Universitaire Lerarenopleiding RUG

Transcriptie

1 Universitaire Lerarenopleiding RUG Toetsplan Opleidingsonderdelen Master betreffende: Het lerarenopleidingstraject binnen de tweejarige Educatieve Masters en de Master Educatie en Communicatie en De volledige eenjarige (post)master opleiding Leraar LVHO Academisch Jaar

2 Vooraf De algemene doelen en eindtermen van de opleiding Algemene opleidingsdoelen De eindtermen van de opleiding De curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel De relatie tussen de curriculumonderdelen en de eindtermen Toetsvorm en toetsmomenten Opstellingsprocedures, beoordelingprocedures, beoordelingscriteria en cesuurbepaling Opstellingsprocedures Beoordelingsprocedures Beoordelingscriteria Cesuurbepaling De verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid Wijze van periodieke evaluatie Bijlage: Rubrics Beoordeling Opleidingsonderdelen ULO

3 Vooraf Voor u ligt het toetsplan behorend bij de opleidingsonderdelen op Masterniveau zoals deze worden verzorgd door de Lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze onderdelen maken deel uit van het lerarenopleidingstraject van de tweejarige Educatieve Masteropleiding en de Master Educatie en Communicatie, alsmede van de eenjarige (post)masteropleiding Leraar LVHO. Het plan heeft betrekking op het academisch jaar Waar er in de tekst sprake is van de opleiding dan wordt daarbij verwezen naar bovenstaande varianten. Het toetsplan is de feitelijke uitwerking van het toetsbeleid van de lerarenopleiding en de daarbij behorende randvoorwaarden. In het plan volgen we het RUG-beleid aangaande de vorm en inhoud van toetsplannen zoals dat ook elders binnen de faculteit GMW wordt gehanteerd. We behandelen achtereenvolgens: 1) De algemene opleidingsdoelen eindtermen van de opleiding. 2) De curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel. 3) De relatie tussen de curriculumonderdelen en eindtermen. 4) De toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per curriculumonderdeel. 5) De gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling. 6) De verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid. 7) Wijze van periodieke evaluatie. De bijlagen bevatten de door de opleiding gehanteerde beoordelingsrubrics en beoordelingsformulieren. Dit toetsplan is tot stand gekomen in samenwerking en afstemming tussen de examencommissie van de lerarenopleiding en het bestuur en de directie van de lerarenopleiding. De hoofdstukken 5 en 7 zijn van de hand van de examencommissie. De overige hoofdstukken zijn in eerste instantie geschreven door de coördinator onderwijs. De uiteindelijke tekst is vastgesteld door de directeur van de lerarenopleiding en moet dienen als een instrument ter bevordering van de kwaliteit van de toetsing en de borging van het eindniveau van de afgestudeerden in het licht van de eindtermen. 2

4 1 De algemene doelen en eindtermen van de opleiding De universitaire eerstegraads lerarenopleidingen kennen een gezamenlijk uitstroomprofiel dat is vastgelegd in ICL-verband 1. De ICL is de onder de VSNU ressorterende Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen. Dit profiel is voor wat betreft het wetenschappelijk gehalte van de opleiding gebaseerd op de Dublindescriptoren voor WO-onderwijs 2. Voor wat betreft het beroepsvoorbereidende deel van de opleiding stoelt het profiel op de, in het kader van de Wet Beroepen in het Onderwijs (BIO) door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) geformuleerde bekwaamheidseisen voor eerstegraads leraren. De lerarenopleiding van de RUG hanteert het bewuste uitstroomprofiel als uitgangspunt bij de omschrijving van de algemene opleidingsdoelen en eindtermen van de opleiding. 1.1 Algemene opleidingsdoelen De eerstegraads leraar wordt primair opgeleid voor het 'eerstegraads gebied': de bovenbouw van havo en vwo. De eerstegraads bevoegdheid is echter inclusief: dit betekent dat eerstegraads leraren bevoegd zijn les te geven in het schoolvak waarvoor ze zijn opgeleid in zowel onderbouw als de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO). In het universitaire lerarenopleidingstraject wordt het accent gelegd op de bekwaamheid van beginnende leraren in de bovenbouw zoals geformuleerd en de Wet BiO. In het lerarenopleidingstraject wordt bekwaamheid (competentie) nagestreefd op een zevental samenhangende terreinen die daar van belang zijn en de daaraan verbonden beroepsvereisten. In de studiegids wordt deze algemene doelstelling nader geconcretiseerd. Het lerarenopleidingstraject heeft als taak eerstegraads leraren op te leiden die hun academische instelling kunnen integreren in hun bekwaamheden als leraar. Aanstaande leraren doen dit op een planmatige, professionele wijze. Hun academische achtergrond komt hierbij tot uiting in de wijze waarop ze disciplinaire kennis weten te vertalen in vakdidactisch verantwoord handelen in de praktijk en in de manier waarop ze die praktijk onderzoeksmatig weten te analyseren, bij te stellen en te dissemineren. Dit betekent dat de afgestudeerde: Beschikt over vakdidactische en onderwijskundige kennis op academisch niveau en in staat is deze kennis toe te passen in de onderwijspraktijk. Het gaat hierbij vooral om de kennis die nodig is in het voorbereidend hoger onderwijs (bovenbouw havo/vwo). 1 Competentieprofiel van leraren die aan een ULO zijn opgeleid Den Haag, VSNU. 2 Ter toelichting: de universitaire lerarenopleiding kent een gefaseerde opbouw. De eerste fase is oriënterend en voorbereidend van aard. Hierin staan basale kennis en vaardigheden centraal. De tweede fase is funderend: studenten worden in staat gesteld kennis te nemen van de belangrijkste theorieën en principes van het onderwijzen van hun vak en leren de onderwijspraktijk te analyseren en vorm te geven op een aldus gefundeerde wijze. Fase drie heeft een verdiepend karakter. In deze fase staat het onderzoek centraal. Studenten leren bestaande en nieuwe kennis (resultaat onderzoek) te synthetiseren en op basis daarvan hun onderwijs te vernieuwen en verbeteren. Het is vooral in die fase dat dat de onderwijsdoelen gerelateerd zijn aan de Dublindescriptoren. 3

5 Beschikt over de vaardigheid om als teamlid ook vakoverstijgend te werken in de klas en in de school. Hij is in staat om gewenste samenhang tussen schoolvakken te bevorderen en draagt bij aan het leren van leerlingen in de schoolorganisatie als geheel. Op de hoogte is van (inter)nationaal onderzoek en curriculumontwikkeling. Hij is bereid en in staat om aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deel te nemen en kan in de eigen onderwijspraktijk leersituaties scheppen en daar lering uit trekken Hij heeft een positieve houding ten opzichte van adolescente leerlingen en beschikt over de vaardigheid hen zowel individueel als in groepen te begeleiden. Hij is in staat ze uit te dagen zich tot verantwoordelijke en zelfstandige individuen te ontplooien, waarbij hij rekening houdt met culturele en individuele verschillen. Hij heeft de kennis en vaardigheden om vanuit een eigen pedagogisch-didactische visie op onderwijs, met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden, te functioneren in het onderwijs, de school en het onderwijsbeleid. 1.2 De eindtermen van de opleiding De algemene doelen van de opleiding zijn vertaald in de hierna compact omschreven eindtermen. 1 Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier met leerlingen omgaan. 2 Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwikkelen. 3 Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenleving. 4 Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas. 5 Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. 6 Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen. 7 Een goede leraar is competent in reflectie, ontwikkeling en onderzoek. Hij kan op een professionele manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn professionaliteit ontwikkelen en bij de tijd houden. 4

6 2 De curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel Het curriculum dat gericht is op het bereiken van de algemene opleidingsdoelen en eindtermen kent acht onderdelen. Voor elk onderdeel zijn leerdoelen geformuleerd die zijn afgeleid van de algemene doelen en eindtermen. Schema 1 bevat de omschrijving van de curriculumonderdelen (vakken) met daaraan gekoppeld per onderdeel de leerdoelen. De onderdelen zijn weergeven per opleidingsfase. De in het schema verwerkte informatie is direct ontleend aan OCASYS, wat betekent dat studenten op de hoogte (kunnen) zijn van de doelen per curriculumonderdeel en daarmee de onderdelen volgen met realistische verwachtingen. 5

7 Schema 1: Curriculumonderdelen, studielast, leerdoelen en vakomschrijvingen FASE 1 ONDER- DEEL LEERDOELEN VAKOMSCHRIJVING Basiscursus Master Lerarenopleiding (5 ECTS) Aan het eind van de cursus heb je basiskennis over: algemene didactiek en classroom management de voor het schoolvak meest elementaire vakdidactische principes en de wijze waarop deze kunnen worden toegepast Aan het eind van de cursus heb je kennis gemaakt met de voor het schoolvak meest gangbare werkvormen, methodes en leermiddelen/media. De colleges en opdrachten staan in het teken van de kennismaking met (vak)didactisch handelen en dienen ter voorbereiding op en ondersteuning van het onderdeel Masterstage 1 leraar [schoolvak]. Bij dit onderdeel krijg je basiskennis over algemene didactiek en vakdidactiek. Belangrijke onderwerpen zijn: orde houden (classroom management), realiseren van een veilig leerklimaat, ontwerpen en uitvoeren van standaardlessen en uitvoeren van een reeks aaneengesloten lessen. Verder maak je kennis met de meest gangbare werkvormen, methodes, bronnen en leermiddelen/media. Masterstage 1 Leraar [schoolvak] (5 ECTS) Aan het eind van Masterstage 1 heb je een gefundeerd antwoord op de volgende vragen: 1. Vind ik het onderwijs iets voor mij? 2. Vinden anderen dat ik iets ben voor het onderwijs? 3. Wijst de beoordeling uit dat ik zelfstandig les kan gaan geven aan een beperkt aantal eigen klassen? 1. Interpersoonlijke bekwaamheid: je hebt en toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen je hebt besef van je rol als leraar en de daarbij behorende verantwoordelijkheden en durft die rol op je te nemen 2. Pedagogische bekwaamheid: je kunt leiding geven aan een klas je onderkent het belang van een veilig leerklimaat je houdt je staande in normale klassensituaties 3. Vakdidactische bekwaamheid: je kunt elementair onderwijs verzorgen je kunt eenvoudige vormen van directe instructie uitvoeren je kunt een eenvoudige lessenserie ontwikkelen en uitvoeren Masterstage 1 Leraar [schoolvak] loop je op een school voor voortgezet onderwijs in Noord- Nederland. De stage heeft een oriënterende en een voorbereidende functie. Je wordt in staat gesteld je te oriënteren op het beroep, de leerlingen en het onderwijs. Daardoor heb je na afloop een realistisch antwoord op de vragen Vind ik dat het onderwijs iets voor mij is? en Vinden anderen dat ik geschikt ben? Tevens is deze stage voorbereidend voor Masterstage 2 leraar [schoolvak] waarin je in principe zelf de verantwoordelijkheid krijgt voor enkele klassen. Aan het eind van de stage wordt vastgesteld in welke mate je daartoe in staat bent. Tijdens Masterstage 1 verricht je tenminste de volgende activiteiten: 20 (deel)lessen geven, waaronder een reeks van zes aaneengesloten lessen; 10 lessen observeren; voor- en nabespreken van je lessen met je vakcoach; stageopdrachten uitvoeren; bijhouden van je bekwaamheidsdossier. 4. Bekwaamheid in reflectie en ontwikkeling: je kunt (samen met je vakcoach) lessen analyseren, evalueren en daaruit lering trekken m.b.t. je eigen handelen je kunt gericht om hulp en advies vragen 6

8 ONDER- DEEL Vakdidactiek 1 [schoolvak] (5 ECTS) Vakdidactiek 2 [schoolvak] (5 ECTS) Onderwijskunde VO (5 ECTS) LEERDOELEN FASE 2 1. je kunt de vakdidactische principes binnen alle domeinen van het schoolvak herkennen en benoemen; 2. je hebt een overzicht van de belangrijkste werkvormen, methoden en leermiddelen binnen het schoolvak; 3. je kunt werkvormen, lesmethodes en/of leermiddelen analyseren en evalueren vanuit vakdidactisch perspectief; 4. je kunt voor het vak gangbare toetsingsvormen en beoordelingsmodellen analyseren en evalueren. 1. Je hebt kennis van vakdidactische en algemeen didactische (ontwerp)principes binnen verschillende domeinen en kunt deze toepassen; 2. Je kunt leerprocessen binnen verschillende domeinen analyseren en structureren; 3. Je kunt niveauverschillen tussen leerlingen herkennen en benoemen; 4. Je kunt lessen voor alle domeinen van het schoolvak ontwerpen en verantwoorden; 5. Je kunt voor het schoolvak relevante toetsingsvormen en beoordelingsmodellen ontwerpen en verantwoorden. 1. Je bent op de hoogte van wetenschappelijk onderzoek naar het onderwijs, leren, lesgeven en de manier waarop het onderwijs is georganiseerd en wordt vernieuwd. 2. Je bent in staat om het eigen professioneel handelen als docent te verantwoorden vanuit onderzoeksliteratuur 3. Je kunt je eigen lesgeven analyseren met behulp van gestandaardiseerde lesobservaties (ICALT) en verbeteren met behulp van een verbeterplan op basis van onderzoeksliteratuur en overleg met vakcoach en tutor. VAKOMSCHRIJVING De colleges en opdrachten staan in het teken van vakdidactisch handelen en analyse, en appelleren vooral aan de eigen ervaringen op school. Vakdidactiek I is een vervolg van de basiscursus. Je leert hoe je de belangrijkste vakdidactische principes kunt toepassen in je lespraktijk en hoe je je lessen, toetsen en leermiddelen kunt analyseren en evalueren. Daartoe neem je deel aan (werk)colleges met studenten van hetzelfde schoolvak of met vergelijkbare schoolvakken, bestudeer je literatuur en voer je opdrachten uit. De colleges en opdrachten staan in het teken van het ontwerpen en theoretisch verantwoorden van onderwijs binnen verschillende domeinen van het schoolvak. Dit onderdeel bouwt voort op Vakdidactiek 1 en de Basiscursus Master Lerarenopleiding. Je leert hoe je je vakdidactische kennis kunt toepassen bij het ontwerpen van lessen(series) en toetsen. Je leert hoe leerlingen je vak leren, wat (sommige) leerlingen moeilijk vinden aan je vak en hoe je daarmee rekening kunt houden. Daarnaast stelt dit onderdeel je in staat om je vakdidactische keuzes theoretisch te onderbouwen. De colleges en de verwerkingsopdrachten staan in het teken van het onderbouwd en doordacht professioneel handelen dat eigen is aan goede docenten. Er is het afgelopen decennium veel onderzoek gedaan naar onderwijs, leren, lesgeven en de effectiviteit van het pedagogisch-didactisch handelen van leraren. Aan de hand van een aantal basale kernvragen wordt hierop ingegaan, zoals Waarom hebben we onderwijs, Wat is een goede docent?, Wat is lesgeven en leren? en Welke rol speelt een docent in het leerproces van leerlingen? Ook wordt ingegaan op gedrags- en leerproblemen, het Nederlandse onderwijssysteem en de werkcondities van docenten. Onderliggend aan al deze vragen ligt de vraag Wat werkt in het onderwijs en waarom het werkt. Deze colleges en bijbehorende opdrachten hebben als doel meer inzicht te geven in de complexiteit van lesgeven en het werken als docent in een school. 7

9 Masterstage 2 Leraar [schoolvak] (15 ECTS) ONDER- DEEL Onderzoek Master Lerarenopleiding (10 ECTS) Aan het eind van de Masterstage 2 kun je zelfstandig opereren in eigen klassen. Je bent: 1. Interpersoonlijk bekwaam 2. Pedagogisch bekwaam, specifiek voor Masterstage 2: je kunt leiding geven aan klassen en houdt je ook in lastige situaties staande je realiseert een veilig leerklimaat 3. Vakdidactisch bekwaam, specifiek voor Masterstage 2: je kunt een lesperiode overzien en verzorgen, je kunt het niveau van de klassen inschatten, je kunt werken met de methode, PTA en studiewijzers je kunt variatie in lesopbouw aanbrengen en hanteren. 4. Organisatorisch bekwaam 5. Bekwaam in reflectie en ontwikkeling LEERDOELEN Na afloop van het vak Onderzoek Master Lerarenopleiding heb je laten zien dat je in staat bent om: a) een haalbaar onderzoeksvoorstel te schrijven binnen de context van het onderwijs b)... gegevens te verzamelen om je onderzoeksvra(a)g(en) te beantwoorden c)... de verzamelde gegevens te analyseren op een wijze welke past bij het type gegevens d) een duidelijke conclusie te formuleren op basis van jouw bevindingen e) de relevantie aan te geven van jouw bevindingen voor zowel de theorie als de praktijk f)... schriftelijk te rapporteren over het onderzoek in de vorm van een artikel voor een vakblad of wetenschappelijk tijdschrift g)... de bevindingen uit jouw onderzoek mondeling te presenteren aan collega s/ vakgenoten h)... vragen van derden over jouw onderzoek te beantwoorden Je loopt die stage op een school voor voortgezet onderwijs, waarbij je in principe de verantwoordelijkheid hebt voor eigen klassen. Het is de bedoeling dat je na afloop van Masterstage 2 de belangrijkste beginselen van het lesgeven in de vingers hebt. Tijdens dit deel van de stage verricht je tenminste de volgende activiteiten: FASE 3 VAKOMSCHRIJVING per lesweek maximaal 6 lesuren verzorgen van 50 minuten; 10 lessen observeren; deelnemen aan intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider op school of mentor op het instituut (mentoraat); deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen; deelnemen aan rapportvergaderingen overleg met vakcoach; contact met ouders; bijhouden van je bekwaamheidsdossier. In het afstudeeronderzoek Master Lerarenopleiding worden onderwerpen en/of problemen onderzocht en geanalyseerd, die gerelateerd zijn aan de onderwijspraktijk en de vakdidactiek. Er zijn verschillende soorten van wetenschappelijk onderzoek mogelijk, namelijk een uitgebreide literatuurstudie/meta-analyse of empirisch onderzoek, bijvoorbeeld in de vorm van case-studies, evaluatieonderzoek of experimenteel/ontwerpgericht onderzoek. Het onderzoek wordt bij voorkeur uitgevoerd in groepsverband. Ook is het mogelijk om een comparatieve studie te doen naar het onderwijs in verschillende landen. Tot slot bieden we de mogelijkheid om te participeren in vakdidactisch of onderwijskundig onderzoek van de lerarenopleiding. 8

10 Masterstage 3 Leraar [schoolvak] (10 ECTS) Aan het eind van Masterstage 3 ben je startbekwaam om als eerstegraads docent te functioneren. Je dient daartoe in voldoende mate te beschikken over alle SBLcompetenties. Je bent: 1. Interpersoonlijk bekwaam 2. Pedagogisch bekwaam, specifiek voor Masterstage 3: je kunt de vormende waarde van het vak aan leerlingen overbrengen je kent de achtergronden van pedagogische discussies op school en daarbuiten, en kan hierin eigen standpunt bepalen. 3. Vakdidactisch bekwaam, specifiek voor Masterstage 3: je kunt experimenteren met werkvormen; je kunt los van het lesboek werken; je kent de macrostructuur van het schoolvak (vakorganisatie, tijdschriften, conferenties, e.d.) je bent op de hoogte van (actuele) vakdidactische discussies en achtergronden en kan zelf standpunt innemen; je bent op de hoogte van actuele maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen op het vakgebied je hebt een expliciete visie op het schoolvak en de didactiek en draagt die uit in je lessen. 4. Organisatorisch bekwaam 5. Bekwaam in het samenwerken met collega s 6. Bekwaam in het samenwerken met ouders en de schoolomgeving. 7. Bekwaam in reflectie en ontwikkeling. Masterstage 3 loop je in de regel op dezelfde school als Masterstage 2. Je bouwt voort op je eerste ervaringen als leraar met eigen klassen en wordt in de gelegenheid gesteld om meer te gaan experimenteren met werkvormen en door jezelf ontwikkelde leermiddelen. Je zult ontdekken dat je bepaalde voorkeuren hebt voor de wijze waarop je les geeft en je ontwikkelt een eigen stijl van lesgeven. De colleges verdiepingsbijeenkomsten vakdidactiek ondersteunen je bij de ontwikkeling van je visie op de pedagogische en maatschappelijke functie van je vak. Daarnaast word je geïnformeerd over de macrostructuur van het schoolvak, over belangrijke discussies in het schoolvak en over de actuele maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen op het vakgebied. Tijdens dit deel van de stage verricht je tenminste de volgende activiteiten: per lesweek maximaal 6 lesuren verzorgen van 50 minuten; 10 lessen observeren; deelnemen aan sectie- of teamvergaderingen; overleg met vakcoach; contact met ouders; deelnemen aan rapportvergaderingen; deelnemen aan intervisiebijeenkomsten onder leiding van schoolopleider op school of mentor op het instituut (mentoraat); deelnemen aan colleges vakdidactiek; deelnemen aan landelijke lio-dag; bijhouden van je bekwaamheidsdossier. 9

11 3 De relatie tussen de curriculumonderdelen en de eindtermen Schema 2 geeft de relatie tussen de curriculumonderdelen en de eindtermen weer. Bij de diverse onderdelen wordt gewerkt aan uiteenlopende eindtermen. Er is in die zin geen sprake van éénop-één-relaties. In het schema wordt tot uitdrukking gebracht waar vanuit het perspectief van de eindtermen de accenten bij de verschillende onderdelen liggen. Overigens laten die zich uiteraard ook afleiden uit de in schema 1 per onderdeel weergegeven leerdoelen. In schema 2 wordt ook de eerder genoemde fasering tot uitdrukking gebracht. Er wordt fasegewijs van oriënterend/voorbereidend via funderend naar verdiepend gewerkt aan de eindtermen. 10

12 Schema 2: De relatie tussen de curriculumonderdelen en de eindtermen = Oriënterend/voorbereidend = Funderend = Verdiepend Onderdeel Eindterm/ competentie Basiscursus Master lerarenopleiding Masterstage 1 Vakdidactiek 1 Vakdidactiek 2 Onderwijskunde VO Masterstage 2 Onderzoek Master Lerarenopleiding Masterstage 3 Interpersoonlijk Pedagogisch Vakinhoudelijk en vakdidactisch Organisatorisch Samenwerking binnen de school Samenwerking met de omgeving Reflectie, ontwikkeling en onderzoek 11

13 4 Toetsvorm en toetsmomenten Schema 3 geeft per curriculumonderdeel weer wat de wijze van toetsing is. De toetsmomenten zijn in alle gevallen gelokaliseerd aan het eind van de onderdelen, passend binnen het universitaire ritme, d.w.z. aan het eind van een semester of een kwartaal. Schema 3: toetsvormen per curriculumonderdeel ONDERDEEL WIJZE VAN TOETSING Basiscursus Master Schriftelijke meerkeuze-toets Lerarenopleiding algemene didactiek Schriftelijke opdracht algemene didactiek Vakdidactische opdracht en/of toets. Masterstage 1 Leraar [schoolvak] Eindgesprek aan de hand van bekwaamheidsdossier. Het bekwaamheidsdossier bevat lesobservaties van de coach, lesobservaties van de tutor, een zelfbeoordeling en een procesverslag over de stage Vakdidactiek 1 [schoolvak] Vakdidactiek 2 [schoolvak] Onderwijskunde VO Masterstage 2 Leraar [schoolvak] Onderzoek Master Lerarenopleiding Masterstage 3 Leraar [schoolvak] Mondelinge presentatie van een vakdidactische analyse van een werkvorm, methode, module of leermiddel Toetsing vindt plaats op grond van een vakdidactisch onderbouwd onderwijsontwerp, inclusief een toets en een beoordelingsmodel. Schriftelijk werkstuk Beoordelingsgesprek aan de hand van bekwaamheidsdossier. Het bekwaamheidsdossier bevat het eindbeoordelingsformulier van Masterstage 1, lesobservaties van de coach, het oordeel van de schoolopleider, lesobservaties van de vakdidactus, de tussenbeoordeling van de tutor, de resultaten van een leerlingenquête en een reflectie daarop door de student, een zelfbeoordeling en een procesverslag over de stage. (Concept)artikel voor een vaktijdschrift of een wetenschappelijk tijdschrift Mondelinge onderzoekspresentatie Presentatie professioneel profiel Beoordelingsgesprek aan de hand van bekwaamheidsdossier en presentatie. Het bekwaamheidsdossier bevat het eindbeoordelingsformulier van Masterstage 2, lesobservaties van de coach, het oordeel van de schoolopleider, lesobservaties van de vakdidactus, de tussenbeoordeling van de tutor en een zelfbeoordeling.

14 5 Opstellingsprocedures, beoordelingprocedures, beoordelingscriteria en cesuurbepaling 5.1 Opstellingsprocedures Vaststellen van leerdoelen De leerdoelen voor elk studieonderdeel worden door de opleidingsdirecteur en de docenten in grote lijnen opgesteld en ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie. Als de examencommissie de leerdoelen voor elk studieonderdeel goedkeurt, zijn de leerdoelen vastgesteld. De leerdoelen specificeren de kennis en vaardigheden en de niveaus waarop de kennis en vaardigheden beheerst moet worden (zie schema 1). Vaststellen toetsvorm De opleidingsdirecteur en de docenten stellen de toetsvorm (zie schema 3) voor elk studieonderdeel vast. Constructie toets De docent/groep van docenten van het betreffende studieonderdeel werkt de toets verder uit. Daarbij worden de volgende criteria gehanteerd: De inhoud van de vragen/opdrachten hebben betrekking op de leerdoelen. (validiteit). Alle leerdoelen worden door de vragen/opdrachten gedekt (=representativiteit). De toets moet een zo vergelijkbaar mogelijke meting geven bij verschillende beoordelaars en studenten (betrouwbaarheid). Ter bevordering van de betrouwbaarheid o dienen de vragen/opdrachten voor één uitleg vatbaar te zijn, d.w.z. dat vragen/opdrachten geen dubbelzinnigheden en onduidelijkheden bevatten. o dient voldoende informatie te worden verschaft om de vragen/opdrachten te kunnen maken. o dienen voor alle toetsen antwoordmodellen opgesteld te worden. Alle in de rubrics genoemde criteria (zie bijlage) kunnen met de toets beoordeeld worden. 13

15 Schema 4. Verantwoordelijken uitwerking van toetsen per studieonderdeel Studieonderdeel Vakdidactiek 1 [schoolvak] Vakdidactiek 2 [schoolvak] Verantwoordelijke(n) uitwerking leerdoelen en opstelling toets Vakdidactici,elk voor hun eigen schoolvak, na raadpleging van minimaal een collega van hetzelfde of aanverwant vak Vakdidactici, elk voor hun eigen schoolvak, na raadpleging van minimaal een collega van hetzelfde of aanverwant vak Verantwoordelijk voor afname en beoordeling Vakdidacticus van het betreffende schoolvak Vakdidacticus van het betreffende schoolvak Onderwijskunde VO Cluster van onderwijskundigen Cluster van onderwijskundigen Basiscursus Master Lerarenopleiding Onderzoek Master Lerarenopleiding Coördinatoren van het vak Coördinatoren van het vak Coördinator van het vak Eerste en tweede begeleider onderzoek Masterstage 1 [schoolvak] Coördinator van het vak Tutor van de student bij de betreffende stage. De tutor is altijd een medewerker van de opleiding en is in die hoedanigheid examinator bij Masterstage 1. Masterstage 2 [schoolvak] Coördinator van het vak Tutor van de student bij de betreffende stage. De tutor is altijd een medewerker van de opleiding en is in die hoedanigheid examinator bij Masterstage 2. Masterstage 3 [schoolvak] Coördinator van het vak Tutor van de student bij de betreffende stage. De tutor is altijd een medewerker van de opleiding en is in die hoedanigheid examinator bij Masterstage 3. Vaststelling uitgewerkte toetsen Voor alle toetsen geldt dat: a. deze opgesteld wordt door minimaal twee collega s van hetzelfde of aanverwante vakken (zie bovenstaand schema) b. de collega-docent beoordeelt de toets aan de hand van de volgende kenmerken Zwaarte/omvang (bijv. aantal bladzijden te bestuderen literatuur, aantal studielasturen van opdrachten; omvangindicatie van toets ). Beschikbare tijd De inhoud van de vragen/opdrachten hebben betrekking op de leerdoelen. (validiteit) Dekking van alle leerdoelen (=representativiteit) Kwaliteit van de vragen/opdrachten (ondubbelzinnig/voldoende informatie) Dekking van alle in de rubrics genoemde criteria. Kwaliteit van het antwoordmodel. De toets wordt indien noodzakelijk aangepast. Als de verantwoordelijken het eens zijn over de uitwerking van de toets, stellen zij de toets vast. 14

16 Vaststelling uitwerking toets algemene studieonderdelen De algemene studieonderdelen van de Master lerarenopleiding zijn Basiscursus Master Lerarenopleiding, het algemene deel daarvan Masterstage 1 Masterstage 2 Masterstage 3 Onderwijskunde VO Onderzoek Master Lerarenopleiding. De toetsen voor deze onderdelen worden door coördinatoren van het vak en betrokken docenten vastgesteld. Vaststelling en waarborging uniformiteit van toetsen van verschillende schoolvakken De studieonderdelen van verschillende schoolvakken zijn: Basiscursus Master Lerarenopleiding, het vakdidactische deel daarvan Vakdidactiek 1 [schoolvak] Vakdidactiek 2 [schoolvak]. De toetsen worden door de vakdidacticus gemaakt, na raadpleging van een collega van hetzelfde of een aanverwant vak. Communicatie docent-student voorafgaand aan de toetsafname De docent is verantwoordelijk voor het tijdig en volledig informeren van de student over de praktische gang van zaken rond de toetsafname. De docent informeert in ieder geval over: De leerdoelen De hoeveelheid stof De vorm van de toets De beoordelingscriteria van de toets De datum van de toetsafname en het hertentamen Moment van inzage De examencommissie ziet erop toe dat bovenstaande opstellingsprocedures worden gehanteerd. Voorkomen van fraude Dossieropdrachten en tentamens worden ingeleverd middels een Ephorus opdracht in de Nestorcursus, zodat het de opdrachten en tentamens worden gecontroleerd op plagiaat. De vakdidacticus en de tutor uploaden het door hen ingevulde observatieformulier dat onderdeel uitmaakt van het bekwaamheidsdossier ten behoeve van masterstage 1, 2 en 3 in het bekwaamheidsdossier. 5.2 Beoordelingsprocedures Aantal beoordelaars De opleiding hanteert het beleid dat op beslissende momenten het werk van studenten door twee examinatoren wordt beoordeeld. Beslissende momenten zijn die momenten waarop er sprake is van de beslissing zakken/slagen of wanneer er mogelijk een cum laude in het geding is. Dit betekent dat bij twijfel over een 15

17 onvoldoende of voldoende bij een eerste beoordelaar, altijd een tweede beoordelaar wordt betrokken. Dit geldt ook op moment dat een eerste beoordelaar twijfelt over beoordeling met het cijfer 8. Uitzondering op deze regel geldt voor het studieonderdeel Onderzoek Master Lerarenopleiding; dit onderdeel wordt onder alle omstandigheden nagekeken en beoordeeld door twee examinatoren. Ter bevordering van de betrouwbaarheid van het oordeel over de studieonderdelen Masterstage 1, Masterstage 2, Masterstage 3, neemt de examinator de observaties en adviezen van schoolopleider / mentor, vakcoach en vakdidacticus mee in zijn oordeel. Alvorens de beoordeling van Masterstage 2 en Masterstage 3 plaatsvindt overlegt de tutor met de vakdidacticus van het schoolvak waarin de student als eerstegraads docent wordt opgeleid. Frequentie van toetsen De student wordt maximaal twee maal per jaar de gelegenheid gegeven aan de eisen van het betreffende curriculumonderdeel te voldoen. De examencommissie is gerechtigd van deze regel af te wijken indien zij van oordeel is deze leidt tot onverantwoorde studievertraging. In die gevallen kan een extra gelegenheid worden geboden. Voor de onderdelen Masterstages geldt dat gedurende de gehele opleiding de student in staat wordt gesteld maximaal twee maal aan het tentamen deel te nemen. Een dergelijke tweede gelegenheid wordt alleen geboden als de begeleiders en beoordelaars voldoende perspectief zien voor een succesvolle afronding van de bewuste stages. Communicatie docent-student bij de beoordeling De docent/examinator is verantwoordelijk voor de communicatie van de beoordeling van het curriculumonderdeel aan de student. Termijn van bekendmaking De examinator stelt na het afnemen van een mondeling tentamen binnen tien werkdagen de uitslag vast, en deelt deze mede aan de student. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en deelt deze mede aan de student. Bij toetsvormen die een schriftelijk werkstuk betreffen en waarbij het aantal te beoordelen werkstukken groter is dan 50 kan hiervan worden afgeweken. In dergelijke gevallen wordt dit tijdig bekend gemaakt aan de betreffende studenten. De docent laat bij elk tentamen de beoordeling vergezeld gaan van een ingevulde rubric, eventueel aangevuld met feedback op verzoek of bij inzage. Bij MC-vragen wordt geen rubric gehanteerd, maar wordt de cesuur op het voorblad van het tentamen vermeld. T.a.v. een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen onderdeel bepaalt de examencommissie van de Universitaire Lerarenopleiding tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring over de uitslag zal ontvangen. Gedurende maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. De examencommissie ziet erop toe dat bovenstaande beoordelingsprocedures worden gehanteerd. 16

18 5.3 Beoordelingscriteria Rubrics en beoordelingsformulieren Bij het beoordelen van de gemaakte toetsen door studenten wordt gebruik van rubrics(zie bijlagen). De ingevulde rubric kan onderdeel zijn van de feedback op de gemaakte toets die de student van de docent ontvangt. Ten behoeve van de beoordeling van de onderdelen Masterstage 1, Masterstage 2 en Masterstage 3 wordt gebruik gemaakt van een beoordelingsformulier (bijlagen). In dit formulier zijn niveau- en cesuurbepaling verwerkt. Het ingevulde formulier heeft eveneens een feedback en feed-forward functie. Rubrics en beoordelingsformulieren worden opgesteld door de examinatoren verantwoordelijk voor het bewuste opleidingsonderdeel. De rubrics voor alle cursorische studieonderdelen en het beoordelingsformulier voor de onderdelen Masterstage worden ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie. Ter bevordering van de transparantie van het oordeel, illustreert de examinator elk criterium in de rubrics en beoordelingsformulieren met voorbeelden uit het gemaakte tentamen van de student of, in het geval van de Masterstages, uit de observaties. De examencommissie ziet er op toe dat de examinatoren beoordelen aan de hand van dezelfde rubrics en dat zij de rubrics gelijkelijk interpreteren en toepassen. 5.4 Cesuurbepaling De rubrics geven expliciet duidelijkheid over de cesuur voldoende/onvoldoende. 17

19 6 De verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid Het toetsplan en het daarin vervatte toetsbeleid worden vastgesteld door het faculteitsbestuur. De door het faculteitsbestuur ingestelde examencommissie is samengesteld uit leden die op grond van hun deskundigheid gerechtigd zijn als examinator op te treden. De examinatoren zijn verantwoordelijk voor de concrete uitvoering van het toetsbeleid conform het toetsplan. De examencommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de volgende specifieke taken: het op- en /of vaststellen van de te hanteren opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, beoordelingscriteria en de cesuurbepaling voor toetsen en tentamens het aanwijzen van de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van de toetsing; het vaststellen van de wijze van periodieke evaluatie en van het geheel van de toetsing; het evalueren van het toetsplan op het kunnen realiseren van de eindtermen van de opleiding; het er op toezien dat wordt getoetst conform het door het faculteitsbestuur vastgestelde toetsplan De examencommissie rapporteert haar bevindingen aangaande de kwaliteit van de uitvoering van het toetsbeleid jaarlijks aan de opleidingsdirecteur/het faculteitsbestuur (jaarverslag examencommissie). Indien daartoe aanleiding is, stellen deze laatsten het toetsbeleid bij op grond van het advies van de examencommissie. 18

20 7 Wijze van periodieke evaluatie De examencommissie ziet er in zijn algemeenheid op toe dat het toetsbeleid wordt uitgevoerd conform het door het faculteitsbestuur vastgestelde toetsplan en bewaakt daarmee de kwaliteit van de toetsing. Daarenboven kiest de examencommissie. voor elk collegejaar een aantal specifieke speerpunten waaraan extra aandacht wordt gegeven. Voor het collegejaar 2016/2017 hanteert de examencommissie in dit verband de volgende speerpunten: Stimuleren van het uitvoeren van de opstellings- en beoordelingsprocedures Onderzoek naar de bepaling en uitvoering van de cesuur bij studieonderdelen. Tenslotte is de adequaatheid van het toetssyteem structureel onderwerp van de periodieke onderwijsevaluatie zoals deze wordt uitgevoerd door de medewerker kwaliteitszorg. 19

21 Bijlage: Rubrics Beoordeling Opleidingsonderdelen ULO 1 Basiscursus: opdracht algemeen pedagogisch deel 2 Basiscursus: vakdidactisch deel 3 Vakdidactiek 1 4 Vakdidactiek 2 5 Onderwijskunde VO 6 Onderzoek Master Lerarenopleiding 7 Masterstages 1, 2 en 3 21

22 Studentnaam Studentnummer 1 Basiscursus: opdracht algemeen pedagogisch deel Onderdeel Max aant pntn Aftrek Behaald aantal pntn Onderdeel A (max 14 punten) Ordeverstoring docent 1 Alle 3 onderdelen aanwezig en duidelijk van elkaar 5 ( ) onderscheiden: authentieke vertelling commentaar (3 perspectieven) - scenario Ordeverstoring docent 2 Alle 3 onderdelen aanwezig en duidelijk van elkaar onderscheiden: authentieke vertelling commentaar (3 perspectieven) - scenario 5 ( ) Voor onderdeel A als geheel: Literatuur zichtbaar en 4 adequaat toegepast (1 per stuk) Voor onderdeel A als geheel: minder dan 900 woorden -1 Onderdeel B (max 6 punten) Interview met 4 leerlingen Alle 4 onderwerpen beschreven: 4 orde, een goed leerklimaat, eigen rol llen, rol docent Literatuur zichtbaar en adequaat toegepast (1 per 2 stuk) Minder dan 450 woorden -1 Minder leerlingen dan 4 / niet van verschillende -1 niveaus Onderdeel C (max 7 punten) Ordeverstoring eigen les Alle 3 onderdelen aanwezig en duidelijk van elkaar 5 ( ) onderscheiden: authentieke vertelling commentaar (3 perspectieven) - scenario Literatuur zichtbaar en adequaat toegepast (1 per 2 stuk) Minder dan 450 woorden -1 Onderdeel D (max 11 punten) Slotbeschouwing Beschouwing over leerklimaat (1) en rol docent (1) 2 21

23 Niveau van reflectie is instrumenteel, substantieel of 1, 2 of 3 kritisch Onderscheid in onder (1)- bovenbouw (1) of niet 2 (onderbouwd) Aanwezigheid escalatieladder + onderbouwing van 1 2 of 2 Literatuur zichtbaar en adequaat toegepast (1 per 2 stuk) Minder dan 675 woorden -1 Algemeen (max 2 punten) Op juiste en consequente wijze naar literatuur verwezen in tekst Literatuurlijst opgenomen 1 Zichtbaar en adequaat toepassing niet-verplichte literatuur Gebruikte begrippen worden niet begrepen Taal en spelling niet in orde Eindscore 1 +1 bonus per stuk 40 + bonus -1 per begrip -1 of meer - aftrekpunten / 4 = eindscore 21

24 2 Basiscursus: vakdidactisch deel Algemene werkwijze Bij de beoordeling van het Vakdidactische deel van de Basiscursus zijn drie onderdelen betrokken: (a) actieve participatie aan colleges, (b) kwaliteit van het dossier, (c) toetsopdracht. Elk van de drie onderdelen dient afzonderlijk voldoende te zijn. Het eindcijfer voor het Vakdidactische deel van de Basiscursus wordt bepaald op basis van het cijfer op het dossier (b) en het cijfer op de toetsopdracht (c). Actieve participatie in de colleges (a) betekent dat je minimaal 80% aanwezig bent, de voor het college verstrekte dossieropdrachten gemaakt hebt en daarnaast een actieve inbreng hebt in het college. Bij onvoldoende participatie wordt een aanvullende opdracht verstrekt. Het dossier (b) bestaat uit de verzamelde dossieropdrachten. Het dossier wordt beoordeeld met een cijfer op basis van een rubric (zie hierna). De toetsopdracht (c) wordt beoordeeld op basis van de rubric. Bepaling cijfer Vakdidactische deel van de Basiscursus De onderdelen (a), (b) en (c) dienen afzonderlijk voldoende te zijn. De weging van de cijfers van het dossier (b) en de toetsopdracht (c) is 50:50 dus: Eindcijfer Vakdidactische deel van de Basiscursus = Cijfer van het dossier * 0,5 + cijfer toetsopdracht * 0,5 21

25 Rubric Vakdidactische deel van de basiscursus Doel 1: de voor het schoolvak meest elementaire vakdidactische uitgangspunten herkennen en de wijze waarop deze worden toegepast. Doel 2: je hebt je kennis gemaakt met de voor het schoolvak meest gangbare werkvormen, methodes en leermiddelen / media. Algemeen Onvoldoende (<6) Voldoende (6, 7) Goed (8, 9, 10) Score + toelichting 1) in uitwerkingen opdrachten beperkt, ongestructureerd inzicht in uitgangspunten. 2) geen of weinig kennis van werkvormen, methoden en leermiddelen. 3) geen gebruik van bronnen. 1) richtlijnen van opdrachten zijn nauwelijks opgevolgd. 2) uitwerking opdrachten onoverzichtelijk, rommelig. 3) implicaties voor eigen lesgeefpraktijk niet geformuleerd. 1) kan lessen en lesmateriaal evalueren voor verschillende domeinen van het vak en vakdidactische uitgangspunten benoemen. 2) heeft globaal beeld van wat het docentschap in het eigen vakgebied inhoudt. 3) heeft enig overzicht van het operationele curriculum (klas 1 t/m 6) havo en vwo. 4) refereert aan het formele curriculum en landelijke ontwikkelingen in het schoolvak. 5) er wordt gebruik gemaakt van de aangeboden vakdidactische bronnen. 1) richtlijnen van opdrachten opgevolgd. 2) uitwerking opdrachten zijn navolgbaar en overzichtelijk. 3) verbeterpunten en implicaties adequaat geformuleerd. Zie voldoende. 1) heeft genuanceerd beeld van wat het docentschap in het eigen vakgebied inhoudt 2) heeft overzicht van het operationele curriculum (klas 1 t/m 6) havo en vwo 3) is kritisch over geobserveerde en zelf gehanteerde werkvormen 4) verdiept zich in het formele curriculum en de ontwikkeling van het schoolvak. 5) veel bronnen gebruikt in uitwerkingen opdrachten Zie voldoende 1) er blijkt een persoonlijke visie op het onderwijs in het vak. 2) implicaties voor eigen lesgeefpraktijk gedetailleerd beschreven op basis van diepgaande reflectie. Beoordeling Vakdidactische deel van de Basiscursus Student: Studentnr: Vak: Docent: Cijfer Dossier: Cijfer Toetsopdracht: Eindcijfer vakdidactische deel van de basiscursus:

26 3 Vakdidactiek 1 Algemene werkwijze Bij de beoordeling van Vakdidactiek 1 zijn drie onderdelen betrokken: (a) actieve participatie aan colleges, (b) kwaliteit van het dossier, (c) eindpresentatie. Elk van de drie onderdelen dient afzonderlijk voldoende te zijn voor het eindcijfer Vakdidactiek 1. Het eindcijfer voor Vakdidactiek 1 wordt bepaald op basis van het cijfer op het dossier (b) en het cijfer op de eindpresentatie (c). Actieve participatie in de colleges (a) betekent dat je minimaal 80% aanwezig bent, de voor het college verstrekte dossieropdrachten gemaakt hebt en daarnaast een actieve inbreng hebt in het college. Bij onvoldoende participatie wordt een aanvullende opdracht verstrekt. Het dossier (b) bestaat uit de verzamelde dossieropdrachten. Het dossier wordt beoordeeld met een cijfer op basis van een rubric (zie hierna). De docent geeft bij elke rij van de rubric een cijfer met een toelichting. De eindpresentatie (c) wordt beoordeeld op basis van de doelen 2, 3 en de algemene criteria. De docent geeft bij deze rijen een cijfer met een toelichting. Inlevertijdstippen 1. De dossieropdrachten dienen mede ter voorbereiding op bepaalde colleges. Het is daarom van belang ze gemaakt te hebben als voorbereiding op het betreffende college. 2. Het dossier dient uiterlijk op de datum waarop de eindpresentatie plaatsvindt in zijn volledigheid ingeleverd te zijn/te worden. 3. Onvoldoende onderdelen moeten op de herkansingsdatum Vakdidactiek 1 herkanst worden. Bepaling eindcijfer Vakdidactiek 1 De onderdelen (a), (b) en (c) dienen afzonderlijk voldoende te zijn. De weging van de cijfers van het dossier (b) en eindpresentatie (c) is 50:50 dus: Eindcijfer Vakdidactiek 1 = Cijfer van het dossier * 0,5 + cijfer eindpresentatie * 0,5

27 Doel 1: je kunt de belangrijkste vakdidactische uitgangspunten voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs in jouw schoolvak herkennen en benoemen Doel 2: je hebt een overzicht van de belangrijkste werkvormen, methoden en leermiddelen binnen het schoolvak Doel 3: je kunt werkvormen, lesmethodes en/of leermiddelen analyseren en evalueren vanuit vakdidactisch perspectief Doel 4: je kunt voor het vak gangbare toetsingsvormen en beoordelingsmodellen analyseren en evalueren Algemeen Rubric Vakdidactiek 1 Dossier Onvoldoende (<6) Voldoende (6, 7) Goed (8, 9, 10) Score + toelichting - in uitwerkingen opdrachten - in uitwerkingen van Zie voldoende beperkt, ongestructureerd opdrachten worden - er blijkt overzicht over inzicht in vakdidactische vakdidactische vakdidactische uitgangspunten. uitgangspunten benoemd. uitgangspunten. - aangereikte literatuur wordt zichtbaar gebruikt. - evaluatie en analyse van lessen en leermiddelen is oppervlakkig en ongestructureerd. - er wordt niet aangegeven op welke wijze leerstof een onderdeel vormt van een doorlopende leerstoflijn. - geen of onduidelijke analysekader. - fouten in uitwerking. - verbeterpunten zijn niet adequaat en niet goed beargumenteerd. - geen relatie met literatuur. -richtlijnen van opdrachten zijn nauwelijks opgevolgd. -uitwerking opdrachten onoverzichtelijk, rommelig. - belangrijke en veel voorkomende werkvormen, lesmethoden en leermiddelen worden benoemd en geanalyseerd. - verschillen en overeenkomsten tussen lesmethoden/leermiddelen worden benoemd en geanalyseerd. - lessen en/of leermiddelen worden geanalyseerd op basis van vakdidactische uitgangspunten. - aangereikte literatuur wordt zichtbaar gebruikt. - er wordt aangegeven op welke wijze bepaalde leerstof een onderdeel vormt van een doorlopende leerstoflijn. - analysekader gebruikt. - relatie tussen doelen in de leerstof en toets worden geanalyseerd. - leerlingresultaten zijn overzichtelijk gepresenteerd en geanalyseerd. -richtlijnen opgevolgd. -uitwerking opdrachten zijn navolgbaar en overzichtelijk. -persoonlijke visie wordt Zie voldoende - uitwerkingen en analyses zijn systematisch en overzichtelijk. - er zijn meerdere vakdidactische uitgangspunten gebruikt. - veel relaties gelegd met bronnen. - leerstoflijnen worden systematisch beschreven en toegelicht. - kan beargumenteerd verbeteringen aanbrengen. Zie voldoende. - extra aandacht voor de relaties tussen toets, analysekader, resultaten, verbeterpunten en gebruikte bronnen. - uitvoerige analyse van validiteit en betrouwbaarheid van de toets. Zie voldoende - persoonlijke visie sterk beargumenteerd en overtuigend.

28 - geen persoonlijke visie. - implicaties voor eigen onderwijs niet geformuleerd. - mondelinge eindpresentatie is ongestructureerd, niet overtuigend. geëxpliciteerd. - verbeterpunten en implicaties adequaat geformuleerd. - mondelinge eindpresentatie kent een duidelijke structuur, en is interactief. -sterke relatie tussen analyses en eigen visie. - implicaties gedetailleerd beschreven op basis van diepgaande reflectie. - mondelinge eindpresentatie is inspirerend, overtuigend. 25

29 Doel 2: je hebt een overzicht van de belangrijkste werkvormen, methoden en leermiddelen binnen het schoolvak Doel 3: je kunt werkvormen, lesmethodes en/of leermiddelen analyseren en evalueren vanuit vakdidactisch perspectief Algemeen Rubric Vakdidactiek 1 Eindpresentatie Onvoldoende (<6) Voldoende (6, 7) Goed (8, 9, 10) Score + toelichting - evaluatie en analyse van lessen en leermiddelen is oppervlakkig en ongestructureerd. - er wordt niet aangegeven op welke wijze leerstof een onderdeel vormt van een doorlopende leerstoflijn. -richtlijnen van opdrachten zijn nauwelijks opgevolgd. -uitwerking opdrachten onoverzichtelijk, rommelig. - geen persoonlijke visie. - implicaties voor eigen onderwijs niet geformuleerd. - mondelinge eindpresentatie is ongestructureerd, niet overtuigend. - belangrijke en veel voorkomende werkvormen, lesmethoden en leermiddelen worden benoemd en geanalyseerd. - verschillen en overeenkomsten tussen lesmethoden/leermiddelen worden benoemd en geanalyseerd. - lessen en/of leermiddelen worden geanalyseerd op basis van vakdidactische uitgangspunten. - aangereikte literatuur wordt zichtbaar gebruikt. - er wordt aangegeven op welke wijze bepaalde leerstof een onderdeel vormt van een doorlopende leerstoflijn. -richtlijnen opgevolgd. -uitwerking opdrachten zijn navolgbaar en overzichtelijk. -persoonlijke visie wordt geëxpliciteerd. - verbeterpunten en implicaties adequaat geformuleerd. - mondelinge eindpresentatie kent een duidelijke structuur, en is interactief. Zie voldoende - uitwerkingen en analyses zijn systematisch en overzichtelijk. - er zijn meerdere vakdidactische uitgangspunten gebruikt. - veel relaties gelegd met bronnen. - leerstoflijnen worden systematisch beschreven en toegelicht. - kan beargumenteerd verbeteringen aanbrengen. Zie voldoende - persoonlijke visie sterk beargumenteerd en overtuigend. -sterke relatie tussen analyses en eigen visie. - implicaties gedetailleerd beschreven op basis van diepgaande reflectie. - mondelinge eindpresentatie is inspirerend, overtuigend. Beoordeling vakdidactiek 1 Student: Studentnr: Vak: Docent: Cijfer Dossier: Cijfer Eindpresentatie: Eindcijfer vakdidactiek 1: 26

30 4 Vakdidactiek 2 Algemene werkwijze Bij de beoordeling van Vakdidactiek 2 zijn drie onderdelen betrokken: (a) actieve participatie aan colleges, (b) kwaliteit van het dossier, (c) eindopdracht. Elk van de drie onderdelen dient afzonderlijk voldoende te zijn voor het eindcijfer Vakdidactiek 2. Het eindcijfer voor Vakdidactiek 2 wordt bepaald op basis van het cijfer op het dossier (b) en het cijfer op de eindopdracht (c). Actieve participatie in de colleges (a) betekent dat je minimaal 80% aanwezig bent, de voor het college verstrekte dossieropdrachten gemaakt hebt en daarnaast een actieve inbreng hebt in het college. Bij onvoldoende participatie wordt een aanvullende opdracht verstrekt. Het dossier (b) bestaat uit de verzamelde dossieropdrachten. Het dossier wordt beoordeeld met een cijfer op basis van een rubric (zie hierna). De docent geeft bij elke rij van de rubric een cijfer met een toelichting. De eindopdracht (c) wordt beoordeeld op basis van de doelen 1 en 4 en de algemene criteria. De docent geeft bij deze rijen een cijfer met een toelichting. Inlevertijdstippen 4. De dossieropdrachten dienen mede ter voorbereiding op bepaalde colleges. Het is daarom van belang ze gemaakt te hebben als voorbereiding op het betreffende college. 5. Het dossier dient uiterlijk op de datum waarop de eindopdracht plaatsvindt in zijn volledigheid ingeleverd te zijn/te worden. 6. Onvoldoende onderdelen moeten op de herkansingsdatum Vakdidactiek 2 herkanst worden. Bepaling eindcijfer Vakdidactiek 2 De onderdelen (a), (b) en (c) dienen afzonderlijk voldoende te zijn. De weging van de cijfers van het dossier (b) en eindopdracht (c) is 30:70 dus: Eindcijfer Vakdidactiek 2 = Cijfer van het dossier * 0,3 + cijfer eindopdracht * 0,7