GEBRUIKSAANWIJZING LAAGDIKTEMETER 2 IN 1 PCE-CT

Transcriptie

1 PCE Brookhuis Institutenweg PL Enschede Nederland Tel.: +31 (0) Fax: GEBRUIKSAANWIJZING LAAGDIKTEMETER 2 IN 1 PCE-CT 25

2 INTRODUCTIE Dit instrument is een draagbaar, gemakkelijk te gebruiken, compacte 3 ½ digit meter, voor ferro en nonferro metaal, ontworpen voor een eenvoudige bediening met één hand. De meter heeft een LCD-scherm met achtergrondverlichting, datalogger functie (gegevensregistratie) en automatische uitschakeling (na ongeveer 30 seconden) om de levensduur van de batterij te verlengen. LET OP Gebruik de meter niet in de buurt van apparaten met een sterke elektromagnetische straling, of in de buurt van een statische elektrische lading, zoals een generator, magneet... want ze kunnen tot leesfouten leiden. Gebruik het apparaat niet op plekken, waar het blootgesteld kan staan aan corrosieve of explosieve gassen, want het toestel kan beschadigd raken, of er kan zich een explosie voordoen. Gebruik het apparaat niet in een omgeving, waar het direct door de zon wordt verlicht, of waar condensvorming is. Anders kan deze meter vervormen, de isolatie beschadigd raken, of misschien werkt hij niet meer correct, zoals aangegeven in de specificaties. Plaats de meter niet op, of vlakbij, hete voorwerpen (70 º C/158 º F), want de behuizing kan beschadigd raken. Als de meter aan belangrijke temperatuursveranderingen wordt blootgesteld, 30 minuten wachten, opdat de temperatuur zich stabiliseert, alvorens de meting uit te voeren. Als u de meter langer dan één minuut gebruikt, kan de nauwkeurigheid van de hoogste diktemeting verminderen. De meter voldoet echter nog steeds aan de gespecificeerde nauwkeurigheid. Dit apparaat is niet water- of stofbestendig. Gebruik hem niet in een vochtige omgeving, of op plekken met een hoge stofconcentratie. Voor nauwkeurige metingen, ervoor zorgen dat de sondepunt loodrecht het hermetisch gecoate oppervlak aanraakt. Zorg ervoor, dat er tussen het substraat en de coating geen luchtbellen zijn. Voor ieder gebruik moet er op het substraat een nulkalibratie worden uitgevoerd. Er MOET een tweepunts kalibratie worden toegepast voor frequente testpunten, teneinde de nauwkeurigheid te verhogen. WAARSCHUWING INTERFERENTIE VAN HET ELEKTROMAGNETISCHE VELD Dit instrument gebruikt de magnetische veld methode om de dikte op ferro-metalen basis te meten. Mocht de meter zich in een omgeving met 20mG (mini Gauss) of meer bevinden, kan dit de nauwkeurigheid beïnvloeden. We stellen voor, om de meter op een afstand van minstens 30 cm. van de storingsbron te plaatsen. Intensiteit van het electromagnetische veld: (eenheid = mini Gauss) Electromagnetische bron 0 cm 30 cm Oplader mobiele telefoon 50 ~ 500 <1 Voeding van de agenda 100 ~ 1000 <5 LCD scherm 10 ~ 100 <1 Ventilator 100 ~ 1000 <5 Leeslamp 400 ~ 4000 <10 U moet denken aan alle produkten met een interne batterij. 2

3 Aanbevolen gebruiksomstandigheden Abnormale gebruiksomstandigheden 3

4 SPECIFICATIES ALGEMEEN Display: 3½ digits LCD-display met een maximale lezing van Lage batterij indicatie: De batterij icoon verschijnt, wanneer de spanning onder het geschikte niveau voor gebruik zakt. Meet cuota: 1 seconde, nominaal. Bedrijfsomstandigheden: 32ºF tot 122ºF (0ºC tot 50ºC), met een relatieve vochtigheid van 75%. Opslagtemperatuur: -4ºF tot 140ºF /-20ºC tot 60ºC) met een relatieve vochtigheid van 0 tot 80%, wanneer de batterij zich niet in de meter bevindt. Automatische uitschakeling: 30 seconden Stroomverbruik in standby: <15µA. Batterij: Standaard 9V batterij (NEDA 1604, IEC 6F22 006P) Levensduur van de batterij: 9 uur (continue) met achtergrondverlichting. Afmetingen: 148mm x 105 mm x 42mm Gewicht: Ongeveer 157g (met batterij) Detecteerbare materialen: Ferrometalen (ijzer, staal) en non-ferro metalen (koper, aluminium, zink, brons, messing, enz ) ELEKTRISCH Diktebereik: Van 0 tot 40.0mils (0 tot 1000µm) Schermresolutie: 0.1 mils/1 µm Nauwkeurigheid: ±4dgts bij 0 tot 7.8mils ±10dgts bij 0 tot 199 µm ± (3% +4dgts) bij 739 mils tot 40 mils ± (3% +10dgts) bij 200 µm tot 1000 µm Temperatuurcoëfficiënt: ±0.1% van de meetwaarde, bij metingen onder de 64.4ºF/18ºC en boven de 82.4ºF/28ºC. Reactietijd: 1 seconde 4

5 LEVERINGSOMVANG Nulplaat Ferro staal Verwijder de beschermlaag vóór het gebruik Non ferro aluminium Verwijder de beschermlaag vóór het gebruik Standaard kalibratieplaat Standaard dikte: 39.6 mils ±1 % 1006 micras Verwijder de beschermlaag aan beide kanten vóór het gebruik Verwijder eerst de beschermlaag van de plaat vóór het eerste gebruik. Punta del sensor: Sensorpunt LCD: LCD Tecla de función: Functietoets Tapa de la batería: Deksel batterijvak Gatillo: Trigger 5

6 FUNCTIETOETS Gebruik deze toets om de achtergrondverlichting in of uit te schakelen. mils/µm Gebruik mils/µm om van mils naar µm. te veranderen (1 mils=25.4 µm). Zero 1. Druk snel op de Zero knop (niet langer dan 2 seconden) voor de nulstelling van de substraatkalibratie. 2. Hou de Zero knop ingedrukt (langer dan twee seconden) om het frequente kalibratiepunt te kalibreren. (lees voor meer informatie het hoofdstuk KALIBRATIE) 3. Wis de kalibratie uitlezingen 4. Wis de MAX, MIN en MAX-MIN uitlezingen. MAX/MIN 1. Gebruik MAX/MIN om de maximum, minimum, max-min, gemiddelde waarden, en de totale telling van de registratiegegevens (MAX, MIN, MAX-MIN, AVG, en NO) te veranderen. 2. De capaciteit van de gegevensopname is 255. De maximum, minimum, max-min, en gemiddelde berekening veranderen niet tot het gegeven nr Wanneer de meter uitstaat, de knop MAX/MIN ingedrukt houden en de trigger overhalen voor toegang tot de configuratie van het frequente kalibratiepunt. CAL 1. Wanneer het apparaat uitstaat, de knop CAL ingedrukt houden en de trigger overhalen voor toegang tot de configuratie van de alarmgrens hoog/laag. 2. Wanneer het apparaat aanstaat en na de uitlezing de meting toont, de knop CAL ingedrukt houden voor de 1-punts kalibratie. 3. In de datalog en configuratie modus van het kalibratiepunt, de CAL knop ingedrukt houden om te bevestigen en terug te keren naar het normale gebruik. (zie KALIBRATIE voor meer informatie). INSTRUCTIES In- en uitschakeling: 1. Hou de sensorpunt van de meter ver van alle substraten of magnetische velden. 2. Haal de trigger over om de meter in te schakelen. Wanneer er op de LCDdisplay run en H verschijnt, is de meter klaar voor gebruik. 3. Automatische uitschakelingsfunctie (APO): Als u de meter gedurende 30 seconden niet gebruikt, schakelt hij automatisch uit. 6

7 Automatische modus en vaste modus: 1. De meter wordt standaard in de automatische modus ingesteld, wat als A wordt aangegeven en herkent automatisch zowel ferro als non-ferro substraten. 2. Als het substraat is ingesteld voor ferro of non-ferro materialen, kan de gebruiker de vaste modus gebruiken. Wanneer het apparaat uitstaat, - De knop ingedrukt houden en de trigger overhalen om de ferro modus in te stellen. - De knop mils/µm ingedrukt houden en de trigger overhalen om de non-ferro modus in te stellen. Gedurende deze tijd verschijnt het A symbool niet op de display. Hoog/laag alarm functie: 1. De Hoog/Laag alarm functie wordt gebruikt om de gebruiker te waarschuwen. Wanneer de meting zich boven de bovengrens bevindt, klinkt het alarm 4 keer, terwijl als de meting zich onder de ondergrens bevindt, gaat het alarm continue om de 2,5 seconden aan. Het Hoog/Laag alarm is standaard 1200 µm en 0 µm. 2. De gebruiker kan de grenzen aanpassen. Hou de CAL knop ingedrukt terwijl het apparaat uitstaat. Haal de trigger over om de meter in te schakelen en de SET Hi in te stellen. Pas de bovengrens aan door middel van o. Bevestig met CAL en ga naar SET Lo. Pas de ondergrens aan door middel van o. Bevestig opnieuw met CAL en de meter is klaar voor gebruik. Meting: (Enkele of continue modus) 1. Zet de meter aan. 2. Enkele modus: Druk de sensorpunt tegen het oppervlak. Haal de trigger over (u hoort een pieptoon) en laat hem onmiddellijk los (u hoort weer een pieptoon) om een enkele meting te verrichten. Het teken H verschijnt, wanneer de meting is afgelopen, verwijder de sensorpunt NIET van het oppervlak totdat H verschijnt. 7

8 3. Continue modus: Haal de trigger over (u hoort een pieptoon) en hou hem zo om een continue meting te verrichten. De uitlezing wordt ieder seconde geupdate. Laat de trigger los (er klinkt weer een pieptoon) en wacht tot u het H teken ziet om de laatste meting te verrichten. Verwijder de sensorpunt NIET van het oppervlak totdat het H teken verschijnt. Er klinkt een pieptoon om de meting te beëindigen, zowel in de enkele als in de continue modus. 4. Het materiaal wordt aangegeven als Ferr of Non-Ferr. Als het substraatmateriaal niet kan worden herkend, toont het LCD-display run en H (net zoals wanneer het apparaat aangaat) in plaats van Ferr of Non-Ferr. 5. APO wordt tijdens de continue meting geactiveerd. Data logging: 1. De datalogger registreert automatisch de meetresultaten. Hou tijdens de meting de knop mils/µm twee seconden lang ingedrukt. De meter activeert de datalog modus en het teken D verschijnt op de display. De eerste lezing geeft de diktemeting aan en de secundaire lezing de gegevens telling. 2. Gebruik o om de vorige of volgende gegevens te bekijken. Druk vervolgens op CAL om de datalog modus te verlaten en naar de normale modus terug te keren. 3. Wanneer er geen enkel gegeven is opgeslagen, toont de display no data. De meter zal automatisch de datalog modus verlaten en naar de normale modus terugkeren. 4. De gegevensregistratie begint bij 1. Gebruik om naar het volgende gegeven te gaan. Tussen het eerste en het laatste gegeven, gebruik CLr LoG om gegevens te wissen. Door op de CAL knop te drukken, worden alle gegevens gewist en gaat u terug naar de normale functie. Hou er alstublieft rekening mee, dat de wisfunctie niet ongedaan gemaakt kan worden. Denk hieraan voordat u op de CAL knop drukt. 5. Opslagcapaciteit gegevens: 255. KALIBRATIE Zorg er vóór de kalibratie voor, dat de meter het substraatmateriaal herkent. Gedurende de kalibratie moet de automatische uitschakeling vertraagd worden naar 2 minuten. Nulkalibratie van het substraat 1. Schakel de meter in. Druk met de sensorpunt op het ongecoate oppervlak of op de folie (bijgeleverde accessoire). Haal de trigger over en laat hem meteen weer los om naar de enkele meetmodus te gaan. Wacht totdat het H teken verschijnt. Druk snel op de Zero knop (niet langer dan twee seconden) om het materiaal te kalibreren. De LCD-display toont 0 mils/µm. 2. Na het resetten van het substaat worden de MAX, MIN, en MAX-MIN uitlezingen op nul gesteld. 8

9 1-punts kalibratie Maak een oppervlak met een bekende dikte klaar voor de 1-punts kalibratie. De bijgeleverde folie heeft een dikte van 39.6 mils (1006 µm). 1. Schakel de meter in. Breng de sensorpunt in contact met het oppervlak (oppervlak waarvan men de dikte kent, of de bijgeleverde folie). Haal de trigger over en wacht tot het signaal H op de display verschijnt. 2. Druk op de CAL knop, de LCD-display geeft 1-Pt aan. Gebruik de toets of om de uitlezing aan te passen tot hij met de standaarddikte overeenkomt. 3. Druk opnieuw op CAL om het kalibratieprogramma te verlaten en naar de normale modus terug te keren 2-punts kalibratie Er zijn twee nulplaten, één is van aluminium en de andere van staal. Staal is een ferrometaal en aluminium non-ferro. Ferro Verwijder de beschermlaag vóór het gebruik Non-ferro Verwijder de beschermlaag vóór het gebruik 9

10 Stap 1. Haal de trigger over Stap 2: Op de display verschijnt run Stap 3: Plaats de meetkop (Ferro en nonferro) op het substraat.* Haal daarna de trigger over. Stap 4: Ferr betekent ferromateriaal. Stap 5: Non-Ferr betekent Non-ferro Stap 6: Druk op de Zero knop om de nulstelling te verrichten. Op de display verschijnt 0. Stap 7: Leg de standaard diktefolie van 39.6mil/1006microm op het substraat Stap 8: Haal één keer de trigger over. 10

11 Stap 9: Druk op de CAL knop. Stap 10: Op de display verschijnt 2-Pt. Stap 11. Druk op Zero ( ) of MAX/MIN ( ) om de waarde op de display in te stellen op 1006 µm. Zie stap 12. Stap 12: Waarde op de display 1006 µm. Stap 13: Druk opnieuw op CAL. Stap 14: De indicatie 2-Pt verdwijnt, hetgeen betekent dat de kalibratie voltooid is en dat er met de meting kan worden begonnen. 11

12 Geheugen van de kalibratiedikte Teneinde de kalibratiedikte niet iedere keer in te hoeven stellen, kunt u deze waarde in het apparaat opslaan. 1. Wanneer het apparaat uitstaat, de knop MAX/MIN ingedrukt houden en de trigger overhalen om het apparaat aan te zetten. 2. Op de display verschijnt SET en dfut. Wacht 2 seconden tot de uitlezing van het frequente kalibratiepunt verschijnt. Bijv.: 39.6 mils (1006 µm). 3. Gebruik de toetsen of om de uitlezing aan te passen tot hij overeenkomt met het kalibratiepunt. Druk opnieuw op de knop CAL om het kalibratieprogramma te verlaten en terug te gaan naar de normale modus. Dit diktepunt wordt in de meter opgeslagen. De gebruikers hoeven dit kalibratiepunt niet ieder keer in te stellen Snelle kalibratie Deze functie is alleen mogelijk, als u eerder de kalibratiedikte heeft opgeslagen. 1. Druk de sensorpunt met het kalibratie-oppervlak op het substraat. Haal de trigger over en wacht tot het signaal H verschijnt. 2. Hou de Zero knop niet langer dan 2 seconden ingedrukt. De meter wordt automatisch gekalibreerd om met het frequente kalibratiepunt, dat al eerder werd opgeslagen, samen te vallen. Wissen van kalibratiepunt 1. Wanneer het apparaat uitstaat, de Zero knop ingedrukt houden en de trigger overhalen om hem aan te zetten. De LCD-display toont nu Clr en Set. Het nulpunt, de 1-punts en 2-punts kalibratie worden gewist. 2. Wanneer de kalibratie niet korrekt werkt, helpt de wis-functie de gebruikers om opnieuw te beginnen. WERKING 1. Hou de meter ver van substraten of magnetische velden. Haal de trigger over om het apparaat in te schakelen en wacht tot run en het signaal H verschijnt. 2. Breng de sensorpunt in contact met het hermetisch gecoate oppervlak. 3. Haal de trigger over en laat hem onmiddellijk los. Het signaal H verschijnt wanneer de meting afgelopen is. Verwijder de sensorpunt NIET van het oppervlak voordat het signaal H verschijnt. 4. Het substraatmaterial wordt getoond, afhankelijk van het type. Als het substraat van een niet-herkenbaar materiaal is, worden de berichten Ferr of Non-Ferr niet getoond. 5. Wanneer de dikte boven het meetbereik ligt, toont de LCD-display de originele gegevens en klinkt er een pieptoon. 6. Gebruik de MAX/MIN knop, om de maximum, minimum, max-min, gemiddelde waarden en het aantal gegevensregistraties te veranderen. 12

13 ONDERHOUD Vervanging van de batterij 1. De meter werkt op een 9 volt transistor batterij (NEDA 1604, IEC 6F22). Als er op de display het lage batterij symbool verschijnt, betekent dit dat de batterij vervangen moet worden. 2. Verwijder het deksel van het vak, waarin zich de batterij bevindt. 3. Schuif het deksel voorzichtig naar beneden 4. Verwijder de oude batterij, koppel hem los van de meter en vervang hem voor een nieuwe. Rol de kabel op en leg de batterij terug in het batterijvak Reiniging Maak de behuizing regelmatig met een vochtige doek en schoonmaakmiddel schoon. Gebruik geen schuurmiddel of verdunners. Op deze link vindt u een overzicht van de meettechniek Op deze link vindt u een lijst met de meters: Op deze link vindt u een lijst met de weegschalen: PAS OP: Dit apparaat heeft geen ATEX bescherming, en mag dus niet in omgevingen met ontploffingsgevaar worden gebruikt (stof, brandbare gassen). 13