TNO rapportage. Arbeidsongevallen van uitzendkrachten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TNO rapportage. Arbeidsongevallen van uitzendkrachten"

Transcriptie

1 TNO rapportage Arbeidsongevallen van uitzendkrachten september 2015

2 Arbeidsongevallen van uitzendkrachten Datum 20 november 2015 Auteurs G.L. van der Zwaan A. Venema W.E. Hooftman Projectnummer Rapportnummer TNO 2015 R11263 Contact TNO Anita Venema Telefoon Gezond Leven Schipholweg ZL LEIDEN Postbus DA LEIDEN T infodesk@tno.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. Handelsregisternummer

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Technische toelichting Gebruikte databestanden NEA WEA Gebruikte variabelen Uitzendkrachten Arbeidsongeval Overige kenmerken Analyses Univariate analyses Multivariate analyses Trend analyses Analyses naar effecten van (beleids)maatregelen Duiding van verschillen Opbouw van het rapport Trends Resultaten Resultaten Specifieke analyses Resultaten Trends Resultaten Trends Resultaten Specifieke analyses Getroffen maatregelen volgens werkgevers (WEA) Trends in veiligheidscultuur (NEA) Trends in volgens werknemers gewenste maatregelen met betrekking tot arbeidsomstandigheden Percentage arbeidsongevallen Samenvatting en interpretatie Trends Positie van de uitzendkracht Maatregelen en veiligheidscultuur als verklaring voor gevonden verschillen Ontwikkelingen en wettelijke bepalingen Wettelijke veranderingen Overige veranderingen Rapport TNO 2015 R11263

4 1 Inleiding Naar aanleiding van de door TNO in 2012 en 2013 uitgevoerde analyses naar arbeidsongevallen onder uitzendkrachten heeft de Stichting Arboflexbranche (STAF) een verzoek gedaan om het onderzoek, aangevuld met de meest recente NEA-gegevens (2013, 2014), ter herhalen. Tevens heeft STAF gevraagd om een aantal aanvullende analyses gericht op verdieping/verbreding en verklaring van mogelijke verschillen. Meer specifiek gaat het hierbij om de effecten van beleidsmaatregelen en een vergelijking met andere weergaven van het ongevalspercentage. De opbouw van het rapport bestaat uit drie hoofdonderdelen. Het eerste hoofdstuk betreft een technische toelichting op de gebruikte databestanden en de uitgevoerde analyses. In het tweede hoofdstuk worden de resultaten van de analyses gepresenteerd in 7 tabellen en 11 figuren. Het afsluitende derde hoofdstuk geeft een samenvatting van de resultaten en een beschouwing over de invloed van recente ontwikkelingen en wetswijzigingen in relatie tot arbeidsongevallen van uitzendkrachten. Rapport TNO 2015 R

5 2 Technische toelichting 2.1 Gebruikte databestanden NEA De gebruikte data zijn grotendeels afkomstig uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA, zie De NEA is het grootste periodieke onderzoek naar arbeidsomstandigheden in Nederland en wordt uitgevoerd door TNO en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode deden jaarlijks gemiddeld ruim werknemers mee. Vanaf 2014 is de steekproef vergroot van naar werknemers. Hiervan vulden bijna werknemers de NEA daadwerkelijk in. NEA-gegevens kunnen als representatief worden beschouwd voor de Nederlandse situatie doordat zij voor zeven factoren zijn gewogen naar de Nederlandse werknemerspopulatie. Deze factoren zijn: Geslacht; Leeftijd; Opleidingsniveau; Etniciteit; Sector; Stedelijkheid; Provincie. Verwacht mag worden dat weging voor deze factoren een positieve weerslag heeft op de representativiteit van de respons op alle overige in de NEA gemeten factoren. Voor meer informatie over de NEA, zie bijvoorbeeld het rapport NEA Omdat het percentage uitzendkrachten met een arbeidsongeval onder NEA-respondenten relatief laag is heeft TNO in overleg met STAF besloten voor een samenvoeging van meerdere jaren. Op basis van het samengevoegde analysebestand kan een meer valide uitspraak worden gedaan over arbeidsongevallen onder uitzendkrachten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een moving window, jaarlijks worden de gegevens aangevuld met de meest recente data en vallen de oudste data af ( versus en ) WEA Om de effecten van beleidsmaatregelen te onderzoeken is de NEA gekoppeld aan de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA, zie De WEA geeft informatie over de stand van zaken op het gebied van arbeid in bedrijven en instellingen in Nederland, bekeken door de ogen van werkgevers. Het hoofddoel van de WEA is het monitoren van trends en ontwikkelingen in het arbeidsbeleid, evenals het effect van dat arbeidsbeleid op bedrijfsresultaten en ziekteverzuim. 2.2 Gebruikte variabelen Uitzendkrachten Uitzendkrachten zijn geselecteerd op basis van de door de respondenten zelf beantwoorde vraag naar de aard van het dienstverband (zie bijlage voor exacte vraagstelling). Het aandeel uitzendkrachten in de NEA is 2,3%, dit komt exact overeen met het percentage uitzendkrachten volgens de flexbarometer Rapport TNO 2015 R

6 2.2.2 Arbeidsongeval Vraagstelling tot en met 2013 Arbeidsongevallen zijn geselecteerd met behulp van de vraag Bent u in de afgelopen 12 maanden tijdens het werk betrokken geweest bij een ongeval of voorval, waardoor u lichamelijk letsel of geestelijke schade heeft opgelopen?. Hierbij wordt geen rekening gehouden met eventueel verzuim ten gevolge van het ongeval. Vraagstelling anno 2014 In de NEA 2014 is de oorspronkelijke vraagstelling gewijzigd in Bent u in de afgelopen 12 maanden betrokken geweest bij een arbeidsongeval? Dat wil zeggen een voorval tijdens het werk waardoor u lichamelijk letsel of geestelijke schade heeft opgelopen. Hierbij wordt eveneens geen rekening gehouden met eventueel verzuim ten gevolge van het ongeval Overige kenmerken In de analyses worden (de gevolgen van) arbeidsongevallen uitgesplitst naar: 1. het bedrijf (sector en bedrijfsgrootte), 2. de werknemer (leeftijd, geslacht, opleiding, etniciteit), en 3. de arbeidsomstandigheden (atypische werktijden; fysiek zwaar werk; psychisch zwaar werk; gevaarlijk werk). De exacte NEA-vraagstelling staat vermeld in de bijlage. De gebruikte sectorindeling behoeft echter een korte toelichting in verband met enkele wijzigingen. Sector tot en met 2013 In voorgaande analyses zijn sectoren geïdentificeerd op basis van zelfrapportage. Respondenten werden gevraagd aan te geven in welke categorie het bedrijf of instelling het beste past (42 antwoordmogelijkheden). De gebruikte sectorindeling is als volgt: 1. Ambachtelijke-sectoren (Landbouw, Industrie, Bouw, Vervoer en communicatie); 2. Handel en Horeca; 3. Diensten (Financiële, Zakelijke en Overige dienstverlening); 4. Onderwijs en bestuur (Onderwijs, Openbaar bestuur); 5. Gezondheidszorg. Sector anno 2014 In de NEA-2014 is de oorspronkelijke vraag niet opgenomen, het CBS vult de database aan en registreert onder andere in welke sector de respondent werkzaam is. Hoewel de sectorindeling, in beide perioden, op hoofdlijnen overeenkomt verschillen enkele sectoren inhoudelijk van elkaar. Waar vervoer en communicatie in 2013 samen zijn genomen wordt in 2014 een onderscheid gemaakt tussen vervoer en opslag en informatie en communicatie. Daar de sectorinterpretatie van het CBS, zoals gebruikt in de periode , af kan wijken van de interpretatie van de respondent (zoals in 2013) zijn de cijfers niet één op één vergelijkbaar met de periode Verwacht mag worden dat de CBS sectorindeling de komende jaren niet gewijzigd wordt. De gebruikte sectorindeling is als volgt: 1. Ambachtelijke-sectoren (Landbouw, Industrie, Bouw, Vervoer en opslag, Informatie en communicatie); 2. Handel en Horeca; 3. Diensten (Financiële, Zakelijke en Overige dienstverlening); 4. Onderwijs en bestuur (Onderwijs, Openbaar bestuur); 5. Gezondheidszorg. Rapport TNO 2015 R

7 2.3 Analyses Om een valide uitspraak te doen over het percentage arbeidsongevallen is het van belang voldoende onderscheidend vermogen te hebben, dit wordt ook wel statistische power genoemd. Ter voorkoming van cellen met minder dan 100 respondenten is een aantal categorieën voorafgaand aan de analyses ingedikt. Het gaat hierbij om de categorieën: sector, bedrijfsgrootte, leeftijd, opleiding, uren werkzaam, fysiek zwaar werk en psychisch zwaar werk. De analyses van Hooftman en van der Meer (2013) hebben betrekking op het analysebestand Sindsdien is het analysebestand uitgebreid met data over 2013 en Dit rapport beschrijft daarom de resultaten van een tweetal tijdsperioden ( en ) De analyses op het analysebestand betreffen een exacte replicatie van de analyses op het bestand. De resultaten van beide perioden kunnen daarom één op één vergeleken worden. Ter vergemakkelijking zijn de resultaten van 2013 weergegeven in de bijlage In verband met wijzigingen in de NEA 2014 zijn de analyses voor de tijdsperiode enigszins aangepast. Bij de interpretatie van de resultaten dient hier rekening mee gehouden te worden Wijzigingen NEA 2014 De NEA zal de komende jaren als primaire bron dienen voor de EUstatistiek over arbeidsongevallen in Nederland. De NEA 2014 verschilt daarom op enkele punten van eerdere jaargangen, hoofdzakelijk als gevolg van de ESAW-verordening (European Statistics on Accidents at Work). Vanwege deze verordening is vanaf 2014 meer informatie over arbeidsongevallen beschikbaar. Bovendien wordt de module naar verwachting in de toekomst niet meer aangepast. De NEA 2014 kent een groter aantal trendbreuken dan voorgaande jaren. Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat er in 2014 aanzienlijk meer vragenlijsten online zijn ingevuld. Hoewel de vragen in beide versies (online versus papier) gelijk zijn, is de context waarin de vragen gesteld worden mogelijk van invloed op de beantwoording. De, al dan niet bewuste, interpretatie van vervolgvragen (die in de papieren versie zichtbaar zijn) leidt mogelijk tot beïnvloeding. Ook in relatie tot dit onderzoek is de trendbreuk een belangrijke factor. Het percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten ligt met 4,7% in 2014 aanzienlijk lager dan de 10,6% in Het gevolg van de trendbreuk is dat er vooralsnog geen interpretatie gegeven kan worden aan de sterke daling van het percentage arbeidsongevallen, noch aan de trend in de periode omdat deze sterk wordt beïnvloed door het jaar De onderlinge vergelijkbaarheid in de periode tussen uitzendkrachten en nietuitzendkrachten kan echter wél gemaakt worden, de trendbreuk is namelijk op beide groepen van toepassing. Behalve bovenstaande verandering is de aangepaste vraagstelling (paragraaf 2.2.2) vermoedelijk ook van invloed op het percentage arbeidsongevallen. Rapport TNO 2015 R

8 2.3.3 Univariate analyses In de tabellen 1, 2, 4 tot en met 6 staan resultaten van univariate analyses beschreven. De percentages in de tabellen zijn kolompercentages. Deze zijn getoetst met de Pearson Chikwadraat test (horizontale vergelijkingen). Gemiddelden zijn getoetst met de t-test (horizontale vergelijkingen). Het contrast is telkens: subgroep versus overige cases. : p<0,05 (en ): significant hoge (lage) percentages en/of gemiddelden. Cijfers die gebaseerd zijn op minder dan 100 werknemers worden omwille van de betrouwbaarheid niet weergegeven. 2 Dit is weergegeven met een # Multivariate analyses Tabel 3 geeft de resultaten van de multivariate analyse. Hierbij wordt rekening gehouden met factoren die vaker of juist minder vaak bij uitzendkrachten voorkomen en die ook samenhangen met ongevallen. Deze analyse geeft uitsluitsel over de vraag of het hoge ongevalsrisico van uitzendkrachten kan worden verklaard door specifieke werknemers- en bedrijfskenmerken. Met andere woorden, inzicht in de grootte van het verschil in ongevalsrisico als uitzendkrachten op alle onderzochte variabelen hetzelfde zouden zijn als overige werknemers. De tabel laat het risicoverschil zien. Dit is het verschil tussen het percentage arbeidsongevallen bij uitzendkrachten en het percentage arbeidsongevallen bij niet uitzendkrachten. Significante verschillen in ongevalsrisico worden weergegeven door middel van (p<0,05)en : significant hoger (lager) ongevalsrisico voor uitzendkrachten Trend analyses Figuren 1 en 2 geven de percentages arbeidsongevallen naar jaar, uitgesplitst naar uitzendkrachten en overige werknemers. Door middel van logistische regressie is de trendlijn berekend in figuur 1 opgenomen. Figuur 3 toont de ontwikkeling in het risicoverschil voor uitzendkrachten versus alle werknemers. Figuur 4 geeft trends met betrekking tot volgens werkgevers getroffen maatregelen. Figuur 5 koppelt het percentage bedrijven dat maatregelen neemt aan het percentage arbeidsongevallen. Figuur 6 toont trends in de veiligheidscultuur. De figuren 7 t/m 11 geven inzicht in trends in de behoefte aan aanvullende maatregelen onder werknemers, uitgesplitst naar psychosociale en fysieke arbeidsbelasting Analyses naar effecten van (beleids)maatregelen In de NEA wordt sinds 2008 jaarlijks gevraagd of er (voldoende) maatregelen zijn getroffen rond veiligheid en ongevallen. Daarnaast is in 6 van de afgelopen 10 NEA s (2005, 2006, 2008, 2009, 2011 en 2013) gevraagd naar veiligheidscultuur. Om de samenhang tussen deze maatregelen en het optreden van arbeidsongevallen te analyseren worden deze vragen zowel univariaat als multivariaat geanalyseerd. In de WEA ( ) wordt aan werkgevers gevraagd Heeft u maatregelen rond arbeidsomstandigheden en verzuim getroffen gericht op uitzendkrachten?. Op basis van deze vraag zijn de trends gericht op uitzendkrachten onderzocht. In de WEA wordt echter niets gevraagd over ongevallen. Door de WEA data over maatregelen toe te voegen aan de NEA data over ongevallen kan worden gekeken of er een relatie is tussen de mate waarin sectoren maatregelen treffen en het ongevalspercentage. 2 Bij aantallen kleiner dan 100 respondenten kunnen de antwoorden van één enkele respondent veel uit maken voor het exacte ongevalspercentage. Als van de 50 respondenten er 5 een ongeval rapporteren geeft dit een percentage van 10%. Als er toevallig 6 respondenten een ongeval rapporteren geeft dit meteen een percentage van 12%. Dergelijke percentages zijn daarmee sterk van toeval afhankelijk en niet betrouwbaar genoeg om over te rapporteren. Rapport TNO 2015 R

9 Koppeling van de NEA en WEA data kan door het gemiddelde percentage bedrijven met maatregelen gericht op uitzendkrachten per sector toe te voegen aan de NEA data. Heeft in de sector ambachten bijvoorbeeld 10% van de bedrijven maatregelen getroffen dan wordt deze waarde aan elke individuele werknemer in de sector ambachten toegekend. Hiermee wordt een bestand opgebouwd dat zowel gegevens over ongevallen als gegevens over maatregelen bevat waardoor de relatie tussen de twee bekeken kan worden Duiding van verschillen Het statistisch toetsen van de resultaten van de verschillende 6-jaars perioden is niet mogelijk in verband met het overlappen van de data. Daarom worden de risicoverschillen gepresenteerd. Het risicoverschil representeert het verschil tussen het percentage arbeidsongevallen bij uitzendkrachten versus het percentage arbeidsongevallen bij niet uitzendkrachten, of het verschil in ongevalsrisico tussen uitzendkrachten in (specifieke) sectoren en uitzendkrachten in het algemeen. De grootste risicoverschillen zijn met een gemarkeerd. 2.4 Opbouw van het rapport Trends In paragraaf 3.1 worden de trends over de volledige periode gerepliceerd. Het resultaat staat weergegeven in figuur Resultaten Paragraaf 3.2 toont de resultaten van de analyses op het 6-jaarsbestand en betreft een exacte replicatie van de in 2013 uitgevoerde analyses (Hooftman & van der Meer). Deze resultaten worden weergegeven in drie tabellen: Tabel 1 Percentage arbeidsongevallen in Nederland, naar kenmerken van het werk, het bedrijf, de werknemer en de blootstelling aan fysieke- en/of psychosociale arbeidsbelasting, uitgesplitst naar sector; Toetsing van het verschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers ( ); Tabel 2 Oorzaak en gevolgen van arbeidsongevallen in Nederland ( ) en duiding van verschillen in de resultaten tussen en ; Tabel 3 Multivariate analyse , inclusief correctie voor kenmerken van het werk, het bedrijf, de werknemen en de blootstelling Resultaten Paragraaf 3.2 geeft de resultaten van de analyses op het 6-jaarsbestand weer. In tegenstelling tot de periode betreft dit geen exacte replicatie van de in 2013 uitgevoerde analyses. Zo is de sectorindeling bijvoorbeeld niet gebaseerd op zelfrapportage maar is de indeling tot stand gekomen op basis van de Standaard Bedrijfsindeling (SBIcodering). De uitsplitsing naar psychosociale arbeidsbelasting en atypische werktijden is komen te vervallen ten gevolge van wijzigingen in de vragenlijst. Figuur 2 Trends in arbeidsongevallen voor uitzendkrachten en overige werknemers ( ); Figuur 3 Ontwikkelingen in risicoverschillen tussen uitzendkrachten en overige werknemers ( ); Rapport TNO 2015 R

10 Tabel 4 Percentage arbeidsongevallen in Nederland, naar kenmerken van het werk, het bedrijf, de werknemer en de blootstelling aan fysieke arbeidsbelasting, uitgesplitst naar sector; Toetsing van het verschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers ( ) Specifieke analyses Paragraaf 3.3 toont vervolgens inzichten in de effecten van beleidsmaatregelen ter voorkóming van arbeidsongevallen. Deze inzichten worden zowel verkregen via de werkgevers (WEA) als werknemers (NEA). Tevens is in zes van de afgelopen tien NEA s (2005, 2006, 2008, 2009, 2011 en 2013) gevraagd naar veiligheidscultuur. De resultaten worden weergegeven in Figuur 4 Trends in volgens werkgevers getroffen maatregelen ( ); Figuur 5 Arbeidsongevallen uitgesplitst naar volgens werkgevers getroffen maatregelen ( ); Figuur 6 Trends in veiligheidscultuur volgens werknemers ( ); Tabel 5 Arbeidsongevallen uitgesplitst naar veiligheidscultuur volgens werknemers ( ); Figuur 7 Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot werkdruk en emotioneel zwaar werk onder werknemers ( ); Figuur 8 Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot interne- en externe intimidatie onder werknemers ( ); Figuur 9 Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot RSI en zwaar lichamelijk werk onder werknemers ( ); Figuur 10 Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot geluid en gevaarlijke stoffen onder werknemers ( ); Figuur 11 Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot veiligheid en virussen onder werknemers ( ); Tabel 6 Arbeidsongevallen uitgesplitst naar volgens werknemers getroffen maatregelen ( ). Tenslotte toont de resultatensectie verschillende weergaven van het ongevalspercentage In de NEA wordt het percentage ongevallen onder uitzendkrachten berekend. De Inspectie toont SZW echter het percentage uitzendkrachten onder werkenden met een bij de inspectie gemeld arbeidsongeval. Om de NEA cijfers beter te kunnen vergelijken met cijfers uit andere bronnen wordt er een tabel gepresenteerd waarin het percentage arbeidsongevallen (op basis van de NEA cijfers) op drie verschillende manier wordt uitgedrukt. Tabel 7 Percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten, percentage uitzendkrachten onder werkenden met een arbeidsongeval, aantal arbeidsongevallen per uitzendkrachten en overige werknemers. Rapport TNO 2015 R

11 3 Resultaten 3.1 Trends Figuur 1. Trends in arbeidsongevallen voor uitzendkrachten en overige werknemers. (Periode ). 13,0% 12,0% 11,0% 10,0% 9,0% 8,0% 7,0% 6,0% 5,0% Uitzendkracht Geen uitzendkracht Figuur 1 laat de trend in het percentage arbeidsongevallen in de periode zien voor uitzendkrachten en overige werknemers. Er is voor beide groepen een significante daling in het ongevalspercentage. Zichtbaar is dat het percentage ongevallen voor niet-uitzendkrachten vrij stabiel rond de 7% ligt (rode trendlijn). Het percentage ongevallen voor uitzendkrachten fluctueert tussen de 5,9 en de 12,1 (blauw vierkantje) procent. Een waarschijnlijke verklaring voor de grotere schommeling bij uitzendkrachten is de kleinere omvang van deze groep. Hierdoor kunnen een (paar) toevallige ongevallen een groot verschil op het percentage geven. Los van deze jaarlijkse fluctuaties is er echter een dalende trend zichtbaar, tevens wordt het risicoverschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers kleiner. Rapport TNO 2015 R

12 3.2 Resultaten Tabel 1. Percentage arbeidsongevallen bij uitzendkrachten, naar sector en kenmerken van het werk, het bedrijf, de werknemer en de arbeidsomstandigheden; Toetsing van verschillen tussen sectoren ( ). Alle Gegevens over het analysebestand Ambachten Uitzendkrachten in vijf hoofdsectoren Handel en Horeca Diensten Onderwijs en Bestuur N: %: 100,0% 41,9% 13,0% 26,8% 9,4% 5,7% Totaal uitzendkrachten Gezondheidszorg arbeidsongevallen Bedrijfsgrootte Klein of middel (tot 100 werknemers) Groot (100 werknemers of meer) Leeftijd 9,0% 11,7% 10,9% 5,3% 5,7% 6,2% 9,9% 12,9% 9,9% 5,4% # # 8,4% 10,5% 12,8% 5,2% 6,1% # jaar 6,9% 8,0% 11,8% 2,0% # # jaar 10,0% 13,0% 10,0% 7,1% 6,2% 7,6% Geslacht Vrouw 5,6% 3,6% 8,8% 5,7% 6,1% 4,2% Man 11,4% 14,2% 12,7% 4,8% # # Etniciteit Autochtoon 8,2% 8,9% 12,8% 5,2% 4,5% 8,6% Allochtoon 10,7% 17,2% 6,1% 5,4% # # Opleiding Laag ( VMBO) 8,3% 9,3% # 4,3% # # Midden-hoog (HAVO-WO) Aantal uren werk Kleine parttime baan (tot 24 uur) Grote parttime baan of fulltime baan (24 uur of meer) Atypische werktijden Ploeg, avond of weekend Alleen reguliere werkuren Blootstelling 9,5% 13,5% 10,9% 5,7% 5,3% 6,3% 6,6% 7,1% 10,0% 5,2% 3,2% 5,6% 11,1% 13,6% 12,4% 5,6% 7,6% # 9,8% 12,0% 11,7% 5,9% 5,7% # 7,3% 11,2% # 4,7% 3,8% # Rapport TNO 2015 R

13 Uitzendkrachten in vijf hoofdsectoren Alle uitzendkrachten Ambachten Handel en Horeca Diensten Onderwijs en Bestuur Gezondheidszorg aan fysieke risico s Lage blootstelling 5,0% 6,0% 4,8% 3,4% 4,5% 3,8% Hoge 16,9% 19,1% 17,0% 12,2% # # blootstelling Blootstelling aan psychosociale risico s Lage blootstelling 7,2% 10,4% 6,7% 3,8% 4,6% 6,4% Hoge 16,7% 19,6% # 10,3% # # blootstelling Blootstelling aan gevaarlijk werk Geen gevaarlijk 5,1% 5,4% 7,8% 3,8% 3,9% 4,6% werk Gevaarlijk werk 20,8% 22,5% # 13,3% # # Tabel 1 geeft, na gegevens over het analysebestand, het percentage ongevallen voor alle Nederlandse uitzendkrachten uitgesplitst naar vijf hoofdsectoren. Daarbij wordt steeds gekeken of deze sectoren van het gemiddelde van alle uitzendkrachten afwijken. De tabel laat bijvoorbeeld zien dat het percentage arbeidsongevallen van uitzendkrachten in kleine of middelgrote bedrijven gemiddeld 9,9% is. In de sector Ambachten is dit 12,9%. De driehoekjes omhoog geven aan dat de 12,9% statistisch significant hoger is dan het gemiddelde over alle sectoren. Het percentage arbeidsongevallen in kleine of middel bedrijven wordt voor de sectoren Onderwijs en Bestuur en Gezondheidszorg niet weergegeven aangezien dit gebaseerd is op minder dan 100 respondenten. Dit wordt aangegeven met een #. Rapport TNO 2015 R

14 Tabel 2. Oorzaak en gevolgen van arbeidsongevallen in Nederland; Toetsing van het verschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers ( ) en duiding van verschillen in de resultaten tussen en Alle werknemers Gegevens over het analysebestand Dienstverband N: %: 100% 94,8% 2,7% Belangrijkste oorzaak van het ongeval Ergens aan gesneden, gestoten Door een voorwerp geraakt Risicoverschil Niet uitzendkracht Uitzendkracht ,4% 17,4% 20,5% 3,1% 4,3% 6,8% 6,7% 11,1% 4,3% 4,4% Een beknelling 4,6% 4,5% 8,9% 4,3% 4,4% Val van hoogte (trap, ladder, steiger, e.d.) Uitglijden, struikelen of andere val Door iemand bedreigd, gebeten, geschopt Contact met stroom, hitte, kou, gevaarlijke stoffen, lawaai Verkeersongeval op de openbare weg, tijdens werktijd Verkeersongeval op de openbare weg, tijdens woon-werkverkeer Letsel ontstond op andere wijze Verzuim a.g.v. ongeval 4,0% 4,0% 4,6% 0,6% 1,0% 11,4% 11,3% 9,3% -2,1% -2,6% 12,2% 12,4% 5,9% -6,3% -5,8% 4,5% 4,5% 5,5% 1,0% 0,7% 2,6% 2,7% 1,2% -1,4% -0,7% 1,6% 1,6% 2,0% 0,4% -0,4% 34,8% 34,9% 31,0% -3,8% -5,3% Ongeval met verzuim 48,2% 47,8% 53,1% 4,9% 2,8% Ongeval zonder verzuim 51,8% 52,2% 46,9% -4,9% -2,8% Verzuimduur a.g.v. ongeval Kort verzuim (tot 1 week) 34,8% 34,9% 44,4% 9,6% 3,1% Lang verzuim (1 week of langer) Behandeld voor letsel 65,2% 65,1% 55,6% -9,6% -3,1% Niet behandeld 27,7% 28,0% 25,6% -2,1% -3,8% Behandeld 72,3% 72,0% 74,4% 2,1% 3,8% De tabel geeft, na gegevens over het analysebestand, een overzicht van de oorzaken en gevolgen van arbeidsongevallen voor alle Nederlandse werknemers, uitzendkrachten en niet uitzendkrachten. Daarbij wordt steeds gekeken of deze twee laatste groepen van het gemiddelde afwijken. De tabel laat bijvoorbeeld zien dat 11,1% van de uitzendkrachten aangeeft dat door een voorwerp geraakt worden de belangrijkste oorzaak van het ongeval is. Rapport TNO 2015 R

15 Bij niet uitzendkrachten is dat 6,7%. De driehoekjes omhoog geven aan dat de 11,1% statistisch significant hoger is dan het Nederlandse gemiddelde van 6,8%. Daarnaast geeft deze tabel zowel voor de 6-jaars periode als voor de 6-jaars periode verschillen in oorzaken en gevolgen van arbeidsongevallen tussen uitzendkrachten en niet uitzendkrachten weer. De vijf grootste dalers en stijgers zijn gemarkeerd met een. De tabel laat bijvoorbeeld zien dat in de periode uitzendkrachten 3,1 procentpunt vaker aangeven, vergeleken met alle werknemers, dat ergens aan snijden/stoten de belangrijkste oorzaak van het arbeidsongeval is. In de periode was het verschil 4,3 procentpunt. Het geeft aan dat dit een van de vijf grootste veranderingen is. Rapport TNO 2015 R

16 Tabel 3. Multivariate analyses van het verschil in ongevalsrisico tussen uitzendkrachten en overige werknemers. Tabel 3 geeft de resultaten van de multivariate analyses. De tabel laat het risicoverschil zien. Dit is het verschil tussen het percentage arbeidsongevallen bij uitzendkrachten en het percentage arbeidsongevallen bij niet uitzendkrachten. Met andere woorden, de tabel laat zien hoeveel het percentage arbeidsongevallen van uitzendkrachten afwijkt van de overige Nederlandse werknemers. De driehoekjes geven aan of het verschil in ongevalsrisico tussen uitzendkrachten en niet-uitzendkrachten statistisch significant is. Correctie voor Risicoverschil Ongecorrigeerd 2,2% Alleen werkkenmerken (sector en beroep) 1,2% Alleen bedrijfskenmerken (bedrijfsgrootte) 2,3% Alleen persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, etniciteit) 1,2% Alleen arbeidsomstandigheden (omvang werkweek, atypische werktijden; fysiek zwaar werk; psychisch zwaar werk; gevaarlijk werk) 1,7% Alle variabelen 1,1% In de eerste regel staat het ongecorrigeerde verschil. Dit is 2,2%. De daarop volgende regels geven gecorrigeerde risicoverschillen, namelijk: in regel 2 is gecorrigeerd voor kenmerken van het werk (sector en beroep). Het risicoverschil neemt dan af van 2,2% naar 1,2%. Met andere woorden: als uitzendkrachten even vaak in de verschillende sectoren en beroepen zouden werken als niet-uitzendkrachten zou het verschil in ongevalsrisico kleiner zijn; in regel 3 is gecorrigeerd voor de bedrijfskenmerken (bedrijfsgrootte). Het risicoverschil neemt toe van 2,2% naar 2,3%. Uitzendkrachten werken minder vaak in kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers. Als zij even vaak als niet-uitzendkrachten in kleine bedrijven zouden werken zou het verschil in ongevalsrisico groter zijn dan het nu is; in regel 4 wordt gecorrigeerd voor persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, etniciteit). Na correctie hiervoor neemt het risicoverschil af tot 1,2%. Dat wil zeggen dat als uitzendkrachten even oud, even vaak man, even hoog opgeleid en even vaak autochtoon zouden zijn als niet-uitzendkrachten, het risicoverschil kleiner zou zijn; in regel 5 wordt gecorrigeerd voor de arbeidsomstandigheden (omvang werkweek; atypische werktijden; fysiek zwaar werk; psychisch zwaar werk; gevaarlijk werk). Het risicoverschil neemt door deze correctie af van 2,2% naar 1,7%. Bij gelijke arbeidsomstandigheden zouden uitzendkrachten een grotere kans op ongevallen hebben dan nietuitzendkrachten, maar het verschil zou wel kleiner zijn; in de laatste regel is tegelijkertijd gecorrigeerd voor alle eerdergenoemde variabelen. Het risicoverschil neemt dan af van 2,2% tot 1,1%. Als uitzendkrachten op alle kenmerken vergelijkbaar zouden zijn met niet-uitzendkrachten zou het verschil in ongevalsrisico kleiner zijn. Duiding van verschillen in de resultaten tussen en Ook voor de periode was de conclusie dat het risicoverschil tussen uitzendkrachten en niet uitzendkrachten afneemt bij correctie voor werkkenmerken, persoonskenmerken of arbeidsomstandigheden en toeneemt bij correctie voor bedrijfskenmerken. Rapport TNO 2015 R

17 In beide periodes blijft na correctie voor alle variabelen het ongevalsrisico voor uitzendkrachten significant hoger dan voor niet uitzendkrachten. Rapport TNO 2015 R

18 3.3 Trends Figuur 2. Percentage arbeidsongevallen voor uitzendkrachten en overige werknemers. (Periode ). 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% Uitzendkracht Geen uitzendkracht Figuur 2 toont het percentage arbeidsongevallen in de periode en is een exacte replicatie van figuur 1. Zichtbaar is dat het percentage ongevallen in 2014, voor zowel uitzendkrachten als niet uitzendkrachten, aanzienlijk lager ligt dan voorgaande jaren, de reeds vermelde methodische trendbreuk komt hier sterk tot uiting. In tegenstelling tot het fluctuerende percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten valt op dat het percentage ongevallen onder niet uitzendkrachten met uitzondering van 2014 stabiel rond de 7% ligt. Ten gevolge van de trendbreuk kan het ongevalspercentage niet één op één vergeleken worden met de percentages in voorgaande jaren. Het risicoverschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers kan daarentegen wél vergeleken worden. Figuur 3 toont de ontwikkeling in het risicoverschil. Figuur 3. Risicoverschil arbeidsongevallen uitzendkrachten versus overige werknemers (Periode ). 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2,00% 1,00% 0,00% -1,00% Rapport TNO 2015 R

19 Het risicoverschil tussen uitzendkrachten en overige werknemers met betrekking tot het krijgen van een arbeidsongeval in de periode fluctueert sterk. Opvallend is dat het risicoverschil in 2011 en 2012 groter is voor overige werknemers dan voor uitzendkrachten, in 2013 neemt dit risico sterk toe onder uitzendkrachten in 2014 daalt dit echter weer. 3.4 Resultaten Tabel 4. Percentage arbeidsongevallen bij uitzendkrachten, naar sector en kenmerken van het werk, het bedrijf, de werknemer en arbeidsomstandigheden; Toetsing van verschillen tussen sectoren ( ). Alle Gegevens over het analysebestand Ambachten Uitzendkrachten in vijf hoofdsectoren Handel en Horeca Diensten Onderwijs en Bestuur N: %: 100,0% 29,6% 9,3% 51,7% 6,1% 3,4% Totaal uitzendkrachten Gezondheidszorg arbeidsongevallen Bedrijfsgrootte Klein of middel (tot 100 werknemers) Groot (100 werknemers of meer) Leeftijd 7,4% 7,6% 6,8% 8,0% 2,1% 8,8% 8,1% 7,5% 6,9% 9,0% # # 6,9% 7,5% 7,2% 7,4% 1,9% # jaar 6,7% 8,1% 6,3% 6,3% # # jaar 7,7% 7,3% 7,4% 8,6% 2,1% # Geslacht Vrouw 4,9% 3,6% 5,3% 5,5% 1,1% # Man 9,1% 8,9% 8,2% 9,7% # # Etniciteit Autochtoon 7,4% 7,7% 5,2% 8,2% 2,8% # Allochtoon 7,5% 7,3% # 7,6% # # Opleiding Laag ( VMBO) 6,7% 6,3% 11,7% 6,0% # # Midden-hoog (HAVO-WO) Aantal uren werk Kleine parttime baan (tot 24 uur) Grote parttime baan of fulltime baan (24 uur of meer) 7,7% 8,3% 4,2% 8,9% 2,0% 7,6% 5,6% 5,0% 3,0% 6,6% # # 8,9% 8,5% 12,5% 9,4% 3,4% # Rapport TNO 2015 R

20 Uitzendkrachten in vijf hoofdsectoren Alle uitzendkrachten Ambachten Handel en Horeca Diensten Onderwijs en Bestuur Gezondheidszorg Blootstelling aan fysieke risico s Lage blootstelling 4,1% 4,5% 3,2% 4,8% 0,4% # Hoge 13,6% 12,2% 14,2% 14,3% # # blootstelling Geen gevaarlijk 4,3% 3,5% 4,3% 4,9% 1,1% # werk Gevaarlijk werk 16,6% 15,6% # 18,0% # # Zoals reeds vermeld in de toelichting bij figuur 2 zijn de resultaten van de analyses niet één op één te vergelijken met de periode Dit is behalve de trendbreuk mede veroorzaakt door een aangepaste sectorindeling (verschuiving zelfrapportage naar geregistreerde SBI code). Ten gevolge van wijzigingen in de ongevalsmodule is er in tegenstelling tot tabel 1 geen uitsplitsing gemaakt naar psychosociale arbeidsbelasting en atypische werktijden. De resultaten vormen daarentegen wél een goede opmaat voor vervolgonderzoek en soortgelijke analyses in de komende 6-jaarsperiode. De tabel geeft, na gegevens over het analysebestand, het percentage ongevallen voor alle Nederlandse uitzendkrachten uitgesplitst naar vijf hoofdsectoren. Daarbij wordt steeds gekeken of deze sectoren van het gemiddelde van alle uitzendkrachten afwijkt. De tabel toont bijvoorbeeld dat het totaal percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten 7,4% is. De sector Onderwijs en Bestuur scoort aanzienlijk lager wat het percentage arbeidsongevallen betreft. Het driehoekje omlaag impliceert een significant lager percentage ongevallen dan het percentage onder alle uitzendkrachten. Rapport TNO 2015 R

21 3.5 Specifieke analyses Deze paragraaf toont de resultaten van aanvullende analyses met betrekking tot de effecten van beleidsmaatregelen en geeft verschillende weergaven van het ongevalspercentage Getroffen maatregelen volgens werkgevers (WEA) Allereerst toont figuur 4 het percentage getroffen maatregelen gericht op de arbeidsomstandigheden van flexwerkers (inclusief uitzendkrachten), aanvullend worden deze maatregelen in verband gebracht met arbeidsongevallen (figuur 5). Figuur 4. Trends in getroffen maatregelen ten aanzien van flexwerkers volgens werkgevers, uitgesplitst naar de vijf hoofdsectoren ( ). 14,00% 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% Ambachten Handel en Horeca Diensten Gezondheidszorg Onderwijs en Bestuur Totaal Ten eerste valt op dat werkgevers in de sector Ambachten vaker aangeven maatregelen te treffen voor deze specifieke groep. Een mogelijke oorzaak is het hogere aantal uitzendkrachten dat werkzaam is binnen deze sector. Het percentage werkgevers dat maatregelen treft in de sector Ambachten is tussen 2010 en 2012 gestegen van 10,4% naar 12% maar bedroeg in ,5%. De sector Gezondheidszorg scoort overall het laagst met 1,9% in 2010, 2,5% in 2012 en 1,1% in Het totale percentage maatregelen is in de periode significant gedaald van 6,1% in 2010 naar 4,9% in De sector Diensten vormt een uitzondering op deze trend en stijgt een tiende procentpunt van 4,4% in 2010 naar 4,5% in Rapport TNO 2015 R

22 % arbeidsongevallen Figuur 5. Gemiddeld percentage bedrijven dat maatregelen heeft genomen gericht op de arbeidsomstandigheden en/of het verzuim van uitzendkrachten/gedetacheerden. (Periode ). 14,0% 12,0% 10,8% 11,7% 10,0% 8,0% 6,0% 6,1% 8,1% 7,9% 5,2% 5,6% 5,7% 8,7% 8,9% 6,8% 4,0% 4,1% 2,0% 0,0% Uitzendkrachten Overige werknemers Figuur 5 brengt het gemiddelde percentage maatregelen over de periode in verband met het percentage arbeidsongevallen in de sector, specifiek voor uitzendkrachten. Zichtbaar is dat het percentage ongevallen onder uitzendkrachten, met uitzondering van de sector gezondheidszorg en onderwijs en bestuur, hoger ligt dan voor niet uitzendkrachten. Naast het percentage arbeidsongevallen wordt eveneens het percentage maatregelen getoond. Dit percentage is per sector weergegeven. In de sector gezondheidszorg neemt bijvoorbeeld 2% van de bedrijven maatregelen in relatie tot de arbeidsomstandigheden van uitzendkrachten. Opvallend is de relatie tussen het percentage arbeidsongevallen in de sector ambachten (11,7%) en het percentage maatregelen (11%), beiden liggen aanzienlijk hoger dan de percentages in overige sectoren. Het aantonen van een causale relatie is lastig gebleken, bedrijven met een hoger percentage risicovolle banen treffen meer maatregelen, maar kunnen daarmee nog steeds meer ongevallen hebben dan bedrijven zonder risicovolle banen of zonder maatregelen. Rapport TNO 2015 R

23 Trends in veiligheidscultuur (NEA) Figuur 6 toont de tevredenheid met betrekking tot de veiligheidscultuur onder werknemers in het algemeen. Tabel 5 brengt deze trends vervolgens in verband met het percentage arbeidsongevallen. Figuur 6. Trends in veiligheidscultuur volgens werknemers ( ). 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% Suggesties Informatie Veiligheid Stimulering Uitzendkracht Geen uitzendkracht Figuur 6 toont trends met betrekking tot de tevredenheid onder werknemers in relatie tot de bedrijfsveiligheid. De categorieën komen overeen met de in de NEA voorgelegde stellingen (zie bijlage). Zichtbaar is dat zowel uitzendkrachten als niet uitzendkrachten in 2005 en 2006 vaker aangeven dat er op het werk onvoldoende wordt geluisterd naar suggesties, er onvoldoende informatie over veilig werken beschikbaar is, veiligheidsproblemen niet snel aangepakt worden en men onvoldoende gestimuleerd wordt veilig te werken. In de jaren 2008, 2009 en 2011 wordt dit aanzienlijk minder vaak aangegeven. Deze trend wordt in 2013 ten dele voortgezet, opvallend is echter dat het gemiddelde verschil tussen uitzendkrachten en niet uitzendkrachten in 2013 toeneemt. Uitzendkrachten geven in 2013 vaker aan ontevreden te zijn over de veiligheidscultuur. Rapport TNO 2015 R

24 Tabel 5. Arbeidsongevallen uitgesplitst naar veiligheidscultuur volgens werknemers ( ). Gegevens over het analysebestand Alle werknemers Niet uitzendkracht Dienstverband Uitzendkracht N: %: 100% 96,4% 2,0% Veiligheidscultuur Risicoverschil Op mijn werk wordt er goed geluisterd naar suggesties van medewerkers om de veiligheid te verbeteren Helemaal niet mee eens / neutraal Helemaal / grotendeels mee eens 9,0% 8,8% 13,3% 4,3% 5,8% 5,7% 7,3% 1,5% Op mijn werk krijgen de medewerkers veel informatie over veilig werken Helemaal niet mee eens / neutraal Helemaal / grotendeels mee eens Op mijn werk worden veiligheidsproblemen snel aangepakt Helemaal niet mee eens / neutraal Helemaal / grotendeels mee eens Op mijn werk wordt veilig werken gestimuleerd Helemaal niet mee eens / neutraal Helemaal / grotendeels mee eens 7,9% 7,7% 10,0% 2,1% 6,1% 6,0% 9,6% 3,5% 8,5% 8,4% 11,9% 3,4% 5,7% 5,6% 8,4% 2,7% 8,2% 8,0% 11,0% 2,8% 6,2% 6,1% 8,9% 2,7% De tabel geeft, na gegevens over het analysebestand, een overzicht van het percentage arbeidsongevallen naar onderdelen van een veiligheidscultuur. In de NEA worden vier stellingen aan de respondenten voorgelegd met betrekking tot bedrijfsveiligheid, de antwoordcategorieën lopen uiteen van helemaal niet mee eens tot helemaal mee eens. Deze stellingen zijn weergegeven in onderstaande tabel. De tabel laat zien dat het percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten die gestimuleerd worden veilig te werken 8,9% bedraagt. Onder uitzendkrachten die daarentegen niet gestimuleerd worden veilig te werken stijgt dit percentage tot 11,0%. Voor alle stellingen geldt dat het percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten significant hoger ligt dan het Nederlands gemiddelde, dit is weergegeven met de driehoekjes. Het grootste risicoverschil wordt gevonden onder het kopje suggesties. Onder uitzendkrachten die aangeven dat er onvoldoende naar de suggesties wordt geluisterd is het ongevalspercentage 13,3% dit is significant hoger dan het Nederlands gemiddelde, het percentage onder niet uitzendkrachten ligt op 8,8% en is hiermee significant lager dan het Nederlands gemiddelde. Rapport TNO 2015 R

25 3.5.3 Trends in volgens werknemers gewenste maatregelen met betrekking tot arbeidsomstandigheden Allereerst worden in figuur 7 t/m 11 trends getoond met betrekking tot gewenste maatregelen, hierin wordt onderscheid gemaakt tussen uitzendkrachten en overige werknemers. Tabel 6 relateert deze trends vervolgens aan het percentage arbeidsongevallen. Trends in volgens werknemers gewenste maatregelen op psychosociaal gebied. In de NEA worden werknemers uitgenodigd aan te geven in hoeverre zij aanvullende arbeidsgerelateerde maatregelen wensen ten aanzien van een aantal specifieke thema s (zie bijlage). De thema s zijn onder te verdelen in psychosociale- en fysieke arbeidsbelasting. Psychosociale belasting kan verder worden uitgesplitst in werkdruk, emotioneel zwaar werk en intimidatie. Figuur 7 toont trends in het percentage benodigde maatregelen met betrekking tot werkdruk en emotioneel zwaar werk. Figuur 8 toont het percentage gewenste maatregelen ten aanzien van interne- en externe intimidatie. Figuur 7. Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot werkdruk en emotioneel zwaar werk onder werknemers ( ). 20,0% 18,0% 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% Werkdruk overige werknemers Werkdruk uitzendkracht Emotioneel zwaar overige werknemers Emotioneel zwaar uitzendkracht Ten gevolge van de relatief kleine omvang van de groep uitzendkrachten fluctueert het percentage gewenste maatregelen sterker dan onder overige werknemers. Over het algemeen valt op dat uitzendkrachten sinds 2011 vaker aangeven behoefte te hebben aan maatregelen. Het percentage gewenste maatregelen ten aanzien van werkdruk ligt in 2013 met 18,2% significant hoger dan het Nederlands gemiddelde. Rapport TNO 2015 R

26 Figuur 8. Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot interne- en externe intimidatie volgens werknemers ( ). 21,0% 19,0% 17,0% 15,0% 13,0% 11,0% 9,0% 7,0% 5,0% Intimidatie externen overige werknemers Intimidatie externen uitzendkracht Intimidatie intern overige werknemers Intimidatie intern uitzendkracht De figuur toont voor zowel uitzendkrachten als overige werknemers een toenemende trend wat externe intimidatie betreft. Waar het percentage gewenste maatregelen met betrekking tot externe intimidatie in 2009 nog 13,8% bedroeg geeft in ,9% van de uitzendkrachten aan maatregelen te wensen. Een omgekeerde trend is waarneembaar met betrekking tot interne intimidatie, in 2009 gaf immers 14,8% aan extra maatregelen te wensen maar anno 2013 is dit 13%. Onder interne intimidatie wordt intimidatie, agressie of geweld door leidinggevende(n) of collega s verstaan. Externe intimidatie betreft intimidatie, agressie of geweld door klanten (of patiënten, leerlingen of passagiers, e.d.). Rapport TNO 2015 R

27 Trends in volgens werknemers gewenste maatregelen op fysiek gebied. Naast psychosociale arbeidsbelasting wordt er ook aandacht besteed aan fysieke maatregelen, onderstaande figuren tonen achtereenvolgens trends met betrekking tot RSI, lichamelijk zwaar werk, geluid, gevaarlijke stoffen, veiligheid en virussen. Figuur 9. Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot RSI en zwaar lichamelijk werk volgens werknemers ( ). 20,0% 19,0% 18,0% 17,0% 16,0% 15,0% 14,0% 13,0% 12,0% 11,0% 10,0% RSI overige werknemers RSI uitzendkracht Lichamelijk zwaar overige werknemers Lichamelijk zwaar uitzendkracht In tegenstelling tot overige werknemers geven uitzendkrachten sinds 2010 vaker aan maatregelen te wensen met betrekking tot lichamelijk zwaar werk. Dit wordt mogelijk veroorzaakt doordat zij vaker werkzaam zijn in fysiek zware beroepen. Een soortgelijke trend is waarneembaar wat RSI betreft. Over het algemeen zien we stijgende behoefte aan maatregelen, tussen 2012 en 2013 wordt de trend echter niet voortgezet en zakt het percentage van 17,5% in 2012 naar 14,9% in Figuur 10. Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot geluid en gevaarlijke stoffen volgens werknemers ( ). 19,0% 18,0% 17,0% 16,0% 15,0% 14,0% 13,0% 12,0% 11,0% 10,0% Geluid overige werknemers Geluid uitzendkracht Gevaarlijke stoffen overige werknemers Gevaarlijke stoffen uitzendkracht Rapport TNO 2015 R

28 Waar de behoefte aan extra maatregelen met betrekking tot geluid en gevaarlijke stoffen onder overige werknemers nagenoeg gelijk gebleven is in de periode zien we een sterke stijging onder uitzendkrachten. De behoefte aan maatregelen in relatie tot geluid is gegroeid van 10,5% in 2009 naar 18,3% in Voor extra maatregelen op gebied van gevaarlijke stoffen wordt een soortgelijke trend aangetroffen, dit percentage is gestegen van 10,7% in 2009 naar 17,7% in Figuur 11. Trends in gewenste maatregelen met betrekking tot veiligheid en virussen volgens werknemers ( ). 21,0% 19,0% 17,0% 15,0% 13,0% 11,0% 9,0% Veiligheid overige werknemers Veiligheid uitzendkracht Virus overige werknemers Virus uitzendkracht Tenslotte toont figuur 11 het percentage gewenste maatregelen in relatie tot virussen en veiligheid. De trends zijn vergelijkbaar met die in voorgaande figuren, uitzendkrachten geven in toenemende mate aan behoefte te hebben aan extra maatregelen terwijl overige werknemers een voorzichtige daling inzetten. Het percentage uitzendkrachten dat zegt behoefte te hebben aan extra veiligheidsmaatregelen is sterk gestegen van 11,2% in 2010 naar 20% in Rapport TNO 2015 R

29 Tabel 6. Percentage arbeidsongevallen uitgesplitst naar volgens werknemers gewenste maatregelen ( ) Alle Gegevens over het analysebestand werknemers Niet uitzendkracht Dienstverband Uitzendkracht N: %: 100% 96,4% 2,1% Maatregelen (on)gewenst op gebied van: Werkdruk, werkstress Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Emotioneel zwaar werk Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Langdurig beeldschermwerk / RSI Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Lichamelijk zwaar werk Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Geluid Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Risicoverschil 9,6% 9,5% 12,4% 2,8% 5,1% 5,0% 7,0% 1,9% 13,8% 13,6% 17,7% 3,9% 5,6% 5,5% 7,0% 1,4% 7,9% 7,7% 10,6% 2,7% 6,5% 6,4% 7,4% 0,9% 16,7% 16,5% 18,0% 1,3% 5,1% 5,0% 5,5% 0,4% 14,0% 13,9% 15,3% 1,3% 6,1% 6,0% 7,2% 1,1% Intimidatie, agressie of geweld door klanten (of patiënten, leerlingen, e.d.) Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Intimidatie, agressie of geweld door leidinggevende(n) of collega s Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig Gevaarlijke stoffen Aanvullende maatregelen nodig Aanvullende maatregelen niet nodig 17,2% 17,0% 21,0% 3,8% 6,0% 5,9% 7,3% 1,3% 20,3% 20,0% 21,8% 1,5% 6,1% 6,1% 7,5% 1,4% 18,9% 18,4% 30,2% 11,3% 6,3% 6,2% 6,9% 0,6% Rapport TNO 2015 R

30 Dienstverband Risicoverschil Alle werknemers Niet uitzendkracht Uitzendkracht Veiligheid, bedrijfsongevallen Aanvullende maatregelen 19,4% 19,1% 27,1% 7,7% nodig Aanvullende maatregelen niet 5,7% 5,6% 6,1% 0,4% nodig Virussen, bacteriën, schimmels Aanvullende maatregelen 13,9% 13,8% 13,8% -0,1% nodig Aanvullende maatregelen niet nodig 6,2% 6,1% 7,9% 1,7% De tabel geeft, na gegevens over het analysebestand, het percentage ongevallen onder alle werknemers, uitzendkrachten en geen uitzendkrachten. Daarbij wordt steeds gekeken of deze twee laatste groepen van het gemiddelde afwijken. De tabel laat bijvoorbeeld zien dat het percentage arbeidsongevallen onder alle werknemers, die aangeven aanvullende maatregelen nodig te hebben met betrekking tot werkdruk en werkstress, 9,6% is. Dit percentage stijgt naar 12,4% indien er naar uitzendkrachten gekeken wordt. De driehoekjes omhoog geven aan dat de 12,4% onder uitzendkrachten significant hoger is dan het gemiddelde. Het hoogste percentage gewenste maatregelen in de groep uitzendkrachten wordt gevonden onder het kopje gevaarlijke stoffen, 30,2% geeft aan dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. Ten slotte valt op dat uitzendkrachten, met uitzondering van maatregelen op gebied van virussen/bacteriën en schimmels, (significant) vaker aangeven maatregelen te wensen dan niet uitzendkrachten. Rapport TNO 2015 R

31 3.5.4 Percentage arbeidsongevallen Tabel 7. Verschillende weergaven van het percentage arbeidsongevallen. Jaartal * Percentage arbeidsongevallen onder uitzendkrachten en overige werknemers (NEA) Uitzendkracht 10,7% 8,3% 10,1% 11,2% 12,1% 9,0% 5,9% 6,4% 10,6% 4,7% Overige werknemers 7,1% 6,4% 6,9% 7,2% 6,8% 7,2% 6,7% 6,9% 6,4% 3,4% Percentage uitzendkrachten onder werkenden met een ongeval Uitzendkracht 3,3% 2,6% 2,7% 2,8% 3,0% 2,4% 1,8% 2,2% 4,3% 4,1% Aantal arbeidsongevallen per uitzendkrachten en overige werknemers. Uitzendkracht Overige werknemers * Percentages onderhevig aan trendbreuk, interpretatie kan hieraan nog niet gegeven worden. In tabel 7 wordt het ongevalspercentage op verschillende manieren weergegeven en uitgesplitst naar jaar. De tabel toont achtereenvolgens het ongevalspercentage onder uitzendkrachten, het percentage uitzendkrachten onder werknemers met een ongeval en het aantal arbeidsongevallen per uitzendkrachten en overige werknemers. Allereerst toont de tabel het percentage ongevallen onder uitzendkrachten en overige werknemers. Zoals reeds vermeld in figuur 1 ligt het percentage ongevallen onder overige werknemers constant rond de 7%. Binnen de groep uitzendkrachten fluctueert dit percentage sterk, waar het ongevalspercentage in 2010 bijvoorbeeld 9,0% bedroeg daalt dit in 2011 naar 5,9% om vervolgens via 6,4% in 2012 door te stijgen tot 10,6% in Ten tweede wordt het percentage uitzendkrachten onder werkenden met een ongeval getoond. Bij de berekening van dit percentage vormen alle werkenden met een ongeval het uitgangspunt, vervolgens is het percentage uitzendkrachten binnen deze groep geschat. Deze percentages liggen aanzienlijk lager maar zijn gebaseerd op dezelfde NEA-data. Het percentage uitzendkrachten onder werkenden met een ongeval loopt uiteen van 1,8% in 2011 tot 4,3% in Tenslotte wordt het aantal arbeidsongevallen per uitzendkrachten en overige werknemers getoond. De tabel toont over het algemeen een hoger aantal arbeidsongevallen per uitzendkrachten dan per werknemers, de jaren 2011 en 2012 vormen hierop een uitzondering. Rapport TNO 2015 R

ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2012

ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2012 ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2012 27 juni 2013 Rapportage voor Stichting Arboflexbranche ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2012 Datum 27 juni 2013 Auteur(s) Opdrachtgever Wendela

Nadere informatie

ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN

ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2016 Juni 2017 Rapportage voor Stichting Arboflexbranche ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN 2005-2016 Datum Juni 2017 Auteur(s) Opdrachtgever Lennart van der

Nadere informatie

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen 11 Meeste werknemers tevreden met het werk Acht op de tien werknemers (zeer) tevreden met hun werk Vrouwen vaker tevreden dan mannen Werknemers

Nadere informatie

Ongelukken op de werkvloer

Ongelukken op de werkvloer Sociaaleconomische trends 2014 Ongelukken op de werkvloer Martine Mol en Astrid Pleijers mei 2014, 01 CBS Sociaaleconomische trends, mei 2014, 01 1 In 2012 was bijna een half miljoen werknemers betrokken

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN

EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN 22 maart 2013 Rapport voor Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN Rapport voor Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Evaluatie Arbowet: secundaire analyses monitorbestanden

Evaluatie Arbowet: secundaire analyses monitorbestanden Evaluatie Arbowet: secundaire analyses monitorbestanden 29 september 2011 Rapport TNO-rapport Evaluatie Arbowet: secundaire analyses monitorbestanden Gezond Leven Polarisavenue 151 2132 JJ Hoofddorp Postbus

Nadere informatie

Secundaire Analyse Arbeidsongevallen: Verklaringen voor verhoogd risico op arbeidsongeval bij specifieke groepen werknemers

Secundaire Analyse Arbeidsongevallen: Verklaringen voor verhoogd risico op arbeidsongeval bij specifieke groepen werknemers TNO Kwaliteit van Leven TNO-rapportage Secundaire Analyse Arbeidsongevallen: Verklaringen voor verhoogd risico op arbeidsongeval bij specifieke groepen werknemers Arbeid Polarisavenue 151 Postbus 718 2130

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland 2 Arbeidsomstandigheden in Nederland 2.1 Inleiding Op basis van recente onderzoeksliteratuur geeft dit hoofdstuk een globale schets van de stand van zaken van de arbeidsomstandigheden in Nederland (paragraaf

Nadere informatie

Memorandum. Schipholweg ZL Leiden Postbus DA Leiden. Onderwerp Analyses verzuim Rijksambtenaren. T

Memorandum. Schipholweg ZL Leiden Postbus DA Leiden. Onderwerp Analyses verzuim Rijksambtenaren.   T Memorandum Onderwerp Analyses verzuim Rijksambtenaren Schipholweg 77-89 2316 ZL Leiden Postbus 3005 2301 DA Leiden www.tno.nl Het ziekteverzuim bij het Rijk is hoog en is in recente jaren (2014-2016) bovendien

Nadere informatie

WERKDRUK IN HET ONDERWIJS

WERKDRUK IN HET ONDERWIJS WERKDRUK IN HET ONDERWIJS 6 juni 2019 Rapportage voor Ministerie van OCW WERKDRUK IN HET ONDERWIJS Rapport voor Ministerie van OCW Datum 6 juni 2019 Auteurs Lisa Hummel, Wendela Hooftman, Roos Schelvis

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Sectorprofielen Arbeidsongevallen

Sectorprofielen Arbeidsongevallen TNO-rapport Sectorprofielen Arbeidsongevallen Bijlage bij de Monitor Arbeidsongevallen 2005 Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek Stichting Consument en Veiligheid Sectorprofielen

Nadere informatie

Ex arbeidsongeschikten werkzaam als zelfstandige

Ex arbeidsongeschikten werkzaam als zelfstandige TNO Kwaliteit van Leven TNO-rapport 031.12851.01.04 Ex arbeidsongeschikten werkzaam als zelfstandige Arbeid Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.tno.nl/arbeid T 023 554 93 93 F 023 554 93

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ] Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [12-3-2018 ] 1. Inleiding Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid Straus een motie ingediend om een indicator voor de tevredenheid van werkgevers

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

Rapportage voor Saffier De Residentiegroep. Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept

Rapportage voor Saffier De Residentiegroep. Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept Rapportage voor Saffier De Residentiegroep Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept 24 februari 2015 Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorg-

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren Christianne Hupkens De meeste werknemers zijn tevreden met de omvang van hun dienstverband. Ruim zes op de tien werknemers tussen de 25 en 65 jaar wil niet

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof TNO-rapport Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof Datum 29 juni 2009 Auteurs Dr. D.L. Ooms Dr. M.J. Huiskamp Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

DOORWERKEN TOT 65 JAAR OF LANGER: WENSEN EN VERWACHTINGEN?

DOORWERKEN TOT 65 JAAR OF LANGER: WENSEN EN VERWACHTINGEN? DOORWERKEN TOT 65 JAAR OF LANGER: WENSEN EN VERWACHTINGEN? Rapport van ILC Zorg voor, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Zwangerschap en werk: voorlichting, maatregelen en verzuim

Zwangerschap en werk: voorlichting, maatregelen en verzuim Zwangerschap en werk: voorlichting, maatregelen en verzuim Deelresultaten Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003-2006 W.E. Hooftman S.N.J. van den Bossche Zwangerschap en werk: voorlichting, maatregelen

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014

rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014 rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009 Gemeentelijke Dienstverlening Omnibus 2009 Afdeling O&S Februari 2009 2 Samenvatting Inwoners vinden dat de gemeente haar dienstverlening heeft verbeterd De inwoners van s-hertogenbosch beoordelen de gemeentelijke

Nadere informatie

Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden

Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden Martine Mol en Jannes de Vries Een hoge werkdruk onder werknemers komt vooral voor

Nadere informatie

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018

Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke BSc In opdracht van de NBvK Juni 2018 Monitor werkdruk in de kraamzorg 2018 Daniël de Rijke/NBvK, juni 2018 Pagina!1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Monitoring van arbeid door TNO:

Monitoring van arbeid door TNO: Monitoring van arbeid door TNO: Waarom en wat levert het op? Peter Smulders & Seth van den Bossche Inhoud 1. Het monitoringwerk van TNO 2. Recente trends in arbeid, contractvormen en werktijden 3. Willen

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Vragenlijst Samen Werken

Vragenlijst Samen Werken TNO Arbeid TNO-vragenlijst 01830254 V0312563.v2 Vragenlijst Samen Werken Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.arbeid.tno.nl T 023 554 93 93 F 023 554 93 94 Datum Februari 2003 Auteurs Aukje

Nadere informatie

Meetinstrument Samen Werken

Meetinstrument Samen Werken TNO Arbeid TNO-vragenlijst 01830254/V0210190 Meetinstrument Samen Werken Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.arbeid.tno.nl T 023 554 93 93 F 023 554 93 94 Datum December 2002 Auteurs Geertje

Nadere informatie

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Belangrijkste resultaten van de. Nationale Enquête

Belangrijkste resultaten van de. Nationale Enquête Belangrijkste resultaten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2013, uitgesplitst voor het voortgezet onderwijs. De volgende onderwerpen komen in deze uitgave aan bod: Arbeidsomstandigheden

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Uitleg van de figuren PO 1

Uitleg van de figuren PO 1 Uitleg van de figuren PO 1 Uitleg van de figuren - PO In dit document worden de verschillende figuren nader toegelicht die in het NCO rapport Waar blijven uw oud-leerlingen? worden getoond. Voor ieder

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

Werknemers positief over arbeidsomstandigheden, maar negatief over doorwerken tot 65 jaar

Werknemers positief over arbeidsomstandigheden, maar negatief over doorwerken tot 65 jaar Werknemers positief over arbeidsomstandigheden, maar negatief over doorwerken tot 65 Christianne Hupkens (CBS) en Peter Smulders (TNO) Zeven van de tien werknemers zijn tevreden over hun arbeidsomstandigheden.

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Provincie Groningen Drs. Eelco Westerhof

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Bijlage bij de Monitor Arbeidsongevallen 2009

Bijlage bij de Monitor Arbeidsongevallen 2009 In de Monitor Arbeidsongevallen in Nederland, die sinds 2002 jaarlijks wordt gepubliceerd, staan nationale kerncijfers over arbeidsongevallen. De Monitor Arbeidsongevallen is onder meer bedoeld als informatiebron

Nadere informatie

Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2005

Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2005 Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2005 Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek TNO Stichting Consument en Veiligheid Onder redactie van: Anita Venema en Karin Jettinghoff,

Nadere informatie

1 Algemene Gezondheid

1 Algemene Gezondheid 1 Algemene Gezondheid Gezondheid in Friesland In de uitwerking van het thema algemene wordt inzicht gegeven in de manier waarop de Friese bevolking van 19 jaar en ouder haar beoordeelt. Ook wordt kwaliteit

Nadere informatie

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2

Nadere informatie

vinger aan de pols van werkend Nederland

vinger aan de pols van werkend Nederland Innovaties voor Gezond en Veilig Werken IMPLEMENTATION AND EVALUATION OSH POLICIES NEA: vinger aan de pols van werkend Nederland De NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden is het grootste iodieke onderzoek

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Afwijkende werktijden

Afwijkende werktijden Afwijkende werktijden Deelresultaten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden en de TNO Arbeidssituatie Survey M.L.M. van Hooff S.N.J. van den Bossche Afwijkende werktijden Deelresultaten van de

Nadere informatie

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten Verzuimcijfers 00 sector Gemeenten A+O fonds Gemeenten, april 0 Ziekteverzuim bij gemeenten daalt licht tot, procent in 00 Het ziekte van gemeenten is in 00 licht gedaald tot, procent. Ten opzichte van

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

6 Meervoudige problematiek bij werknemers 6 Meervoudige problematiek bij werknemers Maroesjka Versantvoort (SCP) en Lando Koppes (TNO) 6.1 Inleiding Werknemers met meervoudige problematiek staan centraal in dit hoofdstuk. Uitgangspunt is de definitie

Nadere informatie

Aanbod van arbeid 2012

Aanbod van arbeid 2012 Bijlage B: Tabellen Auteurs Jan Dirk Vlasblom Edith Josten Marian de Voogd-Hamelink Bijlage B. Tabellen In deze bijlage zijn diverse tabellen opgenomen behorende bij het SCP-rapport Aanbod van Arbeid 2012

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Afdeling: Maatschappelijke ontwikkeling Auteur : Nick Elshof Datum: 04-08-2017 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Samenvatting... 4 Algemene informatie geleverde ondersteuning...

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Figuur 1: Verzuimpercentage onderwijzend personeel en ondersteunend personeel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ( ).

Figuur 1: Verzuimpercentage onderwijzend personeel en ondersteunend personeel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ( ). Het verzuimpercentage onder het in het primair onderwijs is tussen en afgenomen, van 6,8% in naar 6,4% in. In het voortgezet onderwijs is het verzuimpercentage onder het relatief stabiel: in komt het verzuimpercentage

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 Utrecht, januari 2013 INHOUD Samenvatting 4 Inleiding 6 1 Trends en wetenswaardigheden 8 1.1 Inleiding 8 1.2 Trends 8 1.3 Wetenswaardigheden 11 2 Wet-

Nadere informatie

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN VAN MIGRANTEN IN NEDERLAND

ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN VAN MIGRANTEN IN NEDERLAND ARBEIDS- OMSTANDIGHEDEN VAN MIGRANTEN IN NEDERLAND J. van den Eerenbeemt W.E. Hooftman S.N.J. van den Bossche TNO-rapport Arbeidsomstandigheden van migranten in Nederland ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN VAN MIGRANTEN

Nadere informatie

TNO rapport voor FNV. Onbetaald overwerk in Nederland

TNO rapport voor FNV. Onbetaald overwerk in Nederland TNO rapport voor FNV Onbetaald overwerk in Nederland Juli 2017 Onbetaald overwerk in Nederland Rapport voor: FNV Datum Juli 2017 Auteurs W.E. Hooftman L.M.C. van Dam E.M.M. de Vroome S.N.J. van den Bossche

Nadere informatie

ARBOBALANS 2018 Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland

ARBOBALANS 2018 Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland Samenvatting Aan de hand van recente monitors en onderzoeken schetst de Arbobalans een actueel beeld van de arbeidsomstandigheden en werkgerelateerde

Nadere informatie

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015 LelyStadsGeLUIDEN De mening van de inwoners gepeild Leefbaarheid 2015 April 2016 Colofon Dit is een rapportage opgesteld door: Cluster Onderzoek en Statistiek team Staf, Beleid Te downloaden op www.lelystad.nl/onderzoek

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid Groningen september tot december 18 JANUARI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, december 2011

Technische nota. Brussel, december 2011 Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 OKTOBER 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

De minister en de staatssecretaris van OCW Rijnstraat XP Den Haag. Datum 19 december 2016 Betreft Afwijkende wijze examineren - dyslexie

De minister en de staatssecretaris van OCW Rijnstraat XP Den Haag. Datum 19 december 2016 Betreft Afwijkende wijze examineren - dyslexie > Retouradres Postbus 2730 3500 GS Utrecht De minister en de staatssecretaris van OCW Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag Locatie Utrecht Park Voorn 4 Postbus 2730 3500 GS Utrecht T 088 669 6000 F 088 669 6050

Nadere informatie

Hondenbeleid Deventer Eindmeting

Hondenbeleid Deventer Eindmeting Hondenbeleid Deventer Eindmeting Januari 2011 Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Jasper Baks Telefoonnummer : 694229 Mail : jr.baks@deventer.nl Strategische Ontwikkeling 1 Inhoud Algemene samenvatting

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid WERKTIJDVERKORTING 2015 Een onderzoek naar het beroep door ondernemingen in 2015 op art. 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 mei 2017

Nadere informatie

RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018

RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018 RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018 Willemstad, september 2018 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Investeringsbelemmeringen Vertrouwen in de economie... 4 Vertrouwen in de toekomst... 5 Perceptie investeringsklimaat...

Nadere informatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Samenvatting Op basis van de geactualiseerde gegevens van het CBS zien de samenwerkende inspecties binnen Toezicht Sociaal Domein

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Rapport Follow-up analyse methodebreuk Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2014

Rapport Follow-up analyse methodebreuk Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2014 Rapport Follow-up analyse methodebreuk Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2014 w Godelief Mars John Michiels Rob Willems CBS Heerlen CBS-weg 11 6412 EX Heerlen Postbus 4481 6401 CZ Heerlen +31 45

Nadere informatie

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers

rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

FACTSHEET AFWIJKENDE WIJZE VAN EXAMINERING Elektronische meldingen Trends, analyses en wetenswaardigheden

FACTSHEET AFWIJKENDE WIJZE VAN EXAMINERING Elektronische meldingen Trends, analyses en wetenswaardigheden FACTSHEET AFWIJKENDE WIJZE VAN EXAMINERING Elektronische meldingen 2009-2013 Trends, analyses en wetenswaardigheden Scholen hebben de verplichting om aan de inspectie van het Onderwijs te melden wanneer

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

NATIONAAL RAADSLEDENONDERZOEK

NATIONAAL RAADSLEDENONDERZOEK NATIONAAL RAADSLEDENONDERZOEK Vijfde trendonderzoek naar de tijdsbesteding en werkzaamheden van gemeenteraadsleden 2017 #NRO2017 1. Inleiding Sinds de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur in

Nadere informatie

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h TNS Nipo Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam t 020 5225 444 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h Rick Heldoorn & Matthijs de Gier H1630

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Rapport Onderzoek Lerarentekort

Rapport Onderzoek Lerarentekort Rapport Onderzoek Lerarentekort In opdracht van: PO-Raad Utrecht, juli 2019 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 030 263 10 80 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website: www.duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid WERKTIJDVERKORTING 2016 Een onderzoek naar het beroep door ondernemingen in 2016 op art. 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 mei 2017

Nadere informatie

RAPPORTAGE INCIDENTENANALYSE PERIODE 2012 TOT EN MET 2015 Q2

RAPPORTAGE INCIDENTENANALYSE PERIODE 2012 TOT EN MET 2015 Q2 RAPPORTAGE INCIDENTENANALYSE PERIODE 212 TOT EN MET 215 Q2 Inhoud Inleiding... 2 1. Ongevallen zonder en met verzuim... 4 1.1.1 Vallen/struikelen/uitglijden, ongevallen zonder verzuim... 5 1.1.2 Vallen/struikelen/uitglijden,

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Evolutie van de ongevalsaangiften

Evolutie van de ongevalsaangiften 1 FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Statistisch verslag van de arbeidsongevallen van 2016 - privésector 1. Aangiften : 250.000 Evolutie van de ongevalsaangiften 200.000 150.000 202.208 202.415 207.384 185.628

Nadere informatie

TRENDS IN KWALITEIT VAN DE ARBEID VAN FLEXIBELE EN VASTE WERKNEMERS EN MULTI-JOBBERS

TRENDS IN KWALITEIT VAN DE ARBEID VAN FLEXIBELE EN VASTE WERKNEMERS EN MULTI-JOBBERS TRENDS IN KWALITEIT VAN DE AREID VAN FLEXIELE EN VASTE WERKNEMERS EN MULTI-JOERS De ontwikkelingen in het afgelopen decennium maart 0 Rapportage in het kader van het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden

Nadere informatie