Date de réception : 12/12/2011

Transcriptie

1 Date de réception : 12/12/2011

2 Vertaling C-565/11-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-565/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing 10 november 2011 TRIBUNALUL SIBIU - SECŢIA COMERCIALĂ ŞI DE CONTENCIOS ADMINISTRATIV (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 14 juli 2011 Verzoekende partij: Irimie Mariana Verwerende partijen: Statul român prin Ministerul Finanţelor şi Economiei Direcţia Generală a Finanţelor Publice Sibiu Administraţia Finanţelor Publice Sibiu Administraţia Fondului pentru Mediu ROEMENIE TRIBUNALUL SIBIU SECŢIA COMERCIALĂ ŞI DE CONTENCIOS ADMINISTRATIV BESCHIKKING 14 juli 2011 (omissis) Betreffende een bestuursrechtelijk en fiscaal geschil tussen verzoekster, Irimie Mariana, enerzijds en de Statul român prin Ministerul Finanţelor şi Economiei (Roemeense Staat, vertegenwoordigd door het ministerie van Economie en Financiën), de Direcţia Generală a Finanţelor Publice Sibiu (directoraat-generaal NL

3 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-565/11 openbare financiën van Sibiu), de Administraţia Finanţelor Publice Sibiu (bestuur openbare financiën van Sibiu) en de Administraţia Fondului pentru Mediu (bestuur milieufonds) anderzijds, betreffende de nietigverklaring van een rechtshandeling betreffende een belastingscontrole. DE RECHTBANK 1. Verzoekschrift Bij verzoekschrift van 31 augustus 2009, vervolgens verduidelijkt op 10 december 2009 (omissis) en op 7 juli 2011 (omissis), ingeschreven op de rol van de Tribunalul Sibiu (omissis), heeft verzoekster, Irimie, van verweerders Administraţia Finanţelor Publice a Municipiului Sibiu en Agenţia Fondului pentru Mediu de terugbetaling gevorderd van het bedrag van RON, dat als milieubelasting was betaald, te vermeerderen met de wettelijke interest vanaf de datum van de belastingheffing tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling alsook tot de terugbetaling van de kosten van de procedure. Verzoekster heeft haar vordering gebaseerd op het feit dat zij een AUDI TT 207 personenauto met registratienummer TRUZZZ8NZX heeft gekocht, die voordien in een andere staat van de Europese Unie, te weten Duitsland, was geregistreerd en dat zij voor de kentekenregistratie van de auto in Roemenië echter de in de Ordonanţa de urgenţă a Guvernului (spoeddecreet van de regering) nr. 50/2008 vastgestelde milieubelasting moest betalen. Verzoekster heeft bovendien betoogd dat de milieubelasting niet in overeenstemming was met het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name de artikelen 23, 25, 28, 30 en 90 ervan, aangezien de belasting enkel wordt geheven op auto s die in de Europese Unie zijn geregistreerd en voor de eerste keer in Roemenië opnieuw worden geregistreerd, terwijl bij een herregistratie van auto s die reeds in Roemenië zijn ingeschreven, de belasting niet opnieuw wordt geheven. Als bijlagen bij het verzoekschrift werden volgende documenten als bewijs gevoegd: identificatiebewijs van het voertuig, het in het Roemeens vertaalde kentekenbewijs en de koopovereenkomst van de auto. 2. Verweerschrift a) In het verweerschrift (omissis) heeft de verwerende Administraţia Finanţelor Publice a Municipiului Sibiu verzocht om verzoeksters beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens schending van de voorwaarden van de artikelen (omissis) 1 tot en met 7 van wet nr. 554/2004. In het beroep wordt niet vermeld welke gelaakte handeling het betreft en verzoekster is niet binnen de in de handeling vastgestelde vervaltermijn tegen de berekening van milieubelasting nr /04 van juli 2008 opgekomen. b) De verwerende Agenţia Fondului pentru Mediu heeft in het verweerschrift (omissis) verduidelijkt dat administratief beroep enkel kan worden ingesteld door 2

4 IRIMIE personen die zich door een administratieve handeling benadeeld achten in een eigen recht of een rechtmatig belang, openbaar dan wel privé. Aangezien het belang bij het instellen van een administratief beroep ontstaat door de schending van een subjectief recht of een rechtmatig belang dat voortvloeit uit het bestaan van een administratieve handeling, waarvan om de nietigverklaring moet worden verzocht door de persoon die zich benadeeld acht en tevens gelet op het voorwerp van verzoeksters vordering, is het onderhavige beroep niet-ontvankelijk. Voorts heeft de Agenţia Fondului pentru Mediu betoogd dat spoeddecreet nr. 50/2008 van de regering in overeenstemming was met artikel 90 van het EG-Verdrag. 3. Feiten Uit de bij het dossier gevoegde bewijsstukken leidt de rechtbank af dat de bedoelde auto tot categorie 8NCAJQF1/TT behoort, een cilinderinhoud van cm³ heeft en onder vervuilingklasse Euro 1 valt. De auto is in 1999 vervaardigd en de eerste registratie ervan gebeurde in Duitsland op 23 maart De auto is op 20 december 2007 gekocht door verzoekster, die zich in september 2008 bij de Roemeense autoriteiten heeft aangemeld om de auto voor het eerst in Roemenië te registreren en die het bedrag van RON als milieubelasting heeft betaald. 4. Rechtskader Artikel (omissis) 148 van de Roemeense grondwet: (1) De toetreding van Roemenië tot de Verdragen tot oprichting van de Europese Unie met het oog op het overdragen van bepaalde bevoegdheden aan de gemeenschapsinstellingen en de gezamenlijke uitoefening van de in die Verdragen vastgestelde bevoegdheden met de andere lidstaten geschiedt bij wet die door de kamer van volksvertegenwoordigers en door de senaat in gezamenlijke zitting met een tweederdemeerderheid van de volksvertegenwoordigers en van de senatoren wordt aangenomen. (2) Ingevolge de toetreding hebben de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Unie en de andere dwingende gemeenschapsrechterlijke voorschriften krachtens de bepalingen van de toetredingsakte voorrang op de ermee strijdige bepalingen van nationaal recht. (3) Het in de leden 1 en 2 bepaalde geldt ook, mutatis mutandis, voor de toetreding tot de handelingen die de Verdragen tot oprichting van de Europese Unie wijzigen. 3

5 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-565/11 (4) Het parlement, de president van Roemenië, de regering en de rechterlijke macht waarborgen de naleving van de verplichtingen die uit de toetredingsakte en uit het bepaalde in lid 2 voortvloeien. Artikel (omissis) 124 van spoeddecreet nr. 92/2003 van de regering [betreffende het wetboek inzake de procedure in belastingzaken] bepaalt: (l) Voor de bedragen die door de staatskas moeten worden terugbetaald of vergoed, hebben de belastingplichtigen recht op interest vanaf de dag volgend op het verstrijken van de in artikel 117, lid 2, of, naargelang het geval, in artikel 70 neergelegde termijn tot de einddatum overeenkomstig een van de bij wet bepaalde gronden. De interest wordt op verzoek van de belastingplichtige toegekend. (2) Het niveau van de interest is in artikel 120, lid 7, vastgesteld en komt ten laste van dezelfde staatskas als die waaruit de terugbetaling of de vergoeding gebeurt, naargelang het geval, van de bedragen die worden gevorderd door degenen die ze hebben betaald. Artikel (omissis) 70 van spoeddecreet nr. 92/2003 luidt: (1) De belastingsdienst beslist binnen een termijn van 45 dagen na de instelling ervan op de beroepen die belastingplichtigen overeenkomstig de onderhavige regeling instellen. 2) Indien voor de beslissing over de vordering bijkomende inlichtingen nodig zijn, wordt die termijn verlengd met een termijn die loopt van de datum van het verzoek tot de datum van de ontvangst van de gevraagde inlichtingen. In de zaak C-402/2009, Tatu, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld als volgt: Artikel 110 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat een milieuheffing op de eerste registratie van motorvoertuigen in deze lidstaat invoert, indien deze belastingmaatregel zo is vastgesteld dat hierdoor het in het verkeer brengen in die lidstaat van in andere lidstaten gekochte tweedehands voertuigen wordt ontmoedigd, zonder echter de aankoop op de binnenlandse markt van even oude tweedehands voertuigen met dezelfde slijtage te ontmoedigen. Volgens artikel 65 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft het door die instelling uitgesproken arrest verbindende kracht vanaf de dag van de uitspraak. Evenzo heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken 66/79, 127/79 en 128/79, punten 9-12, in zaak C-62/93, punt 39, en in de gevoegde zaken C-77/99 en C-181/99 geoordeeld dat de uitlegging die het Hof aan een unierechtelijk voorschrift geeft, de betekenis en de strekking van dat 4

6 IRIMIE voorschrift zoals het sedert het tijdstip van de inwerkingtreding ervan moet of had moeten worden verstaan en toegepast, zo nodig, verklaart en preciseert. In het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Tatu, die ook werd bevestigd en herhaald in de uitspraken in de gevoegde zaken C-136/10 en C-178/10, Obreja en SC Darmi SRL, in de zaak C-336/10, Ijac, in de gevoegde zaken C-29/11 en C-30/11, Şfichi en Ilaş, in de zaken C-263/2010, Nisipeanu, C-335/10, Vijulan, C-438/10, Druţu, en C-573/10, Micşa, is de uitspraak over het onderdeel betreffende de terugbetaling van de milieubelasting voorspelbaar, gelet op het algemene beginsel dat de door de belastingsdienst in strijd met het gemeenschapsrecht geheven belastingen moeten worden terugbetaald. Niettemin wordt de uitspraak over de accessoire vordering in de door verzoekster gevorderde zin (toekenning van wettelijke interest vanaf de dag van de belastingheffing) belet door artikel 124 van regeringsdecreet nr. 92/2003, gelezen in samenhang met artikel 70 van dit decreet, naar luid waarvan interest op de uit de staatskas terug te betalen bedragen slechts kan worden toegekend vanaf de dag volgend op de dag van het verzoek om terugbetaling en niet vanaf de datum van de heffing. Zoals verzoekster heeft gesteld: - heeft de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europee Unie in de zaken Frankovitch en Bonifaci, Traghetti del Mediterraneo, Rewe en Comet, en Factortame de verplichting aanvaard tot naleving van de gemeenschapsrechterlijke beginselen van doeltreffendheid, gelijkwaardigheid en evenredigheid van de rechtsmiddelen die particulieren tegen schendingen van het gemeenschapsrecht kunnen instellen. - bestaat er wat het in artikel 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten beschermde eigendomsrecht betreft, een conflict tussen die gemeenschapsrechtelijke voorschriften en de bepalingen van nationaal recht, met name artikel 124 van regeringsdecreet nr. 92/2003, gelezen in samenhang met artikel 70 van dat decreet, zodat het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing dient te worden verzocht over de volgende prejudiciële vraag: 5. Prejudiciële vraag: Verzet het beginsel van doeltreffendheid, gelijkwaardigheid en evenredigheid van de rechtsmiddelen tegen schendingen van het gemeenschapsrecht die particulieren ondergaan ingevolge de toepassing van een met het gemeenschapsrecht strijdige regeling, zoals dit volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en uit het in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie alsook artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde eigendomsrecht, zich tegen een nationale regeling die een 5

7 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN ZAAK C-565/11 beperking meebrengt van het bedrag van de schade dat kan worden teruggevorderd door particulieren wier rechten zijn geschonden? Om die redenen wordt in naam van de wet, beslist aan het Hof van Justitie de (omissis) volgende prejudiciële vraag voor te leggen: Verzet het beginsel van doeltreffendheid, gelijkwaardigheid en evenredigheid van de rechtsmiddelen tegen schendingen van het gemeenschapsrecht die particulieren ondergaan ingevolge de toepassing van een met het gemeenschapsrecht strijdige regeling, zoals dit volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en uit het in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie alsook artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde eigendomsrecht, zich tegen een nationale regeling die een beperking meebrengt van het bedrag van de schade dat kan worden teruggevorderd door particulieren wier rechten zijn geschonden? (omissis) 6