BESLUIT. 3. Beide partijen is in de loop van de procedure om nadere informatie gevraagd, welke is verkregen.
|
|
- Joachim ten Wolde
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit van 28 augustus 1998, met kenmerk 119/24.b54. Zaaknummer 119: Loke e.a. vs CBR I Het verloop van de procedure 1. Op 26 februari 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een klacht ontvangen van de heer J.A. Loke (hierna: Loke) met betrekking tot het handelen van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen(hierna: CBR). Daarbij heeft Loke gewezen op de "economische en monopolistische machtspositie" van het CBR en artikel 11 ABC een door het CBR voorgelegde standaardovereenkomst (hierna: Inschrijvingsovereenkomst). 2. Op 3 maart 1998 heeft Loke in een telefoongesprek - bevestigd bij brief van 13 maart aangegeven dat zijn klacht zich richt op vermeend misbruik van de monopoliepositie door het CBR, welk misbruik is gelegen in het feit dat hij met het CBR "een inschrijvingsovereenkomst rijschool" moet aangaan om een aanvraag in te kunnen dienen voor het afleggen van het rijexamen door zijn leerlingen. Uit die telefonische toelichting is afgeleid dat Loke de NMa heeft verzocht om te beoordelen of het uitvoeren van het CBR van de bovengenoemde bepalingen van de inschrijvingsovereenkomst misbruik oplevert in de zin van art. 24 van de Mededingingswet (hierna: Mw). Bij brief van 31 maart 1998 heeft Loke voorts gewezen op artikel 6 Mw, waaruit de NMa heeft afgeleid dat de klacht eveneens betrekking had op een overtreding van laatstgenoemd artikel. 3. Beide partijen is in de loop van de procedure om nadere informatie gevraagd, welke is verkregen. 4. Bij besluit van 28 augustus 1998, met kenmerk 119/24.b54. is de aanvraag om het nemen van een besluit op grond van artikel 56, lid 1, Mw afgewezen. Bezwaren van Loke, Timmermans en Verkeersschool Cees Velthuijsen 5. Op 21 september 1998 heeft Loke bezwaar gemaakt tegen genoemd besluit. 6. De heer M.H.W. Timmermans (hierna: Timmermans) en Verkeersschool Cees Velthuysen hebben bij brieven van 4 oktober 1998, aangevuld bij brief van 28 oktober 1998, respectievelijk 8 oktober 1998 bezwaar gemaakt tegen genoemd besluit. 7. Op 29 september 1998 en 30 oktober 1998 zijn door Loke nadere stukken ingediend. Op 20 oktober 1998 en 28 oktober 1998 zijn door Timmermans nadere stukken ingediend. Op 3 november 1998 zijn door Verkeersschool
2 Cees Velthuysen nadere stukken ingediend. Bezwaren van Kolthek en Bos 8. Namens M. Kolthek en S.P. Bos is door hun gemachtigde mr. Y. Cluysenaar bezwaar gemaakt bij brief van 9 oktober 1998 tegen eerder genoemd besluit. 9. Bij brief van 19 oktober 1998 is de gemachtigde van Kolthek en Bos er op gewezen dat zij een machtiging diende te overleggen. Per faxbericht van 10 november 1998 deelde Cluysenaar mee dat n van de twee belanghebbenden namens wie werd opgetreden haar bezwaar intrekt, en de andere onvindbaar is en derhalve van deze belanghebbenden geen machtiging kan worden overgelegd. Gezien een en ander behoeft het namens Kolthek ingediende bezwaarschrift geen nadere behandeling en is voor wat betreft het bezwaarschrift van Bos niet voldaan aan het op de voet van artikel 2:1, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane verzoek tot overlegging van een machtiging, zodat op de voet van artikel 6:6 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:3, sub a, Awb het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Bij eerdergenoemd faxbericht is een machtiging overgelegd van een derde persoon die een klacht indient met betrekking tot het handelen van het CBR. Voor zover dit faxbericht al als een bezwaarschrift moet worden beschouwd is het ingediend een maand na het verstrijken van de termijn voor het indienen van bezwaar tegen het besluit van 28 augustus De Awb kent geen voorziening waarbij na het einde van de bezwaartermijn een bezwaarschrift kan worden "overgenomen" door een bezwaarde die zelf niet tijdig bezwaar heeft ingediend. Derhalve dient ook dit bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. 10. Op 12 november 1998 zijn de bezwaren behandeld ter hoorzitting. Aldaar zijn verschenen J. Loke, C. Velthuijsen, E.M.A. Velthuijsen-Eggenkamp, M.H.W.Timmermans en Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, vertegenwoordigd door Drs. H.F. Fontijn. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat met de onderhavige beslissing op bezwaar wordt meegezonden aan partijen. 12. Naar aanleiding van de hoorzitting zijn op 17 november 1998 door Verkeersschool Cees Velthuijsen nadere stukken ingediend. Naar aanleiding van op de hoorzitting gestelde vragen zijn door het CBR op 19 november 1998 nadere stukken ingediend. Op 4 december 1998 zijn door Loke nadere stukken ingediend. Op 6 januari 1999 zijn door Timmermans nadere stukken ingediend. II De klacht van 26 februari Loke is rijschoolhouder te Den Haag. Loke verzorgt rijlessen die kandidaten moeten opleiden voor het door het CBR af te nemen rijexamen. 14. Het CBR heeft ten doel het toetsen van de rijvaardigheid en rijgeschiktheid alsmede de afgifte van rijvaardigheidsbewijzen en verklaringen van geschiktheid, alles in verband met de toelating tot het wegverkeer en het bevorderen van de verkeersveiligheid. Tevens stelt zij de eisen en het
3 reglement van examens vast, ter verkrijging van diploma's en/of getuigschriften en/of andere certificaten van bekwaamheid van chauffeurs en andere beroepsgroepen op het terrein van het goederen- en personenvervoer over de weg en het toetsen van de vakbekwaamheid op basis van de eisen van het reglement[1]. Wijzigingen van de statuten van de stichting, evenals een eventuele ontbinding van de stichting, behoeven de goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat. [1] Statuten d.d. 15 juli 1997, artikel Volgens Loke maakt het CBR misbruik van haar machtspositie, en hij verzoekt 'de mededingingsautoriteit dan ook om een onderzoek [...] opdat de Inschrijvingsovereenkomst nietig wordt verklaard danwel door het CBR wordt genomen'. Het niet ondertekenen van de Inschrijvingsovereenkomst door een rijschoolhouder heeft tot gevolg dat hij bepaalde rechten ontbeert. Loke klaagt meer specifiek over de in artikel 11, sub c, Inschrijvingsovereenkomst opgenomen vrijwaringsclausule. De vrijwaringsclausule luidt: "de rijschool vrijwaart het CBR en daarmee verbonden personen tegen vorderingen van schade van welke aard ook, die verband houdt met het gebruik van het motorvoertuig of het samenstel voor het praktijkexamen, behoudens voor zover de schade het gevolg is van een grove fout van de examinator/deskundige." III Het besluit van 28 augustus Bij besluit van 28 augustus is de aanvraag om toepassing van artikel 24 Mw afgewezen omdat d-g NMa tot de conclusie is gekomen dat het CBR geen onderneming is in de zin van artikel 1, sub f, Mw, wanneer het toetst of een bestuurder in aanmerking komt voor een verklaring van rijvaardigheid en de Mededingingswet derhalve op de daarmee verband houdende gedragingen niet van toepassing is. IV De gronden van het bezwaar 17. Bij brief van 21 september heeft Loke bezwaar gemaakt tegen bovengenoemde beslissing op de volgende gronden. 18. Loke heeft bezwaar tegen het feit dat zijn aanvraag om toepassing van artikel 6 Mw is gewijzigd in een om toepassing van artikel 24 Mw. Hij is van mening dat het feit dat het bestreden besluit stelt dat het CBR geen onderneming is, niet terzake dienende is voor de toepassing van artikel 6 Mw. Voorts voert hij diverse andere bezwaren aan, onder andere betreffende de totstandkoming en de inhoud van de Inschrijvingsovereenkomst. Het bezwaar richt zich met name tot de vrijwaringsclausule en het inschrijvingstarief dat berekend wordt. Voor deze bezwaren wordt verwezen naar de brieven van Loke d.d. 21 september 1998 en 30 oktober Gelet op het overwogene hierna in punt 26 e.v. behoeven deze bezwaren geen nadere aanduiding. 19. Bij brief van 4 oktober 1998, aangevuld bij brief van 28 oktober 1998, heeft
4 Timmermans bezwaar gemaakt tegen het bovengenoemde besluit op de grond dat het CBR commercile activiteiten ontplooit, namelijk het geven van applicatiecursussen, en het CBR derhalve als onderneming moet worden aangemerkt. 20. Bij brieven van 8 en 9 oktober heeft Verkeersschool Cees Velthuijsen bezwaar aangetekend tegen bovengenoemde beslissing op de volgende gronden. 21. Verkeersschool Cees Velthuijsen is van mening dat het CBR met de Inschrijvingsovereenkomst buiten de grenzen van haar publieke taak treedt. De overeenkomst verplicht het hele pakket diensten tegen vergoeding af te nemen en niet alleen de strikt noodzakelijke diensten in verband met de publieke taak. 22. Bij brief van 13 november 1998 heeft Verkeersschool Cees Velthuijsen verzocht de argumentatie in het bezwaarschrift van Stichting de Ombudsman van 9 oktober 1998 (zie hierboven punt 8) als de zijne te beschouwen. In dat bezwaarschrift is aangevoerd dat een functionele uitleg van het begrip onderneming in artikel 85 EG-verdrag meebrengt dat het CBR als onderneming moet worden aangemerkt omdat het economische activiteiten ontplooit in het kader van de preventieve verkeersveiligheid. Tevens is in dat bezwaarschrift aangevoerd dat het CBR als onderneming in strijd handelt met artikel 85, eerste lid, onder a tot en met d, van het EG-verdrag. Gelet op hetgeen hierna onder punt 39 wordt overwogen behoeft dit deel van het bezwaar geen nadere aanduiding. V Beoordeling 23. Artikel 6, lid 1, Mw luidt: "Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst." 24. Artikel 24 Mw luidt: "Het is ondernemingen verboden om misbruik te maken van een economische machtspositie." 25. Aangezien zowel artikel 6 als artikel 24 zich richt tot "ondernemingen", dient in de eerste plaats te worden nagegaan of het CBR een onderneming is in de zin van artikel 1, sub f, Mw. Pas indien dit het geval is kan aan een toetsing van het bepaalde in artikel 6, danwel artikel 24 Mw worden toegekomen. Onderneming 26. Artikel 1, sub f, Mw verwijst voor een uitleg van het begrip "onderneming" naar het ondernemingsbegrip van artikel 85, lid 1, EG-verdrag. Laatstgenoemd artikel bevat zelf geen definitie van dit begrip. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) heeft het begrip "ondernemingen" uitgelegd als "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvormen en de wijze waarop zij wordt gefinancierd"[2].
5 [2] Zie o.a. HvJEG, 23 april 1991, Hfner en Elser t. Macroton, C-41/90, Jur. 1991, I-19979, r.o Volgens de jurisprudentie van het Hof dient er onderscheid te worden gemaakt tussen het geval waarin de Staat handelt in de uitoefening van overheidsgezag en dat waarin hij economische activiteiten van industrile of commercile aard gericht, bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op de markt. Daarbij is het, aldus het Hof, niet van belang dat de Staat via een lichaam handelt waaraan hij bijzondere rechten heeft verleend [3]. [3] HvJEG, 18 maart 1997, Diego Cali, C-343/95, Jur. 1997, blz. I-1547, r.o. 16 en HvJEG, 19 januari 1994, SAT Fluggesellschaft/Eurocontrol, C364/92, Jur. 1994, I-43, r.o. 30 In zijn uitspraak heeft het Hof onder andere uitgemaakt dat preventieve inspectiewerkzaamheden met het oog op de bescherming van milieu of de controle en de politie van het luchtruim als typische overheidsprerogatieven kunnen worden beschouwd. Het Hof gaat daarbij in op de aard en het doel van de betrokken werkzaamheden en de regels waaraan zij zijn onderworpen[4]. [4] Zie de in noot 3 aangehaalde arresten Gezien deze invulling van het begrip "onderneming" door Het Hof, dient te worden nagegaan wat het wettelijk kader is waarbinnen het CBR opereert. Wettelijk kader 28. De Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw) heeft blijkens artikel 2, lid 1, Wvw onder andere tot doel het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers. 29. Volgens artikel 107, lid 1, Wvw dient aan een bestuurder van een motorrijtuig op de weg een rijbewijs te zijn afgegeven. Een rijbewijs wordt blijkens artikel 111, lid 1, Wvw slechts afgegeven aan degene die, voorzover hier van belang, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, aan te tonen op bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze. Een en ander is vastgelegd in het Reglement Rijbewijzen (hierna: RR)[5]. Art. 34 RR bepaalt dat bij de aanvraag van een "eerste rijbewijs" een niet langer dan 6 maanden voor de aanvraag afgegeven verklaring van rijvaardigheid moet worden overgelegd. Volgens art. 50 RR wordt bedoelde verklaring van rijvaardigheid afgegeven door het CBR aan een ieder die bij een onderzoek naar de rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie waarvoor een verklaring wordt verlangd aan de daarvoor bij een ministerile regeling vastgestelde eisen blijkt te voldoen [6]. [5] Besluit van 18 juni 1996, Stb. 1996, 326. [6] Zie de ministerile regelingen welke zijn gepubliceerd in Stcrt. 1996, Artikel 51 RR bepaalt dat het door het CBR vastgestelde tarief voor de aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid wordt goedgekeurd door de Minister van Verkeer en Waterstaat. 31. Gezien de doelstelling van de wegenverkeerswetgeving en de invulling van de regelgeving zoals die hierboven is weergegeven, moet worden geconstateerd dat het CBR door de overheid een taak opgedragen heeft
6 gekregen in het kader van de uitoefening van overheidsgezag. De zorg voor de veiligheid van het wegverkeer moet immers worden beschouwd als een taak van algemeen belang die behoort tot de kerntaken van de Staat. De uitoefening van een dergelijke taak heeft geen economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels zou kunnen rechtvaardigen. 32. In of op grond van de Wegenverkeerswet zijn geen regels gegeven die de relatie tussen rijschoolhouders en het CBR regelen. Het ligt derhalve voor de hand dat het CBR, teneinde de correcte uitvoering van zijn wettelijke taken te verzekeren, deze verhouding nader regelt. Het CBR heeft dat in de vorm van de Inschrijvingsovereenkomst gedaan. 33. Nu aan het CBR opgedragen taak als overheidstaak moet worden aangemerkt en niet als ondernemingsactiviteit, kan het feit dat het CBR ter uitvoering van die taak een Inschrijvingsovereenkomst heeft opgesteld als zodanig niet met zich meebrengen dat het CBR als onderneming zou moeten worden beschouwd. 34. Of het CBR op grond van de Wegenverkeerswet bevoegd is om de verhouding met de rijscholen in te vullen zoals het in de Inschrijvingsovereenkomst heeft gedaan, staat niet ter beoordeling van de d-g NMa. In ieder geval dient te worden opgemerkt dat wanneer de voorwaarden van de Inschrijvingsovereenkomst al onbevoegd zouden zijn vastgesteld, dit voor wat betreft de vraag of het CBR als onderneming moet worden aangemerkt, geen verschil maakt. In ieder geval bevat de Inschrijvingsovereenkomst naar het oordeel van de d-g NMa geen bepalingen die als zodanig met zich mee brengen dat het CBR ondernemingsactiviteiten uitoefent. 35. Door Verkeersschool Cees Velthuysen is naar voren gebracht dat de Minister van Verkeer en Waterstaat bij brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in 1988 heeft aangegeven dat het CBR zijn activiteiten bij het uitgeven van lesmateriaal dient te beindigen en dat eveneens het uitgeven van een extern gericht periodiek "reflector" niet past in de visie op de hoofdtaken van het CBR. Naar het oordeel van de d-g NMa betekent het oordeel van de Minister hooguit dat het CBR zich dient te concentreren op zijn hoofdtaken. Een conclusie dat het CBR als onderneming moet worden beschouwd nu het naast zijn hoofdtaak een aantal nevenactiviteiten uitoefent kan in dat oordeel niet worden gelezen. Voorts moet worden vastgesteld dat, voorzover er al vanuit zou moeten worden gegaan dat het uitgeven van lesmateriaal en het periodiek "reflector" als ondernemingsactiviteit moeten worden beschouwd, er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het CBR op dit punt zou beschikken over een economische machtspositie en al evenmin dat het CBR, als er van zo'n positie sprake zou zijn, daarvan misbruik zou maken. Voorts moet ten aanzien van dit punt worden opgemerkt dat klagers zich in hun klacht niet hebben gericht op deze uitgave. 36. Ter onderbouwing van het standpunt dat het CBR economische activiteiten verricht heeft Verkeersschool Cees Velthuysen naar voren gebracht dat het CBR activiteiten onderneemt in het kader van de preventieve verkeersveiligheid, te weten het verzorgen van applicatiecursussen en de zogenoemde alcohol-verkeerscursus, alsmede op de zogenaamde tussentijdse toets die het CBR sinds enige tijd als mogelijkheid voor rijsschoolleerlingen aanbiedt. Geconstateerd moet worden dat, wat er zij van genoemde activiteiten (voor wat betreft de tussentijdse toets kan er op worden
7 gewezen dat deze met instemming van de Minister van Verkeer en Waterstaat bij wegen van proef wordt uitgevoerd en dat het voornemen bestaat om deze tussentijdse toets in een wettelijke regeling vast te leggen), deze activiteiten geen onderdeel uitmaken van de Inschrijvingsovereenkomst, waartegen de klacht zich richt. Voor zover er bij genoemde nevenactiviteiten al sprake zou zijn van ondernemingsactiviteiten, kan in de ingediende klachten en bezwaren geen enkel aanknopingspunt worden gevonden voor de stelling dat het CBR in het kader van deze specifieke activiteiten artikel 6 Mw of artikel 24 Mw zou overtreden. 37. Voorts is naar voren gebracht dat vande zijde van het CBR zelf in mediauitingen is aangegeven dat het CBR commercile activiteiten verricht. Ten aanzien hiervan moet worden opgemerkt dat het begrip "onderneming" in de zin van artikel 1, sub f, Mw een objectief begrip is. Evenmin als de uitspraak van een betrokkene dat zijn instelling geen onderneming is, als zodanig kan afdoen aan een objectief oordeel op grond van de hierboven aangegeven criteria, kan dat andersom het geval zijn. 38. Timmermans heeft gewezen op een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 5 september 1997 waarin is vastgesteld dat het CBR zich in het economisch verkeer en in de concurrentiesfeer begeeft. De aangehaalde uitspraak betreft een geschil over het gebruik van een merk, en niet de toepassing Mededingingswet (die ten tijde van de uitspraak overigens nog niet in werking was getreden). De aangehaalde uitspraak kan derhalve ook niet van belang zijn bij de beoordeling van de vraag of het CBR een onderneming is in de zin van de Mededingingswet. 39. Ook de overigens door bezwaarden naar voren gebrachte argumenten kunnen niet leiden tot het oordeel dat het CBR als onderneming in de zin van de Mededingingswet moet worden aangemerkt. 40. Nu de conclusie die uit het bovenstaande volgt luidt dat het CBR geen onderneming is in de zin van artikel 1, sub f, Mw, kan aan de toetsing of het CBR inbreuk maakt op artikel 6 Mw danwel op artikel 24 van de Mededingingswet niet worden toegekomen. De argumenten van bezwaarden die zijn gericht op de overige elementen van artikel 6 en/of artikel 24 Mw behoeven derhalve geen bespreking. Beslissing 34. De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit verklaart de bezwaren ongegrond en handhaaft het besluit van 28 augustus 1998 tot afwijzing van de aanvraag om het nemen van een besluit op grond van artikel 56, lid 1, van de Mededingingswet. Datum: 21 januari 1999 w.g. A.W. Kist Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
8 Tegen dit besluit kan degen wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.
BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2849-15 Betreft zaak: Allibre/Gemeente Breda Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het
Nadere informatie6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.
Nadere informatie2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.
BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van
Nadere informatie1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).
BESLUIT Zaaknummer 1400/Nellen Seeds vs NVZP Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen zijn besluit
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 1060: Van Wieringen tegen Zorg en Zekerheid
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit d.d. 19
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2061 Betreft zaak: Nederlandse Associatie voor Psychotherapie (NAP) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het
Nadere informatieBESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm
file://e:\archief1998\besluiten\bbb\.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit
Nadere informatieBESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen
Nadere informatieZaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om toepassing van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1583/Van
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3067/15 Betreft zaak: Lourdes bedevaart. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 2751/ 27 Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen zijn besluit van 7
Nadere informatieBESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3444/12 Betreft zaak: 3444/ Halbertsma Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkverklaring van het
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2893/43 Betreft zaak: Bureau Bestuursjuridische Advisering B.V. vs. Centraal Beheer Achmea en Houthoff Buruma Advocaten Besluit van de directeur-generaal
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2960/ 24 Betreft zaak: Abegg - CZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3758-32 Betreft zaak: Tariefstructuur Arbodiensten Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkheidsverklaring
Nadere informatieBESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet. Zaaknummer 741/Overeenkomst
Nadere informatieNummer: 1337/ Wilders, buro voor duurzame energieprojecten / Gemeente Leiden en energiedistributiebedrijf Energie en Watervoorziening Rijnland
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4040-31 Betreft zaak: Klacht Van der Brugge tegen Raden voor Rechtsbijstand en NOvA Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet. Nummer 3980-30 Betreft zaak: Blovo/Boontje
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:3387
ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieBESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.
Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2855-26 Betreft zaak: Politheek Explorer Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2006:AV7550
ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2006 Datum publicatie 29-03-2006 Zaaknummer 200506819/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieRapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401
Rapport Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) zijn verzoek om verwijdering van de stukken betreffende
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3779-31 Betreft zaak: Van Winkel/KNGF Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit
Nadere informatieBESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3720-31 Betreft zaak: Mosselman-Stemra Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2260-108 Betreft zaak: Vereniging Vrije Vogel vs. KLM Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van Vereniging
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3279/22 Betreft zaak: Jachthavens Zuidelijke Randmeren vs Gemeente Hoorn Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op
Nadere informatieNederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3802-59 Betreft zaak: Waldeck (verzoek intrekking VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijk
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van 30 november 1998, kenmerk 416/23, tot afwijzing
Nadere informatieNederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_348/86 Betreft zaak: B&U-sector / Bosch Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 992/ Buiteman vs. Leerdam II (architectenkeuze), klacht.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1675-60 Betreft zaak: Werkgroep Behoud van een Volwaardig Ziekenhuis Velp Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op
Nadere informatieBESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot ongegrond verklaring van het tegen zijn besluit van 30 september 2002, nummer
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op
Nadere informatieNederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3801-75 Betreft zaak: Waldeck (VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van het
Nadere informatieZaaknummer: 1010/BNA vs. architectenkeuze gemeente Den Haag
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit
Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2745-73 Betreft zaak: Vill'ABB Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar van
Nadere informatieBesluit van de Autoriteit Consument en Markt op het bezwaar van De Graaf Logistics B.V. tegen het besluit van 22 april 2011.
Ons 103666/41 kenmerk: Onderwerp: 103666 Datum: 26 juli 2013 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op het bezwaar van De Graaf Logistics B.V. tegen het van 22 april 2011. I. Verloop van de procedure
Nadere informatieZaaknummer 58/ BNA vs Gemeente Utrecht inzake architectenkeuze Leidsche Rijn
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2247 / 44 Betreft zaak: Griffioen/ De Boer Unigro Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van
Nadere informatieBESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_277/44 Betreft zaak: B&U-sector / Bouwbedrijf Steneker Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht
Nadere informatieBESLUIT. 3. De klacht is ingediend door J.P.M.J. Laddrak te Amsterdam en B.A.M. Laddrak te Wilnis (hierna te zamen: Laddrak).
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar van 22 december 1998 gericht tegen zijn beslissing van 26 november 1998, houdende
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 5964 / 21 Betreft zaak: De Pontonnier
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2157-66 Betreft zaak: VNI Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van de Vereniging van Nederlandse
Nadere informatieBESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren
Nadere informatieBESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar
Openbare versie Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6944/91 Betreft zaak: Zegelverbreking LHV Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht
Nadere informatieRapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401
Rapport Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 2 Klacht Het niet opnemen van een rechtsmiddelenclausule conform artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht in de beslissing van 17 december 2003
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2844-23 Betreft zaak: Huub Kemper Makelaardij/Esto Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring
Nadere informatieBESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie
Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_13-4 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3878-25 Betreft zaak: Waleweingaarde Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrond verklaring van het bezwaar
Nadere informatieRapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242
Rapport Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, regio Zuid te Eindhoven hem niet heeft geïnformeerd over het positieve
Nadere informatieNederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4468-52 Betreft zaak: 4468/ Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V. en Visser en Kuyper Beheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2915/ 37 Betreft zaak: Vereniging Bergers Belangen - Staat der Nederlanden e.a.. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieECLI:NL:RBDOR:2002:AF2276
ECLI:NL:RBDOR:2002:AF2276 Instantie Rechtbank Dordrecht Datum uitspraak 02-08-2002 Datum publicatie 23-12-2002 Zaaknummer AWB 01/768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het
Nadere informatieBESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3692-158 Betreft zaak: 3692 / Dakwerkzaamheden Philips Drachten Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2902-90 Betreft zaak: Van Broekhuijze Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit
Nadere informatieBESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3073/40 Betreft zaak: RashondenFederatie Nederland vs. de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse
Nadere informatieBESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Nadere informatieBeslissing op bezwaar
Beslissing op bezwaar Kenmerk: 631501/645034 Betreft: Beslissing op bezwaar Sapphire Media International B.V. Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 10 juni 2014, verzonden op 19 juni
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4528-59 Betreft zaak: 4528 / D.
Nadere informatieBESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6492_1/199 Betreft zaak: De Tongelreep Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit
Nadere informatieBESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2709/40 Betreft zaak: Incine-Rendac Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het tegen zijn
Nadere informatieBESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 7487 / 32 Betreft zaak: Zaaknr.:7487 / Herzieningsverzoek Hendriks I Voorgeschiedenis 1. Op 19 oktober 2001 heeft de heer Hendriks, namens Stichting Vill
Nadere informatieECLI:NL:CBB:2002:AE1633
ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 Instantie Datum uitspraak 09-04-2002 Datum publicatie 17-04-2002 Zaaknummer AWB 00/25 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven
Nadere informatieBESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3576-55 Betreft zaak: Van Klink v. Sakata Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn
Nadere informatieBESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bt\bk htm
pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag tot het nemen van een besluit op grond van artikel 56, eerste lid, van
Nadere informatieBESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 103078_4/20 Betreft zaak: Beslissing op bezwaar tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit van 29 augustus 2008,
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:1999:AA3765
ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-04-1999 Datum publicatie 10-11-2004 Zaaknummer VMEDED 99/366-Sl Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening
Nadere informatieBESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de
Nadere informatieBESLUIT. II. Klacht van 10 augustus 2002 en het bestreden besluit van 14 november 2002
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar tegen zijn besluit van 14 november 2002, kenmerk 3119/ 7.b353 Nummer
Nadere informatieBESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3824-16 Betreft zaak: Zaak 3824 / GfK Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen zijn beslissing
Nadere informatie3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2
Advies in de zaak 4802, Cegelec B.V. Prismanummer: Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en
Nadere informatieBESLUIT. Zaaknummer 1231/verzoek om inzage in EIM-rapport. I Verloop van de procedure
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit van 9 december 1998 met kenmerk 166/331.b96. Zaaknummer 1231/verzoek om inzage
Nadere informatieBeslissing op bezwaar
Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting
Nadere informatieReglement bezwaarprocedure SVWN
Reglement bezwaarprocedure SVWN Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland Versie 1.0, vastgesteld 15 december 2015 1/10 Inhoud Begripsbepalingen... 3 De bezwaarcommissie... 3 Procedure... 4 Voorbereiden
Nadere informatieZaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam
Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4567-41 Betreft zaak: 4567 / Aannemingsbedrijf
Nadere informatieBESLUIT. Juridisch kader
Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_11-6 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,
Nadere informatieBESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan
Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste
Nadere informatieRapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252
Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252 2 Klacht Op 8 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Douane,
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:1768
ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:CBB:2007:BB8654
ECLI:NL:CBB:2007:BB8654 Instantie Datum uitspraak 06-11-2007 Datum publicatie 26-11-2007 Zaaknummer AWB 06/921 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven
Nadere informatieBESLUIT. 3. Bij beslissing van 26 mei 2005 heeft de NMa het verzoek tot handhaving van de heer Hoekstra afgewezen ( de bestreden beslissing ).
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4708/32 Betreft zaak: Hoekstra vs. AGIS - Amicon/Menzis Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot niet-ontvankelijk
Nadere informatie1.1 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (uittreksel)
1. WETTEN 9 1.1 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (uittreksel) Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 [Definities] 1 In deze wet wordt verstaan onder: Onze Minister: Onze
Nadere informatievanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het
Nadere informatieOmroepen **** ** **** Onderwerp Besluit op bezwaar inzake Filmotech. Geachte directie,
Omroepen **** ** **** Onderwerp Besluit op bezwaar inzake Filmotech Geachte directie, Behandeld door Ronald Vecht Verloop van de procedure Bij schrijven van respectievelijk 28 oktober 2010 en 4 november
Nadere informatieUitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:
Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 4246/10 Betreft
Nadere informatieI. Aanvraag en procedure
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 102564_1 / 46 Betreft zaak: Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,
Nadere informatieBESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar I. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4965/60 Betreft zaak: Alarmcentrale Nederland B.V. (besluit in primo) Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot afwijzing
Nadere informatieBESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.
BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1208/ABN AMRO Participaties - Humares Beheer
Nadere informatie