Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Transcriptie

1 1/13 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr. 27 /2008 van 4 juli 2008 Betreft: aanvraag van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie om toegang te krijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer te gebruiken met het oog op het verlenen van aanmoedigingspremies (RN/MA/2008/023) Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, ontvangen op 12/05/2008; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies, gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 18/06/2008; Gelet op het technisch en juridisch advies, ontvangen op 03/07/2008; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 04/07/2008, na beraadslaging, als volgt:

2 Ber RR 27/2008-2/13 I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG De aanvraag heeft tot doel om het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, hierna de aanvrager, te machtigen om: een toegang te verkrijgen tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3, 5 en 9, en tweede lid, WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken; met het oog op het verlenen van aanmoedigingspremies. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) Overeenkomstig de artikelen 5, eerste lid, 1, en 8 WRR wordt de machtiging om toegang te verkrijgen tot of om mededeling te bekomen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, WRR en om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, verleend door het Comité aan Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie. Artikel 2 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van de Vlaamse Gemeenschap van 18 juli 2003 voorzag in de reorganisatie van de Vlaamse administratie op basis van homogene beleidsdomeinen. Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, bepaalt de diverse beleidsdomeinen evenals de aangelegenheden waarop zij betrekking hebben. Artikel 11 bakent het beleidsdomein werk en sociale economie af terwijl artikel 25 bepaalt dat het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie bestaat uit: het gelijknamige departement; het agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie (de aanvrager).

3 Ber RR 27/2008-3/13 De aanvrager werd opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 tot oprichting van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Zijn missie bestaat in het duurzaam ondersteunen, versterken en stimuleren van de werkgelegenheid in de reguliere sector, de non-profitsector en in de sociale economie in Vlaanderen. Het voert, door middel van labeling, erkenningen, vergunningen, subsidie- en andere maatregelen, de programma's inzake bevordering van de werkgelegenheid uit die de Vlaamse overheid beslist (artikel 3). Daarbij treedt hij op namens de rechtspersoon Vlaamse Gewest en desgevallend de Vlaamse Gemeenschap (artikel 5). Teneinde die missie waar te maken, staat het agentschap in voor volgende taken (artikel 4): 1 het uitvoeren van de Vlaamse maatregelen tot het bevorderen van de creatie van werkgelegenheid, hetzij door stimulering van de directe tewerkstelling, hetzij door steunverlening aan ondersteuningsstructuren, hetzij door toekenning van investeringssubsidies; 2 het uitvoeren van maatregelen tot het reguleren van de arbeidsmarkt; 3 het uitvoeren van maatregelen tot het faciliteren en reguleren van de in-, herin- of uittrede op de arbeidsmarkt en van de mobiliteit op de arbeidsmarkt; 4 het opvolgen van de aanwending van de ingezette middelen voor de taken, bedoeld in 1 tot en met 3 ; 5 het verwerken en ter beschikking stellen van de uit de beleidsuitvoering verworven informatie met het oog op de beleidsvoorbereiding, beleidsadvisering en de beleidsevaluatie." Concreet betekent dit dat de aanvrager de taken heeft overgenomen m.b.t. tot de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid die voor de hervorming werden vervuld door de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw. In de mate dat de aanvrager met het oog op deze taken moet kunnen beschikken over persoonsgegevens komt hij als Belgische openbare overheid op grond van de artikelen 5, eerste lid, 1, en 8 WRR in aanmerking om gemachtigd te worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer van dit register te gebruiken.

4 Ber RR 27/2008-4/13 A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP) Op grond van artikel 4 WVP vormen de informatiegegevens en het identificatienummer van het Rijksregister persoonsgegevens waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. Persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. B. FINALITEIT De Vlaamse Regering heeft een stelsel van aanmoedigingspremies uitgewerkt dat erop gericht is om een betere combinatie tussen arbeid en gezin, arbeid en leren mogelijk te maken. Deze premies en de toekenningsmodaliteiten ervan zijn uitgewerkt in de volgende reglementaire besluiten: het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector; het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privé-sector; het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2001 houdende toekenning van een aanmoedigingspremie bij loopbaanonderbreking in het kader van de landingsbanen voor de personeelsleden van de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand; het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 1998 houdende instelling van een aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs in het raam van de maatregelen tot herverdeling van de arbeid. Op welke aanmoedigingspremies iemand aanspraak kan maken, zal afhangen van de sector in dewelke de betrokkene tewerkgesteld is: de private sector, de sociale profit sector of de publieke sector: voor de private sector zijn dat: de aanmoedigingspremie opleidingskrediet, de aanmoedigingspremie zorgkrediet, aanmoedigingspremie voor werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering;

5 Ber RR 27/2008-5/13 voor de sociale profitsector: de aanmoedigingspremie zorgkrediet, de aanmoedigingspremie loopbaankrediet en de aanmoedigingspremie landingsbaan, aanmoedigingspremie opleidingskrediet en aanmoedigingspremie voor werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering; voor de openbare sector: aanmoedigingspremie loopbaanonderbreking. De aanvragen tot het bekomen van de premie worden bij de aanvrager ingediend. Dit gebeurt door middel van een papieren formulier, van een webtoepassing of van een webtoepassing met identificatie. Op het papieren formulier en de webtoepassing zonder identificatie vermeldt de betrokkene een minimum aantal identificatiegegevens, waaronder het identificatienummer van het Rijksregister, met betrekking tot hemzelf en eventueel derden. De aanmoedigingspremie "zorgkrediet" is immers afhankelijk aan het verstrekken van zorg aan een welbepaalde categorie van personen (zie bijvoorbeeld artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002). Opdat de aanvrager zou kunnen controleren of de betrokkene zich in de voorwaarden bevindt om deze premie te verkrijgen, moet hem de identiteit van deze personen worden meegedeeld. De aanvrager zal vervolgens de juistheid van deze gegevens in het Rijksregister controleren en waar nodig vervolledigen. Hij wil aldus vermijden informatie op te vragen die elders beschikbaar is. Wanneer de aanvraag gebeurt via de webtoepassing met identificatie aan de hand van de EID of het federaal token, wordt de betrokkene voor het inloggen verwittigd dat de toepassing gebruik maakt van gegevens uit externe gegevensbanken. Indien de betrokkene dit niet wenst kan hij de toepassing verlaten en via één van de andere kanalen zijn aanvraag doen. Het is de bedoeling dat indien de persoon zich identificeert en authenticeert via de EID, een aantal persoonsgegevens (identificatienummer van het Rijksregister, voornaam, familienaam, geslacht, geboortedatum en hoofdverblijfplaats) automatisch ingevuld worden op het formulier zonder dat de betrokkene ze kan wijzigen. Het is met het oog op de behandeling en de controle van de aanvragen tot het bekomen van één van de aanmoedigingspremies dat de aanvrager een toegang tot een aantal informatiegegevens van het Rijksregister wenst te bekomen en het identificatienummer ervan te gebruiken. Het Comité is van oordeel dat de hierboven vermelde en nagestreefde doeleinden welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn in de zin van artikel 4, 1, 2, WVP en artikel 5, tweede lid, WRR.

6 Ber RR 27/2008-6/13 C. PROPORTIONALITEIT C.1. Ten overstaan van de gegevens van het Rijksregister C.1.1. De aanvrager wenst de mededeling van de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3, 5 en 9,WRR zijnde respectievelijk: de naam en voornamen; de geboorteplaats en datum; het geslacht; de hoofdverblijfplaats; de samenstelling van het gezin. Het Comité stelt vast dat: Een toegang tot de informatiegegevens naam en voornamen, "geslacht" en hoofdverblijfplaats de aanvrager in staat stelt om de juistheid van de hem verstrekte gegevens te controleren en vervolgens op een correcte wijze contact op te nemen met de betrokkene. Op het papieren aanvraagformulier of de webtoepassing zonder identificatie wordt de betrokkene alleen verzocht om zijn contactadres, dat niet noodzakelijk overeenstemt met de hoofdverblijfplaats, te vermelden. Als het contactadres tevens de hoofdverblijfplaats is, wordt de officiële kennisgeving van de beslissing geadresseerd aan de hoofdverblijfplaats. Teneinde tijdverlies te vermijden doordat brieven onbesteld terug worden bezorgd, is het nuttig dat de aanvrager, vooraleer de kennisgeving te verrichten, zich ervan kan vergewissen of de hoofdverblijfplaats sedert de aanvraag niet gewijzigd is. Indien na controle zou blijken dat de aanvrager de premie ten onrechte toekende, zal de begunstigde moeten aangemaand worden om deze terug te betalen. Ook daartoe dient de aanvrager over het actuele adres te kunnen beschikken. Wanneer de aanvrager aan de personen die zich authenticeren via de EID een gedeeltelijk vooraf ingevuld formulier ter beschikking wil stellen, is een toegang tot deze gegevens, evenals tot de geboortedatum onontbeerlijk.

7 Ber RR 27/2008-7/13 De geboortedatum is voor de aanvrager een pertinent gegeven. Het verkrijgen van een aanmoedigingspremie is gekoppeld aan het vervullen van een aantal voorwaarden. In een aantal gevallen is dit een leeftijdsvereiste. Hier kan ter illustratie verwezen worden naar: artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002 bepaalt dat de zorg moet verleend worden aan kinderen ten laste tot en met de leeftijd van 7 jaar (11 jaar indien het kind ten minste getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid), aan een vader of moeder ouder dan 70 jaar; artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 2002 en artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2001 die in een premie in het kader van de landingsbanen voorziet voor een werknemer boven de 50 jaar die zijn loopbaan gedeeltelijk onderbreekt. Het draagt daarenboven bij tot administratieve vereenvoudiging. De betrokkene hoeft geen uitreksels uit geboorteakten op te vragen en bij te voegen. Er wordt niet aangetoond dat een toegang tot het element "geboorteplaats" in het licht van het beoogde doeleinde relevant is. Met het oog op de controle of aan de voorwaarden voldaan is, is ook een toegang tot het gegeven "samenstelling van het gezin" gepast. Het laat toe om na te gaan of de kinderen ten laste zijn, of de betrokkene een alleenstaande met kinderen ten laste is, in welk geval een bijkomende premie bovenop de premie voor opleidingskrediet of zorgkrediet wordt toegekend (artikel 5, 2, van het besluit van 1 maart 2002). Het draagt ook hier bij tot administratieve vereenvoudiging. De betrokkene hoeft geen attest m.b.t. de gezinssamenstelling op te vragen en bij te voegen. Daarenboven is dergelijk attest slechts een momentopname. Een toegang tot dit gegeven laat de aanvrager toe om zich van de meest actuele toestand te vergewissen. C.1.2. De aanvrager wenst tevens dat de wijzigingen van de gegevens van de personen die bij hem een actief dossier hebben, zouden gesignaleerd worden en wenst tevens tegang tot de historiek van de gegevens die een periode van 10 jaar beslaat.

8 Ber RR 27/2008-8/13 Zoals hiervoor reeds werd aangestipt is het voor een vlotte behandeling van het dossier aangewezen dat de aanvrager op het hoogte is van het recentste adres van de betrokkene. Met het oog op de beoordeling van de gegrondheid van de aanvraag is het belangrijk dat hij zich steunt op de recentste informatie. Een wijziging van de gezinssamenstelling kan immers een invloed hebben op de beslissing. In het licht hiervan oordeelt het Comité dat een mededeling van de wijzigingen van de gegevens gepast is. De aanvrager wenst tevens toegang tot de historiek tot 10 jaar terug in de tijd. Dit zou hem moeten toelaten om ingeval van terugvordering, die tot 10 jaar later mogelijk is, het actuele adres van de betrokkene op te sporen. Het Comité stelt vast dat de aanvrager beschikt over het identificatienummer van de betrokkene, evenals zijn naam, voornamen en geboortedatum. Wanneer hij het Rijksregister aan de hand van het nummer bevraagt, krijgt hij onmiddellijk de recentste gegevens van de betrokken persoon (hij beschikt over de naam, voornamen en geboortedatum als controle-elementen). Een toegang tot de historiek tot 10 jaar terug is dus niet nodig en bijgevolg disproportioneel - opdat de aanvrager zijn doeleinden zou kunnen realiseren. Hij wordt dan ook geweigerd. Samenvattend besluit het Comité dat de toegang tot de persoonsgegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3 (niet de geboorteplaats), 5 en 9, WRR evenals de mededeling van de wijziging van deze gegevens in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP. Het meer gevraagde wordt geweigerd. C.2. Ten overstaan van het identificatienummer van het Rijksregister De aanvrager wenst het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken met het oog op de correcte identificatie en het opvragen van de gegevens van de betrokkene in het Rijksregister. Het Comité stelt vast dat het bij het toekennen en uitbetalen van de aanmoedigingspremies belangrijk is dat de begunstigde juist wordt geïdentificeerd en dat de gelden bij de juiste persoon terechtkomen. Dit betekent dat vergissingen die kunnen ontstaan n.a.v. homonymie en foutieve schrijfwijzen moeten vermeden worden. Het identificatienummer van het Rijksregister, dat een uniek nummer is, is daartoe het meest geschikte instrument. Het laat toe om iemand zonder enige marge van vergissing te identificeren, zeker wanneer het gecombineerd wordt met andere gegevens zoals de naam en de voornaam, geboortedatum en de woonplaats. Het gebruik van het identificatienummer bij de raadpleging van het Rijksregister heeft daarenboven het voordeel dat onmiddellijk de gegevens van de juiste persoon getoond worden. Niet alleen bespaart dit tijdrovend zoekwerk in het Rijksregister, het is tevens privacybeschermend. Zoals gezegd, worden alleen de

9 Ber RR 27/2008-9/13 gegevens van de betrokkene getoond, dit in tegenstelling tot een fonetische opzoeking op naam en geboortedatum of op basis van de woonplaats waarbij een lijst verschijnt van alle personen die aan de ingegeven criteria voldoen. De aanvrager heeft tevens de bedoeling om in de mate van het mogelijke de voorwaarden voor het verkrijgen van een aanmoedigingspremie te controleren aan de hand van door andere overheidsdiensten geverifieerde gegevens. Het identificatienummer biedt de meeste waarborgen dat er bij de verstrekking van de informatie geen vergissingen m.b.t. de persoon gemaakt worden. In een eerste fase zal er via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid informatie opgevraagd worden m.b.t. de eventuele verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid. De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gebruikt het inschrijvingsnummer van de sociale zekerheid, dat overeenstemt met het identificatienummer van het Rijksregister als unieke sleutel om informatie met betrekking tot een persoon mee te delen. Rekening houdend met deze argumenten is het Comité van mening dat het gebruik van het identificatienummer inzake verantwoord en dus in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP. C.3. Ten opzichte van de frequentie van de toegang en de duur waarvoor de toegang en het gebruik gevraagd worden C.3.1. De aanvrager wenst een permanente toegang gelet op het feit dat er voortdurend dossiers in behandeling zijn. Het Comité is van oordeel dat een permanente toegang inzake gepast is gelet op het feit dat, zoals de aanvrager terecht aanstipt, voortdurend nieuwe dossiers binnenkomen en bestaande dossiers moeten opgevolgd en gecontroleerd worden (artikel 4, 1, 3, WVP). C.3.2. De toegang en het gebruik worden voor onbepaalde duur gevraagd gelet op het feit dat de taken die de aanvrager in het licht van de doeleinden vervult, niet in de tijd werden beperkt. Het Comité constateert dat, met het oog op de verwezenlijking van de opgegeven doeleinden, een machtiging voor onbepaalde duur gepast is (artikel 4, 1, 3 WVP).

10 Ber RR 27/ /13 C.4. Ten opzichte van de bewaringstermijn De aanvrager verstrekte op 20 juni 2008 bijkomende informatie m.b.t. de bewaringstermijn. Daarin wordt gesteld dat er moeilijk een exacte termijn kan worden bepaald. Hij stelt dat hij de gegevens bewaart zolang dit nodig is om zijn taken in verband met de aanmoedigingspremies te verrichten. De aanvrager vestigt terecht de aandacht op het feit dat het loopbaankrediet waarvoor een aanmoedigingspremie kan bekomen worden 2 jaar bedraagt en dat deze 2 jaar gespreid over de hele loopbaan kunnen opgenomen worden 1. Wanneer iemand hiervoor een aanmoedigingspremie aanvraagt moet de aanvrager dus kunnen nagaan of de betrokkene, rekening houdend met eventuele voorgaande loopbaankredieten, nog niet aan het maximum zit. Het Comité stelt trouwens vast dat voor het zorgkrediet, dat 1 jaar bedraagt, een gelijkaardige regeling geldt 2. Verder wordt er de aandacht op gevestigd dat een landingsbaan zich kan uitstrekken over een periode van 15 jaar. Men komt ervoor in aanmerking vanaf de leeftijd van 50 jaar en dit recht wordt, eens het is toegekend, behouden tot wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt 3. Wanneer er na afloop van de landingsbaan wordt vastgesteld dat de betrokkene tijdens die periode ten onrechte van de bijhorende premie heeft genoten, zal er tot terugvordering overgegaan worden. Dit impliceert dat de aanvrager nog over alle relevante gegevens moet kunnen beschikken. In het licht hiervan is het Comité van oordeel dat het gepast is dat de aanvrager de gegevens in het actief archief bewaart zolang hij die nodig heeft om zijn werkzaamheden te kunnen verrichten. Het Comité merkt wel op dat de werkzaamheden van de aanvrager gebonden zijn aan de loopbaan van de betrokkene. Dit betekent dat van zodra deze gepensioneerd is en geen openstaande betwistingen meer zijn, zijn dossier en dus ook zijn gegevens, zouden moeten vernietigd worden. De aanvrager vestigt er echter de aandacht op dat hij onderworpen is aan de archiefwet van 24 juni 1955 en dus niet zomaar dossiers en gegevens mag vernietigen. Dit betekent dat hij - met 1 Artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector; artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privé-sector. 2 Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector; artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 houdende hervorming van het stelsel van de aanmoedigingspremies in de privé-sector. 3 Artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002 tot instelling van de aanmoedigingspremies in de Vlaamse private sociale profitsector.

11 Ber RR 27/ /13 uitzondering van de afgesloten dossiers waarvoor de Rijksarchivaris de toestemming gaf om ze te vernietigen - zijn dossiers na verloop van tijd moet overdragen aan de diensten van het Rijksarchief. De doelstellingen van de archivering (bewijs enerzijds, informatiebron voor onderzoek anderzijds) zijn wettelijke doelstellingen. In die context is de bewaring van de dossiers waarin informatiegegevens uit het Rijksregister verwerkt zijn, dan ook aanvaardbaar in het licht van artikel 4, 1, 5, WVP. In de mate dat de aanvrager handelt overeenkomstig de hierboven vermelde richtlijnen, handelt hij conform artikel 4, 1, 5, WVP C.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden De aanvrager stelt dat de gegevens uitsluitend intern gebruikt worden. Het Comité neemt hiervan akte. C.6. Netwerkverbindingen Uit de uitleg verstrekt door de aanvrager blijkt dat er op basis van het identificatienummer momenteel geen netwerkverbindingen zullen tot stand komen. Het Comité vestigt er volledigheidshalve de aandacht op dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke zij eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken.

12 Ber RR 27/ /13 D. BEVEILIGING D.1 Consulent inzake informatieveiligheid De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd meegedeeld. Uit de verstrekte informatie blijkt dat: hij voor zijn andere werkzaamheden als IT-coördinator niet afhangt van de ICT-manager en deze werkzaamheden inhoudelijk niets te maken hebben met de ICT-programmatuur, noch met de ICT-werking op zich; hij deel uitmaakt van de stafdienst en rechtstreeks aan de administrateur-generaal rapporteert; hij de nodige tijd in de functie van veiligheidsconsulent kan investeren (geraamd op minstens 2 à 3 dagen per maand). De betrokkene kan dan ook aanvaard worden als veiligheidsconsulent. D.2. Veiligheidsbeleid Uit de door de aanvrager meegedeelde stukken blijkt dat hij over een veiligheidsbeleid beschikt, evenals over een plan in toepassing ervan. Het Comité heeft er akte van genomen. D.3. Personen die toegang hebben tot de informatiegegevens, die het identificatienummer gebruiken en lijst van deze personen Volgens de aanvraag zullen de medewerkers van de afdeling Arbeidsmarkt van de aanvrager die belast zijn met het opvolgen en de uitvoering van de aanvragen tot het bekomen van een aanmoedigingspremie, toegang hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de personen vermeld worden die toegang hebben tot het Rijksregister en die het nummer gebruiken. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden.

13 Ber RR 27/ /13 De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens, te bewaren. OM DEZE REDENEN, het Comité 1 machtigt het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie om met het oog op de doeleinden vermeld in punt B en onder de voorwaarden vermeld in deze beraadslaging, voor onbepaalde duur: een permanente toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3 (niet de geboorteplaats), 5 en 9,WRR evenals de mededeling te krijgen van de wijziging van deze gegevens; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 2 bepaalt dat wanneer het Comité aan het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidstatus toestuurt, die laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren. 3 weigert het meer gevraagde. Voor de Administrateur m.v., Het Afdelingshoofd ORM, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon