de andere, ondernemende echtgenoot, voor zover het handelingen betreft die als normale uitoefening van dat bedrijf of beroep zijn te beschouwen. De vraag is welke benadering (economisch of juridisch) doorslaggevend is. 29 Ten aanzien van de winst uit onderneming heeft de Hoge Raad bij in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten gekozen voor de juridische benadering en dan met name de regeling van het tweede lid van art. 1:97 BW. 30 De Hoge Raad oordeelde namelijk: In een geval als het onderhavige, waarin een onderneming wordt gedreven door een van de in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten in een in die gemeenschap vallend bedrijfspand dat in zijn geheel dienstbaar is aan die onderneming, dient dat bedrijfspand in zijn geheel tot het ondernemingsvermogen van de echtgenoot die de onderneming drijft te worden gerekend. 31 Met andere woorden: de echtgenoot die ondernemer is in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001 geniet het inkomen en wordt als zodanig belast, ook als dit inkomen opkomt uit vermogensbestanddelen die op naam staan van de andere niet-ondernemende echtgenoot. Een ander belangrijk arrest omtrent de toerekening van inkomsten binnen het huwelijk is HR 9 mei 2003, nr , BNB 2003/288. Het ging hier om een man/vrouw-firma van twee echtgenoten die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Beide echtgenoten waren voor 50% gerechtigd tot de firmawinst. Eén van de echtgenoten kocht geheel op eigen naam een bedrijfspand en bracht hiervan enkel het gebruik in de firma in. Hij rekende vervolgens het gehele pand tot zijn buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen. De vraag was of dit laatste correct was. Het Hof van Leeuwarden oordeelde dat slechts 50% tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen mocht worden gerekend en de andere 50% tot het vermogen van de andere echtgenoot vanwege de huwelijksgoederengemeenschap. De Hoge Raad oordeelde daarentegen dat hij het pand wel volledig tot zijn buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen mag rekenen. Volgens de Hoge Raad krijgt de andere echtgenoot (tevens medevennoot) alleen zeggenschap over het gebruik van het pand in de onderneming, maar niet de zeggenschap over het pand zelf. Bij het pand zelf heeft zij alleen belang, in die zin dat zij deelt in het risico van tenietgaan en in de waardeveranderingen, in haar hoedanigheid van in algehele gemeenschap van goederen getrouwd echtgenoot. Dat is volgens de Hoge Raad onvoldoende om het pand tot het ondernemingsvermogen van deze echtgenoot te rekenen. Wat in dit arrest opviel is dat de regeling van art. 1:97 BW nergens aan bod kwam. Wanneer de uitkomst van dit arrest wordt getoetst aan art. 1:97 BW is de uitkomst alleen in overeenstemming met het eerste lid. Het bestuur over het vermogensbestanddeel komt toe aan de echtgenoot op wiens naam het 29 Heithuis 2011, p Heithuis 2011, p HR 1 april 2005, nr , BNB 2005/244 r.o Tevens was in vaste jurisprudentie al bepaald dat de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot niet louter via de huwelijksgoederengemeenschap kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting (HR 29 september 1954, nr , BNB 1954/33 en HR 17 oktober 1979, nr BNB 1979/294). 12

14 vermogensbestanddeel staat. Dit is gezien de casus vreemd, omdat hier sprake was van een vermogensbestanddeel dat werd gebruikt door ondernemende echtgenoten ligt juist toepassing van het tweede lid van art. 1:97 BW meer voor de hand. Heithuis merkt hierover op dat toepassing van het tweede lid van art. 1:97 BW in casu ertoe zou leiden dat het bestuur van het pand beide echtgenoten tezamen toekomt (ieder voor de helft), aangezien beide echtgenoten, vanwege de man/vrouw-firma, ondernemer zijn. Het pand is immers dienstbaar aan het bedrijf of beroep van beide echtgenoten. 32 De juridische vakliteratuur heeft uit het feit dat het tweede lid van art. 1:97 BW niet is toegepast afgeleid dat de Hoge Raad hiermee impliciet heeft geoordeeld dat art. 1:97 lid 2 BW niet van toepassing is op een vermogensbestanddeel dat niet in de onderneming is ingebracht, maar waarvan slechts het gebruik in de onderneming wordt ingebracht. Dit laatste beschouwt de Hoge Raad dan kennelijk niet als dienstbaar aan, zoals bedoeld in het tweede lid van art. 1:97 lid 2 BW. Met andere woorden: wanneer slechts het gebruik van een vermogensbestanddeel in de onderneming wordt ingebracht is alleen de hoofdregel van het eerste lid van art 1:97 BW van toepassing, wat met zich brengt dat het bestuur over het vermogensbestanddeel toekomt aan de (in gemeenschap van goederen gehuwde) echtgenoot op wiens naam het vermogensbestanddeel staat De fiscale toerekening van inkomensbestanddelen tussen echtgenoten gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen Indien de echtgenoten zijn gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en een vermogensbestanddeel behoort tot het privévermogen van één van de echtgenoten, dan is duidelijk dat het bestanddeel ook in fiscale zin aan die echtgenoot toebehoort. Immers, het vermogensbestanddeel maakt geen deel uit van een huwelijksgoederengemeenschap (men kom dus ook niet aan de bestuursregeling van art. 1:97 BW toe). In het geval van een huwelijk met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen wordt het vermogensbestanddeel dus toegerekend aan de echtgenoot aan wie het juridisch gezien toebehoort. 34 Gebruikt een ondernemer vermogensbestanddelen in zijn onderneming, die juridisch behoren tot het privévermogen van de andere echtgenoot, dan kunnen deze niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Indien bijvoorbeeld een ondernemer die gehuwd is met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen een bedrijfspand gebruikt dat behoort tot het privévermogen van zijn echtgenoot, dan behoort het pand dus niet tot zijn ondernemingsvermogen. In deze situatie komt in beginsel voor de niet-ondernemende echtgenoot de terbeschikkingstellingsregeling van art Wet IB 2001 aan de orde. Deze regeling houdt in dat het ter beschikking stellen van het pand door de nietondernemende echtgenoot wordt aangemerkt als een werkzaamheid. Alle inkomsten en alle 32 Heithuis 2011, p Heithuis 2011, p en verder P.H.J. Essers in zijn noot in BNB 2003/288 en de Redactie Vakstudie Nieuws in haar aantekening in V-N 2003/ Kempen 2003, p

15 waardeveranderingen met betrekking tot het pand zijn vervolgens bij deze echtgenoot belast als resultaat uit overige werkzaamheden. 35 In uitzonderlijke gevallen wordt echter aangenomen dat de economische eigendom van een vermogensbestanddeel toebehoort aan de ondernemende echtgenoot en de juridische eigendom aan de andere echtgenoot. 36 In dat geval dient het vermogensbestanddeel fiscaal wel te worden toegerekend aan de ondernemende echtgenoot. De ondernemende echtgenoot moet dan de vermogensetiketteringsregels toepassen. Zijn de echtgenoten gezamenlijk eigenaar van een goed dat in de onderneming wordt gebruikt zonder dat het goed tot een huwelijksgoederengemeenschap behoort, dan wordt fiscaal aan iedere echtgenoot zijn eigendomsaandeel toegerekend. Op het eigendomsaandeel van de ondernemende echtgenoot zijn de vermogensetiketteringsregels van toepassing. Het eigendomsaandeel van de niet-ondernemende echtgenoot valt in de regel onder de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling van art Wet IB De fiscale gevolgen van de economische gerechtigdheid voor winst uit onderneming en de tbsregeling van art Wet IB 2001 Nu de fiscale toerekeningsregels van vermogensbestanddelen tussen echtgenoten zijn behandeld, kan stil worden gestaan bij de volgende vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen voor de winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB 2001 indien de financierende echtgenoot economisch gerechtigd (voortvloeiend uit art. 1:87 BW) wordt tot de waardeontwikkeling van een goed, waarvan de ondernemende echtgenoot juridisch eigenaar is en dat goed tot zijn onderneming behoort? Deze vraag kan worden verduidelijkt met de volgende casus: Echtgenoot A en echtgenoot B zijn gehuwd buiten gemeenschap van goederen. Echtgenoot A drijft een onderneming met een pand dat op zijn naam staat. Het pand is echter voor de helft aangeschaft met middelen van echtgenoot B (met diens toestemming). Echtgenoot B heeft dan een vordering ex art. 1:87 BW op echtgenoot A, zijnde een economisch belang bij de helft van de waarde van het pand De fiscale gevolgen ten aanzien van het pand Volgens Gubbels dient in de situatie waarbij het juridische en economische belang niet in dezelfde persoon zijn verenigd voor de bron winst uit onderneming te worden aangesloten bij de economische gerechtigde. 39 Zij leidt dit af uit het arrest van 30 maart 1955, BNB 1957/16 (zie eerder 2.3) en Rechtbank Den Haag van 7 september 2009, VN 2009/ In BNB 1957/16 oordeelde de Hoge Raad dat onroerende zaken die op naam staan van de echtgenote van de ondernemer, toch tot het ondernemingsvermogen van de ondernemer kunnen behoren, als het belang bij de onroerende zaken 35 Lubbers & Meussen, p HR 29 maart 1950, B en HR 30 maart 1955, BNB 1957/ Essers, van Kempen e.a. 2013, p Casus ontleend uit Kooiman, WFR 2013, p Gubbels, WPNR 2012, p

16 hem aangaat. De rechtbank oordeelde in VN 2009/ dat de ondernemer economisch eigenaar was van het pand waarvan zijn echtgenote, met wie hij buiten gemeenschap van goederen was gehuwd, de juridische eigendom bezat. De ondernemende echtgenoot had de onderneming in 1964 van zijn schoonvader gekocht. De echtgenote kocht het pand waarin gedeeltelijk de onderneming werd gedreven in 1966 van haar vader. Voor het gebruik van een deel van het pand in de onderneming was geen vergoeding overeengekomen. De ondernemer nam het pand vanaf dat moment op in zijn fiscale balans. Toen de ondernemer zijn onderneming in 2002 staakte, rees de vraag of het pand geheel of voor een deel tot het ondernemingsvermogen van de ondernemer behoorde. De rechtbank overwoog dat aannemelijk was dat de ondernemer vanaf de aankoop van het pand de economische eigendom bezat, zodat het pand terecht tot zijn ondernemingsvermogen was gerekend. Gubbels is van mening dat uit deze rechtspraak voortvloeit dat de ondernemer de vermogensbestanddelen waartoe zijn echtgenoot juridisch gerechtigd is, maar waarvan hij wel het economisch belang heeft, tot zijn ondernemingsvermogen moet rekenen. In zoverre wordt niet aan de tbs-regeling van art Wet IB 2001 toegekomen. Als haar standpunt wordt toegepast op de casus dan is de uitkomst als volgt: het pand behoort voor de helft tot het ondernemingsvermogen van echtgenoot A. Door de vergoedingsvordering verkrijgt echtgenoot B namelijk het economische belang van de andere helft van het pand. Deze helft van het pand behoort daardoor niet meer tot het ondernemingsvermogen van echtgenoot A, maar wordt door echtgenoot B aan de onderneming van echtgenoot A ter beschikking gesteld in de zin van art Wet IB Hoogwout is een andere mening toegedaan. Hij concludeert met betrekking tot de casus dat het pand slechts de ondernemer rechtstreeks aangaat, zodat dat activum volledig aan hem wordt toegerekend. 41 Hij komt tot deze conclusie door te verwijzen naar de gangbare juridische definitie van het begrip economisch eigendom. Volgens de Hoge Raad is iemand economisch eigenaar als hij het volledige economische belang heeft, hetgeen betekent, dat het risico van de waardeveranderingen en het eventuele tenietgaan van de zaal ten volle door hem worden gedragen. 42 Het risico van waardeverandering en het risico van tenietgaan worden door de Hoge Raad als verschillende criteria beschouwd. Zo werd geoordeeld dat door het achterblijven van het risico van tenietgaan bij de juridische eigenaar van een onroerende zaak, de economische eigendom niet bij de huurkoper van de onroerende zaak berustte, ondanks dat waardeverandering voor zijn rekening kwamen. 43 Het belang van het bedrijfsmiddel gaat de ondernemer geheel aan, indien hij het gebruiksrecht van een zaak heeft gekregen, die juridisch een ander toebehoort, maar waarvan contractueel alle voor- en nadelen ten volle door de ondernemer worden gedragen (bijv. bij huurkoop en financial lease). 44 Daarentegen wordt de juridische eigenaar wel gezien als fiscaal eigenaar indien het economisch belang niet 40 Gubbels, WPNR 2012, p Hoogwout, FTV 2012, p HR 24 december 1957, nr , BNB 1958/ HR 17 april 1991, nr , BNB 1991/ Aardema, WFR 1981, p

17 uitsluitend een ander aangaat. 45 Van verschuiving van de economische eigendom is dus pas sprake indien het volledige economische belang is overgegaan naar een ander dan de juridische eigenaar. 46 De behandeling van de juridische eigenaar als zijnde fiscaal eigenaar zolang het economische belang niet uitsluitend iemand anders aangaat (echtgenoot B), betekent volgens Hoogwout dat echtgenoot A in fiscale zin volledig eigenaar is van het pand. 47 Tevens acht Hoogwout zijn stelling dat het pand slechts de ondernemer rechtstreeks aangaat in overeenstemming met de behandeling van de ondernemer die gehuwd is in de gemeenschap van goederen. In die situatie wordt gekeken naar de bestuursmacht (zie eerder 2.2). In de casus is echtgenoot A bestuursbevoegd (afgezien van het feit dat in casu geen sprake is van een gemeenschap van goederen), zodat het ondernemingsbelang hem rechtstreeks aangaat en de tot de onderneming behorende goederen voor de inkomstenbelasting volledig aan hem worden toegerekend. 48 Naast Hoogwout heeft ook Kooiman verdedigd dat het pand (ook na het ontstaan van de vergoedingsvordering) volledig tot het ondernemingsvermogen van echtgenoot A behoort. Ten eerste is hij van mening dat het door Gubbels aangehaalde BNB 1957/16 niet dient ter onderbouwing van haar conclusie. Uit BNB 1957/16 blijkt niet wanneer sprake is van een belang. Volgens Gubbels gaat het hierbij om economische gerechtigdheid. Een vergoedingsvordering leidt volgens Kooiman echter niet tot volledige economische gerechtigdheid. Het economische belang van echtgenoot B is namelijk beperkt tot de waardefluctuaties van het pand. Daarnaast ziet BNB 1957/16 volgens Kooiman op het spiegelbeeldgeval: de ondernemer gebruikt onroerende zaken in zijn onderneming die op naam van de andere echtgenoot staan. In de casus daarentegen heeft echtgenoot A als ondernemer de juridische eigendom van het gehele pand en komen ook de inkomsten volledig aan hem toe. Ten tweede past de stellingname dat het pand ook na het ontstaan van de vergoedingsvordering volledig tot het ondernemingsvermogen van echtgenoot A behoort binnen de systematiek van de bron winst uit onderneming. Daarbij is van belang a. wie van de echtgenoten ondernemer is in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001 en b. de vermogensetikettering. In de casus is echtgenoot A de enige ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB Voor wat betreft de vermogensetikettering kan in de ogen van Kooiman worden aangesloten bij HR 1 april 2005, nr , BNB 2005/244 (zie eerder 2.2), waarin de Hoge Raad oordeelt dat een tot de huwelijksgemeenschap behorend bedrijfspand volledig behoort tot het ondernemingsvermogen van de echtgenoot die de onderneming drijft. De Hoge Raad verwerpt het oordeel van het hof dat voor deze toerekening relevant is of de waardemutaties van het pand door middel van overdracht van de economische eigendom uitsluitend de ondernemer aangaan. Dit arrest ziet op de gemeenschap van goederen, zodat de echtgenoot van de ondernemer het volledige economische belang heeft bij de helft van het pand. Toch behoort het pand dus volledig tot het ondernemingsvermogen. In de casus heeft echtgenoot B alleen belang bij de waardeverandering. 45 HR 8 mei 1985, nr , BNB 1986/ Hoogwout, FTV 2012, p. 8 en ook Van der Stok, WFR 2000, p Hoogwout, FTV 2012, p Hoogwout, FTV 2012, p

18 Toerekening van het pand aan echtgenoot B is naar het oordeel van Kooiman dan zeker niet aan de orde. 49 Ten aanzien van de fiscale gevolgen van het pand sluit ik mij aan bij de opinies van Hoogwout en Kooiman. De economische gerechtigdheid tot de waardeontwikkeling van het pand heeft in mijn ogen niet tot gevolg dat het economische belang bij het pand overgaat naar de financierende echtgenoot. Het economisch belang van de financierende echtgenoot is namelijk beperkt tot de waardefluctuaties en dat is onvoldoende om het economische belang te laten overgaan naar deze echtgenoot. 50 Het pand blijft dus volledig tot het ondernemingsvermogen behoren van de ondernemende echtgenoot. Dit is in mijn ogen in overeenstemming met zowel de gewezen jurisprudentie van de Hoge Raad als de systematiek van de bron winst uit onderneming De fiscale gevolgen ten aanzien van de vergoedingsschuld en -vordering Hoogwout en Kooiman zijn van mening dat de vergoedingsschuld van echtgenoot A tot zijn ondernemingsvermogen behoort. 52 De vergoedingsschuld van echtgenoot A hangt volgens Kooiman samen met de aanschaf van het pand. Omdat het pand volledig tot het ondernemingsvermogen van A behoort, wordt de schuld op basis van de regels van vermogensetikettering ook tot het ondernemingsvermogen gerekend. Dit lijkt mij in overeenstemming met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. 53 Ten aanzien van de vergoedingsvordering van echtgenoot B zijn Hoogwout en Kooiman van mening dat deze valt onder de tbs-regeling van art Wet IB Dit lijkt mij ook juist, er is namelijk sprake van een schuldvordering in de zin van art. 3:91 lid 2, onderdeel a, onder 1 Wet IB 2001 en de aan echtgenoot A, een verbonden persoon, ter beschikking gestelde middelen worden aangewend in zijn onderneming. Met betrekking tot de fiscale winstbepaling van de vergoedingsschuld van echtgenoot A komt Hoogwout tot de volgende conclusie: in onderdeel 1.3 is aan de orde gekomen dat geen rente wordt vergoed over de vergoedingsschuld. Volgens Hoogwout mag echter op grond van de kostenarresten jaarlijks de zakelijke rente ten laste van het resultaat worden gebracht. 55 Bij de toename van de waarde van het pand schrijft goed koopmansgebruik voor dat ook de vergoedingsschuld naar rato in waarde 49 Kooiman WFR 2013, p HR 24 december 1957, nr , BNB 1958/84 en HR 8 mei 1985, nr , BNB 1986/ HR 1 april 2005, nr , BNB 2005/ Hoogwout, FTV 2012, p. 10 en Kooiman WFR 2013, p HR 19 maart 1975, nr , BNB 1976/173 en HR 3 oktober 1984, nr , BNB 1985/57 waarin werd overwogen: Indien een schuld is aangegaan ter financiering van bezittingen, welke tot een ondernemingsvermogen worden gerekend, dient deze schuld als een negatief bestanddeel van het ondernemingsvermogen te worden aangemerkt. 54 Hoogwout, FTV 2012, p. 10 en Kooiman WFR 2013, p HR 10 december 1958, nr , BNB 1959/51, HR 12 februari 1958, nr , BNB 1958/116 en 23 maart 1988, nr , BNB 1988/

19 toeneemt. 56 Deze toename komt ten laste van het resultaat van echtgenoot A. Aan de andere kant vindt bij een waardedaling van het pand een vrijval plaats ten gunste van het resultaat van echtgenoot A. Inzake de vergoedingsvordering van echtgenoot B moet jaarlijks de zakelijke rente ten gunste van zijn tbs-resultaat worden gebracht op grond van art Wet IB Op grond van goed koopmansgebruik (realisatiebeginsel) zal de vergoedingsvordering niet toenemen in het geval de waarde van het pand stijgt, maar wel afnemen als deze in waarde daalt (art Wet IB 2001). Als bij de aflossing meer wordt betaald dan het nominale bedrag van de vergoedingsvordering, in verband met de stijging van de waarde van het pand, zal het verschil belast zijn bij echtgenoot B als resultaat uit overige werkzaamheden. Onder het resultaat valt immers de boekwinst op de vergoedingsvordering (art Wet IB 2001). Hierbij treedt een dubbele heffing op bij echtgenoot B, aangezien jaarlijks ook al de fictieve rente in aanmerking wordt genomen. Hoewel dit voor echtgenoot B onredelijk lijkt, heeft echtgenoot A (als zijnde ondernemer) echter ten laste van de winst zowel de fictieve rente als de toename van de vergoedingsschuld gebracht, zodat familiaal gezien geen sprake is van dubbele heffing. 57 Met betrekking tot de fiscale winstbepaling van de vergoedingsschuld van echtgenoot A komt Kooiman tot de volgende conclusie: echtgenoot A neemt in de ondernemingssfeer de waardeveranderingen van de vergoedingsschuld in aanmerking als (negatieve) rentelast. Daarnaast valt ook bij hem een normale zakelijke rentelast in de winst. Inzake de vergoedingsvordering dient echtgenoot B zijn vergoedingsvordering voor het nominale bedrag op zijn tbs-balans op te nemen. De jaarlijkse fluctuaties van de vergoedingsvordering vanwege de koppeling aan de waarde van het pand worden aangemerkt als een vergoeding voor het ter beschikking stellen van de middelen en op dezelfde wijze als normale rente in aanmerking genomen. Daarnaast wordt ook nog een normale zakelijke rente over de vergoedingsvordering tot de winst gerekend. Bij een verwachte waardestijging van het pand zal deze rente echte lager zijn, omdat de inflatie en marktontwikkelingen reeds zijn verwerkt in de verwachte waardestijging van de vergoedingsvordering. Bij een verwachte waardedaling van het pand is de geïmputeerde rente juist hoger. 58 Volgens Kooiman is deze benadering het meest zuiver, omdat het meest recht wordt gedaan aan de aard van de vergoedingsvordering. De ratio van de beleggingsleer van art. 1:87 BW is immers om bij de hoogte van de vergoedingsvordering rekening te houden met de inflatie en waardeontwikkelingen van het achterliggende goed. Bovendien acht Kooiman deze benadering in overeenstemming met de jurisprudentie, waarin bij een geïndexeerde lening de jaarlijkse verhoging van de vordering als rente wordt aangemerkt. 56 Hoogwout, FTV 2012, p.10. Hoogwout onderbouwt deze stellingname niet, maar mijns inziens doelt hij hier op de situatie dat het realiteitsbeginsel met zich mee kan brengen dat activa en passiva in samenhang moet worden gewaardeerd op grond van HR 23 januari 2004, nr , BNB 2004/ Hoogwout, FTV 2012, p Kooiman WFR 2013, p HR 25 september 1974, nr , BNB 1974/

20 Ten aanzien van de fiscale winstbepaling van de vergoedingsrechten ben ik echter van mening dat geen rente moet worden geïmputeerd. De civiele wetgever heeft namelijk expliciet benadrukt dat geen rente wordt vergoed op de vergoedingsrechten (zie eerder 1.3). Eens te meer omdat vergoedingsrechten zich voordoen in de huwelijkssfeer en dit normaal is in het maatschappelijk verkeer. Mijns inziens dient hier fiscaal gehoor aan te worden gegeven door geen rente te imputeren. Er is immers in mijn ogen niets te verzakelijken, omdat op dit punt zakelijk wordt geacht dat geen rente wordt vergoed. Ten aanzien van de waardering van de vergoedingsschuld en de vergoedingsvordering ben ik met Hoogwout van mening dat deze onderhevig zijn aan de regels van goed koopmansgebruik. 2.5 Conclusie In en is duidelijk gebleken dat in de literatuur geen overeenstemming bestaat over het antwoord op de vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen voor de winst uit onderneming en de tbs-regeling van art Wet IB 2001 indien de financierende echtgenoot economisch gerechtigd (voortvloeiend uit art. 1:87 BW) wordt tot de waardeontwikkeling van een goed, waarvan de ondernemende echtgenoot juridisch eigenaar is en dat goed tot zijn onderneming behoort? Mijns inziens blijft het goed, ondanks het feit dat de financierende echtgenoot economisch gerechtigd is tot de waardeontwikkeling, volledig tot het ondernemingsvermogen van de ondernemende echtgenoot behoren, omdat dit in overeenstemming is met zowel de jurisprudentie als de systematiek van de bron winst uit onderneming. De vergoedingsschuld behoort tot het ondernemingsvermogen van de ondernemende echtgenoot op basis van de regels van vermogensetikettering en de vergoedingsvordering valt voor de financierende echtgenoot onder de tbs-regeling van art tweede lid, onderdeel a, onder 1 Wet IB 2001, omdat sprake is van een schuldvordering en de ter beschikking gestelde middelen worden door de ondernemende echtgenoot, een verbonden persoon, aangewend in zijn onderneming. Met betrekking tot de winstbepaling ben ik van mening dat fiscaal geen rente moet worden geïmputeerd. De vergoedingsschuld respectievelijk de vergoedingsvordering zijn onderhevig aan de regels van goed koopmansgebruik. 60 Kooiman WFR 2013, p

DE INVLOED VAN ART. 1:87 BW (VERGOEDINGSVORDERINGEN

DE INVLOED VAN ART. 1:87 BW (VERGOEDINGSVORDERINGEN 678 Weekblad fiscaal recht. 6954. 17 mei 2012 DE INVLOED VAN ART. 1:87 BW (VERGOEDINGSVORDERINGEN TUSSEN ECHTGENOTEN) OP TBS-RESULTAAT EN AB-INKOMEN PROF. MR. DR. P.G.H. ALBERT 1 1 Inleiding Per 1 januari

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Vergoedingsvordering tussen echtgenoten ex art. 1:87 BW. Naam: Adres: Telefoonnummer: Krissie Brands

Bachelor Thesis. Vergoedingsvordering tussen echtgenoten ex art. 1:87 BW. Naam: Adres: Telefoonnummer: Krissie Brands Bachelor Thesis Vergoedingsvordering tussen echtgenoten ex art. 1:87 BW Naam: Adres: Telefoonnummer: Krissie Brands Studierichting: Administratienummer: 251872 Fiscale Economie Datum: December 2013 Examencommissie:

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18050 30 maart 2018 Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr. 10783 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

De fiscale gevolgen van art. 1:87 BW voor de ondernemer in de inkomstenbelasting

De fiscale gevolgen van art. 1:87 BW voor de ondernemer in de inkomstenbelasting UNIVERSITEIT VAN TILBURG - RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN De fiscale gevolgen van art. 1:87 BW voor de ondernemer in de inkomstenbelasting Naam: J.E. de Ruijgt Studie: Fiscaal Recht Plaats: Universiteit

Nadere informatie

Huwelijkse voorwaarden

Huwelijkse voorwaarden Huwelijkse voorwaarden het verrekenbeding in de praktijk Smit en de Wolf Scheveningseweg 10 2517 KT Den Haag 070 356 07 95 www.smitwolf.nl Geachte relatie, Bent u gehuwd? En, zo ja, heeft u huwelijkse

Nadere informatie

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83 Doorlopende tekst van de gewijzigde artikelen van de titels 1.6, 1.7 en 1.8 BW (nieuw), alsmede van artikel V (overgangsbepaling), zoals deze luidt volgens Kamerstukken I 2008/09, 28 867, A (gewijzigd

Nadere informatie

Nieuw huwelijksvermogensrecht

Nieuw huwelijksvermogensrecht Nieuw huwelijksvermogensrecht 23 februari 2012 Nieuw huwelijksvermogensrecht: vergoedingsrechten, met ongewenste fiscale gevolgen Per 1 januari 2012 is de wet Aanpassing van de wettelijke gemeenschap van

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien? Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien? 18 november 2014 Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze "gescheiden" zien? 1 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek

Nadere informatie

Van dat stelsel gaan wij dus binnenkort afscheid nemen en wel op 1 januari 2018 wanneer de nieuwe Wet in werking treedt.

Van dat stelsel gaan wij dus binnenkort afscheid nemen en wel op 1 januari 2018 wanneer de nieuwe Wet in werking treedt. Deel 1 Er gaat wat wijzigen in 2018 op het gebied van het huwelijksvermogensrecht. Met ingang van 1 januari 2018 trouw je in Nederland niet meer automatisch in algehele gemeenschap van goederen maar blijft

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/53752

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 987 Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

Datum 14 april 2017 Betreft Beantwoording vragen in verband met initiatiefwetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Datum 14 april 2017 Betreft Beantwoording vragen in verband met initiatiefwetsvoorstel Beperking wettelijke gemeenschap van goederen > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

2. Verschil tussen het huidige standaard huwelijksgoederenstelsel en het nieuwe standaard huwelijksgoederenstelsel

2. Verschil tussen het huidige standaard huwelijksgoederenstelsel en het nieuwe standaard huwelijksgoederenstelsel 33 987 Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 24 maart 2009, nr. CPP2009/170M, Stcrt. Nr. 68 De staatssecretaris

Nadere informatie

Vragenlijst effectief verdelen huwelijkse voorwaarden

Vragenlijst effectief verdelen huwelijkse voorwaarden Vragenlijst effectief verdelen huwelijkse voorwaarden Rechtbank s-gravenhage Vragenlijst 1. Wanr is het huwelijk gesloten? Inleiding Deze vragenlijsten zijn gericht aan de advocaten van partijen. Vandaar

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37508

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer:

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer: Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Naam: Lennart van der Heijde Administratienummer: 344625 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19 november 2012 Examencommissie :

Nadere informatie

Het finale verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden

Het finale verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Het finale verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden Een aantekening bij HR 1 februari 2008, LJN: BB9781 A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 987 Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

1.10. Financiële valkuilen bij een (echt)scheiding. Judith van den Nieuwenhuijsen-Duits Léon Slijkerman

1.10. Financiële valkuilen bij een (echt)scheiding. Judith van den Nieuwenhuijsen-Duits Léon Slijkerman 1.10 Financiële valkuilen bij een (echt)scheiding Judith van den Nieuwenhuijsen-Duits Léon Slijkerman FINANCIËLE VALKUILEN BIJ EEN ECHTSCHEIDING Donderdag 15 november 2018 Judith van den Nieuwenhuijsen-Duits

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Dukers & Baelemans. Invloed huwelijksvermogensrecht op inkomen ondernemer

Dukers & Baelemans. Invloed huwelijksvermogensrecht op inkomen ondernemer Dukers & Baelemans Invloed huwelijksvermogensrecht op inkomen ondernemer Programma Intro: nieuw huwelijksvermogensrecht Zaaksvervanging waardemutaties Achtergrond bepaling redelijke vergoeding Finaal verrekenbeding

Nadere informatie

Werkgroepopdrachten -vennootschappen en rechtspersonenrecht DEEL B

Werkgroepopdrachten -vennootschappen en rechtspersonenrecht DEEL B Werkgroepopdrachten -vennootschappen en rechtspersonenrecht DEEL B Voorwoord Beste student(e), Voor u liggen de uitwerkingen van de voorgeschreven werkgroepopdrachten (week 5 t/m week 8) voor het vak Relatievermogensrecht.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 68 68 88april 2009 Inkomstenbelasting Direct durfkapitaal 24 maart 2009 Nr. BCPP2009/170M Belastingdienst/Centrum voor

Nadere informatie

26 maart 2014. Sprekers: Govert Vorstenbosch belastingadviseur bij Inventive Control Accountants & Belastingadviseurs

26 maart 2014. Sprekers: Govert Vorstenbosch belastingadviseur bij Inventive Control Accountants & Belastingadviseurs Seminar Transacties tussen de DGA en zijn BV in een fiscaal perspectief 26 maart 2014 Sprekers: Govert Vorstenbosch belastingadviseur bij Inventive Control Accountants & Belastingadviseurs Jolanda van

Nadere informatie

Echtscheiding en eigen woning

Echtscheiding en eigen woning Echtscheiding en eigen woning 25 april 2013 Echtscheiding is aan de orde van de dag. Ruim 36 % van alle huwelijken eindigt door echtscheiding. Onder ondernemers ligt dat percentage nog wat hoger. Bij een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

De wet aanpassing gemeenschap van goederen

De wet aanpassing gemeenschap van goederen Dr. mr. B. Breederveld 1 De wet aanpassing gemeenschap van goederen 16 Op 1 januari 2012 is in werking getreden de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen tot wijziging van de titels 6, 7 en

Nadere informatie

De invloed van het huwelijksgoederenregime op de terbeschikkingstelling van artikel 3:92 Wet IB 2001

De invloed van het huwelijksgoederenregime op de terbeschikkingstelling van artikel 3:92 Wet IB 2001 Bachelor Thesis De invloed van het huwelijksgoederenregime op de terbeschikkingstelling van artikel 3:92 Wet IB 2001 Naam Studierichting Administratienummer Elise Aarnink Fiscale Economie S168002 Datum

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal September 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur en wetgevingsproces Ongehuwde samenlevers en vermogensregime Ongehuwden en alimentatie Pensioen

Nadere informatie

Voorbeelden Schenkbelasting Voorbeeld 1

Voorbeelden Schenkbelasting Voorbeeld 1 Onderstaande voorbeelden zijn afkomstig uit de Artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 De volledige tekst kunt u vinden via onderstaande link https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/09/19/overige-fiscale-maatregelen-

Nadere informatie

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht.

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht. Ondernemerschap in de Wet IB 1964 Mw. mr A.H.H. Vandenboorn 1 1. Inleiding Wie is ondernemer in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964)? In de loop der jaren zijn criteria ontwikkeld waaraan

Nadere informatie

Masterclass Beperkte Gemeenschap van Goederen. 22 maart Drs. J.O. Horsthuis MFP RFEA (Jasper)

Masterclass Beperkte Gemeenschap van Goederen. 22 maart Drs. J.O. Horsthuis MFP RFEA (Jasper) Masterclass Beperkte Gemeenschap van Goederen 22 maart 2017 Drs. J.O. Horsthuis MFP RFEA (Jasper) 1 Wetsvoorstel beperking gemeenschap van goederen Initiatief Wetsvoorstel 33 987 Swinkels (D66) / Recourt

Nadere informatie

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht In deze bijdrage wordt ingegaan op de problematiek van een levering van juridische eigendom van een woning

Nadere informatie

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Mr. Almer M.A. de Beer 1 De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Successiewet en de verkrijging van aandelen in houdstervennootschappen Wanneer is een houdstervennootschap beleidsbepalend? 1 Werkzaam bij Arenthals

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

De invloed van (echt)scheidingen op de eigenwoningregeling

De invloed van (echt)scheidingen op de eigenwoningregeling Bachelorthesis De invloed van (echt)scheidingen op de eigenwoningregeling Naam: Franka van den Aardweg ANR: 856553 Opleiding: Fiscale Economie Datum: 18-11-2013 Examencommissie: Mr.dr. N.C.G. Gubbels Prof.mr.

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon?

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon? MR. MARGRIET G. EERENSTEIN 1 De minister van Financiën heeft op 23 november

Nadere informatie

De fiscale gevolgen van echtscheiding en de eigen woning

De fiscale gevolgen van echtscheiding en de eigen woning De fiscale gevolgen van echtscheiding en de eigen woning. Naam: J.C.M. (Esther) Rooijakkers Studie: Fiscaal Recht Plaats: Tilburg Faculteit: Rechtsgeleerdheid Studentnummer: 265601 Begeleidster: Mevr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 205 Wet van 18 april 2011 tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van

Nadere informatie

Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17. Enkele afkortingen 19. Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25

Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17. Enkele afkortingen 19. Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25 Inhoud Lijst van verkort aangehaalde literatuur 17 Enkele afkortingen 19 Inleiding 21 Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 25 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten 27 1.1 Algemeen 27

Nadere informatie

oktober 2017 Onderwerpen Per RB Studiekring Gelderland Overijssel drs.paul SchutRB

oktober 2017 Onderwerpen Per RB Studiekring Gelderland Overijssel drs.paul SchutRB RB Studiekring Gelderland Overijssel drs.paul SchutRB Onderwerpen Wet Beperking wettelijke gemeenschap van goederen Civiele gevolgen Fiscale gevolgen Overige fiscale maatregelen 2018: wijziging Successiewet

Nadere informatie

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober 2015 12.30-13.30 uur Mr A.A.M. Ruys-van Essen Gerechtshof s-hertogenbosch, 24 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3736 EERDERE SCHENKINGEN GEEN

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Tilburg University. Echtscheiding en de eigen woning Hoogeveen, Mascha. Published in: Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding

Tilburg University. Echtscheiding en de eigen woning Hoogeveen, Mascha. Published in: Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding Tilburg University Echtscheiding en de eigen woning Hoogeveen, Mascha Published in: Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding Document version: Author final version (often known as postprint)

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht journaal. Oktober 2015

Huwelijksvermogensrecht journaal. Oktober 2015 Huwelijksvermogensrecht journaal Oktober 2015 Items Vinger aan de pols: Voorstel van wet 33 987, Literatuur Afwikkeling huwelijkse voorwaarden of afkoop? Verdeling vorderen? Beleggingsvisie en samenwoners?

Nadere informatie

A. Ondernemer en huwelijk

A. Ondernemer en huwelijk A. Ondernemer en huwelijk Iedere ondernemer die met een partner samen woont, is vrij om zijn of haar in komen te innen en om een bankrekening te openen. Het maakt daarbij niets uit voor welke samenlevingsvorm

Nadere informatie

BACHELOR THESIS. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

BACHELOR THESIS. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling BACHELOR THESIS Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Auteur: Oktay Ozay ANR: 837230 Opleiding: Examencommissie: Fiscale economie Prof. Dr. J.A.G. van der Geld Mw. Mr. N.C.G. Gubbels 1

Nadere informatie

12-03- 2014. Split Online Congres CIVIELE ASPECTEN VAN DE EIGEN WONING IN DE ECHTSCHEIDING MR. DR. E.W.J. EBBEN MAART 2014

12-03- 2014. Split Online Congres CIVIELE ASPECTEN VAN DE EIGEN WONING IN DE ECHTSCHEIDING MR. DR. E.W.J. EBBEN MAART 2014 Split Online Congres CIVIELE ASPECTEN VAN DE EIGEN WONING IN DE ECHTSCHEIDING MR. DR. E.W.J. EBBEN MAART 2014 HUWELIJK ZONDER HUWELIJKSVOORWAARDEN GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN BOEDELMENGING OPVOLGING ONDER

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 31727 11 juni 2018 Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Lijfrente in de winstsfeer. Wijziging van het besluit van

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht. Goed geregeld

Huwelijksvermogensrecht. Goed geregeld Huwelijksvermogensrecht Goed geregeld 2 De veranderingen van het huwelijksvermogensrecht vanaf 1 januari 2018: de beperkte gemeenschap van goederen als de nieuwe standaard van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht.

Nadere informatie

Bachelor Thesis Toerekening van de inkomsten uit eigen woning bij gehuwden in gemeenschap van goederen

Bachelor Thesis Toerekening van de inkomsten uit eigen woning bij gehuwden in gemeenschap van goederen Bachelor Thesis Toerekening van de inkomsten uit eigen woning bij gehuwden in gemeenschap van goederen Naam: Melinda Kastelijns Studierichting: Fiscale economie Administratienummer: s947281 Datum: 7 juni

Nadere informatie

Checklist verdelen en verrekenen. Huwelijkse voorwaarden

Checklist verdelen en verrekenen. Huwelijkse voorwaarden Checklist verdelen en verrekenen Huwelijkse voorwaarden Zaakgegevens Aan de administratie van de rechtbank te... Naam advocaat: Formulier voor: Naam partij: Naam wederpartij: Advocaat wederpartij: Zaaknummer:

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking

Nadere informatie

Kluwer Online Research

Kluwer Online Research Land- en Tuinbouwbulletin De een is failliet en de ander niet Kluwer Online Research Auteur: Mr. M.J. Tolsma[1] Regelmatig vraagt de ondernemer zich af of hij vermogen op naam van zijn/haar echtgenoot

Nadere informatie

Webinar Personen, familie- en erfrecht, 8 september 2015. Prof. Mr. Tea Mellema-Kranenburg

Webinar Personen, familie- en erfrecht, 8 september 2015. Prof. Mr. Tea Mellema-Kranenburg Webinar Personen, familie- en erfrecht, 8 september 2015. Prof. Mr. Tea Mellema-Kranenburg Te behandelen uitspraken: ECLI:NL:GHSHE:2014:4672 (facultatief verrekenbeding) ECLI:NL:HR:2015:1297 (gemeenschap)

Nadere informatie

Kluwer Online Research. EB. Tijdschrift voor scheidingsrecht, Wettelijke rente bij verrekenen en verdelen

Kluwer Online Research. EB. Tijdschrift voor scheidingsrecht, Wettelijke rente bij verrekenen en verdelen EB. Tijdschrift voor scheidingsrecht, Wettelijke rente bij verrekenen en verdelen EB. Tijdschrift voor scheidingsrecht, Wettelijke rente bij verrekenen en verdelen Mr. E.C.E. Schnackers[1] Auteur: Wettelijke

Nadere informatie

Op het downloaden en gebruik van dit model zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing.

Op het downloaden en gebruik van dit model zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing. HUWELIJKSVOORWAARDEN023FAMWEBVERSIE Model: akte van huwelijkse voorwaarden voor huwelijk Dit model gaat uit van: - het huwelijk wordt gesloten tussen een man en een vrouw; - zowel bij einde van het huwelijk

Nadere informatie

UITLEG AANPAK AFWIKKELING LIJFRENTE BIJ SCHEIDING EN VASTLEGGING IN CONVENANT

UITLEG AANPAK AFWIKKELING LIJFRENTE BIJ SCHEIDING EN VASTLEGGING IN CONVENANT UITLEG AANPAK AFWIKKELING LIJFRENTE BIJ SCHEIDING EN VASTLEGGING IN CONVENANT Samenwoners Samenwoners hebben gescheiden vermogens. Een lijfrente blijft bij samenwoners onderdeel van het privévermogen van

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in

Nadere informatie

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte Signalering Stappenplan fiscale beoordeling Werkruimte algemeen De fiscale behandeling van de in een woning is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en wordt mede om die reden vaak als ingewikkeld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 28 BRIEF VAN

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 17 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 17 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Haag < 2 6 FEB 2013 Kenmerk: DGB 2013-322 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00275) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00515, ^ 2 inzake

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Welkom! Duidelijkheid vaststellen eigenwoningschuld! Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis

Welkom! Duidelijkheid vaststellen eigenwoningschuld! Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis Welkom! Duidelijkheid vaststellen eigenwoningschuld! Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis Introductie Relaties en gevolgen Civiele knelpunten Fiscale knelpunten Agenda van de avond Besluit Staatssecretaris 30

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie INVLOED VAN (ECHT)SCHEIDING OP DE EIGENWONINGREGELING

Bachelor Thesis Fiscale Economie INVLOED VAN (ECHT)SCHEIDING OP DE EIGENWONINGREGELING Bachelor Thesis Fiscale Economie INVLOED VAN (ECHT)SCHEIDING OP DE EIGENWONINGREGELING Naam: Maaike Baltussen ARN: 622404 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 29 september 2014 Examencommissie: Prof.

Nadere informatie

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2 GBE3.2 (FE) les 4 programma Wat is een fusie Bedrijfsoverdracht en bedrijfsfusie Bedrijfsfusie Juridische fusie Een fusie is het samengaan van twee meer ondernemingen die daarna als economische eenheid

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per 1-1-2018 Artikel 1:93 BW Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voor

Nadere informatie

ieder-de-helftbenadering

ieder-de-helftbenadering Ruud van den Dool Hoge Raad zet streep door ieder-de-helftbenadering bij tbs-inkomen De verwerking van het resultaat uit terbeschikkingstelling bij een dga die in gemeenschap van goederen is gehuwd, heeft

Nadere informatie

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES Minicase Ada en Bert Ada (61 jaar) en Bert (48 jaar) zijn in 2018 gehuwd op huwelijkse voorwaarden (zie bijlage 1). Voor Bert was dit de eerste keer dat hij in het

Nadere informatie

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk: Den Haag, 3 SFR. 20«Kenmerk: 2018-0000147519 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/03132) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 8 juni 2018, nr. X Z 17/00004,

Nadere informatie

Bachelor thesis. Naam: G. Anthonissen. Studierichting: Fiscale Economie. Administratienummer: 277235

Bachelor thesis. Naam: G. Anthonissen. Studierichting: Fiscale Economie. Administratienummer: 277235 Bachelor thesis Naam: G. Anthonissen Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 277235 In hoeverre heeft het aangaan van het partnerschap of huwelijk, of veranderingen hierin, gevolgen voor

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 98 d.d. 14 april 2011 (prof. mr. E.H. Hondius, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mr. J.W.H. Offerhaus) Samenvatting Bij afsluiten van

Nadere informatie

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Naam: J.A.T. Gijzen Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 125443 Datum: 7 juni 2011 Examencommissie: Prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling

Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Auteur: Jiske Bruggeman Anr: 492608 Opleiding: Fiscale Economie Datum: December 2010 Examencommissie: prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken

Nadere informatie

Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop!

Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop! Een echtscheiding is een ingrijpend en complex proces en vraagt om goede fiscale begeleiding Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop! Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, dan

Nadere informatie

Aanpassing. op een oor na gevild. wettelijke gemeenschap van goederen. In mei 2003 is het Wetsvoorstel tot aanpassing van de algehele gemeenschap

Aanpassing. op een oor na gevild. wettelijke gemeenschap van goederen. In mei 2003 is het Wetsvoorstel tot aanpassing van de algehele gemeenschap HELMY SCHELLENS Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen op een oor na gevild foto: Jet Budelman Mr. W.P.G.M. Schellens-Stoks is advocate en partner bij Hekkelman Advocaten te Nijmegen In mei 2003

Nadere informatie

A. Invoering huwelijkse voorwaarden staande huwelijk Het opmaken en passeren van de akte houdende huwelijkse voorwaarden staande huwelijk

A. Invoering huwelijkse voorwaarden staande huwelijk Het opmaken en passeren van de akte houdende huwelijkse voorwaarden staande huwelijk kandidaat- OFFERTE HUWELIJKSE VOORWAARDEN STAANDE HUWELIJK A. Invoering huwelijkse voorwaarden staande huwelijk Het opmaken en passeren van de akte houdende huwelijkse voorwaarden staande huwelijk notarieel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:3797

ECLI:NL:GHSHE:2013:3797 ECLI:NL:GHSHE:2013:3797 Instantie Datum uitspraak 20-08-2013 Datum publicatie 27-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD 200.077.809_01 Civiel

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 7 hoofdstuk Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Opgave 7.1 Ja. Samen bezitten ze 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Beiden hebben een aanmerkelijk belang. Opgave 7.2 Nee. Na de echtscheiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek(aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) B ADVIES RAAD VAN

Nadere informatie

Het vernieuwde Nederlandse huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder de wettelijke regeling van de vergoedingsrechten

Het vernieuwde Nederlandse huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder de wettelijke regeling van de vergoedingsrechten Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, Het vernieuwde Nederlandse huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder de wettelijke regeling van de vergoedingsrechten Klik hier om het document te openen in

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop! whitepaper

Echtscheiding en uw bedrijf De bedrijfscontinuïteit staat voorop! whitepaper 13.05.16 Echtscheiding en uw bedrijf 2016 De bedrijfscontinuïteit staat voorop! whitepaper In dit whitepaper: Wanneer u als ondernemer gaat scheiden, heeft dit in de meeste gevallen ook gevolgen voor de

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 2 Inkomstenbelasting winst 2 programma Winstberekening Vermogensetikettering Waardering vermogensbestanddelen Beperkt aftrekbare en niet aftrekbare kosten Vrijstellingen Vermogensetikettering 1 van 2 Een

Nadere informatie

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen 1 Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Nadere informatie

Vergoedingsrechten in het huwelijksvermogensrecht

Vergoedingsrechten in het huwelijksvermogensrecht Vergoedingsrechten in het huwelijksvermogensrecht Naam : F.J. van Zwieten Studentnummer : 5650224 Begeleider : M. Kremer Vakgroep : Huwelijksvermogensrecht Datum : 04-07-2011 Probleemstelling : Is het

Nadere informatie

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT 1. De artikelen 127 en 128 van de Wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst (WLVO) stelden eertijds het volgende: Artikel 127 WLVO: De aanspraken,

Nadere informatie

Goed koopmansgebruik & HIR

Goed koopmansgebruik & HIR Goed koopmansgebruik & HIR Roberto van den Heuvel Totaalwinst vs. jaarwinst Totaalwinst Art. 3.8 Wet IB 2001 / art. 8 Wet Vpb Totaalwinst bepalen: Vermogensbestandelen vermogensetikettering bezittingen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie