RAADSGRIFFIE VOORBLAD FORUM SAMENLEVING Vergadering Agendapunt Onderwerp Voorstel afkomstig van Behandelend ambtenaar Achtergrondinformatie

Transcriptie

1 RAADSGRIFFIE VOORBLAD FORUM SAMENLEVING Vergadering Forum Samenleving d.d. 14 juni 2007 Agendapunt 4 Onderwerp Voorstel afkomstig van Behandelend ambtenaar Achtergrondinformatie Programma Eerste onderzoek rekenkamercommissie Rekenkamercommissie C. van Middelkoop Telefoonnummer: c.vanmiddelkoop@brummen.nl Onderzoek Doeltreffendheid van het gemeentelijk subsidiebeleid (bijgevoegd) Programma 1: Een open en toegankelijk bestuur Behandeladvies in de raad

2 Raadsvergadering d.d. 28 juni 2007 nr. Reg.nr.: RD07.00/grif Portefeuille: Griffie Brummen, 6 juni 2007 Onderwerp: Onderzoeksrapport De doeltreffendheid van gemeentelijk subsidiebeleid Wij stellen voor: 1. Kennis te nemen van het onderzoeksrapport van de Rekenkamercommissie Brummen De doeltreffendheid van gemeentelijk subsidiebeleid ; 2. De aanbevelingen van de Rekenkamercommissie over te nemen. Inleiding Per 1 januari 2006 kent de gemeente Brummen een Rekenkamercommissie. De Rekenkamercommissie voert onderzoek uit naar de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de gemeente. Met het doen van onderzoek wordt aan de gemeenteraad een extra handvat geboden om zijn controlerende taak uit te voeren. Doel van het onderzoek is dat de gemeente lessen trekt uit het verleden. Daarom formuleert de Rekenkamercommissie aanbevelingen aan de raad en het college. De rekenkamercommissie kiest zelf haar onderzoeksonderwerpen. Het eerste onderzoeksrapport wordt nu aangeboden. Er is onderzoek verricht naar de doeltreffendheid van gemeentelijk subsidiebeleid. Met dit onderzoek wil de rekenkamercommissie inzicht krijgen in de wijze waarop de gemeente Brummen het subsidie-instrument inzet om (maatschappelijke) doelen te bereiken. Als centrale onderzoeksvraag is gedefinieerd: In hoeverre hanteert de gemeente Brummen het instrument van subsidieverstrekking op een doeltreffende wijze? Argumenten Wat betreft de onderbouwing van de aanbevelingen in het onderzoeksrapport wordt kortheidshalve verwezen naar het onderzoeksrapport. Communicatie Het onderzoeksrapport is ter kennisname aangeboden aan het college. Ook is het rapport geplaatst op de gemeentelijke website. Bijlage(n) De volgende bijlage ligt voor u op de gebruikelijke wijze in de leeskamer ter inzage. - Onderzoeksrapport De doeltreffendheid van het gemeentelijk subsidiebeleid van 31 mei 2007 Namens het presidium, N.E. Joosten bc voorzitter mr M. Veenbergen griffier

3 2 Verzendinstructie Raadsvergadering d.d. 28 juni 2007 nr. Reg.nr.: RD07.00/grif Portefeuille: Griffie Brummen, 6 juni 2007 Onderwerp: Onderzoeksrapport De doeltreffendheid van gemeentelijk subsidiebeleid Dit besluit op 1. Griffier-MVe, verzonden aan:

4

5 Onderzoek De doeltreffendheid van het gemeentelijk subsidiebeleid REKENKAMERCOMMISSIE GEMEENTE BRUMMEN 31 mei 2007

6 Colofon De Rekenkamercommissie gemeente Brummen De Rekenkamercommissie gemeente Brummen (verder: Rekenkamercommissie) bestaat uit twee externe leden en een externe voorzitter. De Rekenkamercommissie wordt ondersteund door een ambtelijke secretaris. Het feitelijke onderzoekswerk wordt verricht door ambtenaren van de gemeente Voorst, waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten. De Rekenkamer heeft een onafhankelijke positie binnen de gemeente Brummen. Het doel is de gemeenteraad een extra handvat te bieden zijn controlerende taak uit te voeren. De Rekenkamercommissie voert onderzoek uit naar de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de gemeente. Het kan dan gaan om vragen als: Zijn de doelen van het gemeentelijk beleid bereikt?, Zijn de voorbereiding en uitvoering van het beleid efficiënt verlopen?, Heeft het niet meer gekost dan vooraf was bepaald?. Doel van het onderzoek is dat de gemeente lessen trekt uit het verleden. Daarom formuleert de Rekenkamercommissie altijd aanbevelingen aan raad en college. De Rekenkamercommissie kiest zelf haar onderzoeksonderwerpen. De gemeente trekt jaarlijks ,-- uit voor de Rekenkamercommissie. Jaarlijks voert de Rekenkamercommissie één middelgroot of twee kleine onderzoeken uit. Samenstelling Voorzitter Leden Ambtelijk secretaris mr drs F.W.A.J. Giesbers Dhr S.J. Schuijt Mw drs H.W.M. Witjes Mw C. van Middelkoop Het feitelijke onderzoekswerk is verricht door de heren mr. A.H. Kroondijk en G.J. Bokdam van de gemeente Voorst. Contact Post Postbus AA Brummen Telefoon (0575) Website c.vanmiddelkoop@brummen.nl (bestuur en organisatie > gemeenteraad > rekenkamercommissie)

7 Voorwoord De rekenkamercommissie Brummen heeft het genoegen het eerste rapport te kunnen aanbieden. Zo n eerste onderzoek presenteren is voor ons natuurlijk spannend. In de afgelopen periode zijn we druk geweest met het voorbereidende werk zoals het maken van een meerjarig onderzoeksprogramma en een onderzoeksprotocol. En we zijn na de zomer met het eerste onderzoek gestart. Al deze activiteiten spelen zich min of meer in relatieve stilte af. Nu het eerste rapport naar buiten komt kunnen raad, college, ambtelijke organisatie en andere geïnteresseerden een concreet voorbeeld krijgen van ons werk en onze rol. We rekenen op een vruchtbare ontvangst van ons rapport en brengen graag onze aanbevelingen onder de aandacht. Het onderzoek is gestart in augustus 2006 en is uitgevoerd door twee medewerkers van de gemeente Voorst: de heren G. Bokdam en A. Kroondijk. Dankzij de medewerking van Brummen konden de onderzoekers snel starten, zich inlezen en gesprekken voeren. Het onderzoek is binnen de geplande tijd en binnen het urenbudget uitgevoerd. Het onderzoeksteam bestond verder uit ons lid de heer S. Schuijt en onze secretaris mw. C. van Middelkoop. We danken in het bijzonder de beide onderzoekers voor hun scherpe analyses en onze gesprekspartners binnen de gemeente Brummen voor hun betrokkenheid. Eric Giesbers Voorzitter rekenkamercommissie Brummen.

8 Inhoudsopgave 1. Inleiding en aanleiding onderzoek Aanleiding Leeswijzer Onderzoeksopzet Doel en onderzoeksvragen Toetsingskader Onderzoeksaanpak Bevindingen Is er een subsidieverordening (en andere beleidsregels/ evt AO-IC) vastgesteld die voldoende aandacht schenkt aan: Heeft de gemeente ingevolge 4:24 Awb onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de subsidies? Is de doelstelling en het te verwachten resultaat bij de subsidies helder geformuleerd? Zijn de doelen en resultaten bereikt, zo niet wat is daar de oorzaak van? Is de hoogte van de subsidie afhankelijk gesteld van het bereikte doel en de resultaten? Toetst de gemeente (bijvoorbeeld door middel van benchmarking) in hoeverre de subsidieontvangende partij efficiënt werkt? Hoe ziet de verantwoording van de subsidieontvangende partij eruit en op welke wijze wordt deze verantwoording gecontroleerd/ gemonitord? Wordt het beleid met enige regelmaat geëvalueerd en zonodig op basis van de bevindingen bijgesteld? Samenvatting en conclusies Algemeen Specifiek Aanbevelingen Aanbevelingen Welke wegen kunnen hierin worden bewandeld? Hoe te starten?...15 Technisch wederhoor...16 Reactie College van burgemeester en wethouders...17 Nawoord...19 Bijlagen 1. Onderzoeksopzet doeltreffendheid van het gemeentelijk subsidiebeleid. 2. Geraadpleegde documenten 3. Geïnterviewde personen 4. Lijst van subsidies 5. Lijst van relevante wetsartikelen

9 1. Inleiding en aanleiding onderzoek 1.1 Aanleiding De rekenkamercommissie heeft onderzoek uitgevoerd naar de subsidieverstrekking in de gemeente Brummen. De onderzoeken die de commissie wil uitvoeren hebben betrekking op de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het beleid. Om tot een afgewogen keuze van onderwerpen te komen zijn objectieve criteria opgesteld waaraan een onderwerp moet voldoen. Het uiteindelijke plan is voor reacties en suggesties voorgelegd aan de Gemeenteraad en het college van Burgemeester en Wethouders. Eén van de onderzoeksonderwerpen in het plan is het gemeentelijke subsidiebeleid. De keuze is op het subsidiebeleid gevallen, omdat het onderwerp hoog scoorde ten aanzien van de criteria en daarmee prioriteit kreeg. Een andere overweging is dat de ingeschatte duur van het onderzoek past binnen de beschikbaar gestelde capaciteit. In algemene zin geldt dat de rekenkamercommissie met de uit te voeren onderzoeken de gemeenteraad kan ondersteunen om zijn controlerende taak uit te voeren. Door het verleden te evalueren kan de gemeente immers leren voor de toekomst. 1.2 Leeswijzer In het voorliggend onderzoeksrapport wordt allereerst ingegaan op de opzet van het voorliggende onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet toegelicht. In de daarop volgende hoofdstukken zijn per onderzoeksvraag achtereenvolgens de bevindingen en de geformuleerde conclusies en aanbevelingen opgenomen. Tot slot is de ambtelijke en bestuurlijke reactie toegevoegd. In de bijlagen bij dit rapport zijn opgenomen: 1. Onderzoeksopzet gemeentelijke subsidies. 2. Overzicht geraadpleegde documenten. 3. Overzicht van geïnterviewden. 4. Lijst van subsidies. 5. Lijst van relevante wetsartikelen. 5

10 2. Onderzoeksopzet In dit hoofdstuk gaat de rekenkamercommissie in op de opzet van het voorliggende onderzoek. Aan de orde komen de doel- en probleemstelling, de onderzoeksvragen, toetsingskader, onderzoeksaanpak en de opbouw van dit rapport. 2.1 Doel en onderzoeksvragen Met het onderzoek wil de rekenkamercommissie inzicht krijgen in de wijze waarop de gemeente Brummen het subsidie-instrument inzet om (maatschappelijke) doelen te bereiken. Het gaat erom in hoeverre het instrument doeltreffend wordt ingezet. Met aanbevelingen van de rekenkamercommissie kan wellicht de effectiviteit van het beleid verder worden vergroot. De volgende subdoelen kunnen worden geformuleerd: - het verkrijgen van inzicht in de beoogde doelstellingen en de verwachte resultaten/effecten; - het verkrijgen van inzicht in de behaalde doelstellingen en de bereikte resultaten/effecten; - het verkrijgen van inzicht in het evaluatieproces, volgens plan, do, check en act (PDCA); - het formuleren van aanbevelingen ten aanzien van het subsidiebeleid. Als centrale onderzoeksvraag is gedefinieerd: In hoeverre hanteert de gemeente Brummen het instrument van subsidieverstrekking op een doeltreffende wijze? Ter nadere toelichting op deze vraag kan worden gesteld dat doeltreffendheid ingaat op de vraag of de inspanningen, in dit geval de subsidiegelden, een bijdrage aan de resultaten hebben geleverd. Om een gedegen antwoord te krijgen op de centrale vraag worden de volgende deelvragen onderscheiden: 1. Is er een subsidieverordening (en andere beleidsregels / eventueel AO/IC 1 ) vastgesteld die voldoende aandacht schenkt aan: - het proces van aanvraag tot verstrekking dan wel afwijzing; - de voorwaarden van verstrekking; - de wijze van verantwoording en controle; - de mogelijkheden van interventie (sanctie) 2. Heeft de gemeente ingevolge artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de subsidies? (Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?) 3. Is de doelstelling en het te verwachten resultaat bij de subsidies helder (SMART 2 ) geformuleerd? 4. Zijn de doelen en resultaten bereikt, zo niet wat is daar de oorzaak van? 5. Is de hoogte van de subsidie afhankelijk gesteld van het bereikte doel en de resultaten? 6. Toetst de gemeente (bijvoorbeeld door middel van benchmarking) in hoeverre de subsidieontvangende partij efficiënt werkt? 7. Hoe ziet de verantwoording van de subsidieontvangende partij eruit en op welke wijze wordt deze verantwoording gecontroleerd en of gemonitord. 8. Wordt het beleid met enige regelmaat geëvalueerd en zonodig op basis van de bevindingen bijgesteld? 1 AO / IC is de afkorting van Administratieve Organisatie / Interne Controle 2 SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Relevant en Tijdgebonden 6

11 2.1.1 Afbakening van het onderzoek De gemeente kan subsidieontvanger en subsidieverlener zijn. Het onderzoek richt zich hier op de rol van subsidieverlener. Er zijn verschillende vormen van subsidies die door de gemeente worden verstrekt. De rekenkamercommissie wil geen subsidiestromen uitsluiten en richt zich op alle subsidies. Afhankelijk van het aantal verstrekte subsidies, zal de commissie hierin keuzes maken. 3 Het onderzoek richt zich op de jaren 2005 en Het onderzoek zal primair gericht zijn, hetgeen ook wel blijkt uit de onderzoeksvragen, op hoe de gemeente haar beleid heeft vastgesteld en doeltreffend uitvoert. Er wordt dus geen aanvullend onderzoek gedaan naar de subsidieontvanger. Als aanvulling hierop nog het volgende. De doeltreffendheid is eerder gedefinieerd als leiden inspanningen (lees in dit geval subsidies) tot het gewenste resultaat en effect (of afspraken die je als gemeente maakt). Het is voor de rekenkamercommissie lastig om zonder onderzoek vast te stellen of dat ook echt zo is. Wel kan, zoals geformuleerd in onderzoeksvraag 5 (zie paragraaf 3.5) met behulp van objectieve criteria worden getoetst in hoeverre de subsidieontvangende organisatie efficiënt werkt. In de onderzoeksopzet is terug te vinden welke concrete normen per onderzoeksvraag zijn gesteld. 2.2 Toetsingskader Om het onderzoek goed uit te kunnen voeren zijn enerzijds grenzen gesteld om de reikwijdte van het onderzoek aan te geven, terwijl anderzijds normen ter toetsing zijn gedefinieerd. Het belangrijkste normenkader waaraan de rekenkamercommissie toetst zijn de subsidieverordening en toekenningsbesluiten. De verordening is immers door de gemeenteraad vastgesteld en geeft expliciet de kaders en de voorwaarden aan. Daarnaast kunnen er nog beleidsregels zijn geformuleerd waarin ook aanvullende kaders of richtlijnen zijn aangegeven. In het normenkader zijn, met name ten aanzien van de eerste deelvraag, normen gedefinieerd die ingaan op de rechtmatigheid van de gemeentelijke subsidieverstrekking. De centrale onderzoeksvraag stelt zeer duidelijk dat het onderzoek is gericht op de doeltreffendheid en niet op de rechtmatigheid. In het onderzoek is derhalve voorbij gegaan aan de normen die verband houden met de rechtmatigheid, tenzij die normen ook de doeltreffendheid raken. 2.3 Onderzoeksaanpak Voor de uitvoering van dit onderzoek zijn de volgende stappen doorlopen: Schrijven van een onderzoeksopzet Op basis van het onderzoeksplan is een onderzoeksopzet geschreven 4. Verzamelen gegevens De beschikbare informatie is verzameld. Hierbij heeft een eerste beoordeling en analyse plaatsgevonden. Mede naar aanleiding van deze informatie is het vervolgonderzoek ingezet. Verrichten onderzoek De relevante documenten zijn beoordeeld en interviews zijn gehouden met betrokkenen. Maken (concept)eindrapport Op basis van de vorige drie onderdelen is het concept eindrapport gemaakt. Vervolgens zijn hieruit conclusies en aanbevelingen naar voren gekomen. Definitief maken eindrapport Het concept eindrapport is besproken in de rekenkamercommissie waarna het rapport definitief is gemaakt. 3 In bijlage 4 is een overzicht van subsidies opgenomen, welke zijn onderzocht door de rekenkamer. 4 In bijlage 1 is de Onderzoeksopzet opgenomen. 7

12 3. Bevindingen In dit hoofdstuk gaat de rekenkamercommissie in op de bevindingen. De bevindingen zijn voor een technische reactie aan de gemeente Brummen voorgelegd. Dit heeft geleid tot een paar inhoudelijke aanpassingen. In een brief aan de gemeentesecretaris van Brummen, heeft de rekenkamercommissie een gemotiveerd commentaar gegeven op de technische reactie. 3.1 Is er een subsidieverordening (en andere beleidsregels/ evt AO-IC) vastgesteld die voldoende aandacht schenkt aan: - het proces van de aanvraag tot verstrekking dan wel afwijzing; - de voorwaarden van verstrekking; - de wijze van verantwoording en controle; - de mogelijkheden van interventie (sanctie). De gemeente kent een algemene subsidieverordening. Deze is vastgesteld op 18 december De verordening biedt op zich zelf voldoende bepalingen voor adequate regulering van het aanvraagproces, de verstrekkingsvoorwaarden, de verantwoording en controle alsmede de interventiemogelijkheden. De reikwijdte van deze verordening is echter op een aantal onderdelen onduidelijk. a. Volgens artikel 2, lid 1 is de verordening van toepassing op alle subsidies in het belang van de gemeente en passend binnen het subsidiebeleid, maar artikel 2, lid 2 zegt dat burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de reikwijdte beperkter is dan in lid 1 aangegeven. Volgens de toelichting op dit artikel is de reikwijdte van de verordening vooralsnog beperkt tot subsidies op het gebied van cultuur, zorg, educatie, sport, recreatie en welzijn. Deze beperking, waarvan het nog de vraag is of het college dat mag besluiten, heeft als consequentie dat voor een aantal subsidiestromen zoals bijvoorbeeld voor het landschap, de buurtbus en het wildbeheer, geen gemeentelijke wettelijke voorschriften vastliggen. Dit staat op gespannen voet met artikel 4:23 Awb en belemmert een toetsing op een doeltreffende inzet van de subsidiegelden. b. Een vergelijkbaar probleem als onder a. genoemd, doet zich voor bij koppelsubsidies. Artikel 2, lid 3, onder b. geeft aan dat bij koppelsubsidies de gemeentelijke verordening evenmin van toepassing is. Onduidelijk is wat in die gevallen dan de gemeentelijke regels zijn en hoe een doeltreffende inzet van gemeentelijke middelen is gewaarborgd. c. De tekst van de verordening en de Awb is niet volledig congruent. Sommige bepalingen zijn een herhaling van de wettekst in net iets andere bewoordingen (bijvoorbeeld de definitie van het subsidieplafond, de uitvoeringsovereenkomst, het onderzoek 4:24 Awb en de beschikking omtrent subsidieverlening). Afgezien van het feit dat de lagere wetgever niet iets kan regelen wat de hogere al heeft geregeld, levert dit ook onduidelijkheid op voor de toetsing. d. De regeling omtrent de vaststelling van de subsidieplafonds levert een weinig duidelijk beeld op. Volgens artikel 4, lid 1 van de verordening stelt de raad bij het vaststellen van de begroting een maximum subsidieplafond vast. Volgens lid 2 doen burgemeester en wethouders dit daarna per werksoort. In het kader van de systematiek van de programmabegroting is niet helder welke gedaante dit plafond feitelijk heeft en hoe de op grond van artikel 4:26 Awb vereiste verdelingsregels van dit raadsplafond vorm hebben gekregen. De programmabegroting geeft namelijk geen inzicht in de budgetten per werksoort. Verder is gebleken dat bij de werksoort monumenten de vereiste publicatie niet heeft plaats gevonden. Zonder helder vastgestelde plafonds, verdelingsregels en bekendmakingen is het niet mogelijk een doeltreffende inzet van subsidiegelden te waarborgen. e. Gebleken is dat er naar voetbalverenigingen ook subsidiestromen voor onderhoud aanwezig zijn. Duidelijke normeringen en spelregels hiervoor zijn niet aangetroffen, waardoor een oordeel over de doeltreffendheid niet gegeven kan worden. Voor het welzijnsterrein kent de gemeente tevens diverse beleidsregels. In de subsidiebeschikkingen wordt hiernaar systematisch verwezen. De vraag rijst echter of wel voldoende onderkend wordt dat beleidsregels voorschriften bevatten over het gebruik van een collegebevoegdheid. Voorschriften voor de subsidieontvangende partij bevatten ze niet. Alleen de wet dan wel de subsidiebeschikking is daartoe in staat. Een doeltreffende inzet van subsidiegelden is hierdoor niet gegarandeerd. 8

13 In 2005 zijn checklists gebruikt voor de vaststelling van de budgetsubsidies. Voor 2006 zijn deze ook gebruikt voor de overige subsidievormen, met uitzondering van de waarderingssubsidies. Ook is een aanzet gegeven voor een werkprocesbeschrijving, maar van een vastgestelde werkprocesbeschrijving is niet gebleken. 3.2 Heeft de gemeente ingevolge 4:24 Awb onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de subsidies? In december 2002 heeft in de vorm van de nota Naar Eigen Vermogen een evaluatie van het subsidiebeleid plaatsgevonden. De evaluatie heeft bestaan uit een drietal onderdelen, te weten: - een administratief-juridisch gedeelte; - een beleidsinhoudelijk gedeelte; - een procesmatig gedeelte. Uit deze rapportage valt op te maken dat er toen vraagtekens bij geplaatst konden worden of de activiteiten van de gesubsidieerde instellingen bijdragen aan het bereiken van de beoogde maatschappelijke effecten. Dat heeft geleid tot het vaststellen van nieuw beleid en de nieuwe Algemene subsidieverordening. In januari 2006 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden van het nieuwe subsidiebeleid met een conclusie tot ongewijzigde voortzetting. Gegevens over de doeltreffendheid en effecten in de praktijk van het subsidiebeleid zijn daarin niet direct herkenbaar. De evaluatie is met name ingegaan op of de regeling helder en eenvoudig was voor de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger (zie onderdeel 5 van bijlage 2). 3.3 Is de doelstelling en het te verwachten resultaat bij de subsidies helder geformuleerd? Voorop moet worden gesteld dat het Brummens systeem in hoge mate is gericht op het waarderen van het aanwezig zijn van lokale instellingen die door hun activiteiten en initiatieven maatschappelijk relevant zijn. De keuze is dus dat niet zozeer de directe prestaties subsidiabel zijn, maar meer de existentie van de instelling in samenhang met wat de instelling in zijn algemeenheid ontplooit aan als voor de gemeenschap betekenisvol ervaren activiteiten. Via uniforme waarderingssubsidies (en startsubsidies) van 355 krijgt dit zijn vertaling. Het SMART formuleren van doelstellingen en te verwachten resultaten is hier dus niet wezenlijk aan de orde. In mindere mate geldt dit ook voor de instandhoudingssubsidies, die in wezen te karakteriseren zijn als waarderingssubsidies plus. Deze plus heeft qua inhoud de neiging karaktertrekken van een budgetsubsidie aan te nemen. Deze organisaties krijgen op basis van bepaalde criteria een hoger bedrag dan de genoemde 355,-. In artikel 6 van de verordening hebben de budgetsubsidie en de instandhoudingssubsidie ook precies dezelfde spelregels gekregen. De project- en evenementsubsidies lijken in de verantwoording sterk op de budgetsubsidies, omdat ook hier de koppeling met de geleverde prestaties van toepassing is. Artikel 4:30 Awb en artikel 11 van de Algemene subsidieverordening verlangen in de subsidiebeschikking een omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten en de te bereiken resultaten. Dit is over het algemeen niet helder waarneembaar in de overlegde beschikkingen. Gemeentelijke beleidskaders als instellingsdoelen zijn vaak zo geformuleerd dat resultaatsturing of effectmeting niet of nauwelijks mogelijk is. Een belangwekkende en interessante uitzondering geldt voor de subsidiëring aan de Stichting Welzijn Brummen (verder SWB). Hierbij zijn heel specifiek doelstellingen en prestatie-indicatoren vastgelegd, zoals aantal bemiddelingen, aantal deelnemers en de openingsuren. Aangegeven is dat de insteek is deze benadering uit te breiden tot de overige budgetsubsidies. 3.4 Zijn de doelen en resultaten bereikt, zo niet wat is daar de oorzaak van? Door de onduidelijke omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten en de te bereiken resultaten alsmede de beperkte meetbaarheid van de (gewenste) resultaten van gesubsidieerde activiteiten, is niet goed duidelijk aan te geven voor welke beleidsdoelen of beoogde maatschappelijke effecten de activiteiten worden uitgevoerd. Als gevolg daarvan wordt ook niet duidelijk of die doelen en resultaten bereikt zijn. 9

14 3.5 Is de hoogte van de subsidie afhankelijk gesteld van het bereikte doel en de resultaten? In de subsidieverordening wordt onderscheid gemaakt tussen diverse subsidievormen, zoals budgetsubsidies, waarderingssubsidies, instandhoudingssubsidies, startsubsidies, project- en evenementensubsidies. Het kenmerk van budgetsubsidies 5, waarderingssubsidies, instandhoudingssubsidies en startsubsidies is in het algemeen dat niet gesubsidieerd wordt op basis van geleverde prestaties maar op basis van kosten (voor het leveren van prestaties) dan wel het existeren van de instelling. De gemeente gaat er echter vanuit dat bij budgetsubsidies wel activiteiten en prestaties worden afgesproken. Een duidelijk relatie tussen de hoogte van de subsidie en het bereikte doel en de resultaten is niet aangetroffen, ook niet bij de SWB. Met andere woorden er zijn daar wel prestaties afgesproken waarin wordt aangegeven dat het niet leveren van de afgesproken prestaties op grond van de subsidieverordening kan leiden tot een aangepaste subsidievaststelling. Er is echter geen kwantitatieve verhouding tussen het bedrag en de prestaties vastgelegd. Van een duidelijk vastgelegd sanctiebeleid is niet gebleken. 3.6 Toetst de gemeente (bijvoorbeeld door middel van benchmarking) in hoeverre de subsidieontvangende partij efficiënt werkt? In het SWB-bestek zijn benchmark-elementen duidelijk aanwijsbaar. Bij andere budgetsubsidies zou eveneens sprake zijn van benchmarking, maar concrete documenten zijn daarbij niet ter beschikking gekomen. Vanuit de interviews is niet verder onderzocht of er op een andere wijze toetsing naar doeltreffendheid wordt gedaan. 3.7 Hoe ziet de verantwoording van de subsidieontvangende partij eruit en op welke wijze wordt deze verantwoording gecontroleerd/ gemonitord? De wijze van verantwoording is helder neergelegd in de subsidieverordening. De instellingen verantwoorden zich bij de gemeente, maar deze verantwoording kent zowel inhoudelijk als in de omgang met de instellingen nog weinig duidelijke structuur en standaards. De indruk bestaat dat er nog geen aansluiting is bereikt tussen de formele normstelling en de feitelijke werkwijze. Vanuit het onderzoek is namelijk niet vast komen te staan dat met behulp van checklisten systematisch wordt afgevinkt of aan de normen wordt voldaan. Deze werkwijze lijkt nog in belangrijke mate historisch bepaald te zijn met als basis continuïteit van activiteiten en subsidies en een weinig kritische instelling ten opzichte van de gesubsidieerde instellingen. Er is onvoldoende duidelijk dat wordt gecontroleerd of de subsidies conform de beschikking zijn aangewend. Het meten van prestaties, en op basis daarvan eventuele sanctionering, heeft nauwelijks plaats. Naar aanleiding van de verantwoording volgt wel een eindgesprek met de subsidieontvangende partij. 3.8 Wordt het beleid met enige regelmaat geëvalueerd en zonodig op basis van de bevindingen bijgesteld? Bevindingen Uit de bevindingen bij vraag 2 (zie paragraaf 3.2) komt naar voren dat er aandacht is voor regelmatige algemene evaluatie en dat dit zonodig ook tot bijstelling van het beleid leidt. Na 2008 is opnieuw in een evaluatie van het subsidiebeleid voorzien. Er kan niet worden vastgesteld of er ook op basis van de door de subsidieontvangende partij afgelegde verantwoording en de controle/ monitoring van die verantwoording tot tussentijdse evaluatie en zonodig beleidsbijstelling wordt overgegaan. 5 De gemeente gaat ervan uit dat ten behoeve van budgetsubsidies wel activiteiten en prestaties worden afgesproken. Echter, de budgetsubsidie wordt in hetzelfde artikel behandeld als de waarderings- en instandhoudingssubsidie waarbij niet aan prestaties wordt gerefereerd. Ook in de beschikking zijn geen prestatiedoelstellingen opgenomen. 10

15 4. Samenvatting en conclusies 4.1 Algemeen Het algemene beeld dat uit het onderzoek naar de subsidieverstrekking in de gemeente Brummen naar voren is gekomen is positief. Deze conclusie wordt getrokken, omdat met de verordening die de gemeente heeft vastgesteld een goede en belangrijke basis is gelegd. Daarnaast is er een ontwikkeling ingezet bij de Stichting Welzijn Brummen (SWB) die, zeker daar waar het de doeltreffendheid van de subsidieverstrekking betreft, als positief is te kwalificeren. Tenslotte evalueert de gemeente het subsidiebeleid. Hiermee wordt een instrument ingezet dat waardevolle informatie kan opleveren in een verdere ontwikkeling en verbetering van het beleid. Uiteraard zijn er op verschillende terreinen verbeterslagen te maken, waarbij dit soms met een geringe inspanning kan en soms zal er wat meer voor nodig zijn om een slag te maken. Een belangrijk punt is dat de resultaatsdoelstellingen voor wat betreft de budgetsubsidies niet of onvoldoende scherp zijn gedefinieerd. Hierdoor wordt het bijzonder lastig om te meten of de subsidie doeltreffend is aangewend. Er is ten aanzien van de subsidie aan de SWB, zoals in de eerste alinea aangegeven, een positieve ontwikkeling ingezet die als voorbeeld kan dienen voor de andere subsidies. De rekenkamercommissie heeft gemeend dat alléén het oordelen op de centrale onderzoeksvraag of de gemeente Brummen het instrument subsidieverstrekking wel op een doeltreffende wijze inzet geen recht doet aan de wijze waarop de gemeente zijn taak rondom de subsidies heeft ingevuld. Derhalve is vanuit een wat breder perspectief geoordeeld. Desalniettemin moet ten aanzien van de centrale onderzoeksvraag wèl de conclusie worden getrokken dat de gemeente Brummen niet of nauwelijks instrumenten gebruikt die iets kunnen aangeven over een doeltreffende inzet van de verstrekte subsidies. 4.2 Specifiek Subsidieverordening In de subsidieverordening van de gemeente Brummen is opgenomen dat burgemeester en wethouders een beperking kunnen aangeven van de subsidies die daar onder vallen. Blijkens de toelichting op artikel 2 in de verordening is de reikwijdte vooralsnog beperkt tot subsidies cultuur, zorg, educatie, sport, recreatie en welzijn (waaronder ook zijn begrepen wijk- en dorpsraden, jeugdbeleid en internationale contacten). Voor monumentensubsidies heeft de raad een aparte verordening vastgesteld. Concreet betekent het dat aan bepaalde subsidiestromen geen gemeentelijke wettelijke voorschriften vastliggen. Dit impliceert meteen dat voor wat betreft deze subsidies geen toetsing kan plaatsvinden op de doeltreffende inzet van de subsidiegelden. Conclusie De verordening ligt niet aan alle (mogelijke, dan wel verstrekte) subsidies ten grondslag. De naam Algemene subsidieverordening suggereert anders. Inhoudelijk worden in de bevindingen een aantal hiaten of omissies in de verordening (c t/m e) genoemd waardoor met name ten aanzien van de toetsing problemen kunnen ontstaan. Ook wordt er in de beschikkingen naar beleidsregels verwezen. Beleidsregels zijn geen algemeen verbindende voorschriften en roepen geen verplichtingen voor de subsidieontvangende partij in het leven Deze beleidsregels zijn intern gericht voor de Brummense bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Ze kunnen dus niet, zoals geconstateerd, aan die partij worden opgelegd. Burgemeester en wethouders moeten daarentegen beleidskaders vaststellen en (de aard, omvang van de activiteit, administratie, enzovoort) als subsidieverplichting in de individuele beschikkingen opnemen, aldus de Awb. 11

16 Conclusie Vanuit juridisch oogpunt zijn enkele aanpassingen nodig. Er worden checklists gebruikt voor de vaststelling van budgetsubsidies in In 2006 zijn de checklists ook gebuikt ten behoeve van de vaststelling van de overige subsidies (m.u.v. de waarderingssubsidies). Conclusie Het is positief dat er checklisten worden gebruikt voor de vaststelling van de subsidies. Er zijn echter nog geen vastgestelde werkprocesbeschrijvingen aanwezig waardoor een belangrijke structuur nog ontbreekt Onderzoek ingevolge 4:24 Awb, onderzoek naar doeltreffendheid / evaluaties In 2002 heeft er een evaluatie (Nota Naar Eigen Vermogen) plaatsgevonden. Op basis van deze evaluatie is er nieuw beleid en een nieuwe Algemene Subsidieverordening vastgesteld. In 2006 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden. Conclusie Er wordt geëvalueerd. Op basis van de evaluatie 2002 zijn er dus aanpassingen en/of verbeteringen aangebracht. In het onderzoek heeft verder geen analyse plaatsgevonden op de verschillen tussen de oude en nieuwe verordening. De tussentijdse evaluatie 2006 heeft niet geleid tot aanpassingen Zijn de doelstellingen en resultaten smart 6 geformuleerd? Er worden veel waarderingssubsidies verstrekt, waarbij het niet primair om de prestaties gaat. Deze zijn dan ook niet geformuleerd. Voor de budget- en instandhoudingssubsidies ligt dat anders. Hierbij valt op te merken dat alleen aangaande de SWB specifieke doelstellingen en indicatoren zijn benoemd. Conclusie - Waarderingssubsidies: er zijn geen specifieke doelstellingen/ resultaten benoemd. Dat is ook niet zo relevant. - Budgetsubsidies: met uitzondering van de SWB zijn geen specifieke doelstellingen en indicatoren benoemd. Hiermee wordt bij de andere instellingen onvoldoende inzicht verkregen in de prestaties (en doeltreffendheid). - Instandhoudingssubsidies: er zijn geen specifieke doelstellingen en indicatoren benoemd, dat kan relevant zijn. - Project- en evenementssubsidies: er zijn wel doelstellingen/resultaten benoemd. De subsidies worden niet verstrekt op basis van geleverde prestaties. Dat is een keuze waarvan niet te zeggen is of die goed of slecht is. Het is wel belangrijk om na te gaan of deze variant in het nemen van de beslissing als mogelijkheid is meenomen Zijn doelen en resultaten bereikt? Conclusie Daar kan in zijn algemeenheid geen antwoord op worden gegeven, omdat er (met een uitzondering voor de SWB) geen concrete doelstellingen en resultaten zijn benoemd. De eerste tussenrapportage van de SWB gaat over januari tot en met juni Dit is een korte periode en levert daarom te weinig informatie op om conclusies te kunnen trekken over de behaalde resultaten ten opzichte van de doelstellingen Toetst de gemeente of de subsidieontvangende partij efficiënt werkt? Conclusie Uit de gesprekken bleek dat op welzijnsgebied, bij budgetsubsidies en op delen van de organisatie sprake is geweest van benchmarking, maar concrete documenten zijn daarbij niet ter beschikking gekomen. Er is geen aanvullend onderzoek geweest om de punten waarop de gemeente het instrument benchmarking inzet, verder te preciseren. 6 Smart: specifiek, meetbaar, acceptabel, relevant en tijdgebonden. 12

17 4.2.6 Hoe ziet de verantwoording van de subsidieontvangende partij eruit en hoe wordt deze gemonitord. Conclusie Er wordt verantwoording afgelegd, welke sterk historisch is bepaald. De normen of regels worden niet in acht genomen. Het meten van prestaties vindt niet of nauwelijks plaats. Het is wel positief dat de gemeente na de verantwoording een eindgesprek met de subsidieontvangende partij voert. 13

18 5. Aanbevelingen 5.1 Aanbevelingen Op basis van de bevindingen en de conclusies wordt gekomen tot twee aanbevelingen: 1. De aanbeveling van de Rekenkamercommissie is om de verordening aan te passen en juridische lekken te dichten. Het hoeft niet veel tijd te kosten om op basis van dit rapport de tekortkomingen in kaart te brengen en aan te passen. Na een vaststelling is de verordening volledig en juist en kan beter worden getoetst. Naast de verordening is het ook zaak om de subsidiebeschikkingen op het welzijnsterrein aan te scherpen met aanvullende regels die van belang worden geacht. 2. Het is noodzakelijk dat de gemeente op korte termijn start met SMART formuleren van doelstellingen en resultaten, met name bij de verstrekking van budgetsubsidies. Alleen dan kan inzicht worden verkregen in de resultaten en het (maatschappelijke) effect van de verstrekte subsidies. De gemeente kan hierdoor beter sturen. Bij de SWB is reeds een start gemaakt met het formuleren van deze doelstellingen en resultaten. De RKC vindt dan ook dat dit instrument ook bij andere relevante (budget)subsidies moet worden toegepast. De gemeente Brummen verstrekt jaarlijks een behoorlijk subsidiebedrag aan de verschillende partijen (volgens een ambtelijk verstrekt overzicht over 2006: minimaal: 1.4 miljoen). Het is dan logisch dat de ontvangende partij op basis van een fatsoenlijke set van doelen en resultaten verantwoording aflegt. De rekenkamercommissie is van mening dat de gemeente Brummen ten aanzien van een aantal relevante subsidies ten minste inzicht moet hebben in of de beoogde resultaten en doelstellingen zijn bereikt. Wat wil de gemeente bereiken met de subsidieverstrekking en wat is er uiteindelijk bereikt, zijn hierin de belangrijkste kernvragen. 5.2 Welke wegen kunnen hierin worden bewandeld? Het afleggen van verantwoording, het transparant en verantwoord ondernemen (code Tabaksblat 7 ) wordt steeds belangrijker en gelukkig ook normaler gevonden. Zo mag de gemeente ook eisen stellen aan de subsidieontvangende partij. Als het echt om aanzienlijke subsidies (bijvoorbeeld boven een bepaald bedrag) gaat, kan bijvoorbeeld worden besloten dat er een soort van toezichtsarrangement komt waarin de verantwoordelijkheid op gebied van informatieverstrekking, de doelstellingen en resultaten, maar ook wat eisen aan de bedrijfsvoering (audits / IC / risico-analyses) in op worden genomen. Hiermee wordt dus beduidend verder gegaan dan alleen het (SMART) formuleren en vaststellen van resultaten en doelen. Een dergelijk arrangement wordt opgesteld aan de hand van een programma van eisen. De gemeente bepaalt uiteindelijk welke eisen relevant zijn. Dit kan uiteraard per subsidie verschillen, maar de basis zal redelijk generiek zijn. Verder kan op het totaaloverzicht worden aangegeven op welke subsidie een arrangement van toepassing is. In de conclusies is al aangegeven dat het formuleren van doelstellingen en resultaten voor wat betreft de waarderingssubsidies wat minder relevant is. Het spreekt voor zich dat het belangrijk is dat het houden van toezicht in goed overleg met de subsidieontvangende partij plaatsvindt. Bij het opstellen zijn dus, ondanks de verschillende rollen, twee partijen betrokken. Een belangrijk gegeven in het hele toezicht blijft natuurlijk of de beoogde resultaten en doelstellingen ook zijn bereikt. Het is goed om vooraf eens na te denken of deze informatie vraagt om nieuwe, aanvullende instrumenten. Er komt inzicht in hoeverre de resultaten en doelstellingen zijn bereikt en nu? De gemeente Brummen kan bijvoorbeeld overwegen om de subsidie of een deel daarvan afhankelijk te stellen van de 7 Code Tabaksblat is een gedragscode voor grote bedrijven om transparant en verantwoord te ondernemen. 14

19 behaalde resultaten door middel van het inbouwen van prikkels of overwegen om sancties toe te passen als er onder de maat is gepresteerd, enzovoorts. 5.3 Hoe te starten? Het advies van de rekenkamercommissie is om op korte termijn te starten. Er kan een begin worden gemaakt met het SMART definiëren van de resultaten en doelstellingen ten aanzien van de subsidies die daar op grond van hun aard (bijvoorbeeld financieel) voor aanmerking komen. Vervolgens kan een selectie worden gemaakt met welke subsidie(s) wordt gestart. De reeds opgedane ervaringen met de SWB kunnen hierin worden meegenomen. Het startjaar kan als eerste proef dienen, waarbij na afloop de evaluatie nog aanleiding kan geven om aanpassingen te doen. Gaandeweg kan in een soort van groeimodel de verantwoording wat verder worden uitgebreid zoals hierboven aangegeven. Hiermee komt de gemeente wat meer in een rol van toezichthouder. Er zijn inmiddels voorbeelden van toezichtsarrangementen (bijvoorbeeld ten aanzien van SW-bedrijven) die hiervoor als voorbeeld zouden kunnen dienen. Om structuur in het proces aan te brengen is het noodzakelijk om een plan van aanpak te schrijven. 15

20 Technisch wederhoor De bevindingen zijn voor een technische reactie aan de gemeente Brummen voorgelegd. Dit heeft geleid tot een paar inhoudelijke aanpassingen. In een brief aan de gemeentesecretaris van Brummen, heeft de rekenkamercommissie een gemotiveerd commentaar gegeven op de technische reactie. 16

21 Reactie College van burgemeester en wethouders 17

22 18

23 Nawoord De Rekenkamercommissie dankt het college van burgemeester en wethouders voor haar bestuurlijke reactie op het eerste onderzoek naar de doeltreffendheid van de gemeentelijke subsidies. Het doet ons een genoegen om te constateren dat het college het rapport kritisch heeft gelezen en al heel concreet ingaat op een aantal aanbevelingen die de Rekenkamercommissie heeft gedaan. Wij hopen vanzelfsprekend dat het rapport zal leiden tot een verbetering van het subsidiebeleid, met name ten aanzien van de doeltreffendheid. Het is aan de raad om te bepalen welke bevindingen en conclusies uiteindelijk tot verbeteringen zullen moeten leiden. Het college zal in dit proces, gelet op de positieve reactie, ongetwijfeld een actieve rol gaan spelen. 19

24 Bijlage 1 ONDERZOEKSOPZET GEMEENTELIJKE SUBSIDIES Onderzoek naar de doeltreffendheid van het gemeentelijke subsidiebeleid in de gemeente Brummen Aanleiding en achtergronden van de onderzoeksvraag De Rekenkamercommissie heeft een meerjarig onderzoeksprogramma opgesteld waarin de onderwerpen zijn benoemd die de commissie graag wil onderzoeken. De onderzoeken die de commissie wil uitvoeren hebben betrekking op de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het beleid. Om tot een afgewogen keuze van onderwerpen te komen zijn objectieve criteria opgesteld waaraan een onderwerp moet voldoen. Het uiteindelijke plan is voor reacties en suggesties voorgelegd aan de gemeenteraad en het college van Burgemeester en Wethouders. Eén van de onderzoeksonderwerpen in het plan is het gemeentelijke subsidiebeleid. De keuze is op het subsidiebeleid gevallen, omdat het onderwerp hoog scoorde ten aanzien van de criteria en daarmee prioriteit kreeg. Een andere overweging is dat de ingeschatte duur van het onderzoek past binnen de beschikbaar gestelde capaciteit. Doel van het onderzoek In algemene zin zal de rekenkamercommissie met de uit te voeren onderzoeken de Gemeenteraad ondersteunen om zijn controlerende taak uit te voeren. Door het verleden te evalueren kan de gemeente immers leren voor de toekomst. In meer specifieke zin wil de rekenkamercommissie inzicht krijgen op de wijze waarop de gemeente Brummen het subsidie-instrument inzet om (maatschappelijke) doelen te bereiken. Het gaat erom in hoeverre het instrument doeltreffend wordt ingezet. Met aanbevelingen van de rekenkamercommissie kan wellicht de effectiviteit van het beleid verder worden vergroot. - het verkrijgen van inzicht in de beoogde doelstellingen en de verwachte resultaten/effecten; - het verkrijgen van inzicht in de behaalde doelstellingen en de bereikte resultaten/effecten; - het verkrijgen van inzicht in het evaluatieproces (PDCA); - het formuleren van aanbevelingen ten aanzien van het subsidiebeleid. Onderzoeksvragen (hoofdvraag en deelvragen) Als centrale onderzoeksvraag is gedefinieerd: In hoeverre hanteert de gemeente Brummen het instrument van subsidieverstrekking op een doeltreffende wijze? Ter nadere toelichting op deze vraag kan worden gesteld dat doeltreffendheid ingaat op de vraag of de inspanningen, in dit geval de subsidiegelden, een bijdrage aan de doelen heeft geleverd. Om een gedegen antwoord te krijgen op de centrale vraag worden de volgende deelvragen onderscheiden: 1. Is er een subsidieverordening (en andere beleidsregels / evt AO/IC) vastgesteld die voldoende aandacht schenkt aan: - het proces van aanvraag tot verstrekking dan wel afwijzing; - de voorwaarden van verstrekking; - de wijze van verantwoording en controle; 20

25 - de mogelijkheden van interventie (sanctie) 2. Heeft de gemeente ingevolge artikel 4:24 van de AWB onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de subsidies? (Zo ja, wat waren de uitkomsten?; zo nee, waarom niet?) 3. Is de doelstelling en het te verwachten resultaat bij de subsidies helder (smart) geformuleerd? 4. Zijn de doelen en resultaten bereikt, zo niet wat is daar de oorzaak van? 5. Is de hoogte van de subsidie afhankelijk gesteld van het bereikte doel en de resultaten? 6. Toetst de gemeente (bijvoorbeeld d.m.v. benchmarking) in hoeverre de subsidieontvangende partij efficiënt werkt? 7. Hoe ziet de verantwoording van de subsidieontvangende partij eruit en op welke wijze wordt deze verantwoording gecontroleerd/gemonitord? 8. Wordt het beleid met enige regelmaat geëvalueerd en zonodig op basis van de bevindingen bijgesteld? Afbakening van het onderzoek De gemeente kan subsidieontvanger en subsidieverlener zijn. Het onderzoek richt zich hier op de rol van subsidieverlener. Er zijn verschillende vormen van subsidies die door de gemeente worden verstrekt. De rekenkamercommissie wil geen subsidiestromen uitsluiten en richt zich op alle subsidies. Afhankelijk van het aantal verstrekte subsidies, zal de commissie hierin keuzes maken. Als bijlage is een lijst van subsidies toegevoegd. Het onderzoek zal primair gericht zijn op, wat ook wel blijkt uit de onderzoeksvragen, hoe de gemeente haar beleid heeft vastgesteld en doeltreffend uitvoert. Er wordt dus geen aanvullend onderzoek gedaan naar de subsidieontvanger. Als aanvulling hierop nog het volgende. De doeltreffendheid is eerder gedefinieerd als: leiden inspanningen (lees in dit geval subsidies) tot het gewenste resultaat en effect (of afspraken die je als gemeente maakt). Het is voor de rekenkamercommissie lastig om zonder onderzoek vast te stellen of dat ook echt zo is. Wel kan, zoals geformuleerd in onderzoeksvraag 5, met behulp van objectieve criteria worden getoetst in hoeverre de subsidieontvangende organisatie efficiënt werkt. Het onderzoek richt zich op de jaren 2005 en 2006, waarbij in het bijzonder nog onderzocht kan worden in hoeverre ervaringen van 2005 van invloed zijn geweest op het beleid van Normenkader Het belangrijkste normenkader waaraan de rekenkamercommissie toetst zijn de subsidieverordening en toekenningsbesluiten. De verordening is immers door de gemeenteraad vastgesteld en geeft expliciet de kaders en de voorwaarden aan. Daarnaast kunnen er nog beleidsregels zijn geformuleerd waarin ook aanvullende kaders of richtlijnen zijn aangeven. De rekenkamercommissie heeft het volgende normenkader geformuleerd: Normen vraag 1 Algemeen - De mogelijkheid om vóór 1 april, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, een budgetsubsidie, een waarderingssubsidie, dan wel een instandhoudingsubsidie schriftelijk in te dienen bij Burgemeester en wethouders. - De mogelijkheid om voor een project- of evenementensubsidie of startsubsidie, uiterlijk 13 weken voor aanvang van de activiteiten, een schriftelijke aanvraag in te dienen. - De informatie ten aanzien van de aanvraag en voorwaarden is terug te vinden op de gemeentelijke website. - de informatie ten aanzien van de aanvraag en voorwaarden is eenvoudig op te vragen bij de gemeente. - de aanvrager wordt na het indienen van de aanvraag direct geïnformeerd over de verdere procedure. - Burgemeester en wethouders beslissen t.a.v. de instandhouding- en budgetsubsidie uiterlijk voor 1 januari van het kalenderjaar, respectievelijk de periode waarop de aanvraag betrekking heeft. - Burgemeester en wethouders beslissen t.a.v. de project- of evenementensubsidie uiterlijk 8 weken voor aanvang van de activiteit - Burgemeester en wethouders beslissen t.a.v. startsubsidie binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek. - De termijn kan éénmalig met 4 weken worden verdaagd. 21

26 Voorwaarden budget- en instandhoudingsubsidie - Het element maatschappelijk belang moet terugkomen in de voorwaarden, waarbij de activiteiten zijn gericht op de inwoners van de gemeente Brummen. De activiteiten richten zich bijvoorbeeld op sport, cultuur, zorg, educatie en welzijn. - Er is een begroting opgesteld waarin de baten en lasten van de activiteiten is opgenomen. - Er is een activiteitenplan opgesteld waarin de beoogde doelstellingen en resultaten zijn opgenomen. - Er wordt een jaarrekening en jaarverslag van het voorgaande jaar overlegd (met accountantsverklaring). - De vereniging of stichting moet in gemeente zijn gevestigd. - De aanvrager geeft inzage in eventueel andere subsidie-aanvragen. - Een vereniging kent een minimaal aantal leden van 15. Voorwaarden project- of evenementensubsidie - Het element maatschappelijk belang moet terugkomen in de voorwaarden, waarbij de activiteiten zijn gericht op de inwoners van de gemeente Brummen. De activiteiten richten zich bijvoorbeeld op sport, cultuur, zorg, educatie en welzijn. - Er is een begroting opgesteld waarin de baten en lasten van de activiteiten is opgenomen. - Er is een activiteitenplan opgesteld waarin de beoogde doelstellingen en resultaten zijn opgenomen. Voorwaarden waarderingssubsidie - Het element maatschappelijk belang moet terugkomen in de voorwaarden, waarbij de activiteiten zijn gericht op de inwoners van de gemeente Brummen. De activiteiten richten zich bijvoorbeeld op sport, cultuur, zorg, educatie en welzijn. - Er hoeft alleen een aanvraagformulier te worden ingediend (geen stukken). Voorwaarden startsubsidie - Het element maatschappelijk belang moet terugkomen in de voorwaarden, waarbij de activiteiten zijn gericht op de inwoners van de gemeente Brummen. De activiteiten richten zich bijvoorbeeld op sport, cultuur, zorg, educatie en welzijn. - Er is een begroting opgesteld waarin de baten en lasten van de activiteiten is opgenomen. - Er is een activiteitenplan opgesteld waarin de beoogde opzet, omvang, start, doelstellingen en resultaten zijn opgenomen. Termijn verantwoording en controle - De subsidieontvanger van een budget-, instandhouding-, of startsubsidie dient vóór 1 april volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling in. - De subsidieontvanger van een project- evenementsubsidie dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in. - De ontvanger van een waarderingssubsidie hoeft geen aanvraag in te dienen. - Burgemeester en wethouders stellen de subsidie binnen 13 weken na de indiening van de aanvraag tot vaststelling vast. De termijn kan éénmalig worden verdaagd met vier weken. Inhoudelijke verantwoording en controle (niet van toepassing op waarderingssubsidies): Zijn de: - beoogde activiteiten uitgevoerd? - beoogde doelstellingen gerealiseerd? Is er een: - jaarrekening (balans en v&w rekening met toelichting)? - jaarverslag (waar bovenstaande uit blijkt)? - accountantsverklaring inzake de subsidies > ,- (budget- en instandhoudingsubsidie)? Sanctie / interventie Intrekken of verlagen van de subsidie ingeval: - de beoogde activiteiten niet / of deels zijn uitgevoerd; - de ontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen; - de ontvanger onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag; - de ontvanger de subsidie niet aanwendt voor doelen waarvoor de subsidie is bestemd; - de subsidieverlening onjuist was en de ontvanger dat wist of behoorde te weten. In onderzoek vooral toetsen op: - Termijnen (aanvraag en beslissen / vaststellen en beslissen). 22