Een dag met VoortVarend

Transcriptie

1 Een dag met VoortVarend U ziet een dag van het Thema Weer en wind voor groep 2. Dit thema is verdeeld in sub thema s waar steeds een week over gewerkt wordt. Deze dag gaat over het sub thema Molens. De vaste weekindeling in VoortVarend kan naar eigen inzicht aangepast worden door met de activiteiten te schuiven, al naar gelang er behoefte is aan een dag met meer of minder activiteiten. Als voor een activiteit een kijk- of werkblad nodig is, kunt u dit apart bekijken of downloaden. De dag begint met een korte taalactiviteit, plus suggesties voor uitbreiden. Daarna komen wereldverkenning: verkeer, spel en beweging, taal en rekenen aan de orde. Om zelfstandigheid te bevorderen worden bij de laatste vijf thema s van VoortVarend taal- en rekenactiviteit in een werkschriftje verwerkt. De picto s laten zien dat aan het begin van de dag dagritmekaarten opgehangen worden, dat de beertjesmethode wordt ingezet en dat na een activiteit zelfstandig wordt opgeruimd. Het vraagteken verwijst naar de denkvraag.

2 molens 76 Thema_2.6 weer en wind.indd 76 Elgraphic - Vlaardingen :02

3 23.3 Mondelinge taalvaardigheid > Mening uiten en vragen stellen > Met anderen redeneren over een uitspraak. de molenaar de wiek Praat samen over de volgende uitspraken. Waar of niet waar? Een molenaar woont altijd in een molen. Een molen staat ook weleens middenin de stad. In alle landen zijn er molens. Een molen is een uitvinding. Een molen draait niet als het stormt. De draaimolen op de kermis is geen molen. De wieken van de molen draaien maar één kant op. Van speelgoed kun je geen molens maken. Bij deze les hoort een kleurplaat. Er zijn twee liedjes over het weer geleerd. Herhaal ze nog eens. Les Weerbericht dvd-4 nr.1 Les Het regent dvd-4 nr.3 het begin van de dag 77 Thema_2.6 weer en wind.indd 77 Elgraphic - Vlaardingen :02

4 Wereldverkenning > Verkeer > Veiligheid > Goed zien en gezien worden. kijkblad Zien en gezien worden Als je onderweg bent, praat dan regelmatig over zien en gezien worden in het verkeer. Laat meekijken en beoordelen. Laat een tekening maken van goed en niet goed (ge)zien (worden) in het verkeer. website Zie de verkeerssite bij deze les op zelflesgeven.nl. kijktip Heeft het kind een eigen bijdrage bij het praten over het kijkblad? zien en gezien worden (2) de mist de hagel de windvlaag de wervelwind de neerslag de storm de sneeuwvlok onweren donderen bliksemen waaien hagelen stormen stormachtig regenachtig mistig Kijk samen naar het verkeer op het kijkblad. Wat is verkeer ook alweer? (mensen en voertuigen die zich op de weg verplaatsen) Wie noemen we langzaam verkeer op de plaat, denk je? (mensen die lopen, fietsen, rijden met een scootmobiel) Wie zijn snelverkeer? (auto, motor, bus) Welk jaargetijde is het op het kijkblad? Waaraan zie je dat? (bladval!) Praat over zélf goed zien in het verkeer bij slecht weer. Laat op de plaat mensen aanwijzen die het andere verkeer en de weg niet goed kunnen zien. Wat doen zij fout? Wat zou er kunnen gebeuren? 1. De fietser met paraplu wordt door de wind weggeblazen / heeft niet beide handen aan het stuur. 2. Een kind, met een capuchon diep over de ogen, steekt zonder te kijken vlak voor een brommer de weg over. 3. De wapperende regencape van de meneer op de fiets is gevaarlijk. 4. De vrouw met de scootmobiel ziet niet wat er voor haar gebeurt. Praat ook over gezien worden in het verkeer: opvallende kleding bij slecht weer; beschermende kleding bij slecht weer; kleuren, verlichting en reflectie. Wie doen het goed op het kijkblad? Hebben de woorden verkeer en verkeerd met elkaar te maken? de afronding van Vat samen: Wat is belangrijk als je buiten bent bij slecht of donker weer? 1. Dat je zelf goed kunt zien waar je bent. 2. Dat je door andere mensen goed gezien kunt worden. Zoek samen naar eigen kleding waarin je goed gezien kunt worden. 78 Thema_2.6 weer en wind.indd 78 Elgraphic - Vlaardingen :02

5 Spel en beweging > Tikspel. stukje papier potlood 2 pittenzakken Speel het spel waar ruimte is. Buiten kan heel goed. Oefen vooraf om heel zachtjes de graanzak te pakken. makkelijker Leg in de plaats van de graanzak een ander voorwerp neer dat niet rammelt. moeilijker website Film: Molens malen. kijktip Zorgt het kind ervoor niet getikt te worden? graanzakken de molenaar het meel malen zoeven Schrijf de namen van de deelnemers op een stukje papier. Speel met elkaar het spel. Laat de twee pittenzakken zien en zeg dat dit zakken met graan van de molenaar zijn. Iemand is molenaar en staat in het midden van de kamer met zijn ogen dicht. Achter hem liggen de twee graanzakken, ongeveer een meter bij hem vandaan. Wijs iemand aan die heel zachtjes een graanzak moet pakken. Spreek een vrijplaats af; niet te dicht bij de molenaar. Als de molenaar hóórt dat zijn graanzak gepakt wordt, draait hij zich om en probeert de ander te tikken. Komt de tikker zonder getikt te worden op de vrijplaats, dan mag hij de zak houden. De tweede graanzak kan dan (door iemand anders) gepakt worden. Wie wordt getikt legt de graanzak terug achter de molenaar, zet op het papier een kruisje achter zijn naam en doet weer mee. Zijn de twee graanzakken gepakt zonder dat iemand getikt werd, dan begint het spel opnieuw met een andere molenaar. Speel het spel een aantal keren. de afronding van Wie heeft de minste kruisjes achter zijn naam? Die is de winnaar! 79 Thema_2.6 weer en wind.indd 79 Elgraphic - Vlaardingen :02

6 Taal > Ontluikende en beginnende geletterdheid > Fonemisch bewustzijn > Klanken in woorden onderscheiden. oe, aa, oo of ie de klank de regel eerste - laatste volgende werkschrift 1 nr.12 oe, aa, oo of ie klankgebarenkaartjes oe, aa, oo en ie kleurpotloden leesstrook spiegel Laat bij het uitspreken van de klanken oe, aa, oo, ie goed zien hoe je mondstand is. Gebruik er een spiegel bij waarin je samen kijkt. makkelijker Spreek de woorden zoemend uit. Bijvoorbeeld: b_r_oe_k. Steek bij de afgesproken klank je vinger omhoog en kijk het kind aan. moeilijker Herhaal de klankgebaren van de letterklanken oe, aa, oo, ie. Bedenk allebei bij elke klank een woord. Bekijk het blad in het schrift. Lees de tekst onder de titel voor. Glijd daarbij met je vinger onder de tekst. Wijs op de kleur van de letters. (geheugensteuntje!) Laat regel voor regel (leesstrook eronder!) de plaatjes benoemen. Opdracht: De vakjes onder de woorden krijgen de kleur die geldt voor de klank die wordt gehoord. Werkwijze: Laat vakjes bij woorden waarin de oe wordt gehoord, rood kleuren. Alle woorden in alle rijen worden nagegaan. Doe voor wat je bedoelt. Vul zelf niets in. Dan worden alle woorden regel voor regel opnieuw nagegaan om de vakjes van de plaatjes waarbij de aa wordt gehoord, groen te kleuren. Vervolgens komen de oo en de ie aan de beurt. Laat de opdracht herhalen. KIJK! (BGL) Is er interesse in het horen van klankovereenkomsten en -verschillen? de verwerking Laat het werkblad zelfstandig maken. Doe het gerust samen als dat nodig is. de afronding van Kijk samen het blad na. Is het goed gegaan? Hoe vond het kind deze opdracht? Makkelijk? Moeilijk? Waarin staan zoveel regels dat je ze niet meer kunt tellen? taaltijd 80 Thema_2.6 weer en wind.indd 80 Elgraphic - Vlaardingen :02

7 Rekenen > Meten > Algemeen > Ordenen (classificeren) op basis van eigenschappen. werkschrift 1 nr.13 Letters en cijfers stukje papier 2 vellen A4 papier plaksel en kwastje potlood schaar Noem als voorbereiding op de denkvraag bewust het woord schatten een paar keer. opmerking(en) Schenk in rekenlessen regelmatig aandacht aan het schatten van afmetingen, aantallen, enzovoort. KIJK! (BGC) Worden de rangtelwoorden tot en met 6 herkend? letters en cijfers de rij groepjes maken schatten Schrijf op een stukje papier onder elkaar een letter, een cijfer, en de combinatie letter én cijfer. Zoek naar voorwerpen waarop alleen letters staan, of alleen cijfers of letters én cijfers. Geef het kind het strookje en het potlood. Laat turfstreepjes zetten bij de letter, het cijfer, en de combinatie letter en cijfer. (mét het dwarse streepje) Waarvan hebben jullie het meeste gezien? Plak de twee vellen A4 papier aan elkaar. Laat de plaatjes op het blad in het schrift benoemen. Laat het derde, vijfde, tweede, zesde, eerste en vierde plaatje aanwijzen. (kijkvraag!) Leg dan de opdracht uit. Laat schatten. Vraag waar de meeste plaatjes van zijn. Waarvan de minste. Of waarvan evenveel. Opdracht: De plaatjes worden uitgeknipt en in groepjes opgeplakt: plaatjes met alleen letters, plaatjes met alleen cijfers, en plaatjes met letters én cijfers. Laat de opdracht herhalen. de verwerking Er wordt zelfstandig gewerkt. de afronding van Waar zijn de meeste plaatjes van? En waarvan de minste? Wat is het verschil? Ik zeg: Jullie zijn schatten! Is dat ook rekenen? rekentijd 81 Thema_2.6 weer en wind.indd 81 Elgraphic - Vlaardingen :02