Inspectieformulier Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis. Pilot Normen voor Verantwoorde Zorg

Transcriptie

1 Inspectieformulier Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis ten behoeve van de Pilot Normen voor Verantwoorde Zorg 7 augustus 2006

2 Inhoudsopgave Inleiding...3 Deel I. Algemeen Organisatorische eenheid Algemene vragen...6 Deel II. V&V en Zorg Thuis Decubitus (TK V&V: 4.1 en TK ZT: 4.6) Urine-incontinentie (TK V&V 4.7 en TK ZT 4.8) Diagnose incontinentie (TK V&V: 4.6 en TK ZT: 4.7) Verblijfskatheter (TK V&V: 4.8 en TK ZT: 4.9) Depressie (TK V&V: 7.2 en TK ZT: 7.2) Valincidenten (TK V&V: 4.3 en TK ZT: 8.2) Bekwaamheid personeel bij voorbehouden en/of risicovolle handelingen (TK V&V: 9.4 en TK ZT: 9.2) Deel III. V&V-specifiek Medicijnincidenten (Nieuw, ipv TK 4.4) Psychofarmaca gebruik (Nieuw, ipv TK 4.4) Vaccinatiegraad (TK 4.5) Zachte domotica (TK 4.9) Probleemgedrag (TK 4.11) Fixatie (TK 4.12) Letsel ten gevolge van Fixatie (TK 4.13) Onbedoelde gewichtsafname (TK 4.2) Patiënten tilliften (TK 8.2) Beschikbaarheid verpleegkundige (TK 9.1) Beschikbaarheid arts (TK 9.3) Capaciteitsplanning (TK 9.5) Medewerkerraadpleging (TK 9.6) Deel IV. Zorg Thuis-specifiek Veiligheid hulpmiddelen Medicijngebruik Beleid vrijheidsbeperkende maatregelen Sociale omgang en eenzaamheid Deel V. Evaluatie

3 Inleiding Voor u ligt het vernieuwde Inspectieformulier Verpleging Verzorging en Thuiszorg (VV&T). Dit nieuwe formulier is geheel aangepast aan het Toetsingskader voor Verantwoorde Zorg 1 en het Toetingskader Verantwoorde Zorg Thuis 2 dat door de veldpartijen in de VV&T in nauw overleg met de IGZ, VWS en ZN werd opgesteld. Dit heeft een aantal gevolgen. Uitgangspunten nieuwe Inspectieformulier VV&T Om te beginnen bestaat het nieuwe formulier uit veel minder vragen, wat een verlichting betekent van de administratieve lastendruk; Een tweede verandering is dat dit formulier veel meer naar uitkomsten van zorg vraagt, en minder naar structuur- of procesindicatoren; Een derde aanpassing betreft de definitie van de indicatoren. Er is voor gekozen deze waar mogelijk te laten aansluiten op internationaal gehanteerde en beproefde indicatoren; Verder is het uitgangspunt van het toetsingskader dat belangrijke zorgproblemen door zorgaanbieders op dezelfde wijze worden gemeten. Daarom is aan het nieuwe Inspectieformulier VV&T een bijlage toegevoegd, waarmee op het niveau van de individuele cliënt moet worden vastgesteld of er sprake is van bepaalde zorgproblemen. Zorgaanbieders die al werken met RAIView van InterRAI of meedoen aan de Landelijke Prevalentiemeting (LPZ) Maastricht, kunnen voor bepaalde vragen de gegevens uit die registraties direct overnemen op het Inspectieformulier en hoeven op die onderdelen het cliëntgebonden formulier niet te gebruiken. Tenslotte is het van groot belang dat gegevens die zorgaanbieders aanleveren, vergelijkbaar worden gemaakt, zodat er geen onjuiste consequenties aan worden verbonden. Daartoe wordt rekening gehouden met de cliëntenmix van zorgaanbieders. Via de cliëntgebonden bijlage bij het Inspectieformulier wordt daarom de zorgzwaarte van cliënten in kaart gebracht. IGZ formulier bestaat uit vijf delen Het nieuwe IGZ formulier bestaat uit vier onderdelen: 1. Enkele vragen over kenmerken van de organisatorische eenheid 2. Vragen m.b.t. (zorgproblemen in) zowel V&V als Zorg Thuis (ZT) 3. Vragen over (zorgproblemen in) de V&V 4. Vragen over (zorgproblemen bij) ZT 5. Enkele evaluatieve vragen Om de vragen onder 2, 3 en 4 te kunnen beantwoorden, moet soms op het niveau van de individuele cliënt worden vastgesteld of er van een bepaald zorgprobleem sprake is. Daartoe is een bijlage bij het IGZ formulier ontwikkeld, die u dient te vermenigvuldigen en te gebruiken bij het meten op cliëntniveau. Het meten op cliëntniveau 1 Stuurgroep Verantwoorde Zorg, november Stuurgroep Verantwoorde Zorg, juli (Ten tijde van het gereedkomen van dit document nog niet via internet beschikbaar) 3

4 Bij dit inspectieformulier treft u een bijlage aan. Dit formulier dient door u als zorgaanbieder vermenigvuldigd en ingevuld te worden voor iedere cliënt die 30 dagen of langer zorg van uw organisatie ontvangt. Of een zorgprobleem bij de cliënt voorkomt, wordt op het moment van meten meestal bekeken over de afgelopen 30 dagen. Bij afwijkingen daarvan (alleen op het meetmoment kijken of over de afgelopen 7 dagen) wordt dit duidelijk aangegeven. Het cliëntgebonden formulier hoeft u voor sommige onderwerpen niet te gebruiken indien u werkt met RAIview van InterRAI (in Nederland uitgevoerd door Prismant) of meedoet aan de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen (LPZ) van de Universiteit Maastricht. In dat geval kunt u de cijfers uit RAIview, respectievelijk LPZ overnemen op het inspectieformulier. Dit wordt per vraag aangegeven. Het cliëntgebonden formulier stelt vragen over de volgende onderwerpen: Alle V&V V&V Alleen functie verblijf en behandeling Zorg Thuis Alle zorg thuis Alleen functie verpleging en/of persoonlijke verzorging Persoonskenmerken Persoonskenmerken Persoonskenmerken Persoonskenmerken Cognitief functioneren Cognitief functioneren Cognitief functioneren Cognitief functioneren Fysiek functioneren Fysiek functioneren Fysiek functioneren Fysiek functioneren Decubitus Prevalentie incontinentie Diagnose incontinentie Prevalentie verblijfskatheters Depressie Psychofarmacagebruik Probleemgedrag Fixatie Letsel bij fixatie Indien niet uit MIC leverbaar: Valincidenten Medicijnincidenten Onbedoeld gewichtsverlies Sociale omgang en eenzaamheid Valincidenten Decubitus Prevalentie incontinentie Diagnose incontinentie Prevalentie verblijfskatheters Depressie Medicijncontrole Het cliëntgebonden formulier moet worden ingevuld voor de volgende cliënten: alle cliënten die 30 dagen of langer zorg van uw organisatie ontvangen. o Uitzondering voor de V&V vormt de vraag over onbedoeld gewichtsverlies. Hier geldt: alleen invullen voor cliënten met de functies verblijf en behandeling. o Voor Zorg Thuis geldt dat alleen sociale omgang/eenzaamheid en valincidenten bij alle cliënten gemeten moet worden. Voor de overige zorgproblemen geldt: alleen meten indien cliënt de volgende functie(s) ontvangt: verpleging en/of persoonlijke verzorging. 4

5 Het cliëntgebonden formulier wordt ingevuld op een meetdag in de laatste week van september Zie voor nadere informatie over het meten op de afdeling: het instructiemateriaal van de Universiteit Maastricht, afdeling verplegingswetenschappen. De ingevulde cliëntgebonden formulieren moeten via internet worden ingevoerd. Dit gebeurt via de website van de Universiteit Maastricht (zie instructiemateriaal). Na het invullen ontvangt u per onderwerp het opgetelde cijfer, wat u vervolgens kunt invullen op het inspectieformulier. U vult uiteindelijk alleen de cijfers in van de opgetelde cliëntgebonden formulieren. Leeswijzer Hieronder volgen de volgende onderdelen van het IGZ formulier: I. Enkele vragen over kenmerken van de organisatorische eenheid II. Vragen over (zorgproblemen in) zowel de V&V als de zorg thuis III. Vragen over (zorgproblemen in) de V&V IV. Vragen over (zorgproblemen bij) zorg thuis V. Evaluatieve vragen Bij II tot en met IV wordt per indicator steeds beschreven: Titel met verwijzing naar het indicatornummer uit het toetsingskader (TK) De vraag Toelichting Hoe meten? Eventuele opmerking 5

6 Deel I. Algemeen Organisatorische eenheid 1 Algemene vragen ID: (hier nummer uit Gelaagd en Gefaseerd toezicht invullen) Naam: Bezoekadres: Correspondentieadres: adres: Adres Website: 1.1 Wie is namens de houder belast met de (dagelijkse) leiding van de organisatorische eenheid? Toelichting Een organisatorische eenheid is een organisatorisch verband dat onderdeel uitmaakt van een houder (zorgaanbieder) die juridisch verantwoordelijk is voor de zorgaanbieding. Dit kan bijvoorbeeld een verpleeghuis, een verzorgingshuis of een werkgebied zijn. Als de houder juridisch verantwoordelijk is voor meerdere organisatorische eenheden, wordt voor elke organisatorische eenheid apart één inspectieformulier ingevuld, zoals in de startbrief is vermeld. Een organisatorische eenheid kan zorg leveren op meerdere locaties. Een locatie is een vestiging als onderdeel van de organisatorische eenheid. De organisatorische eenheid is (financieel) verantwoordelijk voor de zorg die in de locatie wordt verleend. 1.2 Is uw organisatorische eenheid toegelaten tot de Algemene Wet Bijzondere Ziektenkosten? Ja Nee 1.3 Levert uw organisatorische eenheid zorg met verblijf (intramurale zorg)? Toelichting Bedoeld wordt de functie verblijf zoals omschreven in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Al dan niet gefinancierd vanuit AWBZ, dus ook particulier gefinancierd. Onder de functie zorg met verblijf (intramurale zorg) valt níet de dagzorg-/behandeling of de dag-/ nachtopvang. Ja Nee en evenmin zorg zonder verblijf (extramurale zorg) Nee 6

7 1.4 Welke andere functies levert uw organisatorische eenheid in combinatie met de functie zorg met verblijf (U kunt meerdere antwoorden aankruisen)? Toelichting Bedoeld worden de functie verblijf zoals omschreven in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Onder de functie zorg met verblijf (intramurale zorg) valt níet de dagzorg-/behandeling of de dag-/ nachtopvang. Huishoudelijke verzorging Persoonlijke verzorging Verpleging Ondersteunende begeleiding Activerende begeleiding Behandeling 1.5 Wat was op 31 december 2005 de intramurale capaciteit van uw organisatorische eenheid? Toelichting Het gaat hier om het aantal erkende plaatsen (bedden) voor de zorg met verblijf, exclusief dagbehandelingsplaatsen en plaatsen voor externe dienstverlening (dag- /nachtopvang, kortdurende behandeling, maaltijdverstrekking, etc.). 1.6 Kunt u aangeven hoeveel van deze intramurale capaciteit bestemd is voor de zorg aan de somatische respectievelijk psychogeriatrische cliënten? Toelichting Het gaat hier om het aantal erkende plaatsen (bedden) voor de zorg met verblijf, exclusief dagbehandelingsplaatsen en plaatsen voor externe dienstverlening (dag- /nachtopvang, kortdurende behandeling, maaltijdverstrekking, etc.). Verzorgingshuizen hebben over het algemeen somatische plaatsen, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld een BOPZ-aanmerking. Intramurale capaciteit op voor somatische cliënten: Intramurale capaciteit op voor psychogeriatrische cliënten: 7

8 1.7 Heeft één of meer locaties van uw organisatorische eenheid een Bopzaanmerking? Toelichting Mensen kunnen op basis van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz) alleen worden opgenomen in een instelling die daarvoor is aangemerkt door de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Die zorginstellingen moeten zijn gericht op opname, behandeling, begeleiding en verzorging van cliënten met een Bopz-indicatie. Een Bopz-aanmerking is een besluit van de Minister van VWS om een zorginstelling of een afdeling daarvan aan te merken als psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 1, lid 1h van de Wet Bopz. Ja Nee 1.8 Hoeveel cliënten met een artikel 60-indicatie verbleven in 2005 in uw organisatorische eenheid? Toelichting Artikel 60 Wet Bopz regelt de opname in een (psychogeriatrische) verpleeghuis van cliënten die niet kunnen aangeven of ze al dan niet willen worden opgenomen ( geen bereidheid, geen bezwaar ). Het gaat hier om het totaal aantal cliënten dat tussen 1 januari 2005 en 31 december 2005 werd opgenomen of reeds verbleef met een artikel 60-indicatie. 1.9 Levert uw organisatorische eenheid zorg zonder verblijf (extramurale zorg)? Toelichting Bedoeld worden de functie verblijf zoals omschreven in artikel 9 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Onder de functie 'zorg zonder verblijf' (extramurale zorg) valt níet de dagzorg- /behandeling of de dag-/nachtopvang. Ja Ja, maar alleen gericht op huishoudelijke zorg en geen zorg met verblijf (intramurale zorg) Ja, Nee en evenmin zorg met verblijf (intramurale zorg) Nee 8

9 1.10 Welke andere functies levert uw organisatorische eenheid in combinatie met de functie zorg zonder verblijf (U kunt meerdere antwoorden aankruisen)? Toelichting Bedoeld worden de functies zoals omschreven in het Besluit zorgaanspraken AWBZ (artikel 3 t/m 9). Onder de functie 'zorg zonder verblijf' (extramurale zorg) valt níet de dagzorg- /behandeling of de dag-/nachtopvang. Huishoudelijke verzorging Persoonlijke verzorging Verpleging Ondersteunende begeleiding Activerende begeleiding Behandeling 1.11 Aan hoeveel cliënten heeft u in 2005 zorg zonder verblijf (extramurale zorg) verstrekt in combinatie met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging? Toelichting Het gaat hier om de functies verpleging en persoonlijke verzorging cf. artikelen 4 en 5 van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Onder de functie 'zorg zonder verblijf' (extramurale zorg) valt níet de dagzorg- /behandeling of de dag-/nachtopvang Wat was in 2005 het totaal aantal door uw organisatorische eenheid gerealiseerde uren voor zorg zonder verblijf (extramurale zorg) in combinatie met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging? Toelichting Het gaat hier om de functies verpleging en persoonlijke verzorging cf. artikelen 4 en 5 van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Onder de functie 'zorg zonder verblijf' (extramurale zorg) valt níet de dagzorg- /behandeling of de dag-/nachtopvang. 9

10 Deel II. V&V en Zorg Thuis 10

11 2 Decubitus (TK V&V: 4.1 en TK ZT: 4.6) 2.1 Vraag Wat is het percentage cliënten met decubitus graad 2 t/m 4 op de meetdag in de organisatorische eenheid (voor zorg thuis: gedurende de zorgperiode thuis) ontstaan? 2.2 Toelichting Het percentage wordt (via het internet) voor u als volgt berekend (teller/noemer x 100%): Teller: Aantal cliënten met decubitus graad 2 t/m 4 (in de organisatorische eenheid / thuis ontstaan) op de meetdag Noemer: Alle cliënten dat op de meetdag zorg ontvangt van de organisatorische eenheid 2.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer op de meetdag de individuele cliënten op decubitus worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over decubitus het volgende gevraagd: Heeft de cliënt decubitus? Ja, van de volgende graad: Graad 1 Graad 2 Graad 3 Graad 4 Nee Zo ja: is de decubitus in de organisatorische eenheid / tijdens de zorgperiode ontstaan? Ja Nee Onbekend Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. Zorgaanbieders die meedoen aan RAIView of LPZ Maastricht, kunnen voor decubitus hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig. 2.4 Opmerkingen In het toetsingskader verantwoorde zorg wordt gesproken over risicocliënten. Of iemand een risicocliënt is wordt door de IGZ achteraf bepaald. Dit gegeven wordt gebruikt bij de risico-correctie. Op de meetdag wordt in de organisatorische eenheid / thuis bij alle cliënten gemeten. Dus niet alleen bij de risico-cliënten. 11

12 3 Urine-incontinentie (TK V&V 4.7 en TK ZT 4.8) 3.1 Vraag Welk percentage cliënten is (een paar keer per week of elke dag) incontinent van urine? 3.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten dat op de meetdag een paar keer per week of elke dag incontinent is van urine Noemer: Totaal aantal cliënten dat op de meetdag zorg ontvangt van de organisatorische eenheid 3.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op incontinentie worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over incontinentie het volgende gevraagd: Hoe vaak is de cliënt incontinent van urine? Nooit Drie of vier maal per maand Een paar keer per week Elke dag Onbekend Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. Zorgaanbieders die meedoen aan RAIView of LPZ Maastricht, kunnen hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig. 3.4 Opmerkingen - 12

13 4 Diagnose incontinentie (TK V&V: 4.6 en TK ZT: 4.7) 4.1 Vraag Bij welk percentage van de cliënten met incontinentie op de meetdag was bij de diagnose van de incontinentie een arts of incontinentieverpleegkundige betrokken? 4.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten met incontinentie in de organisatorische eenheid op de meetdag waarbij een arts of incontinentieverpleegkundige betrokken was bij de diagnose Noemer: Totaal aantal cliënten met incontinentie dat op de meetdag zorg ontvangt van de organisatorische eenheid 4.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op incontinentie worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over diagnose incontinentie het volgende gevraagd: Door wie is de diagnose incontinentie gediagnosticeerd? Huisarts Verpleeghuisarts Uroloog Incontinentieverpleegkundige Onbekend o Reden: staat niet in dossier o Reden: anders Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. Zorgaanbieders die meedoen aan LPZ Maastricht, kunnen voor Diagnose incontinentie hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig Opmerkingen 13

14 5 Verblijfskatheter (TK V&V: 4.8 en TK ZT: 4.9) 5.1 Vraag Welk percentage van cliënten heeft op de meetdag een verblijfskatheter die langer dan 14 dagen geleden ingebracht? 5.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten in de organisatorische eenheid dat op de meetdag een verblijfskatheter heeft Noemer: Totaal aantal cliënten dat op de meetdag zorg ontvangt van de organisatorische eenheid 5.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op een verblijfskatheter worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over de verblijfskatheter het volgende gevraagd: Heeft de cliënt heeft een verblijfskatheter? Ja o De katheter is wel in de organisatorische eenheid / thuis ingebracht o De katheter is niet in de organisatorische eenheid / thuis ingebracht Nee o o De katheter is langer dan 14 dagen geleden ingebracht De katheter is 14 dagen of korter geleden ingebracht Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. Zorgaanbieders die meedoen aan LPZ Maastricht, kunnen voor het percentage cliënten met een verblijfskatheter hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig Opmerkingen 14

15 6 Depressie (TK V&V: 7.2 en TK ZT: 7.2) 6.1 Vraag Welk percentage van de cliënten heeft op de meetdag symptomen van depressie? 6.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten op de meetdag dat drie punten of meer scoort op onderstaande depressieschaal. Noemer: Totaal aantal cliënten aan wie op de meetdag zorg werd verleend door de organisatorische eenheid 6.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op symptomen van depressie worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over depressie het volgende gevraagd: Geef voor de afgelopen 3 dagen (voor ZT: contacten) aan hoe vaak onderstaande verschijnselen bij de cliënt voorkwamen. Vul in: 0 : als verschijnsel niet werd vertoond 1: als verschijnsel op 1 of 2 van de laatste 3 dagen / contacten werd vertoond 2: als verschijnsel dagelijks in de laatste 3 dagen / contacten werd vertoond Verschijnsel 0,1 of 2 Negatieve uitspraken (bijv. Het doet er allemaal niet aan toe; Was ik maar dood; Wat voor zin heeft het; Het spijt me zo lang te hebben geleefd; laat me doodgaan ). Voortdurend boos zijn op zichzelf of op anderen (bijv. zich gemakkelijk ergeren, boos op verblijf in de voorziening, boos op de ontvangen zorg) Uitingen (ook non-verbaal) van angst die niet reëel lijken (bijv. bang om in de steek gelaten te worden, alleen te zijn, samen met anderen te zijn; intense angst voor specifieke voorwerpen of situaties). Aldoor klagen over gezondheid (bijv. om de dokter blijven vragen, obsessief bezorg zijn over lichaamsfuncties) Herhaald angstig klagen/bezorgd zijn (niet met gezondheid samenhangend) (bijv. zoekt steeds aandacht/geruststelling over dagindeling, maaltijden, de was, kleren, omgang met anderen). Droevige, pijnlijke zorgelijke gelaatsuitdrukking (bijv. diepe rimpels, steeds wenkbrouwen fronzen) Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarsten Voor V&V geldt: meten bij alle cliënten. Voor zorg thuis geldt: alleen meten bij cliënten met de functies verpleging en/of persoonlijke verzorging. 6.4 Opmerkingen

16 7 Valincidenten (TK V&V: 4.3 en TK ZT: 8.2) 7.1 Vraag Welk percentage van uw cliënten had in de afgelopen 30 dagen te maken met een valincident? 7.2 Toelichting Het percentage cliënten op basis van eigen registratie berekent u als volgt (teller/noemer x 100%): Teller = Het aantal cliënten dat de afgelopen 30 dagen te maken had met valincident Noemer = Totaal aantal cliënten aan wie op de meetdag zorg wordt verleend door de organisatorische eenheid 7.3 Meten Meten in de V&V: Het percentage wordt verkregen door het laatst gemelde valincident uit de MIC registratie te nemen en van daar 30 dagen terug te gaan. Alle valincidenten in die periode dienen te worden mee gerekend. Indien gegevens niet uit de MIC kunnen worden aangeleverd, dient te worden gemeten m.b.v. de cliëntgebonden bijlage in het IGZ-formulier. Daarin wordt over valincidenten het volgende gevraagd: Valincidenten: Had de cliënt de afgelopen 30 dagen te maken met een valincident? Ja Nee Onbekend Er moet worden gemeten voor alle cliënten Meten bij zorg thuis: Er dient te worden gemeten met behulp van het cliëntgebonden formulier. Hierop wordt het volgende gevraagd: Valincidenten: Had de cliënt de afgelopen 30 dagen te maken met een valincident? Ja Nee Onbekend Er moet worden gemeten voor alle cliënten. Dus ook cliënten die alleen huishoudelijke verzorging ontvangen. Zorgaanbieders die werken met RAIView kunnen daaruit direct het geaggregeerde cijfer invoeren op het inspectieformulier en hoeven niet de eigen registratie te raadplegen of het cliëntgebonden formulier te gebruiken. 7.4 Opmerkingen Onder een val wordt verstaan: het uit verticale of horizontale positie plotseling en onvrijwillig op de grond terechtkomen. Of iets een val is of niet, wordt dus niet bepaald door het feit of er wel of geen letsel is opgetreden. 16

17 8 Bekwaamheid personeel bij voorbehouden en/of risicovolle handelingen (TK V&V: 9.4 en TK ZT: 9.2) 8.1 Vraag Kunt u aantonen dat in het verslagjaar door middel van een 'praktijktoets' is getoetst of het direct zorggebonden personeel bekwaam is in het uitvoeren van voorbehouden en/of risicovolle handelingen? Ja nee o Jaar waarin laatste praktijktoets werd gedaan: Toelichting Bij een praktijktoets wordt de voorbehouden handeling uitgevoerd in aanwezigheid van een deskundige. Dit kan een arts zijn, een gespecialiseerde verpleegkundige of een praktijkbegeleider. De deskundige bepaalt of de handeling juist is uitgevoerd en maakt hier aantekening van. Van belang is dat u met een document (verslag, registratie, etc.) kunt aantonen dat de bekwaamheid van het personeel op een dergelijke wijze is getoetst. Voorbehouden handelingen zijn handelingen die door niet-artsen alleen in opdracht van een arts uitgevoerd mogen worden. Deze handelingen zijn in de Wet BIG beschreven (hoofdstuk IV, artikel 35 tot en met 39). Risicovolle handelingen zijn handelingen, bijvoorbeeld met technische hulpmiddelen, die specifieke deskundigheid vereisen. 8.3 Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven. 8.4 Opmerkingen Geen opmerkingen 17

18 Deel III. V&V-specifiek 18

19 9 Medicijnincidenten (Nieuw, ipv TK 4.4) 9.1 Vraag Bij welk percentage van de cliënten vond de afgelopen 30 dagen een medicijnincident plaats? 9.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten op de meetdag dat de afgelopen 30 dagen een medicijnincident meemaakte Noemer: Totaal aantal cliënten aan wie op de meetdag zorg wordt verleend door de organisatorische eenheid Onder medicijnincidenten wordt verstaan één of meer van de volgende situaties: Medicijn niet gegeven Verkeerde dosering gegeven Medicijn op verkeerd tijdstip gegeven Cliënt heeft medicijn niet ingenomen Verkeerd medicijn gegeven 9.3 Meten Het percentage wordt verkregen door het laatst gemelde medicijnincident uit de MIC registratie te nemen en van daar 30 dagen terug te gaan. Alle medicijnincidenten in die periode, die voldoen aan één of meerdere van de volgende omschrijvingen (maar dan ook alleen die) dienen te worden mee gerekend: Medicijn niet gegeven Verkeerde dosering gegeven Medicijn op verkeerd tijdstip gegeven Cliënt heeft medicijn niet ingenomen Verkeerd medicijn gegeven Indien gegevens niet uit de MIC kunnen worden aangeleverd, dient op de meetdag te worden gemeten m.b.v. de cliëntgebonden bijlage in het IGZformulier. - Daarin wordt over medicijnincidenten het volgende gevraagd: Medicijnincidenten: Geef aan of zich bij de cliënt de afgelopen 30 dagen een van de volgende situaties voordeed m.b.t. medicijnen: Medicijn niet gegeven Verkeerde dosering gegeven Medicijn op verkeerd tijdstip gegeven Cliënt heeft medicijn niet ingenomen Verkeerd medicijn gegeven 9.4 Opmerkingen 19

20 10 Psychofarmaca gebruik (Nieuw, ipv TK 4.4) 10.1 Vraag Welk percentage van de cliënten gebruikte de afgelopen 7 dagen één dag of vaker psychofarmaca? 10.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten op de meetdag dat de afgelopen 7 dagen 1 dag of vaker psychofarmaca gebruikte Noemer: Totaal aantal cliënten aan wie op de meetdag zorg wordt verleend door de organisatorische eenheid 10.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op de meetdag op psychofarmaca gebruik worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over psychofarmaca gebruik het volgende gevraagd: Psychofarmaca: Hoeveel dagen in de afgelopen week zijn door de cliënt de volgende medicijnen ontvangen (vul 0 in bij geen, vul het aantal werkzame dagen in als medicijnen langer dan 1 dag werken (met maximum van 7 dagen)): Antipsychotica.. dagen Anxiolytica.. dagen Antidepressiva.. dagen Hypnotica.. dagen Opmerkingen 20

21 11 Vaccinatiegraad (TK 4.5) 11.1 Vraag Welk percentage a) cliënten en b) medewerkers was op 8 november jongstleden gevaccineerd tegen influenza? 11.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten, respectievelijk medewerkers dat aan het einde van de eerste week van november gevaccineerd is tegen influenza Noemer: Totaal aantal cliënten, respectievelijk medewerkers in de organisatorische eenheid aan het einde van de eerste week van november 11.3 Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen 21

22 12 Zachte domotica (TK 4.9) 12.1 Vraag Met welke zachte domotica wordt binnen de organisatorische eenheid gewerkt? 12.2 Toelichting Het kan hierbij gaan om (geef aan wat voor uw organisatorische eenheid van toepassing is): Belmat Videobewaking Lus met chip Anders, namelijk: Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Zachte domotica zijn slimme elektronische voorzieningen in woonhuizen die het wooncomfort, de veiligheid enz. vergroten. Voorbeelden zijn de belmat, video bewaking, lus met chip, etc. 22

23 13 Probleemgedrag (TK 4.11) 13.1 Vraag Welk percentage cliënten heeft op de meetdag in de afgelopen zeven dagen probleemgedrag tegenover medewerkers en/of andere cliënten vertoond? 13.2 Toelichting Teller: Aantal cliënten dat op de meetdag in de laatste 7 dagen één of meer symptomen van probleemgedrag vertoonde tegenover medewerkers en/of andere cliënten Noemer: Totaal aantal cliënten aan wie op de meetdag in de organisatorische eenheid zorg werd verleend 13.3 Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op probleemgedrag worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over probleemgedrag het volgende gevraagd: Cliënt vertoonde in de afgelopen zeven dagen deze gedragssymptomen: Ja, en wel de volgende: Type Omschrijving Dwalen Cliënt verplaatst zich zonder rationeel doel, ogenschijnlijk onbewust van behoeften of veiligheid Verbaal probleemgedrag Cliënt bedreigt, schreeuwt naar of vloekt op anderen Fysiek probleemgedrag Cliënt slaat, duwt, krabt of intimideert (seksueel) anderen Sociaal onacceptabel of storend gedrag Cliënt maakt storende geluiden, is luidruchtig, schreeuwt, mishandelt zichzelf, vertoont seksueel of exhibitionistisch gedrag, smeert of gooit met voedsel of faeces, hamstert of snuffelt door andermans eigendommen Weigeren van zorg Cliënt weigert het innemen van medicijnen of injecties, hulp bij dagelijkse activiteiten of eten Nee Onbekend Zorgaanbieders die meedoen aan RAIView kunnen voor probleemgedrag hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig Opmerkingen 23

24 14 Fixatie (TK 4.12) 14.1 Vraag Bij welk percentage van uw cliënten op de meetdag is in de afgelopen 7 dagen fixatie met behulp van een onrustband toegepast? 14.2 Toelichting Het gaat hier om fixatie met een onrustband (bijvoorbeeld Zweedse band). Het percentage cliënten berekent u als volgt (teller/noemer x 100%): Teller = Aantal cliënten waarbij op de meetdag in de afgelopen 7 dagen fixatie met een onrustband (Zweedse band); Noemer = Totaal aantal cliënten op de meetdag Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op fixatie worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over fixatie het volgende gevraagd: Is bij cliënt is in de afgelopen 7 dagen fixatie met een onrustband (Zweedse band) toegepast? Ja Nee Opmerkingen 24

25 15 Letsel ten gevolge van Fixatie (TK 4.13) 15.1 Vraag Bij welk percentage van de fixaties in de afgelopen 7 dagen (met een onrustband) hebben cliënten lichamelijk letsel opgedaan? 15.2 Toelichting Lichamelijk letsel is blijvend of niet-blijvend letsel, zoals een blauwe plek of schaafwond, dat minimaal 24 uur na het oplopen ervan nog zichtbaar is. Het gaat hier om fixatie zonder én met instemming van de cliënt of diens vertegenwoordiger. Het percentage fixaties in het verslagjaar met lichamelijk letsel berekent u als volgt (teller/noemer x 100%): Teller = Aantal fixaties in het verslagjaar bij cliënten met lichamelijk letsel. Noemer = Totaal aantal fixaties in het verslagjaar bij cliënten Meten Het percentage is te bepalen wanneer de individuele cliënten op letsel bij fixatie worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over letsel bij fixatie het volgende gevraagd: De cliënt heeft verwondingen opgelopen ten gevolge van de fixatie met een onrustband Ja Nee onbekend 15.4 Opmerkingen Het gaat bij deze indicator alleen om letsel ten gevolge van toepassing van een onrustband (Zweedse band). 25

26 16 Onbedoelde gewichtsafname (TK 4.2) 16.1 Vraag Bij welk percentage van cliënten met de functie verblijf en behandeling is in het verslagjaar sprake van een onbedoelde gewichtsafname van >3 kg in de laatste maand of >6 kg in de afgelopen 6 maanden? 16.2 Toelichting Teller: Aantal intramuraal verblijvende cliënten met de functie verblijf en behandeling waarbij op de meetdag sprake is van gewichtsafname van >3 kg in de laatste maand of >6 kg in de afgelopen 6 maanden Noemer: Totaal aantal cliënten met de functie verpleging en/of behandeling op de meetdag 16.3 Hoe meten? Het percentage is te bepalen wanneer op de meetdag de individuele cliënten op gewichtsafname worden gecontroleerd. Daartoe bevindt zich bij dit inspectieformulier een cliëntgebonden bijlage, die in het zorgdossier kan worden gebruikt. Daarin wordt over gewichtsverlies het volgende gevraagd: Is bij de cliënt sprake van een onbedoelde gewichtsafname van >3 kg in de laatste maand of >6 kg in de afgelopen 6 maanden? Ja o Past wel/niet binnen het afgesproken behandelbeleid Nee Onbekend o Wordt niet gemeten o Cliënt wil niet gewogen worden o Cliënt voorziet zelf in maaltijden en drinken LET OP: Dit onderdeel alleen meten bij cliënten die de functies verblijf en behandeling ontvangen! Zorgaanbieders die meedoen aan RAIView of LPZ Maastricht, kunnen voor onbedoeld gewichtsverlies hieruit het percentage overnemen op het inspectieformulier. Cliëntgebonden meting is dan op dit onderdeel niet nodig Opmerkingen 26

27 17 Patiënten tilliften (TK 8.2) 17.1 Vraag Kunt u aantonen dat periodiek onderhoud plaatsvindt aan patiëntentilliften op basis van een vastgesteld onderhoudsschema? 17.2 Toelichting Het gaat er om dat u dit met een document (bijvoorbeeld onderhoudschema, registratie) kunt aantonen. Periodiek onderhoud vindt plaats met een vaste frequentie en volgens plan. De reden dat een deel van de indicator zich toespitst op één specifiek hulpmiddel (tilliften) is dat dit exemplarisch zal zijn voor hoe een zorgaanbieder / organisatorische eenheid omgaat met de veiligheid van ander materiaal en andere hulpmiddelen 17.3 Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Geen opmerkingen 27

28 18 Beschikbaarheid verpleegkundige (TK 9.1) 18.1 Vraag Is in uw organisatorische eenheid voor de functie verpleging tenminste één verpleegkundige permanent beschikbaar? 18.2 Toelichting De functie verpleging omvat verpleging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de aandoening, beperking of handicap (College voor zorgverzekeringen 2003). Onder 'permanent beschikbaar' wordt verstaan: 24 uur per dag, 7 dagen per week Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Geen opmerkingen 28

29 19 Beschikbaarheid arts (TK 9.3) 19.1 Vraag Is er in de organisatorische eenheid voor cliënten met een indicatie verblijf en verpleging of behandeling 7 x 24u een arts bereikbaar en oproepbaar? 19.2 Toelichting Deze arts reageert binnen 10 minuten en is binnen 30 minuten ter plaatse. In een verpleeghuis betreft dit een verpleeghuisarts; In een verzorgingshuis betreft dit een gekwalificeerde arts; Op een verpleegunit in een verzorgingshuis geldt dat de gekwalificeerde arts ondersteund wordt door een verpleeghuisarts via een achterwachtconstructie 19.3 Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Geen opmerkingen 29

30 20 Capaciteitsplanning (TK 9.5) 20.1 Vraag Werkt organisatorische eenheid met instrument voor capaciteitsplanning waarin relatie wordt gelegd tussen de cliëntenpopulatie, hun zorgbehoeften en zorgzwaartes en de daarvoor benodigde omvang, aard en deskundigheid van de personeelsformatie? 20.2 Toelichting Nvt Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Geen opmerkingen 30

31 21 Medewerkerraadpleging (TK 9.6) 21.1 Vraag Is er recent onderzoek gedaan naar de arbeidstevredenheid van uw medewerkers? Ja nee o Jaar waarin laatste onderzoek werd gedaan: Toelichting Een onderzoek naar de arbeidstevredenheid van medewerkers leidt doorgaans tot een overzicht van meer en minder door medewerkers gewaardeerde aspecten van hun werksituatie. Op basis van deze uitkomsten zult u wellicht uw beleid bijstellen Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Deze vraag wijkt af van het toetsingskader en is overgenomen uit het bestaande inspectieformulier. Dit is gedaan omdat de bestaande vraag eenduidiger en duidelijker is. 31

32 Deel IV. Zorg Thuis-specifiek 32

33 22 Veiligheid hulpmiddelen 22.1 Vraag Kunt u aantonen dat het personeel geïnstrueerd is in het werken met tilliften? Ja Nee o o o Jaar waarin laatste instructie plaatsvond:.. Er wordt door ons niet gewerkt met tilliften Anders: Toelichting Het is de bedoeling dat de organisatorische eenheid dit kan aantonen met behulp van een document dat een schriftelijke weerslag van dit beleid geeft. De veiligheid van materiaal en hulpmiddelen is cruciaal voor de veiligheid van cliënten tijdens het verblijf in een verpleeg- of verzorgingshuis. De reden dat een deel van de indicator zich toespitst op 1 specifiek hulpmiddel (tilliften) is dat dit exemplarisch zal zijn voor hoe een zorgaanbieder / organisatorische eenheid omgaat met de veiligheid van ander materiaal en andere hulpmiddelen 22.3 Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen 33

34 23 Medicijngebruik 23.1 Vraag Bij welk percentage van uw cliënten dat twee of meer medicijnsoorten tegelijk gebruikt heeft in de laatste 6 maanden geen controle van de voorgeschreven medicatie door arts of apotheek plaatsgevonden? 23.2 Toelichting Het percentage wordt als volgt berekend (teller/noemer x 100%): Teller: Aantal cliënten met persoonlijke verzorging en/of verpleging met twee medicijnsoorten of meer, waarbij de laatste 6 maanden geen controle van de voorgeschreven medicatie heeft plaatsgevonden Noemer: Totaal aantal in de steekproef geïncludeerde cliënten met persoonlijke verzorging en/of verpleging met twee of meer soorten medicijnen 23.3 Meten Voor de meting van deze indicator wordt gebruik gemaakt van een cliëntgebonden formulier. Hierop wordt gevraagd of de cliënt twee of meer medicijnsoorten gebruikt en zo ja, of er het afgelopen half jaar een controle van de voorgeschreven medicatie heeft plaatsgevonden door de voorschrijvend arts of de apotheek. Deze indicator wordt alleen gemeten i.g.v. verpleging en/of persoonlijke verzorging. Uitgesloten worden dus: a) cliënten met slechts huishoudelijke verzorging en/of vormen van begeleiding; b) cliënten die 1 medicijnsoort of geen medicijnen gebruiken Opmerkingen 34

35 24 Beleid vrijheidsbeperkende maatregelen 24.1 Vraag Heeft uw organisatie een aantoonbaar beleid op het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen? 24.2 Toelichting Het is de bedoeling dat de organisatorische eenheid dit kan aantonen met behulp van een document dat een schriftelijke weerslag van dit beleid geeft Meten Zorgaanbieders dienen deze gegevens uit de eigen, bestaande registratie aan te geven Opmerkingen Geen opmerkingen 35

36 25 Sociale omgang en eenzaamheid 25.1 Vraag Welk percentage van cliënten met weinig sociale contacten geeft aan zich eenzaam te voelen? 25.2 Toelichting Het percentage wordt als volgt berekend (teller/noemer x 100%): Teller: Aantal geraadpleegde cliënten dat weinig sociale contacten heeft en aangeeft zich eenzaam te voelen Noemer: Totaal aantal in de steekproef geïncludeerde cliënten 25.3 Meten Deze vraag kan worden beantwoord wanneer de mate van sociale omgang en de aan- of afwezigheid van eenzaamheid per individuele cliënt wordt vastgesteld. Dit dient te geschieden met behulp van het cliëntgebonden formulier. Daarin wordt over dit onderwerp het volgende gevraagd: Sociale omgang (vraag de cliënt zelf indien mogeljik). Geef voor onderstaande activiteiten aan hoe frequent de cliënt deze ontplooit: Antwoordmogelijkheden: 0. nooit; 1. meer dan 30 dagen geleden; 2. 8 tot 30 dagen geleden; 3. 4 tot 7 dagen geleden; 4. in de laatste drie dagen; 8. niet te bepalen. Sociale omgang Antwoord (0 8) deelname aan sociale activiteiten bezoek van relatie of familielid omgang, bijvoorbeeld telefoon of , met een relatie of familielid De cliënt zegt of geeft aan zich eenzaam te voelen. Ja Nee Onbekend 25.4 Opmerkingen Door middel van een cliëntgebonden formulier wordt gemeten in hoeverre de cliënt sociale contacten heeft en of deze zich eenzaam voelt. 36

37 Deel V. Evaluatie Volgt later 37