Functionele eisen HTS locatie Onderdeel wegen

Transcriptie

1 Functionele eisen HTS locatie Onderdeel wegen Versie: 1 Gemeente Dordrecht Sector: Stadsbeheer Afdeling: Technisch beheer en Havenbedrijf Bureau: Wegen, Ondergronds en Water Door: J.L. van Leeuwen 3 maart 2008 Definitief Pagina 1 van 18

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk Pagina 1. Inleiding Relatie tussen wegtypen en verhardingssoort Algemeen Project gebied Algemene gebruikerseisen Gebruiksfunctie Wegtypen Alignement Verbindingen/aansluitingen Hoogteligging Vormgeving Inrichting Ontwerpsnelheid (V0) Kabels en leidingen Groen Rioleringen Openbare verlichting Kunstwerken Algemene functionele (of prestatie) eisen Beschikbaarheid weg Realiseerbaarheid (eisen aan de uitvoering) Hinder bij aanleg Onderhoud Sloop Waterafvoerend vermogen Bescherming kunstwerken tegen indringing van water en dooizouten Drooglegging Stabiliteit Sterkte (gedrag) Algemene bouwstofeisen Vrijkomende materialen niet zijnde grond Keuring van Bouwstoffen (gecertificeerde bouwstoffen) Elementen verharding Gebruikerseisen Type verharding doorgaande rijbaan Type verharding voetpaden buiten de binnenstad en de 19 e eeuwse Schil Type verharding bovenzijde drempels en in- en uitritten Functionele of prestatie eisen Levensduur (onderhoudscyclus) Veiligheidseisen weg (vlakheid, stroefheid, comfort) Realiseerbaarheid (eisen aan de uitvoering) Constructie eisen Duurzaamheid Bouwstofeisen Vrijkomende materialen Weggebonden objecten Functionele (of prestatie) eisen Markeringen Raakvlak kunstwerk/weg Raakvlak eigendomsgrenzen Raakvlak aansluiting bestaande wegen Raakvlak rioleringen Raakvlak groen Raakvlak grond Pagina 2 van 18

3 Inleiding De hieronder opgestelde functionele eisen zijn de standaard eisen voor het onderdeel wegen. Het ligt in de bedoeling deze eisen uiteindelijk te integreren in het standaard programma van eisen uit de KOR-systemantiek. In hoofdstuk 2 wordt een relatie gelegd tussen de wegtypen uit CROW publicatie 147 in relatie met het handboek wegontwerp, duurzaamveilig indeling en het toe te passen verhardingstypen. In hoofdstuk 3 worden de algemene eisen en de project gebonden algemene eisen verwoord. In hoofdstuk 4 worden de eisen verwoord welke gelden ten aanzien van asfaltverhardingen en de project gebonden eisen welke gelden voor asfaltverhardingen. In hoofdstuk 5 worden de eisen verwoord welke gelden ten aanzien van elementenverhardingen en de project gebonden eisen welke gelden voor elementenverhardingen. In hoofdstuk 6 worden de eisen verwoord welke eisen gelden ten aanzien van weggebonden objecten. 1. Relatie tussen wegtypen en verhardingssoort In de onderstaande tabel is de relatie aangegeven tussen de wegtypen tabel A2 uit CROW publicatie 147, november 2005, het handboek wegontwerp en de duurzaamveilig indeling uit tabel A3 van deze publicatie met de te gebruiken materiaaltypen. Wegtype nummer Benaming Gebruiksfunctie Handboek Wegontwerp Duurzaam Veilig 1 Hoofdwegennet Stadsautosnelweg Autoweg 2 Zwaar belaste weg Stadsautosnelweg Provincialeweg 3 Gemiddeld belaste weg 4 Licht belaste weg 5 Weg in woongebied Waterschapsweg (druk) Stadsontsluitingsweg Busbaan Industrieweg Waterschapsweg (rustig) Materiaal type (rijbaan) Binnenstad Overig Elementen Asfalt Elementen Stroomweg I en II N.v.t. X N.v.t. Gebiedsontsluitingsweg I Gebiedsontsluitingsweg I SW I, SW II N.v.t. X N.v.t. GOW I X X N.v.t. Gebiedsontsluitingsweg GOW II N.v.t. X N.v.t. II Buurtontsluitingsweg Erftoegangsweg I X X X Parallelweg X X X Landbouwweg N.v.t. X N.v.t. Woonstraat Erftoegangsweg I, II ETW I X N.v.t. X Woonerf X N.v.t. X Parkeerterrein X N.v.t. X Wijkstraat X N.v.t. X 6 Weg in Winkelerf Erftoegangsweg I, II ETW II X N.v.t. X verblijfsgebied Plein X X X Voetpaden X X X 7 Fietspaden (Vrij liggend) fietspad X X N.v.t. Tabel 1. Indeling wegtypen De in de tabel aangegeven materiaal typen gelden met uitzondering van de gebruiksfuncties voetpaden en (vrij liggend) fietspad voor de rijbaan. Pagina 3 van 18

4 2. Algemeen 2.1. Project gebied 1. Het project bevindt zich op het terrein van de voormalige HTS aan de Oranjelaan. 2. Het projectgebied wordt omsloten door de Oranjelaan, de Bankastraat, de Celebasstraat en de Javastraat Algemene gebruikerseisen Gebruiksfunctie 1. De gebruiksfunctie van het projectgebied laat zich omschrijven als woongebied en verblijfsgebied Wegtypen 1. In het projectgebied worden de volgende wegtypen onderscheiden: a. Woonstraat, b. Woonerf, c. Parkeerterrein, d. Voetpaden. Zie benamingen in tabel Alignement 1. Voor het wegalignement wordt verwezen naar: Tekening voorlopig ontwerp De Lanen van Oranje, van Boot Organiserend ingenieursbureau, datum 23 november Verbindingen/aansluitingen 1. De weg dient voor auto s een verbinding/aansluiting te hebben met: a. De Celebesstraat 2. De weg dient voor auto s een verborgen (nood) verbinding/aansluiting te hebben met: a. De Bankastraat b. De Javastraat. 3. Aansluitingen van percelen door middel van in- c.q. uitritten op de openbare weg zijn vergunningspichtig. 4. Voor de aanvraag van een inritvergunning zijn standaard formulieren in gebruik. Een inritvergunning uitrit en het standaard formulier kunnen worden aangevraagd bij: Gemeente Dordrecht, Sector Stadsbeheer, Afdeling Gebiedsbeheer, Postbus 8, 3300 AA Dordrecht. Pagina 4 van 18

5 Tel Of digitaal via 5. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag worden leges in rekening gebracht. 6. De behandeling van een vergunning duurt 6 tot 8 weken Hoogteligging 1. De opdrachtgever dient een voorstel voor de hoogteligging van de toekomstige openbare ruimte (definitieve situatie) in bij Stadsbeheer. In het voorstel is rekening gehouden met: o De hoogteligging van het omliggende gebied o De vloerpeilen van de eventueel aanwezige bestaande bebouwing in het gebied waarbij rekening wordt gehouden met: o De mogelijkheid van waterberging op straat van 10 tot 15 cm ten opzichte van de kruin van de weg o Het maximale hoogteverschil tussen dorpel hoogte en hoogte van de aanliggende verharding van 2 cm uit het Bouwbesluit. o Aansluiting van openbare voorzieningen o Afschot in tuinen minimaal 0,5 cm per m1 o Waterhuishouding o Drooglegging o Restzetting o Diameter drainage o Etc. Stadsbeheer zal dit voorstel beoordelen in relatie met de bovengenoemde zaken. De peilen van het toekomstig openbaar gebied zijn voor de afdeling Bo&Wo Team B van de sector Publieksdiensten de basis voor het vaststellen van de vloerpeilen. 2. De hoogteligging dient te voldoen aan het Handboek Civiel- en cultuurtechnische details uitgave december De bovenkant van de verharding dient gelijk of maximaal 5 mm boven de bovenkant van de putafdichtingen en andere in de verharding opgenomen elementen te liggen. 4. Langs de zijkant van de verharding moet de bovenkant van de verharding gelijk zijn met of ten hoogste 10 mm boven de op de verharding aansluitende kantlagen, kolkinlaten of andere langs de zijkant van de verharding opgenomen elementen liggen Vormgeving 1. De verblijfsfunctie dient in combinatie met de recreatieve functie als uitgangspunt te dienen bij het ontwerp Inrichting 1. De inrichting van de openbare ruimte dient aan te sluiten bij de omgeving. Pagina 5 van 18

6 Ontwerpsnelheid (V0) 1. De ontwerpsnelheid is 30km/uur Kabels en leidingen 1. Zie standaard programma van eisen kabels en leidingen Groen 1. Zie standaard programma van eisen groen Rioleringen 1. Zie standaard programma van eisen rioleringen Openbare verlichting 1. Zie standaard programma van eisen openbare verlichting Kunstwerken 1. Zie standaard programma van eisen kunstwerken. Pagina 6 van 18

7 2.3. Algemene functionele (of prestatie) eisen Beschikbaarheid weg 1. Indien er sprake is van een te realiseren woongebied dient het woongebied voor de auto ten minste via 2 routes bereikbaar te zijn, waarbij één van deze routes kan worden ingericht als fietsontsluiting die in geval van nood, calamiteit of tijdens onderhoud, ook als auto-ontsluiting gebruikt kan worden. De hoofdontsluiting tot het gebied draagt in hoge mate bij aan het te verwachten woonmilieu van de nieuwbouw. Maatvoering autoroute: Het minimale profiel van vrije ruimte bedraagt meter, de rijbaan minimaal 6.00 meter breed voor tweerichtingsverkeer. Maatvoering fietsroute: indien een fietsroute als noodontsluiting moet kunnen worden gebruikt dan dient de minimale maat 4.00 meter te bedragen Realiseerbaarheid (eisen aan de uitvoering) 1. Het project dient voor dd-mm-jjjj <project gebonden eis> te zijn gerealiseerd. 2. Het project dient zodanig geconstrueerd te zijn dat de objecten gedurende de gestelde termijn de gevraagde functies kunnen uitoefenen. 3. De gekozen bouwwijze dient bewezen technisch uitvoerbaar te zijn. 4. Het project dient conform onderstaande hiërarchie te voldoen aan: o De Nederlandse wetgeving o De projectspecifieke eisen geformuleerd in de contractdocumenten o Het Handboek Civiel- en cultuurtechnische details Dordrecht uitgave december 2004 o Het handboek voor het ontwikkelen en aanleggen van openbare ruimte in Dordrecht, versie 2.3-september 1997 o De Standaard RAW Bepalingen De volgende in het handboek voor het ontwikkelen en aanleggen van openbare ruimte in Dordrecht opgenomen tekst in Hoofdstuk A.1 Verhardingen is niet van toepassing: o Alle tekst onder de kop Algemeen o Alle tekst onder de kop Cunet o Alle tekst onder de kop Zandbed o Alle tekst onder de kop Fundering o Alle tekst onder de kop Asfalt 6. De volgende in het handboek voor het ontwikkelen en aanleggen van openbare ruimte in Dordrecht opgenomen tekst in Hoofdstuk A.1 Verhardingen, onder het kopje Kolken en Putranden, onder het kopje Putranden met deksel op pagina 7 en 8, komt te vervallen. De volgende tekst is van toepassing: Type: RB-3223-VR-VEPRO Hoogte: Standaard: 240 mm (event. 170 mm) Dagmaat: Materiaal: Diameter 520 mm Deksel voor zeer zwaar verkeer, gietijzeren U-vormige rand verankerd aan het beton d.m.v. verankeringshaken, zwaluwstaartvormig ingevulcaniseerde verwisselbare VEPRO zitting voor integrale opsluiting van het deksel Normen: Beproevingseisen BRL-9203 Pagina 7 van 18

8 Leverancier: Sterkte deksel NEN-EN-124 D400 TBS Soest bv of gelijkwaardig. 7. De gekozen bouwwijze dient te voldoen aan de Nederlands Arbo-wetgeving. 8. Ten aanzien van hergebruik materialen is van toepassing (bouwstoffenbesluit, gemeentelijk beleid inzake hergebruik bestratingsmateriaal SW-BB-4130) 9. De uitvoering van het werk dient te voldoen aan de gestelde eisen zoals opgenomen in de WIU-Dordrecht (versie 06-1) Hinder bij aanleg 1. De te treffen verkeersmaatregelen voor de uitvoering van het werk dienen te voldoen aan de WIU-Dordrecht (versie 06-1) 2. Overlast voor de omgeving, inclusief de aanvoerroutes dient tijdens de uitvoering van het werk te worden beperkt en dient te voldoen aan de eisen gesteld in de WIU-Dordrecht (versie 06-1) 3. Voor afsluitingen van de openbare weg dient conform de WIU-Dordrecht (versie 06-1) een vergunning te worden aangevraagd. 4. De route voor het werkverkeer dient in overleg met de Coördinator Bereikbaarheid van de gemeente Dordrecht te worden vastgesteld Onderhoud 1. Het project dient gedurende de levensduur onderhoudbaar te zijn met gangbare middelen en vrij toepasbare technieken Sloop 1. Ten tijde van einde levensduur van de verhardingsconstructie dienen, in geval van sloop, de vrijkomende materialen herbruikbaar te zijn Waterafvoerend vermogen 1. Af- en uitstromend water dient zowel de stabiliteit als de constructie van het weglichaam niet nadelig te beïnvloeden. 2. Om wateraccumulatie op de verharding zo veel mogelijk te voorkomen dient de inzameling van regenwater vanaf een verhard oppervlak tot circa 100 m2 per kolk beperkt te blijven conform de Leidraad rioleringen, ontwerpgrondslagen, Module B3000 Detaillering en aanleg van stelselonderdelen, hoofdstuk 4.2, B Toepassing, reguliere toepassing kolkaansluiting. C1.1 Mechanismen (december ). De Leidraad rioleringen wordt uitgegeven door Stichting RIONED, Postbus 133, 6710 BC Ede. 3. Op de rijbanen gerakende vloeistoffen dienen af te kunnen stromen naar het waterhuishoudingsysteem aan weerszijden van de weg of dienen af te kunnen stromen naar de bermen aan weerszijden van de weg. 4. De bermen mogen geen belemmering opleveren voor de afwatering van de weg. Pagina 8 van 18

9 Bescherming kunstwerken tegen indringing van water en dooizouten 1. In het geval van een wegdek direct op een betonnen kunstwerk (brugdek, tunnel enz.) dient indringing van water en dooizouten in het beton van het kunstwerk voorkomen te worden door behandeling van het kunstwerk. Hieronder vallen tenminste: bovenkant rijdek, schampkanten etc Drooglegging 1. De drooglegging dient zodanig te zijn dat de bovenzijde van de verhardingsconstructie zich minimaal 1,00 meter boven de capillaire zone van het grondwater bevindt Stabiliteit 1. De maximale toegestane restzetting (zetting na het aanbrengen van de verharding) dient gedurende de eerstkomende 30 jaar kleiner te zijn dan 0,10 meter. 2. Het maximaal toegestane zettingsverschil tussen het bestaande weglichaam en het aansluitende te realiseren weglichaam dient 20 jaar na het aanbrengen van de definitieve verharding niet meer dan 30 mm te bedragen. 3. De uitvlakking van zetting tussen een onderheide verhardingsconstructie van een gebouw en/of een kunstwerk en de aansluitende niet onderheide verhardingsconstructie dient te gebeuren door middel van stootplaten met een minimale lengte van 2,00 meter. Zie detail van het Handboek Civielcultuurtechnische details, uitgave december De verharding dient gedurende de ontwerplevensduur stabiel, plaatsvast, voldoende sterk en stijf te zijn om alle werkende belastingen naar het weglichaam af te kunnen dragen Sterkte (gedrag) 1. De verhardingsconstructie dient over de gehele rijbaan constructief dezelfde sterkte te hebben Algemene bouwstofeisen Vrijkomende materialen niet zijnde grond 1. Vrij gekomen materialen dienen van elkaar gescheiden gehouden te worden. 2. De stort-, acceptatie- en verwerkingskosten van de eindverwerkingsinrichting dienen in de aanbieding te zijn begrepen. 3. De kosten voor het vervoeren van niet herbruikbare grond en materialen naar de eindverwerkingsinrichting dienen eveneens in de aanbieding begrepen te zijn. 4. De opdrachtnemer verstrekt de gemeente Dordrecht een bewijs van acceptatie van de naar een eindverwerkingsinrichting vervoerde niet herbruikbare materialen. Op het bewijs van acceptatie dient de naam, het Pagina 9 van 18

10 adres van de inrichting, de aard, de hoeveelheid, de herkomst en de naam en het adres van de vervoerder van de materialen vermeld te zijn Keuring van Bouwstoffen (gecertificeerde bouwstoffen) 1. Bouwstoffen die drie maanden voor de dag van aanbesteding leverbaar zijn met: o KOMO-(attest-met-)productcertificaat; o KIWA-keur voor bouwstoffen ten behoeve van waterleidingen en gebakken bestratingsmateriaal; o KEMA-keur voor bouwstoffen ten behoeve van kabelwerk; o o GASTEC QA-merk voor bouwstoffen ten behoeve van gasleidingen; met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden, leveren met deze kwaliteitsverklaring 2. Een overzicht van de bouwstoffen als bedoeld in lid 01 kan worden verkregen: o Voor het KOMO-keur bij de Stichting Bouwkwaliteit te Rijswijk; o Voor het KIWA-keur bij KIWA NV te Rijswijk; o Voor het KEMA-keur bij KEMA NV te Arnhem; o Voor het GASTEC QA-keur bij GASTEC NV te Apeldoorn; o CE-markering indien van toepassing voor de betreffende productgroep met in achtneming van het bepaalde in de navolgende leden, leveren met deze kwaliteitsverklaring. 3. Bij het transport, de opslag en de verwerking van bouwstoffen als bedoeld in lid 01, de voorschriften welke daaromtrent in het bestek zijn opgenomen volgen, alsmede, voorzover niet in strijd, de richtlijnen vermeld in de kwaliteitsverklaringen. 4. Wanneer de opdrachtnemer bouwstoffen, waarvan levering met een kwaliteitsverklaring als bedoeld in lid 1 mogelijk is, wenst te betrekken van een producent die deze bouwstoffen niet met deze kwaliteitsverklaring levert, worden de desbetreffende bouwstoffen door of vanwege de directie gekeurd overeenkomstig paragraaf 18 van de U.A.V. 1989, met dien verstande dat de hieraan verbonden kosten voor rekening van de opdrachtnemer komen. De directie kan verlangen dat de opdrachtnemer deze bouwstoffen voor zijn rekening laat keuren door een door de directie aan te wijzen keuringsinstituut. In dat geval dient de opdrachtnemer een afschrift van het keuringsrapport aan de directie te overleggen. Pagina 10 van 18

11 3. Elementen verharding 3.1. Gebruikerseisen Type verharding doorgaande rijbaan 1. Rijbanen, parkeervakken en rijlopers die bestaan uit elementenverharding dienen te worden uitgevoerd in gebakken klinkers, A4-12, dik 8 cm, kleur bruno van fabrikant Terca, of gelijkwaardig Type verharding voetpaden buiten de binnenstad en de 19 e eeuwse Schil 1. Voetpaden buiten de binnenstad met uitzondering van winkelcentra en de parken die bestaan uit elementen verharding, dienen te worden uitgevoerd in betontegels 30x30x5 cm (of dik 7 cm indien de kans bestaat dat over het voetpad wordt gereden) met een merwebasalt toplaag Type verharding bovenzijde drempels en in- en uitritten 1. Voor het bepalen van het type verharding van de bovenzijde van drempels en in- en uitritten wordt verwezen naar de details en van het Handboek Civiel- en cultuurtechnische details uitgave december Functionele of prestatie eisen Levensduur (onderhoudscyclus) 1. Het weglichaam dient gedurende 60 jaar zijn functie te kunnen vervullen. 2. De (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie van de rijbanen en kruisingen dient tenminste 30 jaar te bedragen Veiligheidseisen weg (vlakheid, stroefheid, comfort) 1. De afwijking in hoogteligging ten opzichte van het voorgeschreven langs- en dwarsprofiel mag gemeten met behulp van een profielwaterpassing, ten hoogste 10 mm bedragen. 2. De afwijking in hoogteligging tussen onderling aaneensluitende gelijksoortige elementen van de bestrating of de kantopsluiting mag niet meer dan 2 mm bedragen. 3. De afwijking in vlakheid in langsrichting van de bestrating of kantopsluiting mag, gemeten onder een rei van 3 meter lengte, ten hoogste 5 mm bedragen. 4. Voor de direct berijdbare delen van de elementenverharding dient de stroefheid (als gemiddelde) voor weglengten van 5 meter en voor het gemiddelde per meetvak gemeten in het rijspoor gedurende de (ontwerp)levensduur ten minste 0,37 (uitgevoerd volgens proef 150 uit de Standaard RAW Bepalingen 2005) te bedragen. 5. Voor de niet direct berijdbare delen van de elementen verharding dient de stroefheid, over 10 aselect gekozen locaties per 1000 m2, gemiddeld ten minste 55 STR te bedragen bepaald volgens proef 76 uit de Standaard RAW Bepalingen Pagina 11 van 18

12 Realiseerbaarheid (eisen aan de uitvoering) 1. Het dwarsprofiel van de bestrating moet zijn gewijzigd tonrond, zoals omschreven in detail , dan wel hangend profiel, zoals omschreven in detail van het Handboek Civiel- en cultuurtechnische details uitgave december Het afschot in dwarsrichting bij voet- en fietspaden dient te zijn: o Paden t/m 3000 mm breed, 3% o Paden t/m 5000 mm breed, 2,5% o Paden breder dan 5000 mm, 2% o Porring 1/15 met een minimum van 5 mm. Paden breder dan 6000 mm 1/8 porring. 3. Bij elementenverhardingen dienen, behoudens knipwerk, gehele elementen gebruikt te worden. 4. Bij elementen verharding dient het gewicht per element, tenzij het element machinaal worden gelegd, niet zwaarder te zijn dan 25 kg. Behoudens opsluiten trottoirbanden mogen degelijke elementen enkel worden toegepast na toestemming van de sector Stadsbeheer van de gemeente Dordrecht. 5. Ter plaatse van randconstructies, kleine verkeersgeleiders/grote- en middelgrote verkeersgeleiders/boomspiegels/voetpaden/meubilair dienen de elementen aangebracht te worden conform ontwerptekening XXX van CROWpublicatie 119 Ontwerpvoorbeelden onkruidwerende verhardingen. 6. Molgoot constructies dienen vlak te worden uitgevoerd conform detail , , en Constructie eisen Duurzaamheid 1. Dwarsonvlakheid (spoorvorming) voor wegtype 1 en 2 uit tabel 1. Conform tabel 1 komt wegtype 1 en 2 uitgevoerd in elementen verharding niet voor. 2. Dwarsonvlakheid (spoorvorming) voor wegtype 3, 4 en 5 uit tabel 1. Gedurende de ontwerplevensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan 5 meter ernstige dwarsonvlakheid per 100 meter wegvaklengte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de dwarsonvlakheid gedurende de (ontwerp)levensduur de klasse boven de richtlijn (E1) niet mag overschrijden, zoals beschreven in tabel A9 van CROWpublicatie 147 Wegbeheer november Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 2: Pagina 12 van 18

13 Schadebeeld Dwarsonvlakheid (spoorvorming) Levensduur Risico drager in jaren, Van tot 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 2. Risicoverdeling dwarsonvlakheid elementenverhardingen wegtype 3, 4 en 5 uit tabel 1 3. Dwarsonvlakheid (spoorvorming) voor wegtype 6 en 7 uit tabel 1. Gedurende de ontwerplevensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan 35 meter matige dwarsonvlakheid per 100 meter wegvaklengte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de dwarsonvlakheid gedurende de (ontwerp)levensduur de klasse boven de richtlijn (M3) niet mag overschrijden, zoals beschreven in tabel A9 van CROW-publicatie 147 Wegbeheer november Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 3: Schadebeeld Dwarsonvlakheid (spoorvorming) Levensduur Risico drager in jaren, Van tot 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 3. Risicoverdeling dwarsonvlakheid elementenverhardingen wegtype 6 en 7 uit tabel 1 4. Oneffenheden voor wegtype 1 en 2 uit tabel 1. Conform tabel 1 komt wegtype 1 en 2 uitgevoerd in elementen verharding niet voor. 5. Oneffenheden voor wegtype 3, 4, 5, 6 en 7 uit tabel 1. Gedurende de ontwerplevensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan 15 stuks matige oneffenheden per 100 meter wegvaklengte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de oneffenheden gedurende de (ontwerp)levensduur de klasse boven de richtlijn (M3) niet mag overschrijden, zoals beschreven in tabel A9 van CROWpublicatie 147 Wegbeheer november Lichte oneffenheden op fietspaden, rondom bijzondere locaties (winkelcentra, ziekenhuizen, bejaardenhuizen enz.), bepaald volgens CROW-publicatie 146b (jaar van uitgifte 2005), dienen te worden beoordeeld als matige oneffenheden. Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 4. Pagina 13 van 18

14 Schadebeeld Levensduur Risico drager in jaren, Van tot Oneffenheden 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 4. Risicoverdeling oneffenheden elementenverhardingen wegtype 3, 4, 5, 6 en 7 uit tabel 1 6. Schadecombinatie dwarsonvlakheid en oneffenheden voor wegtype 1 en 2 uit tabel 1 Conform tabel 1 komt wegtype 1 en 2 uitgevoerd in elementen verharding niet voor. 7. Schadecombinatie dwarsonvlakheid en oneffenheden voor wegtype 3,4 en 5 uit tabel 1 Gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan 35 meter matige dwarsonvlakheid in combinatie met 8 stuks matige oneffenheden per 100 meter wegvaklengte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de dwarsonvlakheid in combinatie met oneffenheden gedurende de ontwerplevensduur de klasse boven de richtlijn (M3+M2) niet mag overschrijden, zoals in tabel A11 van CROW-publicatie 147 Wegbeheer november Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 5. Schadebeeld Dwarsonvlakheid + oneffenheden Levensduur Risico drager in jaren, Van tot 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 5. Risicoverdeling dwarsonvlakheid en oneffenheden elementenverhardingen wegtype 3, 4 en 5 uit tabel 1 8. Schadecombinatie dwarsonvlakheid en oneffenheden voor wegtype 6 en 7 uit tabel 1 Gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan 15 meter matige dwarsonvlakheid in combinatie met 8 stuks matige oneffenheden per 100 meter wegvaklengte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de dwarsonvlakheid in combinatie met oneffenheden gedurende de ontwerplevensduur de klasse boven de richtlijn (M2+M2) niet mag overschrijden, zoals in tabel A11 van CROW-publicatie 147 Wegbeheer november Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 6. Pagina 14 van 18

15 Schadebeeld Dwarsonvlakheid + oneffenheden Levensduur Risico drager in jaren, Van tot 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 6. Risicoverdeling dwarsonvlakheid en oneffenheden elementenverhardingen wegtype 6 en 7 uit tabel 1 9. Voegwijdte voor wegtype 1 en 2 uit tabel 1. Conform tabel 1 komt wegtype 1 en 2 uitgevoerd in elementen verharding niet voor. 10. Voegwijdte voor wegtype 3,4 en 5 uit tabel 1. Voor voegwijdte wordt wat betreft ernst verwezen naar de tabellen 25 en 26 van CROW-publicatie 146a Handboek visuele inspectie november De oppervlakte waarover de vastgestelde voegwijdte wordt aangetroffen, wordt aangegeven als percentage van het totale beschouwde oppervlak van het wegvakonderdeel. De omvangklasse van voegwijdte wordt aangegeven in tabel 7. Omvangklasse Omvang ten opzichte van het totaal oppervlak van het wegvakonderdeel Gering (1) < 15% Enig (2) 15% tot 30% Groot (3) 30% Tabel 7. Omvang voegwijdte Gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan op 30% van het totaal oppervlak matige voegwijdte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de voegwijdte gedurende de (ontwerp)levensduur de klasse boven de richtlijn (M2) niet mag overschrijden. Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 8. Schadebeeld Levensduur Risico drager in jaren, Van tot Voegwijdte 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 8. Risicoverdeling voegwijdte elementenverhardingen wegtype 3, 4 en 5 uit tabel 1 Pagina 15 van 18

16 11. Voegwijdte voor wegtype 6 en 7 uit tabel 1. Voor voegwijdte wordt wat betreft ernst verwezen naar de tabellen 25 en 26 van CROW-publicatie 146a Handboek visuele inspectie november De oppervlakte waarover de vastgestelde voegwijdte wordt aangetroffen, wordt aangegeven als percentage van het totale beschouwde oppervlak van het wegvakonderdeel. De omvangklasse van voegwijdte wordt aangegeven in tabel 9. Omvangklasse Omvang ten opzichte van het totaal oppervlak van het wegvakonderdeel Gering (1) < 15% Enig (2) 15% tot 30% Groot (3) 30% Tabel 9. Omvang voegwijdte Gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie dient in ernst en omvang niet meer dan op 15% van het totaal oppervlak lichte voegwijdte voor te komen, dat wil zeggen dat op het gehele wegvak de voegwijdte gedurende de (ontwerp)levensduur de klasse boven de richtlijn (L1) niet mag overschrijden. Indien gedurende de (ontwerp)levensduur van de verhardingsconstructie de richtlijn wordt overschreden dan is de risicoverdeling als beschreven in tabel 10. Schadebeeld Levensduur Risico drager in jaren, Van tot Voegwijdte 0-15 Opdrachtnemer 100% Opdrachtnemer 75%, Gemeente Dordrecht 25% Opdrachtnemer 50%, Gemeente Dordrecht 50% 29- Gemeente Dordrecht 100% Tabel 10. Risicoverdeling voegwijdete elementenverhardingen wegtype 6 en 7 uit tabel Ter voorkoming van schade als gevolg van boomwortelopgroei dienen er voorzieningen te worden getroffen ter plaatse van bestaande bomen of nieuw te planten bomen conform Bouwstofeisen Vrijkomende materialen 1. Bij het opbreken van een elementenverharding dient gehandeld te worden conform gemeentelijk beleid inzake hergebruik bestratingsmateriaal SW-BB Pagina 16 van 18

17 4. Weggebonden objecten 4.1. Functionele (of prestatie) eisen Markeringen 1. Voor markeringen op doorgaande asfalt rijbanen, kruisingen en verdrijvingsvlakken dient thermoplast te worden toegepast. 2. De dikte van markeringen uitgevoerd in thermoplast dient minimaal 3 mm te bedragen. 3. De vormgeving, maatvoering en configuratie van markeringen op de weg dienen te voldoen aan CROW-publicatie 207 Richtlijn voor bebakening en markering van wegen. 4. De stroefheid van markeringen met een droge laagdikte groter dan 0,5 mm moet voldoen aan klasse S3 conform de eisen gesteld in hoofdstuk 32, paragraaf 12, artikel 7 van de Standaard RAW Bepalingen De dagzichtbaarheid van markeringen dient te voldoen aan de eisen gesteld in hoofdstuk 32, paragraaf 12, artikel 7 van de Standaard RAW Bepalingen De nacht zichtbaarheid van markeringen dient te voldoen aan de eisen gesteld in hoofdstuk 32, paragraaf 12, artikel 7 van de Standaard RAW Bepalingen Raakvlak kunstwerk/weg 1. Indien op een betonnen kunstwerk rijbanen en/of voet- en/of fietspaden voorkomen waarbij zich een grondlichaam tussen het betondek en de onderzijde van de verharding bevindt, dient voorkomen te worden dat vloeistoffen zich ophopen in het grondlichaam onder de verharding Raakvlak eigendomsgrenzen 1. Ter plaatse van erf-/eigendomsgrenzen dient de openbare verharding altijd opgesloten door een opsluit-/trottoirband Raakvlak aansluiting bestaande wegen 1. De rijbanen en rijstroken dienen zonder discontinuïteiten aan te sluiten op de verhardingsconstructie buiten de werkgrenzen van het Werk Raakvlak rioleringen 1. Voor het op hoogte brengen van putdeksels/putranden dient POLTEC 700, of gelijkwaardig, als stelmortel te worden toegepast. De verwerking van de stelmortel POLTEC 700 dient volgens de richtlijnen in de Poltec productbladen te worden uitgevoerd. 2. Voor het op hoogte brengen van putdeksels/putranden in de ontsluitingsweg en de hoofdstraten dienen betonnen stelringen te worden gebruikt 3. Voor het op hoogte brengen van putdeksels/putranden in de overige wegen wordt verwezen naar detail van het handboek Civiel- en cultuurtechnische details, uitgave december Pagina 17 van 18

18 Raakvlak groen 1. Bomen dienen uitsluitend in het groen te worden geplant. 2. Bomen dienen minimaal 2,00 meter uit de rand van de verharding te worden geplant. Zie voor nadere specificering per boomsoort het standaard programma van eisen groen Raakvlak grond 1. De milieuhygiënische kwaliteit van vrijkomende en/of te leveren grond (incl. zand) dient voor (her-)gebruik in haar algemeenheid én voor zover niet contractueel geregeld, te voldoen aan vigerend landelijk beleid op dit gebied. In het bijzonder dient, bij (her-) gebruik binnen de gemeente, de grond te voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. Landelijke wet- en regelgeving is in dit beleid verweven. In het kader van het gemeentelijke grondstromenbeleid beschikt de gemeente ondermeer over een (coördinator) administratieve- en een fysieke grondbank Kildepot én over een bodemkwaliteitskaart; 2. Afvoer van vrijgekomen grond naar een locatie of een werk elders, voor zover niet contractueel geregeld, dient vooraf de goedkeuring van de gemeente. Voor zover afvoer en een bestemming niet contractueel is geregeld, vindt eventuele verrekening van afvoer-, afzet-, verwerkingskosten e.d. ondermeer plaats op basis van landelijk erkende transportbonnen (lm3) en, indien er sprake is van weging op middelen van vervoer, ook op basis van weegbonnen.; Pagina 18 van 18