DE ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT.
|
|
- Lucas Bos
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 A.R. nr. 13/2316/A 1/9 DE ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT. Eerste kamer. Rep.nr. VONNIS van 19 MAART 2014 Mevrouw H L, wonende te.., eisende partij, vertegenwoordigd door Mr. S. Renette, advocaat te 3500 Hasselt, Herkenrodesingel 4 bus 1. tegen: F V, met zetel te, verwerende partij, vertegenwoordigd door Mr. S. Joris, advocaat te 3511 Kuringen Hasselt, Kuringenstraat Procedure De rechtbank heeft de volgende documenten ingezien: - de inleidende dagvaarding, betekend door het ambt van gerechtsdeurwaarder Gretl Victor op 6 september 2013; - de beschikking d.d. 22 oktober 2013 in toepassing van artikel 747 Ger. W. - de besluiten neergelegd ter griffie - voor verwerende partij op 21 november 2013; - voor eisende partij op 16 december Partijen waren vertegenwoordigd ter zitting van 17 februari 2014 en werden in hun besluiten en middelen gehoord. 2. Feiten Eisende partij was 7 januari 2008 tot 13 november 2012 wettelijk samenwonend met de heer D M, die op 13 november 2012 naar aanleiding van een erkend arbeidsongeval overleed. Met schrijven van 17 december 2012 bevestigt verwerende partij dat zij het arbeidsongeval erkent, doch vervolgt: Op basis van de gegevens die in ons bezit zijn dienen wij te besluiten, en dit overeenkomstig de door de wet gestelde voorwaarden, dat u niet als rechthebbende wordt beschouwd. Er volgt nog briefwisseling tussen partijen.
2 A.R. nr. 13/2316/A 2/9 Vermits eisende partij zich niet kan akkoord verklaren met de beslissing leidt zij vordering in voor de arbeidsrechtbank. 3. De vordering De vordering van eisende partij strekt ertoe: ln hoofdorde Te zeggen voor recht dat verwerende partij eisende partij niet kan uitsluiten als rechthebbende van een arbeidsongevallenverzekering omdat zij met de heer Moons geen overeenkomst had gesloten waarin overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek voorzien is in een verplichting voor de partijen tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben. Te zeggen voor recht dat eisende partij overeenkomstig art. 12 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen rechthebbende is van een arbeidsongevallenrente en verwerende partij te veroordelen tot uitbetaling van de rente aan haar. In ondergeschikte orde Vooraleer recht te doen navolgende prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof: Schendt het art. 12 in samenhang gelezen met art. 5 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen de beginselen van gelijkheid en nietdiscriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang met de artikelen 8 en 14 E.V.R.M., in zoverre die bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben én anderzijds personen die wettelijk samenwonen maar géén overeenkomst overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek mèt een dergelijke voorziene verplichting hebben opgesteld, meer bepaald in zoverre het de lijfrente (gelijk aan 30 percent van het basisloon van de getroffene van een arbeidsongeval die overlijdt) toekent en dus voorbehoudt aan gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een dergelijke overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478, terwijl het die lijfrente niet toekent en dus weigert aan de wettelijk samenwonenden zonder een overeenkomst met een dergelijke voorziening tot verplichte hulp? Verweerster tevens te worden tot alle kosten van het geding met inbegrip van de kosten van dagvaarding en rolstelling en de rechtsplegings- en uitgavenvergoeding zoals voorzien bij artikel 1017, 2 Ger. W., alhier begroot op 1.320,00.
3 A.R. nr. 13/2316/A 3/9 3. Ontvankelijkheid De vordering is regelmatig naar vorm en termijn ingesteld. Zij is ontvankelijk. 4. Middelen van partijen 4.1. Eiser is van oordeel dat zij aanspraak kan maken op de betaling van de lijfrente voorzien in artikel 12 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, waarin is bepaald: Wanneer de getroffene ten gevolge van het arbeidsongeval overlijdt, wordt een lijfrente, gelijk aan 30 pct. van diens basisloon toegekend: 1 aan de echtgenoot die op het tijdstip van het ongeval noch uit de echt, noch van tafel en bed is gescheiden, of aan de persoon die op het tijdstip van het ongeval wettelijk samenwoont met de getroffene; 2 aan de echtgenoot die op het tijdstip van het overlijden van de getroffene noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden is, of aan de persoon die op het tijdstip van het overlijden van de getroffene wettelijk met hem samenwoont, op voorwaarde dat: a) het huwelijk of de wettelijke samenwoning gesloten na het ongeval minstens één jaar vóór het overlijden van de getroffene plaatsvond of; b) uit het huwelijk of de wettelijke samenwoning een kind is geboren of; c) op het ogenblik van het overlijden een kind ten laste is waarvoor één van de echtgenoten of één van de wettelijk samenwonenden kinderbijslag ontving. De overlevende die uit de echt of van tafel en bed gescheiden is en die een wettelijk of conventioneel onderhoudsgeld genoot ten laste van de getroffene, alsmede de langstlevende partner van een ontbonden wettelijke samenwoning die een conventioneel onderhoudsgeld genoot ten laste van de getroffene, heeft eveneens recht op de lijfrente als bedoeld in het eerste lid, zonder dat die rente meer mag bedragen dan het onderhoudsgeld. Eisende partij is van oordeel dat, ondanks de toekenning van het recht aan de wettelijk samenwonende, er een onverantwoorde ongelijkheid in behandeling blijft bestaan, doordat enkel de samenwoning met overeenkomst conform artikel 1478 B.W. wordt geviseerd. Artikel 5, tweede lid van voormelde wet definieert het begrip wettelijke samenwoning en de wettelijk samenwonende partner als volgt: ( )Voor de toepassing van hoofdstuk II van deze wet wordt verstaan onder: 1 wettelijke samenwoning: de samenwoning van twee partners die overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek een overeenkomst hebben opgesteld waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben; 2 wettelijk samenwonende partner: de persoon die wettelijk samenwoont met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld
4 A.R. nr. 13/2316/A 4/9 overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben. In haar arresten van 21 december 2000 en 21 juni 2001 oordeelde het Grondwettelijk Hof reeds dat de "feitelijk" samenwonenden, zoals de gehuwden, economisch van elkaar afhankelijk konden zijn en dat er op het vlak van de sociale zekerheid gelijkenissen met de gehuwden waren. Niettemin legde de wetgever volgens het Hof aan de gehuwden wederzijdse verplichtingen op en was de vermogensrechtelijke situatie van de gehuwden anders dan die van feitelijk samenwonenden. Bijgevolg oordeelde het Hof dat de verschillende behandeling van de gehuwden en de "feitelijk" samenwonenden op een objectief criterium gesteund was. Eisende partij is van mening dat de afwezigheid van een overeengekomen hulpplicht tussen de wettelijk samenwonenden is geen gegronde reden voor de weigering van de schadeloosstelling van de arbeidsongevallen- en beroepsziekteverzekering. Tussen wettelijk samenwonenden geldt eveneens een bijdrageplicht geldt. Wettelijk samenwonende partners zijn gehouden bij te dragen in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden. Er is tussen wettelijk samenwonenden een duidelijke verplichte solidariteit. De hulpplicht en de bijdrageplicht ressorteren gelijkaardige gevolgen en zijn niet eenvoudig van elkaar te onderscheiden. De vraag rijst waarom de wettelijke bijdrageplicht geen voldoende solidariteit zou tot stand brengen tussen wettelijk samenwonenden om de ene, in geval van overlijden van de andere naar aanleiding van een arbeidsongeval, een recht op schadeloosstelling toe te kennen. Dit geldt eens te meer nu de in de Wet van 11 mei 2007 opgenomen voorwaarde niets zegt over de draagwijdte en grootte van de verplichting tot hulp. Besluitend kan worden gesteld dat het verschil tussen de hulpplicht uit het huwelijk en de bijdrageplicht in geval van wettelijke samenwoning te klein is om aan dit verschil een dermate belang toe te kennen voor wat betreft de schadeloosstelling van de regelingen inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds. In hoofdorde meent de eisende partij aldus dat de voorwaarde opgenomen in art. 5, tweede lid van de Wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, zoals gewijzigd door de Wet van 11 mei 2007, discriminerend is ten aanzien van de wettelijk samenwonenden in vergelijking tot gehuwden. De wettelijke bepaling zou de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden en kan om die reden niet worden toegepast. Derhalve vraagt de eisende partij om opgemelde voorwaarde in art. 5, tweede lid juncto art. 12 van de Wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, buiten beschouwing te laten, gelet op de strijdigheid met artikel 10 en 11 van de Grondwet.
5 A.R. nr. 13/2316/A 5/9 Ondergeschikte verzoekt zij deze vraag aan het Grondwettelijk Hof voor te leggen, en stelt zij voor de vraag als volgt te formuleren: Schendt het art. 12 in samenhang gelezen met art. 5 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen de beginselen van gelijkheid en nietdiscriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang met de artikelen 8 en 14 E.V.R.M., in zoverre die bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en anderzijds personen die wettelijk samenwonen maar geen overeenkomst overeenkomstig artikel 1478 van het burgerlijk wetboek mèt een dergelijke voorziene verplichting hebben opgesteld, meer bepaald in zoverre het de lijfrente (gelijk aan 30 percent van het basisloon van de getroffene van een arbeidsongeval die overlijdt) toekent en dus voorbehoudt aan gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een dergelijke overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478, terwijl het die lijfrente niet toekent en dus weigert aan de wettelijk samenwonenden zonder een overeenkomst met een dergelijke voorziening tot verplichte hulp? 4.2. De wetsverzekeraar weigert aan eisende partij de voordelen van artikel 12 van de Arbeidsongevallenwet toe te kennen. Zij stelt dat zij, omwille van het openbare ordekarakter van de wet, niet kan afwijken van de wettelijke bepalingen en voorschriften. Anders dan eisende partij is zij van oordeel dat niet het feit van de samenwoning op zich het doorslaggevend criterium is, maar wél een economisch criterium, vertaald in een bij notariële akte vastgelegde verplichting tot hulp. In tegenstelling tot gehuwden (art. 213 BW) zijn wettelijk samenwonende partners immers niet gehouden tot een wederzijdse plicht tot hulp, terwijl net deze hulpplicht als vorm van vermogensrechtelijke solidariteit het criterium vormt voor de uitbreiding van de arbeidsongevallenregeling naar wettelijk samenwonenden. Enkel de wettelijk samenwonenden die bij notariële akte een overeenkomst hebben gesloten in toepassing van artikel 1478 B.W., waarin de partners zich engageren om elkaar financiële hulp te bieden, ook na een eventuele breuk, kunnen als 'rechthebbende' beschouwd worden in de zin van art. 12 AOW en aanspraak maken op de uitkering van een arbeidsongevallenrente na een dodelijk arbeidsongeval van de wettelijk samenwonende partner. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 11 mei 2007 werd de voorwaarde van het uitdrukkelijk conventioneel (notarieel) beding tot hulp en financiële steun in de zin van art B.W., verantwoord als volgt. De minister van Werk benadrukte dat de juridische toestand van wettelijk samenwonenden, resp. gehuwden weliswaar 'vergelijkbaar', maar daarom nog niet 'gelijk' is;
6 A.R. nr. 13/2316/A 6/9 een gelijkstelling tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden m.b.t. het recht op schadeloosstelling in geval van arbeidsongeval of beroepsziekte zou slechts gerealiseerd moeten worden in de mate dat hun juridische 'situatie' gelijk is. De minister wees hierbij op het verschil tussen beide samenlevingsvormen m.b.t. de wederzijdse plichten en in het bijzonder op de afwezigheid van een tussen wettelijk samenwonende geldende hulp- en bijstandsplicht en een aan deze plicht gerelateerde (wettelijke) grond tot toekenning van een onderhoudsgeld na beëindiging van de wettelijke samenwoning. De na echtscheiding voortgezette hulpverplichting tussen echtgenoten vormt, volgens de minister, de grondslag voor de toekenning van de lijfrente aan de achterblijvende echtgenoot na een arbeidsongeval, resp. beroepsziekte met dodelijke afloop. De relatie tussen het recht op een lijfrente en het bestaan van een onderhoudsplicht tussen de echtgenoten na echtscheiding zou blijken uit het gegeven dat de gewezen echtgenoot van het slachtoffer slechts rentegerechtigd is in de mate dat hij een onderhoudsgeld genoot. Uit het voorgaande leidde de minister af dat de situatie van wettelijk samenwonenden slechts gelijk is aan die van gehuwden (voor wat betreft de schadeloosstelling naar aanleiding van een arbeidsongeval), wanneer de partners een overeenkomst hebben gesloten waarin ze een wederzijdse onderhoudsplicht hebben bedongen die voortduurt na beëindiging van de wettelijke samenwoning. De gelijkstelling met gehuwden zou dan ook beperkt moeten blijven tot deze groep wettelijk samenwonenden. De minister wees er tenslotte op dat de Belgische sociale zekerheid gestoeld is op solidariteit. Het zou niettemin onlogisch zijn dat het socialezekerheidsstelsel solidair moet zijn met de achterblijvende wettelijk samenwonende partner, wanneer de desbetreffende partners zelf niet willen voorzien in een wederzijdse en onderlinge sociale ondersteuning. Nemen de partners daarentegen zelf naar elkaar toe een engagement, dan wil de overheid dat graag ondersteunen. Met deze opvatting sloot de minister van Werk zich aan bij het advies nr van de Nationale Arbeidsraad (Pari. St. Senaat , nr /5, 16 e.v.). (Zie Verslag namens de commissie voor de sociale aangelegenheden uitgebracht door de heer Cornil bij het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 12 van de Wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, Pari St. Senaat , nr /5, 3, 6, 7 weergegeven in "De uitbreiding van de schadeloosstelling overeenkomstig de resp. regelingen inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten en het asbestfonds naar wettelijk samenwonende partners", E. ALOFS, Not. Fisc. M. 2009, ). Vermits eisende partij niet aan de voorwaarde van artikel 5 van de wet voldoet bij ontstentenis van een overeenkomst conform artikel 1478 B.W. zou de lijfrente niet verschuldigd zijn.
7 A.R. nr. 13/2316/A 7/9 4. Beoordeling De rechtbank stelt vast dat artikel 5 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, zoals gewijzigd bij wet van 11 mei 2007 enkel met de gehuwden gelijkstelt de samenwonenden die een overeenkomst hebben gesloten conform 1478 B.W., waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp, die zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben. De omvang van deze verplichting tot hulp wordt niet wettelijk vastgelegd. Het komt de rechtbank voor dat zelfs de overeenkomst gesloten conform artikel 1478 B.W. en waarbij slechts een symbolische als verplichting tot hulp is opgenomen aldus zou volstaan om aan de voorwaarden van artikel 5 te voldoen. De aldus gesloten overeenkomst zou het door de wetgever beoogde doel uithollen. Verder argumenteert eisende partij terecht dat ook in de wettelijke samenwoning zonder overeenkomst partijen aan elkaar een bijdrageplicht verschuldigd zijn, welke eveneens de uitdrukking is van een solidariteit jegens elkaar. Het komt de rechtbank dan ook voor dat het gepast is in te gaan op het verzoek van eisende partij om voorafgaand volgende prejudiciële vraag te stellen: Schendt het art. 12 in samenhang gelezen met art. 5 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen de beginselen van gelijkheid en nietdiscriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang met de artikelen 8 en 14 E.V.R.M., in zoverre die bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en anderzijds personen die wettelijk samenwonen maar geen overeenkomst overeenkomstig artikel 1478 van het burgerlijk wetboek mèt een dergelijke voorziene verplichting hebben opgesteld, meer bepaald in zoverre het de lijfrente (gelijk aan 30 percent van het basisloon van de getroffene van een arbeidsongeval die overlijdt) toekent en dus voorbehoudt aan gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een dergelijke overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 B.W., terwijl het die lijfrente niet toekent en dus weigert aan de wettelijk samenwonenden zonder een overeenkomst met een dergelijke voorziening tot verplichte hulp? De rechtbank heeft de voorschriften van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken nageleefd.
8 A.R. nr. 13/2316/A 8/9 OM DEZE REDENEN BESLIST DE ARBEIDSRECHTBANK Op tegenspraak en na beraadslaging. De vordering ontvankelijk te verklaren. Alvorens verder recht te spreken, de volgende prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof: Schendt het art. 12 in samenhang gelezen met art. 5 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen de beginselen van gelijkheid en nietdiscriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang met de artikelen 8 en 14 E.V.R.M., in zoverre die bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek waarin voor de partijen is voorzien in een verplichting tot hulp die, zelfs na een eventuele breuk, financiële gevolgen kan hebben en anderzijds personen die wettelijk samenwonen maar geen overeenkomst overeenkomstig artikel 1478 van het burgerlijk wetboek mèt een dergelijke voorziene verplichting hebben opgesteld, meer bepaald in zoverre het de lijfrente (gelijk aan 30 percent van het basisloon van de getroffene van een arbeidsongeval die overlijdt) toekent en dus voorbehoudt aan gehuwden en personen die wettelijk samenwonen met een partner en waarbij tussen beide partners een dergelijke overeenkomst is opgesteld overeenkomstig artikel 1478 B.W., terwijl het die lijfrente niet toekent en dus weigert aan de wettelijk samenwonenden zonder een overeenkomst met een dergelijke voorziening tot verplichte hulp? De zaak in afwachting van het arrest van het Grondwettelijk Hof naar de bijzondere rol van deze kamer te verzenden. Overeenkomstig art van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof d.d. 6 januari 1989 de verzending van de expeditie van dit vonnis naar het Grondwettelijk Hof te bevelen. De uitspraak over de kosten aan te houden.
9 A.R. nr. 13/2316/A 9/9 Aldus gewezen door: Mevrouw R.GYMZA Mevrouw B.BIJVOET De heer L.VANZEER rechter, voorzitter van de kamer; rechter in sociale zaken, werkgever; rechter in sociale zaken, werknemer - bediende; L.VANZEER B.BIJVOET R.GYMZA en uitgesproken door voormelde voorzitter van de kamer, bijgestaan door griffier Mevrouw L.VRANCKEN in de openbare terechtzitting van de arbeidsrechtbank te Hasselt van NEGENTIEN MAART TWEEDUIZEND VEERTIEN. L.VRANCKEN R.GYMZA
Rolnummer 5883. Arrest nr. 33/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T
Rolnummer 5883 Arrest nr. 33/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12 juncto artikel 5 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank
Nadere informatieRolnummers 2033 en 2043. Arrest nr. 89/2001 van 21 juni 2001 A R R E S T
Rolnummers 2033 en 2043 Arrest nr. 89/2001 van 21 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 12 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof
Nadere informatieARBEIDSRECHTBANK TE VEURNE 23 OKTOBER 2003
ARBEIDSRECHTBANK TE VEURNE 23 OKTOBER 2003 DE ARBEIDRECHTBANK TE VEURNE, TWEEDE KAMER, HEEFT HET VOLGEN VONNIS UITGESPROKEN: In de zaak nr. 26409 der algemene rol: H. Vera, wonende te 8680 Koekelare, (
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.
Rolnummer 2287 Arrest nr. 163/2001 van 19 december 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie. Het Arbitragehof,
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling Arbeidsrechtbank Brugge Onderwerp Handvest van de sociaal verzekerde. Beroepsziekten Datum 01 februari 2005 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document
Nadere informatieA D V I E S Nr. 1.547 ----------------------------- Zitting van dinsdag 31 januari 2006 -----------------------------------------------
A D V I E S Nr. 1.547 ----------------------------- Zitting van dinsdag 31 januari 2006 ----------------------------------------------- Lijfrente arbeidsongevallen - Uitbreiding tot wettelijk samenwonenden
Nadere informatieRolnummer 5855. Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T
Rolnummer 5855 Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende preventie van of de schadevergoeding
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 181/2009 van 12 november 2009 A R R E S T
Rolnummer 4652 Arrest nr. 181/2009 van 12 november 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1017, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd gewijzigd bij artikel
Nadere informatieniet verbeterde kopie
Rolnummer 4452 Arrest nr. 65/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 150 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing vanaf het aanslagjaar
Nadere informatieARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN
ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST Rep. Nr. A.R. 2009/AA/408 Vierde kamer Eindarrest op tegenspraak Gezinsbijslag OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN In de zaak van:
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent.
Rolnummer 2926 Arrest nr. 186/2004 van 16 november 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Gent. Het Arbitragehof,
Nadere informatieNr. S F.- FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Mr. René Bützler, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. S.A., 2. D.K., 3. AXA BELGIUM.
8 oktober 2001 S.00.0074.F/1 Nr. S.00.0074.F.- FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Mr. René Bützler, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. S.A., 2. D.K., 3. AXA BELGIUM. HET HOF, Gehoord het verslag van
Nadere informatieRolnummer 1602. Arrest nr. 6/2000 van 19 januari 2000 A R R E S T
Rolnummer 1602 Arrest nr. 6/2000 van 19 januari 2000 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 38 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te
Nadere informatieRolnummer 4418. Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T
Rolnummer 4418 Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 301, 2, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 7 van
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling Rechtbank van Eerste Aanleg Mechelen Onderwerp Vertegenwoordiging door voorlopig bewindvoerder in een echtscheidingsprocedure Datum 19 september 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van dit
Nadere informatieRolnummer 3630. Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T
Rolnummer 3630 Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 320, 4, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te
Nadere informatieRolnummer 4880. Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T
Rolnummer 4880 Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij
Nadere informatieRolnummer 4334. Arrest nr. 160/2008 van 20 november 2008 A R R E S T
Rolnummer 4334 Arrest nr. 160/2008 van 20 november 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 7 van het decreet van 28 juni 1957 houdende statuut van de Koloniale verzekeringskas,
Nadere informatieRolnummer 3677. Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T
Rolnummer 3677 Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 14bis, 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding
Nadere informatieRolnummer 2596. Arrest nr. 16/2004 van 29 januari 2004 A R R E S T
Rolnummer 2596 Arrest nr. 16/2004 van 29 januari 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12, 46, 2, tweede lid, en 47, tweede lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april
Nadere informatieRolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T
Rolnummers 6797 en 6800 Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel III.26 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Vrederechter
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.
Rolnummer 2268 Arrest nr. 29/2002 van 30 januari 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Het Arbitragehof,
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T
Rolnummer 5847 Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. Het
Nadere informatieRolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T
Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T
Rolnummer 4725 Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 323 van het Burgerlijk Wetboek, zoals van kracht vóór de opheffing ervan bij artikel
Nadere informatieVLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te
29 MEI 2000 C.96.0188.N/1 Nr. C.96.0188.N.- VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 1000 Brussel, Martelaarsplein, 19,
Nadere informatieniet verbeterde kopie
Rolnummer 3859 Arrest nr. 191/2006 van 5 december 2006 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 728, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg
Nadere informatieRolnummer 3284. Arrest nr. 169/2005 van 23 november 2005 A R R E S T
Rolnummer 3284 Arrest nr. 169/2005 van 23 november 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 191, 14, 15, 15 quater en 15 quinquies, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte
Nadere informatieARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.
1e blad. Rep.Nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI 2008. 5DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief In de zaak : De Gemeenschappelijke Kas MENSURA, met maatschappelijke
Nadere informatieRAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.
Nadere informatieRolnummer 2704. Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T
Rolnummer 2704 Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, 3, eerste lid, van artikel III, overgangsbepalingen, van de wet van 14 juli 1976 betreffende
Nadere informatieRolnummer 4471. Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T
Rolnummer 4471 Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 7 van de wet van
Nadere informatieRolnummer 5726. Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T
Rolnummer 5726 Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
Nadere informatie, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te
18-04-2014 REP. NR. UITGIFTE AFGELEVERD AAN OP BUR NR; KOSTEN BLZ; X 1.75 EUR = EUR HET VREDEGERECHT VAN HET DERDE KANTON TE BRUGGE HEEFT HET HIERNAVOLGEND VONNIS VERLEEND : IN DE ZAAK INZAKE :, geboren
Nadere informatieRolnummer 4923. Arrest nr. 53/2011 van 6 april 2011 A R R E S T
Rolnummer 4923 Arrest nr. 53/2011 van 6 april 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 60, 3, 3, b), van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 samengeordende wetten betreffende
Nadere informatieRolnummer 5567. Arrest nr. 173/2013 van 19 december 2013 A R R E S T
Rolnummer 5567 Arrest nr. 173/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 25, eerste lid, en 69, eerste en derde lid, van de arbeidsongevallenwet van
Nadere informatieRolnummer 3958. Arrest nr. 13/2007 van 17 januari 2007 A R R E S T
Rolnummer 3958 Arrest nr. 13/2007 van 17 januari 2007 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Aarlen.
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling hof van beroep Brussel Onderwerp Bewijs van eigendomsrecht op basis van dertigjarige verjaring wegens dertig jaar deugdelijk bezit. Bewijslast (artikel 1315 BW en artikel 870 Ger. W.). Dubbelzinnig
Nadere informatieARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT.
A.R.nr.2120963 1/6 ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT. Eerste kamer. Rep.nr. VONNIS van 25 april 2013 H. H., wonende te.., eisende partij, vertegenwoordigd door Mr. B.CUYPERS, loco Mr. VERACHTERT, advocaat te
Nadere informatieRolnummer 1772. Arrest nr. 137/2000 van 21 december 2000 A R R E S T
Rolnummer 1772 Arrest nr. 137/2000 van 21 december 2000 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank
Nadere informatieHof van Cassatie van België
12 OKTOBER 2009 C.08.0524.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0524.F U. M., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen M. M.. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.
Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,
Nadere informatieRolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T
Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.
Nadere informatieFke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: 7.12.2009. Nummer:
Nummer: Rep. rif.: Zitting van: 7.12.2009 Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, 15te bis KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST
Nadere informatieI n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r
I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(
Nadere informatieHof van Cassatie van België
7 oktober 2002 S.01.0109.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.01.0109.F.- RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, Mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen S. G. I. Bestreden beslissing
Nadere informatieARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST
1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 7 APRIL 2011 7e KAMER SOCIALEZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - beroep Bureau Juridische Bijstand tegensprekelijk (art. 747, 2, Ger.
Nadere informatieniet verbeterde kopie
Rolnummer 4484 Arrest nr. 100/2009 van 18 juni 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 229, 1, en 301, 2, van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1254, 5, van het Gerechtelijk Wetboek,
Nadere informatieArbeidshof te Brussel
Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan 2014 / Datum van uitspraak 12 september 2014 Rolnummer op JGR 2014/AB/282 Arbeidshof te Brussel derde kamer Arrest Arbeidshof te Brussel 2014/AB/282 p. 2 ARBEIDSRECHT
Nadere informatieARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST VAN 25 JUNI 2008
A.R. 2060328 Eindarrest op tegenspraak ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST VAN 25 JUNI 2008 CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, met maatschappelijke zetel te 1000
Nadere informatieARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF
ARBEIDSHOF TE Afdeling Antwerpen Rep.nr... ARREST A.R. 2010/AA/15 Eindarrest op tegenspraak (verzending naar hof van beroep te Antwerpen in toepassing van artikel 643 van het Gerechtelijk Wetboek) tweede
Nadere informatieRolnummer 4995. Arrest nr. 86/2011 van 18 mei 2011 A R R E S T
Rolnummer 4995 Arrest nr. 86/2011 van 18 mei 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering
Nadere informatieRolnummer 2652. Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T
Rolnummer 2652 Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, 1, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering
Nadere informatieRolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T
Rolnummer 5942 Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op
Nadere informatieARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.
A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. Rep.Nr. ]'0.11 } 2..83~ ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011. 50E KAMER Arbeidsongeva1 Op tegenspraak Oefinitief In de zaak: s D Appellant,
Nadere informatieRolnummer 5734. Arrest nr. 147/2014 van 9 oktober 2014 A R R E S T
Rolnummer 5734 Arrest nr. 147/2014 van 9 oktober 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 3bis van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding
Nadere informatieRolnummer 2485. Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T
Rolnummer 2485 Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 4 juli 2001 tot wijziging van artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door
Nadere informatieRolnummer 4717. Arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T
Rolnummer 4717 Arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.
Nadere informatieARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST
AR. nr. 2011/AB1792 1e blad. rep.nr.2012/ ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 28 JUNI2012 7e KAMER OCMW - maatschappelijke dienstverlening tegensprekelijk definitief kennisgeving per
Nadere informatieRolnummer 5226. Arrest nr. 109/2012 van 20 september 2012 A R R E S T
Rolnummer 5226 Arrest nr. 109/2012 van 20 september 2012 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 8, zesde lid, 3, van het Wetboek der successierechten, gesteld door de Rechtbank
Nadere informatieRolnummer 2735. Arrest nr. 54/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T
Rolnummer 2735 Arrest nr. 54/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 632 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk.
Nadere informatieHof van Cassatie van België
24 JANUARI 2011 C.09.0635.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0635.N S.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Brederodestraat
Nadere informatieHof van Cassatie van België
12 JANUARI 2007 D.05.0027.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. D.05.0027.N S.H., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Brussel,
Nadere informatieARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST
1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 MAART 2011 7e KAMER SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - werkloosheid tegensprekelijk definitief kennisgeving art. 580, 2, Ger.
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.
Rolnummer 2540 Arrest nr. 17/2003 van 28 januari 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het
Nadere informatieRolnummer 6129. Arrest nr. 174/2015 van 3 december 2015 A R R E S T
Rolnummer 6129 Arrest nr. 174/2015 van 3 december 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 14, 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie,
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling Grondwettelijk Hof Onderwerp Sociaal recht. Sociale zekerheid. Pensioenen. Definitief overlevingspensioenen. Overheidssector. Langstlevende echtgenoot. Voorwaarden. Minimumduur van één jaar
Nadere informatieV O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT
1 e blad OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL 2011 ARBEIDSRECHTBANK GENT V O N N I S 2de kamer A.R. 11/689 Rep.nr. De arbeidsrechtbank Gent, tweede kamer, spreekt het volgend vonnis uit : INZAKE : RIJKSDIENST
Nadere informatieRolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T
Rolnummers 4767 en 4788 Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van
Nadere informatieRolnummer 4790. Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T
Rolnummer 4790 Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73 van de programmawet (I) van 27 december 2006, gesteld door de Vrederechter van het
Nadere informatieArbeidshof te Brussel
Repertoriumnummer Uitgifte Uitgereikt aan 2015 / Datum van uitspraak 06 maart 2015 Rolnummer op JGR 2014/AB/305 Arbeidshof te Brussel derde kamer Arrest Arbeidshof te Brussel 2014/AB/305 p. 2 ARBEIDSRECHT
Nadere informatieHof van Cassatie van België
17 APRIL 2012 P.11.1403.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1403.N M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen O.V. IMEA bv, Intercommunale
Nadere informatieRolnummer 1041. Arrest nr. 67/97 van 6 november 1997 A R R E S T
Rolnummer 1041 Arrest nr. 67/97 van 6 november 1997 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 370, 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Jeugdrechtbank te Luik.
Nadere informatie, weduwe van de heer. wonende te Zele, te Zele, wettelijke erfgenaam van de. heer, wonende te ZeleJ
Repertorium nummer 2015 / 31- ) Datum vr.n uitspraak Uitgereikt aan Uitgereikt aar. 03 MAART 2015 Rol nummer 13/865/A op op op.r. "' J D Niet aan te bieden aan de ontvanger Rechtbank van eerste aanleg
Nadere informatieJURIDAT. Nummer : Rep. : 2010/
JURIDAT Nummer : Rep. : 2010/ Zitting van : 10 maart 2010 Eindarrest Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANT- WERPEN, 3e KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen : In zake
Nadere informatieHof van Cassatie van België
19 JANUARI 2009 S.08.0099.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.08.0099.N RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID, met zetel te 1060 Brussel, Victor Hortaplein 11, eiser, vertegenwoordigd door mr. Antoine
Nadere informatieRolnummer 2516. Arrest nr. 144/2003 van 5 november 2003 A R R E S T
Rolnummer 2516 Arrest nr. 144/2003 van 5 november 2003 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 61, 7, vierde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging
Nadere informatieHof van Cassatie van België
15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Rechten en verplichtingen. Echtgenoten. Feitelijke scheiding. Hulp- en bijstandsverplichting. Vordering tot onderhoudsbijdrage. Ontstaan of voortduren van de scheiding.
Nadere informatiesectie burgerlijke rechtbank
V vdn het grfffllraeht art." 2 W. Reg..i...!ge:.:. :n ui ertng v n art 792 Ger. v :.. _" Repertoriumnummer 18/ Uitgifte Uitgereikt aan Uitgereikt aan Kennisgeving J art. aan Griffienummer 18/ Rolnummer
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 579, 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Bergen.
Rolnummer 5056 Arrest nr. 144/2011 van 22 september 2011 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 579, 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Bergen. Het
Nadere informatieRolnummer 4255. Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T
Rolnummer 4255 Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen bij artikel 29 van de wet
Nadere informatieHof van Cassatie van België
21 JANUARI 2011 C.08.0364.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0364.N C.B., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel,
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 26/2015 van 5 maart 2015 A R R E S T
Rolnummer 5874 Arrest nr. 26/2015 van 5 maart 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 16, 2, 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T
Rolnummer 5622 Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank
Nadere informatieRolnummer 1448. Arrest nr. 10/2000 van 2 februari 2000 A R R E S T
Rolnummer 1448 Arrest nr. 10/2000 van 2 februari 2000 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 51, 1, 3, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.
Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het
Nadere informatieRolnummer 5890. Arrest nr. 191/2014 van 18 december 2014 A R R E S T
Rolnummer 5890 Arrest nr. 191/2014 van 18 december 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 17 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door
Nadere informatieHof van Cassatie van België
13 JUNI 2005 S.04.0109.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.04.0109.N.- B. J., eiser, vertegenwoordigd door Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,
Nadere informatieSECUREX, Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Verenigde
16 OKTOBER 2000 S.00.0101.N/1 Nr. S.00.0101.N.- SECUREX, Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Verenigde Natieslaan 1, eiseres tot cassatie
Nadere informatieRolnummer 5606. Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T
Rolnummer 5606 Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek (vóór de wijziging ervan bij de wet van
Nadere informatieHof van Cassatie van België
5 JANUARI 2006 C.05.0190.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0190.N B.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel,
Nadere informatieHof van Cassatie van België
5 DECEMBER 2013 C.13.0041.N-C.13.0067.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.13.0041.N T.P., eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te
Nadere informatieRolnummer 618. Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T
Rolnummer 618 Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg
Nadere informatieHof van Cassatie van België
12 SEPTEMBER 2008 C.07.0394.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0394.N L. J.-P., eiser, vertegenwoordigd door mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050
Nadere informatieHof van Cassatie van België
17 SEPTEMBER 2013 P.12.1110.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1110.N T G, burgerlijke partij, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen
Nadere informatieRolnummer Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T
Rolnummer 4100 Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12, 1, en 253 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling hof van beroep Brussel Onderwerp Gerechtelijke vereffening-verdeling. Artikel 1207 e.v. Ger. W. Deelakkoorden: geldigheid en bindende kracht. Artikel 1447 BW betreffende de overname van de gezinswoning
Nadere informatieRolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T
Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten
Nadere informatieRolnummer 2960. Arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 A R R E S T
Rolnummer 2960 Arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 24, 2, van het Algemeen Verdrag betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België
Nadere informatie