OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN MET BETREKKING TOT EEN GLASFABRIEK, GELEGEN IN 2400 MOL, VOORTSTRAAT 27.

Transcriptie

1 Besluit MLWV /KRHO/indd Dienst Milieuvergunningen Departement Leefmilieu BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN MET BETREKKING TOT EEN GLASFABRIEK, GELEGEN IN 2400 MOL, VOORTSTRAAT 27. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op artikel 45 van het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op het verzoek van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement LNE ingediend op 26 januari 2015 om bij toepassing van artikel 45 van Vlarem I de vergunningsvoorwaarden voor het bedrijf AGC Glass Europe, gelegen Voortstraat 27 in 2400 Mol, vergund via het besluit MLAV1/ d.d. 20 juli 2000 van de deputatie en latere besluiten, als volgt aan te vullen, respectievelijk aan te passen: 1. Met toepassing van het tweede lid van artikel van titel III van het Vlarem wordt de continue meting van stof in de afgassen van de oven vanaf 8 maart 2016 vervangen door een discontinue meting. De parameter stof wordt maandelijks gemeten. 2. De bijzondere voorwaarden in artikel 3, 3, tweede lid, derde en vierde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 worden vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 is een bypass van de SCR niet toegestaan bij een afgastemperatuur na elektrofilter van meer dan 340 C. Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. 3. Wanneer de smeltoven gelijktijdig met twee brandstoffen worden gevoed, wordt de emissiegrenswaarde voor SO x als volgt vastgesteld vanaf 8 maart 2016: 1 door de relevante emissiegrenswaarde voor elke brandstof te nemen zoals aangegeven in artikel van titel III van het Vlarem; 2 door de gewogen emissiegrenswaarden per brandstof te bepalen. Die waarden worden verkregen door de emissiegrenswaarden, vermeld in punt 1 te vermenigvuldigen met de hoeveelheid warmte die elke brandstof levert, en dat product te delen door de warmte, geleverd door alle brandstoffen samen; 3 door de per brandstof gewogen emissiegrenswaarden bij elkaar op te tellen. De emissiegrenswaarde voor SO x zoals hierboven bepaald wordt dagelijks berekend en ter inzage bijgehouden voor de toezichthouder en de afdeling Milieuvergunningen.

2 4. In artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs dd. 3 maart 2011 worden de bepalingen onder 1., 5. 4, 12., 16., 20., vervangen als volgt: 1. De grondwaterwinning wordt aangelegd, gewijzigd, verbouwd en geëxploiteerd volgens de regels van goed vakmanschap. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie wordt vermeden. Het aanleggen, wijzigen, verbouwen en buiten dienst stellen van een grondwaterwinning mag vanaf 1 januari 2015 alleen gebeuren door een boorbedrijf, erkend volgens het VLAREL, voor de desbetreffende discipline, vermeld in artikel 6, 7, a) of b), van het voormelde besluit de nieuwe grondwaterwinningsputten gelegen zijn op een afstand van minder dan 10 meter van de te vervangen grondwaterwinningsputten en op de kadastrale percelen, opgenomen in het vergunningsbesluit; 12. Elke meter wordt herijkt met een periodiciteit en volgens de voorschriften in de betrokken wetgeving. De ijking gebeurt door een daartoe gemachtigde ijkingsinstelling. De exploitant houdt van elke ijking een attest bij dat op eenvoudig verzoek aan de met toezicht belaste ambtenaren wordt voorgelegd. De exploitant deelt ook de datum van de laatste ijking van de debietmeter mee. Hij doet dit overeenkomstig art. 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieuverslag, vóór de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Grondwaterstatistiek" van het integrale milieujaarverslag. 16. De exploitant laat 1 maal per jaar het grondwater bemonsteren en analyseren door een erkend laboratorium, in de discipline water, deeldomein grondwater als vermeld in artikel 6, 5, a), van het VLAREL. Dit gebeurt op een gemengd grondwaterstaal afkomstig uit elke grondwaterwinning, die grondwater oppompt uit dezelfde watervoerende laag. Een jaarlijkse analyse is noodzakelijk voor alle watervoerende lagen waaruit gepompt wordt. Tenminste de volgens parameters worden bepaald: o 1 de anionen: SO 2-4, NO 2-, NO 3-, Cl -, PO 3-4, CO 3-, OH -, HCO 3, F -, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 2 de kationen: Ca 2+, K +, Na +, Mg 2+, NH 4+, Mn 2+, Fe 2+, Fe 3+, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 3 de zuurtegraad (ph) in ph-eenheid; o 4 de elektrische geleidbaarheid in μs/cm bij 20 C; o 5 de totale hardheid in F; o 6 het zuurstofgehalte in mg/l; o 7 de alkaliniteit ten opzichte van methyloranje in F; o 8 de alkaliniteit ten opzichte van fenolftaleïne in F. De temperatuur in C mag ter plaatse door de exploitant worden gemeten. De gegevens worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter plaatse of in een gecentraliseerde databank van het bedrijf ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende ambtenaren. 20. Wanneer de exploitant een grondwaterwinning of een boorgat of een ander onderdeel hiervan buiten dienst stelt, moet hij de ontsluiting van de watervoerende laag afdekken met een ondoorlatend materiaal (zwelklei, cement), om verontreiniging of waterverlies te voorkomen. 5. Artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs dd. 3 maart 2011 wordt aangevuld met de bepalingen onder 23., luidende: 23. De toezichthoudende overheid wordt minimaal twee dagen vooraf op de hoogte gebracht van het aanleggen of opvullen van een vergunningsplichtige grondwaterwinning, zodat haar toezichthouders mogelijk aanwezig kunnen zijn. ; Gelet op het feit dat voor de motivering voor de gevraagde wijziging van voorwaarden wordt verwezen naar het verslag Tussentijdse toetsing GPBV-bedrijf, meer specifiek: De voorgestelde bijzondere voorwaarde ten behoeve van het segment Bedrijfsmanagement: o Zie punt 1 Bedrijfsmanagement van het punt 2 van het verslag Tussentijdse toetsing GPBV-bedrijf. De voorgestelde bijzondere voorwaarden ten behoeve van het segment Lucht: o Zie punt 3 Lucht en Geur van het punt 2 van het verslag Tussentijdse toetsing GPBVbedrijf. De voorgestelde bijzondere voorwaarde ten behoeve van het segment Grondwater: 2 / 10

3 o Zie punt 6 (grond)water van het punt 2 van het verslag Tussentijdse toetsing GPBVbedrijf ; Gelet op het feit dat de exploitant op datum van 29 januari 2015 in kennis is gesteld van het opstarten van de procedure tot wijziging van de opgelegde vergunningsvoorwaarden. Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat het verzoek tot wijziging van de milieuvergunningsvoorwaarden de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek te Mol d.d. 9 maart 2015 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstige advies d.d. 11 maart 2015 van het college van burgemeester en schepenen van Mol (kenmerk: MD/PVR/LL); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het openbaar onderzoek verliep correct van 5 februari 2015 tot en met 6 maart Er werden geen bezwaren ingediend. 2. De gemeentelijke milieudienst geeft een gunstig advies; Gelet op het stilzwijgend gunstige advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar van Mol; Gelet op het gunstige advies d.d. 25 februari 2015 van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement LNE (AMV) (kenmerk: AMV/A/15/11066); op volgende elementen uit dit advies: 1. De wijziging van voorwaarden is door onze afdeling voorgesteld. Er wordt dan ook een gunstig advies verleend. 2. In ons voorstel is wel een foutje geslopen: In de tweede voorgestelde voorwaarde staat: De bijzondere voorwaarden in artikel 3, 3, tweede lid, derde en vierde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 worden vervangen door wat volgt: Dit moet eigenlijk het tweede en derde bolletje zijn. 3. Wij hebben ondertussen het advies van de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid ontvangen. Zij uiten de bezorgdheid dat het beperken tot 7 maart 2016 van de bepaling dat de SCR (met bijhorende norm van 700 mg/nm 3 ) moet gebruikt worden bij een afgastemperatuur van meer dan 340 C, theoretisch kan leiden tot het volledig uitschakelen van de SCR na die datum. Op dat moment worden de sectorale voorwaarden van Vlarem III van kracht waardoor de NO x -emissiegrenswaarde zal dalen van mg/nm 3 naar 800 mg/nm 3. Hoewel het redelijk lijkt te veronderstellen dat de norm van 800 mg/nm 3 enkel kan gehaald worden door gebruik van de SCR (in welk geval de norm daalt tot 700 mg/nm 3 ), houdt het schrappen van deze voorwaarde inderdaad het theoretische risico in dat het bedrijf de SCR niet zal gebruiken op momenten dat het technisch mogelijk is (voldoende warme rookgassen), waardoor het bedrijf gedurende die periodes aan een lagere norm zal moeten voldoen (800 mg/nm 3 in plaats van 700 mg/nm 3 ). Onze afdeling kan zich vinden in de bezorgdheid van de Afdeling LHRMG en stelt voor om de tweede voorgestelde voorwaarde te wijzigen in: De bijzondere voorwaarde in artikel 3, 3, tweede lid, derde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 wordt vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR ; Gelet op het gunstige advies d.d. 25 februari 2015 van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk: HE/ih/AELT/ /P/39875); op volgende elementen uit dit advies: 1. De gevraagde wijziging/aanpassing is een gevolg van een doorlichting van het bedrijf en van de toepasselijke voorwaarden in het kader van een BBT/BREF-toetsing van GPBV-bedrijven, zoals bepaald in de RIE-richtlijn Richtlijn Industriële Emissie (EU 2010/75). 2. De voorwaarden en emissiegrenswaarden uit de BREF Glass Manufacture (d.d. 2012) werden omgezet in Vlarem III. Door AMV werden deze voorwaarden en bepalingen uit Vlarem III vergeleken met de huidige voor het bedrijf van toepassing zijnde voorwaarden en werd nagegaan welke bijkomend vanaf 8 maart 2016 van toepassing zullen worden. 3 / 10

4 3. Het bedrijf omvat twee afdelingen: de Glasfabriek (productie van vlakglas en fysische bewerking/etsing van glas) en de afdeling Kempenglas (verwerking glas tot dubbele of meervoudige beglazing en coating). 4. Voor de glasoven/smeltoven wordt zowel zware stookolie als aardgas aangewend als brandstof. In de BREF zijn SO 2 -emissieranges aangegeven voor met stookolie en voor met aardgas gestookte ovens. Gezien het bedrijf beide brandstoffen gelijktijdig aanwendt wordt door AMV in overleg met het bedrijf voorgesteld in een bijzondere vergunningsvoorwaarde vast te leggen dat dagelijks een gewogen, d.i. op basis van de geleverde warmte door de afzonderlijke brandstoffen, SO 2 - emissiegrenswaarde dient te worden berekend. 5. De huidige bijzondere voorwaarde voor NO x een NO x -emissiegrenswaarde strenger dan deze in Vlarem II maar binnen de BREF-range kan behouden blijven tot 8 maart 2016, dit is tot wanneer Vlarem III van toepassing wordt. 6. Voor de stofemissies aan de smeltoven wordt de BREF-voorwaarde inzake meetfrequentie, namelijk minstens om de 6 maand, verstrengd gelet op de sterk schommelende en soms verhoogde waarden van de stofconcentratie in de rookgassen van de smeltoven; de meetfrequentie wordt vastgelegd op eenmaal per maand. Op heden worden reeds maandelijkse stofmetingen uitgevoerd. 7. Samenvattend: de door AMV, in het kader van een BBT/BREF-toetsing van GPBV-bedrijven (cf. RIE 2010/75), voorgestelde aanpassingen - namelijk in verband met de SO 2 - en NO x - emissieconcentratie in de rookgassen van de smeltoven en inzake de meetfrequentie voor stof - van de bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning van het bedrijf ACG Glass Europe te Mol kunnen worden bijgetreden; Gelet op het stilzwijgend gunstige advies van Afdeling Operationeel Waterbeheer (AOW); op volgende elementen uit haar laattijdig gunstige advies (kenmerk: WAT/A/GW1/3691/vl) van 7 april 2015: 1. De (AGC) beschikt momenteel over twee grondwatervergunningen cat. B op exploitatiezetel Colburnlaan 1 te Mol: a) Grondwatervergunning cat. B, afgeleverd door de deputatie van de provincie Antwerpen d.d. 24 augustus 1989 op naam van de nv Glaverbel, voor het exploiteren van twee grondwaterwinningsputten van elk 170 meter diep en voor een gezamenlijk maximaal debiet van 480 m³/dag en m³/jaar, en lopende tot 1 januari 2019; b) Grondwatervergunning cat. B, afgeleverd door de deputatie van de provincie Antwerpen d.d. 22 maart 1990 op naam van de nv Glaverbel, voor het exploiteren van drie grondwaterwinningsputten van 170 meter diep, voor een gezamenlijk maximaal debiet van 500 m³/dag en m³/jaar, en lopende tot 1 januari Deze grondwatervergunningen zijn vergund met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. Hierdoor waren conform artikel de sectorale voorwaarden in hoofdstuk 5.53 van het Vlarem niet van toepassing. Aangezien de winning een vrij groot debiet heeft was het aangewezen om toch het grootste deel van deze sectorale voorwaarden op te leggen als bijzondere voorwaarden. In het besluit van de deputatie MLWV/0082/kh-hs k(sic, MLWV/10-82) d.d. 3 maart 2011 worden de voorwaarden uit de twee hierboven vermelde grondwatervergunningen, ingevolge een verzoek van AMV aangevuld en gewijzigd met een groot deel van de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.53 van Vlarem. 3. Doordat de bijzondere voorwaarden gebaseerd werden op de toenmalige sectorale voorwaarden wordt door AMV voorgesteld om wijzigingen die sedertdien werden doorgevoerd aan de sectorale voorwaarden ook aan te passen aan de bijzondere voorwaarden. 4. Het voorstel van AMV is hieronder opgenomen. De bepalingen onder 1., 5.4, 12., 16. en 20. in het besluit MLWV/0082/kh-hs (sic - MLWV/10-82), artikel 1 worden vervangen. Artikel 1 wordt tevens aangevuld met 23. a) 1. De grondwaterwinning wordt aangelegd, gewijzigd, verbouwd en geëxploiteerd volgens de regels van goed vakmanschap zoals opgenomen in de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning vastgesteld in bijlage bij dit besluit. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de 4 / 10

5 exploitatie wordt vermeden. Het aanleggen, wijzigen, verbouwen en buiten dienst stellen van een grondwaterwinning mag vanaf 1 januari 2015 alleen gebeuren door een boorbedrijf, erkend volgens het VLAREL, voor de desbetreffende discipline, vermeld in artikel 6, 7, a) of b), van het voormelde besluit. b) 5. 4 de nieuwe grondwaterwinningsputten gelegen zijn op een afstand van minder dan 10 meter van de te vervangen grondwaterwinningsputten en op de kadastrale percelen, opgenomen in het vergunningsbesluit; c) 12. Elke meter wordt herijkt met een periodiciteit en volgens de voorschriften in de betrokken wetgeving. De ijking gebeurt door een daartoe gemachtigde ijkingsinstelling. De exploitant houdt van elke ijking een attest bij dat op eenvoudig verzoek aan de met toezicht belaste ambtenaren wordt voorgelegd. De exploitant deelt ook de datum van de laatste ijking van de debietmeter mee. Hij doet dit overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, vóór de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Grondwaterstatistiek" van het integrale milieujaarverslag. d) 16. de exploitant laat 1 maal per jaar het grondwater bemonsteren en analyseren door een erkend laboratorium, in de discipline water, deeldomein grondwater als vermeld in artikel 6, 5, a), van het VLAREL. Dit gebeurt op een gemengd grondwaterstaal afkomstig uit elke grondwaterwinning die grondwater oppompt uit dezelfde watervoerende laag. Een jaarlijkse analyse is noodzakelijk voor alle watervoerende lagen. Ten minste de volgende parameters worden bepaald: 1 de anionen: SO 4 2-, NO 2-, NO 3-, Cl -, PO 4 3-, CO 3-, OH -, HCO 3, F -, allemaal uitgedrukt in mg/l; 2 de kationen: Ca 2+, K +, Na +, Mg 2+, NH 4+, Mn 2+, Fe 2+, Fe 3+, allemaal uitgedrukt in mg/l; 3 de zuurtegraad (ph) in ph-eenheid;; 4 de temperatuur in C; 5 de elektrische geleidbaarheid in µs/cm bij 20 C; 6 de totale hardheid in F; 7 het zuurstofgehalte in mg/l; 8 de alkaliniteit ten opzichte van methyloranje in F; 9 de alkaliniteit ten opzichte van fenolftaleïne in F. e) 20. Wanneer de exploitant een grondwaterwinning, [...] of een boorgat of een ander onderdeel hiervan, buiten dienst stelt, moet hij de ontsluiting van de watervoerende laag afdekken met een ondoorlatend materiaal (zwelklei, cement), om verontreiniging of waterverlies te voorkomen. f) 23. De toezichthoudende overheid wordt minimaal twee dagen vooraf op de hoogte gebracht van het aanleggen of opvullen van een vergunningsplichtige grondwaterwinning, zodat haar toezichthouders mogelijk aanwezig kunnen zijn. 5. AOW kan akkoord gaan met de voorgestelde wijzigingen van de bijzondere voorwaarden; Gelet op het deels gunstige advies d.d. 16 februari 2015 van Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (ALHRMG); op volgende elementen uit dit advies: 1. Ons advies betreft enkel de punten 1 tot en met 3 (sic - de overige punten van het verzoek handelen over de grondwaterwinningen, waarvoor ALHRMG niet adviesbevoegd is). 2. De voorgestelde wijzigingen worden door de AMV gemotiveerd in het bijgevoegde verslag Tussentijdse toetsing GPBV-bedrijf. Gelet op de informatie die hierin is opgenomen, treden wij de conclusies van de AMV bij en dus ook de wijzigingen aan de voorwaarden die zij voorstelt. De enige uitzondering hierop is het voorstel van AMV om de verplichting tot het gebruik van de SCR, bij voldoende warme afgassen na de elektrofilter, te beperken tot 7 maart De motivering van de AMV om deze bijzondere voorwaarde te beperken tot 7 maart 2016 is dat na die datum de sectorale voorwaarden uit Vlarem III van kracht worden, waardoor de NO x - emissiegrenswaarde voor de glasoven zal dalen van mg/nm 3 naar 800 mg/nm 3. Hoewel het redelijk lijkt te veronderstellen dat de norm van 800 mg/nm 3 enkel kan gehaald worden door gebruik van de SCR (in welk geval de norm daalt tot 700 mg/nm 3 ) houdt het schrappen van deze voorwaarde het theoretische risico in dat het bedrijf de SCR niet zal gebruiken op momenten dat het technisch mogelijk is (voldoende warme rookgassen), waardoor het bedrijf 5 / 10

6 gedurende die periodes aan een lagere norm zal moeten voldoen (800 mg/nm 3 in plaats van 700 mg/nm 3 ). 4. Aangezien het weinig waarschijnlijk is dat het bedrijf aan de norm van 800 mg/nm 3 kan voldoen zonder het inzetten van de SCR, en aangezien het niet mogelijk is om de SCR voortdurend in te zetten (omwille van technische beperkingen, afhankelijk van het type glas dat geproduceerd wordt), kan verwacht worden dat het bedrijf nog een aanvraag tot afwijking van de emissiegrenswaarde opgenomen in Vlarem III zal indienen (overeenkomstig artikel 1.4. van Vlarem III). Ook in dat opzicht is het niet zinvol om de bepaling dat een bypass niet is toegestaan bij een voldoende hoge afgastemperatuur te schrappen. 5. De ALHRMG geeft dus een positief advies over de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden met betrekking tot lucht die door de AMV voorgesteld worden, maar stelt voor om het verbod tot bypass van de SCR bij een afgastemperatuur na de elektrofilter van meer dan 340 C niet te beperken tot de datum van 7 maart 2016; Gelet op het gunstige advies d.d. 14 april 2015 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving van de gevraagde wijziging De omschrijving kan behouden blijven, mits aanpassing van de 2 de voorgestelde voorwaarde, zoals meegedeeld in het schrijven van AMV via mail d.d. 23 februari 2015, als volgt: De bijzondere voorwaarden in artikel 3 3, tweede lid, derde en vierde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 worden vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 is een bypass van de SCR niet toegestaan bij een afgastemperatuur na elektrofilter van meer dan 340 C. Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. wordt gewijzigd naar de omschrijving: De bijzondere voorwaarden in artikel 3 3, tweede lid, tweede en derde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 worden vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 is een bypass van de SCR niet toegestaan bij een afgastemperatuur na elektrofilter van meer dan 340 C. Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. 2. Openbaar onderzoek - bezwaren Er werden geen bezwaren ingediend. 3. Milieutechnische evaluatie Het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar werd niet ontvangen en wordt stilzwijgend gunstig geacht. De gevraagde wijzigingen hebben geen stedenbouwkundige impact. Het advies van AZG werd niet ontvangen en wordt stilzwijgend gunstig geacht. De adviezen van de AOW, VMM en het college van burgemeester en schepenen zijn gunstig. ALHRMG verleent een deels gunstig advies. De conclusies en het voorstel tot wijziging van de voorwaarden door AMV worden bijgetreden, met uitzondering van het voorstel van AMV om de verplichting tot het gebruik van de SCR, bij voldoende warme afgassen na de elektrofilter, te beperken tot 7 maart Dit kan leiden tot het volledig uitschakelen van de SCR na die datum. Voorgesteld wordt om het verbod tot bypass van de SCR bij een afgastemperatuur na de elektrofilter van meer dan 340 C niet te beperken tot de datum van 7 maart De AMV kan zich vinden in dit advies en stelt voor de tweede voorgestelde voorwaarde te wijzigen in: De bijzondere voorwaarde in artikel 3 3 tweede lid, derde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 wordt vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. De PMVC volgt het voorstel van ALHRMG en AMV. 4. Voorstel van omschrijving van de gewijzigde voorwaarde Bij toepassing van artikel 45 van Vlarem I worden de vergunningsvoorwaarden voor het bedrijf AGC Glass Europe gelegen te Voortstraat 27, 2400 Mol, vergund via het besluit MLAV1/ d.d. 20 juli 2000 van de deputatie, en latere besluiten, als volgt gewijzigd: 6 / 10

7 Aanvullend op de reeds van toepassing zijnde vergunningsvoorwaarden gelden de volgende voorwaarden: 1. Met toepassing van het tweede lid van artikel van titel III van het Vlarem wordt de continue meting van stof in de afgassen van de oven vanaf 8 maart 2016 vervangen door een discontinue meting. De parameter stof wordt maandelijks gemeten. 2. De bijzondere voorwaarde in artikel 3, 3, tweede lid, derde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 wordt vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. 3. Wanneer de smeltoven gelijktijdig met twee brandstoffen worden gevoed, wordt de emissiegrenswaarde voor SO x als volgt vastgesteld vanaf 8 maart 2016: 1 door de relevante emissiegrenswaarde voor elke brandstof te nemen zoals aangegeven in artikel van titel III van het Vlarem; 2 door de gewogen emissiegrenswaarden per brandstof te bepalen. Die waarden worden verkregen door de emissiegrenswaarden, vermeld in punt 1 te vermenigvuldigen met de hoeveelheid warmte die elke brandstof levert, en dat product te delen door de warmte, geleverd door alle brandstoffen samen; 3 door de per brandstof gewogen emissiegrenswaarden bij elkaar op te tellen. De emissiegrenswaarde voor SO x zoals hierboven bepaald wordt dagelijks berekend en ter inzage bijgehouden voor de toezichthouder en de afdeling Milieuvergunningen. 4. In artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs d.d. 3 maart 2011 worden de bepalingen onder 1., 5. 4, 12., 16., 20., vervangen als volgt: 1. De grondwaterwinning wordt aangelegd, gewijzigd, verbouwd en geëxploiteerd volgens de regels van goed vakmanschap. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie wordt vermeden. Het aanleggen, wijzigen, verbouwen en buiten dienst stellen van een grondwaterwinning mag vanaf 1 januari 2015 alleen gebeuren door een boorbedrijf, erkend volgens het VLAREL, voor de desbetreffende discipline, vermeld in artikel 6, 7, a) of b), van het voormelde besluit de nieuwe grondwaterwinningsputten gelegen zijn op een afstand van minder dan 10 meter van de te vervangen grondwaterwinningsputten en op de kadastrale percelen, opgenomen in het vergunningsbesluit; 12. Elke meter wordt herijkt met een periodiciteit en volgens de voorschriften in de betrokken wetgeving. De ijking gebeurt door een daartoe gemachtigde ijkingsinstelling. De exploitant houdt van elke ijking een attest bij dat op eenvoudig verzoek aan de met toezicht belaste ambtenaren wordt voorgelegd. De exploitant deelt ook de datum van de laatste ijking van de debietmeter mee. Hij doet dit overeenkomstig art. 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieuverslag, vóór de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Grondwaterstatistiek" van het integrale milieujaarverslag. 16. De exploitant laat 1 maal per jaar het grondwater bemonsteren en analyseren door een erkend laboratorium, in de discipline water, deeldomein grondwater als vermeld in artikel 6, 5, a), van het VLAREL. Dit gebeurt op een gemengd grondwaterstaal afkomstig uit elke grondwaterwinning, die grondwater oppompt uit dezelfde watervoerende laag. Een jaarlijkse analyse is noodzakelijk voor alle watervoerende lagen waaruit gepompt wordt. Tenminste de volgens parameters worden bepaald: o 1 de anionen: SO 2-4, NO 2-, NO 3-, Cl -, PO 3-4, CO 3-, OH -, HCO 3, F -, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 2 de kationen: Ca 2+, K +, Na +, Mg 2+, NH 4+, Mn 2+, Fe 2+, Fe 3+, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 3 de zuurtegraad (ph) in ph-eenheid; o 4 de elektrische geleidbaarheid in μs/cm bij 20 C; o 5 de totale hardheid in F; o 6 het zuurstofgehalte in mg/l; o 7 de alkaliniteit ten opzichte van methyloranje in F; o 8 de alkaliniteit ten opzichte van fenolftaleïne in F. De temperatuur in C mag ter plaatse door de exploitant worden gemeten. De gegevens worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter plaatse of in een 7 / 10

8 gecentraliseerde databank van het bedrijf ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende ambtenaren. 20. Wanneer de exploitant een grondwaterwinning of een boorgat of een ander onderdeel hiervan buiten dienst stelt, moet hij de ontsluiting van de watervoerende laag afdekken met een ondoorlatend materiaal (zwelklei, cement), om verontreiniging of waterverlies te voorkomen. 5. Artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs d.d. 3 maart 2011 wordt aangevuld met de bepalingen onder 23., luidende: 23. De toezichthoudende overheid wordt minimaal twee dagen vooraf op de hoogte gebracht van het aanleggen of opvullen van een vergunningsplichtige grondwaterwinning, zodat haar toezichthouders mogelijk aanwezig kunnen zijn. 5. Watertoets Gelet op het feit dat de inrichting niet gelegen is in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied en gelet op het voorwerp van de aanvraag, de gegevens in het dossier en de uitgebrachte adviezen kan in alle redelijkheid worden geoordeeld dat in het kader van de milieuvergunning de watertoets voor de gevraagde activiteiten niet relevant is; Gelet op het stilzwijgend gunstige advies van Agentschap Zorg & Gezondheid (AZG); op volgende elementen uit zijn laattijdig gunstige advies van 21 april 2015: 1. Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van de opgelegde bijzondere voorwaarden aan het GPBV-bedrijf wordt door AMV gevraagd om bijkomende voorwaarden op te leggen. Er werd tijdens de tussentijdse evaluatie getoetst aan de BREF s en BBT s en hieruit blijkt dat de opgelegde voorwaarden niet volstaan voor wat betreft de stofmeting, NO x - en SO x -emissies en grondwaterwinning. 2. We gaan akkoord met de voorgestelde voorwaarden; Overwegende dat het gunstige advies van de PMVC in aanmerking wordt genomen; Overwegende dat voor de toetsing van de aanvraag aan de kenmerken van het watersysteem, en aan de doelstellingen en beginselen van artikel 5, 6 en 7 van het decreet Integraal Waterbeleid kan worden verwezen naar het advies van de PMVC; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde wijziging, mits de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden worden nageleefd, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde wijzigingen toe te staan; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp Bij toepassing van artikel 45 van Vlarem I worden de vergunningsvoorwaarden voor het bedrijf AGC Glass Europe, gelegen Voortstraat 27 in 2400 Mol, vergund via het besluit MLAV1/ d.d. 20 juli 2000 van de deputatie, en latere besluiten, als volgt gewijzigd: Aanvullend op de reeds van toepassing zijnde vergunningsvoorwaarden gelden de volgende voorwaarden: 1. Met toepassing van het tweede lid van artikel van titel III van het Vlarem wordt de continue meting van stof in de afgassen van de oven vanaf 8 maart 2016 vervangen door een discontinue meting. De parameter stof wordt maandelijks gemeten. 2. De bijzondere voorwaarde in artikel 3, 3, tweede lid, derde bolletje van het besluit MLAV /KRHO/AG d.d. 6 september 2012 wordt vervangen door wat volgt: Tot en met 7 maart 2016 geldt een grenswaarde voor NO x van 700 mg/nm³ bij werking van de SCR. 8 / 10

9 3. Wanneer de smeltoven gelijktijdig met twee brandstoffen worden gevoed, wordt de emissiegrenswaarde voor SO x als volgt vastgesteld vanaf 8 maart 2016: 1 door de relevante emissiegrenswaarde voor elke brandstof te nemen zoals aangegeven in artikel van titel III van het Vlarem; 2 door de gewogen emissiegrenswaarden per brandstof te bepalen. Die waarden worden verkregen door de emissiegrenswaarden, vermeld in punt 1 te vermenigvuldigen met de hoeveelheid warmte die elke brandstof levert, en dat product te delen door de warmte, geleverd door alle brandstoffen samen; 3 door de per brandstof gewogen emissiegrenswaarden bij elkaar op te tellen. De emissiegrenswaarde voor SO x zoals hierboven bepaald wordt dagelijks berekend en ter inzage bijgehouden voor de toezichthouder en de afdeling Milieuvergunningen. 4. In artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs d.d. 3 maart 2011 worden de bepalingen onder 1., 5. 4, 12., 16., 20., vervangen als volgt: 1. De grondwaterwinning wordt aangelegd, gewijzigd, verbouwd en geëxploiteerd volgens de regels van goed vakmanschap. Elke verontreiniging van het grondwater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie wordt vermeden. Het aanleggen, wijzigen, verbouwen en buiten dienst stellen van een grondwaterwinning mag vanaf 1 januari 2015 alleen gebeuren door een boorbedrijf, erkend volgens het VLAREL, voor de desbetreffende discipline, vermeld in artikel 6, 7, a) of b), van het voormelde besluit de nieuwe grondwaterwinningsputten gelegen zijn op een afstand van minder dan 10 meter van de te vervangen grondwaterwinningsputten en op de kadastrale percelen, opgenomen in het vergunningsbesluit; 12. Elke meter wordt herijkt met een periodiciteit en volgens de voorschriften in de betrokken wetgeving. De ijking gebeurt door een daartoe gemachtigde ijkingsinstelling. De exploitant houdt van elke ijking een attest bij dat op eenvoudig verzoek aan de met toezicht belaste ambtenaren wordt voorgelegd. De exploitant deelt ook de datum van de laatste ijking van de debietmeter mee. Hij doet dit overeenkomstig art. 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieuverslag, vóór de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier "Grondwaterstatistiek" van het integrale milieujaarverslag. 16. De exploitant laat 1 maal per jaar het grondwater bemonsteren en analyseren door een erkend laboratorium, in de discipline water, deeldomein grondwater als vermeld in artikel 6, 5, a), van het VLAREL. Dit gebeurt op een gemengd grondwaterstaal afkomstig uit elke grondwaterwinning, die grondwater oppompt uit dezelfde watervoerende laag. Een jaarlijkse analyse is noodzakelijk voor alle watervoerende lagen waaruit gepompt wordt. Tenminste de volgens parameters worden bepaald: o 1 de anionen: SO 2-4, NO 2-, NO 3-, Cl -, PO 3-4, CO 3-, OH -, HCO 3, F -, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 2 de kationen: Ca 2+, K +, Na +, Mg 2+, NH 4+, Mn 2+, Fe 2+, Fe 3+, allemaal uitgedrukt in mg/l; o 3 de zuurtegraad (ph) in ph-eenheid; o 4 de elektrische geleidbaarheid in μs/cm bij 20 C; o 5 de totale hardheid in F; o 6 het zuurstofgehalte in mg/l; o 7 de alkaliniteit ten opzichte van methyloranje in F; o 8 de alkaliniteit ten opzichte van fenolftaleïne in F. De temperatuur in C mag ter plaatse door de exploitant worden gemeten. De gegevens worden door de exploitant bijgehouden in een register, dat ter plaatse of in een gecentraliseerde databank van het bedrijf ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende ambtenaren. 20. Wanneer de exploitant een grondwaterwinning of een boorgat of een ander onderdeel hiervan buiten dienst stelt, moet hij de ontsluiting van de watervoerende laag afdekken met een ondoorlatend materiaal (zwelklei, cement), om verontreiniging of waterverlies te voorkomen. 5. Artikel 1 van het besluit MLWV/ /kh-hs d.d. 3 maart 2011 wordt aangevuld met de bepalingen onder 23., luidende: 9 / 10

10 23. De toezichthoudende overheid wordt minimaal twee dagen vooraf op de hoogte gebracht van het aanleggen of opvullen van een vergunningsplichtige grondwaterwinning, zodat haar toezichthouders mogelijk aanwezig kunnen zijn. ARTIKEL 2 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 3 Tegen elke wijziging of aanvulling van de voorwaarden kan beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van bekendmaking van de bestreden beslissing bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 54 van het Vlarem. Antwerpen, in zitting van 30 april Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, gouverneur-voorzitter, de heer Luk Lemmens, de heer Ludwig Caluwé, mevrouw Inga Verhaert, de heer Bruno Peeters, de heer Peter Bellens, de heer Rik Röttger, leden en de heer Danny Toelen, provinciegriffier Verslaggever: Rik Röttger In opdracht: De Provinciegriffier, (w.g.) Danny Toelen De Voorzitter, (w.g.) Cathy Berx Voor eensluidende kopie Voor de provinciegriffier De dossierbehandelaar Hilde Serraes 10 / 10