PREPENSIOENREGLEMENT P-AZL BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. Artikel Fonds : De te Heerlen gevestigde stichting "Stichting Pensioenfonds AZL".

Transcriptie

1 PREPENSIOENREGLEMENT P-AZL In dit reglement wordt verstaan onder: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel Fonds : De te Heerlen gevestigde stichting "Stichting Pensioenfonds AZL". 2. Bestuur : Het bestuur van het fonds. 3. Werkgever : AZL N.V., gevestigd te Heerlen. 4. Deelnemer : De werknemer die voldoet aan het bepaalde in artikel Parttimer : De werknemer met wie de werkgever een dienstverband is overeengekomen van minder dan de volledige arbeidsduur. 6. Pensioendatum : De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. 7. Prepensioendatum : De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 63-jarige leeftijd bereikt DEELNEMERSCHAP Artikel 2 1. Deelnemers aan deze prepensioenregeling zijn de werknemers die in dienst van de werkgever zijn en wier arbeidsovereenkomst in zulk een deelname voorziet. Uitgezonderd van het deelnemerschap aan deze prepensioenregeling zijn de werknemers die op 1 juli 1996 in dienst van de werkgever zijn en die op deze datum reeds 50 jaar of ouder zijn, de werknemers die op 1 januari 1997 niet meer in dienst van de werkgever zijn en de werknemers die op of na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden bij de werkgever. 2. Het deelnemerschap vangt aan op de dag van indiensttreding bij de werkgever. Het deelnemerschap aan deze prepensioenregeling kan echter op zijn vroegst op 1 juli 1996 aanvangen. 3. Het deelnemerschap eindigt: a. door overlijden van de deelnemer; b. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever, doch c. uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin het prepensioen ingaat. d. op 1 januari 2006 voor de deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren aan deze prepensioenregeling en geboren zijn op of na 1 januari

2 4. Na beëindiging van het dienstverband wordt het deelnemerschap voortgezet indien en voor zolang van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering een bijdrage wordt ontvangen ten behoeve van de voortzetting van de pensioenopbouw. 5. De deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de stand der aanspraken per 1 januari van het jaar. Voorts wordt hem op verzoek een opgave verstrekt van de aan het desbetreffende of voorgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van aanspraken, overeenkomstig artikel van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Op verzoek van de deelnemer wordt tevens een opgave verstrekt van de over de jaren 1996 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van aanspraken. 6. De gewezen deelnemer ontvangt bij beëindiging van de deelneming een opgave bevattende de hoogte van de premievrije pensioenaanspraak 7. Het bestuur van het fonds verstrekt eenmalig aan de deelnemers, en aan de gewezen deelnemers eenmalig op verzoek, een opgave van de premievrije aanspraken op 1 januari Het bestuur van het fonds verstrekt, onverminderd het bepaalde in lid 5, 6 en 7, op verzoek aan de deelnemer en de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. Het fonds kan een vergoeding vragen van de aan de opgave verbonden kosten. DEELNEMERSJAREN Artikel 3 1. Als deelnemersjaren voor de berekening van het prepensioen gelden alle jaren, vanaf 1 juli 1996 als deelnemer aan deze prepensioenregeling doorgebracht. 2. De deelnemersjaren of gedeelten ervan worden in jaren en maanden nauwkeurig bepaald. Hierbij wordt een gedeelte van een maand van minder dan 15 dagen verwaarloosd, terwijl een gedeelte van een maand van 15 dagen of meer voor een volle maand wordt gerekend. 3. Deelnemersjaren waarin met de werkgever, al dan niet wegens het genot van een tijdens deelnemerschap toegekende WAO-uitkering of een uitkering uit hoofde van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), een kortere dan de normale arbeidsduur alsmede een daaraan aangepast salaris zijn overeengekomen, worden voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Gedurende een periode van ouderschapsverlof wordt uitgegaan van de situatie zoals deze laatstelijk vóór aanvang van het ouderschapsverlof gold. Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de deelnemers als bedoeld in lid 5 van dit artikel. 4. Deelnemersjaren die voortvloeien uit een continuering van het deelnemerschap op basis van het ontvangen van bijdragen uit de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, worden gerelateerd aan de ontvangen bijdragen van voornoemde stichting. 5. De deelnemer van 55 jaar en ouder met een full-time dienstverband, die in overleg met de werkgever een 80% dienstverband aangaat, kan op verzoek in aanmerking komen voor doorbouw van aanspraken over het bedrag van de salarisvermindering tot uiterlijk de 1 ste van de maand waarin de 63-jarige leeftijd wordt bereikt. Het verzoek zal worden ingewilligd zolang de deelnemer geen gebruik maakt van de Prepensioenregeling dan wel geen inkomsten uit arbeid elders geniet, 2

3 tenzij deze inkomsten reeds werden genoten tenminste 2 jaren voordat de deelnemer gebruik maakt van deze regeling. 6. De deelnemer, die tenminste reeds drie jaar deelnemer is en die in overleg met de werkgever een geringere dan de bestaande arbeidsduur aangaat om andere redenen dan als bedoeld in lid 5 kan op verzoek het deelnemerschap op basis van de laatstelijk vóór deze wijziging dienstverband geldende gegevens vrijwillig voortzetten. Over de salarisvermindering als gevolg van deze wijziging dienstverband is de deelnemer de totale actuariële premie verschuldigd. Bedoelde vrijwillige voortzetting geldt voor maximaal drie jaar en dient een aanvang te nemen minimaal drie jaar vóór de pensioengerechtigde leeftijd. Gedurende de periode van vrijwillige voortzetting wordt het salaris over het verminderde deel van het dienstverband voor de berekening van de pensioengrondslag aangepast aan de algemene ontwikkeling van de salarissen bij de werkgever. Ten aanzien van de fiscale faciliëring van de vrijwillige voortzetting gelden verder nog de volgende voorwaarden: de pensioenregeling dient gedurende de periode van vrijwillige voortzetting ongewijzigd te worden voortgezet; er mag tijdens de vrijwillige voortzetting geen cumulatie optreden met andere oude dagsvoorzieningen. 7. Het fonds administreert de deelnemersjaren op de wijze zoals voorgeschreven in de Pensioenwet of daarop rustende regelgeving. AANSPRAAK OP PREPENSIOEN Artikel 4 1. De (gewezen) deelnemer heeft, met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement, op de prepensioendatum aanspraak op prepensioen. 2. Voor een (gewezen) deelnemer geldt voorts als voorwaarde om voor prepensioen in aanmerking te kunnen komen dat het dienstverband met de werkgever is of wordt beëindigd uiterlijk op de 1e dag van de maand waarin het prepensioen ingaat. 3. Het prepensioen van een (gewezen) deelnemer komt alleen tot uitkering indien en voor zover de aanspraak op prepensioen van de (gewezen) deelnemer hoger is dan het totaal van de uitkeringen welke de (gewezen) deelnemer in verband met arbeidsongeschiktheid voortvloeiend uit zijn dienstverband bij de werkgever ontvangt (een invaliditeitspensioen, WAO-hiatenpensioen en/of een toeslag op grond van het pensioenreglement 1984 c.q alsmede de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen krachtens de WAO of WIA). 4. De aanspraak op prepensioen verplicht de (gewezen) deelnemer het fonds desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden te verstrekken, die voor een juiste uitvoering van dit reglement gewenst zijn. 5. De aanspraak op prepensioen van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder instemming van zijn partner niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen deelnemer en het pensioenfonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. 3

4 INGANGSDATUM, EINDDATUM EN HOOGTE VAN HET PREPENSIOEN Artikel 5 1. Het prepensioen gaat in op de prepensioendatum. 2. Het prepensioen eindigt op de pensioendatum dan wel de laatste dag van de maand waarin de prepensioengerechtigde overlijdt. 3. De hoogte van het prepensioen is het totaal van: a. de jaarlijkse opbouw van prepensioen; b. de jaarlijkse toeslagverlening; c. een eventueel opgebouwd extra prepensioen krachtens artikel 23, en d. voor prepensioen aangewend pensioenspaarkapitaal als bedoeld in artikel 7 van het Pensioenspaarreglement. PREPENSIOENGRONDSLAG Artikel 6 1. De prepensioengrondslag voor de berekening van het prepensioen in enig jaar wordt verkregen door: het feitelijk genoten maandsalaris in het betreffende jaar na toevoeging van de jaaruitkering en eventuele middels CAO verleende eenmalige uitkeringen, te herleiden tot een jaarsalaris voor een full-time medewerker; vervolgens het variabel salaris over het kalenderjaar hierbij op te tellen. Voor degene wiens deelnemerschap in de loop van enig jaar aanvangt dan wel eindigt, wordt het variabel salaris herleid tot het variabel jaarsalaris op grond van tijdsevenredigheid. De in de eerste volzin genoemde jaaruitkering en eenmalige uitkeringen worden meegenomen in de prepensioengrondslag van het jaar, waarin ze zijn uitbetaald. In afwijking van de vorige volzinnen blijft bij de berekening van de prepensioengrondslag de in september 2004 verleende, eenmalige uitkering van 500 buiten beschouwing. 2. Indien met de werkgever, al dan niet wegens het genot van een tijdens het deelnemerschap toegekende WAO-uitkering of een uitkering uit hoofde van de WIA, een kortere dan de normale arbeidsduur alsmede een daaraan aangepast salaris is overeengekomen, wordt dat salaris voor de berekening van de prepensioengrondslag herleid tot een bij de normale arbeidsduur passend salaris. 3. Gedurende de ingevolge artikel 3, lid 4, als deelnemersjaren meetellende tijd wordt het laatstgenoten salaris voor de berekening van de prepensioengrondslag aan de ontwikkeling van de salarissen bij de werkgever aangepast. 4

5 PREPENSIOEN Artikel 7 Het prepensioen wordt per kalenderjaar opgebouwd. De jaarlijkse opbouw van het prepensioen wordt vastgesteld op 2% van de prepensioengrondslag, rekening houdend met de krachtens artikel 3 vastgestelde deelnemerstijd over dat kalenderjaar. VERVROEGDE INGANG VAN HET PREPENSIOEN Artikel 8 1. Op verzoek van de deelnemer kan het prepensioen vervroegd ingaan maar niet eerder dan vanaf de 55-jarige leeftijd. 2. De hoogte van het vervroegd prepensioen is gelijk aan het opgebouwde recht op prepensioen op de ingangsdatum van het vervroegd prepensioen, met dien verstande dat op het opgebouwde prepensioen een actuariële korting plaatsvindt. De hoogte van het vervroegd prepensioen wordt vastgesteld door vermenigvuldiging van het op de ingangsdatum van het vervroegd prepensioen opgebouwde prepensioen met toepassing van reductiefactoren, overeenkomstig de opgenomen tabel op pagina 5 van het tabellenboek van het fonds, dat separaat van dit reglement wordt bijgehouden. 3. De in het vorige lid bedoelde factoren worden ieder jaar opnieuw vastgesteld. Deeltijdprepensioen Artikel 8a 1. Indien de deelnemer en de werkgever in onderling overleg een kortere dan normale arbeidsduur hebben afgesproken zodanig dat een resterende arbeidstijd resteert van 80% of 50%, wordt de deelnemer de mogelijkheid geboden om met deeltijdprepensioen te gaan. 2. Het deeltijdprepensioen gaat in op de eerste dag van enige maand nadat de arbeidsduur met 20% of 50% is verminderd maar in ieder geval niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd van de deelnemer is bereikt. 3. Het deeltijdprepensioen kan desgewenst worden gecombineerd met een deeltijdpensioen overeenkomstig artikel 10c van het pensioenreglement 1984 c.q Een ingegaan deeltijdprepensioen kan niet worden gewijzigd in geval van latere wijziging van de arbeidsduur. Indien deze wijziging bestaat uit een verdere vermindering van de arbeidsduur kan, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, een nieuw deeltijdprepensioen worden toegekend gerelateerd aan deze verdere vermindering. 5. Bij het volledig beëindigen van het dienstverband met de werkgever wordt het resterende prepensioen berekend, waarbij rekening wordt gehouden met de verbruikte prepensioenrechten in verband met deeltijdprepensioen. 6. Voor het overige zijn zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement als artikel10c van het pensioenreglement 1984 c.q.1996 van toepassing. 5

6 UITSTEL DAN WEL AFZIEN VAN HET PREPENSIOEN Artikel 9 1. Op verzoek van de deelnemer kan de ingangsdatum van het prepensioen worden uitgesteld tot uiterlijk een maand voor de pensioendatum. 2. Het uitgesteld prepensioen gaat naar keuze van de deelnemer in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer de prepensioendatum bereikt of de eerste dag van enige maand gelegen tussen dit tijdstip en pensioendatum. 3. Het uitgesteld prepensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel de laatste dag van de maand waarin de prepensioengerechtigde overlijdt. 4. De hoogte van het uitgesteld prepensioen is gelijk aan het opgebouwde recht op prepensioen op de prepensioendatum, met dien verstande dat op het opgebouwde prepensioen een actuariële oprenting plaatsvindt. De hoogte van het uitgesteld prepensioen wordt vastgesteld door vermenigvuldiging van het op de prepensioendatum opgebouwde prepensioen met toepassing van oprentingsfactoren, overeenkomstig de opgenomen tabel op pagina 7 van het tabellenboek van het fonds, dat separaat van dit reglement wordt bijgehouden. Deze factoren worden ieder jaar opnieuw vastgesteld. 5. Indien de prepensioenuitkering door verlate ingang hoger is dan 100% van de prepensioengrondslag, wordt de prepensioenuitkering gemaximeerd op 100%. 6. Bij maximering van de prepensioenuitkering op 100% van de prepensioengrondslag, wordt het meerdere op de prepensioendatum omgezet voor een verhoging van het ouderdomspensioen tot ten hoogste 100% van de pensioengrondslag. 7. Bij afzien van prepensioen vindt volledige omzetting van het prepensioen in ouderdomspensioen plaats op de eerste van de maand voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen. 8. Verlate ingang van het prepensioen dan wel afzien van prepensioen is slechts mogelijk voorzover de (gewezen) deelnemer krachtens arbeidsovereenkomst in dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij gedeeltelijk uitstel van het prepensioen is deze bepaling naar rato van toepassing. 9. Gedeeltelijk prepensioen of gedeeltelijk afzien van prepensioen is slechts mogelijk voorzover de (gewezen) deelnemer krachtens arbeidsovereenkomst in dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij gedeeltelijk prepensioen is deze bepaling naar rato van toepassing. 10.Uitstel dan wel afzien van prepensioen, geheel of gedeeltelijk, is niet mogelijk voor het deel dat de (gewezen) deelnemer wegens arbeidsongeschiktheid niet krachtens arbeidsovereenkomst in dienstbetrekking werkzaam is. 6

7 MAXIMERING PENSIOEN Artikel 10 Het totaal van het in enige maand uit te keren prepensioen en pensioen uit hoofde van pensioenreglement 1984 c.q. pensioenreglement 1996 kan niet meer bedragen dan het 12e deel van de laatst vastgestelde prepensioengrondslag. Na beëindiging van het deelnemerschap wordt deze prepensioengrondslag aangepast conform artikel 12, leden 1 en 2 OVERLIJDENSUITKERING Artikel 11 Na het overlijden van een gepensioneerde deelnemer die op het tijdstip van overlijden in het genot was van prepensioen, wordt aan de weduwe of de weduwnaar dan wel bij ontbreken van deze, aan de kinderen die recht hebben op een uitkering van wezenpensioen krachtens pensioenreglement 1984 c.q. 1996, een eenmalige overlijdensuitkering verstrekt. De overlijdensuitkering bedraagt één maal het laatste maandbedrag van het door de overleden pensioengerechtigde genoten prepensioen. TOESLAGVERLENING OP DE AANSPRAKEN EN INGEGANE PREPENSIOENEN Artikel Zolang het deelnemerschap voortduurt wordt het opgebouwde prepensioen telkenjare op 1 januari aangepast aan de algemene ontwikkeling van de salarissen in het voorafgaande kalenderjaar bij de werkgever, voorzover dit niet reeds bij wijze van toepassing van artikel 6, lid 1, alsmede artikel 23, lid 4, is geschied. 2. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing indien het deelnemerschap aan deze regeling eindigt conform artikel 2 lid 3 sub d en zolang het dienstverband met de werkgever voortduurt. Artikel 12a 1. Dit reglement kent geen recht op toeslagverlening op de ingegane prepensioenen en aanspraken van de gewezen deelnemers, noch is op grond van dit reglement in de financiering van toeslagen voorzien. Elk jaar beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of en in hoeverre het fonds over voldoende middelen beschikt om de hiervoor genoemde pensioenen en aanspraken met ingang van 1 januari aan te passen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (alle huishoudens) over de periode van oktober van het jaar, voorafgaande aan het voorgaande jaar, tot en met oktober van het voorgaande jaar. 2. Aan verleende indexaties kunnen geen rechten worden ontleend op toekomstige verhogingen van prepensioenen en aanspraken. 3. Het bestuur verplicht zich om de gepensioneerden en gewezen deelnemers over het vorige lid tijdig en volledig te informeren. 4. Indien het bestuur tot toeslagverlening besluit a. ontvangt de gepensioneerde die niet tot de pensioendatum aan dit reglement heeft deelgenomen, in ieder geval een verhoging die overeenkomst met die voor de gepensioneerde die wel tot de ingang van zijn pensioen deelnemer aan dit reglement is geweest, en b. ontvangt de gewezen deelnemer een verhoging van zijn premievrije aanspraak die in ieder geval overeenkomst met de onder a genoemde verhoging. 7

8 5. Voor degenen die vóór 1 juli 2004 een prepensioen ingevolge dit reglement hebben ontvangen dan wel gewezen deelnemer met een premievrije aanspraak zijn geworden, wordt -in plaats van het in het eerste lid genoemde consumentenprijsindexcijfer- de algemene ontwikkeling van de salarissen bij de werkgever over het voorafgaande jaar als uitgangspunt voor de indexering genomen. FINANCIERING VAN DE AANSPRAAK OP PREPENSIOEN Artikel 13 De financiering van de aanspraak op prepensioen geschiedt vooralsnog uit de middelen van het fonds voorzover deze gezien de verplichtingen uit hoofde van andere pensioen- en VUT-reglementen dit toelaten, een en ander naar het oordeel van het bestuur en gehoord de actuaris van het fonds. Indien de middelen van het fonds dit niet meer toelaten zal de voortzetting van de regeling en de financiering hiervan opnieuw worden bezien. BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP Artikel Bij beëindiging van het deelnemerschap door overlijden vervalt de opgebouwde aanspraak op prepensioen. 2. Bij beëindiging van het deelnemerschap conform artikel 2 lid 3 sub d kan de gewezen deelnemer de aanspraak op prepensioen eenmalig, en wel tot 1 juli 2006, storten in zijn/haar eventuele levensloopregeling. 3. Bij beëindiging van het deelnemerschap door beëindiging van het dienstverband zonder aansluitende ingang van een (vervroegd of uitgesteld) prepensioen, geldt dat de opgebouwde aanspraak op prepensioen als premievrij recht wordt behouden, inclusief de deelnemersjaren verworven op grond van artikel 23, lid 2, onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 3. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van zijn aanspraak op prepensioen. 4. In geval van een individuele beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zal het fonds, op verzoek van een gewezen deelnemer, de aanspraak op prepensioen afkopen ten behoeve van inkoop bij een andere instelling, mits is voldaan aan het gestelde hieromtrent in de Pensioenwet. 5. Bij de berekening van de waarde van de af te kopen aanspraak op prepensioen, zoals bedoeld in lid 4, alsmede de daarbij in acht te nemen procedure is het hieromtrent gestelde in de Pensioenwet, het Besluit uitvoering Pensioenwet, de Regeling Pensioenwet en de richtlijnen van het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht van toepassing. 6. Indien een gewezen deelnemer in vaste dienst wordt aangesteld van een van de Europese Gemeenschappen zal het fonds op verzoek van de rechthebbende een premievrije aanspraak op prepensioen afkopen en de afkoopsom overdragen aan de betrokken Gemeenschap.. 7. Prepensioen, dat op het tijdstip van ingang het bedrag, genoemd in artikel 66 lid 2 van de Pensioenwet niet te boven gaat, wordt afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld aan de rechthebbende. De in de vorige volzinnen bedoelde afkoopsom is voor mannen en vrouwen gelijk. 8

9 UITBETALING VAN HET PREPENSIOEN Artikel Uitbetaling van het prepensioen geschiedt door het fonds in maandelijkse termijnen ten bedrage van één twaalfde deel van het jaarlijkse pensioenbedrag bij achterafbetaling, doch uiterlijk op de laatste dag van elke maand. 2. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald of worden op toekomstige uitbetalingen van pensioen ingevolge dit reglement, Pensioenreglement 1984 of Pensioenreglement 1996 in mindering gebracht. 3. Wordt de uitbetaling in het buitenland verlangd, dan kan het bestuur de daaraan verbonden extra kosten op het bedrag van de betaling in mindering brengen. INHOUDINGEN EN VERGOEDINGEN Artikel 16 Onverminderd artikel 15, derde lid, zullen op de uitkeringen de belastingen en sociale verzekeringspremies worden ingehouden, die het fonds verplicht moet afdragen, alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage van belanghebbende over het gedeelte van het bijdrage-inkomen van belanghebbende waarvoor werkgever volgens de Zorgverzekeringswet inhoudingsplichtig is. ADMINISTRATIEKOSTEN Artikel 17 De werkzaamheden verbonden aan de uitvoering van de regeling alsmede het beheer van het vermogen worden bij schriftelijke overeenkomst opgedragen aan AZL N.V. en AZL Vermogensbeheer B.V. AANPASSING VAN DE PREPENSIOENAANSPRAAK Artikel Indien naar overtuiging van het bestuur op grond van een actuarieel samengestelde balans de middelen van het fonds niet voldoende zijn om de uit het reglement voortvloeiende aanspraken te dekken, zal getracht worden dit verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de reeds ingegane pensioenen en de reeds verworven aanspraken aan te tasten. Mocht zulks niet mogelijk zijn, dan kan het fonds besluiten de verworven aanspraken en de ingegane pensioenen te verminderen, indien; a. de technische voorziening en het minimaal vereist vermogen niet meer volledig worden gedekt door de waarde van de beleggingen; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. 9

10 2. Het fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd. TOEKENNING VAN PREPENSIOEN Artikel Toekenning van prepensioen geschiedt op schriftelijke aanvraag van de rechthebbende onder overlegging van een attestatie de vita. 2. Op straffe van opschorting van de uitkering dient telkenjare door de in het buitenland wonende rechthebbende een attestatie de vita aan het bestuur te worden overgelegd, tenzij hetzelve zich op andere wijze vergewist van het feit dat de betrokkene nog in leven is. BESLAG, OVERDRACHT EN INPANDGEVING Artikel 20 Beslag, overdracht, inpandgeving of elke andere handeling waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer enig recht op prepensioen toekent aan een ander is niet dan binnen de daartoe bij of krachtens de wet aangegeven grenzen toegestaan. KLACHTEN EN GESCHILLEN Artikel 21 Ten aanzien van alle klachten en geschillen wordt verwezen naar de klachten- en geschillenregeling van het fonds. WAARDEOVERDRACHT Vervallen. Artikel 22 OVERGANGSBEPALINGEN Artikel De deelnemer die op 30 juni 1996 reeds deelnam aan de op dat tijdstip geldende pensioenregeling van het fonds, heeft aanspraak op extra prepensioen. 2. Het extra prepensioen bedraagt per deelnemersjaar aan deze prepensioenregeling gelegen voor 1 januari 2005, 0,2% van het vast prepensioensalaris zoals geldend op 30 juni 1996 vermenigvuldigd met het aantal opgebouwde deelnemersjaren tot en met 30 juni 1996, op grond van het op deze datum geldende pensioenreglement van het fonds, inclusief die welke vóór laatstgenoemde datum zijn verkregen uit inkoop of waarde-overdracht. Voor de periode vanaf 1 januari 2005 tot januari 2006 bedraagt het extra prepensioen 0,3%. 10

11 3. De vaststelling van de deelnemersjaren aan deze prepensioenregeling voor de pensioenopbouw volgens deze overgangsbepalingen, geschiedt conform artikel 3, zonder toepassing van de leden 3 en Het vast prepensioensalaris uit lid 2 van dit artikel zal jaarlijks per 1 januari worden aangepast overeenkomstig artikel 12, lid 1. SLOTBEPALINGEN Artikel 24 In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur. Dit reglement treedt in werking op 1 juli INWERKINGTREDING Artikel 25 Dit besluit treedt, behoudens de goedkeuring van de werkgever, in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld en werkt terug tot 1 juli Aldus vastgesteld bij bestuursbesluit d.d. 9 december 1996; laatstelijk gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 15 juni WIJZIGINGEN BIJ PREPENSIOENREGELING De bij besluit d.d. 24 januari 1997 tot stand gekomen wijziging van artikel 11 werkt terug tot 1 januari De bij besluit d.d. 26 januari 1998 tot stand gekomen wijziging van artikel 3, lid 3, werkt terug tot 1 januari De bij besluit d.d. 2 februari 1999 tot stand gekomen wijziging van artikel 23, lid 2, werkt terug tot 1 juli De bij besluit d.d. 26 juni 2000 tot stand gekomen wijziging van artikel 17 werkt terug tot 1 januari De bij besluit d.d. 13 december 2000 tot stand gekomen wijzigingen treden in werking op de datum zoals navolgend is aangegeven: artikel 3, lid 3, ingaande 1 januari 2001; artikel 3, lid 5, ingaande 1 januari 2001; artikel 6, lid 1, ingaande 1 januari 2000; artikel 16, lid 2, ingaande 1 januari

12 De bij besluit d.d. 17 december 2001 tot stand gekomen toevoeging van lid 6 aan artikel 3 werkt terug tot 1 september De bij besluit d.d. 17 april 2009 tot stand gekomen uitbreiding van het reglement met artikel 8a treedt in werking op de dag van vaststelling. De bij besluit d.d. 22 september 2011 tot stand gekomen wijziging van de artikelen 8, 9 en 10 van het reglement treden in werking op de dag van vaststelling. De bij besluit d.d. 18 april 2012 tot stand gekomen toevoeging van lid 10 aan artikel 9 treedt in werking op de dag van vaststelling. Voor het jaar 2012 is een ten opzichte van artikel 7 afwijkende opbouw van het prepensioen overeen gekomen. Hiervoor wordt verwezen naar het aan dit reglement toegevoegde addendum, dat op 1 april 2012 in werking is getreden. Aldus vastgesteld door het bestuur in zijn vergadering van 18 april 2012 De heer W.N.C. Beckers Voorzitter De heer H.H.E.J. Quaden Secretaris 12

13 Addendum behorende bij Pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds AZL In aanvulling op de pensioenreglementen 1996 en 1984 alsmede het Prepensioenreglement, geldt voor het jaar 2012 voor de deelnemers in de middenloonregeling, de eindloonregeling en de prepensioenregeling, een verlaagd opbouwpercentage. In het kader van de evaluatie van het ingediende herstelplan heeft het bestuur vastgesteld dat het pensioenfonds zonder aanvullende maatregelen, binnen de looptijd van het kortetermijn herstelplan, niet meer kan herstellen tot boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. Als eerste maatregel heeft het bestuur een kortingsvoornemen uitgesproken op de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken van 1,5% per 31 december 2012, met als realisatiedatum 1 april Daarnaast zijn de sociale partners, als alternatief voor een premieverhoging tot 27,6% van de premiegrondslag en als een van de resultaten van het Cao-akkoord met als looptijd 1 april 2012/ 1 april 2013, overeengekomen de opbouw voor de middelloonregeling (pensioenregeling 1996) te beperken tot gemiddeld 1,2%. In de eindloonregeling (pensioenregeling 1984) en de prepensioenregeling, worden de opbouwpercentages evenredig verlaagd. Omdat de verlaging van de opbouwpercentages niet met terugwerkende kracht mag worden gerealiseerd, gelden voor de periode van 1 januari 2012 tot 1 april 2012 nog de reglementaire opbouwpercentages. Voor de resterende 9 maanden van het jaar 2012 gelden de navolgende, verlaagde, opbouwpercentages: Pensioenregeling 1996: 0,937% Pensioenregeling 1984: 0,817% (in plaats van 1,75% van de pensioengrondslag tot 2 x de franchise) 0,700% (in plaats van 1,50% van de pensioengrondslag tussen 2 en 4 x de franchise) 0,583% (in plaats van 1,25% van de pensioengrondslag boven 4 x de franchise) Prepensioenregeling: 0,937%. Dit addendum behorende bij de pensioenreglementen 1996 en 1984 alsmede het prepensioenreglement, treedt in werking op 1 april Aldus vastgesteld door het bestuur in zijn vergadering van 18 april 2012 De heer W.N.C. Beckers Voorzitter De heer H.H.E.J. Quaden Secretaris 13