MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 18

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : 0800-98 809. Gratis tel. nummer : 0800-98 809 N. 18"

Transcriptie

1 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme Gratis tel. nummer : e JAARGANG N. 18 Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : e ANNEE DINSDAG 19 JANUARI 2010 MARDI 19 JANVIER 2010 Het Belgisch Staatsblad van 18 januari 2010 bevat drie uitgaven, met als volgnummers 15, 16 en 17. Le Moniteur belge du 18 janvier 2010 comporte trois éditions, qui portent les numéros 15, 16 et 17. INHOUD SOMMAIRE Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 21 MAART Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel V en Vbis. Officieuze coördinatie in het Duits, bl Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Intérieur 21 MARS Code civil, Livre III, Titres V et Vbis. Coordination officieuse en langue allemande, p Föderaler Öffentlicher Dienst Inneres 21. MÄRZ 1804 Zivilgesetzbuch, Buch III, Titel V und Vbis. Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache, S Federale Overheidsdienst Financiën 21 DECEMBER Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, bl Service public fédéral Finances 21 DECEMBRE Loi relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement, p DECEMBER Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten, bl DECEMBRE Loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers et instaurant l action en cessation des infractions à la loi du 10 décembre 2009 relative aux services de paiement, p Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 3 DECEMBER Koninklijk besluit dat de afschaffing van overweg nr. 46 op de spoorlijn 43, baanvak Angleur-Marloie, te Marenne (Hotton) machtigt mits de bouw van een overbrugging over de sporen en dat de onmiddellijke inbezitneming van de hiervoor nodige percelen van algemeen nut verklaart, bl Service public fédéral Mobilité et Transports 3 DECEMBRE Arrêté royal autorisant la suppression du passage à niveau n 46 de la ligne ferroviaire 43, tronçon Angleur- Marloie, à Marenne (Hotton) moyennant la construction d un passage supérieur aux voies ferrées et déclarant d utilité publique la prise de possession immédiate des parcelles nécessaires, p bladzijden/pages

2 2184 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 17 DECEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1975 tot vaststelling van het aantal leden van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen, bl Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 17 DECEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 7 mai 1975 fixant le nombre de membres de la Commission paritaire pour les organismes de contrôle agréés, p DECEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 augustus 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid en tot vaststelling van het aantal leden ervan, bl DECEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 13 août 1975 instituant la Commission paritaire des employés de l industrie papetière et fixant sa dénomination et sa compétence et en fixant le nombre de membres, p Federale Overheidsdienst Justitie 10 JANUARI Koninklijk besluit tot wijziging van de tabel van de zittingen van de vredegerechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk, bl Service public fédéral Justice 10 JANVIER Arrêté royal modifiant le tableau des audiences des justices de paix annexé àl arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume, p Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie 10 DECEMBER Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheid binnen de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie. Erratum, bl Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté et Economie sociale 10 DECEMBRE Arrêté ministériel portant délégation de compétence au sein du Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté et Economie sociale. Erratum, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Waals Gewest Waalse Overheidsdienst 7 JANUARI Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2006 betreffende de verlaagde tarieven van de successie- en de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen, bl Gouvernements de Communauté et de Région Région wallonne Service public de Wallonie 7 JANVIER Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l arrêté du Gouvernement wallon du 29 juin 2006 relatif aux taux réduits des droits de succession et des droits de donation, notamment en cas de transmission d entreprises, p Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region Öffentlicher Dienst der Wallonie 7. JANUAR 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Abänderung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 29. Juni 2006 über die ermäßigten Steuersätze der Erbschafts- und Schenkungssteuer, insbesondere bei der Übertragung von Betrieben, S Brussels Hoofdstedelijk Gewest Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 17 DECEMBER Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de bijlage I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, bl Région de Bruxelles-Capitale Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale modifiant l annexe I re de l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 juin 2002 portant le statut administratif et pécuniaire des agents du personnel opérationnel du Service d Incendie et d Aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale, p DECEMBER Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, bl er DECEMBRE Arrêté ministériel établissant un règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre, p JANUARI Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bl JANVIER Arrêté ministériel portant modification de l arrêté ministériel du 9 mai 2007 portant délégation de certaines compétences relatives à l application des normes concernant l occupation des travailleurs étrangers aux fonctionnaires du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale, p

3 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2185 Andere besluiten Autres arrêtés Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Carrière Hoofdbestuur. Benoemingen, bl Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement Carrière de l Administration centrale. Nominations, p Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Nationale Orden. Benoemingen. Bevorderingen, bl Personeel en Organisatie. Benoeming door verhoging naar de hogere klasse, bl Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Ordres nationaux. Nominations. Promotions, p Personnel et Organisation. Nomination par avancement à une classe supérieure, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Gouvernements de Communauté et de Région Communauté flamande Vlaamse Milieumaatschappij Afdeling Economisch Toezicht. Rioolwaterzuiveringsinfrastructuur. Verklaring van openbaar nut, bl Vlaamse overheid Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie 9 NOVEMBER Besluit (nr. 409) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de bouw (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, bl NOVEMBER Besluit (nr. 410) betreffende de accreditatie van de Bachelor in het vastgoed (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, bl NOVEMBER Besluit (nr. 411) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, bl NOVEMBER Besluit (nr. 412) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, bl NOVEMBER Besluit (nr. 413) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Universiteit Gent, bl NOVEMBER 2009 Besluit (nr. 414) betreffende de accreditatie van de Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Universiteit Gent, bl NOVEMBER Besluit (nr. 415) betreffende de accreditatie van de Master of European Criminology and Criminal Justice Systems (master na master) van de Universiteit Gent, bl NOVEMBER Besluit (nr. 416) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, bl NOVEMBER Besluit (nr. 417) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Lessius Hogeschool, bl

4 2186 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 23 NOVEMBER Besluit (nr. 418) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent, bl NOVEMBER Besluit (nr. 419) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Kempen, bl NOVEMBER Besluit (nr. 420) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, bl NOVEMBER Besluit (nr. 421) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de voedings- en dieetkunde (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent, bl DECEMBER Besluiten (nr. 422 en nr. 423) betreffende de accreditatie van de Master in samenleving, recht en religie/master of Society, Law and Religion (master) van de Katholieke Universiteit Leuven, bl DECEMBER Besluiten (nr. 424 en nr. 425) betreffende de accreditatie van de Master in het kerkelijk recht (Iuris Canonici Licentiatus)/Master of Canon Law (Iuris Canonici Licentiatus) (masterna-master) van de Katholieke Universiteit Leuven, bl DECEMBER Besluit (nr. 426) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Vrije Universiteit Brussel, bl DECEMBER Besluit (nr. 427) betreffende de accreditatie van de Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel, bl Werk en Sociale Economie Samenstelling van de adviescommissie inzake private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest, bl Landbouw en Visserij 3 DECEMBER Ministerieel besluit houdende de wijziging van het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij en het ministerieel besluit van 25 oktober 2005 houdende de organisatie van de uitbouw van fokkerijstructuren in Vlaanderen, wat betreft de erkenning van de fokkersvereniging Studbook belge du Fjording VZW, bl Agriculture et Pêche 3 DECEMBRE Arrêté ministériel portant modification de l arrêté ministériel du 16 mars 2005 relatif à l agrément des associations d élevage de chevaux et de l arrêté ministériel du 25 octobre 2005 relatif à l organisation du développement des structures d élevage en Flandre, en ce qui concerne l agrément de l association d élevage Studbook belge du Fjording VZW, p Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Limburg. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl Waals Gewest Waalse Overheidsdienst Plaatselijke besturen. Nationale Orden, bl Région wallonne Service public de Wallonie Pouvoirs locaux. Ordres nationaux, p Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region Öffentlicher Dienst der Wallonie Lokale Behörden. Nationale Orden, S

5 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2187 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Erkenningen als EPB-adviseur, rechtspersoon, bl Région de Bruxelles-Capitale Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Agréments en tant que conseiller PEB, personne morale, p Officiële berichten Avis officiels Federale Overheidsdienst Financiën Administratie van de BTW, registratie en domeinen. Vervreemding van onroerende domeingoederen. Bekendmaking gedaan ter uitvoering van de wet van 31 mei 1923, bl Service public fédéral Finances Administration de la T.V.A., de l enregistrement et des domaines. Aliénation d immeubles domaniaux. Publication faite en exécution de la loi du 31 mai 1923, p Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 11 JANUARI Ministeriële omzendbrief betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen (A.D.R.), bl Service public fédéral Mobilité et Transports 11 JANVIER Circulaire ministérielle relative au placement de la signalisation portant restrictions de la circulation du transport des marchandises dangereuses (A.D.R.), p Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Vernieuwing van het mandaat van de leden van sommige paritaire comités en paritaire subcomités, bl Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale Renouvellement du mandat des membres de certaines commissions paritaires et sous-commissions paritaires, p Federale Overheidsdienst Justitie Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen. Bekendmaking, bl Service public fédéral Justice Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms. Publication, p Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Schrapping van erkenning. NV GARAGE DOCX, bl Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation. Suppression d agrément. NV GARAGE DOCX, p Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart - Eurocontrol Beschikkingen van de Permanente Commissie. Beschikking nr. 112 met betrekking tot het bepalen van de eenheidstarieven voor de toepassingperiode die begint op 1 januari 2010, bl Organisation européenne pour la Sécurité et la Navigation aérienne - Eurocontrol Décisions de la Commission permanente. Décision n 112 relative à l établissement des taux unitaires pour la période d application commençant le 1 er janvier 2010, p Beschikkingen van de Permanente Commissie. Beschikking nr. 113 met betrekking tot de rentevoet bij laattijdige betaling van de en-route heffingen voor de toepassingsperiode die begint op 1 januari 2010, bl Décisions de la Commission permanente. Décision n 113 fixant le taux d intérêt de retard applicable aux redevances de route à compter du 1 er janvier 2010, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Gouvernements de Communauté et de Région Jobpunt Vlaanderen Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een directeur Interne Audit en directeur Organisatieontwikkeling bij stad Gent, bl Waals Gewest Waalse Overheidsdienst Advies bedoeld in artikel 29 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de erkenning van de coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp (afkorting in het Frans : CCSSD) met het oog op de toekenning van subsidies. Planning van de coördinatiecentra voor thuiszorg en hulp met het oog op de toekenning van subsidies, bl Région wallonne Service public de Wallonie Avis visé à l article 29 du décret du 30 avril 2009 relatif à l agrément des centres de coordination des soins et de l aide à domicile en vue de l octroi de subventions. Programmation des centres de coordination des soins et de l aide à domicile en vue de l octroi des subventions, p

6 2188 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Agenda s Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister Vaste Nationale Cultuurpactcommissie. Agenda, bl Ordres du jour Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre Commission nationale permanente du Pacte culturel. Ordre du jour, p De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl tot bl Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 2294 à 2324.

7 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2189 WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N [C 2009/00877] 21 MAART Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel V en Vbis Officieuze coördinatie in het Duits De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de Titels V en Vbis van Boek III van het Burgerlijk Wetboek, zoals ze achtereenvolgens werden gewijzigd bij : - de wet van 14 juli 1976 betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels (Belgisch Staatsblad van 18 september 1976); - de wet van 1 april 1987 tot wijziging van artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 22 april 1987); - de wet van 19 januari 1990 tot verlaging van de leeftijd van burgerlijke meerderjarigheid tot achttien jaar (Belgisch Staatsblad van 30 januari 1990, err. van 14 februari 1990); - de wet van 9 juli 1998 betreffende de procedure inzake wijziging van het huwelijksvermogensstelsel (Belgisch Staatsblad van 7 augustus 1998); - de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning (Belgisch Staatsblad van 12 januari 1999); - de wet van 29 april 2001 tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen (Belgisch Staatsblad van 31 mei 2001); - de wet van 28 januari 2003 tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het Strafwetboek (Belgisch Staatsblad van 12 februari 2003); - de wet van 13 februari 2003 tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 28 februari 2003); - de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (Belgisch Staatsblad van 2 mei 2003); - de wet van 22 april 2003 tot wijziging van enkele bepalingen van het Burgerlijk Wetboek in verband met het erfrecht van de langstlevende echtgenoot (Belgisch Staatsblad van 22 mei 2003); - de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht (Belgisch Staatsblad van 27 juli 2004); - de wet van 3 december 2005 tot wijziging van de artikelen 64 en 1476 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 59/1 van het Wetboek van zegelrechten met het oog op de vereenvoudiging van de formaliteiten voor het huwelijk en de wettelijke samenwoning (Belgisch Staatsblad van 23 december 2005, err. van 23 januari 2006); - de wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007); - de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding (Belgisch Staatsblad van 7 juni 2007); - de wet van 10 mei 2007 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van de erfrechtelijke bescherming van buitenhuwelijkse kinderen (Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2007); - de wet van 18 juli 2008 tot wijziging van de wetgeving wat betreft de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel zonder tussenkomst van de rechtbank en tot wijziging van artikel 9 van de wet van 16 maart 1803 tot regeling van het notarisambt (Belgisch Staatsblad van 14 augustus 2008). Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy. SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR F [C 2009/00877] 21 MARS Code civil, Livre III, Titres V et Vbis Coordination officieuse en langue allemande Le texte qui suit constitue la coordination officieuse en langue allemande des Titres V et Vbis du Livre III du Code civil, tels qu ils ont été modifiés successivement par : - la loi du 14 juillet 1976 relative aux droits et devoirs respectifs des époux et aux régimes matrimoniaux (Moniteur belge du 18 septembre 1976); - la loi du 1 er avril 1987 modifiant l article 1401 du Code civil (Moniteur belge du 22 avril 1987); - la loi du 19 janvier 1990 abaissant à dix-huit ans l âge de la majorité civile (Moniteur belge du 30 janvier 1990, err. du 14 février 1990); - la loi du 9 juillet 1998 relative à la procédure de modification du régime matrimonial (Moniteur belge du 7 août 1998); - la loi du 23 novembre 1998 instaurant la cohabitation légale (Moniteur belge du 12 janvier 1999); - la loi du 29 avril 2001 modifiant diverses dispositions légales en matière de tutelle des mineurs (Moniteur belge du 31 mai 2001); - la loi du 28 janvier 2003 visant à l attribution du logement familial au conjoint ou au cohabitant légal victime d actes de violence physique de son partenaire, et complétant l article 410 du Code pénal (Moniteur belge du 12 février 2003); - la loi du 13 février 2003 ouvrant le mariage à des personnes de même sexe et modifiant certaines dispositions du Code civil (Moniteur belge du 28 février 2003); - la loi du 24 mars 2003 modifiant la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation (Moniteur belge du 2 mai 2003); - la loi du 22 avril 2003 modifiant certaines dispositions du Code civil relatives aux droits successoraux du conjoint survivant (Moniteur belge du 22 mai 2003); - la loi du 16 juillet 2004 portant le Code de droit international privé (Moniteur belge du 27 juillet 2004); -laloidu3décembre 2005 modifiant les articles 64 et 1476 du Code civil et l article 59/1 du Code des droits de timbre en vue de simplifier les formalités du mariage et de la cohabitation légale (Moniteur belge du 23 décembre 2005, err. du 23 janvier 2006); - la loi du 28 mars 2007 modifiant, en ce qui concerne le droit successoral à l égard du cohabitant légal survivant, le Code civil et la loi du 29 août 1988 relative au régime successoral des exploitations agricoles en vue d en promouvoir la continuité (Moniteur belge du 8 mai 2007); - la loi du 27 avril 2007 réformant le divorce (Moniteur belge du 7 juin 2007); - la loi du 10 mai 2007 modifiant le Code civil en vue d améliorer la protection successorale des enfants nés hors mariage (Moniteur belge du 3août 2007); - la loi du 18 juillet 2008 modifiant la législation en ce qui concerne la modification du régime matrimonial sans intervention du tribunal et modifiant l article 9 de la loi du 16 mars 1803 contenant organisation du notariat (Moniteur belge du 14 août 2008). Cette coordination officieuse en langue allemande a été établie par le Service central de traduction allemande à Malmedy.

8 2190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES D [C 2009/00877] 21. MÄRZ 1804 Zivilgesetzbuch, Buch III, Titel V und Vbis Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache Der folgende Text ist die inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache der Titel V und Vbis von Buch III des Zivilgesetzbuches, so wie sie nacheinander abgeändert worden sind durch: - das Gesetz vom 14. Juli 1976 über die gegenseitigen Rechte und Pflichten der Ehegatten und über die ehelichen Güterstände, - das Gesetz vom 1. April 1987 zur Abänderung von Artikel 1401 des Zivilgesetzbuches, - das Gesetz vom 19. Januar 1990 zur Herabsetzung der zivilrechtlichen Volljährigkeit auf achtzehn Jahre, - das Gesetz vom 9. Juli 1998 über das Verfahren zur Änderung der ehelichen Güterstandsregelung, - das Gesetz vom 23. November 1998 zur Einführung des gesetzlichen Zusammenwohnens (Belgisches Staatsblatt vom 2. März 2000), - das Gesetz vom 29. April 2001 zur Abänderung verschiedener Gesetzesbestimmungen in Sachen Vormundschaft über Minderjährige (Belgisches Staatsblatt vom 4. April 2002), - das Gesetz vom 28. Januar 2003 zur Zuerkennung der Familienwohnung an den Ehepartner oder den gesetzlich Zusammenwohnenden, der Opfer von körperlichen Gewalttaten seitens seines Partners ist, und zur Ergänzung von Artikel 410 des Strafgesetzbuches (Belgisches Staatsblatt vom 13. November 2003), - das Gesetz vom 13. Februar 2003 zur Öffnung der Ehe für Personen gleichen Geschlechts und zur Abänderung einiger Bestimmungen des Zivilgesetzbuches (Belgisches Staatsblatt vom 13. November 2003), - das Gesetz vom 24. März 2003 zur Abänderung des Gesetzes vom 12. Juni 1991 über den Verbraucherkredit (Belgisches Staatsblatt vom 4. Dezember 2003), - das Gesetz vom 22. April 2003 zur Abänderung einiger Bestimmungen des Zivilgesetzbuches über das Erbrecht des hinterbliebenen Ehepartners, - das Gesetz vom 16. Juli 2004 zur Einführung des Gesetzbuches über das internationale Privatrecht (Belgisches Staatsblatt vom 10. November 2005), - das Gesetz vom 3. Dezember 2005 zur Abänderung der Artikel 64 und 1476 des Zivilgesetzbuches und von Artikel 59/1 des Stempelsteuergesetzbuches im Hinblick auf die Vereinfachung der Formalitäten für die Eheschließung und das gesetzliche Zusammenwohnen (Belgisches Staatsblatt vom 27. Februar 2007), - das Gesetz vom 28. März 2007 zur Abänderung, was das Erbrecht des hinterbliebenen gesetzlich Zusammenwohnenden betrifft, des Zivilgesetzbuches und des Gesetzes vom 29. August 1988 über die Erbschaftsregelung für landwirtschaftliche Betriebe im Hinblick auf die Förderung ihrer Kontinuität (Belgisches Staatsblatt vom 25. Februar 2009), - das Gesetz vom 27. April 2007 zur Reform der Ehescheidung (Belgisches Staatsblatt vom 21. Mai 2008), - das Gesetz vom 10. Mai 2007 zur Abänderung des Zivilgesetzbuches zwecks Verbesserung des Schutzes des Erbrechts nichtehelicher Kinder (Belgisches Staatsblatt vom 25. Februar 2009), - das Gesetz vom 18. Juli 2008 zur Abänderung der Rechtsvorschriften in Bezug auf die Änderung des ehelichen Güterstandes ohne Zutun des Gerichts und zur Abänderung des Artikels 9 des Gesetzes vom 16. März 1803 welches eine Organisierung des Notariats enthält. Diese inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Übersetzungen in Malmedy erstellt worden. ZIVILGESETZBUCH BUCH III - DIE VERSCHIEDENEN ARTEN DER ERWERBUNG DES EIGENTUMS TITEL V - [Eheliche Güterstände [Titel V mit den früheren Artikeln 1387 bis 1581 ersetzt durch Art bis 1474 durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976)] KAPITEL I Allgemeine Bestimmungen Art Die Ehegatten regeln ihre Ehevertragsvereinbarungen nach Gutdünken, sofern sie darin nichts festlegen, was gegen die öffentliche Ordnung oder gegen die guten Sitten verstößt. Art Die Ehegatten dürfen weder von den Regeln, die ihre jeweiligen Rechte und Pflichten festlegen, noch von den Regeln in Bezug auf die elterliche Gewalt und die Vormundschaft, noch von den Regeln, die die gesetzliche Erbfolgeordnung bestimmen, abweichen. [Die Ehegatten können durch einen Ehevertrag oder durch eine Änderungsurkunde, wenn einer von ihnen zu diesem Zeitpunkt einen oder mehrere Nachkommen hat, die aus einer ihrer Ehe vorangehenden Beziehung stammen oder vor ihrer Ehe adoptiert wurden, oder Nachkommen dieser Nachkommen hat, vollständig oder teilweise, selbst auf nicht gegenseitiger Basis, eine Vereinbarung über die Rechte treffen, die der eine in Bezug auf den Nachlass des anderen geltend machen kann. Diese Vereinbarung beeinträchtigt nicht das Recht des einen, durch Testament oder durch Rechtsgeschäft unter Lebenden zu Gunsten des anderen zu verfügen, und kann auf keinen Fall dem hinterbliebenen Ehepartner das Recht auf Nießbrauch an der Liegenschaft, die der Familie am Tag der Eröffnung des Nachlasses des Vorverstorbenen als Hauptwohnung diente, und an dem darin vorhandenen Hausrat entziehen, und zwar gemäß den in Artikel 915bis 2 bis 4 vorgesehenen Bedingungen.] [Art Abs. 2 eingefügt durch Art. 5 des G. vom 22. April 2003 (B.S. vom 22. Mai 2003)] Art Die Ehegatten dürfen ihre Ehevertragsvereinbarungen nicht durch einfachen Verweis auf aufgehobene Rechtsvorschriften [ ] festlegen. Sie können erklären, dass sie einen der in vorliegendem Titel organisierten Güterstände annehmen. [Art abgeändert durch Art. 132 des G. vom 16. Juli 2004 (B.S. vom 27. Juli 2004)] Art In Ermangelung von Sondervereinbarungen bilden die in Kapitel II des vorliegenden Titels festgelegten Regeln das allgemeine Recht. Art Der eheliche Güterstand, sei es der gesetzliche oder der vertragliche Güterstand, wird, unbeschadet jeglicher anderslautenden Vereinbarung, mit der Eheschließung wirksam.

9 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2191 Art Alle vor der Eheschließung getroffenen Ehevertragsvereinbarungen und alle vertraglichen Änderungen des ehelichen Güterstands werden notariell beurkundet. Art Vor der Eheschließung dürfen die Ehevertragsvereinbarungen nicht geändert werden, wenn nicht alle daran beteiligten Personen anwesend sind und gleichzeitig ihre Zustimmung geben. Änderungen sind Dritten gegenüber unwirksam, wenn sie der Urschrift des Ehevertrags nicht unten beigeschrieben sind; der Notar ist verpflichtet, diese Änderungen auf den von ihm ausgestellten Hauptausfertigungen und weiteren Ausfertigungen des Ehevertrags zu übernehmen. Art [ 1-Während der Ehe können die Ehegatten ihren ehelichen Güterstand nach Gutdünken ändern und sogar einen anderen Güterstand annehmen. 2 - Wenn einer der Ehegatten darum ersucht, wird der Urkunde zur Änderung des ehelichen Güterstands ein Inventar aller beweglichen und unbeweglichen Güter und der Schulden der Ehegatten vorangestellt. Ein Inventar ist erforderlich, wenn die Änderung des ehelichen Güterstands die Auseinandersetzung des vorherigen Güterstands mit sich bringt. Außer in dem in Absatz 2 erwähnten Fall kann das Inventar auf der Grundlage von Erklärungen erstellt werden, sofern beide Ehegatten damit einverstanden sind. Das Inventar wird notariell beurkundet.] [Art ersetzt durch Art. 2 des G. vom 18. Juli 2008 (B.S. vom 14. August 2008)] Art [ 1 - Binnen einem Monat nach der Änderungsbeurkundung notifiziert der Notar dem Standesbeamten des Orts, in dem die Ehe geschlossen wurde, einen Auszug aus der Änderungsurkunde. Dieser Standesbeamte vermerkt am Rand der Eheschließungsurkunde das Datum der Änderungsurkunde und den Namen des Notars, der sie aufgenommen hat. Falls die Ehe nicht in Belgien geschlossen wurde, wird der Auszug dem Standesbeamten des ersten Distrikts von Brüssel übermittelt, der ihn in das Register der Eheschließungsurkunden überträgt. Innerhalb derselben Frist notifiziert der Notar, der die Änderungsurkunde aufgenommen hat, dem Notar, der Inhaber der Urschrift des geänderten Ehevertrags ist, einen Auszug aus dieser Urkunde. Letztgenannter Notar vermerkt dies unten auf der Urschrift und ist verpflichtet, diesen Vermerk auf den von ihm ausgestellten Hauptausfertigungen und weiteren Ausfertigungen des ursprünglichen Vertrags zu übernehmen. 2 - Der Notar nimmt die in 1 erwähnten Bekanntmachungen vor, um zu vermeiden, eine Geldbuße von 26 bis 100 EUR zahlen zu müssen, abgesetzt zu werden und den Gläubigern gegenüber haften zu müssen, wenn nachgewiesen wird, dass das Versäumnis auf eine Kollusion zurückzuführen ist. 3 - Eine ausländische Urkunde, mit der der eheliche Güterstand geändert wird, kann, wenn sie den für ihre Anerkennung in Belgien erforderlichen Bedingungen genügt, am Rand einer von einem belgischen Notar ausgestellten Urkunde vermerkt werden und dieser Urkunde beigefügt werden. Diese Formalität dient der Bekanntmachung der Änderung und hat nicht zur Folge, dass diese Änderung Dritten gegenüber wirksam wird.] [Art ersetzt durch Art. 3 des G. vom 18. Juli 2008 (B.S. vom 14. August 2008)] Art [ 1 - Binnen einem Monat nach Aufnahme der Änderungsurkunde veröffentlicht der Notar den Auszug der vertraglichen Änderungen des ehelichen Güterstands im Belgischen Staatsblatt. Diese Veröffentlichung ist nicht erforderlich für Änderungen, die sich auf eine Bestimmung zur Änderung der gemäß den Artikeln 1457 bis 1464 angenommenen Regeln zur Auseinandersetzung des Gesamtguts oder auf die vertraglichen Erbeinsetzungen beziehen. 2 - Zwischen den Ehegatten sind die vertraglichen Änderungen ab dem Datum der Änderungsurkunde wirksam. Gegenüber Dritten sind sie erst ab dem Tag der in 1 erwähnten Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt wirksam, es sei denn, die Ehegatten haben in ihren mit Dritten abgeschlossenen Vereinbarungen die Dritten über die Änderung informiert.] [Art ersetzt durch Art. 4 des G. vom 18. Juli 2008 (B.S. vom 14. August 2008)] Art [Ein Minderjähriger, der fähig ist, eine Ehe zu schließen, kann allen Vereinbarungen zustimmen, die der Ehevertrag enthalten kann; die darin von ihm gemachten Vereinbarungen und Schenkungen sind gültig, sofern seine Eltern oder einer der Elternteile ihm bei der Errichtung des Vertrags beigestanden haben. In Ermangelung dieses Beistands können diese Vereinbarungen und Schenkungen vom Jugendgericht genehmigt werden.] Ein Minderjähriger ist fähig, seinen ehelichen Güterstand mit demselben Beistand zu ändern wie dem, der für die Schließung eines Ehevertrags erforderlich ist. [ ] [Art Abs. 1 und 2 ersetzt durch Art. 37 des G. vom 19. Januar 1990 (B.S. vom 30. Januar 1990); Abs. 3 abgeändert durch Art. 5 des G. vom 18. Juli 2008 (B.S. vom 14. August 2008)] KAPITEL II Gesetzlicher Güterstand Abschnitt I Vermögen und Wiederanlegung Art [Der gesetzliche Güterstand beruht auf dem Vorhandensein von drei Vermögen: dem Eigenvermögen (Sondergut) jedes der beiden Ehegatten und dem gemeinschaftlichen Vermögen (Gesamtgut) beider Ehegatten, so wie sie in den nachfolgenden Artikeln definiert werden.] [Art ersetzt durch Art. 17 des G. vom 13. Februar 2003 (B.S. vom 28. Februar 2003)] 1 - Aktiva des Sonderguts Art Zum Sondergut gehören die Güter und Schuldforderungen, die jedem der beiden Ehegatten am Tag der Eheschließung gehören, und diejenigen, die jeder während der Ehe durch Schenkung, Erbschaft oder Testament erwirbt. Dritten gegenüber muss das Eigentumsrecht, das jeder der Ehegatten an einem Gut nicht persönlicher Art hat, in Ermangelung eines Inventars oder angesichts eines Besitzes nach Artikel 2229, anhand von Rechtstiteln mit festem Datum, von Dokumenten eines öffentlichen Dienstes oder von Vermerken in ordnungsgemäß geführten oder erstellten Registern, Dokumenten oder Verzeichnissen, die gesetzlich vorgeschrieben oder vom Brauch her bestätigt sind, nachgewiesen werden. Unter Ehegatten kann das Eigentum an denselben Gütern mit allen rechtlichen Mitteln einschließlich Zeugenaussagen, Vermutungen und selbst Hörensagen nachgewiesen werden.

10 2192 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Zum Sondergut gehören, ungeachtet des Zeitpunkts des Erwerbs und vorbehaltlich eines etwaigen Ausgleichs: 1. das Zugehörige eigener unbeweglicher Güter oder zu eigenen Rechten an unbeweglichen Gütern, 2. das Zugehörige zu eigenen Wertpapieren, 3. die Güter, die einem der Ehegatten von einem seiner Verwandten in aufsteigender Linie abgetreten worden sind, entweder um bei ihm Schulden zu begleichen oder mit der Auflage, einem Dritten Schulden dieses Verwandten in aufsteigender Linie zu zahlen, 4. der Anteil, den einer der Ehegatten an einem Gut erworben hat, von dem er bereits Miteigentümer ist, 5. die Güter und Rechte, die infolge einer dinglichen Rechtsübertragung Eigengüter ersetzen, sowie die Güter, die durch eine Anlegung oder Wiederanlegung erworben wurden, 6. die Geräte und Werkzeuge, die der Ausübung des Berufs dienen, 7. die Rechte, die sich aus einer Personenversicherung ergeben, die vom Begünstigten selbst abgeschlossen wurde, und die von ihm beim Tod seines Ehepartners oder nach Auflösung des Güterstands erworben werden. Art Zum Sondergut gehören, ungeachtet des Zeitpunkts des Erwerbs: 1. Kleidung und Gegenstände für den persönlichen Gebrauch, 2. das literarische, künstlerische oder gewerbliche Eigentumsrecht, 3. das Recht auf Wiedergutmachung eines persönlichen materiellen oder moralischen Schadens, 4. das Anrecht auf eine Pension, Leibrente oder ähnliche Zulage, das einer der Ehegatten alleine besitzt, [5. die Gesellschafterrechte, die mit gemeinsamen Anteilen oder Aktien in Gesellschaften verbunden sind, in denen alle Anteile oder Aktien Namensanteile beziehungsweise -aktien sind, wenn diese einem einzigen Ehepartner zugewiesen oder auf seinen Namen eingetragen sind.] [Art einziger Absatz Nr. 5 eingefügt durch einzigen Artikel des G. vom 1. April 1987 (B.S. vom 22. April 1987)] 2 - Wiederanlegung Art Eine Wiederanlegung gilt als einem der Ehegatten gegenüber erfolgt, wenn dieser beim Erwerb einer Immobilie erklärt hat, dass der Erwerb erfolgt, um ihm als Wiederanlage zu dienen, und für mehr als die Hälfte mit dem Ertrag aus der Veräußerung eines eigenen unbeweglichen Guts oder mit Geldern, deren Sondergutscharakter ordnungsgemäß nachgewiesen ist, bezahlt worden ist. Art Der Ehegatte, der ein unbewegliches Gut mit gemeinsamen Geldern erwirbt, kann in der Urkunde eine Erklärung über eine vorzeitige Wiederanlegung machen. Sofern der Ehegatte binnen zwei Jahren nach dem Datum der Urkunde mehr als die Hälfte der aus dem Gesamtgut entnommenen Geldsummen zurückzahlt, wird das erworbene Gut ab dem Datum der Rückzahlung zum Eigengut. Art Eine Wiederanlegung gilt als einem der Ehegatten gegenüber erfolgt, wenn erwiesen ist, dass der Erwerb von beweglichen Gütern mit Geldern oder mit dem Ertrag aus der Veräußerung anderer Güter, deren Sondergutscharakter erwiesen ist, gemäß den Bestimmungen der vorhergehenden Artikel bezahlt worden ist. 3 - Aktiva des Gesamtguts Art Zum Gesamtgut gehören: 1. die Einkünfte aus der Berufstätigkeit eines jeden der beiden Ehegatten, alle Einkünfte oder Entschädigungen, die sie ersetzen oder ergänzen, sowie die Einkünfte aus öffentlichen oder privaten Mandaten, 2. die Früchte, Einkünfte und Zinsen ihrer Eigengüter, 3. die Güter, die beiden Ehegatten gemeinsam oder einem von ihnen mit dem Vermerk geschenkt oder vermacht worden sind, dass diese Güter zum Gesamtgut gehören werden, 4. alle Güter, von denen nicht nachgewiesen ist, dass sie in Anwendung einer Bestimmung des Gesetzes zum Sondergut eines der Ehegatten gehören. 4 - Passiva des Sonderguts und des Gesamtguts Art Die Schulden, die die Ehegatten vor der Eheschließung gemacht haben, und die Schulden zu Lasten von Erbschaften und unentgeltlichen Zuwendungen, die ihnen während der Ehe zufallen, bleiben Eigenschulden. Art Zum Sondergut gehören: - die Schulden, die einer der Ehegatten ausschließlich für das Interesse seines Sonderguts gemacht hat, - die Schulden, die aus einer persönlichen oder dinglichen Sicherheit resultieren und die einer der beiden Ehegatten für ein anderes Interesse als für das Gesamtgut geleistet hat, - die Schulden, die daraus resultieren, dass einer der beiden Ehegatten einen Beruf ausübt, der ihm aufgrund von Artikel 216 verboten worden ist, oder die entstanden sind aus Handlungen, die einer der Ehegatten nicht ohne die Mitwirkung seines Ehepartners oder ohne gerichtliche Ermächtigung verrichten durfte, - die Schulden, die aus einer strafrechtlichen Verurteilung oder aus einem von einem der Ehegatten begangenen Delikt oder Quasidelikt resultieren. Art Zum Gesamtgut gehören: - die Schulden, die gemeinsam oder solidarisch von den beiden Ehegatten gemacht worden sind, - die Schulden, die von einem der Ehegatten für den Bedarf des Haushalts und die Erziehung der Kinder gemacht worden sind, - die Schulden, die von einem der Ehegatten für das Interesse des Gesamtguts gemacht worden sind, - die Schulden zu Lasten von unentgeltlichen Zuwendungen, die beiden Ehegatten gemeinsam oder einem der Ehegatten mit dem Vermerk gemacht worden sind, dass die geschenkten oder vermachten Güter zum Gesamtgut gehören werden, - die Last der Zinsen, die einen Zusatz zu den Eigenschulden eines der Ehegatten bilden, - die Unterhaltsschulden zu Gunsten der Verwandten in absteigender Linie eines der Ehegatten alleine, - die Schulden, von denen nicht nachgewiesen ist, dass sie in Anwendung einer Bestimmung des Gesetzes Eigenschulden eines der Ehegatten sind.

11 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2193 Abschnitt II - Ansprüche der Gläubiger Art Für Eigenschulden eines der Ehegatten haften, unbeschadet der nachfolgenden Artikel, nur sein Sondergut und seine Einkünfte. Art Für Schulden, die aufgrund von Artikel 1406 Eigenschulden eines der Ehegatten sind, haftet das Gesamtgut, insofern es durch die Aufnahme von Eigengütern des Schuldners bereichert worden ist. Der Beweis für die Bereicherung, der dem Gläubiger obliegt, kann mit allen rechtlichen Mitteln einschließlich Zeugenaussagen und Vermutungen erbracht werden. Art Für Schulden, die daraus resultieren, dass einer der beiden Ehegatten einen Beruf ausübt, der ihm in Anwendung von Artikel 216 verboten worden ist, oder die entstanden sind aus Handlungen, die einer der Ehegatten nicht ohne die Mitwirkung seines Ehepartners oder ohne gerichtliche Ermächtigung verrichten durfte, haftet nur in dem Maße das Gesamtgut, wie letzteres aus dieser Tätigkeit oder aus diesen Handlungen Vorteil gezogen hat. Der Beweis für den Vorteil, der dem Gläubiger obliegt, kann mit allen rechtlichen Mitteln einschließlich Zeugenaussagen und Vermutungen erbracht werden. Art Dieselben Regeln gelten für die Schulden, die aus einer strafrechtlichen Verurteilung eines der Ehegatten oder aus einem von ihm begangenen Delikt oder Quasidelikt entstanden sind. Im Falle, wo das Sondergut des schuldenden Ehegatten unzureichend ist, haftet zudem das Gesamtgut für diese Schulden, und zwar bis zur Hälfte seiner reinen Aktiva. Art Für Schulden, die von beiden Ehegatten, selbst in unterschiedlicher Eigenschaft, gemacht worden sind, haftet sowohl das Sondergut eines jeden von ihnen als auch das Gesamtgut. Art Für die gemeinschaftlichen Schulden kann sowohl das Sondergut jedes der Ehegatten als auch das Gesamtgut haften. Das Sondergut des nicht vertragschließenden Ehegatten haftet jedoch nicht: 1. für Schulden, die von einem der Ehegatten für den Bedarf des Haushalts und die Erziehung der Kinder gemacht worden sind, wenn sie im Verhältnis zu den Mitteln des Haushalts übermäßig lasten, 2. für Zinsen, die einen Zusatz zu den Eigenschulden eines der Ehegatten bilden, 3. für Schulden, die einer der Ehegatten bei der Ausübung seines Berufs gemacht hat, 4. für Unterhaltsschulden zu Gunsten der Verwandten in absteigender Linie eines der Ehegatten allein. Abschnitt III Verwaltung des Gesamtguts Art Die Verwaltung umfasst alle Administrations-, Nutzungs- und Verfügungsbefugnisse. Die Ehegatten verwalten das Gesamtgut im Interesse der Familie gemäß den folgenden Regeln. Art Das Gesamtgut wird von dem einen oder dem anderen Ehegatten verwaltet, der die Verwaltungsbefugnisse alleine ausüben kann, mit der Auflage für jeden von ihnen, die von seinem Ehepartner verrichteten Verwaltungshandlungen zu respektieren. Art Der Ehegatte, der eine Berufstätigkeit ausübt, verrichtet alle dazu notwendigen Verwaltungshandlungen alleine. Wenn beide Ehegatten gemeinsam ein und dieselbe Berufstätigkeit ausüben, ist für alle Handlungen, die keine administrativen Handlungen sind, die Mitwirkung beider erforderlich. Art Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 1417 ist die Zustimmung beider Ehegatten erforderlich, um: 1. a) mit einer Hypothek belastbare Güter zu erwerben, zu veräußern oder mit dinglichen Rechten zu belasten, b) ein Handelsgeschäft oder einen Betrieb jeglicher Art zu erwerben, abzutreten oder zu verpfänden, c) Mietverträge von mehr als neun Jahren zu schließen, zu erneuern oder zu kündigen und Geschäftsmietverträge und Landpachtverträge zu bewilligen, 2. a) Hypothekenforderungen abzutreten oder zu verpfänden, b) den Preis für ein veräußertes unbewegliches Gut oder die Rückzahlung einer Hypothekenforderung zu vereinnahmen und die Aufhebung von Hypothekeneintragungen zu gewähren, c) ein Vermächtnis oder eine Schenkung anzunehmen oder auszuschlagen, wenn ausbedungen worden ist, dass die vermachten oder geschenkten Güter zum Gesamtgut gehören werden, d) eine Anleihe aufzunehmen, e) [einen im Gesetz vom 12. Juni 1991 über den Verbraucherkredit erwähnten Kreditvertrag abzuschließen], außer wenn diese Handlungen für den Bedarf des Haushalts oder die Erziehung der Kinder notwendig sind. [Art einziger Absatz Nr. 2 Buchstabe e) abgeändert durch Art. 75 des G. vom 24. März 2003 (B.S. vom 2. Mai 2003)] Art Ein Ehegatte kann ohne das Einverständnis des anderen unter Lebenden nicht unentgeltlich über Güter verfügen, die zum Gesamtgut gehören. Diese Bestimmung ist weder auf unentgeltliche Zuwendungen, die aufgrund von Artikel 852 von der Zurückführung befreit sind, noch auf unentgeltliche Zuwendungen zu Gunsten des hinterbliebenen Ehegatten anwendbar. Art Wenn der Ehepartner sein Einverständnis ohne rechtmäßigen Grund verweigert oder wenn es ihm nicht möglich ist, seinen Willen zu äußern, kann der andere Ehegatte sich vom Gericht Erster Instanz dazu ermächtigen lassen, eine der in den Artikeln 1417 Absatz 2, 1418 und 1419 aufgezählten Handlungen allein verrichten zu dürfen. Art Jeder Ehegatte kann den Friedensrichter darum ersuchen, seinem Ehepartner zu verbieten, irgendeine Verwaltungshandlung zu verrichten, die ihm oder den Interessen der Familie schaden könnte. Der Friedensrichter kann die Handlung genehmigen oder ihre Genehmigung von bestimmten Bedingungen abhängig machen. Art Das Gericht Erster Instanz kann auf Antrag eines der Ehegatten, der ein rechtmäßiges Interesse nachweist, und unbeschadet der Rechte gutgläubiger Dritter jede Handlung für nichtig erklären, die der andere Ehegatte verrichtet hat: 1. unter Verstoß gegen die Bestimmungen der Artikel 1417 Absatz 2, 1418 und 1419; die Nichtigerklärung der in Artikel 1418 Nr. 2 aufgeführten Handlungen setzt außerdem das Bestehen einer Benachteiligung voraus, 2. unter Verstoß gegen ein Verbot oder gegen Bedingungen, die der Richter gestellt hat,

12 2194 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3. in betrügerischer Absicht zum Nachteil der Rechte des Antragstellers. Der Nachweis der Gutgläubigkeit muss vom vertragschließenden Dritten erbracht werden. Art Die Klage auf Nichtigkeitserklärung muss unter Androhung des Verfalls binnen einem Jahr nach dem Tag, wo der klagende Ehegatte von der von seinem Ehepartner verrichteten Handlung Kenntnis erlangt hat, und spätestens vor der endgültigen güterrechtlichen Auseinandersetzung eingereicht werden. Stirbt der Ehegatte, bevor der Verfall eingetreten ist, verfügen seine Erben ab dem Todestag über eine neue Frist von einem Jahr. Art Die Vermächtnisse, die einer der Ehegatten über die Gesamtheit oder einen Teil des Gesamtguts macht, dürfen seinen Anteil an diesem Gesamtgut nicht überschreiten. Bezieht sich das Vermächtnis auf bestimmte Güter, kann der Vermächtnisnehmer sie nur in Natur verlangen, wenn diese Güter infolge der Teilung den Erben des Testators zugewiesen werden; im entgegengesetzten Fall hat der Vermächtnisnehmer zu Lasten des Nachlasses des Testators Anspruch auf den Wert der vermachten Güter, außer bei einer Herabsetzung in beiden Fällen, wenn dazu Grund besteht. Abschnitt IV Verwaltung des Sonderguts Art Jeder Ehegatte verwaltet, unbeschadet des Artikels 215 1, sein Sondergut allein. Gemeinsame Bestimmung für die Verwaltung des Sonderguts und des Gesamtguts Art Wenn einer der Ehegatten sich als unfähig erweist, das Gesamtgut und sein Sondergut zu verwalten, oder die Interessen der Familie gefährdet, kann der andere Ehegatte verlangen, dass die Verwaltungsbefugnisse ihm ganz oder teilweise entzogen werden. Das Gericht kann diese Verwaltung entweder dem Antragsteller oder einem Dritten, den es bestellt, anvertrauen. Diese Entscheidung kann widerrufen werden, wenn die Gründe, die sie gerechtfertigt haben, nicht mehr bestehen. 2 - Jede gerichtliche Entscheidung, mit der einem der Ehegatten seine Verwaltungsbefugnisse entzogen oder sie ihm zurückgegeben werden, wird dem Standesbeamten des Orts, wo die Ehe geschlossen wurde, vom Greffier notifiziert; der Standesbeamte vermerkt dies am Rand der Eheschließungsurkunde. Ist die Ehe nicht in Belgien geschlossen worden, wird die Entscheidung dem Standesbeamten des ersten Distrikts von Brüssel notifiziert, der sie in das Register der Eheschließungsurkunden überträgt. 3 - Ist der Ehegatte, dem die Verwaltung entzogen oder wieder zurückgegeben worden ist, Kaufmann, setzt der Greffier das zentrale Handelsregister davon in Kenntnis. 4 - Artikel 1253 des Gerichtsgesetzbuches ist anwendbar. Abschnitt V Auflösung des gesetzlichen Güterstands 1 - Allgemeine Bestimmungen Art Der gesetzliche Güterstand wird aufgelöst: 1. durch den Tod eines der Ehegatten, 2. durch die Scheidung oder die Trennung von Tisch und Bett, 3. durch die gerichtliche Gütertrennung, 4. durch die Annahme eines anderen ehelichen Güterstands. Art Bei der Auflösung des gesetzlichen Güterstands durch den Tod eines der Ehegatten, die gerichtliche Gütertrennung, die Scheidung oder die Trennung von Tisch und Bett aus den [in Artikel 229 aufgeführten] Gründen sind die Ehegatten oder der hinterbliebene Ehepartner dazu verpflichtet, ein Inventar und eine Schätzung der gemeinschaftlichen beweglichen Güter und Schulden zu erstellen. [Dieses Inventar, dessen Inhalt durch die Artikel 1175 und folgende des Gerichtsgesetzbuches geregelt wird, kann privatschriftlich errichtet werden, wenn alle volljährigen Interesse habenden Parteien damit einverstanden sind und, im Fall, wo es Minderjährige oder Entmündigte gibt, wenn der mit dem Antrag befasste Friedensrichter damit einverstanden ist.] Es muss binnen drei Monaten nach dem Tod, der Übertragung der Scheidung oder der Trennung von Tisch und Bett oder der Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt des Auszugs aus der Entscheidung, mit der die Gütertrennung ausgesprochen wird, errichtet werden. In Ermangelung eines Inventars binnen dieser Frist kann jede Interesse habende Partei den Umfang des Gesamtguts mit allen rechtlichen Mitteln, selbst durch Hörensagen, nachweisen. [Art Abs. 1 abgeändert durch Art. 15 des G. vom 27. April 2007 (B.S. vom 7. Juni 2007); Abs. 2 ersetzt durch Art. 41 des G. vom 29. April 2001 (B.S. vom 31. Mai 2001)] Art Die Auflösung des gesetzlichen Güterstands durch die Scheidung oder die Trennung von Tisch und Bett aus den [in Artikel 229 aufgeführten] Gründen eröffnet keine Rechte für den Betreffenden als Hinterbleibenden. Der Ehegatte, zu dessen Gunsten eine vertragliche Erbeinsetzung ausbedungen worden ist, behält davon jedoch den Genuss beim Tod seines Ehepartners, außer im Falle des in den Artikeln 299 und 311bis vorgesehenen Verfalls. Die Auflösung des gesetzlichen Güterstands durch die Gütertrennung eröffnet keine Rechte für den Betreffenden als Hinterbleibenden; der Ehegatte, zu dessen Gunsten diese Rechte ausbedungen worden sind, behält jedoch die Befugnis, sie beim Tod seines Ehepartners auszuüben. [Art Abs. 1 abgeändert durch Art. 16 des G. vom 27. April 2007 (B.S. vom 7. Juni 2007)] Art Die Auflösung des Güterstands hat die Auseinandersetzung und die Teilung zur Folge. Vorab wird für jeden Ehegatten ein Konto für Ausgleichsleistungen zwischen dem Gesamtgut und seinem Sondergut angelegt. Anschließend wird zur Abwicklung der Verbindlichkeiten und zur Teilung der reinen Aktiva übergegangen. Die Bestimmungen des Gerichtsgesetzbuches über die Teilungen und Versteigerungen und die Bestimmungen des Zivilgesetzbuches über die Teilung der Nachlässe sind entsprechend anwendbar. Art Die Erben und Nachfolger der Ehegatten haben dieselben Rechte und dieselben Pflichten wie der Ehegatte, den sie vertreten.

13 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Konten für Ausgleichsleistungen Art Jeder der Ehegatten muss einen Ausgleich leisten in Höhe der Summen, die er dem Gesamtgut entnommen hat, um Eigenschulden zu begleichen, und, im Allgemeinen, jedes Mal, wenn er einen persönlichen Vorteil aus dem Gesamtgut gezogen hat. Art Für das Gesamtgut muss ebenfalls ein Ausgleich geleistet werden in Höhe des Schadens, den es infolge einer der in Artikel 1422 aufgeführten Handlungen erlitten hat, wenn dieser Schaden durch die Nichtigerklärung der Handlung nicht vollständig ersetzt worden ist oder wenn die Nichtigerklärung nicht beantragt oder nicht erlangt worden ist. Art Aus dem Gesamtgut muss ein Ausgleich geleistet werden in Höhe der eigenen oder der aus der Veräußerung eines Sonderguts stammenden Gelder, die in dieses Gesamtgut übergegangen sind und nicht angelegt oder wiederangelegt worden sind, und, im Allgemeinen, jedes Mal, wenn das Gesamtgut einen Vorteil aus dem Sondergut eines Ehegatten gezogen hat. Art Der Ausgleich darf nicht geringer sein als die Verarmung des ausgleichsberechtigten Vermögens. Haben die in das ausgleichspflichtige Vermögen übergegangenen Summen und Gelder jedoch dazu gedient, ein Gut zu erwerben, instand zu halten oder zu verbessern, entspricht der Ausgleich dem Wert oder dem Mehrwert dieses Guts entweder bei der Auflösung des Güterstands, wenn es sich zu diesem Zeitpunkt im ausgleichspflichtigen Vermögen befindet, oder am Tag seiner Veräußerung, wenn es vorher veräußert worden ist; ist das veräußerte Gut durch ein neues Gut ersetzt worden, wird der Ausgleich auf der Grundlage dieses neuen Guts veranschlagt. Art Der Anspruch auf Ausgleich kann mit allen Rechtsmitteln nachgewiesen werden. Die Ausgleichsleistungen bringen ab dem Tag der Auflösung des Güterstands von Rechts wegen Zinsen. Art Der Ausgleich, den ein Ehegatte an das Gesamtgut leisten muss, und der, den er aus dem Gesamtgut erhalten muss, heben sich gegenseitig in Höhe des kleineren Betrags auf. Art Wenn beide Ehegatten Ausgleichsleistungen zu fordern haben oder schulden, heben ihre jeweiligen Schuldforderungen und Schulden sich gegenseitig in Höhe des kleineren Betrags auf. Nur der Ehegatte, dessen Schuldforderung oder Schuld die größere ist, bleibt Gläubiger oder Schuldner eines Ausgleichs, der der Differenz zwischen den jeweiligen Schuldforderungen oder Schulden entspricht. 3 - Abwicklung der Verbindlichkeiten Art Unbeschadet der Ansprüche der Hypothekengläubiger und bevorrechtigten Gläubiger müssen die gemeinschaftlichen Schulden, für die laut Artikel 1414 die drei Vermögen haften, vor denjenigen bezahlt werden, für die nur das Gesamtgut und das Sondergut eines der Ehegatten haften. Art Jeder der Ehegatten haftet mit all seinen Gütern für die gemeinschaftlichen Schulden, die nach der Teilung übrig bleiben. Jedoch haftet jeder Ehegatte für die gemeinschaftlichen Schulden, für die während der Ehe nicht mit seinem Sondergut gehaftet werden konnte, nur in Höhe dessen, was er bei der Teilung erhalten hat. Art Sofern in der Teilungsurkunde nichts anderes bestimmt worden ist, hat der Ehegatte, der nach der Teilung eine gemeinschaftliche Schuld bezahlt, gegen den anderen Ehegatten einen Regressanspruch auf die Hälfte dessen, was er bezahlt hat. 4 - Abwicklung der Ausgleichsleistungen Art Der Ehegatte, an den noch ein Ausgleich zu leisten ist, kann mit dem Einverständnis seines Ehepartners oder, in Ermangelung dessen, mit der Ermächtigung des Gerichts anlässlich der Teilung gemeinschaftliche Güter, deren Wert im Streitfall vom Gericht festgelegt wird, in Höhe dessen, was ihm geschuldet wird, vorwegnehmen. Diese Vorwegnahme darf die Zuweisungsrechte, die dem anderen Ehegatten durch die Artikel 1446 und 1447 zuerkannt werden, nicht beeinträchtigen. Art Der Ehegatte, der noch einen Ausgleich zu leisten hat, zahlt diesen Betrag in bar, es sei denn, der andere Ehegatte ist bereit, anlässlich der Teilung bis zum passenden Betrag gemeinschaftliche Güter vorwegzunehmen, deren Wert im Streitfall vom Gericht festgelegt wird. Art Der Ehegatte, der aus dem Gesamtgut nicht seinen vollen Ausgleich hat erhalten können, wird Gläubiger des anderen Ehegatten für die Hälfte dessen, was er nicht erhalten hat. 5 - Teilung Art Bleibt ein Überschuss übrig, wird dieser hälftig geteilt. Art Endet der gesetzliche Güterstand durch den Tod eines der Ehegatten, kann der hinterbliebene Ehepartner - gegen Zuzahlung, wenn dazu Grund besteht - sich durch Vorrang eine der Liegenschaften, die der Familie als Wohnung dient, zusammen mit dem darin vorhandenen Hausrat und die Liegenschaft, die der Ausübung seines Berufs dient, mit den darin vorhandenen beweglichen Gütern für den beruflichen Gebrauch zuweisen lassen. Art Endet der gesetzliche Güterstand durch die Scheidung, die Trennung von Tisch und Bett oder die Gütertrennung, kann jeder der Ehegatten im Laufe des Auseinandersetzungsverfahrens beim Gericht zu seinen Gunsten die Anwendung von Artikel 1446 beantragen. [Vorbehaltlich außergewöhnlicher Umstände wird dem Antrag stattgegeben, den der Ehegatte einreicht, der Opfer einer in den Artikeln 375, 398 bis 400, 402, 403 oder 405 des Strafgesetzbuches erwähnten Tat oder eines Versuchs einer in den Artikeln 375, 393, 394 oder 397 desselben Gesetzbuches erwähnten Tat gewesen ist, wenn der andere Ehegatte aus diesem Grund durch eine rechtskräftige Entscheidung verurteilt worden ist.] Das Gericht entscheidet unter Berücksichtigung der jeweiligen gesellschaftlichen und familiären Interessen und der Ausgleichs- oder Forderungsrechte zu Gunsten des anderen Ehegatten. Das Gericht legt das Datum der Fälligkeit der eventuellen Zuzahlung fest. [Art neuer Absatz 2 eingefügt durch Art. 4 des G. vom 28. Januar 2003 (B.S. vom 12. Februar 2003) und ersetzt durch Art. 17 des G. vom 27. April 2007 (B.S. vom 7. Juni 2007)] Art Der Ehegatte, der irgendein Gut aus dem Gesamtgut unterschlagen oder sich unrechtmäßig angeeignet hat, verliert seinen Anteil an diesem Gut. Art Außer bei einer gegenteiligen Abmachung trägt jeder der Ehegatten zur Hälfte zu den Auseinandersetzungs- und Teilungskosten bei.

14 2196 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 6 - Schuldforderungen zwischen Ehegatten Art Für Schuldforderungen, die einer der Ehegatten gegen den anderen hat, wird während der Dauer des gesetzlichen Güterstands nur mit den Eigengütern des Schuldners gehaftet. Diese Schuldforderungen bringen ab dem Tag der Auflösung des Güterstands von Rechts wegen Zinsen. KAPITEL III Vereinbarungen, mit denen der gesetzliche Güterstand abgeändert werden kann Art Ehegatten, die einen ehelichen Güterstand der Gütergemeinschaft gewählt haben, dürfen nicht von den Regeln des gesetzlichen Güterstands abweichen, die die Verwaltung des Sonderguts und des Gesamtguts betreffen. Unter Vorbehalt der Bestimmungen der Artikel 1388 und 1389 können sie durch einen Ehevertrag jegliche andere Änderung am gesetzlichen Güterstand vornehmen. Sie können insbesondere vereinbaren: - dass das Gesamtgut die Gesamtheit oder einen Teil ihres gegenwärtigen und zukünftigen Vermögens umfasst, - dass zwischen ihnen eine allgemeine Gütergemeinschaft besteht, - dass einer der Ehegatten Anspruch auf einen Voraus hat, - dass im Fall der Auflösung der Ehe durch den Tod eines der Ehegatten die Teilung des Gesamtguts zu ungleichen Teilen erfolgt oder dass das Gesamtgut vollständig einem der Ehegatten zukommt. Sie unterliegen weiterhin den Regeln des gesetzlichen Güterstands, von denen ihr Ehevertrag nicht abweicht. 1 - Klauseln zur Erweiterung der gemeinschaftlichen Aktiva Art Die Ehegatten können vereinbaren, dass die Gesamtheit oder ein Teil des in Artikel 1399 erwähnten gegenwärtigen und zukünftigen, beweglichen oder unbeweglichen Vermögens zum Gesamtgut gehört. In diesem Fall gehen die in Artikel 1406 erwähnten Schulden zu Lasten des Gesamtguts, und zwar nach Verhältnis des Werts der gemeinschaftlich gewordenen Güter zum Zeitpunkt ihrer Einbringung im Vergleich zum Wert der Gesamtheit der in Artikel 1399 erwähnten Güter. Art Wenn die Ehegatten eine allgemeine Gütergemeinschaft miteinander vereinbaren, bringen sie ihr gesamtes gegenwärtiges und zukünftiges Vermögen in das Gesamtgut ein, mit Ausnahme der Güter, die von persönlicher Art sind, und der ausschließlich personengebundenen Rechte. Die allgemeine Gütergemeinschaft haftet für alle Schulden. Art Der Ehegatte, der nur ein oder mehrere bestimmte Güter, deren Wert für jedes der Güter im Vertrag angegeben wird, in das Gesamtgut einbringt, kann seine Einbringung auf eine bestimmte Summe beschränken. Bei der Auflösung des ehelichen Güterstands muss an den Ehegatten aus dem Gesamtgut ein Ausgleich geleistet werden, der der Differenz zwischen dem Wert der in das Gesamtgut übergegangenen Güter zum Zeitpunkt der Einbringung und der Summe, in deren Höhe diese Güter eingebracht worden sind, entspricht. Art Der Ehegatte, der bestimmte Güter in das Gesamtgut eingebracht hat, hat bei der Teilung das Recht, die noch in Natur vorhandenen Güter zurückzunehmen, indem er sie nach ihrem Wert zum Zeitpunkt der Teilung auf seinen Anteil anrechnet. Art Vorbehaltlich einer anders lautenden Vereinbarung im Ehevertrag behält der Ehegatte, der einen Teil seines gegenwärtigen oder zukünftigen Vermögens in das Gesamtgut einbringt, ohne die Güter einzeln zu bestimmen, die ihm durch Artikel 1425 zuerkannte Verwaltungsbefugnis über diese Güter. 2 - Voraus Art Ehegatten können vereinbaren, dass der Längstlebende oder einer von ihnen, wenn er hinterbleibt, das Recht hat, vor jeglicher Teilung entweder eine bestimmte Summe oder bestimmte Güter in Natur oder eine bestimmte Menge oder einen bestimmten Prozentsatz einer bestimmten Art von Gütern aus dem Gesamtgut vorwegzunehmen. Art Der Voraus wird nicht als Schenkung angesehen, sondern als eine Ehevertragsvereinbarung. Er wird jedoch zur Hälfte als Schenkung angesehen, wenn er sich auf gegenwärtige oder zukünftige Güter bezieht, die der vorverstorbene Ehegatte durch eine ausdrückliche Bestimmung im Ehevertrag in das Gesamtgut eingebracht hat. Art Die Auflösung des ehelichen Güterstands durch Scheidung oder Trennung von Tisch und Bett aus den [in Artikel 229 aufgeführten] Gründen hat keine Herausgabe des Voraus zur Folge. Die Auflösung des ehelichen Güterstands durch Gütertrennung hat keine sofortige Herausgabe des Voraus zur Folge. Die Ehegatten oder der Ehegatte, zu dessen Gunsten die Vereinbarung getroffen worden ist, behalten ihre Rechte als Hinterbleibende. Ist der Voraus nur zu Gunsten eines der Ehegatten festgelegt worden, kann dieser von seinem Ehepartner eine Sicherheitsleistung zur Gewährleistung seiner Rechte verlangen. [Art Abs. 1 abgeändert durch Art. 18 des G. vom 27. April 2007 (B.S. vom 7. Juni 2007)] Art Vorausgüter können für die Bezahlung der gemeinschaftlichen Schulden gepfändet werden, außer, wenn der Voraus Güter in Natur betrifft, der Regressmöglichkeit für den begünstigten Ehegatten auf den Rest des Gesamtguts. Ein solcher Regress kann ebenfalls in dem Fall erfolgen, wo einer der Ehegatten ein Vorausgut in Natur veräußert hat. 3 - Klauseln, mit denen von der Regel der gleichen Teilung des Gesamtguts abgewichen wird Art Ehegatten können vereinbaren, dass der Längstlebende oder einer von ihnen, wenn er hinterbleibt, bei der Teilung einen anderen Anteil als die Hälfte oder sogar das gesamte Vermögen erhält. Art Wenn die Ehegatten bei der Teilung des Gesamtguts ungleiche Anteile erhalten, sind sie verpflichtet, unbeschadet der Anwendung von Artikel 1440, im Verhältnis zu ihrem Anteil an den Aktiva zur Bezahlung der gemeinschaftlichen Schulden beizutragen. Art Wenn in der Teilungsurkunde nichts anderes bestimmt ist, kann der Ehegatte, der nach der Teilung über den Anteil hinaus, den er aufgrund der vorhergehenden Artikel zu tragen hat, eine gemeinschaftliche Schuld bezahlt, für das, was er über seinen Anteil hinaus bezahlt hat, gegen den anderen Ehegatten Regress nehmen. Art Die Klausel über die ungleiche Teilung und die Klausel über die Zuweisung des gesamten Gesamtguts werden nicht als Schenkungen angesehen, sondern als Ehevertragsvereinbarungen.

15 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2197 Sie werden jedoch als Schenkungen angesehen für den Anteil über die Hälfte hinaus, der dem hinterbliebenen Ehepartner im Wert, am Tag der Teilung, des gegenwärtigen und zukünftigen Vermögens, das der vorverstorbene Ehegatte durch eine ausdrückliche Klausel im Ehevertrag in das Gesamtgut eingebracht hat, zugewiesen wird. 4 - Gemeinsame Bestimmung Art In dem Fall, wo es [nicht gemeinsame] Kinder [ ] gibt, ist jegliche Klausel im Ehevertrag, die zur Folge hat, dass einem der Ehegatten mehr als der frei verfügbare Teil zukommt, unwirksam für den gesamten Überschuss; die gleiche Teilung dessen, was von den jeweiligen, wenn auch ungleichen Einkünften der Ehegatten gespart worden ist, wird nicht als Vorteil angesehen, durch den die [nicht gemeinsamen] Kinder [ ] benachteiligt werden. [Art abgeändert durch Art. 3 des G. vom 10. Mai 2007 (B.S. vom 3. August 2007)] KAPITEL IV Gütertrennung Abschnitt I Vertragliche Gütertrennung Art Haben die Ehegatten durch einen Ehevertrag festgelegt, dass sie in Gütertrennung leben, hat jeder von ihnen allein, unbeschadet der Anwendung von Artikel 215 1, alle Administrations-, Nutzungs- und Verfügungsbefugnisse; ihre jeweiligen Einkünfte und Ersparnisse bleiben Sondergut. Art Hat ein Ehegatte die Verwaltung seines Vermögens seinem Ehepartner überlassen, ist Letzterer, entweder auf etwaiges Ersuchen des Erstgenannten oder bei Auflösung des ehelichen Güterstands, nur zur Herausgabe der vorhandenen Früchte verpflichtet; er ist keine Rechenschaft schuldig über die Früchte, die bis dahin verbraucht worden sind. Art Der Nachweis über das Eigentum an einem Gut wird sowohl unter Ehegatten als auch gegenüber Dritten nach den Regeln der Absätze 2 und 3 von Artikel 1399 erbracht. Die beweglichen Güter, von denen nicht bewiesen ist, dass sie Eigentum eines einzigen der Ehegatten sind, werden als unter den Ehegatten ungeteilt angesehen. Art Unbeschadet der Anwendung von Artikel und unter Vorbehalt der Bestimmungen von Artikel 815 Absatz 2 kann jeder der Ehegatten jederzeit die Teilung all ihrer ungeteilten Güter oder eines Teils davon verlangen. Der eine Ehegatte kann den Anteil des anderen Ehegatten an einem oder mehreren Gütern nur durch einen öffentlichen Verkauf oder mit Ermächtigung des Gerichts abkaufen. Abschnitt II Gerichtliche Gütertrennung Art Einer der Ehegatten oder sein gesetzlicher Vertreter kann vor Gericht auf Gütertrennung klagen, wenn aus der Unordnung der Geschäfte des anderen Ehepartners, seiner schlechten Verwaltung oder der Verschwendung seiner Einkünfte ersichtlich wird, dass eine Aufrechterhaltung des bestehenden Güterstands die Interessen des klagenden Ehegatten gefährdet. Art Die Gläubiger des einen oder des anderen Ehegatten können nicht auf Gütertrennung klagen. Sie können dem Verfahren beitreten. Art Die gerichtliche Gütertrennung gilt, was ihre Folgen betrifft, rückwirkend ab dem Tag der Klage, sowohl unter Ehegatten als auch gegenüber Dritten. Art Die Entscheidung, mit der die Gütertrennung ausgesprochen wird, ist unwirksam, wenn die Aufstellung der Vermögenswerte zwecks Auseinandersetzung des früheren Güterstands binnen einem Jahr nach Veröffentlichung eines Auszugs dieser Entscheidung im Belgischen Staatsblatt nicht durch eine authentische Urkunde errichtet worden ist. Auf Antrag kann die Frist vom Richter, der die Gütertrennung ausgesprochen hat, verlängert werden. Art Die Gläubiger der Ehegatten können dagegen Einspruch erheben, dass die Auseinandersetzung in ihrer Abwesenheit stattfindet, und ihr auf eigene Kosten beitreten. Außerdem können sie binnen einer Frist von sechs Monaten ab Ablauf der im vorhergehenden Artikel vorgesehenen Frist die Auseinandersetzung anfechten, wenn sie in betrügerischer Absicht zum Nachteil ihrer Rechte erfolgt ist.] [TITEL Vbis - Gesetzliches Zusammenwohnen] [Unterteilung Titel Vbis eingefügt durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999)] Art [ 1 - Unter «Gesetzliches Zusammenwohnen» ist der Zustand des Zusammenlebens von zwei Personen zu verstehen, die eine Erklärung gemäß Artikel 1476 abgegeben haben. 2 - Um eine Erklärung über das gesetzliche Zusammenwohnen abgeben zu können, müssen beide Parteien folgende Bedingungen erfüllen: 1. nicht durch eine Ehe oder ein anderes gesetzliches Zusammenwohnen gebunden sein; 2. gemäß den Artikeln 1123 und 1124 fähig sein, Verträge zu schließen.] [Art aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976) und wieder aufgenommen durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999)] Art [ 1 - Eine Erklärung über das gesetzliche Zusammenwohnen wird anhand eines Schriftstücks abgegeben, das dem Standesbeamten des gemeinsamen Wohnsitzes gegen Empfangsbestätigung übergeben wird. Dieses Schriftstück enthält folgende Angaben: 1. das Datum der Erklärung, 2. den Namen, die Vornamen, den Ort und das Datum der Geburt und die Unterschrift beider Parteien, 3. den gemeinsamen Wohnsitz, 4. den Vermerk, dass beide Parteien gesetzlich zusammenwohnen wollen, 5. den Vermerk, dass beide Parteien vorher vom Inhalt der Artikel 1475 bis 1479 Kenntnis genommen haben, 6. gegebenenfalls den Vermerk der in Artikel 1478 erwähnten Vereinbarung, die die Parteien geschlossen haben. Der Standesbeamte überprüft, ob beide Parteien die gesetzlichen Bedingungen in Sachen gesetzliches Zusammenwohnen erfüllen, und wenn ja, vermerkt er die Erklärung im Bevölkerungsregister. [Artikel 64 3 und 4 ist entsprechend anwendbar auf die Personenstandsurkunden und Nachweise, die gegebenenfalls angefordert werden als Nachweis dafür, dass die gesetzlichen Bedingungen erfüllt sind.]

16 2198 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 - Das gesetzliche Zusammenwohnen endet, wenn eine der Parteien heiratet oder stirbt oder wenn dem Zusammenwohnen gemäß vorliegendem Paragraphen ein Ende gesetzt wird. Dem gesetzlichen Zusammenwohnen kann entweder in gegenseitigem Einvernehmen der Zusammenwohnenden oder einseitig von einem der Zusammenwohnenden anhand einer schriftlichen Erklärung, die dem Standesbeamten gegen Empfangsbestätigung gemäß dem folgendem Absatz übergeben wird, ein Ende gesetzt werden. Dieses Schriftstück enthält folgende Angaben: 1. das Datum der Erklärung, 2. den Namen, die Vornamen, den Ort und das Datum der Geburt beider Parteien und die Unterschrift beider Parteien oder der Partei, die die Erklärung abgibt, 3. den Wohnsitz beider Parteien, 4. den Vermerk, dem gesetzlichen Zusammenwohnen ein Ende setzen zu wollen. Die Erklärung über die Beendigung in gegenseitigem Einvernehmen wird dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes beider Parteien oder, wenn beide Parteien ihren Wohnsitz nicht in derselben Gemeinde haben, dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes einer der Parteien übergeben. In diesem Fall notifiziert der Standesbeamte dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes der anderen Partei binnen acht Tagen die Beendigungserklärung per Einschreiben. Die einseitige Beendigungserklärung wird dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes beider Parteien übergeben oder, wenn beide Parteien ihren Wohnsitz nicht in derselben Gemeinde haben, dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes der Partei, die die Erklärung abgibt. Der Standesbeamte stellt der anderen Partei die Beendigungserklärung binnen acht Tagen per Gerichtsvollzieherurkunde zu und gegebenenfalls notifiziert er sie binnen derselben Frist per Einschreiben dem Standesbeamten der Gemeinde des Wohnsitzes der anderen Partei. Auf jeden Fall müssen die Kosten der Zustellung und der Notifizierung vorher von denjenigen bezahlt werden, die die Erklärung abgeben. Der Standesbeamte vermerkt die Beendigung des gesetzlichen Zusammenwohnens im Bevölkerungsregister.] [Art aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976) und wieder aufgenommen durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999); 1 Abs. 4 eingefügt durch Art. 3 des G. vom 3. Dezember 2005 (B.S. vom 23. Dezember 2005, Err. vom 23. Januar 2006)] Art [ 1 - Die Bestimmungen des vorliegenden Artikels, durch die die Rechte, Pflichten und Befugnisse der gesetzlich Zusammenwohnenden geregelt werden, sind durch die alleinige Tatsache des gesetzlichen Zusammenwohnens anwendbar. 2 - Die Artikel 215, und 224 1Nr. 1finden auf das gesetzliche Zusammenwohnen entsprechend Anwendung. 3 - Die gesetzlich Zusammenwohnenden tragen nach Verhältnis ihrer Möglichkeiten zu den Aufwendungen für das Zusammenleben bei. 4 - Jede von einem der gesetzlich Zusammenwohnenden eingegangene Schuld für den Bedarf des Zusammenlebens und der Kinder, die sie erziehen, verpflichtet den anderen Zusammenwohnenden gesamtschuldnerisch. Dieser haftet jedoch nicht für die im Verhältnis zu den Mitteln der Zusammenwohnenden übermäßigen Schulden.] [ 5 - Der hinterbliebene gesetzlich Zusammenwohnende muss innerhalb der Grenzen dessen, was er aufgrund von Artikel 745octies 1 aus dem Nachlass seines vorverstorbenen gesetzlich Zusammenwohnenden erlangt hat, und dessen, was dieser ihm an Vorteilen durch Schenkungen, per Testament oder in einer in Artikel 1478 erwähnten Vereinbarung eingeräumt hat, der in Artikel festgelegten Verpflichtung gegenüber den Kindern des vorverstorbenen gesetzlich Zusammenwohnenden, deren Vater beziehungsweise Mutter er selbst nicht ist, nachkommen.] [ 6 - Mit dem Tod des vorverstorbenen gesetzlich Zusammenwohnenden, der keine Nachkommen hinterlassen hat, geht die Unterhaltspflicht gegenüber seinen zum Zeitpunkt des Todes bedürftigen Verwandten in aufsteigender Linie auf seine Erben als Nachlassverbindlichkeit über in Höhe der Erbrechte, die den Verwandten in aufsteigender Linie durch unentgeltliche Zuwendungen zugunsten des hinterbliebenen gesetzlich Zusammenwohnenden entzogen worden sind.] [Art aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976) und wieder aufgenommen durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999); 5 eingefügt durch Art. 9 Nr. 1 des G. vom 28. März 2007 (B.S. vom 8. Mai 2007); 6 eingefügt durch Art. 9 Nr. 2 des G. vom 28. März 2007 (B.S. vom 8. Mai 2007)] Art [Jeder gesetzlich Zusammenwohnende behält die Güter, von denen er beweisen kann, dass sie sein Eigentum sind, die Einkünfte aus diesen Gütern und das Einkommen aus der Arbeit. Es wird vorausgesetzt, dass die Güter, von denen keiner der beiden gesetzlich Zusammenwohnenden beweisen kann, dass sie sein Eigentum sind, und die Einkünfte aus diesen Gütern sich in ungeteilter Rechtsgemeinschaft befinden. Ist der hinterbliebene gesetzlich Zusammenwohnende ein Erbe des vorverstorbenen Zusammenwohnenden, wird die im vorhergehenden Absatz erwähnte ungeteilte Rechtsgemeinschaft hinsichtlich der Pflichtteilserben des Vorverstorbenen als eine unentgeltliche Zuwendung angesehen, außer bei Beweis des Gegenteils. Im Übrigen regeln die Zusammenwohnenden die Modalitäten ihres gesetzlichen Zusammenwohnens nach ihrem Gutdünken durch eine Vereinbarung, insofern diese keine Klausel enthält, die mit Artikel 1477, mit der öffentlichen Ordnung, mit den guten Sitten oder mit den Regeln in Bezug auf die elterliche Gewalt und die Vormundschaft und mit den Regeln zur Festlegung der gesetzlichen Erbfolgeordnung im Widerspruch steht. Diese Vereinbarung wird in authentischer Form vor einem Notar beurkundet und im Bevölkerungsregister vermerkt.] [Art aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976) und wieder aufgenommen durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999)] Art [Ist das Einvernehmen zwischen den gesetzlich Zusammenwohnenden ernsthaft gestört, verfügt der Friedensrichter auf Antrag einer der Parteien die dringenden und vorläufigen Maßnahmen in Bezug auf die Benutzung des gemeinsamen Wohnortes, in Bezug auf die Person und die Güter der Zusammenwohnenden und der Kinder sowie in Bezug auf die gesetzlichen und vertraglichen Verpflichtungen beider Zusammenwohnenden. Der Friedensrichter bestimmt die Dauer der Gültigkeit der Maßnahmen, die er auferlegt. Auf jeden Fall hören diese Maßnahmen an dem Tag auf zu wirken, wo das gesetzliche Zusammenwohnen, wie in Artikel Absatz 6 erwähnt, beendet wird.

17 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2199 Nach Beendigung des gesetzlichen Zusammenwohnens und insofern der Antrag binnen drei Monaten ab dieser Beendigung eingereicht worden ist, verfügt der Friedensrichter die dringenden und vorläufigen Maßnahmen, die aufgrund dieser Beendigung gerechtfertigt sind. Der Friedensrichter bestimmt die Dauer der Gültigkeit der Maßnahmen, die er auferlegt. Diese Gültigkeitsdauer darf nicht mehr als ein Jahr betragen. Der Friedensrichter verfügt diese Maßnahmen gemäß den Bestimmungen der Artikel 1253ter bis 1253octies des Gerichtsgesetzbuches.] [Hat ein gesetzlich Zusammenwohnender dem anderen gegenüber eine in den Artikeln 375, 398 bis 400, 402, 403 oder 405 des Strafgesetzbuches erwähnte Tat begangen oder versucht, eine in den Artikeln 375, 393, 394 oder 397 desselben Gesetzbuches erwähnte Tat zu begehen, oder gibt es ernsthafte Indizien für solche Verhaltensweisen, wird Letzterem, vorbehaltlich außergewöhnlicher Umstände, der gemeinsame Wohnort zugewiesen, wenn er darum ersucht.] [Art aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976) und wieder aufgenommen durch Art. 2 des G. vom 23. November 1998 (B.S. vom 12. Januar 1999); Abs. 5 eingefügt durch Art. 5 des G. vom 28. Januar 2003 (B.S. vom 12. Februar 2003)] Art [ ] [Art bis 1581 aufgehoben durch Art. 2 des G. vom 14. Juli 1976 (B.S. vom 18. September 1976)] * FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN N [C 2009/03476] 21 DECEMBER Wet betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. Doel. Definities Betalingsdienstaanbieders Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Art. 2. Deze wet voorziet in de omzetting van de titels I en II en de artikelen 83, 86 (1) en (2), 88, 92 en 94 van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG. Art. 3. Deze wet regelt het bedrijf van betalingsdienstaanbieder, het statuut van betalingsinstelling en de toegang tot betalingssystemen, alsook het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Art. 4. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1 betalingsdienst : elke bedrijfsactiviteit bedoeld in bijlage I; de activiteiten bedoeld in bijlage II vallen niet onder de toepassing van deze wet; 2 betalingstransactie : een door de betaler of de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn; 3 betalingsopdracht : een door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren; 4 betaalrekening : een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt; 5 betalingssysteem : geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, verrekening en/of afwikkeling van betalingstransacties; 6 betalingsdienstaanbieders : de in artikel 5 bedoelde instellingen en overheden die betalingsdiensten verrichten; 7 betalingsdienstgebruiker : natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt; SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES F [C 2009/03476] 21 DECEMBRE Loi relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit : TITRE 1 er. Objet. Définitions Prestataires de services de paiement Article 1 er. La présente loi règle une matière visée à l article 78 de la Constitution. Art. 2. La présente loi transpose les titres I er et II, ainsi que les articles 83, 86 (1) et (2), 88, 92 et 94, de la Directive 2007/64/CE du Parlement européen et du Conseil du 13 novembre 2007 concernant les services de paiement dans le marché intérieur, modifiant les Directives 97/7/CE, 2002/65/CE, 2005/60/CE ainsi que 2006/48/CE et abrogeant la Directive 97/5/CE. Art. 3. La présente loi règle l activité de prestataire de services de paiement, le statut des établissements de paiement et l accès aux systèmes de paiement, ainsi que le contrôle du respect des dispositions de la présente loi et des arrêtés et règlements pris pour son exécution. Art. 4. Pour l application de la présente loi, il y a lieu d entendre par : 1 service de paiement : toute activité profession nelle visée à l annexe I re ; les activités visées à l annexe II ne tombent pas dans le champ d application de cette loi; 2 opération de paiement : une action, initiée par le payeur ou le bénéficiaire, consistant à verser, transférer ou retirer des fonds, indépendamment de toute obligation sous-jacente entre le payeur et le bénéficiaire; 3 ordre de paiement : toute instruction d un payeur ou d un bénéficiaire à son prestataire de services de paiement demandant l exécution d une opération de paiement; 4 compte de paiement : un compte qui est détenu au nom d un ou de plusieurs utilisateurs de services de paiement et qui est utilisé aux fins de l exécution d opérations de paiement; 5 système de paiement : un système permettant de transférer des fonds régi par des procédures formelles standardisées et des règles communes pour le traitement, la compensation et/ou le règlement d opérations de paiement; 6 prestataire de services de paiement : les établissements et autorités visés à l article 5 qui fournissent des services de paiement; 7 utilisateur de services de paiement : une personne physique ou morale qui utilise un service de paiement en qualité de payeur ou de bénéficiaire, ou des deux;

18 2200 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 8 betalingsinstelling : een instelling als bedoeld in titel II; 9 betaler : hetzij een natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft; 10 begunstigde : natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft; 11 geldmiddelen : bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld in de zin van artikel 3, 1, 7, van de bankwet; 12 geldtransfer : een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee overeenstemmende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder, en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld; domiciliëring : een betalingsdienst voor het debiteren van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de belatingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming; 13 betaalinstrument : gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan de betalingsdienstgebruiker gebruikmaakt om de betalingsdienstaanbieder in staat te stellen een betalingsopdracht te initiëren; 14 bijkantoor : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling, en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een betalingsinstelling; verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één bijkantoor beschouwd; 15 agent : natuurlijke of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt; 16 nauwe banden : a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat, of b) een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn, of c) een band van dezelfde aard als bedoeld in de bovenstaande bepalingen onder a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon; 17 uitbesteding : een overeenkomst van om het even welke vorm tussen een betalingsinstelling en een dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener een proces, een dienst of een activiteit verricht die anders door de betalingsinstelling zelf zou worden verricht; 18 belangrijke operationele taak : een taak die bij een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijk nadelige gevolgen zou hebben voor de voortdurende inachtneming door de betalingsinstelling van de vergunningsvoorwaarden en -verplichtingen of andere verplichtingen waaraan zij uit hoofde van wettelijke verplichtingen onderworpen is, dan wel voor haar financiële resultaten, haar soliditeit of de continuïteit van haar diensten; 19 een gereglementeerde onderneming : een gereglementeerde onderneming als bedoeld in artikel 1, 7, van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen; 8 établissement de paiement : un établissement visé au titre II; 9 payeur : une personne physique ou morale qui est titulaire d un compte de paiement et autorise un ordre de paiement à partir de ce compte de paiement, ou, en l absence de compte de paiement, une personne physique ou morale qui donne un ordre de paiement; 10 bénéficiaire : une personne physique ou morale qui est le destinataire prévu de fonds ayant fait l objet d une opération de paiement; 11 fonds : les billets de banque et les pièces, la monnaie scripturale et la monnaie électronique au sens de l article 3, 1 er,7, delaloi bancaire; 12 transmission de fonds : un service de paiement pour lequel les fonds sont reçus de la part d un payeur, sans création de comptes de paiement au nom du payeur ou du bénéficiaire, à la seule fin de transférer un montant correspondant vers un bénéficiaire ou un autre prestataire de services de paiement agissant pour le compte du bénéficiaire, et/ou pour lequel de tels fonds sont reçus pour le compte du bénéficiaire et mis à la disposition de celui-ci; domiciliation : un service de paiement visant à débiter le compte de paiement d un payeur, lorsqu une opération de paiement est initiée par le bénéficiaire sur la base du consentement donné par le payeur au bénéficiaire, au prestataire de services de paiement du bénéficiaire ou au propre prestataire de services de paiement du payeur; 13 instrument de paiement : tout dispositif personnalisé et/ou ensemble de procédures convenu entre l utilisateur de services de paiement et le prestataire de services de paiement et auquel l utilisateur de services de paiement a recours pour initier un ordre de paiement; 14 succursale : un siège d exploitation autre que l administration centrale qui constitue une partie d un établissement de paiement, qui n a pas de personnalité juridique, et qui effectue directement, en tout ou en partie, les opérations inhérentes à l activité d établissement de paiement; tous les sièges d exploitation créés dans le même Etat membre par un établissement de paiement ayant son administration centrale dans un autre Etat membre sont considérés comme une seule succursale; 15 agent : une personne physique ou morale qui agit pour le compte d un établissement de paiement pour la fourniture des services de paiement; 16 liens étroits : a) une situation dans laquelle il existe un lien de participation ou b) une situation dans laquelle des entreprises sont des entreprises liées ou c) une relation de même nature que sous les a) et b) ci-dessus entre une personne physique et une personne morale; 17 externalisation : tout accord, quelle que soit sa forme, entre un établissement de paiement et un prestataire de services en vertu duquel ce prestataire prend en charge un processus, un service ou une activité qui aurait autrement été pris en charge par l établissement de paiement lui-même; 18 tâche opérationnelle importante : toute tâche qui, en cas d anomalie ou de défaillance dans son exercice, est susceptible de nuire sérieusement à la capacité de l établissement de paiement de se conformer en permanence aux conditions et aux obligations liées à son agrément ou aux autres obligations qui lui incombent en vertu d obligations légales auquel il est soumis, ou à ses performances financières, à sa solidité ou à la continuité de ses services; 19 une entreprise réglementée : une entreprise réglementée au sens de l article 1 er,7, del arrêté royal du 21 novembre 2005 organisant la surveillance complémentaire des établissements de crédit, des entreprises d assurances, des entreprises d investissement et des sociétés de gestion d organismes de placement collectif, faisant partie d un groupe de services financiers, et modifiant l arrêté royal du 22 février 1991 portant règlement général relatif au contrôle des entreprises d assurances et l arrêté royal du 12 août 1994 relatif au contrôle sur base consolidée des établissements de crédit;

19 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE een groep : een groep als bedoeld in artikel 49bis, 1, 1, van de bankwet; 21 lidstaat van herkomst : i) de lidstaat waar de statutaire zetel van de betalingsinstelling gelegen is; ii) indien de betalingsinstelling overeenkomstig zijn nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor gevestigd is; 22 bankwet : wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; 23 wet van 2 augustus 2002 : wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; 24 EER : Europese Economische Ruimte; 25 Richtlijn 2007/64/EG : Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG; 26 CBFA : Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Art. 5. Enkel de hiernavolgende instellingen en overheden mogen betalingsdiensten in België aanbieden : 1 de in België gevestigde kredietinstellingen in de zin van de bankwet en de kredietinstellingen die zijn opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de EER waarvoor de regeling geldt van artikel 66 van de bankwet; 2 de in België gevestigde instellingen voor elektronisch geld in de zin van artikel 1, derde lid, van de bankwet en de instellingen voor elektronisch geld die zijn opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de EER waarvoor de regeling geldt van artikel 66bis van de bankwet; 3 De Post NV van publiek recht; 4 de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank; 5 de Belgische federale, regionale en lokale overheden en de overheden van de gemeenschappen in België; 6 de betalingsinstellingen bedoeld in titel II met inbegrip van de rechtspersonen aan wie geheel of gedeeltelijk vrijstelling verleend is als bedoeld in artikel 48. De in het eerste lid, 3, 4 en 5, bedoelde overheden en instellingen zijn gerechtigd betalingsdiensten in België aan te bieden, voor zover zij krachtens de wetgeving die hun opdrachten regelt of hun statuten daartoe bevoegd of gerechtigd zijn. TITEL 2. De betalingsinstellingen HOOFDSTUK 1. De betalingsinstellingen naar Belgisch recht Afdeling 1. Vereiste van bedrijfsvergunning Art. 6. Iedere rechtspersoon waarvan België de lidstaat van herkomst is en die betalingsdiensten wil aanbieden in de hoedanigheid van betalingsinstelling, moet alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen, van de CBFA een vergunning verkrijgen ongeacht de overige plaatsen waar hij werkzaam is. Art. 7. Bij zijn vergunningsaanvraag voegt de aanvrager de volgende gegevens : 1 een programma van werkzaamheden, met opgaaf van de voorgenomen betalingsdiensten en de in artikel 21, 1 en 2, bedoelde andere werkzaamheden; 2 een bedrijfsplan met inbegrip van een financiële planning voor de eerste drie boekjaren, welke aantoont dat de aanvrager beschikt over de voor zijn werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passende systemen, middelen en procedures om een gezonde bedrijfsvoering inzake betalingsdiensten te garanderen; 3 het bewijs dat de aanvrager beschikt over het in artikel 11 bedoelde aanvangskapitaal; 4 voor de betalingsinstellingen die naast betalingsdiensten andere werkzaamheden verrichten in de zin van artikel 21, een beschrijving van de maatregelen die de instelling overeenkomstig artikel 22, 1, heeft genomen ter bescherming van de middelen van de betalingsdienstgebruikers; 5 een beschrijving van de door de aanvrager genomen maatregelen op het vlak van goed bestuur en interne controlemechanismen, daarin begrepen de van toepassing zijnde procedures inzake administratieve 20 un groupe : un groupe tel que visé àl article 49bis, 1 er,1, dela loi bancaire; 21 Etat membre d origine : i) l Etat membre dans lequel le siège statutaire de l établissement de paiement est situé; ii) si, conformément à son droit national, l établissement de paiement n a pas de siège statutaire, l Etat membre dans lequel son administration centrale est située; 22 loi bancaire : la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit; 23 loi du 2 août 2002 : la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers; 24 EEE : l Espace économique européen; 25 Directive 2007/64/CE : la Directive 2007/64/CE du Parlement européen et du Conseil du 13 novembre 2007 concernant les services de paiement dans le marché intérieur, modifiant les Directives 97/7/CE, 2002/65/CE, 2005/60/CE ainsi que 2006/48/CE et abrogeant la Directive 97/5/CE; 26 CBFA : la Commission bancaire, financière et des Assurances. Art. 5. Seuls les établissements et autorités suivants sont auto risés à fournir des services de paiement en Belgique : 1 les établissements de crédit établis en Belgique au sens de la loi bancaire et les établissements de crédit relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE et auxquels s applique le régime de l article 66 de la loi bancaire; 2 les établissements de monnaie électronique établis en Belgique au sens de l article 1 er, alinéa 3, de la loi bancaire et les établissements de monnaie électronique relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE et auxquels s applique le régime de l article 66bis de la loi bancaire; 3 La Poste SA de droit public; 4 la Banque Nationale de Belgique et la Banque Centrale Européenne; 5 les autorités fédérales, régionales, communautaires et locales belges; 6 les établissements de paiement visés au titre II, en ce compris les personnes morales bénéficiant d une exemption, totale ou partielle, conformément à l article 48. Les autorités etétablissements visés à l alinéa 1 er,3, 4 et 5, sont habilités à fournir des services de paiement en Belgique dans la mesure où ils y sont habilités ou sont compétents pour le faire en vertu de la législation qui règle leurs missions ou en vertu de leurs statuts. TITRE 2. Les établissements de paiement CHAPITRE 1 er. Les établissements de paiement de droit belge Section 1 re. Exigence d un agrément Art. 6. Toute personne morale dont la Belgique est l Etat membre d origine et qui entend fournir des services de paiement en qualité d établissement de paiement, est tenue, avant de commencer ses opérations, de se faire agréer auprès de la CBFA, quels que soient les autres lieux d exercice de ses activités. Art. 7. La demande d agrément est accompagnée des renseignements suivants : 1 un programme d activités indiquant les services de paiement envisagés et les autres activités visées à l article 21, 1 er et 2; 2 un plan d affaires contenant notamment un programme financier afférent aux trois premiers exercices, démontrant que le demandeur dispose, pour garantir une gestion saine en matière de services de paiement, de systèmes, de ressources et de procédures appropriés aux activités qu il exerce ou entend exercer; 3 la preuve que le demandeur dispose du capital initial visé à l article 11; 4 pour les établissements de paiement qui exercent, en sus des services de paiement, d autres activités au sens de l article 21, une description des mesures que l établissement a prises conformément à l article 22, 1 er, pour protéger les fonds de l utilisateur de services de paiement; 5 une description du dispositif établi par le demandeur sur le plan du gouvernement d entreprise et des mécanismes de contrôle interne, en ce compris les procédures applicables en matière d organisation

20 2202 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE en boekhoudkundige organisatie en risicobeheer, waaruit de naleving blijkt van artikel 14, 1 tot en met 3; 6 een beschrijving van de interne controlemechanismen die de aanvrager heeft opgezet om te voldoen aan de verplichtingen bepaald bij de Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en het bepaalde bij de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme; 7 een beschrijving van de organisatiestructuur van het betalingsdienstenbedrijf van de aanvrager, met in voorkomend geval een beschrijving van het voorgenomen gebruik van agenten en bijkantoren en van de regelingen voor uitbesteding, alsmede van zijn deelname aan een nationaal of internationaal betalingssysteem; 8 de identiteit van natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, in het kapitaal van de aanvrager, een gekwalificeerde deelneming bezitten in de zin van artikel 3, 1, 3, van de bankwet, alsmede de omvang van hun deelneming in kapitaalfracties en stemrechten, en het bewijs van hun geschiktheid gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de betalingsinstelling; de stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten; 9 de identiteit van de personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van de betalingsinstelling, en van de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van het betalingsdienstenbedrijf in een betalingsinstelling, alsmede het bewijs van hun professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring in de zin van artikel 13; 10 de identiteit van de commissaris-revisor of commissarisenrevisoren; 11 de rechtsvorm en de statuten van de aanvrager; 12 het bewijs van toetreding tot een buitengerechtelijke klachtenregeling inzake betalingsdiensten. Hij dient ofwel zelf toegetreden te zijn tot een dergelijke klachtenregeling, ofwel lid te zijn van een beroepsvereniging die is toegetreden tot een dergelijke klachtenregeling. Hij dient bij te dragen tot de financiering van bedoelde klachtenregeling; de Koning kan een buitengerechtelijke klachtenregeling oprichten met als opdracht geschillen tussen, enerzijds, betalingsdienstaanbieders en, anderzijds, betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbenden, met inbegrip van consumentenverenigingen te helpen oplossen, door hierover advies te verstrekken of op te treden als bemiddelaar; 13 het adres van hoofdbestuur van de aanvrager. Voor de toepassing van het eerste lid, 4, 5 en 7, geeft de aanvrager een beschrijving van de regelingen inzake interne audit en organisatie die hij heeft getroffen met het oog op het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van de betalingsdienstgebruikers te beschermen en de continuïteit en betrouwbaarheid bij het uitvoeren van betalingsdiensten te garanderen. De aanvrager moet de CBFA op haar vraag alle verdere aanvullende inlichtingen verstrekken om de CBFA toe te laten na te gaan of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het eerste en tweede lid, en haar toe te laten zich een passend oordeel te vormen. Art. 8. De CBFA verleent de aangevraagde vergunning aan de instellingen die voldoen aan de voorwaarden bepaald bij artikel 7 en afdeling II, en voor zover zij over de gehele lijn tot een positief oordeel komt. Binnen drie maanden na voorlegging van een volledig dossier spreekt de CBFA zich uit over de aanvraag en brengt zij haar beslissing ter kennis van de aanvrager met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. De CBFA kan, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, in haar vergunning voorwaarden stellen aan de uitoefening van bepaalde van de voorgenomen werkzaamheden. De CBFA informeert onverwijld de Nationale Bank van België telkenmale zij een vergunning aan een betalingsinstelling verleent. Deze informatieverstrekking gebeurt onverminderd artikel 8 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. administrative et comptable et de gestion des risques, qui démontre le respect de l article 14, 1 er à 3; 6 une description des mécanismes de contrôle interne que le demandeur a mis en place pour se conformer aux obligations prévues dans le Règlement (CE) n 1781/2006 du Parlement européen et du Conseil du 15 novembre 2006 relatif aux informations concernant le donneur d ordre accompagnant les virements de fonds ainsi qu à la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme; 7 une description de l organisation structurelle de l activité de services de paiement du demandeur, y compris, le cas échéant, une description du projet de recours à des agents et à des succursales et une description des accords d externalisation, ainsi que de sa participation à un système de paiement national ou international; 8 l identité des personnes physiques ou morales détenant directement ou indirectement une participation qualifiée au sens de l article 3, 1 er,3, de la loi bancaire dans le capital du demandeur, la taille de leur participation en fractions du capital et en droits de vote, ainsi que la preuve de leurs qualités, nécessaires au regard du besoin de garantir une gestion saine et prudente de l établissement de paiement; les droits de vote sont calculés conformément aux dispositions de la loi du 2 mai 2007 relative à la publicité des participations importantes dans des émetteurs dont les actions sont admises à la négociation sur un marché réglementé et portant des dispositions diverses, et conformément aux dispositions de ses arrêtés d exécution; 9 l identité des personnes qui participent à l administration ou à la gestion de l établissement de paiement, ainsi que des personnes qui participent à la direction effective de l activité de services de paiement dans l établissement de paiement, et la preuve de leur honorabilité professionnelle, de leur expertise et de leur expérience adéquate au sens de l article 13; 10 l identité du ou des commissaire(s)-réviseur(s); 11 la forme juridique et les statuts du demandeur; 12 la preuve de l adhésion à un système extrajudiciaire de traitement des plaintes en matière de services de paiement. Le demandeur doit soit avoir adhéré à un tel système de traitement des plaintes, soit être membre d une association professionnelle qui a adhéré à un tel système. Il doit contribuer au financement dudit système; le Roi peut créer un système extrajudiciaire de traitement des plaintes dont la mission est de contribuer à résoudre les litiges entre d une part les prestataires de services de paiement et d autre part les utilisateurs de services de paiement et d autres parties intéressées, y compris les associations de consommateurs, en donnant des conseils en la matière ou en agissant à titre de médiateur; 13 l adresse de l administration centrale du demandeur. Aux fins de l alinéa 1 er, 4, 5 et 7, le demandeur fournit une description des dispositions en matière d audit interne et d organisation qu il a arrêtées en vue de prendre toute mesure raisonnable pour protéger les intérêts des utilisateurs de services de paiement et garantir la continuité et la fiabilité de sa prestation de services de paiement. Le demandeur doit fournir à la CBFA, à la demande de celle-ci, tout renseignement complémentaire devant permettre à la CBFA de vérifier si le demandeur répond aux conditions visées aux alinéas 1 er et2etlui permettre de procéder à une évaluation appropriée. Art. 8. La CBFA octroie l agrément demandé aux établissements qui répondent aux conditions de l article 7 et de la section II, pour autant qu elle parvienne à une évaluation globalement favorable. Dans les trois mois qui suivent la présentation du dossier complet, la CBFA se prononce sur la demande et porte sa décision à la connaissance du demandeur par lettre recommandée à la poste ou avec accusé de réception. La CBFA peut, au regard du besoin de garantir une gestion saine et prudente de l établissement, subordonner l agrément à des conditions relatives à l exercice de certaines des activités envisagées. La CBFA informe sans délai la Banque Nationale de Belgique chaque fois qu elle octroie l agrément à un établissement de paiement. Cette communication s opère sans préjudice de l article 8 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque Nationale de Belgique.

21 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2203 Art. 9. De instellingen die krachtens dit hoofdstuk vergund zijn als betalingsinstelling, worden ingeschreven in een daartoe door de CBFA bijgehouden register. De CBFA maakt de lijst van de vergunningverleende betalingsinstellingen bekend op haar website. De CBFA zorgt voor een regelmatige actualisering van de op de website verstrekte informatie. De in het eerste lid bedoelde lijst vermeldt voor iedere betalingsinstelling minstens de volgende informatie : de betalingsdiensten waarvoor een vergunning verleend is; het adres van haar buitenlandse bijkantoren en de identiteit van haar agenten bedoeld in, respectievelijk, de artikelen 19 en 20. Afdeling 2. Bedrijfsvergunningsvoorwaarden Art. 10. De betalingsinstellingen naar Belgisch recht moeten worden opgericht in de rechtsvorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon. Art. 11. Elke betalingsinstelling moet op het tijdstip waarop haar vergunning wordt verleend, over een aanvangskapitaal beschikken dat : a) ten minste euro bedraagt, wanneer de betalingsinstelling enkel de in punt 6 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten verricht; b) ten minste euro bedraagt, wanneer de betalingsinstelling enkel de in punt 7 of de in punten 6 en 7 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten verricht; c) ten minste euro bedraagt, wanneer de instelling een of meerdere van de in de punten 1 tot en met 5 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten verricht. Voor de berekening van het in het eerste lid bedoelde aanvangskapitaal komen de volgende bestanddelen in aanmerking : het volstort kapitaal, de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat, met uitsluiting in voorkomend geval van de cumulatief preferente aandelen en de herwaarderingsreserves, en na aftrek van overgedragen verliezen en goodwill. Art. 12. De vergunning wordt geweigerd wanneer de CBFA, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de betalingsinstelling, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in artikel 7, eerste lid, 8, bedoelde natuurlijke of rechtspersonen. Art De effectieve leiding van een betalingsinstelling moet toevertrouwd worden aan ten minste twee natuurlijke personen. De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een betalingsinstelling, en de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van het betalingsdienstenbedrijf in een betalingsinstelling, moeten over de voor de uitoefening van hun taken inzake betalingsdiensten vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en passende ervaring beschikken. 2. Artikel 19 van de bankwet is van toepassing. Art Iedere betalingsinstelling moet beschikken over een voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden inzake betalingsdiensten en activiteiten bedoeld in artikel 21, 2, 1, passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle. Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico s. 2. Iedere betalingsinstelling dient te beschikken over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico s die de betalingsinstelling loopt ingevolge haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden. 3. Iedere betalingsinstelling dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld. Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient zij een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering. Iedere betalingsinstelling neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interne auditfunctie. Art. 9. Les établissements agréés au titre d établissement de paiement en vertu du présent chapitre, sont inscrits dans un registre tenu à cet effet par la CBFA. La CBFA publie sur son site internet la liste des établissements de paiement auxquels elle a octroyé l agrément. La CBFA veille à actualiser régulièrement les informations fournies sur son site internet. La liste visée à l alinéa 1 er indique pour chaque établissement de paiement au moins les renseignements suivants : les services de paiement pour lesquels un agrément a été octroyé; l adresse de ses succursales à l étranger et l identité de ses agents, tels que visés aux articles 19 et 20 respectivement. Section 2. Conditions d agrément Art. 10. Les établissements de paiement de droit belge doivent être constitués sous la forme de société commerciale, à l exception de la forme de société privée à responsabilité limitée constituée par une seule personne. Art. 11. Tout établissement de paiement doit, au moment de l agrément, disposer d un capital initial réunissant les conditions suivantes : a) s élever à euros minimum lorsque l établissement de paiement exerce uniquement les services de paiement visés au point 6 de l annexe I re ; b) s élever à euros minimum lorsque l établissement de paiement exerce uniquement les services de paiement visés au point 7 ou aux points 6 et 7 de l annexe I re ; c) s élever à euros minimum lorsque l établissement exerce une ou plusieurs des services de paiement visés aux points 1 à 5de l annexe I re. Pour le calcul du capital initial visé à l alinéa 1 er, les éléments suivants sont pris en compte : le capital libéré, les primes d émission, les réserves et le résultat reporté, à l exclusion le cas échéant des actions préférentielles cumulatives et des réserves de réévaluation, et après déduction des pertes reportées et du goodwill. Art. 12. L agrément est refusé si la CBFA a des raisons de considérer que les personnes physiques ou morales visées à l article 7, alinéa 1 er, 8, neprésentent pas les qualités nécessaires au regard du besoin de garantir une gestion saine et prudente de l établissement de paiement. Art er. La direction effective de l établissement de paiement doit être confiée à deux personnes physiques au moins. Les personnes qui participent à l administration ou à la gestion de l établissement de paiement, ainsi que les personnes qui participent à la direction effective de l activité de services de paiement dans l établissement de paiement doivent disposer de l honorabilité professionnelle, de l expertise et de l expérience adéquate nécessaires pour assumer leurs tâches en matière de services de paiement. 2. L article 19 de la loi bancaire est d application. Art er. Les établissements de paiement doivent disposer d une structure de gestion, d une organisation administrative et comptable, de mécanismes de contrôle et de sécurité dans le domaine informatique et d un contrôle interne, appropriés aux activités en matière de services de paiement et aux activités visées à l article 21, 2, 1, qu ils exercent ou entendent exercer. Ils tiennent compte à cet égard de la nature, du volume et de la complexité de ces activités, ainsi que des risques y afférents. 2. Les établissements de paiement doivent disposer d une structure de gestion adéquate, se composant notamment des éléments suivants : une structure organisationnelle cohérente et transparente, prévoyant une séparation adéquate des fonctions; un dispositif d attribution des responsabilités qui est bien défini, transparent et cohérent; et des procédures adéquates d identification, de mesure, de gestion, de suivi et de reporting interne des risques importants encourus par l établissement de paiement en raison des activités qu il exerce ou entend exercer. 3. Les établissements de paiement doivent organiser un contrôle interne adéquat, dont le fonctionnement est évalué au moins une fois par an. En ce qui concerne leur organisation administrative et comptable, ils doivent organiser un système de contrôle interne qui procure un degré de certitude raisonnable quant à la fiabilité du processus de reporting financier, de manière à ce que les comptes annuels soient confor mes à la réglementation comptable en vigueur. Les établissements de paiement prennent les mesures nécessaires pour pouvoir disposer en permanence d une fonction d audit interne indépendante adéquate.

22 2204 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Iedere betalingsinstelling werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Iedere betalingsinstelling dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie. 4. De CBFA kan, onverminderd het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interne auditfunctie, een passend integriteitsbeleid en een passende risicobeheerfunctie. 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van Vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de betalingsinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen1,2en3. Het wettelijke bestuursorgaan van de betalingsinstelling, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de instelling beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen. De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de CBFA en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen. De informatieverstrekking aan de CBFA en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de CBFA bepaalt. 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die aan het licht zijn gekomen bij de wettelijke controleopdracht, in het bijzonder over ernstige tekortkomingen in het financiële verslaggevingproces m.b.t. de werkzaamheden inzake betalingsdiensten en activiteiten bedoeld in artikel 21, 2, Als de betalingsinstelling nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor het prudentieel toezicht op de betalingsinstelling. Als de betalingsinstelling nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de EER, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor het prudentieel toezicht op de betalingsinstelling. Art. 15. Het hoofdbestuur van een betalingsinstelling moet in België gevestigd zijn. Afdeling 3. Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Art. 16. De betalingsinstellingen moeten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden bepaald bij de artikelen 10, 13, 14 en 15. Wanneer de overeenkomstig artikel 7 bij de vergunningsaanvraag verstrekte gegevens wijzigen of gewijzigd zijn, brengt de betalingsinstelling de CBFA hiervan onverwijld op de hoogte. Art Het eigen vermogen van een betalingsinstelling mag op geen enkel moment dalen onder het bedrag van het bij artikel 11 vastgestelde aanvangskapitaal. 2. De CFBA bepaalt, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2007/64/EG, bij reglement de verplichtingen inzake solvabiliteit die door alle betalingsinstellingen of per categorie van betalingsinstellingen moeten nageleefd worden. Het reglement kan voorzien in verschillende methodes om de na te leven solvabiliteitsverplichtingen te berekenen. De CBFA is gemachtigd om te bepalen welke methode van toepassing is op een of meerdere betalingsinstellingen of categorieën van betalingsinstellingen. Wanneer een betalingsinstelling samen met andere betalingsinstellingen of gereglementeerde ondernemingen deel uitmaakt van een groep, neemt de CBFA maatregelen om het meervoudig gebruik van eigen vermogen binnen de groep te vermijden. De CBFA kan nader bepalen volgens welke methodes het meervoudig gebruik van eigen vermogen berekend wordt. Het bepaalde bij dit lid is van overeenkomstige toepassing in het geval een betalingsinstelling rechtstreeks of onrechtstreeks andere werkzaamheden dan betalingsdiensten verricht als bedoeld in artikel 21. Les établissements de paiement élaborent une politique d intégrité adéquate, qui est actualisée régulièrement. Les établissements de paiement doivent disposer d une fonction de gestion des risques indépendante adéquate. 4. La CBFA peut, sans préjudice des dispositions des paragraphes 1 er,2et3,préciser ce qu il y a lieu d entendre par structure de gestion adéquate, contrôle interne adéquat, fonction d audit interne indépendante adéquate, politique d intégrité adéquate et fonction de gestion des risques adéquate. 5. Sans préjudice des pouvoirs dévolus à l organe légal d administration en ce qui concerne la détermination de la politique générale, tels que prévus par le Code des sociétés, les personnes chargées de la direction effective de l établissement de paiement, le cas échéant le comité de direction, prennent, sous la surveillance de l organe légal d administration, les mesures nécessaires pour assurer le respect des paragraphes 1 er,2et3. L organe légal d administration de l établissement de paiement doit contrôler au moins une fois par an, le cas échéant par l intermédiaire du comité d audit, si l établissement se conforme aux dispositions des paragraphes 1 er,2et3etdel alinéa1 er du présent paragraphe, et prend connaissance des mesures adéquates prises. Les personnes chargées de la direction effective, le cas échéant le comité de direction, font rapport au moins une fois par an à l organe légal d administration, à la CBFA et au commissaire agréé sur le respect des dispositions de l alinéa1 er du présent paragraphe et sur les mesures adéquates prises. Ces informations sont transmises à la CBFA et au commissaire agréé selon les modalités que la CBFA détermine. 6. Le commissaire agréé adresse en temps utile à l organe légal d administration, le cas échéant par l intermédiaire du comité d audit, un rapport sur les questions importantes apparues dans l exercice de sa mission légale de contrôle, et en particulier sur les lacunes graves constatées dans le processus de reporting financier concernant les activités en matière de services de paiement et les activités visées à l article 21, 2, S il existe des liens étroits entre l établissement de paiement et d autres personnes physiques ou morales, ces liens ne peuvent entraver l exercice du contrôle prudentiel de l établissement de paiement. Si l établissement de paiement a des liens étroits avec une personne physique ou morale relevant du droit d un Etat non membre de l EEE, les dispositions législatives, réglementaires et administratives applicables à cette personne ou leur mise en œuvre ne peuvent entraver l exercice du contrôle prudentiel de l établissement de paiement. Art. 15. L administration centrale de l établissement de paiement doit être fixée en Belgique. Section 3. Conditions d exercice de l activité Art. 16. Les établissements de paiement sont tenus de satisfaire à tout moment aux conditions prévues aux articles 10, 13, 14 et 15. Lorsque les renseignements fournis conformément à l article 7 pour les besoins de la demande d agrément subissent des modifications ou ont été modifiés, l établissement de paiement en informe sans tarder la CBFA. Art er. Les fonds propres d un établissement de paiement ne peuvent à aucun moment devenir inférieurs au montant du capital initial fixé àl article La CBFA détermine, conformément aux dispositions de la Directive 2007/64/CE, par voie de règlement, les obligations en matière de solvabilité qui doivent être respectées par tous les établissements de paiement ou par catégorie d établissements de paiement. Le règlement peut prévoir différentes méthodes pour calculer les obligations à respecter en matière de solvabilité. La CBFA est autorisée à préciser quelle méthode est applicable à un ou plusieurs établissements de paiement ou à une ou plusieurs catégories d établissements de paiement. Lorsqu un établissement de paiement fait partie d un groupe avec d autres établissements de paiement ou entreprises réglementées, la CBFA prend des mesures pour éviter toute double utilisation de fonds propres au sein du groupe. La CBFA peut préciser selon quelles méthodes il convient de calculer l utilisation multiple de fonds propres. Le présent alinéa s applique par analogie lorsqu un établissement de paiement exerce directement ou indirectement d autres activités que les services de paiement, visées à l article 21.

23 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2205 Onverminderd de solvabiliteitsverplichtingen bepaald bij paragraaf 1 en bij het eerste en tweede lid, kan de CBFA aanvullende maatregelen nemen in het geval van een betalingsinstelling die rechtstreeks of onrechtstreeks andere werkzaamheden dan betalingdiensten verricht als bedoeld in artikel 21, wanneer deze andere werkzaamheden afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling. In bijzondere gevallen kan de CBFA met redenen omklede afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen. De in het eerste lid bedoelde reglementen worden genomen overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, na advies van de Nationale Bank van België. Art. 18. De toestemming van de CBFA is vereist voor fusies tussen betalingsinstellingen of voor fusies tussen betalingsinstellingen en andere financiële instellingen. Worden voor de toepassing van dit artikel met fusies gelijkgesteld, overdrachten van het bedrijf en integrale of gedeeltelijke overdrachten van het net. De CBFA kan haar toestemming enkel weigeren binnen drie maanden nadat zij van het project in kennis is gesteld met voorlegging van een volledig dossier, om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betalingsinstelling. Als zij niet binnen voornoemde termijn optreedt, wordt de toestemming geacht te zijn verkregen. Art. 19. Iedere betalingsinstelling die op het grondgebied van een andere lidstaat van de EER, hetzij een bijkantoor wenst te vestigen om er alle of een deel van de als bijlage I opgesomde betalingsdiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, hetzij voornemens is, zonder er een bijkantoor te vestigen, alle of een deel van de als bijlage I opgesomde betalingsdiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt de CBFA daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt een programma van werkzaamheden gevoegd waarin met name de aard van de voorgenomen betalingsdiensten en andere werkzaamheden bedoeld bij artikel 21, 2, vermeld wordt, alsook in geval van oprichting van een bijkantoor, de gegevens over de organisatiestructuur van het bijkantoor, de domiciliëring van de correspondentie in de betrokken lidstaat en de naam van de leiders van het bijkantoor. De CBFA kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de opening van een bijkantoor op de organisatie, de financiële positie of de controle van de betalingsinstelling. De beslissing van de CBFA wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van het volledige dossier met alle in het tweede lid bedoelde gegevens, met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de betalingsinstelling. De CBFA deelt, voor zover zij zich niet verzet, binnen een maand na ontvangst van de in het eerste bedoelde kennisgeving, de in het tweede lid bedoelde informatie mee aan de toezichthoudende autoriteit voor betalingsinstellingen in het betrokken land. Dit artikel geldt, met uitzondering van het derde lid, eveneens voor de opening van bijkantoren in een Staat die geen lid is van de EER, welke ook de geplande werkzaamheden van deze bijkantoren zijn. In dit geval kan de CBFA in overleg met de toezichthoudende autoriteiten voor betalingsinstellingen van dat land, regels vaststellen voor de opening en het toezicht op het bijkantoor alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling tussen de beide autoriteiten. Iedere betalingsinstelling die in het buitenland een bijkantoor heeft geopend, stelt de CBFA ten minste één maand op voorhand in kennis van alle wijzigingen in de conform het tweede lid verstrekte gegevens. Art Onverminderd artikel 8, derde lid, is het de betalingsinstellingen toegelaten betalingsdiensten te verrichten via een agent. Wanneer een betalingsinstelling voornemens is betalingsdiensten te verrichten via een agent, verstrekt zij de CBFA voorafgaandelijk de volgende gegevens in verband met de agent : a) de naam, voornamen, woon- en verblijfplaats en geboortedatum van de agent die een fysiek persoon is; b) de maatschappelijke benaming, de rechtsvorm en het adres van de maatschappelijke zetel of het hoofdbestuur van de agent die een rechtspersoon is; c) de voorgenomen betalingsdiensten; Sans préjudice des obligations en matière de solvabilité prévues au paragraphe 1 er et aux alinéas 1 er et 2, la CBFA peut prendre des mesures complémentaires dans le cas d un établissement de paiement qui exerce directement ou indirectement d autres activités que les services de paiement, visées à l article 21, lorsque ces autres activités nuisent ou risquent de nuire à la solidité financière de l établissement de paiement. La CBFA peut, dans des cas spéciaux, autoriser des dérogations motivées aux dispositions des règlements pris par application du présent article. Les règlements visés à l alinéa 1 er sont pris conformément à l article 64 de la loi du 2 août 2002, sur avis de la Banque Nationale de Belgique. Art. 18. Sont soumises à l autorisation de la CBFA les fusions entre établissements de paiement et les fusions entre établissements de paiement et d autres établissements financiers. Sont, pour l application du présent article, assimilées à des fusions, les cessions de l activité et les cessions de l ensemble ou d une partie du réseau. La CBFA ne peut refuser l autorisation que dans les trois mois de la notification préalable qui lui a été faite du projet avec présentation d un dossier complet, et pour des motifs tenant à la gestion saine et prudente de l établissement de paiement. Si elle n intervient pas dans le délai fixé ci-dessus, l autorisation est réputée acquise. Art. 19. L établissement de paiement qui projette d ouvrir une succursale sur le territoire d un autre Etat membre de l EEE en vue d exercer tout ou partie des services de paiement énumérés à l annexe I et qui lui sont autorisés en Belgique, ou qui projette d exercer sur le territoire d un autre Etat membre de l EEE sans y établir de succursale tout ou partie des services de paiement énumérés à l annexe I re,etqui lui sont autorisés en Belgique, notifie son intention à la CBFA. Cette notification est assortie d un programme d activités dans lequel sont notamment indiqués les catégories de services de paiement et d autres activités visées à l article 21, 2, envisagés et, dans le cas de l établissement d une succursale, la structure de l organisation de la succursale, la domiciliation de la correspondance dans l Etat concerné et le nom des dirigeants de la succursale. La CBFA peut s opposer à la réalisation du projet par décision motivée par les répercussions préjudiciables de l ouverture de la succursale sur l organisation, la situation financière ou le contrôle de l établissement de paiement. La décision de la CBFA est notifiée à l établissement de paiement par lettre recommandée à la poste ou avec accusé de réception au plus tard quatre semaines après laréception du dossier complet comprenant les informations prévues à l alinéa 2. Pour autant qu elle ne formule pas d opposition, la CBFA communique, dans un délai d un mois suivant la réception de la notification visée à l alinéa1 er,l information visée à l alinéa2à l autorité chargéedu contrôle des établissements de paiement dans le pays concerné. Le présent article s applique également, à l exception de l alinéa 3, à l ouverture de succursales dans un Etat non membre de l EEE, quelles que soient les activités que projettent d exercer ces succursales. En ce cas, la CBFA peut convenir avec l autorité de contrôle des établissements de paiement de cet Etat des modalités d ouverture et de contrôle de la succursale ainsi que des échanges d informations souhaitables entre les deux autorités. L établissement de paiement qui a ouvert une succursale à l étranger informe la CBFA au moins un mois à l avance, des modifications affectant les informations communiquées en vertu de l alinéa 2. Art er. Sans préjudice de l article 8, alinéa 3, les établissements de paiement sont autorisés à exercer des services de paiement par l intermédiaire d un agent. Lorsqu un établissement de paiement projette d exercer des services de paiement par l intermédiaire d un agent, il communique préalablement à la CBFA les renseignements suivants concernant l agent : a) le nom, les prénoms, le domicile et le lieu de résidence, et la date de naissance de l agent qui est une personne physique; b) le nom de l entreprise, sa forme juridique et l adresse de son siège social ou du siège central de l agent qui est une personne morale; c) les services de paiement projetés;

24 2206 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE d) een beschrijving van de interne controlemechanismen die de agent heeft opgezet om te voldoen aan de verplichtingen bepaald bij de Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en het bepaalde bij de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme; e) de naam, voornamen, woon- en verblijfplaats en geboortedatum van de personen belast met het bestuur en de effectieve leiding; f) het bewijs van de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid voor de in a) en e) bedoelde personen; g) de organisatiestructuur. De betalingsinstellingen verstrekken de CBFA op diens verzoek alle nuttige informatie teneinde haar toe te laten de juistheid en volledigheid van de in het eerste lid bedoelde gegevens te verifiëren. 2. Na ontvangst en verificatie van de in paragraaf 1 bedoelde gegevens, en voor zover deze geen bemerkingen inzake juistheid en volledigheid oproepen, schrijft de CBFA de agent in in het in artikel 9 bedoelde register. Het bepaalde bij artikel 9, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing. Een agent mag niet optreden zonder te zijn ingeschreven in het in het eerste lid bedoelde register. 3. In geval een betalingsinstelling in een ander land betalingsdiensten wil verrichten, via een agent gevestigd in dat land, is artikel 19 van overeenkomstige toepassing. Zo nodig houdt de CBFA rekening met het standpunt van de toezichthoudende autoriteit voor betalingsinstellingen in het betrokken land alvorens de agent in te schrijven overeenkomstig paragraaf De betalingsinstellingen mogen enkel beroep doen op agenten die zijn ingeschreven in de zin van paragraaf 2. De betalingsinstellingen zijn volledig verantwoordelijk voor de handelingen die door hun agenten worden gesteld. Indien betalingsinstellingen niettegenstaande het in het eerste lid bedoelde verbod beroep zouden doen op niet ingeschreven agenten zijn zij burgerrechtelijk aansprakelijk voor de handelingen van deze laatsten. De betalingsinstellingen zorgen ervoor dat de agenten die voor hun rekening handelen, de betalingsdienstgebruikers hierover duidelijk informeren. 5. De betalingsinstellingen brengen de CBFA op de hoogte zodra zich een wijziging voordoet met betrekking tot de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde gegevens. Wanneer een betalingsinstelling geen beroep meer doet op een ingeschreven agent, informeert zij onmiddellijk de CBFA die de inschrijving van de betrokken agent in het in artikel 9 bedoelde register schrapt. Art De betalingsinstellingen mogen andere werkzaamheden dan betalingsdiensten verrichten, mits de voorafgaande toestemming van de CBFA. Indien de CBFA er in toestemt dat een betalingsinstelling andere werkzaamheden dan betalingsdiensten verricht, kan zij, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid en een passende risicobeheersing door of de vereisten voor een passend prudentieel toezicht op de betalingsinstelling, de uitoefening van het bedrijf van betalingsdiensten of van de in paragraaf 2 bedoelde werkzaamheden aan aanvullende voorwaarden onderwerpen. De CBFA kan met name eisen dat het verrichten van betalingsdiensten ondergebracht wordt in een afzonderlijke juridische entiteit, afgescheiden van deze die andere werkzaamheden uitoefent. 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, en onverminderd artikel 8, voorlaatste lid, mogen betalingsinstellingen eveneens de volgende werkzaamheden uitoefenen : 1 het verrichten van operationele en daarmee nauw samenhangende nevendiensten van betalingsdiensten, zoals de afhandeling van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de opslag en verwerking van gegevens; 2 het exploiteren van betalingssystemen, onverminderd artikel Betalingsinstellingen mogen met betrekking tot de in de punten 4, 5 en 7 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten alleen onder de hiernavolgende voorwaarden een krediet verlenen : d) une description des mécanismes de contrôle interne que l agent a mis en place pour se conformer aux obligations prévues dans le Règlement (CE) n 1781/2006 du Parlement européen et du Conseil du 15 novembre 2006 relatif aux informations concernant le donneur d ordre accompagnant les virements de fonds ainsi qu à la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l utilisation du système financier aux fins du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme; e) le nom, les prénoms, le domicile et le lieu de résidence, et la date de naissance des personnes chargées de l administration et de la direction effective; f) pour les personnes visées aux lettres a) et e), la preuve de l honorabilité professionnelle nécessaire et de l expertise requise pour l exercice de leurs fonctions; g) la structure organisationnelle. Les établissements de paiement fournissent à la CBFA, à la demande de celleci, toutes les informations nécessaires pour lui permettre de vérifier que les renseignements visés à l alinéa 1 er sont exacts et complets. 2. Après réception et vérification des renseignements visés au paragraphe 1 er, et pour autant que ceux-ci n appellent pas de remarques quant à leur caractère exact et complet, la CBFA inscrit l agent dans le registre visé àl article 9. L article 9, alinéa 1 er,s applique par analogie. Un agent ne peut agir s il n est pas inscrit au registre visé à l alinéa 1 er. 3. Dans le cas où un établissement de paiement souhaite exercer des services de paiement dans un autre pays, par l intermédiaire d un agent établi dans ledit pays, l article 19 s applique par analogie. Au besoin, la CBFA tient compte de l avis de l autorité de contrôle compétente pour les établissements de paiement dans le pays concerné avant d inscrire l agent conformément au paragraphe Les établissements de paiement ne peuvent faire appel qu à des agents inscrits au sens du paragraphe 2. Lesétablissements de paiement sont entièrement responsables des actes posés par leurs agents. Si, nonobstant l interdiction visée à l alinéa 1 er, des établissements de paiement font appel à des agents non inscrits, ils sont civilement responsables des actes de ces derniers. Les établissements de paiement veillent à ce que les agents agissant pour leur compte en informent clairement les utilisateurs de services de paiement. 5. Les établissements de paiement informent la CBFA, dès sa survenance, de toute modification des renseignements visés au paragraphe 1 er, alinéa 2. Si un établissement de paiement ne fait plus appel à un agent inscrit, il en informe immédiatement la CBFA, qui radie l inscription de l agent concerné dans le registre visé àl article 9. Art er. Les établissements de paiement sont habilités à exercer des activités autres que les services de paiement, moyennant l autorisation préalable de la CBFA. Si la CBFA autorise un établissement de paiement à exécuter des activités autres que des services de paiement, elle peut, en vue d une gestion saine et prudente et d une maîtrise des risques appropriée par l établissement de paiement, ou pour les besoins d un contrôle prudentiel adapté dudit établissement, subordonner à certaines conditions complémentaires l exercice des services de paiement ou des activités visées au paragraphe 2. La CBFA peut notamment exiger que l exercice des services de paiement soit logée dans une entité juridique distincte de l entité exerçant d autres activités. 2. Par dérogation au paragraphe 1 er, alinéa 1 er, et sans préjudice de l article 8, avant-dernier alinéa, les établissements de paiement sont habilités à exercer également les activités suivantes : 1 la prestation de services opérationnels et de services auxiliaires étroitement liés des services de paiement, tels que l exécution d opérations de paiement, des services de change, des services de garde et l enregistrement et le traitement de données; 2 la gestion de systèmes de paiement, sans préjudice de l article Les établissements de paiement ne peuvent octroyer un crédit lié aux services de paiement visés aux points 4, 5 ou 7 de l annexe I qu aux conditions suivantes :

25 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2207 a) het krediet is aanvullend en uitsluitend verstrekt in uitvoering van een betalingstransactie; b) niettegenstaande andere bepalingen inzake kredietverlening via kredietkaarten, wordt een krediet dat wordt uitbetaald in het kader van het vrij verrichten van diensten of de vrijheid van vestiging in een andere lidstaat van de EER, terugbetaald binnen een termijn die niet meer dan twaalf maanden mag bedragen; c) het krediet wordt niet verleend uit middelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren van toekomstige betalingstransacties; d) het eigen vermogen van de betalingsinstelling staat te allen tijde, naar tevredenheid van de CBFA, in redelijke verhouding tot het totale bedrag van het verleende krediet. De in het eerste lid bedoelde kredieten zijn onderworpen aan de wetgeving inzake het consumentenkrediet. 4. Betalingsinstellingen mogen in het kader van betalingsdiensten enkel betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties gebruikt worden. de geldmiddelen die betalingsinstellingen in het kader van betalingsdiensten van betalingsdienstgebruikers ontvangen, zijn geen gelddeposito s of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 1 van de bankwet, noch elektronisch geld in de zin van artikel 3, 7, van de bankwet. 5. Betalingsinstellingen mogen geen gelddeposito s of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 1 van de bankwet ontvangen, of betaalinstrumenten in de vorm van elektronisch geld in de zin van artikel 3, 7, van de bankwet uitgeven. 6. Betalingsinstellingen mogen geen deelnemingen bezitten in handelsvennootschappen of vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, tenzij met de voorafgaande toestemming van de CBFA. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor deelnemingen in vennootschappen die alle of een deel van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde werkzaamheden inzake betalingsdiensten, nevendiensten van betalingsdiensten en exploiteren van betalingsystemen uitoefenen, of in vennootschappen waarvan het doel in hoofdzaak bestaat in het aanhouden van participaties in dergelijke vennootschappen. Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid en een passende risicobeheersing kan de CBFA het nemen van deelnemingen aan voorwaarden onderwerpen. 7. Wanneer een betalingsinstelling deviezenverrichtingen aanbiedt of verricht, als bedoeld bij artikel 137, 2e lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, is artikel 139 van die wet niet op haar van toepassing. Onverminderd het eerste lid, worden bedoelde betalingsinstellingen voor wat het voormelde bedrijf van deviezenverrichtingen betreft, opgenomen op de lijst van de wisselkantoren geregistreerd in België met de vermelding «betalingsinstelling die verrichtingen doet als bedoeld in artikel 137, 2e lid, van de wet van 6 april 1995». 8. Wanneer een betalingsinstelling andere werkzaamheden dan betalingsdiensten verricht, is artikel 25, laatste lid, van toepassing. Art Wanneer een betalingsinstelling andere werkzaamheden verricht dan betalingsdiensten en de bij artikel 21, 2, 1, bedoelde diensten, dienen de geldmiddelen die zij van betalingsdienstgebruikers rechtstreeks of via andere betalingsdienstaanbieders voor de uitvoering van betalingstransacties ontvangt : a) in haar boekhouding afzonderlijk te kunnen worden geïdentificeerd en op geen enkel tijdstip te worden vermengd met andere geldmiddelen, en b) wanneer deze geldmiddelen op het einde van de werkdag volgend op de dag waarop zij zijn ontvangen nog steeds door de betalingsinstelling worden aangehouden en nog niet aan de begunstigde of een andere betalingsdienstaanbieder zijn overgemaakt, te worden gedeponeerd op een afzonderlijke gezamenlijke of geïndividualiseerde rekening bij een of meer entiteiten die de hoedanigheid hebben van : 1 kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de EER, of 2 kredietinstelling met vestiging in de EER die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de EER, of 3 erkend geldmarktfonds in de zin van artikel 77, 2, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen; a) le crédit est octroyé exclusivement comme accessoire à l exécution d une opération de paiement; b) nonobstant les autres dispositions relatives à l octroi de crédits au moyen d une carte de crédit, le crédit consenti dans le cadre d un paiement et exécuté dans le cadre de la libre prestation de services ou de la liberté d établissement dans un autre Etat membre de l EEE est remboursé dans un délai qui n excède pas douze mois; c) le crédit n est pas octroyé au moyen de fonds reçus ou détenus aux fins de l exécution d une opération de paiement; d) les fonds propres de l établissement de paiement sont à tout moment, de l avis de la CBFA, appropriés au regard du montant global du crédit octroyé. Les crédits visés à l alinéa 1 er sont soumis à la législation en matière de crédit à la consommation. 4. Les établissements de paiement ne peuvent, dans le cadre des services de paiement, détenir que des comptes de paiement utilisés exclusivement pour des opérations de paiement. Les fonds d utilisateurs de services de paiement reçus par des établissements de paiement en vue de la prestation de services de paiement ne constituent pas des dépôts ou d autres fonds remboursables au sens de l article 1 er de la loi bancaire, ni de la monnaie électronique au sens de l article 3, 7, de la loi bancaire. 5. Les établissements de paiement ne sont pas autorisés à exercer l activité de réception de dépôts d argent ou d autres fonds remboursables au sens de l article 1 er de la loi bancaire, ni l activité d émission d instruments de paiements sous la forme de monnaie électronique au sens de l article 3, 7, de la loi bancaire. 6. Les établissements de paiement ne peuvent, sauf autorisation de la CBFA, détenir des participations dans des sociétés commerciales ou ayant emprunté la forme d une société commerciale. L interdiction visée à l alinéa 1 er ne s applique pas aux participations dans des sociétés exerçant en tout ou en partie les activités en matière de services de paiement, de services auxiliaires de services de paiement et d exploitation de systèmes de paiement visées aux paragraphes 1 er et 2, ou dans des sociétés dont l objet consiste à titre principal en la détention de participations dans de telles sociétés. En vue d une gestion saine et prudente et d une maîtrise adéquate des risques, la CBFA peut soumettre la prise de participations à des conditions. 7. Lorsqu un établissement de paiement fournit ou exerce des opérations sur devises visées à l article 137, alinéa 2, de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d investissement, l article 139 de cette loi ne lui est pas applicable. Nonobstant l alinéa 1 er, les établissements de paiement visés sont, pour ce qui concerne l activité précitée d opérations sur devises, repris dans la liste des bureaux de change enregistrés en Belgique avec la mention «établissement de paiement exerçant des activités visées à l article 137, alinéa 2, de la loi du 6 avril 1995». 8. Lorsqu un établissement de paiement exerce des activités autres que les services de paiement, l article 25, dernier alinéa, s applique par analogie. Art er. Lorsqu un établissement de paiement exerce des activités autres que les services de paiement et les services visés à l article 21, 2, 1, les fonds qui ont été reçus soit directement des utilisateurs de services de paiement, soit par le biais d autres prestataires de services de paiement pour l exécution d opérations de paiement doivent : a) pouvoir être distinctement identifiés dans sa comptabilité et n être jamais mélangés avec d autres fonds, et b) lorsque ces fonds sont encore détenus par l établissement de paiement et n ont pas encore été remis au bénéficiaire ou virés à un autre prestataire de services de paiement à la fin du jour ouvrable suivant le jour où ils ont été reçus, être déposés sur un compte global ou individualisé distinct auprès d une ou plusieurs entités ayant la qualité : 1 d établissement de crédit relevant du droit d un Etat membre de l EEE, ou 2 d établissement de crédit avec établissement dans l EEE et relevant du droit d un Etat non membre de l EEE, ou 3 de fonds du marché monétaire qualifié au sens de l article 77, 2, de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et contrôle des entreprises d investissement;

26 2208 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE c) ofwel naar tevredenheid van de CBFA gedekt te zijn door een verzekering, garantie of waarborg van een verzekeringsonderneming of kredietinstelling, die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de EER of met vestiging in de EER en ressorterend onder het recht van een staat die geen lid is van de EER, en welke verzekeringsonderneming of kredietinstelling niet tot dezelfde groep behoort als de betalingsinstelling, voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat afgescheiden zou zijn bij afwezigheid van een verzekering, garantie of waarborg, betaalbaar ingeval de betalingsinstelling niet in staat is haar financiële verplichtingen na te komen. De in het eerste lid, b), bedoelde entiteiten mogen op de gelden die op een afzonderlijke rekening zijn geplaatst geen recht doen gelden ingevolge eigen vorderingen op de betalingsinstelling die deze rekening heeft geopend. Beslag onder derden door de schuldeisers van de betalingsinstelling op deze rekeningen en hun saldo is evenmin toegestaan. De CBFA kan toestaan dat de in het eerste lid, b), bedoelde geldmiddelen gedeponeerd worden bij een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de EER en zonder vestiging in de EER, of dat de in het eerste lid, c) bedoelde verzekeringen, garanties en waarborgen verstrekt worden door een verzekeringsonderneming of kredietinstelling, die ressorteert onder het recht van staat die geen lid is van de EER en zonder vestiging in de EER, indien deze kredietinstelling of verzekeringsonderneming onderworpen is aan een door een toezichthoudende autoriteit van buiten de EER uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is met het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen zoals bepaald in de Europese regelgeving. 2. Wanneer een gedeelte van de in paragraaf 1 bedoelde geldmiddelen bestemd is voor toekomstige betalingstransacties terwijl het resterende bedrag voor andere diensten dan betalingsdiensten gebruikt moet worden, zijn de vereisten van paragraaf 1 ook van toepassing op het voor toekomstige betalingstransacties ontvangen gedeelte van de geldmiddelen. Wanneer dat gedeelte variabel of niet tevoren bekend is, kunnen de betalingsinstellingen dit bedrag berekenen op basis van een representatief gedeelte dat geacht wordt voor betalingsdiensten te worden gebruikt, mits een dergelijk representatief gedeelte naar tevredenheid van de CBFA redelijkerwijs op basis van historische gegevens kan worden geraamd. 3. Indien een insolventieprocedure wordt geopend tegen de betalingsinstelling, worden de gelden die met toepassing van paragraaf 1, eerste lid, a) en b), op een afzonderlijke rekening zijn gedeponeerd, bij bijzonder voorrecht aangewend voor de terugbetaling van de geldmiddelen die zijn ontvangen voor de uitvoering van betalingstransacties. Art. 23. De betalingsinstellingen kunnen belangrijke operationele taken met betrekking tot betalingsdiensten slechts uitbesteden onder de hiernavolgende voorwaarden : a) zij stellen de CBFA hiervan voorafgaandelijk in kennis; b) de uitbesteding leidt er niet toe dat de hoogste leiding van de betalingsinstelling haar verantwoordelijkheden delegeert; c) de relatie en verplichtingen van de betalingsinstelling jegens betalingsdienstgebruikers uit hoofde van deze wet en de in uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en van de andere wettelijke bepalingen houdende omzetting van de Richtlijn 2007/64/EG worden niet gewijzigd; d) de naleving van de voorwaarden waaraan de betalingsinstelling moet voldoen om een vergunning te verkrijgen en te behouden, mag niet worden ondermijnd; e) geen van de andere voorwaarden waaronder de vergunning aan de betalingsinstelling is verleend, mag worden opgeheven of gewijzigd; f) de uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van de betalingsinstelling en aan het vermogen van de CBFA om de naleving door de betalingsinstelling van haar verplichtingen te controleren. Bij de uitbesteding van werkzaamheden blijven de betalingsinstellingen volledig verantwoordelijk voor de handelingen die gesteld zijn door de dienstverlener. Art. 24. De betalingsinstellingen leggen periodiek aan de Nationale Bank van België en aan de CBFA een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die, na advies van de Nationale Bank van België, zijn vastgesteld door de CBFA die ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de CBFA voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd. c) ou être couverts, d une manière jugée satisfaisante par la CBFA, par une assurance, une garantie ou une caution d une entreprise d assurances ou d un établissement de crédit relevant du droit d un Etat membre de l EEE ou disposant d un établissement dans l EEE et relevant du droit d un Etat non membre de l EEE, laquelle entreprise d assurances ou lequel établissement de crédit ne peut appartenir au même groupe que l établissement de paiement, pour un montant qui est égal au montant qui serait aliéné en l absence d une assurance, d une garantie ou d une caution, et qui est payable si l établissement de paiement n est pas en mesure d honorer ses obligations financières. Les entités visées à l alinéa 1 er, b), ne peuvent, sur les fonds déposés sur un compte distinct, faire valoir de droit résultant de créances propres sur l établissement de paiement qui a ouvert ce compte. De même, ces comptes et leur solde ne peuvent faire l objet d aucune saisie-arrêt par les créanciers de l établissement de paiement. La CBFA peut autoriser que les fonds visés à l alinéa 1 er, b), soient déposés auprèsd un établissement de crédit relevant du droit d un Etat non membre de l EEE et ne disposant pas d un établissement dans l EEE, ou que les assurances, garanties ou cautions visées à l alinéa 1 er, c), soient fournies par une entreprise d assurances ou un établissement de crédit relevant du droit d un Etat non membre de l EEE et ne disposant pas d un établissement dans l EEE, si cet établissement de crédit ou cette entreprise d assurances est soumis(e) à un contrôle exercé par une autorité de contrôle située en dehors de l EEE qui soit équivalent au contrôle prudentiel des établissements de crédit et des entreprises d assurances défini dans la réglementation européenne. 2. Lorsqu une partie des fonds visés au paragraphe 1 er est destinée àêtre utilisée pour de futures opérations de paiement, et que le montant restant est destiné à être affecté à d autres services que ceux de paiement, la partie des fonds devant être utilisée pour de futures opérations de paiement relève aussi des obligations au titre du paragraphe 1 er. Si cette partie est variable ou ne peut être déterminée à l avance, les établissements de paiement peuvent calculer ce montant en supposant qu une partie représentative des fonds servira aux services de paiement, à condition que, sur la base de données historiques, il soit raisonnablement possible d estimer cette partie représentative d une manière jugée satisfaisante par la CBFA. 3. En cas de procédure d insolvabilité ouverte à l encontre de l établissement de paiement, les espèces déposées sur un compte distinct en application du paragraphe 1 er, alinéa 1 er, a) et b), sont affectées par privilège spécial au remboursement des fonds reçus pour l exécution d opérations de paiement. Art. 23. Les établissements de paiement ne peuvent externaliser des tâches opérationnelles importantes relatives aux services de paiement qu aux conditions suivantes : a) ils en informent préalablement la CBFA; b) l externalisation n entraîne aucune délégation de la responsabilité de la direction générale de l établissement de paiement; c) la relation de l établissement de paiement avec les utilisateurs de ses services de paiement et les obligations qu il a envers eux en vertu de la présente loi et des arrêtés etrèglements pris en exécution de celleci ainsi que des autres dispositions légales portant transposition de la Directive 2007/64/CE ne sont pas modifiées; d) le respect des conditions que l établissement de paiement est tenu de remplir pour recevoir puis conserver son agrément n est pas alteré; e) aucune des autres conditions auxquelles l agrément de l établissement de paiement a été subordonné n est supprimée ou modifiée; f) l externalisation ne peut pas être faite d une manière qui nuise sérieusement à la qualité du contrôle interne de l établissement de paiement et qui empêche la CBFA de contrôler le respect, par l établissement de paiement, de ses obligations. Dans l externalisation d activités, les établissements de paiement demeurent entièrement responsables des actes posés par le prestataire de services. Art. 24. Les établissements de paiement communiquent périodiquement à la Banque nationale de Belgique et à la CBFA une situation financière détaillée. Celle-ci est établie conformément aux règles fixées, sur avis de la Banque nationale de Belgique, par la CBFA, qui en détermine la fréquence. La CBFA peut, en outre, prescrire la transmission régulière d autres informations chiffrées ou descriptives nécessaires à la vérification du respect des dispositions de la présente loi ou des arrêtés et règlements pris en exécution de celles-ci.

27 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2209 De effectieve leiding van de betalingsinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de CBFA dat voornoemde periodieke staten die zij in voorkomend geval aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt en aan het einde van het boekjaar overmaakt, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. De Koning bepaalt, na advies van de CBFA en van de Nationale Bank van België, volgens welke regels alle betalingsinstellingen of categorieën van betalingsinstellingen : 1 hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken; 2 hun geconsolideerde jaarrekening opmaken, controleren en openbaar maken en het jaar- en controleverslag over deze geconsolideerde jaarrekening opmaken en openbaar maken. Voor bepaalde categorieën van betalingsinstellingen of in bijzondere gevallen kan de CBFA met redenen omklede afwijkingen toestaan van de in het eerste en derde lid bedoelde besluiten en reglementen, voor alle betalingsinstellingen die zich in vergelijkbare omstandigheden bevinden. Afwijkingen voor bepaalde categorieën van betalingsinstellingen worden pas na advies van de Nationale Bank van België toegestaan. De betalingsinstellingen leggen hun jaarrekening en hun geconsolideerde jaarrekening neer bij de Nationale Bank van België. De in dit artikel bedoelde besluiten en reglementen worden genomen na raadpleging van de betalingsinstellingen, in voorkomend geval via hun represen tatieve beroepsverenigingen. Afdeling 4. Toezicht op betalingsinstellingen Art. 25. De betalingsinstellingen zijn onderworpen aan het toezicht van de CBFA. De CBFA ziet erop toe dat elke betalingsinstelling doorlopend werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Het toezicht door de CBFA dient evenredig en passend te zijn, in het licht van de aard, de omvang en de complexiteit van de door de betalingsinstelling verrichte betalingsdiensten, en de eraan verbonden risico s. De CBFA kan zich door de betalingsinstellingen alle inlichtingen doen verstrekken over hun organisatie, werking, financiële positie en verrichtingen. Met dat doel kan de CBFA zich ook inlichtingen doen verstrekken door agenten van betalingsinstellingen, dienstverleners als bedoeld in artikel 4 (17 ) en andere entiteiten waaraan taken zijn uitbesteed. De CBFA kan bij betalingsinstellingen ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de betalingsinstelling, 1 om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de betalingsinstellingen zijn nageleefd en of de boekhouding en jaarrekening, alsmede de haar door de betalingsinstelling voorgelegde staten en andere inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn; 2 om het passende karakter te toetsen van de beleidsstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle van de betalingsinstelling; 3 om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de betalingsinstelling gezond en voorzichtig is, en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in gevaar kunnen brengen. Met dat doel kan de CBFA ook ter plaatse inspecties verrichten bij agenten van betalingsinstellingen, dienstverleners als bedoeld in artikel 4 (17 ) en andere entiteiten waaraan taken zijn uitbesteed, en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in hun bezit. La direction effective de l établissement de paiement, le cas échéant le comité de direction, déclare à la CBFA que les états périodiques précités qui lui sont transmis par l établissement le cas échéant à la fin du premier semestre social et en tout état de cause à la fin del exercice social, sont conformes à la comptabilité et aux inventaires. Il est à cet effet requis que les états périodiques soient complets, c est-à-dire qu ils mentionnent toutes les données figurant dans la comptabilité et dans les inventaires sur la base desquels ils sont établis, et qu ils soient corrects, c est-à-dire qu ils concordent exactement avec la comptabilité et avec les inventaires sur la base desquels ils sont établis. La direction effective confirme avoir fait le nécessaire pour que les états précités soient établis selon les instructions en vigueur de la CBFA, ainsi que par application des règles de comptabilisation et d évaluation présidant à l établissement des comptes annuels, ou, s agissant des états périodiques qui ne se rapportent pas à la fin del exercice, par application des règles de comptabilisation et d évaluation qui ont présidé àl établissement des comptes annuels afférents au dernier exercice. Le Roi détermine, sur avis de la CBFA et de la Banque Nationale de Belgique, pour l ensemble des établissements de paiement ou par catégorie d établissements de paiement : 1 les règles selon lesquelles les établissements de paiement tiennent leur comptabilité, procèdent aux évaluations d inventaire et établissent et publient leurs comptes annuels; 2 les règles à respecter par les établissements de paiement pour l établissement, le contrôle et la publication de leurs comptes consolidés, ainsi que pour l établissement et la publication des rapports de gestion et de contrôle relatifs à ces comptes consolidés. La CBFA peut, pour certaines catégories d établissements de paiement ou dans des cas spéciaux, autoriser des dérogations motivées aux arrêtés et règlements visés aux alinéas 1 er et 3, pour tous les établissements de paiement se trouvant dans des circonstances comparables. Les dérogations consenties à des catégories d établissements de paiement sont soumises à l avis de la Banque Nationale de Belgique. Les établissements de paiement déposent leurs comptes annuels et leurs comptes consolidés à la Banque Nationale de Belgique. Les arrêtés et règlements visés au présent article sont pris après consultation des établissements de paiement, le cas échéant représentés par leurs associations professionnelles. Section 4. Contrôle des établissements de paiement Art. 25. Les établissements de paiement sont soumis au contrôle de la CBFA. La CBFA veille à ce que chaque établissement de paiement opère en permanence conformément aux dispositions de la présente loi et des arrêtés etrèglements pris pour son exécution. Le contrôle exercé par la CBFA est proportionné et adéquat, au regard de la nature, du volume et de la complexité des services de paiement fournis par l établissement de paiement, ainsi que des risques y afférents. La CBFA peut se faire communiquer par les établissements de paiement toutes informations relatives à leur organisation, à leur fonctionnement, à leur situation financière et à leurs opérations. à cette fin, la CBFA peut également se faire communiquer des informations par les agents d établissements de paiement, par les prestataires de services visés à l article 4 (17 ) et par d autres entités vers lesquelles des tâches sont externalisées. La CBFA peut procéder auprès des établissements de paiement à des inspections sur place et prendre connaissance et copie, sans déplacement, de toute information détenue par l établissement de paiement, en vue, 1 de vérifier le respect des dispositions légales et réglementaires relatives au statut des établissements de paiement ainsi que l exactitude et la sincérité de la comptabilité et des comptes annuels ainsi que des états et autres informations qui lui sont transmis par l établissement de paiement; 2 de vérifier le caractère adéquat des structures de gestion, de l organisation administrative et comptable et du contrôle interne de l établissement de paiement; 3 de s assurer que la gestion de l établissement de paiement est saine et prudente et que sa situation ou ses opérations ne sont pas de nature à mettre en péril sa liquidité, sa rentabilité ou sa solvabilité. à cette fin, la CBFA peut également procéder à des inspections sur place auprès des agents d établissements de paiement, des prestataires de services visés à l article 4 (17 ) et d autres entités vers lesquelles des tâches sont externalisées, et prendre connaissance et copie, sans déplacement, de toute information détenue par ces derniers.

28 2210 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Het toezicht van de CBFA slaat evenwel niet op de door een betalingsinstelling verrichte andere werkzaamheden dan betalingsdiensten, activiteiten bedoeld in artikel 21, 2, 1, en aandelenbezit bedoeld in artikel 21, 6, tenzij dit vereist is voor het toezicht op de naleving door de betalingsinstelling van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Art. 26. Relaties tussen een betalingsinstelling of haar agent en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van de CBFA, tenzij het toezicht op de betalingsinstelling dit vergt. Art. 27. De CBFA kan bij de bijkantoren van de betalingsinstellingen naar Belgisch recht, de agenten, dienstverleners bedoeld in artikel 4 (17 ) en andere entiteiten waaraan taken zijn uitbesteed, die in het buitenland zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten die toezicht houden op de betalingsinstellingen van het betrokken land, de in artikel 25, vierde lid, bedoelde inspecties verrichten, alsook alle inspecties met als doel ter plaatse gegevens te verzamelen of te toetsen over de leiding en het beleid van het bijkantoor, alsook alle gegevens die het toezicht op de betalingsinstelling kunnen vergemakkelijken, inzonderheid op het vlak van haar financiële positie, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. Met hetzelfde doel en na kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten, kan zij een door haar aangestelde deskundige gelasten met alle nuttige controles en onderzoeken. De bezoldiging en de kosten van deze deskundige worden door de betalingsinstelling gedragen. Evenzo kan zij deze autoriteiten verzoeken bepaalde van de in het eerste lid bedoelde controles en onderzoeken te verrichten. Art. 28. De opdracht van commissaris zoals bedoeld in het Wetboek van Vennootschappen mag in een betalingsinstelling enkel worden toevertrouwd aan één of meer revisoren of één of meer revisorenvennootschappen die daartoe door de CBFA erkend zijn overeenkomstig artikel 52 van de bankwet. Artikel 141, 2, van het Wetboek van Vennootschappen is niet van toepassing op betalingsinstellingen. De betalingsinstellingen mogen plaatsvervangende commissarissen aanstellen, die in geval van langdurige verhindering van de commissaris diens taak waarnemen. De voorschriften van dit artikel en van artikel 29 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers. De overeenkomstig dit artikel aangestelde commissarissen certificeren de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de betalingsinstellingen. Wanneer een betalingsinstelling andere werkzaamheden verricht dan betalingsdiensten, besteden de commissarissen in hun schriftelijk verslag, bedoeld in de artikelen 144 en 148 van het Wetboek van Vennootschappen, afzonderlijke aandacht aan de bedrijvigheid inzake betalingsdiensten. Art. 29. Een erkende revisorenvennootschap doet, voor de uitoefening van de opdracht van de commissaris bedoeld in artikel 28, een beroep op een erkende revisor die zij aanstelt overeenkomstig artikel 132 van het Wetboek van Vennootschappen. De bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, die de aanstelling, de taak, de verplichtingen en verbodsbepalingen voor commissarissen, alsmede de voor hen geldende andere dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen. Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden. Art. 30. Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de CBFA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn taak bij een betalingsinstelling, alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap, met opgave van de motivering. Art. 31. Voor de aanstelling van commissarissen en plaatsvervangende commissarissen bij betalingsinstellingen is de voorafgaande instemming vereist van de CBFA. Deze instemming moet worden gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger. Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht. Le contrôle de la CBFA ne porte toutefois pas sur les activités de l établissement de paiement autres que l activité de services de paiement, la prestation d activités visées à l article 21, 2, 1, et la détention de participations visée à l article 21, 6, sauf dans la mesure requise pour le contrôle du respect par l établissement de paiement des dispositions de la présente loi et des arrêtésetrèglements pris pour son exécution. Art. 26. La CBFA ne connaît des relations entre l établissement de paiement ou son agent et un client déterminé que dans la mesure requise pour le contrôle de l établissement de paiement. Art. 27. La CBFA peut procéder auprès des succursales des établissements de paiement de droit belge, des agents, des prestataires de services visés à l article 4 (17 ) et des autres entités vers lesquelles des tâches sont externalisées, établis à l étranger, moyennant l infor mation préalable des autorités del Etat concerné chargées du contrôle des établissements de paiement, aux inspections visées à l article 25, alinéa 4, ainsi qu à toute inspection en vue de recueillir ou de vérifier sur place les informations relatives à la direction et à la gestion de la succursale ainsi que toutes informations susceptibles de faciliter le contrôle de l établissement de paiement, spécialement sur le plan de sa situation financière, de son organisation administrative et comptable et de son contrôle interne. Elle peut, aux mêmes fins, et après en avoir avisé les autorités de contrôle visées à l alinéa 1 er, charger un expert, qu elle désigne, d effectuer les vérifications et expertises utiles. La rémunération et les frais de l expert sont à charge de l établissement de paiement. Elle peut, de même, demander à ces autorités de procéder aux vérifications et expertises visées à l alinéa 1 er qu elle leur précise. Art. 28. Les fonctions de commissaire prévues par le Code des sociétés ne peuvent être confiées, dans un établissement de paiement, qu à un ou plusieurs réviseurs agréés ouà une ou plusieurs sociétés de réviseurs agréées par la CBFA conformément à l article 52 de la loi bancaire. L article 141, 2, du Code des sociétés n est pas applicable aux établissements de paiement. Les établissements de paiement peuvent désigner des commissaires suppléants qui exercent les fonctions de commissaire en cas d empêchement durable de leur titulaire. Les dispositions du présent article et de l article 29 sont applicables à ces suppléants. Les commissaires désignés conformément au présent article certifient les comptes annuels et les comptes consolidés des établissements de paiement. Lorsqu un établissement de paiement exerce des activités autres que la fourniture de services de paiement, les commissaires traitent séparément, dans leur rapport écrit visé aux articles 144 et 148 du Code des sociétés, l activité de prestation de services de paiement. Art. 29. Les sociétés de réviseurs agréées exercent les fonctions de commissaire visées à l article 28 par l intermédiaire d un réviseur agréé qu elles désignent conformément à l article 132 du Code des sociétés. Les dispositions de la présente loi et des arrêtés pris pour son exécution et qui sont relatives à la désignation, aux fonctions, aux obligations et aux interdictions des commissaires ainsi qu aux sanctions, autres que pénales, qui sont applicables à ces derniers, s appliquent tant aux sociétés de réviseurs qu aux réviseurs agréés qui les représentent. Une société de réviseurs agréée peut désigner un représentant suppléant parmi ses membres remplissant les conditions pour être désignés. Art. 30. L Institut des Réviseurs d Entreprises informe la CBFA de l ouverture de toute procédure disciplinaire à l encontre d un réviseur agréé ou d une société de réviseurs agréée pour manquement commis dans l exercice de ses fonctions auprès d un établissement de paiement ainsi que de toute mesure disciplinaire prise à l encontre d un réviseur agréé ou d une société de réviseurs agréée et de ses motifs. Art. 31. La désignation des commissaires et des commissaires suppléants auprès des établissements de paiement est subordonnée à l accord préalable de la CBFA. Cet accord doit être recueilli par l organe social qui fait la proposition de désignation. En cas de désignation d une société de réviseurs agréée, l accord porte conjointement sur la société et son représentant. Le même accord est requis pour le renouvellement du mandat.

29 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2211 Wanneer de aanstelling van de commissaris krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest hij uit een lijst van erkende revisoren, die door de CBFA is goedgekeurd. Art. 32. De CBFA kan haar instemming met een commissaris, plaatsvervangend commissaris, een erkende revisorenvennootschap of vertegenwoordiger of plaatsvervangende vertegenwoordiger van zo een vennootschap, steeds herroepen bij beslissing die gemotiveerd is door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkende revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van revisor. Vooraleer een commissaris ontslag neemt, worden de CBFA en de betalingsinstelling hiervan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering. Het erkenningsreglement bedoeld in artikel 52 van de bankwet regelt de procedure. Bij afwezigheid van een plaatsvervangende commissaris of een plaatsvervangende vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap, zorgt de betalingsinstelling, met naleving van artikel 31, binnen twee maanden voor zijn vervanging. Het voorstel om een commissaris in een betalingsinstelling van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135 en 136 van het Wetboek van Vennootschappen wordt ter advies voorgelegd aan de CBFA. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering. Art. 33. De commissarissen verlenen hun medewerking aan het toezicht van de CBFA op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1 beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de betalingsinstellingen hebben getroffen overeenkomstig artikel 14, 3, eerste lid, en delen zij hun bevindingen mee aan de CBFA; 2 brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de betalingsinstellingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de betalingsinstellingen aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; 3 brengen zij bij de CBFA op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de betalingsinstelling; de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de betalingsinstelling gedragen; 4 brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de betalingsinstelling of een revisorale opdracht bij een met de betalingsinstelling verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, zodra zij kennis krijgen van : Lorsque, en vertu de la loi, la nomination du commis saire est faite par le président du tribunal de commerce ou la cour d appel, ceux-ci font leur choix sur une liste de réviseurs agréés ayant l accord de la CBFA. Art. 32. La CBFA peut, en tout temps, révoquer, par décision motivée par des raisons tenant à leur statut ou à l exercice de leurs fonctions de réviseur agréé ou de société de réviseurs agréée, tels que prévus par ou en vertu de la présente loi, l accord donné à un commissaire, un commissaire suppléant, une société de réviseurs agréée ou un représentant ou représentant suppléant d une telle société. Cette révocation met fin aux fonctions de réviseur. En cas de démission d un commissaire, la CBFA et l établissement de paiement en sont préalablement informés, ainsi que des motifs de la démission. Le règlement d agrément visé àl article 52 de la loi bancaire règle la procédure. En l absence d un commissaire suppléant ou d un représentant suppléant d une société de réviseurs agréée, l établissement de paiement pourvoit, dans le respect de l article 31, au remplacement dans les deux mois. La proposition de révocation des mandats de commissaire dans les établissements de paiement, telle que réglée par les articles 135 et 136 du Code des sociétés, est soumise à l avis de la CBFA. Cet avis est communiqué àl assemblée générale. Art. 33. Les commissaires collaborent au contrôle exercé par la CBFA, sous leur responsabilité personnelle et exclusive et conformément au présent article, aux règles de la profession et aux instructions de la CBFA. à cette fin: 1 ils évaluent les mesures de contrôle interne adoptées par les établissements de paiement conformément à l article 14, 3, alinéa 1 er, et ils communiquent leurs conclusions à la CBFA; 2 ils font rapport à la CBFA sur : a) les résultats de l examen limité des états périodiques transmis par les établissements de paiement à la CBFA à la fin du premier semestre social, confirmant qu ils n ont pas connaissance de faits dont il apparaîtrait que ces états périodiques n ont pas, sous tous égards significativement importants, été établis selon les instructions en vigueur de la CBFA. Ils confirment en outre que les états périodiques arrêtésenfin de semestre sont, pour ce qui est des données comptables, sous tous égards significativement importants, conformes à la comptabilité et aux inventaires, en ce sens qu ils sont complets, c est-à-dire qu ils mentionnent toutes les données figurant dans la comptabilité et dans les inventaires sur la base desquels ils sont établis, et qu ils sont corrects, c est-à-dire qu ils concordent exactement avec la comptabilité et avec les inventaires sur la base desquels ils sont établis; ils confirment également n avoir pas connaissance de faits dont il apparaîtrait que les états périodiques arrêtés enfin de semestre n ont pas été établis par application des règles de comptabilisation et d évaluation qui ont présidé à l établissement des comptes annuels afférents au dernier exercice; la CBFA peut préciser quels sont en l occurrence les états périodiques visés; b) les résultats du contrôle des états périodiques transmis par les établissements de paiement à la CBFA à la fin del exercice social, confirmant que ces états périodiques ont, sous tous égards significativement importants, été établis selon les instructions en vigueur de la CBFA. Ils confirment en outre que les états périodiques arrêtés enfin d exercice sont, pour ce qui est des données comptables, sous tous égards significativement importants, conformes à la comptabilité et aux inventaires, en ce sens qu ils sont complets, c est-à-dire qu ils mentionnent toutes les données figurant dans la comptabilité et dans les inventaires sur la base desquels ils sont établis, et qu ils sont corrects, c est-à-dire qu ils concordent exactement avec la comptabilité et avec les inventaires sur la base desquels ils sont établis; ils confirment également que les états périodiques arrêtés enfin d exercice ont été établis par application des règles de comptabilisation et d évaluation présidant à l établissement des comptes annuels; la CBFA peut préciser quels sont en l occurrence les états périodiques visés; 3 ils font à la CBFA, à sa demande, des rapports spéciaux portant sur l organisation, les activités et la structure financière de l établissement de paiement, rapports dont les frais d établissement sont supportés par l établissement de paiement; 4 dans le cadre de leur mission auprès de l établissement de paiement ou d une mission révisorale auprès d une entreprise liée à l établissement de paiement, ils font d initiative rapport à la CBFA dès qu ils constatent :

30 2212 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de betalingsinstelling financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden; b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen, de statuten, de wetten, besluiten en reglementen over het statuut van de betalingsinstellingen; c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud; 5 brengen zij de CBFA minstens eens per jaar verslag uit over de deugdelijkheid van de maatregelen die de betalingsinstelling heeft getroffen ter vrijwaring van de geldmiddelen die zij van betalingsdienstgebruikers ontvangt, in toepassing van artikel 22, 1en2. Tegen erkende commissarissen-revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken. De commissarissen delen aan de leiders van de betalingsinstelling de verslagen mee die zij aan de CBFA richten overeenkomstig het eerste lid, 3. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 74 van de wet van 2 augustus Zij bezorgen de CBFA een kopie van hun mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent. De commissarissen en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de betalingsinstelling waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen. Zij kunnen door de CBFA, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast te bevestigen dat de gegevens die deze betalingsinstellingen aan deze autoriteiten moeten verstrekken, volledig, juist en conform de geldende regels zijn opgesteld. Afdeling 5. Uitzonderlijke maatregelen en sancties ten aanzien van betalingsinstellingen Art. 34. Bij beslissing die met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt de CBFA de vergunning in van betalingsinstellingen die hun bedrijf niet binnen twaalf maanden na het verlenen van de vergunning hebben aangevat, afstand doen van hun vergunning, hun werkzaamheden gedurende meer dan zes maanden hebben gestaakt, failliet zijn verklaard of hun bedrijf hebben stopgezet. De CBFA maakt haar beslissing tot intrekking van een vergunning bekend op haar website. Art Wanneer de CBFA vaststelt dat een betalingsinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dat haar beleid of financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen of niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, dat haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie, haar agenten- of bijkantorennet, of interne controle ernstige leemten vertonen, of dat de voortzetting van haar bedrijf een bedreiging vormt voor de stabiliteit van het betalingssysteem, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de CBFA : 1 voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de betalingsinstelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden. De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de betalingsinstelling of voor derden voortvloeit. Indien de CBFA de schorsing in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig. De CBFA kan een betalingsinstelling tevens gelasten de aandelen over te dragen die zij in voorkomend geval bezit overeenkomstig artikel 21, 6; a) des décisions, des faits ou des évolutions qui influencent ou peuvent influencer de façon significative la situation de l établissement de paiement sous l angle financier ou sous l angle de son organisation administrative et comptable ou de son contrôle interne; b) des décisions ou des faits qui sont susceptibles de constituer des violations du Code des sociétés, des statuts ou des lois, arrêtés et règlements relatifs au statut des établissements de paiement; c) des autres décisions ou des faits qui sont de nature à entraîner un refus de la certification des comptes ou l émission de réserves; 5 ils font rapport au moins tous les ans à la CBFA sur l adéquation des dispositions prises par les établissements de paiement pour préserver les fonds qu ils reçoivent d utilisateurs de services de paiement, en application de l article 22, 1 er et 2. Aucune action civile, pénale ou disciplinaire ne peut être intentée ni aucune sanction professionnelle prononcée contre les commissairesréviseurs agréés qui ont procédé de bonne foi à une information visée à l alinéa 1 er,4. Les commissaires communiquent aux dirigeants de l établissement de paiement les rapports qu ils adressent à la CBFA conformément à l alinéa 1 er,3. Ces communications tombent sous le secret organisé par l article 74 de loi du 2 août Ils transmettent à la CBFA copie des communications qu ils adressent à ces dirigeants et qui portent sur des questions de nature à intéresser le contrôle exercé par elle. Les commissaires et les sociétés de réviseurs agréées peuvent effectuer les vérifications et expertises relevant de leurs fonctions auprès des succursales à l étranger de l établissement de paiement qu ils contrôlent. Ils peuvent être chargés par la CBFA, à la demande de la Banque Nationale de Belgique ou de la Banque Centrale Européenne, de confirmer que les informations que les établissements de paiement sont tenus de communiquer à ces autorités sont complètes, correctes et établies selon les règles qui s y appliquent. Section 5. Mesures exceptionnelles et sanctions à l égard des établissements de paiement Art. 34. La CBFA radie, par décision notifiée par lettre recommandée à la poste ou avec accusé de réception, l agrément des établissements de paiement qui n ont pas entamé leurs activités dans les douze mois de l agrément, qui renoncent à l agrément, qui ont arrêté leurs activités pendant une période supérieure à six mois, qui ont été déclarés en faillite ou qui ont cessé d exercer leurs activités. La CBFA rend publique, sur son site internet, toute décision de radiation d un agrément. Art er. Lorsque la CBFA constate qu un établissement de paiement ne fonctionne pas en conformité avec les dispositions de la présente loi et des arrêtés etrèglements pris pour son exécution, que sa gestion ou sa situation financière sont de nature à mettre en cause la bonne fin de ses engagements ou n offrent pas des garanties suffisantes sur le plan de sa solvabilité, de sa liquidité ou de sa rentabilité, que ses structures de gestion, son organisation administrative ou comptable, son réseau d agents ou de succursales, ou son contrôle interne présentent des lacunes graves, ou que la poursuite de ses activités représente une menace pour la stabilité du système de paiement, elle fixe le délai dans lequel il doit être remédié àla situation constatée. Si, au terme de ce délai, il n a pas été remédié àla situation, la CBFA peut : 1 suspendre pour la durée qu elle détermine l exercice direct ou indirect de tout ou partie de l activité de l établissement de paiement ou interdire cet exercice. Les membres des organes d administration et de gestion et les personnes chargées de la gestion qui accomplissent des actes ou prennent des décisions en violation de la suspension sont responsables solidairement du préjudice qui en est résulté pour l établissement de paiement ou les tiers. Si la CBFA a publié la suspension au Moniteur belge, les actes et décisions intervenus à l encontre de celle-ci sont nuls. La CBFA peut, de même, enjoindre à un établis sement de paiement de céder des participations qu il détient, le cas échéant, conformément à l article 21, 6;

31 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE inzake solvabiliteit, strengere vereisten opleggen dan deze bedoeld in artikel 17; 3 de vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de betalingsinstelling binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. De CBFA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad. De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de betalingsinstelling. De CBFA kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt; 4 de vergunning herroepen. Alvorens de vergunning van een betalingsinstelling te herroepen om reden dat de voortzetting van het bedrijf een bedreiging vormt voor de stabiliteit van het betalingssysteem, raadpleegt de CBFA de Nationale Bank van België. De CBFA maakt haar beslissing tot herroeping van een vergunning bekend op haar website. 2. De in paragraaf 1 bedoelde beslissingen van de CBFA hebben voor de betalingsinstelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig paragraaf Wanneer de CBFA kennis heeft van het feit dat een betalingsinstelling of haar agenten een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen, zijn paragraaf 1, eerste en tweede lid, 1, en paragraaf 2 van toepassing. Wanneer de CBFA vaststelt dat de bij artikel 20, 1, bedoelde gegevens die haar verstrekt zijn, onjuist of onvolledig zijn, kan zij de inschrijving van de agent in het register schorsen of schrappen. 4. De paragrafen 1, eerste lid, en 2 zijn niet van toepassing bij intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde betalingsinstelling. Art. 36. Wanneer de autoriteiten die toezicht houden op betalingsinstellingen in een andere lidstaat van de EER, waar een betalingsinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd, beroep doet op een agent of er werkzaamheden uitoefent in het kader van het vrij verrichten van diensten, of voornemens is dit te doen, de CBFA ervan in kennis stellen dat zij goede redenen hebben om te vermoeden dat geld wordt of werd witgewassen of dat gepoogd wordt of gepoogd werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van Richtlijn 2005/60/EG, of het risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme zou verhogen, neemt de CBFA zo spoedig mogelijk de vereiste maatregelen bedoeld in artikel 35, 1. Artikel 35, 2, is eveneens van toepassing. De CBFA kan in het in het eerste lid bedoelde geval eisen dat de betalingsinstelling niet langer meer beroep doet op de betrokken agent, en zij kan de inschrijving van de agent bedoeld in artikel 20, 2, hetzij weigeren, hetzij schrappen. Het eerste en tweede lid is op overeenkomstige wijze van toepassing met betrekking tot bijkantoren van betalingsinstellingen naar Belgisch recht, gevestigd in andere landen dan lidstaten van de EER. Art. 37. De CBFA brengt onmiddellijk ter kennis van de autoriteiten die toezicht houden op de betalingsinstellingen in andere lidstaten van de EER waar een betalingsinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of werkzaamheden verricht in het kader van het vrij verrichten van diensten, de beslissingen die zij overeenkomstig de artikelen 34, 35 en 36 heeft genomen. Zij houdt deze autoriteiten op de hoogte van de behandeling van het beroep tegen deze beslissingen overeenkomstig de wet van 2 augustus Art. 38. De betalingsinstellingen waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen op grond van deze wet, blijven aan deze wet onderworpen tot hun verbintenissen ten aanzien van hun betalingsdienstgebruikers zijn vereffend, tenzij de CBFA hen vrijstelt van bepaalde voorschriften. Dit artikel is niet van toepassing bij de intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde betalingsinstelling. 2 imposer, en matière de solvabilité, des exigences plus strictes que celles visées à l article 17; 3 enjoindre le remplacement des administrateurs ou gérants de l établissement de paiement dans un délai qu elle détermine et, à défaut d un tel remplacement dans ce délai, substituer à l ensemble des organes d administration et de gestion de l établissement un ou plusieurs administrateurs ou gérants provisoires qui disposent, seuls ou collégialement selon le cas, des pouvoirs des personnes remplacées. La CBFA publie sa décision au Moniteur belge. La rémunération du ou des administrateurs ou gérants provisoires est fixée par la CBFA et supportée par l établissement de paiement. La CBFA peut, à tout moment, remplacer le ou les administrateurs ou gérants provisoires, soit d office, soit à la demande d une majorité des actionnaires ou associés lorsqu ils justifient que la gestion des intéressés ne présente plus les garanties nécessaires; 4 révoquer l agrément. Avant de révoquer l agrément d un établissement de paiement pour le motif que la poursuite des activités dece dernier représente une menace pour la stabilité du système de paiement, la CBFA consulte la Banque nationale de Belgique. La CBFA rend publique, sur son site internet, toute décision de révocation d un agrément. 2. Les décisions de la CBFA visées au paragraphe 1 er produisent leurs effets à l égarddel établissement de paiement à dater de leur notification à celui-ci par lettre recommandée à la poste ou avec accusé de réception et, à l égard des tiers, à dater de leur publication conformément au paragraphe 1 er. 3. Le paragraphe 1 er, alinéas 1 er et 2, 1, et le paragraphe 2 sont applicables au cas où la CBFA a connaissance du fait qu un établissement de paiement ou ses agents ont mis en place un mécanisme particulier ayant pour but ou pour effet de favoriser la fraude fiscale par des tiers. Lorsque la CBFA constate que les renseignements visés à l article 20, 1 er, qui lui ont été communiqués, sont inexacts ou incomplets, elle peut suspendre ou radier l inscription de l agent dans le registre. 4. Le paragraphe 1 er, alinéa 1 er, et le paragraphe 2 ne sont pas applicables en cas de radiation de l agrément d un établissement de paiement déclaré en faillite. Art. 36. Lorsque les autorités de contrôle des établissements de paiement d un autre Etat membre de l EEE dans lequel un établissement de paiement de droit belge a établi une succursale, recourt à un agent ou exerce des activités sous le régime de la libre prestation de services, ou envisage de le faire, informent la CBFA qu elles ont de bonnes raisons de soupçonner qu une opération ou une tentative de blanchiment de capitaux ou de financement du terrorisme au sens de la Directive 2005/60/CE est en cours ou a eu lieu, ou que l une des situations précitées pourrait accroître le risque de blanchiment de capitaux ou de financement du terrorisme, la CBFA prend, dans les plus brefs délais, celles des mesures visées à l article 35, 1 er, qui s imposent. L article 35, 2, est également d application. La CBFA peut, dans le cas visé àl alinéa 1 er, exiger que l établissement de paiement ne recoure plus à l agent concerné et peut soit refuser, soit radier l inscription de l agent visée à l article 20, 2. Les alinéas 1 er et 2 s appliquent par analogie aux succursales d établissements de paiement de droit belge établies dans des Etats non membres de l EEE. Art. 37. La CBFA informe sans délai les autorités de contrôle des établissements de paiement des autres Etats membres de l EEE dans lesquels un établissement de paiement de droit belge a établi une succursale ou exerce des activités sous le régime de la libre prestation de services, des décisions qu elle a prises conformément aux articles 34, 35 et 36. Elle tient ces autorités informées des suites données aux recours pris contre ces décisions conformément à la loi du 2 août Art. 38. Les établissements de paiement dont l agrément a été radié ou révoqué en vertu de la présente loi, restent soumis à cette loi jusqu à la liquidation de leurs engagements vis-à-vis des utilisateurs de leurs services de paiement, à moins que la CBFA ne les en dispense pour certaines dispositions. Le présent article n est pas applicable en cas de radiation de l agrément d un établissement de paiement déclaré en faillite.

32 2214 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK 2. Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van betalingsinstellingen die onder een andere lidstaat van de EER ressorteren Art. 39. Iedere betalingsinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de EER en op grond van haar nationaal recht in haar land van herkomst betalingsdiensten mag verrichten, mag deze werkzaamheden in België aanvatten, hetzij via de vestiging van een bijkantoor, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten, zodra de CBFA de betrokken instelling ervan in kennis heeft gesteld dat zij de mededeling van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van deze instelling heeft ontvangen, met opgave van de in bijlage I bedoelde werkzaamheden die deze instelling in België wenst uit te oefenen. Binnen drie werkdagen na ontvangst van de mededeling stelt de CBFA de betrokken betalingsinstelling hiervan in kennis. Bij gebrek aan kennisgeving binnen deze termijn mag de betalingsinstelling de voorgenomen werkzaamheden aanvatten, na de CBFA hiervan op de hoogte te hebben gebracht. De CBFA maakt op haar website de lijst bekend van de betalingsinstellingen die onder een andere lidstaat van de EER ressorteren en in België actief zijn of verwijst naar de website van de bevoegde autoriteit in het land van herkomst van deze betalingsinstellingen. De in het eerste lid bedoelde betalingsinstellingen moeten bij de uitoefening van hun bedrijf in België naast hun naam, hun land van herkomst vermelden en in het geval van vrij verrichten van diensten, hun zetel. Art. 40. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de naleving, bij het aanbieden en uitvoeren van betalingsdiensten, van de wettelijke en reglementaire bepalingen die in België van toepassing zijn op de betalingsinstellingen en hun verrichtingen om redenen van algemeen belang. De CBFA deelt aan de in artikel 39 bedoelde betalingsinstellingen mee welke bepalingen naar haar weten van algemeen belang zijn. De bepalingen van dit hoofdstuk doen evenmin afbreuk aan de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen die in België van toepassing zijn op andere werkzaamheden dan betalingsdiensten. Art. 41. De in artikel 39 bedoelde betalingsinstellingen bezorgen de CBFA volgens de frequentie die deze vaststelt na advies van de Nationale Bank van België, voor statistische doeleinden bestemde periodieke verslagen over de verrichtingen die hun in België gevestigde bijkantoren er uitvoeren. artikel 24, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. De Koning bepaalt, na advies van de CBFA en van de Nationale Bank van België, volgens welke regels de in artikel 39 bedoelde bijkantoren : 1 hun boekhouding voeren en inventarisramingen verrichten; 2 hun jaarrekening opmaken; 3 de jaarlijkse boekhoudkundige gegevens in verband met hun verrichtingen openbaar maken. Art De in artikel 39 bedoelde bijkantoren staan onder het toezicht van de CBFA met betrekking tot het bepaalde bij de artikelen 40 en 41, voor de in deze bepalingen voorkomende aspecten waarvoor de CBFA bevoegd is. De artikelen 25 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing. Op verzoek van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de betalingsinstelling mag de CBFA, als een vorm van bijstand aan deze autoriteiten, bij deze bijkantoren inspecties verrichten, die zowel op de in het eerste lid als in artikel 27, eerste lid, bedoelde aspecten kunnen slaan. De kosten van deze inspecties en controles worden gedragen door de autoriteit die daarom verzoekt. Bij dringende noodzaak en met onmiddellijke kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de betalingsinstelling, kan de CBFA nagaan of het bedrijf van het bijkantoor in België in overeenstemming is met de van toepassing zijnde wetgeving. 2. De buitenlandse autoriteiten die toezicht houden op de betalingsinstellingen die in België een bijkantoor hebben geopend als bedoeld in artikel 39 mogen, na voorafgaande kennisgeving aan de CBFA, de in artikel 27, eerste lid, bedoelde gegevens in deze bijkantoren controleren of op hun kosten laten controleren door deskundigen die zij aanstellen. Art De leiders van de in artikel 39 bedoelde bijkantoren stellen voor een hernieuwbare termijn van drie jaar een of meer door de CBFA erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen aan. CHAPITRE 2. Succursales et activités de prestation de services en Belgique des établissements de paiementrelevant du droit d un autre Etat membre de l EEE Art. 39. Les établissements de paiement relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE, qui sont habilités en vertu de leur droit national à fournir dans leur Etat d origine des services de paiement, peuvent entamer ces activités en Belgique, soit par voie d installation de succursales, soit sous le régime de la libre prestation de services, dès que la CBFA a notifié à ces établissements la réception de la communication qui lui a été faite par l autorité de contrôle de l Etat d origine de ces établissements portant sur les activités visées à l annexe I re qu ils entendent exercer en Belgique. La notification est adressée par la CBFA à l établissement de paiement intéressé dans les trois jours ouvrables de la réception de la communication. à défaut de notification dans ce délai, l établissement de paiement peut entamer les activités annoncées, après en avoir informé la CBFA. La CBFA publie sur son site internet la liste des établissements de paiement qui relèvent du droit d un autre Etat membre de l EEE et qui exercent des activités en Belgique, ou renvoie au site internet de l autorité compétente dans l Etat d origine de ces établissements de paiement. Les établissements de paiement visés à l alinéa 1 er font, dans l exercice de leur activité en Belgique, accompagner leur dénomination de la mention de leur Etat d origine et, en cas de libre prestation de services, de leur siège social. Art. 40. Les dispositions du présent chapitre ne portent pas préjudice au respect, lors de la fourniture et de l exécution de services de paiement, des dispositions légales et réglementaires applicables en Belgique aux établissements de paiement et à leurs opérations pour des raisons d intérêt général. La CBFA donne aux établissements de paiement visés à l article 39 communication des dispositions qui, à sa connaissance, ont ce caractère. Les dispositions du présent chapitre ne portent pas davantage préjudice au respect des dispositions légales et réglementaires applicables, en Belgique, aux activités autres que la prestation de services de paiement. Art. 41. Les établissements de paiement visés à l article 39 transmettent à la CBFA, selon la périodicité que celle-ci détermine, après avis de la Banque nationale de Belgique, des rapports périodiques à des fins statistiques relatifs aux opérations effectuées, dans le pays, par leurs succursales établies en Belgique. L article 24, alinéa 2, s applique par analogie. Le Roi détermine, sur avis de la CBFA et de la Banque Nationale de Belgique, les règles selon lesquelles les succursales visées à l article 39 : 1 tiennent leur comptabilité et procèdent aux évaluations d inventaire; 2 établissent des comptes annuels; 3 publient des informations comptables annuelles relatives à leurs opérations. Art er. Les succursales visées à l article 39 sont soumises au contrôle de la CBFA aux fins prévues par les articles 40 et 41, dans la mesure où les matières visées par ces dispositions relèvent de la compétence de la CBFA. Les articles 25 et 26 sont applicables dans cette mesure. La CBFA peut accepter de se charger, à la demande des autorités de contrôle de l Etat d origine de l établissement de paiement, d effectuer auprès de ces succursales des inspections dans un but d assistance à ces autorités, portant tant sur les matières visées à l alinéa1 er que sur celles visées à l article 27, alinéa 1 er. Les frais entraînés par ces inspections et vérifications sont à la charge de l autorité requérante. En cas d urgence et moyennant avis donné aussitôt à l autorité de contrôle de l Etat d origine de l établissement de paiement, la CBFA peut vérifier que l activité de la succursale en Belgique est conforme à la législation qui lui est applicable. 2. Les autorités étrangères compétentes pour le contrôle des établissements de paiement ayant ouvert en Belgique une succursale visée à l article 39 peuvent, moyennant un avis préalable donné àla CBFA, procéder ou faire procéder, à leurs frais, par des experts qu elles désignent, à la vérification, auprès de ces succursales, des informations visées à l article 27, alinéa 1 er. Art er. Les dirigeants des succursales visées à l article 39 désignent, pour des durées renouvelables de trois ans, un ou plusieurs réviseurs agréés ou une ou plusieurs sociétés deréviseurs agréées par la CBFA.

33 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2215 De artikelen 31 en 32, eerste tot vierde lid, zijn van toepassing op deze revisoren en vennootschappen. Vooraleer een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap van zijn of haar opdracht te ontslaan, moet het advies van de CBFA worden ingewonnen. 2. De overeenkomstig paragraaf 1 aangestelde erkende revisoren of revisorenvennootschappen verlenen hun medewerking aan het toezicht van de CBFA, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1 beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de bijkantoren hebben getroffen tot naleving van de wetten, besluiten en reglementen die op grond van artikel 41 van toepassing zijn op de bijkantoren, en delen zij hun bevindingen mee aan de CBFA; 2 bevestigen zij aan de CBFA dat de periodieke staten die haar door de bijkantoren worden bezorgd, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid en juistheid, en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de CBFA zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen. Zij kunnen door de CBFA, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast de gegevens te bevestigen die de bijkantoren aan deze autoriteiten moeten verstrekken met toepassing van artikel 41, eerste lid; 3 brengen zij op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, inzake aspecten waarvoor zij bevoegd is, alsook in het kader van de samenwerking met de autoriteiten die toezicht houden op de centrale zetel, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van het bijkantoor financieel of op het vlak van zijn administratieve en boekhoud kundige organisatie of van zijn interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden; b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van de voorschriften van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of andere wetten en reglementen die op hun bedrijf in België van toepassing zijn, voor zover de in deze voorschriften bedoelde aangelegenheden tot de bevoegdheid van de CBFA behoren; 4 brengen zij bij de CBFA, op haar verzoek, verslag uit, wanneer een andere Belgische overheid haar ter kennis brengt dat een wetgeving van algemeen belang die voor het bijkantoor geldt, werd overtreden. Tegen erkende revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 3, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken. In bijkantoren waar een ondernemingsraad is opgericht met toepassing van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, oefenen de erkende revisoren en revisorenvennootschappen de in artikel 15bis van deze wet bedoelde opdrachten uit. Artikel 15quater, tweede lid, eerste en derde zin, en derde lid, van deze wet is van toepassing. Op verzoek en op kosten van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van het bijkantoor, mogen zij als een vorm van bijstand en na voorafgaande kennisgeving aan de CBFA in dit bijkantoor toezicht uitoefenen op de in de artikelen 27, eerste lid, en 42, 1, bedoelde aspecten. 3. De erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen certificeren de krachtens artikel 41, tweede lid, openbaar gemaakte jaarlijkse boekhoudkundige gegevens. Les articles 31 et 32, alinéas 1 er à 4, sont applicables à ces réviseurs et sociétés. La révocation des fonctions des réviseurs agréés et sociétés de réviseurs agréées est soumise à l avis préalable de la CBFA. 2. Les réviseurs agréés ou sociétés de réviseurs agréées, désignés conformément au paragraphe 1 er, collaborent au contrôle exercé par la CBFA, sous leur responsabilité personnelle et exclusive et conformément au présent paragraphe, aux règles de la profession et aux instructions de la CBFA. à cette fin: 1 ils évaluent les mesures de contrôle interne adoptées par les succursales en vue du respect des lois, arrêtésetrèglements applicables aux succursales en vertu de l article 41, et ils communiquent leurs conclusions à la CBFA; 2 ils confirment à la CBFA que les états périodiques qui lui sont transmis par les succursales, sont, pour ce qui est des données comptables, sous tous égards significativement importants, conformes à la comptabilité et aux inventaires, en ce sens qu ils sont complets et corrects; ils confirment en outre n avoir pas connaissance de faits dont il apparaîtrait que les états périodiques n ont pas été établis selon les instructions en vigueur de la CBFA, ni, pour ce qui est des données comptables, par application des règles de comptabilisation et d évaluation présidant à l établissement des comptes annuels ou, s agissant des états périodiques qui ne se rapportent pas à la fin de l exercice, par application des règles de comptabilisation et d évaluation qui ont présidé à l établissement des comptes annuels afférents au dernier exercice; la CBFA peut préciser quels sont en l occurrence les états périodiques visés. Ils peuvent être chargés par la CBFA, à la demande de la Banque Nationale de Belgique ou de la Banque Centrale Européenne, de confirmer les informations que les succursales sont tenues de communiquer à ces autorités par application de l article 41, alinéa 1 er ; 3 ils font d initiative rapport à la CBFA dans les domaines de compétence de celle-ci ainsi qu en vue de la collaboration avec l autorité de contrôle du siège central, dès qu ils constatent : a) des décisions, des faits ou des évolutions qui influencent ou peuvent influencer de façon significative la situation de la succursale sous l angle financier ou sous l angle de son organisation administrative et comptable ou de son contrôle interne; b) des décisions ou des faits qui sont susceptibles de constituer des violations des dispositions de la présente loi et des arrêtés et règlements pris pour son exécution ou des autres lois et règlements applicables à leur activité en Belgique dans la mesure où les matières visées par ces dispositions relèvent de la compétence de la CBFA; 4 ils font rapport à la CBFA, sur la demande de celle-ci, lorsqu elle est saisie par une autre autorité belge de violations de législations d intérêt général applicables à la succursale. Aucune action civile, pénale ou disciplinaire ne peut être intentée ni aucune sanction professionnelle prononcée contre les réviseurs agréés qui ont procédé de bonne foi à une information visée à l alinéa 1 er,3. Dans les succursales où un conseil d entreprise est institué en application de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l économie, les réviseurs agréés ou sociétés de réviseurs agréées assurent les fonctions prévues par l article 15bis de cette loi. L article 15quater, alinéa 2, première et troisième phrases, et alinéa 3, de cette loi est d application. Ils peuvent, moyennant l information préalable de la CBFA, accepter de se charger, à la demande et aux frais des autorités de contrôle de l Etat d origine de la succursale, d effectuer auprès de cette succursale dans un but d assistance à ces autorités, des vérifications portant sur les matières visées aux articles 27, alinéa 1 er,et42, 1 er. 3. Les réviseurs agréés ou sociétésderéviseurs agréées certifient les informations comptables annuelles publiées en vertu de l article 41, alinéa 2.

34 2216 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 44. Wanneer de CBFA vaststelt dat een betalingsinstelling die onder een andere lidstaat van de EER ressorteert en in België werkzaam is via een bijkantoor of het verrichten van diensten, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot de bevoegdheidssfeer van de CBFA behoren, maant zij de betalingsinstelling aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen. Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, brengt de CBFA haar opmerkingen ter kennis van de toezichthoudende autoriteit van het land van herkomst van de betalingsinstelling. Wanneer de CBFA goede redenen heeft om te vermoeden dat door een bijkantoor, een agent of een betalingsinstelling die werkzaamheden uitoefent in het kader van het vrij verrichten van diensten, geld wordt of werd witgewassen of dat gepoogd wordt of gepoogd werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van Richtlijn 2005/60/EG, of die het risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme zouden verhogen, stelt zij de autoriteiten die toezicht houden op die betalingsinstelling hiervan in kennis. Art. 45. De CBFA kan de autoriteiten die toezicht houden op een betalingsinstelling die onder een andere lidstaat van de EER ressorteert, meedelen om welke redenen zij van oordeel is dat de positie van het bijkantoor van deze instelling in België niet de nodige waarborgen biedt voor een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle. Bij intrekking of herroeping van de vergunning van een betalingsinstelling door de toezichthoudende autoriteiten van haar land van herkomst, beveelt de CBFA, na deze autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de sluiting van het bijkantoor dat deze instelling in België heeft gevestigd. Zij kan zonodig een voorlopige zaakvoerder aanstellen die gemachtigd is in het belang van de schuldeisers alle bewarende maatregelen te treffen. HOOFDSTUK 3. Bijkantoren in België van betalingsinstellingen die ressorteren onder staten die geen lid zijn van de EER Art. 46. De Koning kan, na advies van de CBFA, het statuut van en het toezicht op de bijkantoren van betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de EER regelen. Zolang de Koning het in het eerste lid betreffende statuut en toezicht niet geregeld heeft, kunnen deze bijkantoren geen betalingsdiensten aanbieden of verrichten in België. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder betalingsinstelling verstaan elke onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van betalingsinstelling. HOOFDSTUK 4. Informatieuitwisseling en samenwerking tussen autoriteiten Art Voor de toepassing van hoofdstuk III, afdeling 6, van de wet van 2 augustus 2002 inzake uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de CBFA en de autoriteiten van andere lidstaten van de EER belast met het toezicht op betalingsinstellingen, moet onder het bedrijf van betalingsinstelling eveneens worden verstaan, het bedrijf dat de betalingsinstelling uitoefent via agenten, bijkantoren of dienstverleners in de zin van artikel 4, De CBFA verstrekt op eigen initiatief de in het eerste lid bedoelde autoriteiten van andere lidstaten van de EER alle essentiële informatie en verstrekt hen op verzoek alle relevante informatie. HOOFDSTUK 5. Vrijstelling Art. 48. De Koning kan met naleving van de artikelen 26 en 88 (4) van Richtlijn 2007/64/EEG, na advies van de CBFA en de Nationale Bank van België, bepalen onder welke voorwaarden aan rechtspersonen die betalingsdiensten willen aanbieden, geheel of gedeeltelijk vrijstelling wordt verleend, dan wel door de CBFA vrijstelling kan worden verleend, van de toepassing of naleving van de bepalingen van deze titel, of gedurende een overgangsperiode van niet meer dan drie jaar de mogelijkheid geboden wordt betalingsdiensten aan te bieden, zonder te moeten worden vrijgesteld van de toepassing of naleving van de bepalingen van deze titel. Art. 44. Lorsque la CBFA constate qu un établissement de paiement relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE et opérant en Belgique par l intermédiaire d une succursale ou par voie de prestation de services ne se conforme pas aux dispositions légales et réglementaires applicables en Belgique dans le domaine de compétence de la CBFA, elle met l établissement de paiement en demeure de remédier, dans le délai qu elle détermine, à la situation constatée. Si, au terme de ce délai, il n a pas été remédié àla situation, la CBFA saisit de ses observations l autorité de contrôle de l Etat d origine de l établissement de paiement. Lorsque la CBFA a de bonnes raisons de soupçonner qu une opération ou une tentative de blanchiment de capitaux ou de financement du terrorisme au sens de la Directive 2005/60/CE est en cours ou a eu lieu dans le chef d une succursale, d un agent ou d un établissement de paiement exerçant des activités sous le régime de la libre prestation de services, ou que leurs activités pourraient accroître le risque de blanchiment de capitaux ou de financement du terrorisme, elle en informe les autorités chargées du contrôle de l établissement de paiement en question. Art. 45. La CBFA peut communiquer à l autorité de contrôle d un établissement de paiement relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE les raisons qu elle a de considérer que la situation de la succursale en Belgique de cet établissement ne présente pas les garanties nécessaires sur le plan de la bonne organisation administrative ou comptable ou du contrôle interne. En cas de radiation ou de révocation de l agrément de l établissement de paiement par l autorité de contrôle de son Etat d origine, la CBFA ordonne, après en avoir donné avis à cette autorité, la fermeture de la succursale que cet établissement a établie en Belgique. Elle peut, si nécessaire, désigner un gérant provisoire qui est habilité àprendre toutes mesures conservatoires dans l intérêt des créanciers. CHAPITRE 3. Succursales en Belgique des établissements de paiement relevant du droit d Etats qui ne sont pas membres de l EEE Art. 46. Le Roi peut, sur avis de la CBFA, régler le statut et le contrôle des succursales d établissements de paiement relevant du droit d Etats qui ne sont pas membres de l EEE. Aussi longtemps que le Roi n a pas réglé le statut et le contrôle visés à l alinéa 1 er, ces succursales ne peuvent fournir ni exécuter de services de paiement en Belgique. Pour l application du présent article, il y a lieu d entendre par établissement de paiement toute entreprise constituée selon un droit étranger qui, si elle avait son siège social en Belgique, serait tenue d obtenir un agrément pour exercer l activité d établissement de paiement. CHAPITRE 4. Echange d informations et coopération entre autorités Art er. Pour l application du chapitre III, section 6, de la loi du 2août 2002 concernant l échange d informations et la coopération entre la CBFA et les autorités d autres Etats membres de l EEE chargées du contrôle des établissements de paiement, l activité des établissements de paiement s entend également de l activité qu ils exercent en recourant à des agents, des succursales ou des prestataires de services au sens de l article 4, La CBFA fournit d initiative aux autorités d autres Etats membres de l EEE, visées à l alinéa 1 er, toutes les informations essentielles et elle leur fournit sur demande toutes les informations pertinentes. CHAPITRE 5. Exemption Art. 48. Le Roi peut, dans le respect des articles 26 et 88 (4) de la Directive 2007/64/CEE, déterminer, sur avis de la CBFA et de la Banque Nationale de Belgique, les conditions auxquelles les personnes morales qui entendent fournir des services de paiement sont, en tout ou en partie, exemptées, ou peuvent, en tout ou en partie, être exemptées par la CBFA, de l application ou du respect des dispositions du présent titre, ou bénéficient pendant une période transitoire ne pouvant excéder trois ans de la possibilité de fournir des services de paiement sans devoir être exemptées de l application ou du respect des dispositions du présent titre.

35 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2217 De rechtspersonen bedoeld in het eerste lid die vrijgesteld worden, worden ingeschreven in het register bedoeld in artikel 9. Artikel 9 is op deze rechtspersonen van overeenkomstige toepassing wat de op de website van de CBFA te verstrekken informatie en de regelmatige actualisering ervan betreft. De website vermeldt dat deze rechtspersonen geheel of gedeeltelijk vrijstelling verleend wordt met toepassing van dit artikel. Les personnes morales visées à l alinéa 1 er, qui sont exemptées, sont inscrites au registre visé àl article 9. L article 9 s applique par analogie à ces personnes morales en ce qui concerne les informations fournies sur le site internet de la CBFA et leur actualisation régulière. Le site internet mentionne que ces personnes morales bénéficient d une exemption, totale ou partielle, en application du présent article. De rechtspersonen bedoeld in het eerste lid, die niet moeten worden vrijgesteld, worden niet ingeschreven in het register bedoeld in artikel 9. Les personnes morales visées à l alinéa 1 er, qui ne doivent pas être exemptées, ne sont pas inscrites au registre visé àl article 9. TITEL 3. Toegang tot betalingssystemen in België TITRE 3. Accès aux systèmes de paiement en Belgique Art Onverminderd paragraaf 2 hebben de betalingsdienstaanbieders bedoeld in artikel 5 en de betalingsdienstaanbieders uit andere lidstaten van de EER, die een rechtspersoon zijn, het recht in België toegang te krijgen tot betalingssystemen, mits zij voldoen aan de voorwaarden voor toetreding die deze betalingssystemen bepaald hebben. Art er. Sans préjudice du paragraphe 2, les prestataires de services de paiement visés à l article 5 ainsi que les prestataires de services de paiement d un autre Etat membre de l EEE, qui sont des personnes morales, ont le droit d avoir accès en Belgique aux systèmes de paiement à condition de satisfaire aux conditions d adhésion fixées par ces systèmes. De toegang van de betalingsdienstaanbieders tot betalingssystemen, overeenkomstig het eerste lid, is onderworpen aan objectieve, nietdiscriminerende en proportionele regels, welke in verhouding zijn tot de noodzaak van bescherming tegen risico s zoals het afwikkelings-, exploitatie- en bedrijfsrisico, en de bescherming van de financiële en operationele stabiliteit van het betalingssysteem. L accès des prestataires de services de paiement aux systèmes de paiement, conformément à l alinéa 1 er, est soumis à des règles objectives, non discriminatoires et proportionnées compte tenu toutefois de la nécessité de prévenir certains risques, tels que le risque de règlement, le risque opérationnel et le risque d entreprise, et de protéger la stabilité financière et opérationnelle du système de paiement. De in het eerste lid bedoelde betalingssystemen mogen aan betalingsdienstaanbieders, betalingsdienstgebruikers of andere betalingssystemen in geen geval de volgende eisen opleggen : Les systèmes de paiement visés à l alinéa 1 er ne peuvent imposer aux prestataires de services de paiement, aux utilisateurs de services de paiement ou aux autres systèmes de paiement aucune des exigences suivantes : a) regels die effectieve deelneming aan andere betalingssystemen belemmeren; a) des règles restrictives pour participer effectivement à d autres systèmes de paiement; b) regels die discrimineren tussen betalingsdienstaanbieders, wat de rechten, plichten en aanspraken van deelnemers aan het betalingssysteem betreft, of b) des règles établissant des discriminations entre les prestataires de services de paiement en ce qui concerne les droits, obligations et avantages des participants au système de paiement; ou c) enigerlei beperking op grond van institutionele status. c) des restrictions fondées sur la forme sociale. 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op : 2. Le paragraphe 1 er ne s applique pas aux : a) betalingssystemen aangemerkt bij de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen; a) systèmes de paiement désignés par la loi du 28 avril 1999 visant à transposer la Directive 98/26/CE du 19 mai 1998 concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres; b) betalingssystemen welke uitsluitend bestaan uit betalingsdienstaanbieders die behoren tot een groep bestaande uit door kapitaalbanden verbonden entiteiten waarbij een van de verbonden entiteiten effectieve zeggenschap over de andere verbonden entiteiten heeft; b) systèmes de paiement exclusivement composés de prestataires de services de paiement appartenant à un groupe composé d entités liées par le capital lorsque l une des entités liées jouit d un contrôle effectif sur les autres entités liées; c) betalingssystemen waarbij de enige betalingsdienstaanbieder (het weze een entiteit of een groep) : c) systèmes de paiement lorsqu un prestataire unique de services de paiement (sous la forme d une entité unique ou d un groupe) : optreedt of kan optreden als de betalingsdienstaanbieder voor zowel de betaler als de begunstigde, en exclusief belast is met de bedrijfsvoering van het systeem, en agit ou peut agir en tant que prestataire de services de paiement à la fois pour le payeur et le bénéficiaire et est le seul responsable de la gestion du système, et een vergunning verleent aan andere betalingsdienstaanbieders om deel te nemen aan het systeem, waarbij laatstgenoemden niet het recht hebben om met of onder elkaar vergoedingen te bedingen met betrekking tot het betalingssysteem, maar zij hun eigen tarieven mogen vaststellen ten aanzien van de betalers en de begunstigden. permet à d autres prestataires de services de paiement de participer au système et que ces derniers n ont pas le droit de négocier des commissions entre ou parmi eux à l égard du système de paiement, mais peuvent fixer leurs propres tarifs à l égard des payeurs et des bénéficiaires.

36 2218 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TITEL 4. Strafbepalingen HOOFDSTUK 1. Bestuursrechtelijke sancties Art Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA openbaar maken dat een Belgische of buitenlandse betalingsinstelling geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de termijn die zij vaststelt te conformeren aan de voorschriften van deze wet of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. 2. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA voor een betalingsinstelling naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd, een termijn bepalen : a) waarbinnen zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze wet of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of b) waarbinnen zij de nodige aanpassingen moet aanbrengen in haar beleidsstructuur, haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of haar interne controle. De in het eerste lid, littera b), bedoelde aanmaning geldt niet voor de bijkantoren van betalingsinstellingen die onder een andere lidstaat van de EER ressorteren. Indien de betalingsinstelling in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn, kan de CBFA, na de instelling gehoord of tenminste opgeroepen te hebben, haar een dwangsom opleggen van maximum euro per overtreding of maximum euro per dag vertraging. 3. Onverminderd andere maatregelen bepaald door deze wet en onverminderd de maatregelen bepaald in andere wetten, besluiten of reglementen, kan de CBFA, inzien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet of op de maatregelen genomen in uitvoering ervan, een administratieve boete opleggen aan een betalingsinstelling naar Belgisch of buitenlands recht die in België gevestigd is, die niet minder mag bedragen dan euro noch meer dan euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. 4. De dwangsommen en boeten die met toepassing van de paragrafen 2 en 3 worden opgelegd, worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. HOOFDSTUK 2. Strafrechtelijke sancties Art. 51. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en een geldboete van 50 euro tot euro, of met één van die straffen alleen : 1 wie betalingsdiensten in België aanbiedt zonder te beantwoorden aan het bepaalde bij de artikelen 5, 39 en 46; 2 wie artikel 13, 2, eerste en tweede lid, overtreedt; 3 wie met opzet de kennisgeving bedoeld in artikel 16, tweede lid, niet verricht voor wat het bepaalde bij artikel 7, eerste lid, 8, betreft; 4 de betalingsinstellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die de artikelen 18, 21 en 23 overtreden; 5 de betalingsinstellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die in het buitenland een bijkantoor openen of die beroep doen op agenten, zonder de bij de artikelen 19 en 20 bepaalde kennisgevingen te hebben verricht, of die zich niet conformeren aan de artikelen 19 en 20; 6 de betalingsinstellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die de in de artikelen 17, 24, 41 en 46 bedoelde besluiten of reglementen overtreden; 7 de betalingsinstellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die zich niet conformeren aan de artikelen 24, eerste, tweede en zesde lid, en 41, eerste lid; 8 wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert die indruisen tegen een schorsingsbeslissing geno men overeenkomstig artikel 35, 1, tweede lid, 1 ; TITRE 4. Sanctions CHAPITRE 1 er. Sanctions administratives Art er. Sans préjudice des autres mesures prévues par la présente loi, la CBFA peut publier qu un établissement de paiement belge ou étranger ne s est pas conformé aux injonctions qui lui ont été faites de respecter dans le délai qu elle détermine des dispositions de la présente loi ou des arrêtés et règlements pris pour son exécution. 2. Sans préjudice des autres mesures prévues par la présente loi, la CBFA peut fixer à un établissement de paiement de droit belge ou étranger établi en Belgique un délai dans lequel : a) il doit se conformer à des dispositions déterminées de la présente loi ou des arrêtés et règlements pris pour son exécution, ou b) il doit apporter les adaptations qui s imposent à sa structure de gestion, à son organisation administrative et comptable ou à son contrôle interne. L injonction visée à l alinéa 1 er, littera b), n est pas applicable aux succursales d établissements de paiement relevant du droit d un autre Etat membre de l EEE. Si l établissement de paiement reste en défaut à l expiration du délai, la CBFA peut, l établissement entendu ou à tout le moins convoqué, lui infliger une astreinte à raison d un montant maximum de euros par infraction ou de maximum euros par jour de retard. 3. Sans préjudice d autres mesures prévues par la présente loi et sans préjudice des mesures prévues par d autres lois, arrêtés ou règlements, la CBFA peut, lorsqu elle constate une infraction aux dispositions de la présente loi ou des mesures prises en exécution de celle-ci, infliger à un établissement de paiement de droit belge ou étranger établi en Belgique, une amende administrative qui ne peut être inférieure à euros ni supérieure, pour le même fait ou pour le même ensemble de faits, à euros. 4. Les astreintes et amendes imposées en application des paragraphes 2 et 3 sont recouvrées au profit du Trésor par l administration du Cadastre, de l Enregistrement et des Domaines. CHAPITRE 2. Sanctions pénales Art. 51. Sont punis d un emprisonnement d un mois à un an et d une amende de 50 euros à euros, ou d une de ces peines seulement : 1 ceux qui fournissent des services de paiement en Belgique sans satisfaire aux dispositions des articles 5, 39 et 46; 2 ceux qui contreviennent à l article 13, 2, alinéas 1 er et 2; 3 ceux qui, sciemment, s abstiennent de faire la déclaration prévue à l article 16, alinéa 2, en ce qui concerne les renseignements visés à l article 7, alinéa 1 er,8 ; 4 les établissements de paiement, ainsi que leurs administrateurs, gérants ou directeurs, qui contreviennent aux articles 18, 21 et 23; 5 les établissements de paiement, ainsi que leurs administrateurs, gérants ou directeurs, qui ouvrent une succursale à l étranger ou qui recourent à des agents sans avoir procédé aux notifications prévues par les articles 19 et 20 ou qui ne se conforment pas aux articles 19 et 20; 6 les établissements de paiement, ainsi que leurs administrateurs, gérants ou directeurs, qui contreviennent aux arrêtés ou aux règlements visés aux articles 17, 24, 41 et 46; 7 les établissements de paiement, ainsi que leurs administrateurs, gérants ou directeurs, qui ne se conforment pas aux articles 24, alinéas 1 er, 2 et 6, et 41, alinéa 1 er ; 8 ceux qui accomplissent des actes ou opérations à l encontre d une décision de suspension prise conformément à l article 35, 1 er, alinéa 2, 1 ;

37 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE wie als commissaris, erkende revisor of onafhankelijk deskundige, rekeningen, jaarrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van betalingsinstellingen dan wel periodieke staten of alle andere inlichtingen certificeert, goedkeurt of bekrachtigt terwijl niet is voldaan aan de voorschriften van de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de betalingsinstellingen, en daarvan kennis heeft, of niet heeft gedaan wat hij normaal had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan; 10 wie de onderzoeken en controles waartoe hij zich dient te houden verhindert in het land of in het buitenland, dan wel weigert de gegevens te vestrekken waartoe hij op grond van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen verplicht is of wie bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt; 11 wie artikel 49, 1, overtreedt. TITEL 5. Overige bepalingen HOOFDSTUK 1. Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten Art. 52. In artikel 45, 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) er wordt een 8 bis ingevoegd, luidende : «8 bis het toezicht op de naleving van de wet van [...] op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen;»; b) er wordt een 9 bis ingevoegd, luidende : «9 bis het toezicht op de naleving van de bepalingen van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;». Art. 53. In artikel 75, 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en de wet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1, wordt het woord «betalingssystemen» vervangen door de woorden «betalings- en afwikkelingssystemen»; b) in de bepaling onder 13, worden de woorden «en op betalingsdiensten» ingevoegd tussen de woorden «het consumentenkrediet» en de woorden «aan de bevoegde autoriteiten». HOOFDSTUK 2. Wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op dekredietinstellingen Art. 54. In artikel 3, 2, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in de bepaling onder 4), wordt het woord «Betalingsverrichtingen» vervangen door de woorden «Betalingsdiensten in de zin van artikel 4, 1, van de wet van [...] op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen»; 2 in de bepaling onder 5), worden, de woorden «Uitgifte en beheer van betaalmiddelen (credit cards, reischeques, kredietbrieven)» vervangen door de woorden «Uitgifte en beheer van andere betaalmiddelen (bijvoorbeeld reischeques en kredietbrieven) voor zover deze werkzaamheid niet valt onder punt 4)». HOOFDSTUK 3. Wijzigingen van de wet van 6 april 1995 op het statuut van en het toezicht op debeleggingsondernemingen Art. 55. In artikel 139 van de wet van 6 april 1995 op het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het eerste en tweede lid worden de woorden «de artikelen 137, tweede lid, en 139bis, tweede lid,» vervangen door «artikel 137, tweede lid,»; 2 het achtste, negende en tiende lid vervallen. Art. 56. Artikel 139bis van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. Overgangsbepalingen Art. 57. Niettegenstaande het bepaalde bij Titel II, Hoofdstuk I, mogen de rechtspersonen naar Belgisch recht die bij de inwerkingtreding van deze wet betalingsdiensten aanbieden, deze werkzaamheden voortzetten tot en met 30 april 2011, zonder vergunning van de CBFA als bedoeld in artikel 6. 9 ceux qui, en qualité de commissaire, de réviseur agréé ou d expert indépendant, ont attesté, approuvé ou confirmé des comptes, des comptes annuels ou des comptes consolidés d établissements de paiement, ou des états périodiques ou tous autres renseignements, alors que les dispositions des lois, arrêtés etrèglements relatifs au statut légal des établissements de paiement n ont pas été respectées, soit en sachant qu elles ne l avaient pas été, soit en n ayant pas accompli les diligences normales pour s assurer qu elles avaient été respectées; 10 ceux qui mettent obstacle aux inspections et vérifications auxquelles ils sont tenus dans le pays ou à l étranger ou refusent de donner des renseignements qu ils sont tenus de fournir en vertu de la présente loi et des arrêtés etrèglements pris pour son exécution, ou qui donnent sciemment des renseignements inexacts ou incomplets; 11 ceux qui contreviennent à l article 49, 1 er. TITRE 5. Autres dispositions CHAPITRE 1 er. Modifications de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers Art. 52. à l article 45, 1 er,delaloidu2août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, modifié en dernier lieu par la loi du 16 février 2009, les modifications suivantes sont apportées : a) il est inséré un 8 bis rédigé comme suit : «8 bis d assurer le contrôle du respect de la loi du [...] relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement;»; b) il est inséré un 9 bis rédigé comme suit : «9 bis d assurer le contrôle du respect des dispositions de la loi du 22 mars 2006 relative à l intermédiation en services bancaires et en services d investissement et à la distribution d instruments financiers;». Art. 53. à l article 75, 1 er,delamême loi, modifié par l arrêté royal du 25 mars 2003 et la loi du 20 juillet 2006, les modifications suivantes sont apportées : a) au 1, les mots «systèmes de paiement» sont remplacés par les mots «systèmes de paiement et de règlement»; b) au 13, les mots «et aux services de paiement,» sont insérés entre les mots «crédit à la consommation» et les mots «aux autorités». CHAPITRE 2. Modifications de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit Art. 54. à l article 3, 2, alinéa 1 er, de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, modifié en dernier lieu par l arrêté royal du 27 avril 2007, les modifications suivantes sont apportées : 1 au 4), les mots «Opérations de paiement» sont remplacés par les mots «Services de paiement au sens de l article 4, 1, de la loi du [...] relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement»; 2 au 5), les mots «émission et gestion de moyens de paiement (cartes de crédit, chèques de voyages, lettres de crédit)» sont remplacés par les mots «émission et gestion d autres moyens de paiement (par exemple, chèques de voyages et lettres de crédit) dans la mesure où cette activité n est pas couverte par le point 4)». CHAPITRE 3. Modifications de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d investissement Art. 55. à l article 139 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d investissement, modifié en dernier lieu par la loi du 2 août 2002, les modifications suivantes sont apportées : 1 aux alinéas 1 er et 2, les mots «aux articles 137, alinéa 2,et139bis, alinéa 2,» sont remplacés par les mots «àl article 137, alinéa 2,»; 2 les alinéas 8, 9 et 10 sont abrogés. Art. 56. L article 139bis de la même loi est abrogé. CHAPITRE 4. Dispositions transitoires Art. 57. Nonobstant les dispositions du titre II, chapitre I er, les personnes morales de droit belge qui, à la date d entrée en vigueur de la présente loi, fournissent des services de paiement, sont autorisées à poursuivre ces activités jusqu au 30 avril 2011 inclus, sans disposer d un agrément de la CBFA tel que visé àl article 6.

38 2220 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, met uitzondering van de Belgische wisselkantoren en Belgische beleggingsondernemingen, dienen zich bij de CBFA ten laatste op 31 december 2009 aan te melden, met vermelding van de betalingsdiensten opgenomen als bijlage I die zij aanbieden. Zij mogen geen andere betalingsdiensten aanbieden zonder voorafgaande vergunning van de CBFA als betalingsinstelling. De CBFA kan aan deze rechtspersonen vragen haar inlichtingen te verstrekken, binnen de termijn die zij vaststelt, betreffende hun bedrijvigheid inzake betalingsdiensten. Zij dienen de CBFA op de hoogte te stellen wanneer zij hun bedrijvigheid inzake betalingsdiensten stopzetten. Niettegenstaande het bepaalde bij het eerste en tweede lid wordt aan financiële instellingen in de zin van artikel 3, 1, 5, van de bankwet, die vóór 25 december 2007 overeenkomstig de Belgische wetgeving werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, 2, 4), van de bankwet zijn aangevangen en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 41, eerste lid, 6, van de bankwet, vrijstelling van het in artikel 6 bedoelde vergunningsvereiste verleend. Zij stellen de CBFA vóór 25 december 2009 van deze werkzaamheden in kennis. Die kennisgeving bevat bovendien de gegevens die het bewijs leveren dat zij voldoen aan de vereisten van artikel 7, eerste lid, 1, 4, 7 tot en met 9, 11 en 13. Indien de CBFA ervan overtuigd is dat aan die vereisten wordt voldaan, krijgen de betrokken financiële instellingen een registerinschrijving overeenkomstig artikel 9. HOOFDSTUK 5. Inwerkingtreding Art. 58. Deze wet treedt in werking op 1 november De artikelen 55 en 56 treden in werking op 1 november 2009, behalve voor de wisselkantoren die op die datum door de CBFA geregistreerd zijn met toepassing van artikel 139 van de wet van 6 april 1995 op het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen en die diensten inzake geldoverdrachten verrichten. Voor deze instellingen treden deze artikelen in werking op de datum van hun inschrijving als betalingsinstelling als bedoeld in artikel 6 en ten laatste op 30 april Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 21 december ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Met s Lands zegel gezegeld : De minister van Justitie, S. DE CLERCK Les personnes morales visées à l alinéa 1 er, à l exception des bureaux de change belges et des entreprises d investissement belges, sont tenues de se faire connaître auprès de la CBFA pour le 31 décembre 2009 au plus tard, en mentionnant ceux des services de paiement énumérés à l annexe I re qu elles fournissent. Elles ne peuvent fournir d autres services de paiement sans avoir préalablement été agréées par la CBFA comme établissement de paiement. La CBFA peut demander à ces personnes morales de lui fournir des informations, dans le délai qu elle détermine, concernant leur activité de prestation de services de paiement. Elles sont tenues d aviser la CBFA lorsqu elles mettent fin à leur activité de prestation de services de paiement. Nonobstant les dispositions des alinéas 1 er et 2, une dérogation à l exigence en matière d agrément visée à l article 6 est accordée aux établissements financiers au sens de l article 3, 1 er, 5, de la loi bancaire qui ont commencé, avant le 25 décembre 2007, conformément à la législation belge, des activités visées à l article 3, 2, 4), de la loi bancaire et qui remplissent les conditions prévues à l article 41, alinéa 1 er,6, de ladite loi. Ces établissements notifient les activités susvisées à la CBFA au plus tard le 25 décembre Par ailleurs, cette notification contient des informations démontrant qu ils respectent les exigences prévues à l article 7, alinéa 1 er,1, 4, 7 à9, 11 et 13. Lorsque la CBFA estime que ces exigences sont respectées, les établissements financiers concernés sont inscrits au registre conformément à l article 9. CHAPITRE 5. Entrée en vigueur Art. 58. La présente loi entre en vigueur le 1 er novembre Les articles 55 et 56 entrent en vigueur le 1 er novembre 2009, sauf pour les bureaux de change qui, à cette date, sont enregistrés auprès de la CBFA en application de l article 139 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut et au contrôle des entreprises d investissement, et exercent l activité de services de transferts de fonds. Pour ces derniers, les articles précités entrent en vigueur à la date de leur inscription en qualité d établissement de paiement conformément à l article 6 et au plus tard le 30 avril Promulguons la présente loi, ordonnons qu elle soit revêtue du sceau de l Etat et publiée par le Moniteur belge. Donné àbruxelles, le 21 décembre ALBERT Par le Roi : Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, D. REYNDERS Scellé du sceau de l Etat : Le Ministre de la Justice, S. DE CLERCK Nota s (1) Zitting Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. Wetsontwerp, Nr. 1. Zitting Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. Verslag, Nr. 2. Tekst verbeterd door de commissie, Nr. 3. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, Nr. 4. Integraal Verslag. 12 november Zie ook : Zitting Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. Wetsontwerp, Nr. 1. Zitting Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. Verslag, Nr. 2. Tekst verbeterd door de commissie, Nr. 3. Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, Nr. 4. Integraal Verslag. 12 november Senaat. Stukken. Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, Nr. 1. Notes (1) Session Chambre des représentants. Documents. Projet de loi, N 1. Session Chambre des représentants. Documents. Rapport, N 2. Texte corrigé par la commission, N 3. Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat, N 4. Compte rendu intégral. 12 novembre Voir aussi : Session Chambre des représentants. Documents. Projet de loi, N 1. Session Chambre des représentants. Documents. Rapport, N 2. Texte corrigé par la commission, N 3. Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat, N 4. Compte rendu intégral. 12 novembre Sénat. Documents. Projet non évoqué par le Sénat, N 1.

39 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2221 BIJLAGE I BETALINGSDIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 4, 1 1. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen, alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn. 2. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen, alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn. 3. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van de overmaking van geldmiddelen op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder : uitvoering van domiciliëringen, met inbegrip van eenmalige domiciliëringen; uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument; uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten. 4. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt : uitvoering van domiciliëringen, met inbegrip van eenmalige domiciliëringen; uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument; uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten. 5. Uitgifte en/of aanvaarding van betaalinstrumenten. 6. Geldtransfers. 7. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de instemming van de betaler met een betalingstransactie wordt doorgegeven met behulp van een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument en de betaling rechtstreeks geschiedt aan de exploitant van de telecommunicatiediensten, het IT-systeem of het netwerk, die louter optreedt als tussenpersoon tussen de betalingsdienstgebruiker en de persoon die de goederen levert of de diensten verricht. ANNEXE I re SERVICES DE PAIEMENT VISES A L ARTICLE 4, 1 1. Les services permettant de verser des espèces sur un compte de paiement et toutes les opérations qu exige la gestion d un compte de paiement. 2. Les services permettant de retirer des espèces d un compte de paiement et toutes les opérations qu exige la gestion d un compte de paiement. 3. L exécution d opérations de paiement, y compris les transferts de fonds sur un compte de paiement auprès du prestataire de services de paiement de l utilisateur ou auprès d un autre prestataire de services de paiement : l exécution de domiciliations, y compris de domiciliations autorisées unitairement; l exécution d opérations de paiement par le biais d une carte de paiement ou d un dispositif similaire; l exécution de virements, y compris d ordres de paiement permanents. 4. L exécution d opérations de paiement dans le cadre desquelles les fonds sont couverts par une ligne de crédit accordée à l utilisateur de services de paiement : l exécution de domiciliations, y compris de domiciliations autorisées unitairement; l exécution d opérations de paiement par le biais d une carte de paiement ou d un dispositif similaire; l exécution de virements, y compris d ordres de paiement permanents. 5. L émission et/ou l acquisition d instruments de paiement. 6. Les transmissions de fonds. 7. L exécution d opérations de paiement, lorsque le consentement du payeur à une opération de paiement est donné au moyen de tout dispositif de télécommunication, numérique ou informatique et que le paiement est adresséàl opérateur du système ou du réseau de télécommunication ou informatique, agissant uniquement en qualité d intermédiaire entre l utilisateur de services de paiement et le fournisseur de biens ou services. BIJLAGE II UITGESLOTEN ACTIVITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 4, 1 1. Betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst. 2. Betalingstransacties die door de betaler aan de begunstigde worden uitgevoerd via een handelsagent die gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of af te sluiten. 3. Beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief ophaling, verwerking en levering. 4. Betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden. 5. De diensten waarbij contanten door de begunstigde aan de betaler worden verstrekt als onderdeel van een betalingstransactie op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker vlak voor de uitvoering van een betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten. 6. Geldwisseltransacties, dat wil zeggen uitwisseling van contanten waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden. 7. Betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde : i) een papieren cheque bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 maart 1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de eenvormige wet op de cheque en de inwerkingtreding van deze wet, en iedere andere gelijkaardige vorm van papieren cheque, zoals de postcheque ANNEXE II ACTIVITES EXCLUES VISEES A L ARTICLE 4, 1 1. Les opérations de paiement exclusivement effectuées en espèces et allant directement du payeur au bénéficiaire, sans l intervention du moindre intermédiaire. 2. Les opérations de paiement allant du payeur au bénéficiaire, par l intermédiaire d un agent commercial habilité ànégocier ou à conclure la vente ou l achat de biens ou de services pour le compte du payeur ou du bénéficiaire. 3. Le transport physique de billets de banque et de pièces à titre professionnel, y compris leur collecte, leur traitement et leur remise. 4. Les opérations de paiement consistant en la collecte et la remise d espèces à titre non professionnel, dans le cadre d une activité à but non lucratif ou caritative. 5. Les services pour lesquels des espèces sont fournies par le bénéficiaire au bénéfice du payeur dans le cadre d une opération de paiement, à la demande expresse de l utilisateur de services de paiement formulée juste avant l exécution de l opération de paiement via un paiement pour l achat de biens ou de services. 6. Les activités de change, c est-à-dire les opérations espèces contre espèces dans lesquelles les fonds ne sont pas détenus sur un compte de paiement. 7. Les opérations de paiement fondées sur l un des documents suivants, tiré sur le prestataire de services de paiement en vue de mettre des fonds à la disposition du bénéficiaire : i) un chèque papier, tel que visé àl article 1 er de la loi du 1 er mars 1961 concernant l introduction dans la législation nationale de la loi uniforme sur le chèque et sa mise en vigueur, ainsi que toute autre forme similaire de chèque papier, telle qu un chèque postal au sens de la loi du

40 2222 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE bepaald bij de wet van 2 mei 1956 op de postcheck, een circulaire cheque, of elke andere titel die, ongeacht de benaming of de vorm, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt; 2 mai 1956 sur le chèque postal, un chèque circulaire, ou tout autre titre qui, quelle que soit sa dénomination ou sa forme, est assorti des mêmes effets juridiques; ii) een papieren wisselbrief bedoeld in artikel 1 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes, als ingevoegd in Titel VIII van Boek I van het Wetboek van Koophandel, en iedere gelijkaardige vorm van papieren wisselbrief die, ongeacht de benaming of de vorm, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt; ii) une lettre de change sur support papier, telle que visée à l article 1 er des lois coordonnées sur la lettre de change et le billet à ordre, insérées dans le titre VIII du livre I er du Code de commerce, ainsi que toute autre forme similaire de lettre de change sur support papier qui, quelle que soit sa dénomination ou sa forme, est assortie des mêmes effets juridiques; iii) een papieren tegoedbon, waaronder papieren dienstencheque zoals bedoeld in artikel 2, 1, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en papieren maaltijdcheque; iii) un titre de service sur support papier, comme par exemple un chèque service sur support papier tel que viséàl article 2, 1, de la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriser le développement de services et d emplois de proximité, ouun chèque-repas sur support papier; iv) een papieren reischeque; iv) un chèque de voyage sur support papier; v) een papieren postwissel uitgegeven en/of betaald in contanten aan een loket van een postkantoor of van een ander postaal servicepunt. 8. Betalingstransacties die binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem worden uitgevoerd tussen afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, verrekenkamers en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd het bepaalde bij artikel Betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder punt 8 of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan. 10. Door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authentificatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten. 11. Diensten gebaseerd op instrumenten die kunnen worden gebruikt om, louter in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen of uit hoofde van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling, hetzij binnen een beperkt netwerk van dienstverleners hetzij voor een beperkte reeks goederen en diensten, goederen en diensten te verkrijgen. 12. Betalingstransacties uitgevoerd via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, wanneer de gekochte goederen of diensten geleverd worden aan, en gebruikt moeten worden via, een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, mits de telecommunicatie-, digitale of IT-exploitant niet uitsluitend als intermediair optreedt tussen de betalingsdienstgebruiker en de leverancier van de goederen en diensten. 13. Betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening. 14. Betalingstransacties tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, waarbij geen andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming tussenkomt. 15. Diensten van aanbieders bestaande uit het opnemen van contanten via geldautomaten namens een of meer kaartuitgevers die geen partij zijn bij het raamcontract met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die aanbieders geen andere betalingsdiensten uitvoeren zoals opgesomd in bijlage I. v) un mandat postal sur support papier, émis et/ou payé en espèces au guichet d un bureau de poste ou d un autre point de service postal. 8. Les opérations de paiement effectuées au sein d un système de paiement ou de règlement des opérations sur titres entre des agents de règlement, des contreparties centrales, des chambres de compensation et/ou des banques centrales et d autres participants au système, et des prestataires de services de paiement, sans préjudice des dispositions de l article Les opérations de paiement liées aux services portant sur des titres, y compris la distribution de dividendes, de revenus ou autres, les remboursements ou les ventes, effectuées par les personnes visées au point 8 ou par des entreprises d investissement, des établissements de crédit, des organismes de placement collectif ou des sociétés de gestion de portefeuille fournissant des services d investissement et toute autre entité autorisée à garder en dépôt des instruments financiers. 10. Les services fournis par des prestataires de services techniques à l appui de la fourniture de services de paiement, sans qu ils entrent, à aucun moment, en possession des fonds à transférer et consistant notamment dans le traitement et l enregistrement des données, les services de protection de confiance et de la sphère privée et de protection de la vie privée, l authentification des données et des entités, les technologies de l information et la fourniture de réseaux de communication, ainsi que la fourniture et la maintenance des terminaux et dispositifs utilisés aux fins des services de paiement. 11. Les services fondés sur des instruments qui ne peuvent être utilisés, pour l acquisition de biens ou de services, que dans les locaux utilisés par l émetteur ou, dans le cadre d un accord commercial avec l émetteur, à l intérieur d un réseau limité de prestataires de services ou pour un éventail limité de biens ou de services. 12. Les opérations de paiement exécutées au moyen d un appareil de télécommunication ou d un autre dispositif numérique ou informatique, lorsque les biens ou les services achetés sont livrés et doivent être utilisés au moyen d un appareil de télécommunication ou d un dispositif numérique ou informatique, à condition que l opérateur du système de télécommunication, numérique ou informatique n agisse pas uniquement en qualité d intermédiaire entre l utilisateur de services de paiement et le fournisseur des biens ou services. 13. Les opérations de paiement effectuées entre prestataires de services de paiement, leurs agents ou succursales pour leur propre compte. 14. Les opérations de paiement entre une entreprise mère et sa filiale, ou entre filiales d une même entreprise mère, sans qu aucun autre prestataire de services de paiement qu une entreprise du même groupe ne fasse office d intermédiaire. 15. Les services de retrait d espèces au moyen de distributeurs automatiques de billets, offerts par des prestataires agissant pour le compte d un ou de plusieurs émetteurs de cartes, qui ne sont pas parties au contrat-cadre avec le client retirant de l argent d un compte de paiement, à condition que ces prestataires n assurent pas d autres services de paiement énumérés dans l annexe I re.

41 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2223 FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN N [C 2009/03477] 22 DECEMBER Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Zij beoogt inzonderheid de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG. Art. 2. In artikel 121, 1, eerste lid, 4, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 2009, worden tussen de woorden «collectief beheer van beleggingsportefeuilles» en «alsook de toepassing van elke andere wetsbepaling» de woorden «, artikel 22, 1, of artikel 23, 1, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, artikel 50, 2, derde lid, en 3 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder, en de toegang tot betalingssystemen» ingevoegd. Art. 3. Artikel 122 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 februari 2009 wordt aangevuld met de bepalingen onder 39, 40, 41 en 42, luidende : «39 door de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten tegen de beslissingen tot inschrij ving of tot weigering van inschrijving in een categorie van het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, tot schrapping, tot verbod van activiteiten, tot schorsing, tot wijziging van de inschrijving en tot aanmaning, alsook tegen de beslissingen tot gevolg hebbende het verlies van rechtswege van inschrijving, die de CBFA heeft genomen krachtens artikelen 7, 2, en 18 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in banken beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten; 40 door de aanvrager van een vergunning, tegen de beslissingen inzake vergunning die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 8 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalings instellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld indien de CBFA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het derde lid van het voormelde artikel 8 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen; 41 door de betalingsinstelling, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 19, derde lid, van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen; 42 door de betalingsinstelling tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 35, 1, tweede lid, 1,3 en 4 en tegen de gelijkaardige beslissingen genomen krachtens artikel 44 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de CBFA, bij ernstig gevaar voor de betalingsdienstgebruikers, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep.» Art. 4. De voorzitter van de rechtbank van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een overtreding uitmaakt van de bepalingen van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten of van een van haar uitvoeringsbesluiten. Art. 5. Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 17, luidende : «17 in artikel 59 van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten.» SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES F [C 2009/03477] 22 DECEMBRE Loi modifiant la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers et instaurant l action en cessation des infractions à la loi du 10 décembre 2009 relative aux services de paiement ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit : Article 1 er. La présente loi règle une matière visée à l article 77 de la Constitution. Elle assure notamment la transposition partielle de la Directive 2007/64/CE du Parlement européen et du Conseil du 13 novembre 2007 concernant les services de paiement dans le marché intérieur, modifiant les Directives 97/7/CE, 2002/65/CE, 2005/60/CE ainsi que 2006/48/CE et abrogeant la Directive 97/5/CE. Art. 2. Al article 121, 1 er, alinéa 1 er,4, delaloidu2août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, modifié en dernier lieu par la loi du 26 février 2009, les mots «,de l article 22, 1 er,oudel article 23, 1 er, de la loi du 22 mars 2006 relative à l intermédiation en services bancaires et en services d investissement et à la distribution d instruments financiers, de l article 50, 2, alinéa 3,et 3, de la loi du 21 décembre 2009 relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement,» sont insérés entre les mots «gestion collective de portefeuilles d investissement» et les mots «ainsi qu en application de toute autre disposition légale». Art. 3. L article 122 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 26 février 2009, est complété par les 39, 40, 41 et 42 rédigés comme suit : «39 àl intermédiaire en services bancaires et en services d investissement, contre les décisions d inscription ou de refus d inscription dans une catégorie du registre des intermédiaires en services bancaires et en services d investissement, de radiation, d interdiction d exercice des activités, de suspension, de modification de l inscription et de mise en demeure, ainsi que contre les décisions entraînant la radiation de plein droit de l inscription, prises par la CBFA en vertu des articles 7, 2, et 18 de la loi du 22 mars 2006 relative à l intermédiation en services bancaires et en services d investissement et à la distribution d instruments financiers; 40 au demandeur d agrément, contre les décisions prises par la CBFA en matière d agrément en vertu de l article 8 de la loi du 21 décembre 2009 relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement. Un même recours est ouvert au demandeur lorsque la CBFA n a pas statué dans les délais fixés à l alinéa 3de l article 8 précité. Dans ce dernier cas, le recours est traité comme s il y avait eu rejet de la demande; 41 àl établissement de paiement, contre les décisions prises par la CBFA en vertu de l article 19, alinéa 3, de la loi du 21 décembre 2009, relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement; 42 àl établissement de paiement, contre les décisions prises par la CBFA en vertu de l article 35, 1 er, alinéa 2,1, 3 et 4, et contre les décisions équivalentes prises en vertu de l article 44 de la loi du 21 décembre 2009, relative au statut des établissements de paiement, à l accès à l activité de prestataire de services de paiement et à l accès aux systèmes de paiement. Le recours est suspensif de la décision et de sa publication sauf si, en raison d un péril grave pour les utilisateurs de services de paiement, la CBFA a déclaré sa décision exécutoire nonobstant recours.». Art. 4. Le président du tribunal de commerce constate l existence et ordonne la cessation d un acte, même pénalement réprimé, constituant une infraction aux dispositions de la loi du 10 décembre 2009 relatif aux services de paiement ou à un de ses arrêtés d exécution. Art. 5. L article 589 du Code judiciaire, modifié en dernier lieu par la loi du 10 mai 2007, est complété par le 17 rédigé comme suit : «17 àl article 59 de la loi du 10 décembre 2009 relative aux services de paiement.»

42 2224 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 6. Deze wet treedt in werking op 1 november 2009, met uitzondering van artikel 4 en 5 die op hetzelfde ogenblik in werking treden als de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 22 december ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eersteminister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Kimaat en Energie, belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Art. 6. La présente loi entre en vigueur le 1 er novembre 2009 à l exception des articles 4 et 5 qui entrent en vigueur en même temps que la loi du 10 décembre 2009 relative aux services de paiement. Promulguons la présente loi, ordonnons qu elle soit revêtue du sceau de l Etat et publiée par le Moniteur belge. Donné àbruxelles, le 22 décembre ALBERT Par le Roi : Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, D. REYNDERS Le Ministre du Climat et de l Energie, chargé de la consommation, P. MAGNETTE Le Ministre pour l Entreprise et la Simplification, V. VAN QUICKENBORNE Le Ministre de la Justice, S. DE CLERCK Scellé du sceau de l Etat : Le Ministre de la Justice, S. DE CLERCK Nota s Stukken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers : /2009 : Nr. 1 : Wetsontwerp /2010 : Nr. 2 : Verslag Nr. 3 : Teskt verbeterd door de Commissie. Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat. Integraal Verslag : 12 november Stukken van de Senaat : /2010 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. Nr. 2 : Versalg Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd. Handelingen van de Senaat : 3 december * Notes Documents de la Chambre des représentants : /2009 : N 1 : Projet de loi /2010 : N 2 : Rapport. N 3 : Texte corrigé par la Commission. N 4 : Texte adopté en séance plénière et transmis au Sénat. Compte rendu intégral : 12 novembre Documents du Sénat : /2010 : N 1 : Projet transmis par la Chambre des représentants. N 2 : Rapport. N 3 : Texte adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale. Annales du Sénat : 3 décembre FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N [C 2009/14328] 3 DECEMBER Koninklijk besluit dat de afschaffing van overweg nr. 46 op de spoorlijn 43, baanvak Angleur-Marloie, te Marenne (Hotton) machtigt mits de bouw van een overbrugging over de sporen en dat de onmiddellijke inbezitneming van de hiervoor nodige percelen van algemeen nut verklaart ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende de tolgelden en politiereglementen op de spoorwegen, artikel 2; Gelet op de wet van 26 juli 1962, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte; Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, artikel 10, 2, 2 ; Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, artikel 4; Gelet op het koninklijk besluit nr. 8485/43B/14 van 10 februari 1978 betreffende de afschaffing van de overweg nr. 46 te Marenne (gemeente Hotton); Gelet op het koninklijk besluit nr. A2/02792/43B/14 van 7 september 1982 betreffende de afschaffing van de overweg nr. 46 te Hotton mits de bouw van een overbrugging wijziging van plannen; SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS F [C 2009/14328] 3 DECEMBRE Arrêté royal autorisant la suppression du passage à niveau n 46 de la ligne ferroviaire 43, tronçon Angleur- Marloie, à Marenne (Hotton) moyennant la construction d un passage supérieur aux voies ferrées et déclarant d utilité publique la prise de possession immédiate des parcelles nécessaires ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et règlements de police sur les chemins de fer, l article 2; Vu la loi du 26 juillet 1962, modifiée par la loi du 6 avril 2000, relative à la procédure d extrême urgence en matière d expropriation pour cause d utilité publique; Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, l article 10, 2, 2 ; Vu l arrêté royal du 14 juin 2004 portant réforme des structures de gestion de l infrastructure ferroviaire, l article 4; Vu l arrêté royal n 8485/43B/14 du 10 février 1978 relatif à la suppression du passage à niveau n 46 à Marenne (commune de Hotton); Vu l arrêté royal n A2/02792/43B/14 du 7 septembre 1982 relatif à la suppression du passage à niveau n 46, à Hotton, moyennant la construction d un passage supérieur plans modificatifs;

43 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2225 Overwegende dat de afschaffing van overwegen, meer bepaald op reizigerslijnen, de veiligheid van het wegverkeer en het spoorverkeer bevordert; Overwegende dat overwegen bovendien potentiële hindernissen vormen voor de spoorwegexploitatie en hun afschaffing het vlotte verloop van de uitbating van de spoorlijnen ten goede komt; Overwegende dat derhalve de afschaffing van de overwegen, meer bepaald op de reizigerslijnen, maximaal dient nagestreefd te worden; Overwegende dat de overweg nr. 46 een overweg is van tweede categorie op een reizigerslijn; Overwegende dat de afschaffing van de overweg nr. 46 beantwoordt aan het gestelde doel; Overwegende dat de bouw van een overbrugging over de sporen, zoals aangeduid op het plan met nr. OA , vanuit technisch en financieel oogpunt en op vlak van ruimtelijke ordening de meest geschikte oplossing vormt voor eventuele verkeersproblemen, veroorzaakt door de afschaffing van de overweg nr. 46; Overwegende dat alle innemingen van openbaar nut verklaard bij de koninklijke besluiten nr. 8485/43B/14 van 10 februari 1978 en nr. A2/02792/43B/14 van 7 september 1982 uitgevoerd zijn en dat zij zullen gebruikt worden voor de uitvoering van deze werken; Overwegende dat de uitvoering van de bovengenoemde werken vereist te beschikken over de bijkomende percelen aangeduid op het plan met nr. DV en gelegen op het grondgebied van de gemeente Hotton; Overwegende dat de planning voor de afschaffing van de overweg nr. 46 voorzien in het Plan Overwegen opgesteld door Infrabel in uitvoering van artikel 16 van zijn beheerscontract met de Staat, alsook de toekenning door het Waals Gewest, op 4 juni 2008, van de bouwvergunning voor de bouw van de overbrugging over de sporen, de beoogde werken een dringend karakter geven en dat derhalve de onmiddellijke inbezitneming van de bedoelde percelen ten algemene nutte onontbeerlijk is; Overwegende dat voornoemde plannen werden opgemaakt rekening houdend met de resultaten van het openbaar onderzoek gehouden in het kader van de bouwvergunning; Op de voordracht van de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Infrabel is gemachtigd de overweg nr. 46 op de spoorlijn 43, baanvak Angleur - Marloie, te Marenne (Hotton) af te schaffen mits de bouw van een overbrugging over de sporen, zoals aangeduid op het plan met nr. OA , gevoegd bij dit besluit. Art. 2. Het algemeen nut vordert voor de uitvoering van deze werken de onmiddellijke, bijkomende inbezitneming van de percelen opgenomen in het plan met nr. DV , gevoegd bij dit besluit. Art. 3. Bij gebrek aan afstand in der minne, worden de voor de werken benodigde en op het in artikel 2 vermelde plan aangewezen percelen ingenomen en bezet overeenkomstig de wet van 26 juli 1962, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. Art. 4. De Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 3 december ALBERT Van Koningswege : De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE Considérant que la suppression des passages à niveau, notamment sur les lignes de voyageurs, contribue à l amélioration de la sécurité ferroviaire et routière; Considérant que les passages à niveau sont, en outre, des entraves potentielles à l exploitation ferroviaire et que leur suppression favorise le bon déroulement de l exploitation des lignes ferroviaires; Considérant que, par conséquent, la suppression des passages à niveau, notamment sur les lignes de voyageurs, doit être poursuivie au maximum; Considérant que le passage à niveau n 46 est un passage à niveau de deuxième catégorie sur une ligne de voyageurs; Considérant que la suppression du passage à niveau n 46, répond à l objectif fixé; Considérant que la construction d un passage supérieur aux voies ferrées, tel qu indiqué au plan n OA , constitue, d un point de vue technique, financier et d aménagement du territoire, la solution la mieux appropriée aux éventuels problèmes de circulation engendrés par la suppression du passage à niveau n 46; Considérant que toutes les emprises déclarées d utilité publique conformément aux arrêtés royaux n 8485/43B/14 du 10 février 1978 et n A2/02792/43B/14 du 7 septembre 1982 ont été réalisées et seront utilisées pour la réalisation de ces travaux; Considérant que l exécution des travaux précités requiert de disposer des parcelles supplémentaires reprises au plan n DV et situées sur le territoire de la commune de Hotton; Considérant que le calendrier pour la suppression du passage à niveau n 46 prévu par le Plan Passages à niveau établi par Infrabel en exécution de l article 16 de son contrat de gestion avec l Etat, ainsi que l octroi pour la Région wallonne, le 4 juin 2008, du permis d urbanisme pour la construction du passage supérieur aux voies ferrées confèrent un caractère d urgence aux travaux visés et, par conséquent, que la prise de possession immédiate, pour cause d utilité publique, des parcelles en question est indispensable; Considérant que les plans précités ont étéélaborés tenant compte des résultats de l enquête publique relative au permis d urbanisme; Sur la proposition du Secrétaire d Etat à la Mobilité, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. Infrabel est autorisée à supprimer le passage à niveau n 46 de la ligne ferroviaire 43, tronçon Angleur - Marloie, à Marenne (Hotton) moyennant la construction d un passage supérieur aux voies ferrées, tel qu indiqué au plan n OA , annexé au présent arrêté. Art. 2. L utilité publique requiert, pour l exécution de ces travaux, la prise de possession immédiate, complémentaire des parcelles mentionnées au plan n DV , annexé au présent arrêté. Art. 3. Les parcelles indiquées au plan viséàl article 2 et nécessaires à l exécution des travaux en question seront, à défaut de cession à l amiable, emprises et occupées conformément à la loi du 26 juillet 1962, modifiée par la loi du 6 avril 2000, relative à la procédure d extrême urgence en matière d expropriation pour cause d utilité publique. Art. 4. Le Ministre qui a la Mobilité dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 3 décembre ALBERT Par le Roi : Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, E. SCHOUPPE

44 2226 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage bij het koninklijk besluit van 3 december 2009 Annexe à l arrêté royal du 3 décembre 2009 Tabel der innemingen Tableau des emprises Plan DV GEMBLOUX Volgnr. Numéro d ordre Oppervlakte van het perceel volgens kadaster Contenance de la parcelle suivant cadastre Oppervlakte van de inneming volgens kadaster Contenance de l emprise suivant cadastre Naam en adres van de eigenaars Nom et adresse des propriétaires Sectie Section Perceelnr. N de la parcelle Aard Nature Ha A Ca Ha A Ca 1 A 83 c Weide Pré HOGGE, Joseph Marie, Grand-Route, Bourdon 11, 6990 HOTTON 2 A 78 d Weide Pré HOGGE, Joseph François, Grand-Route, Bourdon 84, 6990 HOTTON * FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N [2009/205479] 17 DECEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1975 tot vaststelling van het aantal leden van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 41; Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 1974 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 september 2009; Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1975 tot vaststelling van het aantal leden van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen; Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 7 mei 1975 tot vaststelling van het aantal leden van het Paritair Comité voor de erkende controleorganismen wordt vervangen als volgt : «Koninklijk besluit tot vaststelling van het aantal leden van het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing». Art. 2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «Artikel 1. Het Paritair Comité voor de diensten en organismen voor technische controles en gelijkvormigheidstoetsing bestaat uit tweeëntwintig gewone en tweeëntwintig plaatsvervangende leden.» Art. 3. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 17 december ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F [2009/205479] 17 DECEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 7 mai 1975 fixant le nombre de membres de la Commission paritaire pour les organismes de contrôle agréés (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l article 41; Vu l arrêté royal du 12 décembre 1974 instituant la Commission paritaire pour les services et les organismes de contrôle technique et d évaluation de la conformité et fixant sa dénomination et sa compétence, modifié par l arrêté royal du 20 septembre 2009; Vu l arrêté royal du 7 mai 1975 fixant le nombre de membres de la Commission paritaire pour les organismes de contrôle agréés; Sur la proposition de la Ministre de l Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. L intitulé de l arrêté royal du 7 mai 1975 fixant le nombre de membres de la Commission paritaire pour les organismes de contrôle agréés est remplacé par l intitulé suivant : «Arrêté royal fixant le nombre de membres de la Commission paritaire pour les services et les organismes de contrôle technique et d évaluation de la conformité». Art. 2. L article 1 er du même arrêté est remplacé par la disposition suivante : «Article 1 er. La Commission paritaire pour les services et les organismes de contrôle technique et d évaluation de la conformité est composée de vingt-deux membres effectifs et de vingt-deux membres suppléants.» Art. 3. La Ministre qui a l Emploi dans ses attributions est chargée de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 17 décembre ALBERT Par le Roi : La Vice-Première Ministre et Ministre de l Emploi et de l Egalité des chances, chargée de la Politique de migration et d asile, Mme J. MILQUET

45 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2227 Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari Koninklijk besluit van 12 december 1974, Belgisch Staatsblad van 16 april Koninklijk besluit van 7 mei 1975, Belgisch Staatsblad van 15 oktober Koninklijk besluit van 20 september 2009, Belgisch Staatsblad van 7 oktober * Note (1) Références au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier Arrêté royal du 12 décembre 1974, Moniteur belge du 16 avril Arrêté royal du 7 mai 1975, Moniteur belge du 15 octobre Arrêté royal du 20 septembre 2009, Moniteur belge du 7 octobre FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N [2009/205514] 17 DECEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 augustus 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid en tot vaststelling van het aantal leden ervan (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 41; Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid en tot vaststelling van het aantal leden ervan; Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 augustus 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid en tot vaststelling van het aantal leden ervan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, wordt vervangen door de volgende bepaling : Art. 2. Het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid bestaat uit tien gewone en tien plaatsvervangende leden. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de benoeming van de leden van het Paritair Comité voor de bedienden uit de papiernijverheid. Art. 3. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 17 december SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F [2009/205514] 17 DECEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 13 août 1975 instituant la Commission paritaire des employés de l industrie papetière et fixant sa dénomination et sa compétence et en fixant le nombre de membres (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l article 41; Vu l arrêté royal du 13 août 1975 instituant la Commission paritaire des employés de l industrie papetière et fixant sa dénomination et sa compétence et en fixant le nombre de membres; Sur la proposition de la Ministre de l Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. L article 2 de l arrêté royal du 13 août 1975 instituant la Commission paritaire des employés del industrie papetière et fixant sa dénomination et sa compétence et en fixant le nombre de membres, modifié par l arrêté royal du 17 septembre 2005, est remplacé par la disposition suivante : Art. 2. La Commission paritaire des employés de l industrie papetière est composée de dix membres effectifs et de dix membres suppléants. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la nomination des membres de la Commission paritaire des employés de l industrie papetière. Art. 3. La Ministre qui a l Emploi dans ses attributions est chargée de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 17 décembre 2009 ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET ALBERT Par le Roi : La Vice-Première Ministre et Ministre de l Emploi et de l Egalité des chances, chargée de la Politique de migration et d asile, Mme J. MILQUET Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari Koninklijk besluit van 13 augustus 1975, Belgisch Staatsblad van 14 oktober Koninklijk besluit van 17 september 2005, Belgisch Staatsblad van 28 september Note (1) Références au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier Arrêté royal du 13 août 1975, Moniteur belge du 14 octobre Arrêté royal du 17 septembre 2005, Moniteur belge du 28 septembre 2005.

46 2228 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N [C 2010/09031] 10 JANUARI Koninklijk besluit tot wijziging van de tabel van de zittingen van de vredegerechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE F [C 2010/09031] 10 JANVIER Arrêté royal modifiant le tableau des audiences des justices de paix annexé à l arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het Gerechtelijk Wetboek artikel 66, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970; Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 september 2001, 21 december 2001, 8 april 2003, 21 december 2004, 22 november 2005, 15 februari 2006, 13 juli 2006, 29 januari 2007, 17 augustus 2007, 10 december 2007, 29 juni 2008, 18 juli 2008, 18 september 2008; Gelet op de adviezen van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 2 november 2009, van de procureur des Konings te Gent van 7 oktober 2009, van de vrederechter van het derde kanton te Gent van 1ste oktober 2009, van de stafhouder van de orde der advocaten te Gent van 23 oktober 2009; Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De rij betreffende het derde kanton Gent van de tabel van de zittingen van de vrederechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbank van en het Rijk, wordt vervangen als volgt : ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu le Code judiciaire, l article 66, modifié par la loi du 15 juillet 1970; Vu l arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume, modifié par les arrêtés royaux des 12 septembre 2001, 21 décembre 2001, 8 avril 2003, 21 décembre 2004, 22 novembre 2005, 15 février 2006, 13 juillet 2006, 29 janvier 2007, 17 août 2007, 10 décembre 2007, 29 juin 2008, 18 juillet 2008 et 18 septembre 2008; Vu l avis du président du tribunal de première instance de Gand du 2 novembre 2009, du procureur du Roi de Gand du 7 octobre 2009, du juge de paix du troisième canton de Gand du 1 er octobre 2009, du bâtonnier de l ordre des avocats de Gand du 23 octobre 2009; Sur la proposition du Ministre de la Justice, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. Dans le tableau des audiences des justices de paix annexéàl arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume, la ligne relative au troisième canton de Gand, est remplacée par la ligne suivante : Gent derde kanton Gand troisième canton Gent Gand 1 per week 1 par semaine Dinsdag om 9 u. 30 Mardi à 9h30 Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 3. De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 10 januari Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 3. Le Ministre qui a la Justice dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 10 janvier ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK ALBERT Par le Roi : Le Ministre de la Justice, S. DE CLERCK * PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE N ( ) [2010/11013] 10 DECEMBER Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheid binnen de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie. Erratum Voormeld ministerieel besluit werd in de inhoud van het Belgisch Staatsblad van 29 december 2009, bladzijde 82154, verkeerdelijk opgenomen onder de rubriek «Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie». Dit besluit dient onder de rubriek «Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie» te worden vermeld. SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION INTEGRA- TION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE ET ECONO- MIE SOCIALE F ( ) [2010/11013] 10 DECEMBRE Arrêté ministériel portant délégation de compétence au sein du Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté et Economie sociale. Erratum L arrêté ministériel précité a été erronément repris dans le sommaire du Moniteur belge du 29 décembre 2009, page 82154, sous la rubrique «Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie». Il y a lieu de mentionner cet arrêté sous la rubrique «Service public fédéral de Programation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté et Economie sociale».

47 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2229 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE F [2010/200129] 7 JANVIER Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l arrêté du Gouvernement wallon du 29 juin 2006 relatif aux taux réduits des droits de succession et des droits de donation, notamment en cas de transmission d entreprises Le Gouvernement wallon, Vu le Code des droits de succession, l article 60bis, 1 er bis, alinéa 1 er,3 o, 3, alinéa 1 er,4 o et 5 o, inséré par le décret-programme du 17 décembre 1997 et modifié par le décret-programme du 3 février 2005, par le décret du 15 décembre 2005 et par le décret du 30 avril 2009; Vu le Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, l article 140bis, 2, alinéa 1 er,3 o, inséré par la loi du 22 décembre 1998 et modifié par le décret-programme du 3 février 2005, par le décret du 15 décembre 2005, par le décret du 30 avril 2009 et par le décret du 10 décembre 2009, et l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,4 o et 5 o, inséré par la loi du 22 décembre 1998 et modifié par le décret-programme du 3 février 2005, par le décret du 15 décembre 2005, par le décret du 30 avril 2009 et par le décret du 10 décembre 2009; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 29 juin 2006 relatif aux taux réduits des droits de succession et des droits de donation, notamment en cas de transmission d entreprises, les articles 1 er à 11; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 10 décembre 2009; Vu la demande d avis de l Inspection des Finances, en date du 12 novembre 2009; Vu l avis n o /2 du Conseil d Etat, donné le 22 décembre 2009 en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er, 2 o, des lois coordonnées sur le Conseil d Etat; l urgence est motivée par le fait qu un décret d équitéfiscale et d efficacité environnementale pour le parc automobile et les maisons passives, du 10 décembre 2009, en ses articles 37 à 41, transfère à la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie, la compétence d attribuer le taux réduit des droits de donation en matière de transmission d entreprise, mission actuellement assumée par l Etat fédéral; or, ce transfert de compétence à la Région wallonne prendra cours le 1 er janvier 2010 prochain; de plus, la compétence d attribuer le taux réduit des droits de succession en matière de transmission d entreprises, actuellement assumée par la Direction générale opérationnelle de l Economie du Service public de Wallonie, doit également être transférée à la Direction générale opérationnelle Fiscalité précitée, également au 1 er janvier 2010, dans le cadre de la réorganisation des services fiscaux en Région wallonne; le présent arrêté exécute ainsi ce décret en prévoyant les habilitations légales aux fonctionnaires wallons pour accomplir les tâches essentielles de gestion de ces taux réduits; de ce fait, cet arrêté, ne comportant que ces mesures d exécution et ces attributions de compétences en matière d octroi et de maintien de ces taux réduits pour les transmissions d entreprises, doit absolument entrer en vigueur au plus tard le 1 er janvier 2010; Sur la proposition du Ministre du Budget, des Finances, de l Emploi, de la Formation et des Sports, Arrête : Article 1 er. Al article 1 er de l arrêté du Gouvernement wallon du 29 juin 2006 relatif aux taux réduits des droits de succession et des droits donation, notamment en cas de transmission d entreprises, le 3 o est remplacé par la disposition suivante : «3 o administration : le Département de la Fiscalité immobilière et environnementale de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie;». Art. 2. L article 2 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante : «Art er.l inspecteur général du Département de la Fiscalité immobilière et environnementale de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, ou le fonctionnaire délégué par lui, est habilité à: -délivrer les attestations visées par les articles 4 et 6; - recevoir des continuateurs la demande de délivrance de l attestation prévue par l article 60bis, 1 er bis,3 o, du Code des droits de succession, et la déclaration prévue pour attester du maintien du taux réduit après écoulement de la période de cinq ans après ledécès dudéfunt, tel que prévu à l article 60bis, 3, alinéa 1 er,4 o,dumême Code; - requérir des continuateurs les éléments de preuve du maintien du taux réduit pendant la période de cinq ans après ledécès dudéfunt, tel que prévu à l article 60bis, 3, alinéa 1 er,5 o,dumême Code. Il peut déléguer ces compétences à d autres fonctionnaires de l administration. 2. En cas d absence de l inspecteur général du Département de la Fiscalité immobilière et environnementale de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou du fonctionnaire qui exerce cette fonction, et du fonctionnaire éventuellement délégué par lui pour exercer les compétences du 1 er, le fonctionnaire absent est remplacé par le fonctionnaire désigné : 1 o soit par le directeur général de Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; 2 o soit, en cas d absence du fonctionnaire visé au 1 o ci-avant, par l un des autres inspecteurs généraux de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, dans l ordre suivant : a) soit l inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; b) soit l inspecteur général du Département du Recouvrement de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; c) soit l inspecteur général du Département de la Fiscalité des véhicules de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction;

48 2230 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3 o soit, en cas d absence des fonctionnaires visés aux 1 o et 2 o ci-avant, par le Ministre qui a les Finances dans ses attributions.» Art. 3. Al article 3 du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes : 1 o au 2, sont apportées les modifications suivantes : a) le 6 o est remplacé par la disposition suivante : «6 o : - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, premier tiret, du Code des droits de succession, le nombre de travailleurs engagés dans l Espace économique européen par l entreprise et ses filiales, sous contrat de travail, exprimé en équivalents temps plein, durant les quatre trimestres précédant celui du décès dudéfunt; ces quatre trimestres peuvent être remplacés par le dernier exercice clôturé,s il s agit d une entreprise personne morale qui a établi un bilan social; - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits de succession, le nombre des personnes indépendantes visées par cette disposition, qui constituent la seule main d œuvre occupée par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants, exprimé en équivalents temps plein, durant les quatre trimestres précédant celui du décès dudéfunt;»; b) au 7 o, les mots la valeur nette des droits réels sur des biens visés à l article 60bis, 1 er,1 o, du Code des droits de succession sont remplacés par les mots la valeur nette des droits réels sur tous les biens visés à l article 60bis, 1 er,1 o, du Code des droits de succession ; 2 o au 3, sont apportées les modifications suivantes : a) au 1 o, le deuxième tiret est remplacé par la disposition suivante : «- soit, pour les personnes physiques, la copie certifiée sincère de la dernière déclaration en matière d impôt des personnes physiques déposée par le défunt et du tableau des biens d investissement tenu pour l établissement de cette déclaration, avec dans ce tableau une mention spécifique désignant les droits réels sur des immeubles affectés partiellement à l habitation au moment du décès, ainsi que la liste des biens affectés à l exploitation visée à l article 60bis, 1 er,1 o, du Code des droits de succession, telle qu elle résulte de la déclaration de succession ou de son projet;»; b) le 2 o est remplacé par la disposition suivante : «2 o : - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, premier tiret, du Code des droits de succession, la copie certifiée sincère des déclarations en matière de sécurité sociale des travailleurs salariés, afférentes aux quatre trimestres précédant celui du décès dudéfunt, établissant le nombre de travailleurs employés par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, exprimé en équivalents temps plein; - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits de succession, la copie certifiée sincère des attestations délivrées en matière de sécurité sociale des travailleurs indépendants, afférentes aux quatre trimestres précédant celui du décès dudéfunt, établissant que les personnes indépendantes visées par cette disposition sont affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants;». Art. 4. Al article 4, alinéas3et4, dumême arrêté, les mots le directeur général de l administration ou son délégué sont remplacés par les mots le fonctionnaire visé àl article 2. Art. 5. Al article 5 du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes : 1 o au 3, sont apportées les modifications suivantes : a) le 6 o est remplacé par la disposition suivante : «6 o : - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, premier tiret, du Code des droits de succession, le nombre de travailleurs engagés dans l Espace économique européen par l entreprise et ses filiales, sous contrat de travail, exprimé en équivalents temps plein, pour les cinq premières années à compter du trimestre du décès dudéfunt; ces cinq années peuvent être remplacées par les cinq exercices clôturés, s il s agit d une entreprise personne morale qui a établi un bilan social; - soit, dans le cas de l article 60bis, 1 er bis, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits de succession, le nombre des personnes indépendantes visées par cette disposition, qui constituent la seule main d œuvre occupée par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants, exprimé en équivalents temps plein, pour les cinq premières années à compter du trimestre du décès dudéfunt;»; b) au 7 o, les mots la valeur nette des droits réels sur des biens visés à l article 60bis, 1 er,1 o, du Code des droits de succession sont remplacés par les mots la valeur nette des droits réels sur tous les biens visés à l article 60bis, 1 er,1 o, du Code des droits de succession ; 2 o au 4, sont apportées les modifications suivantes : a) au 1 o, le deuxième tiret est remplacé par la disposition suivante : «- soit, pour les personnes physiques, la copie certifiée sincère des déclarations en matière d impôt des personnes physiques déposées par chaque continuateur pendant la période de cinq ans visée à l article 60bis, 3, alinéa 1 er, 1 o à 3 o, du Code des droits de succession, et des tableaux des biens d investissement tenus pour l établissement de ces déclarations, avec dans ces tableaux une mention spécifique désignant les immeubles auxquels le taux réduit a été appliqué, même partiellement, mais qui ont été depuis lors affectés à l habitation totalement ou dans une mesure autre que celle déclarée dans la demande d attestation visée à l article 3;»; b) le 2 o est remplacé par la disposition suivante : «2 o - la copie certifiée sincère des déclarations en matière de sécurité sociale des travailleurs salariés, afférentes aux cinq années à partir du trimestre du décès dudéfunt, établissant le nombre de travailleurs employés par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, exprimé en équivalents temps plein; - la copie certifiée sincère des attestations délivrées en matière de sécurité sociale des travailleurs indépendants, afférentes aux cinq années à partir du trimestre du décès dudéfunt, établissant les périodes durant lesquelles les personnes indépendantes visées par cette disposition ont été affiliées auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants.»

49 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2231 Art. 6. Dans la section 3 du chapitre 1 er du même arrêté, il est inséré un article 8bis, rédigé comme suit : «Art. 8bis. 1 er.l inspecteur général du Département de la Fiscalité immobilière et environnementale de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, ou le fonctionnaire délégué par lui, est habilité à: -délivrer les attestations visées par les articles 9bis et 10bis; - recevoir des continuateurs la demande de délivrance de l attestation prévue par l article 140bis, 2, 3 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, et la déclaration prévue pour attester du maintien du taux réduit après écoulement de la période de cinq ans après l acte authentique de donation, tel que prévu à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,5 o,dumême Code; - requérir des continuateurs les éléments de preuve du maintien du taux réduit pendant la période de cinq ans après l acte authentique de donation, tel que prévu à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,6 o,dumême Code. Il peut déléguer ces compétences à d autres fonctionnaires de l administration. 2. En cas d absence de l inspecteur général du Département de la Fiscalité immobilière et environnementale de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou du fonctionnaire qui exerce cette fonction, et du fonctionnaire éventuellement délégué par lui pour exercer les compétences du 1 er, le fonctionnaire absent est remplacé par le fonctionnaire désigné : 1 o soit par le directeur général de Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; 2 o soit, en cas d absence du fonctionnaire visé au 1 o ci-avant, par l un des autres inspecteur généraux de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, dans l ordre suivant : a) soit l inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; b) soit l inspecteur général du Département du Recouvrement de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; c) soit l inspecteur général du Département de la Fiscalité des véhicules de la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction; 3 o soit, en cas d absence des fonctionnaires visés aux 1 o et 2 o ci-avant, par le Ministre qui a les Finances dans ses attributions.» Art. 7. A l article 9 du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes : 1 o au 1 er : a) les mots La déclaration signée prévue par l article 140bis, 2, 3 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, mentionne sont remplacés par les mots La demande de délivrance de l attestation prévue par l article 140bis, 2, 3 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe est envoyée à l administration par les continuateurs ou leur intermédiaire par tout moyen faisant preuve de l envoi. La demande de délivrance de l attestation mentionne : b) le 6 o est remplacé par la disposition suivante : «6 o - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, premier tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, le nombre de travailleurs engagés dans l Espace économique européen par l entreprise et ses filiales, sous contrat de travail, exprimé en équivalent temps plein, durant les quatre trimestres précédant celui de l acte authentique de la donation; ces quatre trimestres peuvent être remplacés par le dernier exercice clôturé, s il s agit d une entreprise personne morale qui a établi un bilan social; - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, le nombre des personnes indépendantes visées par cette disposition, qui constituent la seule main d œuvre occupée par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants, exprimé en équivalent temps plein, durant les quatre trimestres précédant celui de l acte authentique de la donation;»; c) au 7 o, les mots la valeur vénale des droits réels sur des biens visés à l article 140bis, 1 er,1 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe sont remplacés par les mots la valeur vénale des droits réels sur tous les biens visés à l article 140bis, 1 er,1 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe ; 2 o le 2 est remplacé par la disposition suivante : «2. La demande de délivrance de l attestation est accompagnée des documents suivants : 1 o : - soit, pour les personnes morales, la copie certifiée sincère des comptes annuels de l entreprise et de ses filiales, en ce compris le bilan social, pour les deux derniers exercices comptables clôturés avant l acte authentique de donation, établis conformément à l arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés ou en vertu de la législation applicable au lieu du siège de direction effective de l entreprise; ces comptes annuels de l entreprise et de ses filiales peuvent être remplacés par leurs comptes consolidés pour les mêmes exercices comptables, lorsque l entreprise a établi de tels comptes consolidés au sens du Code des sociétés pour ces exercices; - soit, pour les personnes physiques, la copie certifiée sincère de la dernière déclaration en matière d impôt des personnes physiques déposée par le défunt et du tableau des biens d investissement tenu pour l établissement de cette déclaration, avec dans ce tableau une mention spécifique désignant les droits réels sur des immeubles affectés partiellement à l habitation au moment de l acte authentique de donation, ainsi que la liste des biens affectés à l exploitation visée à l article 140bis, 1 er,1 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, telle de l inventaire des biens donnés utilisés pour l établissement de l acte authentique de donation ou de son projet; 2 o : - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, premier tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, la copie certifiée sincère des déclarations en matière de sécurité sociale des travailleurs salariés, afférentes aux quatre trimestres précédant celui de l acte authentique de donation, établissant le nombre de travailleurs employés par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, exprimé en équivalents temps plein; - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, la copie certifiée sincère des attestations délivrées en matière de sécurité sociale des travailleurs indépendants, afférentes aux quatre trimestres précédant celui de l acte authentique de donation, établissant que les personnes indépendantes visées par cette disposition sont affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants; 3 o la copie certifiée sincère du registre des titres nominatifs et, le cas échéant, de la liste des présences à la dernière assemblée générale; 4 o le cas échéant, la copie certifiée sincère du pacte d actionnariat visé àl article 140bis, 2, 2 o, deuxième tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe;

50 2232 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 5 o lorsque les titres visés à l article 140bis, 1 er,2 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, consistent en des certificats se rapportant à des actions, parts bénéficiaires, droits de souscription et parts de l entreprise pour laquelle l avantage prévu par l article 140bis du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, est sollicité, une attestation signée par un notaire, un réviseur d entreprise ou un expert-comptable, certifiant que ces certificats remplissent les conditions énumérées à l article 140bis, 3, b), du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe.»; 3 o le 3 est remplacé par la disposition suivante : «3. La demande de délivrance de l attestation est datée et signée par les continuateurs ou leur intermédiaire. Les continuateurs ou leur intermédiaire déclarent sur l honneur que les données communiquées et les documents annexés sont exacts et complets.» Art. 8. Dans le même arrêté, il est inséré un article 9bis, rédigé comme suit : «Art. 9bis. L administration délivre, par tout moyen faisant preuve de l envoi, dans un délai n excédant pas trente jours ouvrables calculé à dater de la réception de la demande visée à l article 9, une attestation. Lorsque la demande ne comporte pas toutes les données visées à l article 9, 1 er,oun est pas accompagnée des pièces probantes visées à l article 9, 2, le délai susvisé ne prend cours qu à partir de la date de réception par l administration des données ou des documents faisant défaut. En ce cas, l administration avertit les continuateurs ou leur intermédiaire, dans les dix jours ouvrables de la réception de la demande, que celle-ci n est pas complète et précise les données ou documents qui font défaut. En cas de décision favorable, l attestation est délivrée en trois exemplaires originaux, datés et signés par le fonctionnaire visé à l article 8bis. Le premier original est notifié aux continuateurs ou à leur intermédiaire et le deuxième original est envoyé au receveur des droits de donation compétent, le troisième original étant gardé par les continuateurs ou leur intermédiaire. En cas de décision défavorable, l attestation est délivrée en trois exemplaires originaux, datés et signés par le fonctionnaire visé à l article 8bis. Le premier original est délivré aux continuateurs ou à leur intermédiaire et le deuxième original est envoyé au receveur des droits de donation compétent, tandis que le troisième original est gardé par les continuateurs ou leur intermédiaire.» Art. 9. A l article 10 du même arrêté, sont apportées les modifications suivantes : 1 o le 1 er est remplacé par la disposition suivante : «1 er. Le ou les continuateur(s) ayant bénéficié du taux réduit sur les droits de donation, et qui n ont pas offert de payer le droit tel que visé àl article 140sexies du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, et qui n ont pas opéré de rétrocession tel que visée à l article 140septies du même Code, sont tenus de fournir à l administration, au plus tard à la fin du sixième mois suivant le mois de l échéance de la période de cinq ans après l acte authentique de la donation visée à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,1 o à 4 o, et alinéa 2, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, la déclaration visée à l article 140quinquies, 1 er, alinéa1 er,5 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, attestant que les conditions visées à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,1 o à 4 o, et alinéa 2,dumême Code, restent remplies. La déclaration de l alinéa 1 er est envoyée à l administration par les continuateurs ou leur intermédiaire par tout moyen faisant preuve de l envoi.»; 2 o au 2, a) le 6 o est remplacé par la disposition suivante : «6 o : - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, premier tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, le nombre de travailleurs engagés dans l Espace économique européen par l entreprise et ses filiales, sous contrat de travail, exprimé en équivalents temps plein, pour les cinq premières années à compter du trimestre de l acte authentique de la donation; ces cinq années peuvent être remplacées par les cinq exercices clôturés, s il s agit d une entreprise personne morale qui a établi un bilan social; - soit, dans le cas de l article 140bis, 2, 1 o, deuxième tiret, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, le nombre des personnes indépendantes visées par cette disposition, qui constituent la seule main d œuvre occupée par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, affiliés auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants, exprimé en équivalents temps plein, pour les cinq premières années à compter du trimestre de l acte authentique de la donation;»; b) au 7 o, les mots la valeur vénale des droits réels sur des biens visés à l article 140bis, 1 er,1 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe sont remplacés par les mots la valeur vénale des droits réels sur tous les biens visés à l article 140bis, 1 er,1 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe ; 3 o le 3 est remplacé par la disposition suivante : «3. Cette déclaration est accompagnée des documents suivants : 1 o : - soit, pour les personnes morales, la copie certifiée sincère des comptes annuels de l entreprise et de ses filiales, en ce compris le bilan social, pour les exercices comptables clôturés pendant la période de cinq ans visée à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er,1 o à 3 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, établis conformément à l arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés ou en vertu de la législation applicable au lieu du siège de direction effective de l entreprise; ces comptes annuels de l entreprise et de ses filiales peuvent être remplacés par leurs comptes consolidés pour les mêmes exercices comptables, lorsque l entreprise a établi de tels comptes consolidés au sens du Code des sociétés pour ces exercices; - soit, pour les personnes physiques, la copie certifiée sincère des déclarations en matière d impôt des personnes physiques déposées par chaque continuateur pendant la période de cinq ans visée à l article 140quinquies, 1 er, alinéa 1 er, 1 o à 3 o, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, et des tableaux des biens d investissement tenus pour l établissement de ces déclarations, avec dans ces tableaux une mention spécifique désignant les immeubles auxquels le taux réduit a été appliqué, même partiellement, mais qui ont été depuis lors affectés à l habitation totalement ou dans une mesure autre que celle déclarée dans la demande d attestation visée à l article 9; 2 o : - la copie certifiée sincère des déclarations en matière de sécurité sociale des travailleurs salariés, afférentes aux cinq années à partir du trimestre de l acte authentique de donation, établissant le nombre de travailleurs employés par l entreprise et ses filiales dans l Espace économique européen, exprimé en équivalents temps plein; - la copie certifiée sincère des attestations délivrées en matière de sécurité sociale des travailleurs indépendants, afférentes aux cinq années à partir du trimestre de l acte authentique de donation, établissant les périodes durant lesquelles les personnes indépendantes visées par cette disposition ont été affiliées auprès d une caisse sociale pour travailleurs indépendants.»;

51 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o il est inséré un 4, rédigé comme suit : «4. La déclaration du 1 er est datée et signée par les continuateurs ou leur intermédiaire. Les continuateurs ou leur intermédiaire déclarent sur l honneur que les données communiquées et les documents annexés sont exacts et complets. Art. 10. Dans le même arrêté, il est inséré des articles 10bis et 10ter, rédigés comme suit : «Art. 10bis. L administration délivre aux continuateurs ou à leur intermédiaire, par tout moyen faisant preuve de l envoi, dans un délai n excédant pas trente jours ouvrables calculé àdater de la réception de la déclaration visée à l article 10, une attestation. Lorsque la déclaration n est pas accompagnée des pièces probantes visées à l article 10, 3, le délai susvisé ne prend cours qu à partir de la date de réception par l administration des données ou des documents faisant défaut. En ce cas, l administration avertit les continuateurs ou leur intermédiaire, dans les dix jours ouvrables de la réception de la déclaration, que celle-ci n est pas complète et précise les données ou documents qui font défaut. En cas de décision favorable, l administration délivre aux continuateurs ou à leur intermédiaire, deux exemplaires originaux de l attestation. En cas de décision défavorable, l attestation est délivrée en trois exemplaires originaux datés et signés par le fonctionnaire visé àl article 8bis. Le premier original est délivré aux continuateurs ou à leur intermédiaire et le deuxième original est envoyé au receveur des droits de donation compétent, tandis que le troisième original est gardé par les continuateurs ou leur intermédiaire. Art. 10ter. En cas de décision défavorable en ce qui concerne les attestations visées aux articles 9bis et 10bis du présent arrêté, les continuateurs ou leur intermédiaire peuvent introduire un recours par pli recommandé auprès de l administration dans un délai de trente jours à dater de la notification de la décision. L administration instruit le recours et communique le dossier au Ministre. Le Ministre statue sur le recours par une décision motivée, notifiée aux continuateurs dans un délai de six mois à dater de la réception du recours.» Art. 11. L article 11 du même arrêté est remplacé par la disposition suivante : «Art er. Le Ministre fixe les modèles de la demande d attestation visée à l article 9 et de la déclaration visée à l article 10, ainsi que les modèles des attestations visées à l article 9bis et à l article 10bis. 2. Dans le cas où le Ministre estime que l administration peut obtenir directement auprès de sources authentiques d autres d administrations ou organismes les données nécessaires à l examen de la demande d attestation de l article 9 ou de la déclaration de l article 10, il peut dispenser les continuateurs de les transmettre à l administration.» Art. 12. Le présent arrêté produit ses effets le 1 er janvier Art. 13. Le Ministre des Finances est chargé de l exécution du présent arrêté. Namur, le 7 janvier Le Ministre-Président, R. DEMOTTE Le Ministre du Budget, des Finances, de l Emploi, de la Formation et des Sports, A. ANTOINE ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE D [2010/200129] 7. JANUAR 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Abänderung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 29. Juni 2006 über die ermäßigten Steuersätze der Erbschafts- und Schenkungssteuer, insbesondere bei der Übertragung von Betrieben Die Wallonische Regierung, Aufgrund des Erbschaftssteuergesetzbuches, insbesondere des Artikels 60bis, 1bis, Absatz 1, 3 o, 3 Absatz 1 4 o und 5 o, eingefügt durch das Programmdekret vom 17. Dezember 1997 und abgeändert durch das Programmdekret vom 3. Februar 2005, das Dekret vom 15. Dezember 2005 und das Dekret vom 30. April 2009; Aufgrund des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches, Artikel 140bis, 2 Absatz 1 3 o, eingefügt durch das Gesetz vom 22. Dezember 1998 und abgeändert durch das Programmdekret vom 3. Februar 2005, das Dekret vom 15. Dezember 2005, das Dekret vom 30. April 2009, und das Dekret vom 10. Dezember 2009, und Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 4 o und 5 o, eingefügt durch das Gesetz vom 22. Dezember 1998 und abgeändert durch das Programmdekret vom 3. Februar 2005, das Dekret vom 15. Dezember 2005, das Dekret vom 30. April 2009 und das Dekret vom 10. Dezember 2009; Aufgrund des Dekrets vom 10. Dezember 2009 über Steuergerechtigkeit und Umwelteffizienz für den Fahrzeugpark und die Passivhäuser, Artikel 37 bis 41; Aufgrund des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 29. Juni 2006 über die ermäßigten Steuersätze der Erbschafts- und Schenkungssteuer, insbesondere bei der Übertragung von Betrieben, Artikel 1 bis 11; Aufgrund des am 10. Dezember 2009 gegebenen Einverständnisses des Ministers des Haushalts; Aufgrund des Antrags auf Gutachten des Finanzinspekteurs vom 12. November 2009; Aufgrund des am 22. Dezember 2009 in Anwendung des Artikels 84 1 Absatz 1 2 o der koordinierten Gesetze über den Staatsrat abgegebenen Gutachtens des Staatsrats Nr /2; die Dringlichkeit wird dadurch begründet, dass ein Dekret vom 10. Dezember 2009 über Steuergerechtigkeit und Umwelteffizienz für den Fahrzeugpark und die Passivhäuser, insbesondere dessen Artikel 37 bis 41, der Operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie die Befugnis überträgt, den ermäßigten Steuersatz für die Schenkungssteuer bei der Übertragung von Betrieben zu gewähren, wobei diese Aufgabe zur Zeit vom Föderalstaat gewährleistet wird; diese Befugnisübertragung an die Wallonische Region wird am kommenden 1. Januar 2010 wirksam; zudem muss die zur Zeit von der Operativen Generaldirektion Wirtschaft des Öffentlichen Dienstes der Wallonie ausgeübte Befugnis, den ermäßigten Steuersatz für die Erbschaftssteuer bei der Übertragung von Betrieben zu gewähren, ebenfalls am 1. Januar 2010 der oben genannten Operativen Generaldirektion Steuerwesen übertragen werden, im Rahmen der Umorganisation der Steuerdienststellen in der Wallonischen Region; der vorliegende Erlass dient somit zur Ausführung dieses Dekrets,

52 2234 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE indem er die gesetzlichen Ermächtigungen für die wallonischen Beamten zwecks der Durchführung der wesentlichen Aufgaben zur Verwaltung dieser ermäßigten Steuersätze vorsieht; aus diesem Grund muss dieser Erlass, der nur diese Durchführungsmaßnahmen und diese Befugniszuweisungen im Bereich der Gewährung und Aufrechterhaltung dieser ermäßigten Steuersätze bei der Übertragung von Betrieben enthält, unbedingt spätestens am 1. Januar 2010 in Kraft treten; Auf Vorschlag des Ministers für Haushalt, Finanzen, Beschäftigung, Ausbildung und Sportwesen, Beschließt: Artikel 1 - In Artikel 1 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 29. Juni 2006 über die ermäßigten Steuersätze der Erbschafts- und Schenkungssteuer, insbesondere bei der Übertragung von Betrieben, wird die Nr. 3 o durch folgende Bestimmung ersetzt: «3 o Verwaltung: die Abteilung Immobilien- und Umweltbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie;». Art. 2 - Artikel 2 desselben Erlasses wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «Art Der Generalinspektor der Abteilung Immobilien- und Umweltbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt, oder der von ihm beauftragte Beamte ist befugt, - die in den Artikeln 4 und 6 erwähnten Bescheinigungen auszustellen; - von den Fortsetzern den Antrag auf Ausstellung der in Artikel 60bis, 1bis, 3 o des Erbschaftssteuergesetzbuches vorgesehenen Bescheinigung und die Erklärung, die zur Bescheinigung der Aufrechterhaltung des ermäßigten Steuersatzes nach Ablauf der fünfjährigen Frist nach dem Ableben des Verstorbenen vorgesehen ist, so wie in Artikel 60bis, 3 Absatz 1 4 o desselben Gesetzbuches vorgesehen, entgegenzunehmen; - von den Fortsetzern Beweismaterial für die Aufrechterhaltung des ermäßigten Steuersatzes während des fünfjährigen Zeitraums nach dem Ableben des Verstorbenen, so wie in Artikel 60bis, 3 Absatz 1 5 o desselben Gesetzbuches vorgesehen, anzufordern. Er kann diese Befugnisse anderen Beamten der Verwaltung übertragen. 2 - Ist der Generalinspektor der Abteilung Immobilien- und Umweltbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt, oder ggf. der von ihm zur Ausübung der Befugnisse nach 1 beauftragte Beamte abwesend, so wird der abwesende Beamte durch den Beamten ersetzt, 1 o der von dem Generaldirektor der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder von dem Beamten, der dieses Amt ausübt, dazu bestimmt wird, oder 2 o der, falls der unter 1 o genannte Beamte abwesend ist, von einem der anderen Generalinspektoren der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder von dem Beamten, der dieses Amt ausübt, dazu bestimmt wird, und zwar in folgender Rangordnung: a) entweder der Generalinspektor der Abteilung zweckgebundene Besteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt, b) oder der Generalinspektor der Abteilung Beitreibung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt, c) oder der Generalinspektor der Abteilung Fahrzeugbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt; 3 o der, falls die unter 1 o und 2 o genannten Beamten abwesend sind, von dem Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Finanzen gehören, dazu bestimmt wird.» Art. 3 - Artikel 3 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1 o 2 wird wie folgt abgeändert: a) die Nummer 6 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «6 o - entweder im Falle des Artikels 60bis, 1bis, 1 o, erster Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der im Laufe der vier Quartale vor dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum unter Arbeitsvertrag eingestellten Arbeitnehmer; diese vier Quartale können durch das letzte abgeschlossene Geschäftsjahr ersetzt werden, wenn es sich um ein Unternehmen handelt, das eine juristische Person ist, die eine Sozialbilanz erstellt hat; - oder im Falle des Artikels 60bis, 1bis,1 o, zweiter Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung, die im Laufe der vier Quartale vor dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen die einzigen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitskräfte sind und die bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind;»; b) unter 7 o wird der Wortlaut der Nettowert der dinglichen Rechte auf in Artikel 60bis, 1 1 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnte Güter durch die Wörter der Nettowert der dinglichen Rechte auf alle in Artikel 60bis, 11 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnten Güter ersetzt; 2 o 3 wird wie folgt abgeändert: a) unter der Nummer 1 o wird der zweite Gedankenstrich durch folgende Bestimmung ersetzt: «- oder für die natürlichen Personen die für richtig bescheinigte Abschrift der letzten durch den Verstorbenen eingereichten Erklärung in Sachen Steuer auf die natürlichen Personen und der für die Aufstellung dieser Erklärung geführten Tabelle der Investitionsgüter, mit in dieser Tabelle eine spezifische Angabe zur Bestimmung der dinglichen Rechte an zum Zeitpunkt des Ablebens teilweise zu Wohnzwecken bestimmten Immobilien, sowie die in Artikel 60bis, 11 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnte Liste der für den Betrieb bestimmten Güter, so wie sie sich aus der Erbschaftserklärung oder ihrem Entwurf ergibt;»; b) die Nummer 2 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «2 o : - oder im Falle des Artikels 60bis, 1bis, 1 o, erster Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches, die für richtig bescheinigte Abschrift der Erklärungen im Bereich der Sozialsicherheit für Arbeitnehmer betreffend die letzten vier Quartale vor dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen, durch die die Anzahl der durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitnehmer in Vollzeiteinheiten festgestellt wird;

53 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE oder im Falle des Artikels 60bis, 1bis, 1 o, zweiter Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches, die für richtig bescheinigte Abschrift der im Bereich der Sozialsicherheit für Selbstständige ausgestellten Zeugnisse betreffend die letzten vier Quartale vor dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen, durch die festgestellt wird, dass die Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind;». Art. 4 - In Artikel 4 Absätze 3 und 4 desselben Erlasses wird der Wortlaut Generaldirektor der Verwaltung oder seinem Beauftragten durch den Wortlaut in Artikel 2 genannten Beamten ersetzt. Art. 5 - Artikel 5 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1 o 3 wird wie folgt abgeändert: a) die Nummer 6 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «6 o : - entweder im Falle des Artikels 60bis, 1bis, 1 o, erster Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der im Laufe der ersten fünf Jahre ab dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum unter Arbeitsvertrag eingestellten Arbeitnehmer; diese fünf Jahre können durch fünf abgeschlossene Geschäftsjahre ersetzt werden, wenn es sich um ein Unternehmen handelt, das eine juristische Person ist, die eine Sozialbilanz erstellt hat; - oder im Falle des Artikels 60bis, 1bis,1 o, zweiter Strich des Erbschaftssteuergesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung, die im Laufe der ersten fünf Jahre ab dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen die einzigen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitskräfte sind und die bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind;»; b) unter 7 o wird der Wortlaut der Nettowert der dinglichen Rechte auf in Artikel 60bis, 1 1 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnte Güter durch die Wörter der Nettowert der dinglichen Rechte auf alle in Artikel 60bis, 1 er 1 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnten Güter ersetzt; 2 o 4 wird wie folgt abgeändert: a) unter der Nummer 1 o wird der zweite Gedankenstrich durch folgende Bestimmung ersetzt: «- oder für die natürlichen Personen, die für richtig bescheinigte Abschrift der durch den jeden Fortsetzer während des in Artikel 60bis, 3 Absatz 1 1 o bis 3 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnten fünfjährigen Zeitraums eingereichten Erklärungen in Sachen Steuer auf die natürlichen Personen und der für die Aufstellung dieser Erklärungen geführten Tabellen der Investitionsgüter, mit in diesen Tabellen eine spezifische Angabe zur Bestimmung der Immobilien, auf die der ermäßigte Steuersatz, sei es nur teilweise, angewandt wurde, die aber seitdem völlig oder in einem anderen Maße als dasjenige, das in dem in Artikel 3 erwähnten Antrag auf Bescheinigung erklärt wurde, zu Wohnzwecken verwendet wurden; b) die Nummer 2 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «2 o - die für richtig bescheinigte Abschrift der Erklärungen im Bereich der Sozialsicherheit für Arbeitnehmer betreffend die fünf Jahre ab dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen, durch die die Anzahl der durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaft im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitnehmer in Vollzeiteinheiten festgestellt wird; - die für richtig bescheinigte Abschrift der im Bereich der Sozialsicherheit für Selbstständige ausgestellten Zeugnisse betreffend die fünf Jahre ab dem Quartal des Ablebens des Verstorbenen, durch die die Zeiträume festgestellt werden, während denen die Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig gewesen sind.» Art. 6 - In Abschnitt 3 von Kapitel I desselben Erlasses wird ein Artikel 8bis mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Art. 8bis Der Generalinspektor der Abteilung Immobilien- und Umweltbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der diese Funktion ausübt, oder der von ihm beauftragte Beamte ist befugt, - die in den Artikeln 9bis und 10bis erwähnten Bescheinigungen auszustellen; - von den Fortsetzern den Antrag auf Ausstellung der in Artikel 140bis, 23 des Registrierungs-, Hypothekenund Kanzleigebührengesetzbuches erwähnten Bescheinigung und die Erklärung, die zur Bescheinigung der Aufrechterhaltung des ermäßigten Steuersatzes nach Ablauf der fünfjährigen Frist nach der authentischen Schenkungsurkunde vorgesehen ist, so wie in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 5 o desselben Gesetzbuches vorgesehen, entgegenzunehmen; - von den Fortsetzern Beweismaterial für die Aufrechterhaltung des ermäßigten Steuersatzes während des fünfjährigen Zeitraums nach der authentischen Schenkungsurkunde, so wie in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 6 o desselben Gesetzbuches vorgesehen, anzufordern. Er kann diese Befugnisse anderen Beamten der Verwaltung übertragen. 2 - Ist der Generalinspektor der Abteilung Immobilien- und Umweltbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der diese Funktion ausübt, oder ggf. der von ihm zur Ausübung der Befugnisse nach 1 beauftragte Beamte abwesend, so wird der abwesende Beamte durch den Beamten ersetzt, 1 o der von dem Generaldirektor der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder von dem Beamten, der dieses Amt ausübt, dazu bestimmt wird, oder 2 o der, falls der unter 1 o genannte Beamte abwesend ist, von einem der anderen Generalinspektoren der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder von dem Beamten, der dieses Amt ausübt, dazu bestimmt wird, und zwar in folgender Rangordnung: a) der Generalinspektor der Abteilung zweckgebundene Besteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt; b) oder der Generalinspektor der Abteilung Beitreibung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt, c) oder der Generalinspektor der Abteilung Fahrzeugbesteuerung der operativen Generaldirektion Steuerwesen des Öffentlichen Dienstes der Wallonie oder der Beamte, der dieses Amt ausübt; 3 o der, falls die unter 1 o und 2 o genannten Beamten abwesend sind, von dem Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Finanzen gehören, dazu bestimmt wird.»

54 2236 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 7 - Artikel 9 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1 o in 1: a) der Wortlaut In der in Artikel 140bis, 23 o des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren vorgesehenen unterzeichneten Erklärung wird Folgendes angegeben: wird durch folgenden Wortlaut ersetzt: Der Antrag auf Ausstellung der in Artikel 140bis, 23 o des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches vorgesehenen Bescheinigung wird der Verwaltung durch die Fortsetzer oder deren Vermittler unter Benutzung von jeglichem die Zusendung beweisenden Mittel zugeschickt. In dem Antrag auf Ausstellung der Bescheinigung wird Folgendes angegeben:» b) die Nummer 6 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «6 o : - entweder im Falle des Artikels 140bis, 21 o, erster Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der im Laufe der vier Quartale vor dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum unter Arbeitsvertrag eingestellten Arbeitnehmer; diese vier Quartale können durch das letzte abgeschlossene Geschäftsjahr ersetzt werden, wenn es sich um ein Unternehmen handelt, das eine juristische Person ist, die eine Sozialbilanz erstellt hat; - oder im Falle des Artikels 140bis, 21 o, zweiter Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung, die im Laufe der vier Quartale vor dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde die einzigen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitskräfte sind und die bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind;»; c) unter 7 o wird der Wortlaut der Verkaufswert der dinglichen Rechte auf in Artikel 140bis, 11 o des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren erwähnte Güter durch die Wörter der Verkaufswert der dinglichen Rechte auf alle in Artikel 140bis, 11 o des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches erwähnten Güter ersetzt; 2 o 2 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «2 - Dem Antrag auf Ausstellung der Bescheinigung werden folgende Unterlagen beigefügt: 1 o : - entweder für die juristischen Personen, die für richtig bescheinigte Abschrift der Jahresrechnungen des Betriebs und seiner Tochtergesellschaften, einschließlich der Sozialbilanz, für die letzten zwei vor der authentischen Schenkungsurkunde abgeschlossenen Rechnungsjahre, die gemäß dem Königlichen Erlass vom 30 Januar 2001 zur Ausführung des Gesetzbuches über die Gesellschaften oder aufgrund der am Sitz der tatsächlichen Leitung des Betriebs anwendbaren Gesetzgebung aufgestellt sind; diese Jahresrechnungen des Betriebs und seiner Tochtergesellschaften können durch ihre konsolidierten Jahresrechnungen für dieselben Rechnungsjahre ersetzt werden, wenn der Betrieb solche konsolidierte Jahresrechnungen im Sinne des Gesetzbuches über die Gesellschaften für diese Rechnungsjahre aufgestellt hat; - oder für die natürlichen Personen, die für richtig bescheinigte Abschrift der letzten durch den Verstorbenen eingereichten Erklärung in Sachen Steuer auf die natürlichen Personen und der für die Aufstellung dieser Erklärung geführten Tabelle der Investitionsgüter, mit in dieser Tabelle eine spezifische Angabe zur Bestimmung der dinglichen Rechte an zum Zeitpunkt der authentischen Schenkungsurkunde teilweise zu Wohnzwecken bestimmten Immobilien, sowie die in Artikel 140bis, 1, 1 o des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches erwähnte Liste der für den Betrieb bestimmten Güter, so wie sie sich aus dem Verzeichnis der geschenkten Güter ergibt, das für die Aufstellung der authentischen Schenkungsurkunde oder ihren Entwurf benutzt wurde; 2 o : - oder im Falle des Artikels 140bis, 2 erster Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die für richtig bescheinigte Abschrift der Erklärungen im Bereich der Sozialsicherheit der Arbeitnehmer betreffend die letzten vier Quartale vor dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde, durch die die Anzahl der durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaft im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitnehmer in Vollzeiteinheiten festgestellt wird; - oder im Falle des Artikels 140bis, 21 o, zweiter Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die für richtig bescheinigte Abschrift der im Bereich der Sozialsicherheit für Selbstständige ausgestellten Zeugnisse betreffend die vier Quartale vor dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde, durch die festgestellt wird, dass die Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind; 3 o die für richtig bescheinigte Abschrift des Registers der Namensanteile und gegebenenfalls der Liste der bei der letzten Generalversammlung anwesenden Personen; 4 o gegebenenfalls die für richtig bescheinigte Abschrift des in Artikel 140bis, 22 o, zweiter Strich des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren erwähnten Kapitalbeteiligungsvertrags; 5 o wenn die in Artikel 140bis, 12 o des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren erwähnten Wertpapiere aus Zertifikaten bestehen, die sich auf Anteile, Gewinnanteile, Vorkaufsrechte und Anteile an dem Betrieb beziehen, für den der in Artikel 140bis des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren vorgesehene Vorteil beantragt wird, eine von einem Notar, einem Betriebsrevisor oder einem Buchsachverständigen unterzeichnete Bescheinigung, durch die bescheinigt wird, dass diese Zertifikate den in Artikel 140bis, 3 b) des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren aufgelisteten Bedingungen genügen.»; 3 o 3 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «3 - Der Antrag auf Ausstellung der Bescheinigung wird von den Fortsetzern oder deren Vermittler datiert und unterzeichnet. Die Fortsetzer oder deren Vermittler erklären auf Ehrenwort, dass die mitgeteilten Angaben und die beigefügten Unterlagen richtig und vollständig sind.» Art. 8 - Ein Artikel 9bis mit folgendem Wortlaut wird in denselben Erlass eingefügt: «Art. 9bis - Die Verwaltung stellt innerhalb einer Frist, die 30 Werktage nicht überschreitet und die ab dem Datum des Eingangs des in Artikel 9 erwähnten Antrags berechnet wird, unter Benutzung von jeglichem die Zusendung beweisenden Mittel eine Bescheinigung aus. Wenn der Antrag nicht alle in Artikel 9 1 erwähnten Angaben enthält oder wenn ihm die in Artikel 9 2 erwähnten beweiskräftigen Unterlagen nicht beigefügt sind, läuft die o.e. Frist erst ab dem Datum des Eingangs der fehlenden Angaben oder Unterlagen bei der Verwaltung. In diesem Fall informiert die Verwaltung die Fortsetzer oder deren Vermittler innerhalb von zehn Werktagen nach Eingang des Antrags, dass dieser nicht vollständig ist, und teilt ihnen mit, welche Angaben und Unterlagen fehlen.

55 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2237 Im Falle einer günstigen Entscheidung wird die Bescheinigung in drei von dem in Artikel 8bis genannten Beamten datierten unterzeichneten Originalausfertigungen ausgestellt. Das erste Original wird den Fortsetzern oder deren Vermittler zugestellt und das zweite Original wird dem zuständigen Einnehmer der Schenkungssteuern zugeschickt; das dritte Original wird von den Fortsetzern oder deren Vermittler aufbewahrt. Im Falle einer ungünstigen Entscheidung wird die Bescheinigung in drei von dem in Artikel 8bis genannten Beamten unterzeichneten und datierten Originalausfertigungen ausgestellt. Das erste Original wird den Fortsetzern oder deren Vermittler ausgestellt und das zweite Original wird dem zuständigen Einnehmer der Schenkungssteuern zugeschickt; während das dritte Original von den Fortsetzern oder deren Vermittler aufbewahrt wird.» Art. 9 - Artikel 10 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1 o 1 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «1 - Der bzw. die Fortsetzer, der bzw. die den ermäßigten Steuersatz für die Schenkungsrechte in Anspruch genommen hat bzw. haben und nicht angeboten hat bzw. haben, die Steuer, so wie in Artikel 140sexies des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren erwähnt, zu entrichten, und keine Retrozession im Sinne von Artikel 140septies desselben Gesetzbuches getätigt haben, müssen der Verwaltung spätestens am Ende des sechsten Monats nach dem Monat, an dem die fünfjährige Frist nach der authentischen Schenkungsurkunde nach Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 1 o bis 4 o und Absatz 2 des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuchs abläuft, die in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 5 o des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches erwähnte Erklärung übergeben, durch die bescheinigt wird, dass die in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 1 o bis 4 o und Absatz 2 desselben Gesetzbuches erwähnten Bedingungen weiterhin eingehalten werden. Die in Absatz 1 erwähnte Erklärung wird der Verwaltung von den Fortsetzern oder deren Vermittler unter Benutzung von jeglichem die Zusendung beweisenden Mittel zugeschickt.»; 2 o in 2: a) die Nummer 6 o wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «6 o : - entweder im Falle des Artikels 140bis, 21 o, erster Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der im Laufe der fünf ersten Jahre ab dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum unter Arbeitsvertrag eingestellten Arbeitnehmer; diese fünf Jahre können durch die fünf abgeschlossenen Geschäftsjahre ersetzt werden, wenn es sich um ein Unternehmen handelt, das eine juristische Person ist, die eine Sozialbilanz erstellt hat; - oder im Falle des Artikels 140bis, 21 o, zweiter Strich des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches die in Vollzeiteinheiten ausgedrückte Anzahl der Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung, die im Laufe der ersten fünf Jahre ab dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde die einzigen durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaften im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitskräfte sind und die bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig sind;»; b) unter 7 o wird der Wortlaut der Verkaufswert der dinglichen Rechte auf in Artikel 140bis, 1 1 o des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren erwähnte Güter durch die Wörter der Verkaufswert der dinglichen Rechte auf alle in Artikel 140bis, 1, 1 o des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches erwähnten Güter ersetzt; 3 o 3 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «3 - Dieser Erklärung werden folgende Unterlagen beigefügt: 1 o : - entweder für die juristischen Personen die für richtig bescheinigte Abschrift der Jahresrechnungen des Betriebs und seiner Tochtergesellschaften, einschließlich der Sozialbilanz, für die während des in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 11 o bis 3 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnten fünfjährigen Zeitraums abgeschlossenen Rechnungsjahre, die gemäß dem Königlichen Erlass vom 30 Januar 2001 zur Ausführung des Gesetzbuches über die Gesellschaften oder aufgrund der am Sitz der tatsächlichen Leitung des Betriebs anwendbaren Gesetzgebung aufgestellt werden; diese Jahresrechnungen des Betriebs und seiner Tochtergesellschaften können durch ihre konsolidierten Jahresrechnungen für dieselben Rechnungsjahre ersetzt werden, wenn der Betrieb solche konsolidierte Jahresrechnungen im Sinne des Gesetzbuches über die Gesellschaften für diese Rechnungsjahre aufgestellt hat; - oder für die natürlichen Personen die für richtig bescheinigte Abschrift der durch jeden Fortsetzer während des in Artikel 140quinquies, 1 Absatz 1 1 o bis 3 o des Erbschaftssteuergesetzbuches erwähnten fünfjährigen Zeitraums eingereichten Erklärungen in Sachen Steuer auf die natürlichen Personen und der für die Aufstellung dieser Erklärungen geführten Tabellen der Investitionsgüter, mit in diesen Tabellen eine spezifische Angabe zur Bestimmung der Immobilien, auf die der ermäßigte Steuersatz, sei es nur teilweise, angewandt wurde, die aber seitdem völlig oder in einem anderen Maße als dasjenige, das in dem in Artikel 9 erwähnten Antrag auf Bescheinigung erklärt wurde, zu Wohnzwecken verwendet wurden; 2 o : - die für richtig bescheinigte Abschrift der Erklärungen im Bereich der Sozialsicherheit für Arbeitnehmer betreffend die fünf Jahre ab dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde, durch die die Anzahl der durch den Betrieb und seine Tochtergesellschaft im Europäischen Wirtschaftsraum beschäftigten Arbeitnehmer in Vollzeiteinheiten festgestellt wird; - die für richtig bescheinigte Abschrift der im Bereich der Sozialsicherheit für Selbstständige ausgestellten Zeugnisse betreffend die fünf Jahre ab dem Quartal der authentischen Schenkungsurkunde, durch die die Zeiträume festgestellt werden, während denen die Selbstständigen im Sinne dieser Bestimmung bei einer Sozialversicherungskasse für Selbstständige beitragspflichtig gewesen sind.»; 4 o es wird ein 4 mit folgendem Wortlaut eingefügt: «4 - Die in 1 erwähnte Erklärung wird von den Fortsetzern oder deren Vermittlern datiert und unterzeichnet. Die Fortsetzer oder deren Vermittler erklären auf Ehrenwort, dass die mitgeteilten Angaben und die beigefügten Unterlagen richtig und vollständig sind.» Art In denselben Erlass werden die Artikel 10bis und 10ter mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Art. 10bis - Die Verwaltung stellt den Fortsetzern oder deren Vermittlern innerhalb einer Frist, die dreißig Werktage nicht überschreitet und die ab dem Datum des Eingangs der in Artikel 10 erwähnten Erklärung berechnet wird, unter Benutzung von jeglichem die Zusendung beweisenden Mittel eine Bescheinigung zu. Wenn die in Artikel 10 3 erwähnten beweiskräftigen Unterlagen der Erklärung nicht beigefügt sind, läuft die o.e. Frist erst ab dem Datum des Eingangs der fehlenden Angaben oder Unterlagen bei der Verwaltung. In diesem Fall informiert die Verwaltung die Fortsetzer oder deren Vermittler innerhalb von zehn Werktagen nach Eingang der Erklärung, dass diese nicht vollständig ist, und teilt ihnen mit, welche Angaben und Unterlagen fehlen. Im Falle einer günstigen Entscheidung stellt die Verwaltung den Fortsetzern oder deren Vermittlern zwei Originalausfertigungen der Bescheinigung aus.

56 2238 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Im Falle einer ungünstigen Entscheidung wird die Bescheinigung in drei von dem in Artikel 8bis genannten Beamten datierten und unterzeichneten Originalausfertigungen ausgestellt. Das erste Original wird den Fortsetzern oder deren Vermittlern ausgestellt und das zweite Original wird dem zuständigen Einnehmer der Schenkungssteuern zugeschickt, während das dritte Original von den Fortsetzern oder deren Vermittlern aufbewahrt wird. Art. 10ter - Im Falle einer ungünstigen Entscheidung bezüglich der in den Artikeln 9bis und 10bis des vorliegenden Erlasses erwähnten Bescheinigungen können die Fortsetzer oder deren Vermittler bei der Verwaltung einen Einspruch per Einschreibebrief innerhalb einer Frist von dreißig Tagen ab der Zustellung der Entscheidung einlegen. Die Verwaltung untersucht den Einspruch und übermittelt die Akte dem Minister. Der Minister befindet über den Einspruch mittels einer begründeten Entscheidung, die den Fortsetzern innerhalb einer Frist von sechs Monaten ab dem Eingang des Einspruchs zugestellt wird.» Art Artikel 11 desselben Erlasses wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «Art Der Minister legt die Muster für den in Artikel 9 erwähnten Antrag und für die in Artikel 10 erwähnte Erklärung sowie die Muster für die in Artikel 9bis und in Artikel 10bis erwähnten Bescheinigungen fest. 2 - Falls der Minister der Meinung ist, dass die Verwaltung die für die Untersuchung des Antrags auf Bescheinigung von Artikel 9 oder der Erklärung von Artikel 10 notwendigen Angaben direkt bei authentischen Quellen anderer Verwaltungen oder Einrichtungen erhalten kann, kann er die Fortsetzer davon freistellen, sie der Verwaltung zu übermitteln.» Art Der vorliegende Erlass tritt am 1. Januar 2010 in Kraft. Art Der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Finanzen gehören, wird mit der Durchführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Namur, den 7. Januar 2010 Der Minister-Präsident R. DEMOTTE Der Minister für Haushalt, Finanzen, Beschäftigung, Ausbildung und Sportwesen A. ANTOINE VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST N [2010/200129] 7 JANUARI Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2006 betreffende de verlaagde tarieven van de successie- en de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek der successierechten, op artikel 60bis, 1 o bis, lid 1, 3 o, 3, lid 1, 4 o en 5 o, ingevoegd bij het programmadecreet van 17 december 1997 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005, bij het decreet van 15 december 2005 en bij het decreet van 30 april 2009; Gelet op het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, op artikel 140bis, 2, lid 1, 3 o, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005, bij het decreet van 15 december 2005, bij het decreet van 30 april 2009 en bij het decreet van 10 december 2009, en op artikel 140quinquies, 1, lid 1, 4 o en 5 o, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005, bij het decreet van 15 december 2005, bij het decreet van 30 april 2009 en bij het decreet van 10 december 2009; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2006 betreffende de verlaagde tarieven van de successieen de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen, inzonderheid op de artikelen 1 tot 11; Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 december 2009; Gelet op het verzoek om adviesverlening van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 november 2009; Gelet op het advies nr /2 van de Raad van State, gegeven op 22 december 2009 overeenkomstig artikel 84, 1, lid 1, 2 o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; de dringende noodzakelijkheid wordt gemotiveerd door het feit dat een decreet van 10 december 2009 in zijn artikelen 37 tot 41, de bevoegdheid om het verlaagde tarief van de schenkingsrechten bij overdracht van ondernemingen toe te kennen, opdracht die momenteel vervuld wordt door de Federale staat, aan het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst overdraagt; deze bevoegdheidsoverdracht zal echter op 1 januari 2010 e.k. in werking moeten treden; bovendien, moet de bevoegheid om het verlaagde tarief van de successierechten bij overdracht van ondernemingen toe te kennen, die momenteel door het Operationeel Directoraat-generaal Economie van de Waalse Overheidsdienst wordt vervuld, ook worden overgedragen aan het bovengenoemde Directoraat-generaal Fiscaliteit, ook op 1 januari 2010, in het kader van de reorganisatie van de fiscale diensten in het Waalse Gewest; dit besluit voert op die manier dit decreet uit door te voorzien in de wettelijke machtigingen aan de Waalse ambtenaren om de wezenlijke taken inzake beheer van deze verlaagde tarieven uit te oefenen; dientengevolge moet dat besluit, dat alleen die uitvoeringsmaatregelen en die toewijzingen van bevoegdheden inzake de toekenning en het behoud van deze verlaagde tarieven bij overdracht van ondernemingen omvat, uiterlijk op 1 januari 2010 absoluut in werking treden; Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, Besluit : Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2006 betreffende de verlaagde tarieven van de successie- en de schenkingsrechten, meer bepaald bij overdracht van ondernemingen, wordt punt 3 o vervangen als volgt : «3 o administratie : het Departement Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst;».

57 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2239 Art. 2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «Art De inspecteur-generaal van het Departement Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent, of de door hem gemachtigd ambtenaar, is ertoe gemachtigd : - de attesten bedoeld bij de artikelen 4 en 6 te verstrekken; - van de voortzetters de aanvraag te krijgen om afgifte van het attest bepaald bij artikel 60bis, 1bis, 3 o, van het Wetboek der successierechten, en de aangifte in ontvangst te nemen waarmee de handhaving van het verlaagde tarief bevestigd wordt na afloop van de periode van vijf jaar na het overlijden van de erflater, zoals bepaald in artikel 60bis, 3, lid 1, 4 o, van hetzelfde Wetboek; - van de voortzetters de bewijsstukken eisen voor de handhaving van het verlaagde tarief tijdens de periode van vijf jaar na het overlijden van de erflater, zoals bepaald in artikel 60bis, 3, lid 1, 5 o, van hetzelfde Wetboek. Hij kan die bevoegdheden overdragen aan andere ambtenaren van de administratie. 2. Bij afwezigheid van de inspecteur-generaal van het Departement Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of van de ambtenaar die dat ambt uitoefent, of van de door hem eventueel gemachtigd ambtenaar om de bevoegdheden van 1 uit te oefenen, wordt de afwezige ambtenaar vervangen door de aangewezen ambtenaar : 1 o hetzij door de directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; 2 o hetzij, bij afwezigheid van de ambtenaar bedoeld in bovenvermeld 1 o, door één van de andere inspecteursgeneraal van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent, in onderstaande volgorde : a) hetzij de inspecteur-generaal van het Departement Bijzondere Fiscaliteit van het Operationeel Directoraatgeneraal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; b) hetzij de inspecteur-generaal van het Departement Invordering van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; c) hetzij door de inspecteur-generaal van het Departement Voertuigenfiscaliteit van het Operationeel Directoraatgeneraal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; 3 o hetzij, in geval van afwezigheid van de ambtenaren bedoeld in de bovenvermelde 1 o en 2 o, door de Minister van Financiën.» Art. 3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1 o 2 wordt gewijzigd als volgt : a) punt 6 o wordt vervangen als volgt : «6 o : - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte in dienst hebben met arbeidsovereenkomst, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het overlijden van de erflater; deze vier kwartalen mogen worden vervangen door het laatste afgesloten boekjaar, als het om een rechtspersoon onderneming gaat die een sociale balans heeft opgemaakt; - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die de enige arbeidskracht zijn die in de Europese economische ruimte door de onderneming en haar dochter ondernemingen tewerkgesteld is, aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan het overlijden van de erflater;»; b) in punt 7 o worden de woorden de nettowaarde van de zakelijke rechten op de goederen bedoeld in artikel 60bis, 1, 1 o, van het Wetboek der successierechten vervangen door de woorden de nettowaarde van de zakelijke rechten op alle goederen bedoeld in artikel 60bis, 1, 1 o, van het Wetboek der successierechten ; 2 o 3 wordt gewijzigd als volgt : a) in punt 1 o wordt het tweede streepje vervangen als volgt : «ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de laatste aangifte inzake de personenbelasting die de erflater heeft ingediend, en van de tabel van de bedrijfsmiddelen bijgehouden voor het invullen van de aangifte, met in die tabel een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de zakelijke rechten op goederen die gedeeltelijk als woning worden gebruikt op het ogenblik van het overlijden, en ook de lijst van de goederen die voor de exploitatie worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 60bis, 1, 1 o, van het Wetboek der successierechten, zoals blijkt uit de successieaangifte of uit zijn project;»; b) punt 2 o wordt vervangen als volgt : «2 o : - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de sociale zekerheid voor werknemers die betrekking hebben op de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de attesten inzake het sociale zekerheidsstelsel der zelfstandigen die betrekking hebben op de vier kwartalen vóór het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit opgemaakt kan worden dat de bij deze bepaling bedoelde zelfstandige personen zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen;». Art. 4. In artikel 4, lid 3 en 4, van hetzelfde besluit worden de woorden de directeur-generaal van het bestuur of diens afgevaardigde vervangen door de woorden de ambtenaar bedoeld in artikel 2. Art. 5. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1 o 3 wordt gewijzigd als volgt : a) punt 6 o wordt vervangen als volgt : «6 o : - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte in dienst hebben met arbeidsovereenkomst, uitgedrukt in voltijds equivalenten, voor de vijf eerste jaren te rekenen van het kwartaal waarin de erflater overleden is; deze vijf jaren mogen worden vervangen door de vijf afgesloten boekjaren, als het om een rechtspersoon onderneming gaat die een sociale balans heeft opgemaakt;

58 2240 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE - ofwel, in het geval van artikel 60bis, 1bis, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der successierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die de enige arbeidskracht zijn die in de Europese economische ruimte door de onderneming en haar dochterondernemingen tewerkgesteld is, aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen, uitgedrukt in voltijds equivalenten, voor de vijf eerste jaren te rekenen van het kwartaal waarin de erflater overleden is, ; b) in punt 7 o worden de woorden de nettowaarde van de zakelijke rechten op de goederen bedoeld in artikel 60bis, 1, 1 o, van het Wetboek der successierechten vervangen door de woorden de nettowaarde van de zakelijke rechten op alle goederen bedoeld in artikel 60bis, 1, 1 o, van het Wetboek der successierechten ; 2 o 4 wordt gewijzigd als volgt : a) in punt 1 o wordt het tweede streepje vervangen als volgt : «- ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de personenbelasting die elke voortzetter heeft ingediend tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 60bis, 3, lid 1, 1 o tot 3 o, van het Wetboek der successierechten en van de tabel van de bedrijfsmiddelen bijgehouden voor het invullen van deze aangiften, met in deze tabellen een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de onroerende goederen waarop het verlaagd tarief toegepast is, zelfs gedeeltelijk, maar die sedertdien geheel of in een andere verhouding dan die aangegeven in de aanvraag om attest bedoeld in artikel 3 als woning zijn gebruikt»; b) punt 2 o wordt vervangen als volgt : «2 o : - het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de sociale zekerheid voor werknemers die betrekking hebben op de vijf jaren vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - het oprecht verklaarde afschrift van de attesten inzake het sociale zekerheidsstelsel der zelfstandigen die betrekking hebben op de vijf jaren vanaf het kwartaal waarin de erflater overleden is, waaruit de periodes kunnen opgemaakt worden waarin de zelfstandige personen bedoeld bij deze bepaling zijn aangesloten geweest bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen.» Art. 6. In afdeling 3 van Hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidend als volgt : «Art. 8bis. 1. De inspecteur-generaal van het Departement Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent, of de door hem gemachtigd ambtenaar, is ertoe gemachtigd : - de attesten bedoeld bij de artikelen 9bis en 10bis te verstrekken; - van de voortzetters de aanvraag te krijgen om afgifte van het attest bepaald bij artikel 140bis, 2, 3 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en de verklaring in ontvangst te nemen waarmee de handhaving van het verlaagde tarief bevestigd wordt na afloop van de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte, zoals bepaald in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 5 o, van hetzelfde Wetboek; - van de voortzetters de bewijsstukken eisen voor de handhaving van het verlaagde tarief tijdens de periode van vijf jaar na de authentieke schenkingsakte, zoals bepaald in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 6 o, van hetzelfde Wetboek. Hij kan die bevoegdheden overdragen aan andere ambtenaren van de administratie. 2. Bij afwezigheid van de inspecteur-generaal van het Departement Onroerende en Milieufiscaliteit van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of van de ambtenaar die dat ambt uitoefent, of van de door hem eventueel gemachtigd ambtenaar om de bevoegdheden van 1 uit te oefenen, wordt de afwezige ambtenaar vervangen door de aangewezen ambtenaar : 1 o hetzij door de directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; 2 o hetzij, bij afwezigheid van de ambtenaar bedoeld in bovenvermeld 1 o, door één van de andere inspecteursgeneraal van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent, in onderstaande volgorde : a) hetzij door de inspecteur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; b) hetzij de inspecteur-generaal van het Departement Invordering van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; c) hetzij door de inspecteur-generaal van het Departement Voertuigenfiscaliteit van het Operationeel Directoraatgeneraal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of de ambtenaar die dat ambt uitoefent; 3 o hetzij, in geval van afwezigheid van de ambtenaren bedoeld in de bovenvermelde 1 o en 2 o, door de Minister van Financiën.» Art. 7. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1 o in 1: a) de woorden De ondergetekende aangifte bepaald bij artikel 140bis, 2, 3 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vermeldt worden vervangen door de woorden de aanvraag om afgifte van het attest bepaald bij artikel 140bis, 2, 3 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon naar de administratie gezonden bij elk middel dat die zending kan bewijzen. De aanvraag om afgifte van het attest vermeldt : b) punt 6 o wordt vervangen als volgt : «6 o - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte in dienst hebben met arbeidsovereenkomst, uitgedrukt in voltijds equivalent, tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan de authentieke schenkingsakte; deze vier kwartalen mogen worden vervangen door het laatste afgesloten boekjaar, als het gaat om een onderneming rechtspersoon die een sociale balans heeft opgemaakt; - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die de enige arbeidskracht zijn die in de Europese economische ruimte door de onderneming en haar dochter ondernemingen tewerkgesteld is, aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen, uitgedrukt in voltijds equivalent; tijdens de vier kwartalen die voorafgaan aan de authentieke schenkingsakte;»; c) in punt 7 o worden de woorden de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op goederen bedoeld in artikel 140bis, 1, 1 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de woorden de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op alle goederen bedoeld in artikel 140bis, 1, 1 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ;

59 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE o 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : «2. Bij de aanvraag om afgifte van het attest worden volgende stukken gevoegd : 1 o : - ofwel, voor de rechtspersonen, het oprecht verklaarde afschrift van de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen, met inbegrip van de sociale balans, voor de beide laatste boekjaren afgesloten vóór de authentieke schenkingsakte, opgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 houdende uitvoering van het Wetboek der vennootschappen of krachtens de wetgeving die van toepassing is daar waar de zetel van de werkelijke leiding van de onderneming gevestigd is; de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen kunnen vervangen worden door hun geconsolideerde rekeningen voor dezelfde boekjaren indien de onderneming dergelijke geconsolideerde rekeningen in de zin van het Wetboek van vennootschappen voor die boekjaren heeft opgesteld; - ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de laatste aangifte inzake de personenbelasting die de erflater heeft ingediend, en van de tabel van de bedrijfsmiddelen bijgehouden voor het invullen van de aangifte, met in die tabel een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de zakelijke rechten op goederen die gedeeltelijk als woning worden gebruikt op het ogenblik van de authentieke schenkingsakte, en ook de lijst van de goederen die voor de exploitatie worden gebruikt zoals bedoeld in artikel 140bis, 1, 1 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals de inventaris van de geschonken goederen gebruikt voor de opstelling van de authentieke akte of zijn project; 2 o : - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de sociale zekerheid voor werknemers die betrekking hebben op de vier kwartalen vóór de authentieke schenkingsakte, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het oprecht verklaarde afschrift van de attesten inzake het sociale zekerheidsstelsel der zelfstandigen, die betrekking hebben op de vier kwartalen vóór de authentieke schenkingsakte, waaruit kan worden opgemaakt dat de zelfstandige personen bedoeld bij deze bepaling zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen; 3 o het oprecht verklaarde afschrift van het register der effecten op naam en, in voorkomend geval, de lijst der aanwezigen op de laatste algemene vergadering; 4 o in voorkomend geval, het oprecht verklaarde afschrift van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140bis, 2, 2 o, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten; 5 o indien de effecten bedoeld in artikel 140bis, 1, 2 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, certificaten uitmaken die verband houden met aandelen, winstbewijzen, intekeningsrechten en aandelen van de onderneming waarvoor het voordeel bepaald bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, wordt aangevraagd, een door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant ondertekend attest waarbij bevestigd wordt dat die certificaten de voorwaarden verwoord in artikel 140bis, 3, b), van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervullen.»; 3 o 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : «3. De aanvraag om afgifte van het attest wordt gedagtekend en ondertekend door de voortzetters of hun tussenpersoon. De voortzetters of hun tussenpersoon verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.» Art. 8. In hetzelfde besluit wordt er een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : «Art. 9bis. De administratie levert bij elk middel dat een zending kan bewijzen een attest af binnen een termijn van niet meer dan 30 werkdagen, berekend te rekenen van de datum van ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 9. Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat bedoeld in artikel 9, 1, of indien de bewijsstukken bedoeld in artikel 9, 2, niet bijgevoegd zijn, begint bovenbedoelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop de administratie de ontbrekende gegevens of stukken ontvangt. In dit geval verwittigt de administratie de voortzetters of hun tussenpersoon binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag dat hun aanvraag onvolledig is en vermeldt ze de ontbrekende gegevens of stukken. Indien de beslissing gunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de ambtenaar bedoeld in artikel 8bis. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon, het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der schenkingsrechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon. Indien de beslissing ongunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de ambtenaar bedoeld in artikel 8bis. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon, het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der schenkingsrechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon.» Art. 9. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1 o 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : «1. De voortzetter(s) die van het verlaagde tarief op de schenkingsrechten genoten heeft (hebben) en niet voorgesteld (heeft) hebben om het recht zoals bedoeld in artikel 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheeken griffierechten, te betalen, en die geen teruggave zoals bedoeld in artikel 140septies van hetzelfde Wetboek hebben verricht, zijn ertoe gehouden de administratie uiterlijk op het einde van de zesde maand na de maand waarin de periode van vijf jaar vervalt na de authentieke schenkingsakte bedoeld in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 1 o tot 4 o,en lid 2, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten verstreken is, de aangifte bedoeld in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 5 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, te verstrekken en aldus te bewijzen dat de voorwaarden bedoeld in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 1 o tot 4 o, en lid 2, van hetzelfde Wetboek vervuld blijven. De aangifte bedoeld in het eerste lid wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon naar de administratie gezonden bij elk middel dat die zending kan bewijzen.»; 2 o in 2, a) wordt punt 6 o vervangen als volgt : «6 o : - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, eerste streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal werknemers die de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte in dienst hebben met arbeidsovereenkomst, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vijf eerste jaren te rekenen van het kwartaal van de authentieke schenkingsakte; deze vijf jaren mogen worden vervangen door de vijf afgesloten boekjaren, als het gaat om een onderneming rechtspersoon die een sociale balans heeft opgemaakt;

60 2242 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE - ofwel, in het geval van artikel 140bis, 2, 1 o, tweede streepje, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het aantal zelfstandigen bedoeld bij die bepaling, die de enige arbeidskracht zijn die in de Europese economische ruimte door de onderneming en haar dochter ondernemingen tewerkgesteld is, aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tijdens de vijf eerste jaren te rekenen van het kwartaal van de authentieke schenkingsakte;»; b) in punt 7 o worden de woorden de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op goederen bedoeld in artikel 140bis, 1, 1 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de woorden de verkoopwaarde van de zakelijke rechten op alle goederen bedoeld in artikel 140bis, 1, 1 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten ; 3 o 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : «3. Bij de aangifte worden volgende stukken gevoegd : 1 o : - ofwel, voor de rechtspersonen, het oprecht verklaarde afschrift van de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen, met inbegrip van de sociale balans, voor de boekjaren afgesloten tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 1 o tot 3 o van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, opgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 januari 2001 houdende uitvoering van het Wetboek der vennootschappen of krachtens de wetgeving die van toepassing is daar waar de zetel van de werkelijke leiding van de onderneming gevestigd is; de jaarrekeningen van de onderneming en haar dochterondernemingen kunnen vervangen worden door hun geconsolideerde rekeningen voor dezelfde boekjaren indien de onderneming dergelijke geconsolideerde rekeningen in de zin van het Wetboek van vennootschappen voor die boekjaren heeft opgesteld; - ofwel, voor de natuurlijke personen, het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de personenbelasting die elke voortzetter heeft ingediend tijdens de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 140quinquies, 1, lid 1, 1 o tot 3 o, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van de tabel van de bedrijfsmiddelen bijgehouden voor het invullen van deze aangiften, met in deze tabellen een bijzondere vermelding tot aanwijzing van de onroerende goederen waarop het verlaagd tarief toegepast is, zelfs gedeeltelijk, maar die sedertdien geheel of in een andere verhouding dan die aangegeven in de aanvraag om attest bedoeld in artikel 9 als woning zijn gebruikt; 2 o : - het oprecht verklaarde afschrift van de aangiften inzake de sociale zekerheid voor werknemers die betrekking hebben op de vijf jaren vanaf het kwartaal van de authentieke schenkingsakte, waaruit het aantal werknemers van de onderneming en haar dochterondernemingen in de Europese economische ruimte, uitgedrukt in voltijds equivalenten, opgemaakt kan worden; - het oprecht verklaarde afschrift van de attesten inzake het sociale zekerheidsstelsel der zelfstandigen die betrekking hebben op de vijf jaren vanaf het kwartaal van de authentieke schenkingsakte, waaruit de periodes kunnen opgemaakt worden waarin de zelfstandige personen bedoeld bij deze bepaling zijn aangesloten geweest bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen.»; 4 o er wordt een 4 ingevoegd, luidend als volgt : «4. De aangifte bedoeld in 1 wordt gedagtekend en ondertekend door de voortzetters of hun tussenpersoon. De voortzetters of hun tussenpersoon verklaren op erewoord dat de overgemaakte gegevens en de bijgevoegde stukken juist en volledig zijn.» Art. 10. In hetzelfde besluit wordt de artikelen 10bis en 10ter ingevoegd, luidend als volgt : «Art. 10bis. De administratie bezorgt de voortzetters of hun tussenpersoon bij elk middel dat een zending kan bewijzen een attest binnen een termijn van niet meer dan 30 werkdagen, berekend te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte bedoeld in artikel 10. Indien de bewijsstukken bedoeld in artikel 10, 3, niet bij de aangifte gevoegd zijn, begint bovenbedoelde termijn pas te lopen vanaf de datum waarop de administratie de ontbrekende gegevens of stukken ontvangt. In dit geval verwittigt de administratie de voortzetters of hun tussenpersoon binnen tien werkdagen na ontvangst van de aangifte dat hun aangifte onvolledig is en vermeldt ze de ontbrekende gegevens of stukken. Indien de beslissing gunstig is, verstrekt de administratie de voortzetters of hun tussenpersoon twee originele exemplaren van het attest. Indien de beslissing ongunstig is, wordt het attest in drie originele exemplaren afgeleverd, gedagtekend en ondertekend door de ambtenaar bedoeld in artikel 8bis. Van het eerste origineel wordt kennis gegeven aan de voortzetters of hun tussenpersoon; het tweede origineel wordt overgemaakt aan de bevoegde ontvanger der schenkingsrechten terwijl het derde origineel bewaard wordt door de voortzetters of hun tussenpersoon. Art. 10ter. In geval van ongunstige beslissing betreffende de in de artikelen 9bis en 10bis van dit besluit bedoelde attesten, kunnen de voortzetters of hun tussenpersoon binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing bij aangetekende brief beroep instellen bij de administratie. De administratie behandelt het beroep en deelt het dossier aan de Minister mee. De Minister beslist over het beroep bij een gemotiveerde beslissing waarvan aan de voortzetters kennis wordt gegeven binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de ontvangst van het beroep.» Art. 11. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «Art De Ministers stelt de modellen vast voor de aanvraag om attest bedoeld in artikel 9 en voor de aangifte bedoeld in artikel 10, alsmede de modellen voor de attesten bedoeld in artikel 9bis en in artikel 10bis. 2. Als de Minister vindt dat de administratie de gegevens voor de behandeling van de aanvraag om attest van artikel 9 of van de aangifte van artikel 10 rechtstreeks bij authentieke bronnen van andere administraties of organismen kan verkrijgen, kan hij de voortzetters vrijstellen van het verstrekken van deze gegevens aan de administratie.» Art. 12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 13. De Minister bevoegd voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit. Namen, 7 januari De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE

61 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2243 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N [C 2010/31015] 17 DECEMBER Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de bijlage I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F [C 2010/31015] 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale modifiant l annexe I re de l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 juin 2002 portant le statut administratif et pécuniaire des agents du personnel opérationnel du Service d Incendie et d Aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11; Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, inzonderheid op artikel 27, 3; Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid; Gelet op het koninklijke besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 9 en 16; Gelet op het sectoraal akkoord , opgenomen in het protocol 2008/15 van 21 november 2008; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 18 december 2009; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 2009; Op voorstel van de Staatssecretaris belast met de Brandbestrijding en de Dringende Medische Hulp; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De weddenschalen zoals bepaald in bijlage I bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijk Regering van 27 juni 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, ingevoerd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 maart 2009, worden gewijzigd volgens de bijlage bij dit besluit. Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari Art. 3. De Staatssecretaris bevoegd met Brandbestrijding en Dringende Medische hulp wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 17 december De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Bevordering van het nationale en internationale Imago van Brussel, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijdingen Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Staatssecretaris, bevoegd voor Huisvesting, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, C. DOULKERIDIS Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, Vu la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d intérêt public, notamment l article 11; Vu la loi du 21 août 1987 modifiant la loi organisant les agglomérations et les fédérations de communes et portant des dispositions relatives à la Région bruxelloise, notamment l article 27, 3; Vu l ordonnance du 19 juillet 1990 portant création d un Service d Incendie et d aide médicale urgente, notamment l article 8, alinéa 2; Vu l arrêté royal du 13 mars 1991 portant coordination des lois du 28 décembre 1984 et du 26 juin 1990 relatives à la suppression et à la restructuration d organismes d intérêt public et des services de l Etat, notamment les articles 9 et 16; Vu l accord sectoriel , repris dans le protocole 2008/15 du 21 novembre 2008; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 18 décembre 2009; Vu l avis de l Inspecteur des Finances donné le 15 décembre 2009; Sur la proposition du Secrétaire d Etat chargé de la Lutte contre l Incendie et de l Aide; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les échelles de traitement prévues à l annexe I de l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 juin 2002 portant le statut administratif et pécuniaire des agents du personnel opérationnel du Service d Incendie et d Aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale, introduit par l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 5 mars 2009, sont modifiées par l annexe du présent arrêté. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er janvier Art. 3. Le Secrétaire d Etat qui a la Lutte contre l Incendie et l Aide médicale urgente dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 17 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles- Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l Aménagement du Territoire, des Monuments et Sites, de la Propreté publique, de la Coopération au Développement et de la Promotion de l Image nationale et internationale de Bruxelles. Ch. PICQUE La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée del Environnement, de l Energie et de la Politique de l Eau, de la Rénovation urbaine, de la Lutte contre l Incendie et l Aide médicale urgente et du Logement, Mme E. HUYTEBROECK Le Secrétaire d Etat du Gouvernement de la Région de Bruxelles- Capitale, chargé du Logement, de la Lutte contre l Incendie et l Aide médicale urgente, C. DOULKERIDIS

62 2244 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

63 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2245

64 2246 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N [C 2010/31016] 1 DECEMBER Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het landbouwbeleid, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, artikel 2, 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998, 5 februari 1999 en 1 maart 2007; Gelet op het besluit van de Brusselse Regering van 22 oktober 2009 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, artikel 21; Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 augustus 2009; Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 23 juli 2009, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 13 augustus 2009; Gelet op het advies nr /3 van de Raad van State, gegeven op 17 november 2009, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : Artikel 1. Het keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen, vermeld in artikel 21 van het besluit van de Brusselse Regering van 22 oktober 2009 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. Art. 2. Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van pootaardappelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, wordt opgeheven. Brussel, 1 december B. CEREXHE MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F [C 2010/31016] 1 er DECEMBRE Arrêté ministériel établissant un règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre Le Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles- Capitale compétent pour la Politique agricole, Vu la loi du 11 juillet 1969 relative aux matières premières pour l agriculture, l horticulture, la sylviculture et l élevage, l article 2, 1 er, modifié par les lois des 21 décembre 1998, 5 février 1999 et 1 er mars 2007; Vu l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 octobre 2009 portant réglementation du commerce et du contrôle des plants de pommes de terre, l article 21; Vu l arrêté ministériel du 21 décembre 2001 établissant un règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 31 août 2009; Vu la concertation entre les régions et les autorités fédérales du 23 juillet 2009, sanctionnée par la Conférence interministérielle sur l Agriculture du 13 août 2009; Vu l avis n /3 du Conseil d Etat, donné le 17 novembre 2009, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,1, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, Arrête : Article 1 er. Le règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre, visé àl article 21 de l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 octobre 2009 portant réglementation du commerce et du contrôle des plants de pommes de terre, est joint en annexe au présent arrêté. Art. 2. L arrêté ministériel du 21 décembre 2001 établissant un règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre, modifié par l arrêté ministériel du 19 mai 2006, est abrogé. Bruxelles, le 1 er décembre B. CEREXHE Bijlage Keurings- en certificeringsreglement van pootaardappelen INLEIDING De controle wordt uitgevoerd in alle stadia van de productie tot het gebruik. Elke overtreding van de bepalingen in dit reglement laat toe een productieveld of een partij te deklasseren of te weigeren en de certificaten, plantenpaspoorten of etiketten terug te nemen. HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen 1.1 Controlerende instanties De bevoegde entiteit : de directie bevoegd voor het Landbouwbeleid binnen het bestuur Economie en werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Officiële keurmeester : de natuurlijke persoon die door de bevoegde entiteit bevoegd verklaard wordt om de officiële werkzaamheden uit te voeren die in dit reglement beschreven worden. Die persoon moet beschikken over de nodige vakbekwaamheid, wat uit officiële examens gebleken is, mag geen persoonlijk voordeel halen uit de controle, en moet zich regelmatig bijscholen door informatieve studiedagen te volgen Officieel laboratorium : onafhankelijk laboratorium dat aanvaard wordt door de bevoegde entiteit om controles op de aanwezigheid van plantenziekten bij pootaardappelen uit te voeren volgens de gangbare internationale methoden Een laboratorium moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. beschikken over gekwalificeerd personeel en een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor de instructies en de goede werking van de apparatuur. De studie- en beroepskwalificaties van het personeel en, in het bijzonder, van de verantwoordelijken voor de uitvoering van de diensten, inzonderheid voor het toetsen van plantaardig materiaal op de aanwezigheid van pathogene ziekteverwekkers en het gebruik van ELISA testen moeten voorgelegd worden; Annexe Règlement de contrôle et de certification des plants de pommes de terre INTRODUCTION Le contrôle s exerce à tous les stades de la production à l utilisation. Toute infraction aux dispositions du présent règlement peut entraîner le déclassement ou le refus d un champ de production ou d un lot de plants et le retrait des passeports phytosanitaires, des certificats ou étiquettes. CHAPITRE I er. Généralités 1.1 Instances de contrôle L entité compétente : la Direction chargée de la politique agricole au sein de l administration de l économie et de l emploi du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Inspecteur officiel : la personne physique habilitée par l entité compétente pour exercer les travaux définis dans le présent règlement. Cette personne doit disposer des qualifications nécessaires sur base d examens officiels, ne peut tirer un profit personnel des contrôles et doit régulièrement se perfectionner en suivant des journées d étude informatives Laboratoire officiel : le laboratoire indépendant agréé par l entité compétente pour exercer des contrôles sur la présence de maladies sur les plants de pommes de terre suivant des méthodes internationales en vigueur. Le laboratoire répond aux conditions suivantes : 1. disposer d un personnel qualifié et désigner une personne responsable pour les instructions et le bon fonctionnement de l appareillage. Les titres d études et les qualifications professionnelles du personnel et, en particulier, des responsables chargés d accomplir les services, notamment pour le contrôle du matériel végétal sur la présence de pathogènes et l utilisation de tests ELISA, doivent être présentés;

65 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE zich verbinden tot : het bijhouden van een boekhouding van de monsters en de ontledingsuitslagen; het ter beschikking houden voor de bevoegde entiteit van de monsters gedurende minimaal zes weken; 3. beschikken over de nodige lokalen en apparatuur om de ontledingen uit te voeren; 4. een beschrijving voorleggen van de maatregelen die het laboratorium treft om de kwaliteit van de onderzoeken te waarborgen en van de mogelijkheden die het biedt. 1.2 Operatoren Verantwoordelijken voor de rassen : Kweker : natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 1.5) Mandataris : natuurlijke persoon of rechtspersoon, aangewezen door de kweker, om in zijn naam te handelen op het grondgebied van het Brussel Hoofdstedelijke Gewest als het een in het Brussels Hoofdstelijk Gewest beschermd ras betreft. Het bewijs van de toegekende opdracht moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd Instandhouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras. Voor in het Brussels Hoofdstelijk Gewest beschermde rassen moet hij aangeduid zijn door de kweker. Het bewijs van de toegekende bevoegdheden moet bij controle aan de bevoegde entiteit worden voorgelegd Verantwoordelijken voor de productie en de handel : Inschrijvingsnemer : bevoegde natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor de productie van pootaardappelen ter keuring aanbiedt Producent : natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer aangewezen is als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de productie van pootaardappelen Leverancier : a) Producent-bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer is aangewezen als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorg voor de productie, en die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten en verpakken van pootgoed; b) Bereider van pootgoed : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten en verpakken van pootgoed voor derden; c) Verdeler van pootgoed in kleine verpakkingen : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om gecertificeerd pootgoed onder te brengen in kleine verpakkingen met het oog op de verkoop en niet bestemd voor het voortbrengen van pootgoed; 1.3 Registraties Alle personen, vermeld in 1.2, uitgezonderd de kweker, worden door de bevoegde entiteit geregistreerd onder een uniek nummer nadat hun activiteiten zijn vastgesteld. Bij de registratie verbinden de betrokken personen zich er schriftelijk toe om voor hun activiteiten : 1 de geldende reglementering en de door de bevoegde entiteit gegeven instructies te eerbiedigen; 2 de bevoegde entiteit op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de werkzaamheden die enkel door een geregistreerde persoon uitgevoerd mogen worden; 3 de bevoegde entiteit toe te staan hun bedrijven te bezoeken, alsook hun teelten te keuren; 4 aan de bevoegde entiteit alle noodzakelijke inlichtingen mee te delen; 5 de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen; 6 het pootgoed voor certificering aan te bieden zodat ze aan de geldende normen beantwoorden; 7 een boekhouding bij te houden en ter beschikking te houden van de bevoegde entiteit gedurende drie jaar; 8 gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de bevoegde entiteit te bewaren; 2. s engager à : tenir une comptabilité des échantillons et des résultats d analyses; tenir les échantillons à la disposition de l entité compétente pendant au minimum six semaines; 3. disposer des locaux et de l appareillage nécessaires pour exécuter les analyses; 4. soumettre une description des mesures que le laboratoire prend pour garantir la qualité des examens et des possibilités offertes. 1.2 Opérateurs Responsables des variétés : Obtenteur : personne physique ou morale dont une variété est admise au contrôle (voir point 1.5) Mandataire : personne physique ou morale désignée par l obtenteur pour agir en son nom sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale s il s agit d une variété protégée en Région de Bruxelles-Capitale. La preuve de la mission confiée doit être présentée à l entité compétente lors d un contrôle Mainteneur : personne physique ou morale responsable de la sélection conservatrice d une variété. Pour les variétés protégées en Région de Bruxelles-Capitale, le mainteneur est désigné par l obtenteur. La preuve des compétences confiées doit être présentée à l entité compétente lors d un contrôle Responsables de la production et du commerce : Preneur d inscription : personne physique ou morale compétente qui présente au contrôle les cultures pour la production de plants de pommes de terre Producteur : personne physique ou morale qui est désignée par le preneur d inscription comme responsable de la succession culturale et des soins particuliers apportés à la production de plants de pommes de terre Fournisseur : a) Producteur-préparateur de plants : personne physique ou morale agréée par l entité compétente et désignée par le preneur d inscription comme responsable de la succession culturale et des soins particuliers apportés à la production et qui dispose des installations nécessaires pour le stockage, le nettoyage, le séchage, le traitement, la préparation, la désinfection et le conditionnement des plants; b) Préparateur de plants : personne physique ou morale agréée par l entité compétente qui dispose des installations nécessaires pour le stockage, le nettoyage, le séchage, le traitement, la préparation, la désinfection et le conditionnement des plants destinés à des tiers; c) Conditionneur de petits emballages : personne physique ou morale agréée par l entité compétente qui dispose des installations nécessaires pour la mise en petits emballages de plants certifiés en vue de leur commercialisation et non destinés à la production de plants; 1.3 Enregistrement Toutes les personnes visées au 1.2, à l exception de l obtenteur, sont enregistrés par l entité compétente sous un numéro unique suite à la détermination de leurs activités. Lors de l enregistrement, les personnes intéressées s engagent par écrit à : 1 respecter la réglementation en vigueur et les instructions données par l entité compétente; 2 notifier à l entité compétente le début et la fin des travaux que seule la personne enregistrée peut exécuter; 3 autoriser l entité compétente à visiter leurs entreprises et à inspecter leurs cultures; 4 communiquer à l entité compétente toutes les informations nécessaires; 5 communiquer l emplacement et la superficie des parcelles de multiplication; 6 présenter les plants à la certification dès qu ils répondent aux normes en vigueur; 7 tenir une comptabilité et la tenir à la disposition de l entité compétente pendant trois ans; 8 conserver les documents de contrôle utilisés suivant les instructions de l entité compétente;

66 2248 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 9 de bevoegde entiteit op het geschikte tijdstip de nodige monsters te leveren of te laten nemen voor het laboratoriumonderzoek en voor de aanleg van controlevelden. 1.4 Erkenningen Producenten, bereiders en verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen moeten door de bevoegde entiteit erkend worden. Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen tijdens de procedure tot registratie of na hun registratie een aanvraag indienen bij de bevoegde entiteit. Erkende bedrijven moeten een voorraadboekhouding bijhouden over het binnenkomende en uitgaande pootgoed vanaf het oogsten of het verwerven en ze moeten die boekhouding ter beschikking van de bevoegde entiteit houden gedurende drie jaar De producent-bereiders en bereiders van pootgoed worden erkend als zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1) beschikken over zuivere, droge, goed verluchte lokalen die gedurende de bewerkings- en bewaringsperiode van pootgoed uitsluitend voorbehouden zijn voor pootgoed. Die lokalen zijn geïsoleerd tegen de vorst en voorzien van een voldoende luchtverversingssysteem. De temperatuur in de lokalen moet geregeld kunnen worden. De oppervlakte van de opslag- en bewerkingsruimte moet in verhouding staan tot de omvang van de productie; 2) beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning gevraagd wordt. Er moet tijdens de triage minstens een trieur-calibreur en een leestafel aanwezig zijn. De installatie moet indien nodig beschikken over apparatuur om etiketten aan te brengen overeenkomstig de geldende reglementering; 3) zich ertoe verbinden slechts plantgoed ter certificering aan te bieden dat beantwoordt aan de van kracht zijnde normen voor identiteit en raszuiverheid, afstamming, technologische en gezondheidsnormen; 4) gebruikmaken van verpakkingen die overeenkomstig het besluit van de Brussel Hoofdstedelijke Regering van 22 oktober 2009 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen kunnen worden gesloten en kunnen worden voorzien van etiketten die de voorgeschreven vermeldingen dragen; 5) een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het geven van instructies aan het personeel en voor de goede werking van de installaties; 6) voor de duur van de triagewerkzaamheden aan de bevoegde entiteit een degelijk lokaal ter beschikking stellen om controlewerkzaamheden te verrichten De verdelers van pootgoed in kleine verpakkingen kunnen erkend worden als ze zich ertoe verbinden : 1) de bevoegde entiteit op de hoogte te stellen van de aanvang en het beëindigen van hun werkzaamheden telkens als er activiteiten worden uitgevoerd; 2) de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van het pootgoed dekken gedurende twee jaar ter beschikking te houden van de bevoegde entiteit; 3) de maatregelen vermeld in hoofdstuk 8 strikt toe te passen. Voor ze een erkenning toekent, stelt de bevoegde entiteit een onderzoek ter plaatse in. Daarbij wordt een inventaris opgesteld van lokalen, inrichtingen en personeel. De erkenning is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. De erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven en de aangegane verbintenissen gerespecteerd blijven. In geval van belangrijke wijzigingen aan de installaties of verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de bevoegde entiteit daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. De erkenning wordt ingetrokken als de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.5 Tot de keuring toegelaten rassen Rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi De rassen die voorkomen in een van de volgende catalogi zijn tot de keuring toegelaten : a) nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen; b) gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen Rassen in procedure van inschrijving voor opname in een catalogus a) Rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de nationale catalogus of, als het gaat om een ras van een Belgische kweker, voor opname in catalogi van andere landen, zijn tot de keuring toegelaten. Het bewijs dat ze in procedure van inschrijving zijn moet worden geleverd. 9 livrer à ou laisser prélever par l entité compétente les échantillons nécessaires au moment approprié pour l analyse en laboratoire et pour la mise en place de champs de postcontrôle. 1.4 Agréments Les producteurs, préparateurs et conditionneurs de petits emballages doivent être agréés par l entité compétente. Pour pouvoir être agréées, les personnes intéressées doivent adresser une demande à l entité compétente au cours de la procédure d enregistrement ou après leur enregistrement. Les entreprises agréées doivent tenir une comptabilité-matière des entrées et sorties de plants depuis la récolte ou l acquisition et la tenir à la disposition de l entité compétente pendant trois ans Les producteurs-préparateurs et les préparateurs de plants sont agréés s ils répondent aux conditions ci-dessous : 1) disposer de locaux propres, secs, aérés, réservés exclusivement aux plants pendant la période de traitement et de stockage des plants. Ces locaux doivent être isolés du gel et munis d un système de ventilation suffisant. La température dans les locaux doit pouvoir être réglée. La superficie des locaux de stockage et de conditionnement doit être en rapport avec l importance de la production; 2) disposer de l équipement et de l appareillage nécessaires en vue des travaux faisant l objet de la demande d agrément; disposer au moment du triage d un appareillage se composant au minimum d un trieur-calibreur et d une table de visite. L installation doit disposer, au besoin, d appareils d étiquetage, conformément à la réglementation en vigueur; 3) s engager à ne présenter que des plants à la certification qui répondent aux normes en vigueur quant à l identité et la pureté variétale, la filiation, les normes technologiques et sanitaires; 4) utiliser des emballages susceptibles d être fermés et pourvus d étiquettes portant les mentions prescrites, conformément à l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 octobre 2009 portant réglementation du commerce et du contrôle des plants de pommes de terre; 5) désigner une personne chargée de donner des instructions au personnel et pour le bon fonctionnement des installations; 6) mettre à la disposition de l entité compétente pour la durée des opérations de triage un local approprié pour exercer les contrôles Les conditionneurs de plants en petits emballages peuvent être agréés s ils s engagent à : 1) tenir informée l entité compétente du début et de la fin de leurs activités en cours; 2) tenir à la disposition de l entité compétente pendant deux ans, les documents de contrôle qui couvraient les emballages de plants à subdiviser; 3) appliquer correctement les mesures visées au chapitre 8. Avant qu elle n accorde un agrément, l entité compétente fait une enquête sur place. Elle établit un inventaire des locaux, équipements et personnel. L agrément est valide du 1 er juillet jusqu au 30 juin de l année suivante. L agrément est reconduit tacitement d année en année, aussi longtemps que les conditions imposées et les engagements contractés restent remplis. En cas de modifications importantes aux installations ou de changement de responsabilité des personnes concernées, l entité compétente doit en être avertie sans délai. L agrément est retiré lorsque les conditions imposées ne sont plus remplies. 1.5 Variétés admises au contrôle Variétés figurant dans l un des catalogues suivants Les variétés figurant dans l un des catalogues suivants, sont admises au contrôle : a) catalogue national des variétés des espèces de plantes agricoles; b) catalogue commun des variétés des espèces de plantes agricoles Variétés en cours de procédure d inscription à un catalogue a) Les variétés en cours de procédure d inscription au catalogue national ou, en cas de variétés d un obtenteur belge, à un catalogue d autres pays, sont admises au contrôle. La preuve doit être fournie qu elles font l objet de la procédure d inscription.

67 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2249 Partijen van die rassen kunnen pas officieel goedgekeurd worden nadat de rassen effectief zijn opgenomen in een van de vermelde catalogi. Het bewijs daarvan moet worden geleverd. b) Onder bepaalde voorwaarden kan er voor rassen die in procedure van inschrijving zijn voor opname in de nationale catalogus toestemming worden gegeven om partijen van die rassen in de handel te brengen. De toestemming kan alleen gegeven worden voor het uitvoeren van proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen. Om de toestemming kan worden verzocht door de kweker of zijn mandataris die een geldige aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus heeft ingediend. Hierbij verstrekt hij de volgende gegevens : 1) informatie over de geplande proeven; 2) de namen van de lidstaten waarin die proeven moeten worden uitgevoerd; 3) een beschrijving van het ras; 4) informatie over de instandhouding van het ras. De technische voorwaarden waaraan de partijen moeten voldoen, de wijze van monsterneming, de verpakking, verzegeling en etikettering worden verder beschreven in hoofdstuk 7. De naleving van die voorwaarden wordt gecontroleerd aan de hand van een officieel onderzoek door de bevoegde entiteit op basis van de verstrekte rasbeschrijving of, indien van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van de onderzoeken die in het kader van de toelating tot de nationale rassencatalogus uitgevoerd worden. De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste 0,1 % van het aardappelpootgoed dat jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarin de proeven worden uitgevoerd. De bevoegde entiteit zal jaarlijks de hoeveelheid bekendmaken die daarvoor in aanmerking komt. De toestemming wordt verleend voor maximaal één jaar en kan telkens met één jaar worden verlengd. Bij de aanvraag tot verlenging worden de volgende documenten gevoegd : 1) een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming; 2) alle beschikbare aanvullende informatie over beschrijving, de instandhouding en de teelt of het gebruik van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming; 3) gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt. De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale catalogus wordt ingetrokken of geweigerd, of zodra het ras in de catalogus wordt opgenomen. Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van een andere lidstaat om het te gebruiken in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest, kan de bevoegde entiteit van het Brussel Hoofdstedelijke Gewest het gebruik van dat ras op het gehele grondgebied van het Brussel Hoofdstedelijke Gewest of een deel daarvan verbieden of passende voorwaarden vaststellen voor de teelt van het ras en voor het gebruik van de producten uit die teelt in een van de volgende gevallen : 1) als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden; 2) als uit officiële veldproeven in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of als algemeen bekend is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is; 3) als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt. Als voor een ras aan de kweker of zijn mandataris toestemming is verleend door de bevoegde entiteit van het Brussel Hoofdstedelijke Gewest om het te gebruiken in een ander gewest of in een andere lidstaat, kan de bevoegde entiteit van dat gewest of die lidstaat het gebruik van dat ras op zijn gehele grondgebied verbieden of, zoals hierboven wordt vermeld, passende voorwaarden stellen voor de teelt en het gebruik van de producten uit die teelt. De kweker of zijn mandataris die toestemming heeft gekregen om een ras, dat in procedure van inschrijving is voor opname in de nationale catalogus, in de handel te brengen, moet jaarlijks een verslag overhandigen aan de bevoegde entiteit over : de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen; La certification officielle des lots desdites variétés ne peut intervenir qu après leur admission effective à l un des catalogues susmentionnés. La preuve doit en être fournie. b) Dans certaines conditions, une autorisation peut être accordée pour commercialiser des lots des variétés en cours de procédure d inscription au catalogue national. L autorisation ne vaut que pour l exécution de tests dans les entreprises agricoles afin de recueillir des données sur la culture ou l utilisation de la variété. L autorisation peut être demandée par l obtenteur ou son mandataire qui a introduit une demande valide d admission de la variété au catalogue national. A cet effet, il fournit les données suivantes : 1) des informations sur les tests projetés; 2) les noms des Etats membres dans lesquels les tests doivent être exécutés; 3) une description de la variété; 4) des informations sur la sélection conservatrice de la variété; Les conditions techniques auxquelles doivent répondre les lots, le mode d échantillonnage, l emballage, le plombage et l étiquetage sont explicités au chapitre 7. Le respect des conditions est contrôlé àl aide d une enquête officielle par l entité compétente sur la base de la description de la variété ou, si d application, au vu des résultats des enquêtes entreprises dans le cadre de l admission au catalogue national des variétés. La quantité autorisée par variété est plafonnée à 0,1 % des plants de pommes de terre qui sont utilisés annuellement dans les Etats membres pour l exécution de tests. L entité compétente rendra annuellement publique la quantité prise en compte à cet effet. L autorisation est accordée pour au maximum huit ans et peut être prolongée chaque fois d un an. La demande de prolongation est accompagnée des documents suivants : 1) une référence à l autorisation initiale; 2) toute information complémentaire disponible sur la description, la sélection conservatrice et la culture ou l utilisation de la variété, suivant l autorisation initiale; 3) des données faisant apparaître que l évaluation de l admission de la variété au catalogue des variétés est toujours en cours. L autorisation est annulée dès que la demande d admission au catalogue national est retirée ou refusée oudès que la variété est admise au catalogue. Si l entité compétente d un autre Etat membre autorise l obtenteur ou son mandataire à utiliser une variété en Région de Bruxelles-Capitale, l entité compétente de la Région de Bruxelles-Capitale peut interdire l utilisation de cette variété sur tout ou partie du territoire de la Région de Bruxelles-Capitale ou établir des conditions appropriées concernant la culture de cette variété et l utilisation des produits de cette culture dans l un des cas suivants : 1) s il est établi que la culture de la variété peut nuire à la santé des autres variétés ouespèces cultivées; 2) si des essais sur le terrain en Région de Bruxelles-Capitale démontrent que la variété ne produit nulle part sur son territoire les résultats obtenus avec une variété comparable autorisée sur son territoire ou s il est notoire que la variété n est pas apte àêtre cultivée sur son territoire pour cause de sa nature et sa classe de maturité; 3) s il y a motif à supposer que la variété constitue un danger potentiel pour la santé humaine ou pour l environnement. Si l entité compétente de la Région de Bruxelles-Capitale autorise l obtenteur ou son mandataire à utiliser une variété dans une autre région ou un autre Etat membre, l entité compétente de cette région ou de cet Etat membre peut interdire l utilisation de cette variété sur tout son territoire ou, comme prévu ci-avant, établir des conditions appropriées concernant la culture de cette variété et l utilisation des produits de cette culture. L obtenteur ou son mandataire qui a reçu l autorisation de commercialiser une variété qui est en cours de procédure d inscription au catalogue national, doit présenter chaque année à l entité compétente un rapport sur : les tests dans les entreprises agricoles afin de recueillir des données sur la culture ou l utilisation de la variété;

68 2250 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE de hoeveelheid pootgoed die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was. Die gegevens worden vertrouwelijk behandeld. 1.6 Categorieën en klassen De productie van pootgoed in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest is het resultaat van instandhouding door vegetatieve vermeerdering overeenkomstig het onderstaande schema : la quantité de plants commercialisée dans la période faisant l objet de l autorisation et l Etat membre auquel elle était destinée. Ces données sont confidentielles. 1.6 Catégories et classes La production de plants en Région de Bruxelles-Capitale est le résultat de la sélection conservatrice par reproduction végétative, conformément au schéma ci-dessous :

69 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Het officieel goedgekeurde aardappelpootgoed wordt gerangschikt volgens de generatie en de bijzondere kwalitatieve vereisten in een van de volgende categorieën en klassen : Kwekersmateriaal : niet-gecertificeerd materiaal dat voortgebracht is door genealogische selectie en dat behoort tot een generatie die aan het prebasispootgoed voorafgaat, en dat in verschillende families (F) ingedeeld kan zijn Prebasispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit kwekersmateriaal, dat bestemd is om basispootgoed voort te brengen. Als het prebasispootgoed voortgebracht werd uit materiaal dat in vitro geproduceerd werd, wordt de categorie aangegeven als prebasispootgoed-ct Basispootgoed : pootgoed, geproduceerd uit prebasispootgoed of uit kwekersmateriaal, dat voornamelijk bestemd is om, door een of meer vermeerderingen, gecertificeerd pootgoed voort te brengen De categorie basispootgoed is onderverdeeld in de klassen : a) basispootgoed S; b) basispootgoed SE; c) basispootgoed E. Naast die klassen kunnen de communautaire klassen EEG1, EEG2 en EEG3 toegekend worden als aan de eisen van Richtlijn EEG 93/17 van 30 maart 1993 is voldaan Gecertificeerd pootgoed : pootgoed, geproduceerd uit basispootgoed of pootgoed van een voorafgaande generatie, dat normaal bestemd is voor een andere productie dan die van pootaardappelen De categorie van het gecertificeerde pootgoed is volgens de hoedanigheidskenmerken van het pootgoed onderverdeeld in twee klassen : a) gecertificeerd pootgoed A; b) gecertificeerd pootgoed B. Met het oog op de keuring worden de categorieën of klassen van pootgoed die van buiten de Europese Gemeenschap ingevoerd worden, gelijkgesteld met de gemeenschappelijke categorieën en klassen overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Gemeenschap inzake gelijkstelling van pootgoed uit derde landen. Een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan moet voorgelegd worden. HOOFDSTUK II. Instandhouding van een ras 2.1 Elk jaar moeten de personen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van een ras in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest, aan de bevoegde entiteit, voor elk betrokken ras, het instandhoudingprogramma schriftelijk meedelen met opgave van de toegepaste methode en het aangewende materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden,...). Zij staan de bevoegde entiteit toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen. Monsters kunnen officieel genomen worden. Om pootgoed, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen, moet de kweker, de instandhouder of hun mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden. Het perceel en het uitgangsmateriaal moeten vrij zijn van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. Als de instandhouding in het buitenland plaatsvindt, moet bij het materiaal dat behoort tot een generatie die voorafgaat aan het basispootgoed, dat voor vermeerdering in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest wordt aangeboden, een verklaring van de instandhouder gevoegd worden die de volgende elementen bevat : 1) de geleverde hoeveelheden materiaal; 2) het referentienummer van de partij; 3) de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket); 4) de categorie en de klasse van het pootgoed dat met het materiaal mag worden geproduceerd; 5) een bewijs dat aan de gezondheidsvoorschriften is voldaan. Al deze inlichtingen moeten bezorgd zijn aan de bevoegde entiteit bij de inschrijving van de teelt. 2.2 De instandhouder houdt een register bij waarin iedere generatie van elke familie wordt ingeschreven. 2.3 Na minstens twee jaar vermeerdering in vollegrond mogen de producties van verschillende families gemengd worden. Het gemengde product kan enkel nog in aanmerking komen voor de productie van basispootgoed of gecertificeerd pootgoed. 2.4 De F0-generatie is het vertrekmateriaal voor de selectie. Dat materiaal moet door een erkend laboratorium als vrij van plantenziekten worden erkend. 2.5 De generaties die afkomstig zijn van iedere F0 vormen de families Les plants de pommes de terre officiellement certifiés sont classés suivant la génération et les exigences qualitatives particulières dans l une des catégories suivantes : Matériel d obtenteur : matériel non certifié produit par sélection généalogique et appartenant à une génération précédant les plants prébase et qui peut faire partie de plusieurs familles (F) Plants prébase : plants obtenus à partir de matériel d obtenteur et destinés à produire des plants de base. Lorsque les plants prébase ont été obtenus à partir de matériel produit in vitro, la catégorie est désignée comme plants prébase-ct Plants de base : plants produits à partir de plants prébase ou de matériel d obtenteur et principalement destinés à produire, en une ou plusieurs multiplications, des plants certifiés La catégorie plants de base est subdivisée en classes : a) plants de base S; b) plants de base SE; c) plants de base E. En plus de ces classes, les classes communautaires CEE 1, CEE 2 ou CEE 3 peuvent être attribuées, si les exigences de la directive CEE 93/17 du 30 mars 1993 sont remplies Plants certifiés : plants produits à partir de plants de base ou de plants d une génération antérieure à celle des plants de base et normalement destinés à une production autre que celle de plants de pommes de terre La catégorie des plants certifiés est subdivisée selon des critères qualitatifs en deux classes : c) plants certifiésa; d) plants certifiés B. En vue du contrôle, les catégories ou classes des plants produits en dehors de la Communauté européenne sont reconnues équivalentes aux catégories ou classes communautaires et ce, en conformité avec les décisions prises par la Communauté européenne en matière d équivalence des plants provenant des pays tiers. La preuve du respect des prescriptions phytosanitaires doit être fournie. CHAPITRE II. Sélection conservatrice d une variété 2.1 Les personnes chargées de la sélection conservatrice d une variété en Région de Bruxelles-Capitale, doivent déclarer par écrit chaque année et pour chaque variété concernée, à l entité compétente le programme de sélection conservatrice en précisant la méthode et le matériel utilisés (emplacement de la parcelle, superficie, quantités produites,...). Elles autorisent l entité compétente à faire des contrôles sur place. Un échantillonnage officiel est possible. Pour commercialiser des plants à partir de la sélection conservatrice, l obtenteur, le mainteneur ou leur mandataire doit présenter la culture au contrôle. La parcelle et les matériels de base sont exempts de tous les organismes nuisibles mentionnés dans l arrêté royal du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux. Si la sélection a lieu à l étranger, le matériel appartenant à une génération antérieure aux plants de base présenté pour la multiplication en Région de Bruxelles-Capitale, doit être accompagné d une déclaration du mainteneur reprenant : 1) la quantité de matériel fournie; 2) le numéro de référence du lot; 3) la description de l étiquette attachée aux emballages (ou un spécimen de cette étiquette); 4) la catégorie et classe des plants à produire à partir du matériel précité; 5) une preuve du respect des prescriptions phytosanitaires. L entité compétente doit être en possession de toutes ces informations au moment de l inscription des cultures. 2.2 Le mainteneur tient un registre dans lequel chaque génération de chaque famille est inscrite. 2.3 Après au moins deux années de multiplication en plein champ, le produit de différentes familles peut être mélangé. Ce mélange ne peut servir qu à la production de plants de base ou de plants certifiés. 2.4 La génération F0 est le matériel de départ de la sélection. Ce matériel est reconnu exempt de maladies par un laboratoire agréé. 2.5 Les générations provenant de chaque F0 constituent les familles.

70 2252 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2.6 Het in-vitro geproduceerd materiaal is instandhoudingsmateriaal dat tot de genealogische selectie behoort. 2.7 Het door het laboratorium afgeleverde in-vitromateriaal (knollen) wordt beschouwd als F1. Dat materiaal moet op het gebied van gezondheid beantwoorden aan de vereisten van de klasse prebasispootgoed. De rasechtheid moet door de producent gewaarborgd worden. 2.8 Met behoud van de toepassing van de bepalingen die gelden voor de productie van officieel gecertificeerd prebasispootgoed (zie hoofdstukken 4 tot 7) kan de bevoegde entiteit, op verzoek van de instandhouder of zijn mandataris, een attest uitreiken waarin wordt verklaard dat het materiaal afkomstig is van vermeerderingen die gerealiseerd zijn door een bij de bevoegde entiteit geregistreerde verantwoordelijke persoon, en dat de teelten door de bevoegde entiteit werden gevolgd. De resultaten van de gezondheidsonderzoeken moeten voorgelegd worden. 2.9 Er bestaan bijzondere gezondheidsvereisten voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen. Het uitgangsmateriaal (F0) evenals het geproduceerde instandhoudingsmateriaal en de mogelijk tussenliggende generaties moeten vrij zijn van : 1) Erwinia carotovora var. atroseptica; 2) Erwinia chrysantemi; 3) bladrol PLRV; 4) A-, M-, S-, X- en Y-virus. Daarvan moet een bewijs geleverd worden. HOOFDSTUK III. Inschrijving ter keuring 3.1 Inschrijvingsvoorwaarden Fytosanitaire eisen voor het pootgoed en het te beplanten perceel Voor de inschrijving moeten het perceel en het uitgangsmateriaal vrij bevonden worden van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) Teelten voor de productie van prebasispootgoed, alsook rassen in proef, moeten ingeschreven worden door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in het Brussels Hoofdstelijk Gewest. Teelten voor de productie van basis- en gecertificeerd pootgoed moeten ingeschreven worden door de kweker, instandhouder of hun mandataris in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door een producent, producent-bereider of door een bereider. Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de bevoegde entiteit om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermde rassen, mededeling te doen van : a) de identiteit van de inschrijvingsnemer; b) de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten; c) de hoeveelheden officieel goedgekeurd pootgoed in elke categorie en klasse. De overdracht van teelten of van hun opbrengsten die niet aan de keuring zijn onttrokken, brengt eveneens de overdracht van deze toestemming mee Oorsprong van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) Het pootgoed moet voortomen van een teelt in vollegrond. De producent die de teelt heeft aangelegd moet de identiteit van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) kunnen bewijzen, hetzij via een genealogische selectie, verricht in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest en voorafgaandelijk aan de bevoegde entiteit gemeld, hetzij door een verklaring van de verantwoordelijke van een ander gewest of van de buitenlandse verantwoordelijke waarin mededeling wordt gedaan van de hoeveelheid opgezonden materiaal, bestemd om in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest prebasispootgoed te produceren, en gedekt door een officiële verklaring van de keuringsdienst van het gewest of land in kwestie. Die inlichtingen moeten opgenomen zijn op het document dat bij het ingevoerde materiaal is gevoegd. Een specimen van het etiket dat het materiaal identificeert, moet aan dat document worden gehecht. De documenten worden aan de bevoegde entiteit bezorgd door de inschrijvingsnemer op het moment van de inschrijving ter keuring van de teelt. 2.6 Le matériel produit in vitro est du matériel de mainteneur faisant partie de la sélection généalogique. 2.7 Les matériels in vitro (tubercules) fournis par le laboratoire sont considérés comme F1. Ces matériels doivent répondre aux exigences phytosanitaires prévues pour la classe prébase. L identité variétale doit être garantie par le producteur. 2.8 Sans préjudice des dispositions relatives à la production de plants prébase officiellement certifiés (voir chapitres 4 à 7), l entité compétente peut, à la demande du mainteneur ou de son mandataire, délivrer une attestation dans laquelle il est déclaré que le matériel provient de multiplications réalisées par une personne responsable enregistrée auprès de l entité compétente et que les cultures ont été suivies par celle-ci. Les résultats des tests phytosanitaires doivent être fournis. 2.9 Il existe des exigences phytosanitaires particulières en vue de la production de plants de base de classes communautaires. Les matériels de départ (F0) ainsi que les matériels de maintenance produits et les générations intermédiaires éventuelles doivent être indemnes de : 1) Erwinia carotovora var. atroseptica; 2) Erwinia chrysantemi; 3) Virus enroulement PLRV; 4)VirusA,M,S,XetY. La preuve doit être fournie. CHAPITRE III. Inscription au contrôle 3.1 Conditions d inscription Exigences phytosanitaires quant aux plants et à la parcelle à planter Aux fins d inscription, la parcelle et les matériels de base doivent être exempts de tous les organismes nuisibles mentionnés dans l arrêté royal du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux Personnes compétentes (preneurs d inscription) Les cultures pour la production de plants prébase ainsi que les variétés à l essai, doivent être inscrites par l obtenteur, le mainteneur ou leur mandataire en Région de Bruxelles-Capitale. Les cultures pour la production de plants de base et certifiés doivent être inscrites par l obtenteur, le mainteneur ou leur mandataire en Région de Bruxelles-Capitale, par un producteur, un producteurpréparateur ou un préparateur. Par l inscription, le preneur d inscription autorise l entité compétente à communiquer aux obtenteurs, mainteneurs ou leurs mandataires, à leur demande, et pour ce qui concerne les variétés protégées en Région de Bruxelles-Capitale : a) l identité du preneur d inscription; b) les superficies présentées au contrôle et acceptées lors d un contrôle sur pied; c) les quantités de plants officiellement certifiées dans chaque catégorie et classe. Le transfert de cultures ou de leurs produits qui n ont pas été soustraits au contrôle emporte également le transfert de cette autorisation Origine des plants utilisés (matériel de base) Les plants doivent provenir d une culture en plein air. Le producteur qui a implanté la culture doit pouvoir prouver l identité des plants (matériel de base), soit via une sélection généalogique effectuée enrégion de Bruxelles-Capitale et déclarée aupréalable à l entité compétente, soit par une déclaration du responsable d un autre région ou d un pays étranger indiquant la quantité de matériels envoyés et destinés à produire en Région de Bruxelles-Capitale des plants prébase et couverte par une attestation officielle du Service de contrôle de cette région ou de ce pays. Ces renseignements doivent figurer sur le document qui accompagne le matériel introduit. Un spécimen de l étiquette qui couvre le matériel sera joint à ce document. Le preneur d inscription transmet les documents à l entité compétente au moment de l inscription au contrôle de la culture.

71 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Rasbeschrijving Om de controle uit te voeren, moet de bevoegde entiteit over een officiële rasbeschrijving beschikken. Elke mogelijke wijziging van die beschrijving moet eveneens worden meegedeeld Ligging van de teelt De teelt moet in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest gelegen zijn. Bij een doorkruising van de gewest- of landsgrens zal het perceel gekeurd worden door de voor de keuring bevoegde entiteit van het gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer is aangegeven ter keuring Vruchtafwisseling Het perceel mag gedurende de drie jaar die aan de keuring voorafgaan geen aardappelteelt hebben gedragen. De te certificeren teelten worden aangelegd in vollegrond Categorieën en klassen Elk perceel mag slechts met één enkel ras beplant zijn met het oog op de productie van plantgoed van een welbepaalde categorie of klasse. De percelen worden aangelegd met pootgoed dat behoort tot een van de volgende categorieën of klassen : Description variétale Aux fins de contrôle, l entité compétente doit disposer d une description variétale officielle. Il y a lieu de communiquer toute modification de cette description Emplacement de la culture La culture doit se situer en Région de Bruxelles-Capitale. En cas de dépassement de la frontière de la région ou du pays, la parcelle sera contrôlée par l entité compétente agréée pour le contrôle de la région ou du pays où la parcelle a été présentée au contrôle par le preneur d inscription Rotation des cultures Au cours des trois ans précédant le contrôle, la parcelle ne peut pas avoir porté une culture de pommes de terre. Les cultures à certifier sont établies en plein champ Catégories et classes Chaque parcelle ne peut porter qu une seule variété en vue de la production de plants d une catégorie ou classe bien déterminée. Les parcelles sont établies avec des plants appartenant à l une des classes suivantes : MINIMALE CATEGORIE OF KLASSE VAN HET GEBRUIKTE MATERIAAL prebasispootgoed (1) basispootgoed S basispootgoed SE basispootgoed E (2) (4) VOOR DE PRODUCTIE VAN DE CATEGORIE OF KLASSE basispootgoed S basispootgoed SE basispootgoed E gecertificeerd pootgoed A (3) (4) of B CATEGORIE OU CLASSE MINIMALE DU MATERIEL UTILISE plants prébase (1) plants de base S plants de base SE plants de base E (2) (4) POUR LA PRODUCTION DE LA CATEGORIE OU DE LA CLASSE plants de base S plants de base SE plants de base E plants certifiés A (3) (4) of B Nota s (1) prebasispootgoed : onder voorbehoud van bewijs van de oorsprong zoals bepaald in hoofdstuk 3, punt (2) Onder de volgende voorwaarden kan uit de klasse E opnieuw een klasse E pootgoed geproduceerd worden, mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. Het uitgangsmateriaal van het oorsprongspootgoed klasse E moet rechtstreeks voortkomen van pootgoed klasse SE of hoger. Die oorsprong moet bewezen worden. De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, gesteld voor basispootgoed SE, virustesten inbegrepen. (3) Onder de volgende voorwaarden kan gecertificeerd pootgoed A opnieuw gebruikt worden om gecertificeerd pootgoed voort te brengen, mits de bevoegde entiteit toestemming verleent. Het uitgangsmateriaal moet op het eigen bedrijf gewonnen zijn. De bevoegde entiteit kan hiervoor een afwijking toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermde rassen. De teelt die het gebruikte pootgoed heeft voortgebracht en het gebezigde pootgoed moeten voldoen aan de eisen, gesteld voor basispootgoed E, virustesten inbegrepen. Het aldus voortgebrachte pootgoed kan niet meer gebruikt worden om gecertificeerd pootgoed voort te brengen (zie opmerking 4). (4) Bij een tekort aan vermeerderingsmateriaal ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden kan de bevoegde entiteit een verdere vermeerdering toestaan mits de kweker of mandataris toestemming verleent voor in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermde rassen. Notes (1) plants prébase : sous réserve de justification de l origine comme prévu au chapitre 3, point (2) Sous les conditions suivantes, des plants de la classe E peuvent à nouveau être produits à partir de plants de la classe E, après autorisation de l entité compétente. Le matériel de départ de la classe E initiale doit provenir directement des plants de la classe SE ou d une classe supérieure. Cette origine doit être prouvée. Les plants utilisés ainsi que la culture productrice de ceux-ci doivent répondre aux exigences de la catégorie plants de base SE, y compris les tests virologiques. (3) Sous les conditions suivantes, des plants certifiés de classe A peuvent à nouveau être utilisés pour la production de plants de la catégorie plants certifiés, après autorisation de l entité compétente. Le matériel de départ est obtenu à l exploitation même. L entité compétente peut accorder une dérogation en la matière si l obtenteur ou le mandataire donne son autorisation pour les variétés protégées en Région de Bruxelles-Capitale. Les plants utilisés ainsi que la culture productrice de ceux-ci doivent répondre aux exigences de la catégorie plants de base E, y compris les tests virologiques. Les plants ainsi produits ne pourront plus servir à la production de plants certifiés (voir remarque 4). (4) En cas de pénurie de matériel de multiplication suite à des conditions exceptionnelles, l entité compétente peut autoriser une multiplication supplémentaire pourvu que l obtenteur ou le mandataire donne son autorisation pour les variétés protégées en Région de Bruxelles-Capitale. De gelijkwaardigheid van klassen van pootgoed, afkomstig uit andere lidstaten, wordt bepaald door de bevoegde entiteit op basis van de beschikbare informatie. Als bij het planten verschillende klassen van pootgoed gemengd worden, zal de laagste klasse in aanmerking genomen worden. L équivalence des classes de plants provenant d autres Etats membres, est déterminée par l entité compétente en fonction des informations dont elle dispose. En cas de mélange de classes à la plantation, la classe la plus basse sera prise en considération.

72 2254 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3.2 Inschrijvingsprocedure De inschrijving ter controle van vermeerderingspercelen houdt in dat de inschrijvingsnemers aan de hand van inschrijvingsbulletins de bevoegde entiteit, uiterlijk op 15 mei, alle nodige gegevens bezorgen die het mogelijk maken om de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren. Als wegens bijzondere omstandigheden vertraging verantwoord is, of voor aanplanting buiten het normale plantseizoen worden de inschrijvingen nog aanvaard tot drie werkdagen na het planten. De gegevens die meegedeeld moeten worden zijn : 1) bewijs dat het uitgangsmateriaal vrij bevonden is van alle schadelijke organismen, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen; 2) identificatie van de inschrijvingsnemer : naam, adres, operatornummer toegekend door de bevoegde entiteit, actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, en de hoedanigheid waarin hij optreedt; 3) identificatie van de producent : naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegekend door de bevoegde entiteit, en actief producentnummer toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling; 4) de juiste ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdgemeente, deelgemeente, straat of wijk en perceelsnummer, toegekend in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (op aanvraag van de bevoegde entiteit legt de inschrijvingsnemer een bijgehouden plan van het bedrijf voor waarop de ligging van de percelen aangegeven is); 5) de oppervlakte van het perceel en de vruchtopvolging : de inschrijvingsnemer verklaart dat het perceel, dat aangeboden is ter keuring, gedurende de drie voorafgaande jaren geen aardappelteelt heeft gedragen door de teelten op te geven die de aardappelteelt voorafgegaan zijn; 6) identificatie van het gebruikte pootgoed : a) ras; b) categorie en klasse (benaming vermelden die voorkomt op de etiketten die de verpakking van het gebruikte pootgoed vergezelden); c) partijnummer; d) instantie die de etiketten heeft bezorgd; e) aantal etiketten en de etiketnummers; f) gebruikte hoeveelheid pootgoed; 7) te produceren categorie en klasse. Die is ten minste één categorie of klasse lager dan die van het gebruikte pootgoed. Per perceel wordt één inschrijvingsbulletin opgemaakt. Een vermeerderingsperceel is een niet-onderverdeeld stuk land dat een teelt draagt, bestemd om pootgoed voort te brengen van een welbepaald ras, een welbepaalde klasse en gescheiden van elke aangrenzende teelt, overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement. Als vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, zal de inschrijving teruggetrokken worden uit de keuring. De initiële inschrijving zal vervangen worden door een nieuw aantal inschrijvingen - naar rato van het aantal percelen waarop de oorspronkelijke inschrijving betrekking had - met de overeenkomende producentnummers en perceelsidentificatienummers. Bij de inschrijvingsbulletins moet een samenvattende lijst gevoegd zijn die opgemaakt is volgens de instructies van de bevoegde entiteit. In voorkomend geval moeten de volgende gegevens ook bij het inschrijvingsbulletin worden gevoegd : 1) de toelating van de kweker, instandhouder of hun mandataris voor de producties van basispootgoed als het een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschermd ras betreft; 2) elk ander document dat de bevoegde entiteit noodzakelijk acht. 3.3 Terugtrekking Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de bevoegde entiteit schriftelijk worden opgegeven, met vermelding van de bestemming van de oogst die er eventueel nog van kan voortkomen. HOOFDSTUK IV. Veldkeuring 4.1 Identificatie van de percelen Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangegeven door middel van een identificatiebordje waarop, in codevorm, de volgende gegevens zijn vermeld : het productienummer van het perceel, toegekend door de bevoegde entiteit (= vermeerderings-perceelsnummer), de soortcode, de rascode en het erkenningsnummer van de inschrijvingsnemer. 3.2 Procédure d inscription L inscription au contrôle des parcelles de multiplication implique que les preneurs d inscription transmettent à l entité compétente, au plus tard le 15 mai, à l aide des bulletins d inscription, toutes informations utiles permettant l organisation et l exécution des contrôles des cultures. Si des circonstances spéciales ou des retards le justifient ou en cas de plantations hors saison normale, les inscriptions sont acceptées jusqu à trois jours ouvrables après la plantation. Les données prises en compte sont les suivantes : 1) la preuve que le matériel de base est exempt de tous les organismes nuisibles mentionnés dans l arrêté royal du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux; 2) l identification du preneur d inscription : nom, adresse, numéro d opérateur attribué par l entité compétente, numéro de producteur actif attribué dans le cadre du régime de paiement unique et la qualité dans laquelle il agit; 3) l identification du producteur : nom, adresse, numéro de téléphone, numéro d opérateur attribué par l entité compétente et numéro de producteur actif attribué dans le cadre du régime de paiement unique; 4) l emplacement exact de la parcelle de multiplication : commune principale, ancienne commune, rue ou quartier et numéro de parcelle, attribué dans le cadre du régime de paiement unique (sur demande de l entité compétente, le preneur d inscription fournit un plan mis à jour de l exploitation avec indication de l emplacement des parcelles); 5) la superficie de la parcelle et la succession culturale : le preneur d inscription déclare que la parcelle soumise au contrôle n a pas porté des pommes de terre pendant les trois années précédentes en indiquant les cultures qui ont précédé les pommes de terre; 6) l identification des plants utilisés : a) la variété; b) la catégorie et la classe (indiquer la dénomination figurant sur les étiquettes accompagnant le conditionnement des plants utilisés); c) le numéro du lot; d) l instance qui a fourni les étiquettes; e) le nombre d étiquettes et les numéros des étiquettes; f) la quantité de plants utilisée; 7) la catégorie et la classe à produire. Celle-ci est au moins une catégorie ou une classe inférieure à celle des plants utilisés. Un bulletin d inscription est établi par parcelle. Une parcelle de multiplication est une terre d un seul tenant emblavée avec une culture destinée à la production de plants d une variété déterminée, d une classe déterminée et séparée de toute culture avoisinante, conformément aux dispositions du présent règlement. S il résulte d un contrôle sur pied que l inscription porte sur plus d une parcelle, l inscription est retirée du contrôle. L inscription initiale sera remplacée par un nouveau nombre d inscriptions - au prorata du nombre de parcelles sur lesquelles portait l inscription initiale - avec mention des numéros de producteur et des numéros d identification de la parcelle correspondants. Les bulletins d inscription sont accompagnés d une liste récapitulative qui est établie suivant les instructions de l instance compétente. Le cas échéant, les informations suivantes doivent être jointes au bulletin d inscription : 1) l autorisation de l obtenteur, du mainteneur ou leur mandataire pour les productions de plants, s il s agit d une variété protégée en Région de Bruxelles-Capitale; 2) tout autre document que l entité compétente juge utile. 3.3 Retrait Les parcelles inscrites mais ne pouvant plus bénéficier d un contrôle sur pied ou pour lesquelles ce contrôle n est plus souhaité, doivent être notifiées par écrit à l entité compétente par le preneur d inscription avec mention de la destination de la récolte éventuelle. CHAPITRE IV. Contrôle sur pied 4.1 Identification des parcelles Une parcelle pour laquelle l inscription a été acceptée peut être contrôlée à condition qu elle soit indiquée defaçon bien visible par le preneur d inscription à l aide d une pancarte d identification qui mentionne sous forme de code : le numéro de production de la parcelle attribué par l entité compétente (= le numéro de la parcelle de multiplication), le code de l espèce, le code de la variété et le numéro d agrément du preneur d inscription.

73 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2255 De bevoegde entiteit kan weerbestendige kleefstroken met die gegevens ter beschikking stellen van de inschrijvingsnemers. Die moeten ervoor zorgen dat ze worden aangebracht bij de ingang van het perceel waar ze zullen blijven tot aan de oogst. Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan de bevoegde entiteit vrijstelling geven van die verplichting als hij een alternatief aanbiedt waardoor de ligging van het perceel in kwestie ondubbelzinnig wordt aangegeven. 4.2 Melding aan de producent De keurmeester die belast is met de keuring zal ten minste twee werkdagen vooraf de producent op de hoogte brengen van zijn bezoek. De keurmeester zal de aandacht van de producent vestigen op de volgende belangrijke punten : 1) het vermeerderingsperceel moet geïdentificeerd zijn, zoals bepaald in 4.1; 2) het moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten; 3) wanneer het perceel nog niet in orde is voor een van de hiervoor vermelde punten, kan de producent voor hoogstens één week uitstel vragen. De producent zal de keurmeester inlichten over de pesticiden die hij gebruikt heeft bij de te keuren teelten. Als de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel, moet de producent dat melden aan de keurmeester. De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk schriftelijk bevestigd worden. 4.3 Veldkeuringen Veldkeuringen worden uitgevoerd door officiële keurmeesters. De veldkeuring bestaat uit minstens twee bezoeken op de door de bevoegde entiteit vastgestelde tijdstippen, met als doel zich te vergewissen van : 1) de scheiding van andere teelten; 2) de stand van de teelt; 3) de rasechtheid; 4) de raszuiverheid; 5) de gezondheidstoestand van de teelt; 6) de juiste behandeling van het perceel voor de productie van pootgoed van de beoogde categorie of klasse. Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd. Op aanvraag van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen onderverdeeld worden in twee of meer percelen. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving geschrapt en vervangen door twee of meer laattijdige inschrijvingen Buurtschap Voor de productie van prebasispootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 100 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt Voor de productie van basispootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 30 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt Voor de productie van gecertificeerd pootgoed Het vermeerderingsperceel moet ten minste 10 meter verwijderd zijn van elke niet- ingeschreven aardappelteelt, tenzij de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen ter voorkoming van besmetting Aanpalende percelen moeten voldoende van elkaar verwijderd zijn om mechanische vermenging te voorkomen Voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen moeten aangrenzende teelten van pootgoed ten minste beantwoorden aan de normen voor dezelfde klasse als die van het perceel in kwestie. Bij een officiële veldkeuring moet vastgesteld worden of aan die norm voldaan is Als de bevoegde entiteit vaststelt dat er gevaar voor besmetting bestaat, kunnen specifieke eisen voor de testen worden voorgeschreven Bij niet-naleving van de isolatievoorschriften wordt het perceel geweigerd of gedeklasseerd naar gelang van de werkelijk vastgestelde afstand Raszuiverheid en gezondheidstoestand De teelt moet zodanig zijn dat het goed mogelijk is de raszuiverheid en de gezondheidstoestand na te gaan. L entité compétente peut mettre à la disposition des preneurs d inscription des bandes adhésives inaltérables portant ces données. Les preneurs d inscription feront en sorte qu elles soient placées près de l entrée de la parcelle où elles resteront jusqu à la récolte. L entité compétente peut donner une dérogation à cette obligation sur demande du preneur d inscription, si ce dernier propose une alternative permettant d identifier la parcelle de manière précise. 4.2 Avertissement du producteur L inspecteur chargé du contrôle sur pied avertira, au moins deux jour ouvrables à l avance, le producteur de sa visite. L inspecteur attirera l attention du producteur sur les points importants suivants : 1) la parcelle de multiplication doit être identifiée comme décrit sous 4.1; 2) la parcelle doit être distinctement séparée de toute autre culture; 3) au cas où la parcelle ne serait pas encore en règle avec un des points énumérés ci-dessus, le producteur peut demander que le contrôle sur pied soit retardé d au maximum une semaine; Le producteur informera l inspecteur des pesticides utilisés dans le traitement des cultures à contrôler. Au cas où le contrôle sur pied ne devrait pas être exécuté en raison du retrait de la parcelle, le producteur doit en informer l inspecteur. Le retrait éventuel doit être confirmé immédiatement par écrit par le preneur d inscription. 4.3 Contrôles sur pied Les contrôles sur pied sont exécutés par des inspecteurs officiels. Le contrôle sur pied comprend au moins deux visites aux dates fixées par l entité compétente pour s assurer de : 1) la séparation entre cultures; 2) l état de la culture; 3) l identité variétale; 4) la pureté variétale; 5) l état sanitaire de la culture; 6) de la bonne conduite de la parcelle en vue de la production des plants de la catégorie ou de la classe envisagée. Au moment du contrôle sur pied, la parcelle doit être dans un état tel que les observations peuvent se faire correctement. A la demande du preneur d inscription une parcelle peut pour des raisons techniques être subdivisée en deux ou plusieurs parcelles. Dans ce cas l inscription initiale est annulée et remplacée par deux ou plusieurs inscriptions tardives Isolement Pour la production de plants prébase La parcelle de multiplication doit être distante d au moins 100 m de toute culture de pommes de terre non inscrite au contrôle Pour la production de plants de base La parcelle de multiplication doit être distante d au moins 30 m de toute culture de pommes de terre non inscrite au contrôle Pour la production de plants certifiés La parcelle de multiplication doit être distante d au moins 10 m de toute culture de pommes de terre non inscrite au contrôle, à moins que des précautions nécessaires soient prises pour éviter toute contamination Des parcelles contiguës doivent être suffisamment distancées l une de l autre pour éviter tout mélange mécanique Pour la production de plants de base de classes communautaires, les cultures contiguës de plants de pommes de terre doivent répondre aux normes de la même classe au moins que celle de la parcelle concernée. Le respect de cette norme doit être constaté par un contrôle sur pied officiel Si l entité compétente constate qu il existe un risque de contamination, des exigences spécifiques peuvent être prescrites pour les tests Le non-respect des règles d isolement entraîne le déclassement ou le refus de la parcelle selon les isolements constatés Pureté variétale et état sanitaire La culture doit être dans un état tel que l examen de la pureté variétale et de l état sanitaire puisse s effectuer aisément.

74 2256 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Opslag van vorige teeltjaren wordt als rasonzuiverheid beschouwd, evenals elke plant die een afwijkend uitzicht heeft ten gevolge van een chemische behandeling of door een andere oorzaak. Alle zieke en afwijkende planten moeten volledig (inclusief de knol) uit de grond worden gestoken. Op dezelfde wijze moeten gedeeltelijk aangetaste planten verwijderd worden. Zieke en afwijkende planten (inclusief de knollen) worden dagelijks in luisdichte zakken van het veld verwijderd om verspreiding van de bladluizen tegen te gaan. De zakken worden geleegd op een plaats waar de zieke planten of knollen geen gevaar voor besmetting opleveren. Een onzorgvuldige opzuivering kan leiden tot deklassering of afkeuring van het perceel Een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruid, ziekten, overdreven ontwikkeling van het loof, zwakke groei en wijziging in het uitzicht van de planten, te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak, kunnen aanleiding geven tot weigering. In geval van vernietiging van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten is het toegelaten te wachten tot de groeiherneming om een definitieve beslissing te nemen Normen a) De teelt moet volledig vrij zijn van ringrot (Clavibacter michiganensis subsp. sepedonicus) en bruinrot (Ralstonia solanacearum Smith). b) De volgende toleranties worden toegestaan (% van het aantal planten) bij de laatste veldkeuring. Toute repousse provenant d une culture précédente est considérée comme impureté variétale, de même que toute plante présentant un aspect anormal suite à un traitement chimique ou à une autre cause. Toute plante malade et déviante doit être complètement arrachée (y compris le tubercule). Les plantes partiellement atteintes doivent être éliminées de la même manière. Les plantes malades et déviantes (y compris les tubercules) doivent être évacuées des champs dans des sacs anti-pucerons pour éviter la diffusion de ces derniers. Ces sacs sont vidés à un endroit où les plantes ou tubercules malades ne constituent aucun risque de contamination. Une épuration insuffisante peut conduire à un déclassement ou un refus de la parcelle Une mauvaise situation de la culture et en particulier la présence de mauvaises herbes, de maladies, d un développement exagéré des fanes, de la faiblesse de la végétation, et d une modification de l aspect des plantes due à un traitement chimique ou à une autre cause, peut donner lieu à un refus. En cas de destruction du feuillage par le gel, la grêle, la tempête ou les insectes, il est permis d attendre la reprise de la végétation avant de prendre une décision définitive Normes a) La culture doit être indemne de flétrissement bactérien (Clavibacter michiganensis subsp.sepedonicus), et de pourriture brune (Ralstonia solanacearu Smith) b) Les tolérances suivantes seront appliquées lors du dernier contrôle sur pied (% du nombre de plants). Prebasis pootgoed Plants prébase TE PRODUCEREN CATEGORIE/CATEGORIE A PRODUIRE Basispootgoed Plants de base Gecertificeerd pootgoed Plants certifiés S SE E A B Rasonzuiverheden Impuretés variétales 0 0 0,01 0,02 0,05 0,05 Ziekten Maladies Zwakke planten Pieds chétifs 0,00 1,00 2,00 3,00 5,00 10,00 Virusziekten(Y,X, Bladrol Maladies à virus (Y, X,...enroulement 0,00 0,10 0,20 0,40 1,00 3,00 Bacterieziekten (Erwinia spp.)* Maladies à bactéries (Erwinia 0,00 0,00 0,00 0,10 0,30 0,60 spp.)* Rhizoctonia Rhizoctonia 0,00 0,50 1,00 3,00 5,00 5,00 Verticillium alboatrum Verticillium alboatrum 0,00 0,30 0,50 1,00 2,00 2, Tellingsmethode De tellingen worden uitgevoerd op honderd opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : vier tellingen per 25 are, voor de percelen van 1 ha en minder; tien tellingen per ha, of gedeelte daarvan voor de percelen van meer dan 1 ha. Het percentage wordt vervolgens berekend volgens de formule : totaal aantal abnormale planten aantal tellingen =X% 4.4 Teeltrangschikking Na elk bezoek worden de uitgevoerde waarnemingen meegedeeld aan de inschrijvingsnemer. Na de laatste veldkeuring wordt de teelt gerangschikt door de bevoegde entiteit op basis van de vaststellingen die gedaan zijn op het vermeerderingsveld. Als de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of als de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de producent door middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, binnen twee werkdagen na de veldkeuring, door de bevoegde entiteit op de hoogte gebracht. De reden van deklassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd. In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een aanvullend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met redenen omklede aanvraag moet schriftelijk bij de bevoegde entiteit ingediend worden binnen drie werkdagen die volgen op de mededeling van het resultaat. De aanvullende veldkeuring moet nog in normale omstandigheden mogelijk zijn. De aanvullende veldkeuring zal plaatsvinden nadat de nodige aanpassingen zijn uitgevoerd Méthode de comptage Les comptages effectués sur 100 plantes successives dans une ligne sont au minimum de : 4 par 25 ares, pour les parcelles de 1 ha et moins; 10 par ha ou partie d ha, pour les parcelles de plus de 1 ha. Le pourcentage est ensuite calculé suivant la formule ci-après : nombre total de plantes anormales nombre de comptages =X% 4.4 Classification des cultures Après chaque visite, les constatations effectuées sont communiquées au preneur d inscription. La classification de la culture, après le contrôle sur pied, est faite par l entité compétente sur base des constatations faites sur le champ de multiplication. Si la classification ne correspond pas avec la classe proposée par le preneur d inscription ou si la culture a été refusée, l entité compétente en informe le preneur d inscription et le producteur dans les deux jours ouvrables qui suivent la visite de contrôle sur pied, au moyen d une copie du rapport de contrôle sur pied. La raison du déclassement ou du refus est indiquée sur le rapport de contrôle sur pied. Dans le cas exceptionnel où le preneur d inscription peut invoquer suffisamment de motifs techniques pour demander un examen complémentaire, un nouveau contrôle sur pied peut être demandé. La demande, dûment motivée, doit être faite par écrit à l entité compétente dans les trois jours ouvrables suivant la communication du résultat. Un contrôle sur pied complémentaire doit encore être possible dans des conditions normales. Le contrôle complémentaire sera effectué après que les interventions nécessaires ont été exécutées.

75 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2257 Als de inschrijvingsnemer en/of de producent de vaststellingen van de veldkeuring en/of de aanvullende veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht worden aan de bevoegde entiteit binnen drie werkdagen na de mededeling van het resultaat, met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering, een fysische handeling,...). De tegenkeuring zal uitgevoerd worden door een officiële keurmeester aangewezen door de bevoegde entiteit, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer. Als wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische handeling heeft plaatsgehad, blijven de vaststellingen van het vorige bezoek behouden en zijn ze onherroepelijk. Bij weigering moet de bestemming van het pootgoed dat voortgebracht is van de percelen door de inschrijvingsnemer worden opgegeven. De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. 4.5 Loofvernietiging - Rooiing In overleg met de sector adviseert de bevoegde entiteit een datum waarvoor het loof het best vernietigd moet zijn. Die datum is afhankelijk van het verschijnen en de ontwikkeling van de populatie van de bladluizen, de dragers van virussen, de te produceren klasse en de vroegrijpheid van het ras. De bevoegde entiteit kan in samenspraak met de sector ook een vaste datum opleggen bij specifieke omstandigheden. De data worden aan de inschrijvingsnemers bekendgemaakt. Als de bemonstering, vermeld in 5.1 nog niet is uitgevoerd, moet de inschrijvingsnemer, ten minste 48 uur op voorhand, het tijdstip van het rooien meedelen aan de bevoegde entiteit. Elke teelt waarvan het loof niet vernietigd werd binnen twintig dagen na de vastgelegde datum, zal worden geweigerd. De knollen moeten uiterlijk op 1 oktober gerooid zijn. In bijzondere omstandigheden kan een latere datum worden aanvaard. HOOFDSTUK V. Virologische onderzoeken 5.1 Bemonstering Bij de controle op het vernietigen van het loof of het rooien van de knollen worden zowel voor virologisch onderzoek als voor het postcontroleveld totale monsters genomen per perceel. De procedure voor de bemonstering wordt meegedeeld door de bevoegde entiteit. De totale monsters worden genomen op percelen waarvan het loof werd vernietigd, en op aanvraag van de pootgoedteler, die eventueel zijn medewerking verleent bij de monstername. 5.2 Materiaal onderworpen aan test - aanvraag voor ontleding De voorlopige rangschikking van het geoogste pootgoed, toegekend bij het laatste veldkeuringsbezoek, moet worden bevestigd door de resultaten van de virologische onderzoeken in het laboratorium. Ten minste de volgende onderzoeken moeten worden uitgevoerd : Au cas où le preneur d inscription et/ou le producteur conteste les observations faites lors du contrôle sur pied et/ou le contrôle sur pied complémentaire, il peut demander une contre-expertise. La demande doit être adressée à l entité compétente par écrit dans les trois jours ouvrables suivant la communication du résultat, en mentionnant les observations contestées. En pareil cas il est strictement interdit d apporter des modifications à la parcelle ou à la culture (épuration ou autre intervention physique,...). La contre-expertise sera effectuée par un inspecteur officiel désigné par l entité compétente, accompagné de l inspecteur qui a fait les premières constatations, et de préférence aussi en présence d un délégué du preneur d inscription. S il est constaté qu une épuration ou qu une autre intervention physique a eu lieu, les constations faites lors de la visite précédente sont validées et irrévocables. En cas de refus la destination de la récolte de la parcelle doit être indiquée par le preneur d inscription. La classification d un lot après le contrôle sur pied est provisoire. 4.5 Arrachage - Défanage L entité compétente propose une date avant laquelle les fanes doivent être détruites, après concertation avec le secteur. Cette date est fonction de l apparition et de l évolution des pucerons vecteurs de virus, de la classe à produire et de la maturité précoce de la variété. En concertation avec le secteur, l entité compétente peut également imposer une date fixe en cas de circonstances spécifiques. Les dates sont portées à la connaissance des preneurs d inscription. Si l échantillonnage visé au point 5.1 n a pas encore été exécuté, le preneur d inscription doit communiquer à l entité compétente, au moins 48 heures à l avance, la date de l arrachage. Toute culture dont les fanes ne sont pas détruites dans les vingt jours après la date prescrite est refusée. L arrachage des tubercules doit avoir lieu au plus tard le 1 er octobre. En raison de circonstances spéciales une date plus tardive peut être acceptée. CHAPITRE V. Examens virologiques 5.1 Echantillonnage Lors du contrôle du défanage ou de l arrachage des tubercules, il est prélevé des échantillons globaux par parcelle, tant pour l examen virologique que pour le champ de postcontrôle. La procédure d échantillonnage est communiquée à l entité compétente. Les échantillons globaux sont prélevés sur les cultures défanées et à la demande du producteur, qui prête éventuellement son concours aux opérations d échantillonnage. 5.2 Matériel soumis au test - Demande de test La classification provisoire des plants récoltés, attribuée lors de la dernière visite, doit être confirmée par les résultats des examens virologiques en laboratoire. On exécutera au minimum les examens suivants : VOORLOPIG TOEGEKENDE CATEGORIE EN KLASSE CATEGORIE OU CLASSE PROVISOIREMENT ATTRIBUEE TE ONDERZOEKEN VIRUSSEN VIRUS A EXAMINER prebasis pootgoed Plants Prébase basispootgoed plants de base gecertificeerd pootgoed plants certifiés S SE E A B (1) (2) (3) (4) AARD VAN DE TEST (5) NATURE DU TEST (5) bladrol (PLRV)/ Enroulement (PLRV) T T t t t t t t virus A (PVA) T t t t t t - - virus M (PVM) T T t t t t - - virus S (PVS) T T T T

76 2258 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TE ONDERZOEKEN VIRUSSEN VIRUS A EXAMINER prebasis pootgoed Plants Prébase VOORLOPIG TOEGEKENDE CATEGORIE EN KLASSE CATEGORIE OU CLASSE PROVISOIREMENT ATTRIBUEE basispootgoed plants de base gecertificeerd pootgoed plants certifiés S SE E A B (1) (2) (3) (4) AARD VAN DE TEST (5) NATURE DU TEST (5) virus X (PVX) T T T T T T - - virus Y (PVY) T T T T T T T T Nota s (1) E bestemd om opnieuw E voort te brengen; (2) E bestemd om A voort te brengen; (3) A bestemd om opnieuw A voort te brengen; (4) A niet bestemd om pootgoed voort te brengen; (5) T : Elisa-test verplicht; t : Elisa test facultatief (steekproefsgewijs); - : geen onderzoek. De bevoegde entiteit kan beslissen om monsters die afkomstig zijn van twijfelachtige percelen te onderwerpen aan de onderzoeken die ze nodig acht. Bladrolgevoelige rassen (een lijst wordt jaarlijks opgesteld door de bevoegde entiteit) en de oogst van percelen waarop bij de veldkeuring bladrol werd vastgesteld, worden getest op bladrol. De inschrijvingsnemer mag ook een bemonstering vragen om een attest te verkrijgen betreffende de gezondheidstoestand van het pootgoed. 5.3 Hergroei Als bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken, worden nieuwe monsters op het veld genomen, zoals hierboven bepaald. Die monsters vervangen de eerder genomen monsters. 5.4 Normen Bij de Elisa-test zijn onderstaande toleranties van toepassing (zie tabel). De rangschikking vindt plaats op basis van die toleranties. Als meerdere analyses uitgevoerd werden, wordt het gemiddelde van de uitslagen in aanmerking genomen. De partij wordt geweigerd als tijdens de opkweek in de serre voor de virologische testen rasonzuiverheden of planten met vervormd loof worden waargenomen. Notes (1) E destiné àreproduire des E; (2) E destiné àreproduire des A; (3) A destiné àreproduire des A; (4) A non destiné àproduire des plants; (5) T : test Elisa obligatoire; t : test Elisa facultatif (par sondage); - : pas d examen. L entité compétente peut décider de soumettre aux examens qu il juge nécessaires, les échantillons provenant de parcelles douteuses. Les variétés sensibles à l enroulement (une liste est établie chaque année par l entité compétente) et la récolte des parcelles où l enroulement a été constaté lors du contrôle sur pied, sont testés sur la présence de l enroulement. Le preneur d inscription peut aussi demander de prélever un échantillon en vue d obtenir une attestation quant à l état sanitaire des plants. 5.3 Repousses Si des repousses sont constatées sur plus de 0,5 % des touffes au moment de l arrachage, de nouveaux échantillons sont prélevés dans le champ comme prévu ci-dessus. Ils remplacent les premiers échantillons prélevés. 5.4 Normes Lors des tests Elisa les tolérances ci-après sont d application (voir tableau). La classification est attribuée en fonction de ces tolérances. Si plusieurs analyses ont été effectuées, la moyenne des résultats est prise en considération. Si lors de la culture sous verre en vue des tests virologiques, des impuretés variétales ou des déformations foliaires sont constatées, le lot est refusé. VIRUSSEN CATEGORIE KLASSE VIRUS CATEGORIE CLASSE PLRV % PVA % PVM % PVS % PVX % PVY % TOTAAL % TOTAL % Prebasispootgoed / plants prébase 0,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,5 basispootgoed S / plants de base S 0,5 X X 0,0 0,5 0,5 1,0 basispootgoed SE / plants de base SE 1,0 X X 1,0 1,0 1,0 2,0 basispootgoed E / plants de base E 2,0 X X X 2,0 2,0 3,0 gecert.pootgoed A / plants certifiés A 4,0 X X X X 6 6,0 gecert.pootgoed B / plants certifiés B 5,0 X X X X 10,0 10,0 X = geen onderzoek/pas d examen 5.5 Beroepsmogelijkheden Als de inschrijvingsnemer de resultaten van de virologische test betwist, kan hij binnen vijf werkdagen schriftelijk een nieuwe analyse aanvragen. Voor de nieuwe analyse worden de bewaarde monsters van het postcontroleveld gebruikt of worden er nieuwe monsters genomen als de partij duidelijk geïdentificeerd is, zoals in punt 6.1. De testen moeten uitgevoerd worden in een officieel laboratorium, zoals bepaald in Bij een nieuwe analyse kunnen de testen beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis ligt van het ongunstige resultaat voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken en op 5.5 Recours Lorsque le preneur d inscription conteste les résultats des tests virologiques, il peut demander par écrit une nouvelle analyse dans les cinq jours ouvrables. La nouvelle analyse fait usage des échantillons conservés du champ de postcontrôle ou de nouveaux échantillons si le lot est clairement identifié, tel que prévu au point 6.1. Lest tests sont effectués dans un laboratoire officiel, tel que prévu au point En cas de nouvelle analyse, les tests peuvent se limiter à la propriété qui a donné lieu au résultat défavorable dans la mesure où aucune interaction n est intervenue avec les autres propriétés et à la condition

77 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2259 voorwaarde dat de oorspronkelijke analyse heeft aangetoond dat de andere virussen niet aanwezig zijn. Als uiteindelijk resultaat van de virologische test wordt het gemiddelde genomen van de resultaten van de betwiste en nieuwe analyse. HOODSTUK VI. Toezicht op het bruto pootgoed 6.1 Algemene bepalingen Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat : a) de pootgoedpartij duidelijk geïdentificeerd is; b) geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging bestaat; c) de verwisseling van partijen onmogelijk is. Het pootgoed wordt in ontvangst genomen en opgeslagen onder toezicht van de bevoegde entiteit. De inschrijvingsnemer die brutopartijen pootgoed afstaat aan een ander bevoegde persoon bevestigt dat in een geschreven verklaring die hij afgeeft aan de bevoegde entiteit bij de inontvangstname van het bruto pootgoed. De inschrijvingsnemer brengt de verantwoordelijke van de bevoegde entiteit van de streek waar het pootgoed in ontvangst wordt genomen op de hoogte van het begin van de werkzaamheden. 6.2 Oogst - Inontvangstname - Stockering en Vervoer van bruto partijen pootgoed Brutopartijen pootgoed worden geoogst, vervoerd, in ontvangst genomen, gedroogd en gereinigd onder toezicht van de bevoegde entiteit. Elke aanvoer of afvoer van bruto partijen of halfafgewerkte partijen pootgoed in of uit de opslagplaats en/of de inrichting van de bereider of stockeerder, handelend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, wordt door de inschrijvingsnemers genoteerd op een steekkaart. Die steekkaart moet bewaard worden waar het pootgoed zich bevindt. Elke bewerking alsook het transport worden op die steekkaart vermeld. De producent of bereider die de oogst opslaat, moet een plan van de opslagruimte opmaken. Op aanvraag van de bevoegde entiteit legt hij dat plan voor met opgave van de ligging van de partijen pootgoed. De partijen worden duidelijk geïdentificeerd en zodanig gestapeld dat hun identiteit bewaard blijft. Bij de bruto partijen pootgoed die afkomstig zijn van teelten in een ander gewest of een andere lidstaat of in een land met een gelijkstellingssysteem, waarvan de veldkeuring is verricht door de in een ander gewest gelegen of buitenlandse bevoegde entiteit, moeten de documenten voor het transport van niet definitief goedgekeurd pootgoed of de nodige garantiedocumenten, uitgereikt door de instantie die bevoegd is voor de certificering van het gewest of land in kwestie, gevoegd worden. Na de inontvangstname wordt eveneens een steekkaart opgesteld door de bevoegde entiteit. De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen, alsook andere aanvullende brieven ter beschikking worden gehouden op de plaatsen waar de partijen in ontvangst worden genomen en waar ze worden opgeslagen. Voor transport naar derden moet de bevoegde entiteit toestemming verlenen. 6.3 Bereiding Alleen bruto partijen pootgoed die in ontvangst genomen zijn overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring. Ze worden bereid onder een productienummer. Het is verboden pootgoed ter goedkeuring aan te bieden dat scheikundig behandeld is met een product dat daarvoor niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. 6.4 Terugtrekking Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag zowel het bruto pootgoed als het getrieerde pootgoed aan de keuring worden onttrokken mits de bevoegde entiteit een schriftelijke verklaring opmaakt met vermelding van de bestemming van het teruggetrokken pootgoed. que l analyse initiale ait démontré l absence des autres virus. Le résultat définitif du test virologique est la moyenne des résultats de l analyse contestée et de la nouvelle analyse. CHAPITRE VI. Contrôle des plants bruts 6.1 Dispositions générales Toutes les mesures sont prises pour que : a) le lot de plants soit clairement identifié; b) aucune possibilité de contamination ou de mélange inadmissible n existe; c) toute confusion entre les lots soit impossible. Les plants sont réceptionnés et stockés sous la surveillance de l entité compétente. Le preneur d inscription qui cède des lots bruts de plants à une autre personne compétente le confirme dans une déclaration écrite qu il remet à l entité compétente lors de la réception des plants bruts. Le preneur d inscription notifie ledébut des activités au responsable de l entité compétente de la région où les plants sont réceptionnés. 6.2 Récolte - Réception - Stockage et transport des lots bruts de plants La récolte, le transport, la réception, le séchage et le nettoyage des lots bruts de plants s effectuent sous la surveillance de l entité compétente. Les entrées et sorties de lots bruts ou semi-finis de plants dans ou hors le lieu de stockage et/ou l établissement du préparateur ou du stockiste, qui agit pour le compte du preneur d inscription, sont notées par les preneurs d inscription sur une fiche. Cette fiche est à conserver à l endroit où se trouvent les plants. Toute opération ainsi que tout transport doivent être indiqués sur la fiche. Le producteur ou le préparateur qui emmagasine la récolte, doit établir un plan de stockage. A la demande de l entité compétente, il présente le plan avec mention de l emplacement des lots de plants. Les lots sont clairement identifiés et stockés de manière à ce que leur identité soit maintenue. Pour les lots de plants issus de cultures situées dans une autre région ou un autre Etat membre ou un pays avec un système d équivalence, dont le contrôle sur pied a été effectué par l entité compétente d une autre région ou étrangère, il y a lieu de joindre les documents de transport des plants non certifiés à titre définitif ou les documents de garantie, délivrés par l instance compétente pour la certification de la région ou du pays en question. Après réception, l entité compétente établit également une fiche. Les preneurs d inscription font en sorte que des copies des rapports des contrôles sur pied ainsi que d autres lettres complémentaires soient tenues à la disposition aux endroits de réception et de stockage des lots. Le transport à des tiers doit être autorisé par l entité compétente. 6.3 Préparation Seuls les lots bruts de plants, réceptionnés conformément aux conditions précitées sont pris en considération pour la certification officielle. Ils sont préparés sous un numéro de lot. Il est interdit de présenter à la certification des plants qui sont traités chimiquement avec un produit qui n a pas été agréé à cette fin, conformément à l arrêté royal du 28 février 1994, relatif à la conservation, à la mise sur le marché et à l utilisation des pesticides à usage agricole. 6.4 Retrait Le retrait du contrôle des plants tant bruts que triés, sauf les déchets de triage et les tubercules hors mesure, est autorisé moyennant déclaration écrite de l entité compétente mentionnant la destination des plants retirés.

78 2260 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 6.5 Pootgoed voor eigen gebruik Producenten die pootgoed dat aan het virologische onderzoek voldoet, willen gebruiken op het eigen bedrijf hoeven geen officiële goedkeuring (certificering) aan te vragen. De bevoegde entiteit zal hen een officiële verklaring ter beschikking stellen. De partijen moeten wel afzonderlijk opgeslagen worden. De inschrijvingsnemer moet op verzoek van de bevoegde entiteit aan de hand van een plan van het bedrijf duidelijk kunnen aangeven waar de partijen zich bevinden. HOOFDSTUK VII. Officiële goedkeuring (certificering) 7.1 Triage, bemonstering en rangschikking De bereider mag alleen pootgoed ter goedkeuring aanbieden dat afkomstig is van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor het ras, de categorie en klasse waarin het pootgoed moet worden goedgekeurd. Twee werkdagen voor het triëren aanvangt, moet de bereider de bevoegde entiteit verwittigen. Een partij pootgoed wordt voorlopig gerangschikt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en in sommige gevallen de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris. Voor andere categorieën dan kwekerspootgoed kan de inschrijvingsnemer met het schriftelijke akkoord van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, vragen om een pootgoedpartij die aan de normen van een hogere categorie beantwoordt te laten deklasseren. Van de partijen pootgoed, aangeboden ter goedkeuring, kunnen monsters genomen worden om na te gaan of ze aan de normen beantwoorden. Een gemiddeld monster van 120 knollen per partij, bestemd voor de postcontrole, wordt tijdens het certificeren genomen. Dat monster wordt gecertificeerd zoals het aangenomen pootgoed en verstuurd volgens de instructies van de bevoegde entiteit. 7.2 Certificering De officiële goedkeuring en de definitieve rangschikking van de partij pootgoed is ten hoogste die welke werd toegekend tijdens de veldkeuring of eventueel die welke voortvloeit uit de virologische onderzoeken en de toepassing van de normen, vermeld in Bij de keuring gaat de keurmeester na of de partij voldoet op basis van een representatief monster. Ten minste 0,5 % van de containers wordt gecontroleerd. Een partij is een hoeveelheid aardappelpootgoed, klaar voor de handel, van eenzelfde ras, categorie, klasse, kaliber en oorsprong en met eenzelfde referentienummer. De partij moet homogeen zijn, dat wil zeggen eenvormig in samenstelling en in uitzicht Normen Raszuiverheid Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren, mag niet hoger zijn dan : a) 0,00 % voor prebasispootgoed; b) 0,01 % voor basispootgoed S; c) 0,05 % voor basispootgoed SE; d) 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed Gezondheidstoestand en diverse gebreken 1) aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen :1%ingewicht 2) droog- en natrot a) veroorzaakt door Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus of Ralstonia solanacearum Smith :0%van het gewicht b) droogrot : 0,5 % van het gewicht c) natrot : sporadisch (1 aangetaste knol per 250 kg) 3) uitwendige gebreken (bv. misvormde of gekwetste knollen, groene knollen, velvastheid) : 3% vanhetgewicht 4) schurft : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde entiteit a) gewone schurft (Streptomyces spec.) : maximale tolerantie voor alle klassen : 2,5 op deze schaal b) oppervlakkige schurft en graslandschurft : maximale tolerantie voor alle klassen : 3,5 op deze schaal. 6.5 Plants destinés au propre usage Les producteurs qui souhaitent utiliser dans leur propre exploitation des plants conformes à l examen virologique, ne doivent pas demander la certification officielle. L entité compétente mettra à leur disposition une déclaration officielle. Les lots doivent être stockés séparément. A la demande de l entité compétente, le preneur d inscription doit pouvoir indiquer clairement, à l aide d un plan de son exploitation, où se trouvent les lots. CHAPITRE VII. Certification officielle 7.1 Triage, échantillonnage et classification Le préparateur ne peut présenter à la certification que des plants issus de cultures ayant subi avec succès les contrôles prescrits et qui répondent aux normes fixées pour la variété, la catégorie et la classe dans laquelle ces plants sont à certifier. Le préparateur doit avertir l entité compétente deux jours avant le début des activités de triage. La classification provisoire d un lot de plants est faite sur base de la filiation généalogique, de la classification de la culture dont le lot est originaire et, le cas échéant, le souhait de l obtenteur, du mainteneur ou de leur mandataire. Pour les catégories autres que plants d obtenteur, le preneur d inscription, moyennant un accord écrit de l obtenteur, du mainteneur ou de leur mandataire, peut demander de déclasser un lot répondant aux normes d une catégorie supérieure. Sur les lots de plants présentés à la certification, des échantillons sont prélevés afin de vérifier s ils répondent aux normes. Au moment de la certification, un échantillon moyen de 120 tubercules est prélevé destiné au postcontrôle. Cet échantillon est certifié tel que les plants acceptés et envoyé suivant les instructions de l entité compétente. 7.2 Certification La certification officielle et la classification définitive du lot de plants est au mieux celle qui a été attribuée lors du contrôle sur pied ou, le cas échéant, celle qui résulte des examens virologiques et de l application des normes reprises sous Lors du contrôle, l inspecteur vérifie si le lot est conforme sur base d un échantillon représentatif. Au moins 0,5 % des conteneurs sont contrôlés. Un lot est une quantité de plants de pommes de terre prêts àêtre commercialisés et de la même variété, catégorie, classe, calibre et origine et portant le même numéro de référence. Le lot doit être homogène, c est-à-dire de composition et d apparence uniforme Normes Pureté variétale Le nombre de tubercules n appartenant manifestement pas à la variété ne peut dépasser : a) 0,00 % pour les plants prébase; b) 0,01 % pour les plants de base S; c) 0,05 % pour les plants de base SE; d) 0,10 % pour les plants certifiés Etat sanitaire et défauts divers 1) présence de terre adhérente ou non et d autres corps étrangers : 1 % du poids 2) pourriture sèche et pourriture humide a) causées par Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus ou Ralstonia solanacearum Smith :0%dupoids b) pourriture sèche : 0,5 % du poids c) pourriture humide : sporadique (1 tubercule atteint par 250 kg) 3) défauts extérieurs (tubercules difformes ou blessés, tubercules verts, fermeté de la pelure) : 3% dupoids 4) gale : la référence est celle de l échelle photographique fournie par l entité compétente a) gale commune (Streptomyces spec.) : tolérance maximale pour toutes les classes : 2,5 sur cette échelle b) gale superficielle et gale de prairie : tolérance maximale pour toutes les classes : 3,5 sur cette échelle.

79 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2261 Partijen waarvan de schurftaantasting groter is dan de hierboven opgegeven tolerantie en minder dan 5 % van het gewicht een aantasting heeft tot meer dan één derde van de oppervlakte, kunnen desondanks toch verhandeld worden, op voorwaarde dat er een gemeenschappelijke verklaring opgesteld wordt waaruit blijkt dat zowel de leverancier als de eindgebruiker ervan op de hoogte is dat aan de schurfttolerantie niet voldaan werd. Die verklaring moet opgesteld zijn door de bereider. 5) Een partij die ter keuring aangeboden wordt, mag geen slappe knollen of knollen die zeer gerimpeld zijn door zilverschurft (Helminthosporium solani) bevatten. 6) Het pootgoed moet vrij zijn van Globodera rostochiensis en Globodera pallida, en van Meloïdogyne chitwoodi, Meloïdogyne fallax en Ditylenchus destructor. 7) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : de referentie is die van de fotografische schaal, geleverd door de bevoegde entiteit. Maximale tolerantie voor lichte besmetting (% knollen) : a) klassen S en SE : 10 % b) klassen E, A en B:25% Opmerking : De knollen die een matige of zware besmetting door Rhizoctonia solani vertonen, moeten verwijderd worden. 8) knollen met symptomen van YNTN-virus : a) prebasispootgoed en basispootgoed S:0%vanhetgewicht b) basispootgoed SE : 0,1 % van het gewicht c) basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed : 0,5 % van het gewicht 9) poederschurft (Spongospora subterranea) : a) prebasispootgoed en basispootgoed S:0%vanhetgewicht b) basispootgoed SE : 0,2 % van het gewicht c) basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed* : 0,25 % van het gewicht (* knollen die voor ten minste een derde van hun oppervlakte aangetast zijn.) 10) Partijen met gerimpelde, uitgeputte, uitgedroogde of voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd. 11) Twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de bevoegde entiteit in quarantaine geplaatst, onder meer voor : a) partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen; b) partijen waarin bevroren knollen voorkomen; c) partijen die licht aangetast zijn door natrot en, in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont. Die partijen worden alleen aanvaard als ze bij een nieuw onderzoek aan de normen beantwoorden. 12) De partijen die een behandeling hebben ondergaan met een middel dat het kiemvermogen definitief verhindert of vermindert, worden geweigerd. De toelating tot een behandeling met erkende middelen die het kiemvermogen tijdelijk verminderen, kan aangevraagd worden bij de bevoegde entiteit Potersmaten De opgegeven maten zijn die van de gebruikte zeven en van de controleapparatuur. De knollen moeten aan de volgende eisen beantwoorden : 1) Het kaliber moet minstens 25 mm bedragen (vierkante mazen). 2) Het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een partij is 25 mm. 3) Vanaf een kaliber van 35 mm of hoger moeten de getallen die het minimum- en maximumkaliber aangeven een veelvoud van 5 zijn. 4) Op schriftelijk verzoek kunnen andere kalibers door de bevoegde entiteit worden toegestaan, onder meer in geval van uitvoer. Toleranties 1) ondermaatse knollen : maximaal 3% ingewicht 2) bovenmaatse knollen : maximaal 3 % in gewicht 3) totaal buiten maat : maximaal 5% ingewicht Les lots qui dépassent les tolérances prescrites ci-dessus et dont moins de 5 % sont atteints jusqu à plus d un tiers de la superficie, peuvent toutefois être commercialisés à la condition qu une déclaration commune soit établie faisant apparaître que tant le fournisseur que l utilisateur final sont au courant du non-respect des tolérances. Cette déclaration doit être établie par le préparateur. 5) Aucun lot présenté au contrôle ne peut contenir des tubercules très ramollis ou très ratatinés par la gale argentée (Helminthosporium solani). 6) Les plants de pommes de terre ne peuvent pas présenter des symptômes de Globodera rostochiensis et Globodera pallida, Meloïdogyne chitwoodi, de Méloïdogyne fallax et de Ditylenchus destructor. 7) Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : la référence est celle de l échelle photographique fournie par l entité compétente. Tolérance maximale pour infection légère (en pourcentage de tubercules) : a) classes S et SE : 10 % b) classes E, A et B:25% Remarque : Les tubercules présentant une infection moyenne ou sévère par Rhizoctonia solani doivent être éliminés. 8) tubercules présentant des symptômes du virus YNTN : a) plants prébase et plants de base S:0%dupoids b) plants de base SE : 0,1 % du poids c) plants de base E et plants certifiés : 0,5 % du poids 9) gale poudreuse (Spongospora subterranea) : a) plants prébase et plants de base S:0%dupoids b) plants de base SE : 0,2 % du poids c) plants de base E et plants certifiés* : 0,25 % du poids (* tubercules dont un tiers au moins de la surfaces est atteinte) 10) Les lots aux tubercules ratatinés, épuisés, desséchés ou germés prématurément sont refusés. 11) Les lots douteux sont mis en quarantaine par l inspecteur de l entité compétente, notamment pour : a) les lots qui présentent des tubercules atteints de Fusarium; b) les lots qui présentent des tubercules gelés; c) les lots atteints légèrement de pourriture humide et, en règle générale, tout lot présentant des symptômes de pourriture. Ces lots ne seront acceptés que s ils satisfont aux normes à l issue d un nouvel examen. 12) Tout lot ayant fait l objet d un traitement inhibant ou diminuant la faculté de germination est refusé. L autorisation d un traitement par des moyens inhibant provisoirement la faculté de germination, peut être demandée à l entité compétente Calibrage Les dimensions données sont celles des tamis utilisés et des calibreurs de contrôle. Les plants doivent répondre aux exigences suivantes : 1) Le calibre doit être d au moins 25 mm (mailles carrées). 2) L écart maximum du calibre des tubercules d un lot ne peut pas excéder 25 mm. 3) Pour les plants d un calibre de 35 mm ou plus, les limites inferieure et supérieure du calibre sont exprimées en multiples de 5. 4) Sur demande écrite, d autres calibres peuvent être admis par l entité compétente, notamment en cas d exportation. Tolérances 1) tubercules de calibre inférieur maximum 3 % en poids 2) tubercules de calibre supérieur maximum 3 % en poids 3) total hors calibre maximum 5 % en poids

80 2262 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De eisen voor de kalibrering worden niet toegepast op het prebasispootgoed-ct. 7.3 Officieel goedgekeurde partijen Officiële etiketten Elke verpakking die pootgoed bevat, moet uitwendig voorzien zijn van een officieel etiket gereikt door de bevoegde entiteit. Dat etiket moet zodanig vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen en dat het niet opnieuw kan worden gebruikt. Etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal. Als het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld worden. De bevoegde entiteit reikt alleen etiketten uit als ze in het bezit is van gunstige ontledingsuitslagen van de virologische onderzoeken. Partijen die bestemd zijn voor vroege export (tot 31 oktober) en als dusdanig ingeschreven zijn, kunnen, voordat de uitslag van de nacontrole met Elisa-testen bekend is, in de handel worden gebracht tot bij de eerste commerciële afnemer als ze aan de volgende voorwaarden voldoen : a) bij een laatste veldkeuring, die minimaal drie werkdagen voor de loofdoding plaatsvindt, mogen geen viruszieke planten gevonden worden bij de aanvraag voor basispootgoed; bij de aanvraag voor gecertificeerd pootgoed mogen er maximaal 0,1 % viruszieke planten gevonden worden; b) de datums voor loofdoding, vermeld in 4.5, worden strikt toegepast. De verpakkingen zijn voorzien van een officieel etiket, waarop minstens de volgende gegevens vermeld zijn : 1) naam van de bevoegde entiteit - België; 2) «EG-systeem»; 3) land van oorsprong (producerend land); 4) «Solanum tuberosum»; 5) ras; 6) categorie en klasse; 7) kaliber 8) gewicht; 9) al of niet ontsmet; 10) identificatie van de partij; 11) erkenningsnummer van de leverancier; 12) datum officiële bemonstering of officiële sluiting (maand - jaar); 13) «E.U. Plantenpaspoort», en zo nodig de beschermde zone waarin het pootgoed is toegelaten. Eventueel kan aan het basispootgoed de vermelding van de communautaire klasse worden toegevoegd : EEG1, EEG2 of EEG3 naar gelang van het geval. Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt ), moeten de volgende gegevens ook op het etiket vermeld worden : bij de rasbenaming : de referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming, en, in voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus; «nog niet in de officiële lijst opgenomen ras»; «alleen voor proeven»; de maat. Daarenboven moet in geval van chemische behandeling de naam van elke actieve stof van de gebruikte middelen vermeld worden op het etiket van de leverancier of op de verpakking/container. In dat laatste geval zal de leverancier een schriftelijke verklaring naar de bevoegde entiteit opsturen, waarop staat dat hij de vermelde actieve stof onder zijn eigen verantwoordelijkheid gebruikt. Bij pootaardappelen van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op elk officieel dan wel ander etiket of document vermeld dat het ras genetisch gemodificeerd is door «GGO» aan de rasnaam toe te voegen. De bevoegde entiteit kan op aanvraag en na vaststelling van de voorwaarden, afwijkingen bepalen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden aan de eindgebruiker wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding. Les exigences de calibrage ne s appliquent pas aux plants prébase CT. 7.3 Lots officiellement certifiés Etiquettes officielles Les emballages de plants sont pourvus à l extérieur d une étiquette officielle délivrée par l entité compétente. Cette étiquette doit être attachée de manière qu elle ne puisse être remplacée par une autre et qu elle ne puisse pas être réutilisée. Les étiquettes sont faites d un matériel indéchirable. Lorsque l étiquette est pourvue d un oeillet, sa fixation est assurée par un scellé. L entité compétente délivre uniquement des étiquettes si les résultats des analyses virologiques sont favorables. Les lots qui sont destinés à l exportation précoce (jusqu au 31 octobre) et qui sont inscrits comme tels, peuvent être commercialisés, avant que les résultats du postcontrôle par des tests Elisa ne soient connus, jusqu au premier destinataire commercial, s ils répondent aux conditions suivantes : a) au moment du dernier contrôle sur pied qui a lieu au moins trois jours avant le défanage, aucun plant atteint d un virus peut être trouvé en cas d une demande pour plants de base; en cas d une demande pour plants certifiés, au maximum 0,1 % de plants atteints d un virus peuvent être trouvés. b) les dates pour le défanage, visées sous 4.5, sont strictement appliquées. Les emballages sont munis d une étiquette officielle portant au moins les indications suivantes : 1) nom de l entité compétente - Belgique; 2) Règles et normes CE ; 3) pays d origine (pays producteur); 4) «Solanum tuberosum»; 5) variété; 6) catégorie et classe; 7) calibre; 8) poids; 9) désinfecté ou non; 10) identification du lot; 11) numéro d agrément du fournisseur; 12) date de l échantillonnage officiel ou fermeture officielle (mois - année); 13) Passeport phytosanitaire UE et, au besoin, la zone protégée pour laquelle les plants sont autorisés. Le cas échéant, la désignation de la classe communautaire peut être ajoutée pour les plants de base : CEE 1, CEE 2 ou CEE 3 selon le cas. Pour les variétés faisant l objet de la procédure d inscription au catalogue national et dont des lots peuvent être commercialisés (voir point ), les étiquettes doivent porter les mentions suivantes : auprès du nom de la variété :laréférence de l obtenteur, le nom proposé ou le nom approuvé et, le cas échéant, le numéro officiel de la demande d admission de la variété au catalogue national; variété pas encore reprise dans la liste officielle ; seulement pour essais ; le calibre. En outre, dans le cas de traitement chimique, le nom de chaque matière active des produits utilisés doit figurer sur l étiquette du fournisseur ou sur l emballage/conteneur. En l occurrence, le fournisseur transmettra une déclaration écrite à l entité compétente indiquant qu il utilise la matière active susvisée sous sa propre responsabilité. Pour les plants de pommes de terre d une variété modifiée génétiquement, l étiquette mentionne clairement qu il s agit d une variété génétiquement modifiée en ajoutant au nom de la variété OGM. L entité compétente peut, sur demande et après avoir arrêté les conditions, prévoir pour la commercialisation de petites quantités à l utilisateur final, des dérogations en ce qui concerne l emballage, le système de fermeture ainsi que le marquage.

81 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Kleur van de etiketten De etiketten hebben de volgende kleur : Couleur des étiquettes Les étiquettes sont de couleur : a) wit met paarse diagonale streep : prebasispootgoed; a) blanche avec diagonale violette plants prébase b) wit : basispootgoed S, SE en E; b) blanche plant de base S, SE et E c) blauw : gecertificeerd pootgoed A en B. c) bleue plants certifiés A et B. Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogus en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.5.2), is de kleur van het etiket oranje Officiële sluiting Algemene bepalingen Aardappelpootgoed wordt verpakt in een nieuwe verpakking of gereinigde container. De verpakkingen of containers worden officieel gesloten zodat dat ze niet geopend kunnen worden zonder dat het sluitingssysteem beschadigd wordt of zonder dat de etiketten of de verpakking sporen van manipulatie vertonen. De verpakkingen of containers worden verzegeld. Die verzegeling is echter niet noodzakelijk bij zakken met genaaide sluiting. Hierbij moet het al dan niet zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, in de lengte worden vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad beantwoordt niet aan de reglementering. Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de bevoegde entiteit aanvullende monsters nemen Het opslaan van goedgekeurd pootgoed in niet-definitieve verpakkingen Partijen pootgoed waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd als ze onder toezicht van de bevoegde entiteit opgeslagen worden. De partijen moeten behandeld en officieel gesloten worden onder toezicht van een officiële keurmeester Los vervoer van goedgekeurd pootgoed Het losse vervoer van goedgekeurd pootgoed in vrachtwagens of recipiënten van de ene bereider naar de andere is toegestaan onder de volgende voorwaarden : a) de controles bij het laden en bij de inontvangstname zijn minstens één werkdag op voorhand aangevraagd bij de bevoegde entiteit; b) de vracht- of aanhangwagens zijn zuiver zijn bij het laden; c) bij vervoer van het pootgoed, ofwel van het bedrijf van de ene bereider naar dat van een andere bereider, ofwel naar de eindgebruiker, worden de vracht- of aanhangwagens voorzien van een sluitingssysteem dat gesloten kan worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat de verzegeling sporen van manipulatie vertoont. De certificaten worden vastgemaakt aan de verzegeling van de vracht- of aanhangwagen zodat die niet verbroken kan worden en er wordt een vervoersmachtiging opgesteld; d) Als het pootgoed ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die handelt in zijn naam, is de aanwezigheid van een keurmeester van de bevoegde entiteit niet vereist en hoeft er geen vervoersmachtiging te worden opgemaakt. De certificaten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers zijn vermeld. Het exacte gewicht, alsook de naam van de bestemmeling moet vermeld zijn op het certificaat; e) de naam van de bestemmeling, de nummers van de certificaten en het gewicht van het verkochte lot worden vervolgens vermeld op de steekkaart; f) de aanwezigheid van een keurmeester bij het lossen is niet nodig als de geadresseerde de eindgebruiker van het plantgoed is. Die mag het plantgoed niet afstaan aan derden; g) het losse vervoer naar een andere EG-lidstaat is alleen mogelijk als er een algemeen voorafgaand akkoord bestaat met de betreffende keuringsdienst van die lidstaat. Dat akkoord is niet nodig als de bestemmeling de eindgebruiker is. 7.4 Geweigerde partijen Partijen pootaardappelen die niet aan de voorschriften van dit reglement beantwoorden, worden geweigerd. De producent meldt aan de bevoegde entiteit welke bestemming de partijen krijgen die geweigerd zijn. Er mag met die partijen niets gebeuren zonder dat de bevoegde entiteit daarvan vooraf op de hoogte gebracht is. Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de bereider binnen vijf werkdagen een aanvullend onderzoek aanvragen. De nieuwe ontleding wordt uitgevoerd op monsters genomen uit de partij. Pour les variétés faisant l objet de la procédure d inscription au catalogue national et dont des lots peuvent être commercialisés (voir point ), l étiquette est de couleur orange Fermeture officielle Généralités Les plants de pommes de terre sont emballés dans un nouvel emballage ou un conteneur nettoyé. Les emballages ou conteneurs sont fermés officiellement de façon qu ils ne puissent être ouverts sans que le système de fermeture ne soit détérioré ou sans que les étiquettes ou emballages ne montrent des traces de manipulation. Les emballages ou conteneurs sont scellés. Toutefois les scellés ne sont pas nécessaires dans le cas de sacs à fermeture cousue. Dans ce cas, l étiquette indéchirable, adhésive ou non, qui ne présente aucune perforation préalable sera retenue longitudinalement par la couture qui ferme l emballage. Toute étiquette présentant la trace de plus d une couture n est pas conforme à la réglementation. Après certification définitive et fermeture l entité compétente peut prendre des échantillons complémentaires Stockage de plants certifiés dans des emballages non définitifs Les lots de plants, pour lesquels un résultat d analyse positif est connu et qui ne sont pas encore dans des emballages définitifs, sont considérés comme certifiés définitivement quand ils sont stockés sous la surveillance de l entité compétente. Chaque manipulation de ces lots et chaque fermeture officielle doit se faire sous contrôle d un inspecteur officiel Transport en vrac de plants certifiés Le transport en vrac de plants certifiés en camions ou conteneurs devant être ouverts à l arrivée, ne peut avoir lieu que sous les conditions suivantes : a) Les contrôles lors du chargement et de la réception sont demandés au préalable à l entité compétente, au moins un jour ouvrable à l avance; b) Les camions ou remorques doivent être propres au moment du chargement; c) Lorsque la marchandise est transportée soit des installations d un préparateur vers celles d un autre préparateur, soit vers l utilisateur final, les camions ou les remorques doivent être pourvus d un système de fermeture susceptible d être scellé afin qu il n y ait aucune possibilité de manipuler le contenu sans que les scellés ne montrent de traces de manipulation. Les certificats sont fixés aux plombs des camions ou des remorques de manière qu ils ne puissent être déplombés et une autorisation de transport est établie; d) Dans le cas où la marchandise est enlevée sur place par l utilisateur final ou une tierce personne agissant au nom de ce dernier, la présence d un inspecteur de l entité compétente n est pas obligatoire, et aucune autorisation de transport ne doit être établie. Les certificats sont fixés au bon de livraison, qui mentionne leurs numéros. Le poids exact, ainsi que le nom du destinataire, doivent être mentionnés sur le certificat; e) Le nom du destinataire, les numéros des certificats et le poids du lot vendu sont ensuite mentionnés sur la fiche de stock; f) La présence de l inspecteur au moment du déchargement n est pas nécessaire si le destinataire est l utilisateur final des plants. Celui-ci ne peut céder les plants à autrui; g) Le transport en vrac vers un autre Etat membre de l UE doit faire l objet d un accord général préalable avec le service de contrôle concerné de cet Etat membre. Cet accord n est pas nécessaire si le destinataire est l utilisateur final. 7.4 Lots refusés Les plants qui ne répondent pas aux prescriptions du présent règlement sont refusés. Le producteur informe l entité compétente de l affectation des lots refusés. Aucune manipulation ni aucun mouvement de ces lots ne sont autorisés sans que l entité compétente en soit préalablement averti. En cas de contestation des résultats de l échantillon, le préparateur peut demander une expertise complémentaire dans les cinq jours ouvrables. La nouvelle analyse est effectuée sur les échantillons prélevés du lot.

82 2264 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De eigenaar van een partij mag in beroep gaan tegen een beslissing van weigering. In dat geval moet hij de keurmeester daarvan inlichten op het ogenblik dat de beslissing genomen wordt. 2 % van de verpakkingen wordt gelood. HOOFDSTUK VIII. Bewerkingen van partijen Pootgoed 8.1 Splitsen Partijen pootgoed kunnen alleen gesplitst worden op aanvraag en onder toezicht van een officiële keurmeester. Partijen pootgoed mogen gesplitst worden in alle stadia die aan het gebruik voorafgaan. Gesplitste partijen officieel gecertificeerd pootgoed worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde vermeldingen staan als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : a) de datum van de nieuwe sluiting; b) de bevoegde entiteit die de voorgaande sluiting heeft verricht. 8.2 Verdelen in kleine verpakkingen Alleen pootgoed van de klasse «gecertificeerd pootgoed», opgeborgen in verpakkingen die voorzien zijn van gewone officiële keuringsdocumenten, mag in kleine verpakkingen ondergebracht worden. Elke verpakking die voorzien is van het voorgeschreven document ( , en ) van maximaal 5 kg gecertificeerd pootgoed wordt beschouwd als kleine verpakking. Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen moet zo aangebracht worden dat elke opening of beschadiging vastgesteld kan worden. Het onderbrengen in kleine verpakkingen mag alleen uitgevoerd worden door natuurlijke of rechtspersonen die daartoe vooraf erkend zijn door de bevoegde entiteit. De verpakker moet elk jaar de bevoegde entiteit op de hoogte brengen van de aanvang en van het beëindigen van de werkzaamheden van het onderbrengen in kleine verpakkingen Documenten Document dat opgesteld is door de verpakker De kleine verpakkingen worden aan de buitenkant of de binnenkant, als ze doorschijnend zijn of met kleine mazen waar het document niet door kan, voorzien van een document waarop de volgende gegevens vermeld staan : 1) erkenningsnummer van de verpakker; 2) aardappelpootgoed ; 3) naam van het ras; 4) categorie en klasse; 5) nettogewicht bij het verpakken; 6) in voorkomend geval : chemisch behandeld Sluitzegel Behalve van het voornoemde document moeten de kleine verpakkingen aan de buitenkant of binnenin ook nog voorzien zijn van een sluitzegel. De sluitzegels worden door de bevoegde entiteit afgeleverd op verzoek van de verpakker. Op de sluitzegels staan de volgende gegevens vermeld : 1) naam van de bevoegde entiteit - «België»; 2) «kleine verpakking»; 3) producerend land; 4) volgnummer; 5) «gecertificeerd pootgoed»; 6) «plantenpaspoort E.U. (Rp)» dit wil zeggen vervangingspaspoort. Het zegel is blauw Gecombineerd document De bovenvernoemde sluitzegels kunnen met het document van de verpakker gecombineerd worden. In dit geval dient de verpakker de aanvraag in bij de bevoegde entiteit en verbindt hij zich er schriftelijk toe alleen de aangegeven documenten te gebruiken. Le propriétaire d un lot peut interjeter appel contre une décision de refus. Dans ce cas, il doit en avertir l inspecteur au moment que la décision est prise. 2 % des emballages sont plombés. CHAPITRE VIII. Opérations sur lots de plants 8.1 Fractionnement Le fractionnement des lots de plants ne peut être effectué que sur demande et sous la surveillance d un inspecteur officiel. Le fractionnement peut être effectué à tous les stades précédant l utilisation. Les lots fractionnés de plants officiellement certifiés sont pourvus de nouvelles étiquettes qui portent les mêmes indications que les étiquettes initiales complétées par : a) la date de la nouvelle fermeture; b) l entité compétente qui a procédé àla fermeture précédente. 8.2 Conditionnement en petits emballages Seuls les plants de pommes de terre de la classe Plants certifiés contenus dans des emballages couverts par des documents ordinaires officiels peuvent être mis en petits emballages. Chaque emballage pourvu du document prescrit ( , et ) et contenant au maximum 5 kg de plants, est considéré comme un petit emballage. Le système de fermeture des petits emballages doit être tel que toute ouverture ou détérioration puisse être constatée. Le conditionnement en petits emballages ne peut être effectué que par des personnes physiques ou morales préalablement agréées par l entité compétente. Le conditionneur doit avertir chaque année l entité compétente du début et de la fin des travaux de conditionnement en petits emballages Documents Document établi par le conditionneur Les petits emballages sont pourvus de ou contiennent, s ils sont transparents ou à mailles n en permettant pas le retrait, un document reprenant les indications ci-après : 1) numéro d agrément du conditionneur; 2) plants de pommes de terre ; 3) nom de la variété; 4) catégorie et classe; 5) poids net à l emballage; 6) le cas échéant : traité chimiquement Vignette de contrôle En plus du document précité les petits emballages sont pourvus de ou contiennent une vignette de contrôle. Les vignettes de contrôle sont délivrées par l entité compétente à la demande du conditionneur de petits emballages. Elles mentionnent les indications suivantes : 1) nom de l entité compétente - Belgique ; 2) petit emballage ; 3) pays de production; 4) numéro d ordre; 5) plants certifiés ; 6) passeport phytosanitaire UE (Rp) c est-à-dire passeport phytosanitaire de remplacement. La couleur de cette vignette est bleue Document combiné Les vignettes peuvent être combinées avec les documents du conditionneur de petits emballages. Ce document combiné est délivré par l entité compétente à la demande du conditionneur de petits emballages et celui-ci s engage par écrit à n utiliser que les documents qu iladéclarés.

83 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Boekhouding Het onderbrengen in kleine verpakkingen moet bijgehouden worden in de boekhouding. De boekhouding moet aan de bevoegde entiteit voorgelegd kunnen worden op haar verzoek. Ze moet de volgende gegevens bevatten : te splitsen verpakkingen : a) ras; b) referentienummer van de partij, met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering heeft uitgevoerd; c) opgegeven nettogewicht; d) nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken; e) de categorie en klasse van het pootgoed. kleine verpakkingen : a) datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen; b) het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie; c) nummers van de sluitzegels of van de gecombineerde documenten. 8.3 Herverpakken Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed dat al verpakt is in een kleine verpakking, is niet toegestaan, tenzij de bevoegde entiteit daartoe voorafgaandelijk haar akkoord heeft verleend. Die handeling moet dan onder toezicht van de bevoegde entiteit uitgevoerd worden. 8.4 Officieel goedgekeurde partijen ontloden Bereiders stellen de bevoegde entiteit ervan in kennis dat officieel goedgekeurde partijen niet meer verhandeld zullen worden als pootgoed. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking van de bevoegde entiteit gesteld worden. HOOFDSTUK IX. Postcontroleveld De monsters, genomen op het veld na loofdoding (5.1), en de monsters, genomen tijdens de certificering (7.1), worden uitgeplant op het postcontroleveld. Het doel van dat controleveld is na te gaan of het in de handel gebrachte pootgoed aan de Europese en het Brussel Hoofdstedelijke Gewest certificeringseisen voldoet. Ook binnengebrachte moederpartijen kunnen op het controleveld uitgeplant worden. De uitgeplante partijen worden aan de volgende tellingen onderworpen : het aantal viruszieke planten (bladrol, zware mozaïek, lichte mozaïek), het aantal bacteriezieke planten (Erwinia spp.), het aantal aantastingen door Rhizoctonia solani, het aantal verwelkte planten en het aantal off-types. HOOFDSTUK X. Invoer 10.1 Pootgoed, ingevoerd vanuit een E.U.-lidstaat Bruto- of halfafgewerkte partijen Het invoeren van bruto- of halfafgewerkte partijen pootgoed met het oog op de bewerking ervan in het Brussel Hoofdstedelijke Gewest is toegestaan op grond van waarborgen, verleend door de buitenlandse entiteit die bevoegd is voor keuring en certificering. Eventueel worden aanvullende virologische testen uitgevoerd. Het pootgoed wordt dan verder behandeld zoals beschreven in hoofdstuk VII. Bij teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijk rassenlijst noch op de nationale catalogus voorkomen, moet het bewijs geleverd worden dat ze, naar gelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land Definitief goedgekeurd pootgoed Controle bij het invoeren is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Gemeenschap, tenzij het materiaal in bulk word ingevoerd Pootgoed, ingevoerd vanuit derde landen De formaliteiten voor de invoer van aardappelpootgoed zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 22 september 1993 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten Comptabilité-matière La comptabilité-matière est tenue au fur et à mesure de la mise en petits emballages. Elle doit pouvoir être soumise à l entité compétente à sa demande. Elle doit comporter les éléments suivants : Emballages à fractionner : a) variété; b) numéro de référence du lot avec l indication du pays dont le service de contrôleaprocédé àla dernière certification; c) poids net déclaré; d) numéros des documents de contrôle qui couvrent les emballages à subdiviser; e) catégorie et classe des plants. Petits emballages : a) date de la mise en petits emballages; b) par catégorie de poids, nombre de petits emballages; c) numéros des vignettes de contrôle ou des documents combinés. 8.3 Reconditionnement La mise en nouveaux petits emballages de plants déjà contenus dans un petit emballage n est pas autorisée sans l accord préalable de l entité compétente. Cette opération doit alors s effectuer sous le contrôle de l entité compétente. 8.4 Déplombage des lots officiellement certifiés Les préparateurs avertissent l entité compétente du fait que des lots officiellement certifiés ne seront plus commercialisés comme plants. La destination des lots doit être mentionnée et les étiquettes utilisées doivent être mises à la disposition de l entité compétente. CHAPITRE IX. Champ de postcontrôle Les échantillons prélevés sur le champ après ledéfanage (5.1) et ceux prélevés lors de la certification (7.1) sont plantés sur le champ de postcontrôle. Le but du champ de contrôle est de vérifier si les plants commercialisés répondent aux exigences de certification européennes et de la Région de Bruxelles-Capitales. Les lots mères introduits peuvent être plantés sur le champ de contrôle. Les lots plantés sont soumis aux comptages suivants : le nombre de plantes atteintes d un virus (enroulement, mosaïque grave, mosaïque légère), le nombre de plantes atteintes de bactéries (Erwinia spp.), le nombre d atteintes par Rhizoctonia solani, le nombre de plantes fanées et le nombre de off-types. CHAPITRE X. Importation 10.1 Plants introduits à partir d un Etat membre de l UE Lots bruts ou semi-finis L introduction de plants bruts et semi-finis en vue de leur conditionnement en de Région Bruxelles-Capitale est autorisée moyennant des garanties fournies par l entité étrangère de contrôle et de certification. S il y a lieu, des tests virologiques complémentaires seront exécutés. Par la suite, les plants sont traités comme décrit au chapitre VII. Pour le matériel de reproduction, appartenant à une variété qui ne figure ni au catalogue commun, ni au catalogue national, la preuve doit être apportée qu elles sont, suivant le cas, après multiplication ou triage, destinées à l exportation vers un pays tiers Plants définitivement certifiés Le contrôle à l introduction n est pas obligatoire pour les produits en libre circulation à l intérieur de la Communauté européenne, à moins que le matériel ne soit importé en vrac Plants importés à partir de pays tiers Les formalités pour l importation de plants de pommes de terre sont prescrites par l arrêté royal du 22 septembre 1993 réglementant l importation et l introduction de semences et de plants de certaines espèces de plantes et de matériel forestier de reproduction.

84 2266 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE De Administratie van de Douane mag alleen pootgoed tot de invoer toelaten als een door de bevoegde entiteit afgeleverd controlecertificaat voorgelegd kan worden, waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden, opgenomen in de beschikkingen van de Europese Gemeenschap over de gelijkstelling van in derde landen geproduceerde pootaardappelen. Bij gebrek aan gelijkstelling moet de bevoegde entiteit geraadpleegd worden. De invoer kan toegestaan worden als het pootgoed aan een van de volgende voorwaarden voldoet : het behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale catalogus, en het is bestemd om aan de voornoemde officiële proeven deel te nemen; het is bestemd voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; het is bestemd voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de bevoegde entiteit; het is bestemd voor wederuitvoer naar derde landen. In alle voornoemde gevallen moet het bewijs worden geleverd dat bij het invoerdocument gevoegd moet worden. De fytosanitaire voorschriften moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK XI. Keuring van aardappelpootgoed dat bestemd is voor uitvoer De producten worden gekeurd volgens de regels die gelden voor het Brussel Hoofdstedelijke pootgoed in de inrichtingen van een erkende bereider. Voor pootgoed dat behoort tot een ras dat niet op de gemeenschappelijke noch op de nationale rassenlijst staat en dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen, moet de inschrijvingsnemer de verbintenis aangaan om het gecertificeerde pootgoed niet in de Europese Gemeenschap te verhandelen. Op aanvraag van de uitvoerder kan de keuring uitgevoerd worden volgens andere criteria om tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerende land van kracht is. In die gevallen worden eventueel bijzondere documenten gebruikt. HOOFDSTUK XII. Wijzigingen aan het onderhavig reglement Elke wijziging, aangebracht aan de normen en voorschriften van het besluit van de Brussel Hoofdstedelijke Regering van 22 oktober 2009 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van pootaardappelen, brengt een ambtshalve aanpassing van dit reglement met zich mee. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 december 2009 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen Brussel, 1 december B. CEREXHE L Administration des Douanes ne peut admettre des plants à l importation que si un certificat de contrôle délivré par l entité compétente peut être produit attestant que les plants répondent aux conditions prescrites par les décisions prises par la Communauté européenne en matière d équivalence des plants provenant des pays tiers. Dans le cas d absence d équivalence, l entité compétente doit être consultée. L importation peut être autorisée si les plants répondent à l une des conditions suivantes : ils appartiennent à une variété qui participe à des essais officiels en vue de l inscription au catalogue national et sont destinées aux essais précités; ils sont destinés à des objectifs de sélection ou scientifiques; ils sont destinés à la multiplication par le mandataire sous contrôle; ils sont destinés à la réexportation vers des pays tiers. Dans les cas précités la preuve doit être fournie et jointe au document d importation. Les prescriptions phytosanitaires doivent être respectées. CHAPITRE XI. Contrôle des plants de pommes de terre destinés al exportation Les produits sont contrôlés suivant les règles applicables aux plants bruxellois dans les installations d un préparateur agréé. Pour les plants appartenant à une variété qui ne figure ni sur la liste communautaire ni sur la liste nationale de variétés et qui sont destinés à l exportation à des pays tiers, le preneur d inscription doit s engager à ne pas commercialiser les plants certifiés dans la Communauté européenne. Sur demande de l exportateur, le contrôle pourra se faire selon d autres critères, s accommodant ainsi aux obligations commerciales conclues ou encore en vue de s accorder avec la réglementation en vigueur au pays importateur. Dans ces cas un document spécial est utilisé. CHAPITRE XII. Modifications au présent règlement Toute modification apportée aux normes et prescriptions de l arrêté du Gouvernement Bruxelles-Capitale du 22 octobre 2009 portant réglementation du commerce et du contrôle des plant de pommes de terre, entraîne d office l adaptation du présent règlement. Vu pour être annexé à l arrêté ministériel du 1 er décembre 2009 établissant un règlement de contrôle et de certification de la production des plants de pommes de terre. Bruxelles, le 1 er décembre B. CEREXHE * MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N [C 2010/31012] 8 JANUARI Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Tewerkstelling, Economie, Buitenlandse Handel en Wetenschappelijk Onderzoek, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, de artikelen 36, 1en 40, 1; Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering, zoals tot op heden gewijzigd, de artikelen 5, 2 en 10; MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F [C 2010/31012] 8 JANVIER Arrêté ministériel portant modification de l arrêté ministériel du 9 mai 2007 portant délégation de certaines compétences relatives à l application des normes concernant l occupation des travailleurs étrangers aux fonctionnaires du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Le Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles- Capitale chargé de l Emploi, de l Economie, du Commerce extérieur et de la Recherche scientifique, Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l Etat, les articles 36, 1 er et 40, 1 er ; Vu l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18 juillet 2000 portant règlement de son fonctionnement et réglant la signature des actes du Gouvernement, tel que modifié à ce jour, les articles 5, 2 et 10;

85 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2267 Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 2009 tot vaststelling van de bevoegdheden van de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, artikel 6, 1 ; Vu l arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 juillet 2009 fixant la répartition des compétences entre les ministres du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, l article 6, 1 ; Overwegende de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 6, 1, IX, 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; Considérant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, l article 6, 1, IX, 3, modifié par la loi spéciale du 8 août 1988 modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l Etat; Overwegende dat de federale Regering op 18 juli 2009 een overeenkomst bereikt heeft aangaande het regulariseren van de verblijfssituatie van sommige categorieën van vreemdelingen; Considérant que, le 18 juillet 2009, le Gouvernement fédéral est arrivé à un accord visant à régulariser la situation de séjour de séjour de certaines catégories d étrangers; Overwegende dat de federale Regering beslist heeft om een regularisatiebeleid uit te voeren gedurende een periode van drie maanden te rekenen vanaf 15 september 2009 tot 15 december 2009; Considérant que le Gouvernement fédéral a décidé de mettre en œuvre une politique de régularisation pendant une période de trois mois à compter du 15 septembre 2009 jusqu au 15 décembre 2009; Overwegende dat de federale Regering met het oog op de effectieve uitvoering van dit regularisatiebeleid een koninklijk besluit heeft aangenomen dat de bijzondere voorwaarden bepaalt voor de toekenning van de arbeidskaart B aan sommige categorieën van vreemdelingen; Considérant qu en vue d une mise en œuvre effective de cette politique de régularisation, le Gouvernement fédéral a pris un arrêté royal déterminant des conditions spécifiques pour l octroi du permis de travail B à certaines catégories d étrangers; Overwegende dat de federale Regering daartoe niet het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers heeft aangepast, maar een nieuw, afzonderlijk koninklijk besluit heeft aangenomen met toepassing van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers; Considérant que, à cet effet, le Gouvernement fédéral n a pas modifié l arrêté royal du 9 juin 1999 portant exécution de la loi du 30 avril 1999 relative à l occupation des travailleurs étrangers, mais a préféré prendre un nouvel arrêté royal particulier, en application de la loi du 30 avril 1999 relative à l occupation des travailleurs étrangers; Overwegende dat het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dientengevolge in overeenstemming moet worden gebracht met gezegd nieuw besluit, Besluit : Artikel 1. In artikel 2, enig lid, van het ministerieel besluit van 9 mei 2007 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden inzake de toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten aan ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in 5 wordt het leesteken «.» vervangen door het leesteken «;»; 2 een punt 6 wordt toegevoegd, luidende : «6 het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 : het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers.» Art. 2. In artikel 4, 1, enig lid, van hetzelfde besluit, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : «De adjunct secretaris-generaal wordt gemachtigd in het kader van de toepassing van de wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, met name de wet van 30 april 1999, het koninklijk besluit van 9 juni 1999 en het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 :» Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 september Brussel, 8 januari De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Tewerkstelling, Economie, Buitenlandse Handel en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE Considérant que, par conséquent, l arrêté ministériel du 9 mai 2007 portant délégation de certaines compétences relatives à l application des normes concernant l occupation des travailleurs étrangers aux fonctionnaires du ministère de la Région de Bruxelles-Capitale doit s aligner sur ledit nouvel arrêté, Arrête : Article 1 er. Dans l article 2, alinéa unique, de l arrêté ministériel du 9 mai 2007 portant délégation de certaines compétences relatives à l application des normes concernant l occupation des travailleurs étrangers aux fonctionnaires du ministère de la Région de Bruxelles- Capitale, les modifications suivantes sont apportées : 1 au 5, le signe de ponctuation «.» est remplacé par le signe de ponctuation «;»; 2 un 6 est inséré, rédigé comme suit : «6 l arrêté royal du 7 octobre 2009 : l arrêté royal du 7 octobre 2009 portant des dispositions particulières relatives à l occupation de certaines catégories de travailleurs étrangers.» Art. 2. Dans l article 4, 1 er, alinéa unique, du même arrêté, la phrase liminaire est remplacée par ce qui suit : «Dans le cadre de l application de la législation relative à l occupation des travailleurs étrangers, notamment la loi du 30 avril 1999, l arrêté royal du 9 juin 1999 ainsi que l arrêté royal du 7 octobre 2009, le secrétaire général-adjoint est autorisé à:». Art. 3. Le présent arrêté produit ses effets le 15 septembre Bruxelles, le 8 janvier Le Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé de l Emploi, de l Economie, du Commerce extérieur et de la Recherche scientifique, B. CEREXHE

86 2268 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ANDERE BESLUITEN AUTRES ARRETES FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING [S C 2009/15157] Carrière Hoofdbestuur. Benoemingen Bij koninklijk besluit van 7 december 2009 wordt Mevr. Annemarie Van Der Avort, met ingang van 1 oktober 2009, tot rijksambtenaar benoemd in een betrekking van het Nederlandse taalkader, in de klasse Al met de titel van attaché, met ranginneming op 1 oktober SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT [S C 2009/15157] Carrière de l Administration centrale. Nominations Par arrêté royal du 7 décembre 2009 Mme Annemarie Van Der Avort est nommée, à partir du 1 er octobre 2009, en qualité d agent de l état, dans le cadre linguistique néerlandais, dans la classe A1 au titre d attaché, avec prise de rang au 1 er octobre Bij koninklijk besluit van 9 december 2009 wordt de heer Wim Vantieghem, met ingang van 1 oktober 2009, tot rijksambtenaar benoemd in een betrekking van het Nederlandse taalkader, in de klasse A1 met de titel van attaché, met ranginneming op 1 oktober 2008 Par arrêté royal du 9 décembre 2009 M. Wim Vantieghem est nommé, à partir du 1 er octobre 2009, en qualité d agent de l état, dans le cadre linguistique néerlandais, dans la classe A1 au titre d attaché, avec prise de rang au le octobre Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief te worden toegezonden aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel. Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé à la poste au Conseil d Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles. * FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [2010/14002] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen De erkenning 2519/14 van de autorijschool «Auto-école Henry +» wordt ingetrokken vanaf 31 december SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [2010/14002] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur L agrément 2519/14 de l école de conduite «Auto-école Henry +» devenu sans objet est retiré àpartir du 31 décembre * FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2010/09036] Rechterlijke Orde Bij koninklijke besluiten van 10 januari 2010 : treedt het eervol ontslag uit zijn ambt van plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep te Luik verleend aan de heer Charlier, J., in werking op 31 maart 2010; is aan de heer Janssens, J., op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van plaatsvervangend rechter in het vredegerecht van het kanton Beveren; is de heer Ryckx, D., toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het arbeidshof te Antwerpen, benoemd tot raadsheer in het arbeidshof te Brussel; is de heer Boelens, K., jurist bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, benoemd tot toegevoegd substituut-procureur des Konings in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel; is Mevr. Cottiels, M., advocaat, plaatsvervangend rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, benoemd tot rechter in deze rechtbank. Zij is gelijktijdig benoemd tot rechter in de rechtbanken van eerste aanleg te Gent en te Oudenaarde. SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [C 2010/09036] Ordre judiciaire Par arrêtés royaux du 10 janvier 2010 : la démission honorable de ses fonctions de conseiller suppléant à la cour d appel de Liège accordée, à sa demande, à M. Charlier, J., entre en vigueur le 31 mars 2010; est acceptée, à sa demande, la démission de M. Janssens, J., de ses fonctions juge suppléant à la justice de paix du canton de Beveren; M. Ryckx, D., juge de complément pour le ressort de la cour du travail d Anvers, est nommé conseiller à la cour du travail de Bruxelles; M. Boelens, K., juriste au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Bruxelles, est nommé substitut du procureur du Roi de complément dans le ressort de la cour d appel de Bruxelles; Mme Cottiels, M., avocat, juge suppléant au tribunal de première instance de Termonde, est nommée juge à ce tribunal. Elle est nommée simultanément juge aux tribunaux de première instance de Gand et d Audenarde. Bij koninklijk besluit van 10 januari 2010, dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging, is de heer Van Geersdaele, L., substituutprocureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde, aangewezen tot eerste substituut-procureur des Konings bij deze rechtbank, voor een termijn van drie jaar. Par arrêté royal du 10 janvier 2010, entrant en vigueur à la date de la prestation de serment, M. Van Geersdaele, L., substitut du procureur du Roi près le tribunal de première instance d Audenarde, est désigné en qualité de premier substitut du procureur du Roi près ce tribunal, pour un terme de trois ans.

87 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2269 Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden. Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé àla poste. * FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [2009/11530] Nationale Orden. Benoemingen. Bevorderingen SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [2009/11530] Ordres nationaux. Nominations. Promotions Bij koninklijke besluiten van 12 oktober 2009 werden, met ingang van de tegenover hun naam vermelde datum, benoemd of bevorderd : Leopoldsorde Grootofficier De heer Henri Bogaert, commissaris bij het Plan van het Federaal Planbureau met ingang van 8 april Commandeur De heren : Daniel Dewulf, adviseur bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november 2008; Paul Van Geyt, adviseur bij de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt met ingang van 15 november 2008; Jan Verschooten, commissaris-adjunct bij het Plan bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november Officier De heren : Bart Hertveldt, adviseur bij het Plan bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2007; Michel Lafaille, attaché bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Francis Laurent, attaché bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling met ingang van 15 november 2008; Igor Lebrun, adviseur bij het Plan bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2005; Michel Malingrez, attaché bij de Algemene Directie Economisch Potentieel met ingang van 15 november 2008; Pascal Vanderbecq, adviseur-generaal bij het Bureau van de Voorzitter met ingang van 15 november 2008; Jacques Vertessen, attaché bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november Ridder De heer Karel Daghuyt, administratief assistent bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling met ingang van 15 november 2008; Mevrn. : Françoise Herbiet, attaché bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2007; Lucienne Jadot, bestuurschef bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2008; De heren : Bernard Solé, attaché bij de Stafdienst Personeel en Organisatie met ingang van 8 april 2003; Marc Van Schelvergem, attaché bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november Zij zullen het burgerlijk ereteken dragen. Kroonorde Grootofficier De heer Roger Desmet-Carlier, directeur-generaal van de Algemene Directie K.M.O.- beleid met ingang van 15 november Commandeur De heer Bernard Hennuy, adjunct-directeur-generaal bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november Par arrêtés royaux du 12 octobre 2009, ont été nommés ou promus à la date indiquée en regard de leur nom : Ordre de Léopold Grand Officier M. Henri Bogaert, commissaire au Plan du Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril Commandeur MM. : Daniel Dewulf, conseiller à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2008; Paul Van Geyt, conseiller à la Direction générale de la Régulation et de l Organisation du Marché àla date du 15 novembre 2008; Jan Verschooten, commissaire adjoint au Plan au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre Officier MM. : Bart Hertveldt, conseiller au Plan au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2007; Michel Lafaille, attaché àla Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Francis Laurent, attaché àla Direction générale du Contrôle et de la Médiation à la date du 15 novembre 2008; Igor Lebrun, conseiller au Plan au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2005; Michel Malingrez, attaché à la Direction générale du Potentiel économique à la date du 15 novembre 2008; Pascal Vanderbecq, conseiller général au Bureau du Président à la date du 15 novembre 2008; Jacques Vertessen, attaché àla Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre Chevalier M. Karel Daghuyt, assistant administratif à la Direction générale du Contrôle et de la Médiation à la date du 15 novembre 2008; Mmes : Françoise Herbiet, attaché au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2007; Lucienne Jadot, chef administratif au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008; MM. : Bernard Solé, attaché au Service d Encadrement Personnel et Organisation à la date du 8 avril 2003; Marc Van Schelvergem, attaché au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre Ils porteront la décoration civile. Ordre de la Couronne Grand Officier M. Roger Desmet-Carlier, directeur général de la Direction générale de la Politique des P.M.E. à la date du 15 novembre Commandeur M. Bernard Hennuy, directeur général adjoint au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008.

88 2270 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Officier De heer Peter Blancquaert, attaché bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2007; Mevr. Ingrid Bracke, opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2007; De heren : Dominique Corbaye, adviseur bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november 2008; Paul De Geest, attaché bij de Algemene Directie Economisch Potentieel met ingang van 15 november 2008; Mevrn. : Nicole Fasquelle, opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2007; Caroline Hambye, opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2008; De heren : Erwin Nerinckx, attaché bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling met ingang van 15 november 2008; Patrick Van Brusselen, opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2008; Filip Vanhorebeek, opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2008; Gerrit Van Liedekerke, attaché bij de Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie met ingang van 15 november 2008; Walter Verboven, attaché bij de Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie met ingang van 15 november Ridder Mevr. Marie-Madeleine Blaize, administratief assistent bij de Algemene Directie Economisch Potentieel met ingang van 15 november 2008; De heer Danny De Cock, administratief assistent bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met ingang van 15 november 2008; Mevrn. : Marie-Christine Delchambre, administratief assistent bij de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt met ingang van 15 november 2008; Adinda De Saeger, ICT deskundige bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2007; De heren : Paul Gabriels, bestuurschef bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november 2008; Beatrix Van Goidsenhoven, bestuurschef bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2006; Roland Verhoeven, technisch deskundige bij de Stafdienst Operationele Communicatie met ingang van 15 november Gouden Palmen De heer Urbain Gauthier, administratief medewerker bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 15 november 2008; Mevr. Viviane Haesendonck, echtgenoote Lallemand, administratief medewerker bij de Algemene Directie Economisch Potentieel met ingang van 15 november 2008; De heer Jean-Michel Hesse, technisch medewerker bij de Algemene Directie Kwalitit en Veiligheid met ingang van 15 november 2006; Mevrn. : Laurette Nahon, administratief medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Marie-Claire Peypops, technisch medewerker bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2008; Linda Stevens, administratief medewerker bij het Federaal Planbureau met ingang van 15 november 2004; Gonda Van Den Driessche, administratief medewerker bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2008; Monique Vanderspinnen, administratief medewerker bij de Stafdienst Operationele Communicatie met ingang van 15 november 2001; Ann Vanlindt, administratief medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november Officier M. Peter Blancquaert, attaché au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2007; Mme Ingrid Bracke, chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2007; MM. : Dominique Corbaye, conseiller à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2008; Paul De Geest, attaché àla Direction générale du Potentiel économique à la date du 15 novembre 2008; Mmes : Nicole Fasquelle, chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2007; Caroline Hambye, chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2008; MM. : Erwin Nerinckx, attaché àla Direction générale du Contrôle et de la Médiation à la date du 15 novembre 2008; Patrick Van Brusselen, chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2008; Filip Vanhorebeek, chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2008; Gerrit Van Liedekerke, attaché au Service d encadrement Technologie de l Information et de la Communication à la date du 15 novembre 2008; Walter Verboven, attaché au Service d encadrement Technologie de l Information et de la Communication à la date du 15 novembre Chevalier Mme Marie-Madeleine Blaize, assistant administratif à la Direction générale du Potentiel économique à la date du 15 novembre 2008; M. Danny De Cock, assistant administratif à la Commission bancaire financière et des Assurances à la date du 15 novembre 2008; Mmes : Marie-Christine Delchambre, assistant administratif à la Direction générale de la Régulation et de l Organisation du Marché àla date du 15 novembre 2008; Adinda De Saeger, expert ICT au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2007; MM. : Paul Gabriels, chef administratif à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2008; Beatrix Van Goidsenhoven, chef administratif au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2006; Roland Verhoeven, expert technique au Service d encadrement Communication opérationnelle à la date du 15 novembre Palmes d Or M. Urbain Gauthier, collaborateur administratif au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 15 novembre Mme Viviane Haesendonck, épouse Lallemand, collaborateur administratif à la Direction générale du Potentiel économique à la date du 15 novembre 2008; M. Jean-Michel Hesse, collaborateur technique à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2006; Mmes : Laurette Nahon, collaborateur administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Marie-Claire Peypops, collaborateur technique au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008; Linda Stevens, collaborateur administratif au Bureau fédéral du Plan à la date du 15 novembre 2004; Gonda Van Den Driessche, collaborateur administratif au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008; Monique Vanderspinnen, collaborateur administratif au Service d encadrement Communication opérationnelle à la date du 15 novembre 2001; Ann Vanlindt, collaborateur administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008.

89 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2271 Orde van Leopold II Grootofficier De heer Theofiel Van Rentergem, adviseur-generaal bij de Algemene Directie Energie met ingang van 15 november Commandeur Mevrn. : Françoise Devleeschouwer, adviseur bij het Bureau van de Voorzitter met ingang van 15 november 2008; Eveline Ledouble, echgenoot Bhasin, attaché bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling met ingang van 15 november 2008; De heren : Jean-Paul Maes, attaché bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 8 april 2007; Jean-Marc Paul, eerste opdrachthouder bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april Officier De heer Frans Leleu, ICT deskundige bij de Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie met ingang van 15 november Ridder De heren : Frédéric Boileau, administratief deskundige bij de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt met ingang van 15 november 2008; Jean-Pierre Conrad, technisch assistent bij de Stafdienst Personeel en Organisatie met ingang van 15 november 2008; Mevr. Iris De Schryver, ICT deskundige bij de Stafdienst Informatieen Communicatietechnologie met ingang van 15 november 2008; De heer Willy D Hoker, administratief medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Mevrn. : Yvette Dubois, echtgenoot Gevers, administratief medewerker bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november 2008; Marie Lenaerts, administratief medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Patricia Lorent, echtgenoot Vanimpe, administratief assistent bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 15 november 2008; De heren : Karel Peeters, administratief assistent bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november 2008; Chris Smeets, financieel deskundige bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met ingang van 15 november 2008; Mevr. Marie-Reine Van Belleghem, echtgenoote Caerels, administratief assistent bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; De heer Gilbert Vandereyken, administratief medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Mevr. Rosane Van Dorpe, echgenoot De Poorter, administratief assistent bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; De heren : Edmond Van Eylen, administratief medewerker bij de Algemene Directie Economisch Potentieel met ingang van 15 november 2008; Tom Van Hamme, administratief deskundige bij de Stafdienst Operationele Communicatie met ingang van 15 november 2008; Mevrn. : Lisette Vanparijs, administratief assistent bij het Federaal Planbureau met ingang van 8 april 2001; Monique Vernaillen, administratief medewerker bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2008; De heer Jean Willems, technisch medewerker bij de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid met ingang van 15 november Ordre de Léopold II Grand Officier M. Theofiel Van Rentergem, conseiller général à la Direction générale de l Energie à la date du 15 novembre Commandeur Mmes : Françoise Devleeschouwer, conseiller au Bureau du Président à la date du 15 novembre 2008; Eveline Ledouble, épouse Bhasin, attaché àla Direction générale du Contrôle et de la Médiation à la date du 15 novembre 2008; MM. : Jean-Paul Maes, attaché au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 8 avril 2007; Jean-Marc Paul, premier chargé de mission au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril Officier M. Frans Leleu, expert ICT au Service d encadrement Technologie de l Information et de la Communication à la date du 15 novembre Chevalier MM. : Frédéric Boileau, expert administratif à la Direction générale de la Régulation et de l Organisation du Marché àla date du 15 novembre 2008; Jean-Pierre Conrad, assistant technique au Service d encadrement Personnel et Organisation à la date du 15 novembre 2008; Mme Iris De Schryver, expert ICT au Service d encadrement Technologie de l Information et de la communication à la date du 15 novembre 2008; M. Willy D Hoker, collaborateur administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Mmes : Yvette Dubois, épouse Gevers, collaborateur administratif à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité à la date du 15 novembre 2008; Marie Lenaerts, collaborateur administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Patricia Lorent, épouse Vanimpe, assistant administratif au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 15 novembre 2008; MM. : Karel Peeters, assistant administratif à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2008; Chris Smeets, expert financier à la Communication bancaire, financière et des Assurances à la date du 15 novembre 2008; Mme Marie-Reine Van Belleghem, épouse Caerels, assistant administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; M. Gilbert Vandereyken, collaborateur administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Mme Rosane Van Dorpe, épouse De Poorter, assistant administratif à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; MM. : Edmond Van Eylen, collaborateur administratif à la Direction générale du Potentiel économique à la date du 15 novembre 2008; Tom Van Hamme, expert administratif au Service d encadrement Communication opérationnelle à la date du 15 novembre 2008; Mmes : Lisette Vanparijs, assistant administratif au Bureau fédéral du Plan à la date du 8 avril 2001; Monique Vernaillen, collaborateur administratif au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008; M. Jean Willems, collaborateur technique à la Direction générale de la Qualité et de la Sécurité àla date du 15 novembre 2008.

90 2272 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gouden Medaille Mevrn. : Hermine Claes, echgenoot Roekens, administratief medewerker bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 8 april 2003; Claudine Lapaege, echgenoot Pirron, administratief medewerker bij de Stafdienst Operationele Communicatie met ingang van 8 april 2003; Marie-Cécile Moreau, echtgenoot Dolivier, technisch medewerker bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 15 november 2003; De heren : Guido Neys, technisch medewerker bij de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie met ingang van 15 november 2008; Jean-Marie Plancq, administratief medewerker bij het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau met ingang van 15 november 2008; Serge Steyaert, technisch medewerker bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 15 november 2008; Mevr. Brigitte Van Geyte, echtgenoot Saeys, administratief medewerker bij de Stafdienst Informatie- en Communicatietechnologie met ingang van 8 april 2008; De heer Jan Vankeymolen, technisch medewerker bij de Stafdienst Budget en Beheerscontrole met ingang van 15 november * Médaille d Or Mmes : Hermine Claes, épouse Roekens, collaborateur administratif au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 8 avril 2003; Claudine Lapaege, épouse Pirron, collaborateur administratif au Service d encadrement Communication opérationnelle à la date du 8 avril 2003; Marie-Cécile Moreau, épouse Dolivier, collaborateur technique au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 15 novembre 2003; MM. : Guido Neys, collaborateur technique à la Direction générale de la Statistique et de l Information économique à la date du 15 novembre 2008; Jean-Marie Plancq, collaborateur administratif au Bureau d Intervention et de Restitution belge à la date du 15 novembre 2008; Serge Steyaert, collaborateur technique au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 15 novembre 2008; Mme Brigitte Van Geyte, épouse Saeys, collaborateur administratif au Service d encadrement Technologie de l Information et de la Communication à la date du 8 avril 2008; M. Jan Vankeymolen, collaborateur technique au Service d encadrement Budget et Contrôle de Gestion à la date du 15 novembre FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [2009/11566] Personeel en Organisatie Benoeming door verhoging naar de hogere klasse Bij koninklijk besluit van 10 november 2009 werd, met ranginneming op 1 augustus 2009, de heer Jérôme DEBRULLE, door verhoging naar de hogere klasse A4 benoemd tot de titel van adviseur-generaal. Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, te worden toegezonden. SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [2009/11566] Personnel et Organisation Nomination par avancement à une classe supérieure Par arrêté royal du 10 novembre 2009, M. Jérôme DEBRULLE a été nommé par avancement à une classe supérieure A4 au titre de conseiller général, avec prise de rang au 1 er août Conformément aux loix coordonnées sur le Conseil d Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé àla poste, au Conseil d Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles. GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ [C 2010/35021] Afdeling Economisch Toezicht. Rioolwaterzuiveringsinfrastructuur. Verklaring van openbaar nut STEENOKKERZEEL. Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur van 4 november 2009 wordt de oprichting van een rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr ) Geografische omschrijving : Steenokkerzeel : VBR Lelle- en Leiebeek 2) Kadastrale gegevens : Gemeente : Steenokkerzeel Kadastraal bekend onder : Afdeling : 2; Sectie : C; Percelen nrs : 10a; Kadastraal bekend onder : Afdeling : 3; Sectie : B; Percelen nrs : 302a, 299, 300, 301, 303b, 277k2, 277l2, 277m2, 277n2, 277a3, 277a8, 277z7, 277w6, 277d2, 277p2, 277x6, 277w7, 277v7, 277y7, 277x7; Kadastraal bekend onder : Afdeling : 3; Sectie : C; Percelen nrs : 108b, 126, 1b, 4/02l, 4d, 11d, 25a, 28b, 30/02a, 31, 33a, 34a, 38a, 39b, 45, 51a, 51b, 83c, 55a, 56d, 57, 63a, 64, 85, 84, 155a, 158m;

91 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ) Reden van openbaar nut verklaring : Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur (VBR) onder, op of boven private onbebouwde gronden, die niet omsloten zijn met een muur of een omheining overeenkomstig de bouw- of stedenbouwverordeningen. 4) Bevoegde instantie : Na deze verklaring van openbaar nut zal de NV Aquafin de terreinen kunnen bezwaren met een erfdienstbaarheid of in naam van het Vlaamse Gewest verwerven. 5) Plannen ter inzage bij : (na telefonische afspraak op het secretariaat : ) VMM - Afdeling Economisch Toezicht Dokter De Moorstraat Aalst NV Aquafin Dijkstraat 8, 2630 Aartselaar College van Burgemeester en Schepenen van en te 1820 Steenokkerzeel 6) Wettelijke basis : Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 20 maart 1991 houdende vaststelling van regelen met betrekking tot de uitvoering van werken door de NV Aquafin in toepassing van de artikelen 32septies en 32octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. 7) Datum + bevoegde minister : 4 november 2009 De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE 8) Verjaring : Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie gewaarmerkte afschriften en bovendien zoveel afschriften als er tegenpartijen zijn (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State). * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36191] 9 NOVEMBER Besluit (nr. 409) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de bouw (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de bouw (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Aalst wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36192] 9 NOVEMBER Besluit (nr. 410) betreffende de accreditatie van de Bachelor in het vastgoed (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in het Vastgoed (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Aalst wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

92 2274 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie 9 NOVEMBER Besluit (nr. 411) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen [C 2009/36193] De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : chemie, procestechnologie, biochemie en milieuzorg, die te Antwerpen wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36194] 9 NOVEMBER Besluit (nr. 412) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : Farmaceutische en biologische laboratoriumtechnologie, Medische laboratoriumtechnologie, die te Antwerpen wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36195] 13 NOVEMBER Besluit (nr. 413) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Universiteit Gent De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Universiteit Gent goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

93 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2275 VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36196] 13 NOVEMBER 2009 Besluit (nr. 414) betreffende de accreditatie van de Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Universiteit Gent De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Universiteit Gent goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36197] 13 NOVEMBER Besluit (nr. 415) betreffende de accreditatie van de Master of European Criminology and Criminal Justice Systems (master na master) van de Universiteit Gent De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master of European Criminology and Criminal Justice Systems (master na master) van de Universiteit Gent goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36198] 17 NOVEMBER Besluit (nr. 416) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met de volgende afstudeerrichtingen : Logopedie en Audiologie, die te Brugge wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

94 2276 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36199] 17 NOVEMBER Besluit (nr. 417) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Lessius Hogeschool De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de logopedie en de audiologie (professioneel gerichte bachelor) van de Lessius Hogeschool goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met de volgende afstudeerrichtingen : Logopedie en Audiologie, die te Antwerpen wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36200] 23 NOVEMBER Besluit (nr. 418) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : medische laboratoriumtechnologie en farmaceutische en biologische laboratoriumtechnologie, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36201] 23 NOVEMBER Besluit (nr. 419) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Kempen De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Kempen goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : Biochemie, Chemie, Milieuzorg en Procestechnologie, die te Geel wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

95 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2277 VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36202] 24 NOVEMBER Besluit (nr. 420) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de chemie (professioneel gerichte bachelor) van de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding met volgende afstudeerrichtingen : Biochemie, Chemie en milieuzorg, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36203] 24 NOVEMBER Besluit (nr. 421) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de voedings- en dieetkunde (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de voedings- en dieetkunde (professioneel gerichte bachelor) van de Hogeschool Gent goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Gent wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36204] 4 DECEMBER Besluiten (nr. 422 en nr. 423) betreffende de accreditatie van de Master in samenleving, recht en religie/master of Society, Law and Religion (master) van de Katholieke Universiteit Leuven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in samenleving, recht en religie / Master of Society, Law and Religion (master) van de Katholieke Universiteit Leuven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Leuven wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

96 2278 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36205] 4 DECEMBER Besluiten (nr. 424 en nr. 425) betreffende de accreditatie van de Master in het kerkelijk recht (Iuris Canonici Licentiatus)/Master of Canon Law (Iuris Canonici Licentiatus) (master-na-master) van de Katholieke Universiteit Leuven De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in het kerkelijk recht (Iuris Canonici Licentiatus) / Master of Canon Law (Iuris Canonici Licentiatus) (master-na-master) van de Katholieke Universiteit Leuven goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Leuven wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36206] 7 DECEMBER Besluit (nr. 426) betreffende de accreditatie van de Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Vrije Universiteit Brussel De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Bachelor in de criminologische wetenschappen (academisch gerichte bachelor) van de Vrije Universiteit Brussel goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Brussel wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter. * VLAAMSE OVERHEID Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie [C 2009/36207] 7 DECEMBER Besluit (nr. 427) betreffende de accreditatie van de Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel De NVAO, Na beraadslaging, Besluit : Met toepassing van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt het accreditatierapport en -besluit met positief eindoordeel voor de opleiding Master in de criminologische wetenschappen (master) van de Vrije Universiteit Brussel goedgekeurd en wordt de opleiding geaccrediteerd. Het betreft een opleiding zonder afstudeerrichtingen, die te Brussel wordt georganiseerd. De in het eerste lid bedoelde accreditatie geldt vanaf de aanvang van het academiejaar tot en met het einde van het academiejaar Voor de NVAO, De voorzitter.

97 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2279 VLAAMSE OVERHEID Werk en Sociale Economie [2010/200111] Samenstelling van de adviescommissie inzake private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest De administrateur-generaal van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie heeft namens de Vlaamse minister bevoegd voor Tewerkstellingsbeleid bij besluit van 6 januari 2010 aan mevrouw Tine Nottebaert, lid van de adviescommissie inzake private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest, als vertegenwoordiger van het Vlaams Subsidiedagentschap voor Werk en Sociale Economie, eervol ontslag verleend. Bij hetzelfde besluit wordt mevrouw An Derdooven benoemd tot lid van de adviescommissie inzake private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest, als vertegenwoordiger van het Vlaams Subsidiedagentschap voor Werk en Sociale Economie, ter vervanging van mevrouw Tine Nottebaert, ontslagneemster, van wie zij het mandaat zal voleindigen. * VLAAMSE OVERHEID Landbouw en Visserij [2010/200040] 3 DECEMBER Ministerieel besluit houdende de wijziging van het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij en het ministerieel besluit van 25 oktober 2005 houdende de organisatie van de uitbouw van fokkerijstructuren in Vlaanderen, wat betreft de erkenning van de fokkersvereniging Studbook belge du Fjording VZW De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 426 van 5 augustus 1986, bij de wetten van 24 maart 1987 en 23 maart 1998 en bij het decreet van 12 december 2008; Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 en 28 april 2006; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 betreffende de uitbouw van fokkerijstructuren in Vlaanderen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009; Gelet op het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij; Gelet op het ministerieel besluit van 25 oktober 2005 houdende de organisatie van de uitbouw van fokkerijstructuren in Vlaanderen; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 oktober 2009; Overwegende dat de erkenningsvoorwaarden geregeld zijn bij het ministerieel besluit van 23 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 14 oktober 1996, 21 oktober 2005 en 19 mei 2006; Overwegende dat de Algemene Vergadering van VZW Studbook belge du Fjording op 24 april 2009 beslist heeft de maatschappelijke zetel over te dragen van het Waals Gewest naar het Vlaams Gewest; Overwegende dat, met toepassing van artikel 2 van het intergewestelijke protocol betreffende de veeteelt, opgesteld met toepassing van het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met betrekking tot de uitoefening van geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij, het Waals Gewest het dossier overgedragen heeft aan het Vlaams Gewest; Overwegende dat het noodzakelijk is erkenning te verlenen aan de vereniging in kwestie zodat ze zonder onderbreking kan doorgaan met het opnemen van paarden in de stamboeken, het uitreiken van certificaten en het uitvoeren van de fokprogramma s, Besluit : Artikel 1. Aan artikel 2, eerste lid, van het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 februari 2009, wordt een punt 22 o toegevoegd, dat luidt als volgt : 22 o de VZW Studbook belge du Fjording voor het ras Fjord. Art. 2. In artikel 2, 3, van het ministerieel besluit van 25 oktober 2005 houdende de organisatie van de uitbouw van fokkerijstructuren in Vlaanderen, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 o aan het eerste lid wordt een punt 23 o toegevoegd, dat luidt als volgt : 23 o de VZW Studbook belge du Fjording. ; 2 o tussen het elfde en het twaalfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : De erkenning van de fokkersvereniging, vermeld in het eerste lid, 23 o, is opgenomen in artikel 2, eerste lid, 22 o, van het ministerieel besluit van 16 maart 2005 tot erkenning van verenigingen voor de paardenfokkerij. Brussel, 3 december De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

98 2280 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE Agriculture et Pêche [2010/200040] 3 DECEMBRE Arrêté ministériel portant modification de l arrêté ministériel du 16 mars 2005 relatif à l agrément des associations d élevage de chevaux et de l arrêté ministériel du 25 octobre 2005 relatif à l organisation du développement des structures d élevage en Flandre, en ce qui concerne l agrément de l association d élevage Studbook belge du Fjording VZW Le Ministre flamand de l Economie, de la Politique extérieure, de l Agriculture et de la Ruralité, Vu la loi du 20 juin 1956 relative à l amélioration des races d animaux domestiques utiles à l agriculture, modifiée par l arrêté royal n o 426 du 5 août 1986, par les lois des 24 mars 1987 et 23 mars 1998 et par le décret du 12 décembre 2008; Vu l arrêté royal du 10 décembre 1992 relatif à l amélioration des équidés, modifié par l arrêté royal du 20 juillet 2000 et par les arrêtés du Gouvernement flamand des 30 septembre 2005 et 28 avril 2006; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 2 septembre 2005 relatif au développement des structures d élevage en Flandre; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2009 fixant les attributions des membres du Gouvernement flamand, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 2009; Vu l arrêté ministériel du 16 mars 2005 relatif à l agrément des associations d élevage de chevaux; Vu l arrêté ministériel du 25 octobre 2005 relatif à l organisation du développement des structures d élevage en Flandre; Vu l avis de l Inspection des Finances, rendu le 5 octobre 2009; Considérant que les conditions d agrément sont réglées par l arrêté ministériel du 23 décembre 1992 relatif à l amélioration des équidés, modifié par les arrêtés ministériels des 14 octobre 1996, 21 octobre 2005 et 19 mai 2006; Considérant que l Assemblée générale de l asbl Studbook belge du Fjording a décidé le 24 avril 2009 de transférer le siège social de la Région wallonne à la Région flamande; Considérant qu en application de l article 2 du protocole interrégional relatif à l élevage, établi en application de l accord de coopération du 30 mars 2004 entre la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant l exercice des compétences régionalisées dans le domaine de l Agriculture et de la Pêche, la Région wallonne a transféré le dossier à la Région flamande; Considérant qu il importe d agréer l association en question pour qu elle puisse procéder sans délai à l enregistrement de chevaux dans les livres généalogiques, à la délivrance de certificats et à l exécution de ses programmes d élevage; Arrête : Article 1 er. L article 2, alinéa 1 er,del arrêté ministériel du 16 mars 2005 relatif à l agrément des associations d élevage de chevaux, modifié en dernier lieu par l arrêté ministériel du 5 février 2009, est complété par un point 22 o rédigé comme suit : 22 o l asbl Studbook belge du Fjording pour la race Fjord. Art. 2. Al article 2, 3, de l arrêté ministériel du 25 octobre 2005 relatif à l organisation du développement des structures d élevage en Flandre, modifié en dernier lieu par l arrêté ministériel du 5 février 2009, sont apportées les modifications suivantes : 1 o dans l alinéa premier, il est inséré un point 23 o,rédigé comme suit : 23 o l asbl Studbook belge du Fjording. ; 2 o il est inséré, entre les onzième et douzième alinéas, un nouvel alinéa ainsi rédigé : L agrément de l association d élevage, citée à l alinéa premier, 23 o, est repris à l article 2, alinéa premier, 22 o de l arrêté ministériel du 16 mars 2005 relatif à l agrément des associations d élevage de chevaux. Bruxelles, le 3 décembre Le Ministre flamand de l Economie, de la Politique extérieure, de l Agriculture et de la Ruralité, K. PEETERS * VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [2010/35025] Provincie Limburg. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan KINROOI. Bij besluit van 26 november 2009 heeft de deputatie van de provincie Limburg het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan «Zonevreemde bedrijven Kinrooi», dat definitief werd vastgesteld door de gemeenteraad van Kinrooi in zitting van 7 september 2009 en dat een toelichtingsnota met de bestaande juridische en feitelijke toestand, stedenbouwkundige voorschriften en een grafisch plan bevat, goedgekeurd.

99 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2281 REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2010/200095] Pouvoirs locaux. Ordres nationaux PROVINCE DU BRABANT WALLON. Un arrêté royal du 27 septembre 2009 nomme Chevalier de l Ordre de Léopold, M. Le Hardy COURCELLES. Un arrêté royal du 24 septembre 2009 nomme Chevalier de l Ordre de Léopold II, M. Lucien Delbeque, conseiller communal. ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2010/200095] Lokale Behörden. Nationale Orden PROVINZ WALLONISCH-BRABANT Durch Königlichen Erlass vom 27. September 2009 wird Herr M. Le Hardy zum Ritter des Leopoldordens ernannt. COURCELLES Durch Königlichen Erlass vom 24. September 2009 wird Herr Lucien Delbeque, Gemeinderatsmitglied, zum Ritter des Leopold-II-Ordens ernannt. VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2010/200095] Plaatselijke besturen. Nationale Orden PROVINCIE WAALS BRABANT. Bij koninklijk besluit van 27 september 2009 wordt de heer Le Hardy benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. COURCELLES. Bij koninklijk besluit van 24 september 2009 wordt de heer Lucien Delbeque, gemeenteraadslid, benoemd tot Ridder in de Orde van Leopold II. BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2010/31010] Erkenningen als EPB-adviseur, rechtspersoon Bij beslissing van 30 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de NV VK ENGINEERING, met maatschappelijke zetel te Clemenceaulaan 87, te 1070 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2010/31010] Agréments en tant que conseiller PEB, personne morale Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 novembre 2009, la SA VK ENGINEERING, ayant son siège social établi à avenue Clemenceau 87, à 1070 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 23 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA ARK VE ARCHITECTENVENNOOTSCHAP, met maatschappelijke zetel te De Bergen 27, te 1700 Dilbeek, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 23 novembre 2009, la SPRL ARK VE ARCHITECTENVENNOOTSCHAP, ayant son siège social établi à De Bergen 27, à 1700 Dilbeek, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM

100 2282 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bij beslissing van 30 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de NV AT OSBORNE, met maatschappelijke zetel te Marcel Thirylaan 79, bus 2, te 1200 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 novembre 2009, la SA AT OSBORNE, ayant son siège social établi à avenue Marcel Thiry 79, bte 2, à 1200 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 30 oktober 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA BBT PROJECTS, met maatschappelijke zetel te Ambiorixsquare 23, bus 82, te 1000 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 octobre 2009, la SPRL BBT PROJECTS, ayant son siège social établi square Ambiorix 23, bte 82, à 1000 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 23 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de SCRL BUREAU D INGENIEURS-CONSEILS EN EQUIPEMENTS, met maatschappelijke zetel te route du Condroz 106, te 4121 Neuville-en-Condroz, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 23 novembre 2009, la SCRL BUREAU D INGENIEURS-CONSEILS EN EQUIPE- MENTS, ayant son siège social établi route du Condroz 106, à 4121 Neuville-en-Condroz, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 30 oktober 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA BRU-ARCH ATELIER D ARCHITECTURE DE BRUXELLES, met maatschappelijke zetel te Koning Albertlaan 187, te 1082 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 octobre 2009, la SPRL BRU-ARCH ATELIER D ARCHITECTURE DE BRUXELLES, ayant son siège social établi avenue du Roi Albert 187, à 1082 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 30 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de CVBA COGITO, met maatschappelijke zetel te Rozengaardstraat 9, te 1082 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 novembre 2009, la SCRL COGITO, ayant son siège social établi à ruedela Roseraie 9, à 1082 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 30 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA DELICES ARCHITECTES, met maatschappelijke zetel te Leopold II laan 53, te 1080 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 novembre 2009, la SPRL DELICES ARCHITECTES, ayant son siège social établi à boulevard Léopold II 53, à 1080 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 23 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA G-CONCEPT, met maatschappelijke zetel te Hertogstraat 13, te 1150 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 23 novembre 2009, la SPRL G-CONCEPT ayant son siège social établi rue du Duc 13, à 1150 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM Bij beslissing van 30 november 2009, van de leidende ambtenaar van het B.I.M. werd de BVBA PFC ENGINEERING, met maatschappelijke zetel te Brugmannlaan 581, bus 3, te 1180 Brussel, met ondernemingsnummer , erkend als EPB-adviseur, rechtspersoon. De erkenning draagt het nummer PEBPM Par décision du fonctionnaire dirigeant de l I.B.G.E. du 30 novembre 2009, la SPRL PFC ENGINEERING, ayant son siège social établi à avenue Brugmann 581, bte 3, à 1180 Bruxelles, portant le numéro d entreprise , a été agréée en tant que Conseiller PEB, personne morale. L agrément porte le numéro PEBPM

101 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2283 OFFICIELE BERICHTEN AVIS OFFICIELS FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN [2010/03021] Administratie van de BTW, registratie en domeinen (Vervreemding van onroerende domeingoederen) Bekendmaking gedaan ter uitvoering van de wet van 31 mei 1923 Het Waalse Gewest is voornemens uit de hand te verkopen : Gemeente Les Bons Villers (vroeger Frasnes-lez-Gosselies) Straat «des Français», een grond voor een oppervlakte volgens meten van m 2, gekadastreerd of het geweest zijnde wijk B, nummers 333/02V, 333/02X en deel zonder nummer, palende of gepaald hebbende aan de straat «des Français», aan de vennootschap «Group VDRT» en aan het Waalse Gewest of vertegenwoordigers. Gewestplan Charleroi : «zone d activité économique mixte». Prijs : euro buiten de kosten. De eventuele bezwaren of hogere aanbiedingen dienen binnen de maand van dit bericht overgemaakt aan het Aankoopcomité te 6000 Charleroi, place Albert I er 4, bte 10, 13 e étage. Tel. : of Verwijzing : 52075/176/2/GL. * SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [2010/03021] Administration de la T.V.A., de l enregistrement et des domaines (Aliénation d immeubles domaniaux) Publication faite en exécution de la loi du 31 mai 1923 La Région wallonne se propose de vendre de gré àgré : Commune de Les Bons Villers (ex Frasnes-lez-Gosselies) Rue des Français, une terre d une contenance suivant mesurage de m 2, cadastrée oul ayant été section B numéros 333/02V, 333/02X et partie sans numéro, tenant ou ayant tenu à la rue des Français, à la société «Group VDRT» et à la Région wallonne ou représentants. Plan de secteur de Charleroi : zone d activité économique mixte. Prix : euros outre les frais. Les réclamations ou les offres supérieures éventuelles doivent être adressées dans le mois du présent avis au Comité d acquisition d immeubles à Charleroi, place Albert I er 4, bte 10, 13 e étage, à 6000 Charleroi. Tél. : ou Réf. : 52075/176/2/GL. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2009/14326] 11 JANUARI Ministeriële omzendbrief betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen (A.D.R.) SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2009/14326] 11 JANVIER Circulaire ministérielle relative au placement de la signalisation portant restrictions de la circulation du transport des marchandises dangereuses (A.D.R.) De Staatssecretaris voor Mobiliteit, De Minister van Binnenlandse Zaken, De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, Aan de wegbeheerders, 1. Inleiding Met deze omzendbrief worden de richtlijnen van de omzendbrief van 23 december 2002 betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen (ADR) geactualiseerd en aangevuld. De verkeersborden C24b en C24c blijven verkeersbeperkingen inhouden, respectievelijk voor vervoer van ontvlambare of ontplofbare stoffen en vervoer van waterverontreinigende stoffen. Het vervolg betreft het verkeersbord C24a. De Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg bekrachtigde onlangs nieuwe regels voor het verkeer van voertuigen die gevaarlijke goederen door tunnels vervoeren. Deze overeenkomst doet een beroep op het verkeersbord C24a en geldt voor alle Europese landen, de Russische Federatie inbegrepen. Het doel is de tunnels in te delen naar categorieën, rekening houdend met kenmerken als brandbestendigheid, voorzieningen, lengte, enz., maar ook met de inschatting van de risico s van de alternatieve reisweg (afstand, bebouwde kommen, enz.). Dit verkeersbord is specifiek voor tunnels en mag niet op andere plaatsen worden gebruikt. Concreet houdt dat in dat de wegbeheerder doorgangsbeperkingen kan opleggen aan voertuigen die gevaarlijke goederen door een tunnel vervoeren. Met het oog daarop moet de wegbeheerder de wegtunnel indelen in een van de categorieën als bepaald in van het Europese Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Voor tunnels van categorie A gelden geen doorgangsbeperkingen. Voor tunnels van categorie B geldt een doorgangsbeperking voor het vervoer van gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing kunnen veroorzaken. Voor tunnels van categorie C geldt een doorgangsbeperking voor het vervoer van gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing of het vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen kunnen veroorzaken. Voor tunnels van categorie D geldt een beperking voor het vervoer van gevaarlijke goederen die een zeer grote ontploffing, een grote ontploffing, het Le Secrétaire d Etat à la Mobilité, Le Ministre de l Intérieur, Le Ministre pour l Entreprise et la Simplification, Aux gestionnaires de voirie, 1. Introduction La présente circulaire actualise et complète les directives de la circulaire du 23 décembre 2002 relative au placement de la signalisation portant restrictions de la circulation du transport des marchandises dangereuses (ADR). Les signaux C24b et C24c continuent à restreindre la circulation respectivement pour le transport des matières inflammables ou explosibles et le transport des matières susceptibles de polluer les eaux. Ce qui suit concerne le signal C24a. Récemment, l accord européen relatif au transport international de marchandises dangereuses a consacré de nouvelles règles relatives à la circulation des véhicules transportant des marchandises dangereuses dans les tunnels. Cet accord fait appel au signal C24a et s applique à tous les pays européens, y compris la Fédération de Russie, dans le but de ranger chaque tunnel dans des catégories tenant compte de leurs caractéristiques telles que la résistance au feu, l équipement, la longueur... mais aussi en tenant compte de l évaluation des risques présentés par l itinéraire alternatif (distance à parcourir, agglomérations à traverser, etc.). Ce signal est spécifique aux tunnels et ne peut pas être utilisé àd autres endroits. Concrètement, cela implique que le gestionnaire de voirie peut appliquer des restrictions de passage aux véhicules qui transportent des marchandises dangereuses lors de leur passage dans un tunnel. A cet effet, le gestionnaire doit affecter le tunnel routier à l une des catégories prévues par le de l accord européen relatif au Transport international de marchandises dangereuses. Ainsi, les tunnels de la catégorie A ne sont soumis à aucune restriction de passage, les tunnels de la catégorie B sont soumis à une restriction de passage qui s applique au transport de marchandises dangereuses susceptibles de provoquer une explosion très importante; les tunnels de la catégorie C sont quant à eux soumis à une restriction de passage qui s applique au transport de marchandises dangereuses susceptibles de provoquer une explosion très importante, une explosion importante ou une fuite importante de matières toxiques, les tunnels de la catégorie D sont quant à eux soumis à une restriction de

102 2284 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE vrijkomen van een belangrijke hoeveelheid giftige stoffen of een grote brand kunnen veroorzaken. Voor tunnels van categorie E geldt een toegangsverbod voor alle gevaarlijke goederen. Het voornoemde Europese Verdrag bepaalt welke verkeerstekens er moeten worden gebruikt. De nieuwe verkeersborden werden in het Verkeersreglement opgenomen (koninklijk besluit en ministerieel besluit van 10 september 2009, Belgisch Staatsblad 12 oktober 2009), waardoor de wegbeheerders voortaan de toegangsbeperkingen voor tunnels en de alternatieve reiswegen kunnen aangeven. De nieuwe reglementering is op alle tunnels van toepassing. 2. Verkeerstekens Er hoeven geen bijzondere verkeerstekens te worden geplaatst wanneer de wegbeheerder doorgangsbeperkingen voor een tunnel overbodig acht (tunnel van categorie A). In de overige gevallen gebruiken de wegbeheerders het verkeersbord C24a, aangevuld met een onderbord met de letter B, C, D of E, naargelang de categorie waarin de tunnel ingedeeld is. passage qui s applique au transport de marchandises dangereuses susceptibles de provoquer une explosion très importante, une explosion importante ou une fuite importante de matières toxiques ou un incendie important. Ceux de la catégorie E sont interdits d accès à toutes marchandises dangereuses. L accord européen précité détermine quelle est la signalisation routière qui doit être utilisée. Ces nouveaux signaux ont été incorporés dans le Code de la route (arrêté royal et arrêté ministériel du 10 septembre 2009, Moniteur belge du 12 octobre 2009), ce qui permet désormais aux gestionnaires de voirie d indiquer les restrictions d accès aux tunnels ainsi que les itinéraires alternatifs. Tous les tunnels sont concernés par la nouvelle réglementation. 2. Signalisation routière Lorsque le gestionnaire estime qu un tunnel ne doit faire l objet d aucune restriction de passage (tunnel de catégorie A), aucune signalisation particulière ne doit être placée. Dans les autres cas, les gestionnaires utiliseront le signal routier C24a, complété par un panneau additionnel portant lettres B, C, D ou E selon la catégorie à laquelle a été affecté le tunnel. - Het verkeersbord C24a aangevuld met een onderbord met de letter B verbiedt de toegang voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in tunnels van categorie B. - Le signal C24a complété d un panneau additionnel portant la lettre B interdit l accès aux véhicules transportant des marchandises dangereuses non autorisées dans les tunnels de catégorie B. - Het verkeersbord C24a aangevuld met een onderbord met de letter C verbiedt de toegang voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in tunnels van categorie C. - Le signal C24a complété d un panneau additionnel portant la lettre C interdit l accès aux véhicules transportant des marchandises dangereuses non autorisées dans les tunnels de catégorie C. - Het verkeersbord C24a aangevuld met een onderbord met de letter D verbiedt de toegang voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in tunnels van categorie D. - Le signal C24a complété d un panneau additionnel portant la lettre D interdit l accès aux véhicules transportant des marchandises dangereuses non autorisées dans les tunnels de catégorie D. - Het verkeersbord C24a aangevuld met een onderbord met de letter E verbiedt de toegang voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren die niet toegelaten zijn in tunnels van categorie E. - Le signal C24a complété d un panneau additionnel portant la lettre E interdit l accès aux véhicules transportant des marchandises dangereuses non autorisées dans les tunnels de catégorie E.

103 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2285 Alternatieve reisweg Het nieuwe verkeersbord D4 dient ter aanwijzing van een alternatieve reisweg voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren. Wanneer dit verkeersbord wordt aangevuld met de letter B, C, D of E, geldt de verplichting om de alternatieve reisweg te volgen voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren waarvoor de toegang tot tunnels van categorie B, C, D of E verboden is. Itinéraire alternatif Le nouveau signal routier D4 est destiné, quant à lui, à indiquer l itinéraire alternatif qui doit être suivi par les véhicules transportant des marchandises dangereuses. Lorsque ce signal est complété par les lettres B, C, D ou E, l obligation de suivre l itinéraire alternatif est applicable aux véhicules transportant des marchandises dangereuses dont l accès est interdit dans les tunnels de catégorie B, C, D ou E. 3. Plaatsing van de verkeerstekens De wegbeheerders moeten zorgen dat de verbodsborden en de verkeersborden voor de alternatieve reiswegen worden geplaatst op een plek waar de keuze voor de alternatieve reisweg mogelijk blijft. Naast de wijzigingen in het Verkeersreglement werd ook het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimumafmetingen en de plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens aangevuld met de nodige aanwijzingen t.a.v. de wegbeheerders voor de plaatsing en de afmetingen van de nieuwe verkeerstekens. 4. Administratieve regeling Zoals aangekondigd in de omzendbrief van 23 december 2002 betreffende de plaatsing van de verkeersborden die betrekking hebben op verkeersbeperkingen voor vervoer van gevaarlijke goederen, heeft de wetgever de federale voogdij afgeschaft die tot nu toe over de aanvullende reglementen van de politie over het wegverkeer werd uitgeoefend (zie de wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer en de omzendbrief van 26 november 2007 betreffende de afschaffing van de federale voogdij over de aanvullende reglementen van de politie over het wegverkeer). Sinds 1 januari 2008 zijn de aanvullende reglementen van de politie over het wegverkeer dus niet meer onderworpen aan de federale voogdij. De gewesten blijven bevoegd om de aanvullende reglementen van de politie over het wegverkeer op hun eigen wegen uit te vaardigen. 5. Nuttige adressen 5.1 Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directie Binnenvaart en Intermodaliteit Dienst Veiligheid van Gevaarlijke Goederen en Beveiliging City Atrium Vooruitgangstraat Brussel Tel. : /03/04/05 Fax : Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid - Dienst Verkeersreglementering City Atrium Vooruitgangstraat Brussel Tel. : Fax : Placement de la signalisation Les gestionnaires de voirie veilleront à placer la signalisation routière indiquant les interdictions et les itinéraires alternatifs aux tunnels à un emplacement où le choix de l itinéraire alternatif reste possible. Complémentairement aux modifications qui ont été apportées au Code de la route, l arrêté ministériel du 11 octobre 1976 fixant les dimensions minimales et les conditions de placement de la signalisation routière a également été complété afin de fournir aux gestionnaires de voiries les indications nécessaires au placement et aux dimensions de la nouvelle signalisation. 4. Aspects administratifs Comme présagé dans la circulaire du 23 décembre 2002 relative au placement de la signalisation portant restrictions de la circulation du transport des marchandises dangereuses, le législateur a supprimé la tutelle fédérale qui, jusqu à présent, s exerçait sur les règlements complémentaires de police de circulation routière (voyez la loi du 20 juillet 2005 modifiant les lois coordonnées du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière et la circulaire du 26 novembre 2007 relative à la suppression de la tutelle fédérale sur les règlements complémentaires de police de la circulation routière). Depuis le 1 er janvier 2008, les règlements complémentaires de police de circulation routière ne sont donc plus soumis à la tutelle fédérale. Les régions restent compétentes pour arrêter les règlements complémentaires de police de circulation routière sur leur propre voirie. 5. Adresses utiles 5.1 Service public fédéral Mobilité et Transports - Direction Navigation intérieure et Intermodalité Service Sécurité des Marchandises dangereuses et Sûreté City Atrium Rue du Progrès Bruxelles Tél. : /03/04/05 Fax : Direction générale Mobilité et Sécurité routière Service Réglementation routière City Atrium Rue du Progrès Bruxelles Tél. : Fax :

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 101 INHOUD SOMMAIRE. 710 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 101 INHOUD SOMMAIRE. 710 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N Numéro tél. gratuit :

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N Numéro tél. gratuit : BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit :

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit : BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE P overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 351 INHOUD SOMMAIRE. 144 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 351 INHOUD SOMMAIRE. 144 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : pages/bladzijden. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 13. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 13. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 353 INHOUD SOMMAIRE bladzijden/pages

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 353 INHOUD SOMMAIRE bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 64359 FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2004 3391 (2004 2305) [2004/202310] 12 MEI 2004. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 Gratis tel. nummer : 0800-98 809. 104 pages/bladzijden. www.staatsblad.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : 0800-98 809 Gratis tel. nummer : 0800-98 809. 104 pages/bladzijden. www.staatsblad. MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit : N. 345 SOMMAIRE INHOUD. 328 pages/bladzijden

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit : N. 345 SOMMAIRE INHOUD. 328 pages/bladzijden MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20

Nadere informatie

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Percentage betrekkingen toe te wijzen. Pourcentage d emplois à attribuer

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Percentage betrekkingen toe te wijzen. Pourcentage d emplois à attribuer BELGISCH STAATSBLAD 23.08.2012 MONITEUR BELGE 49465 Trappen van de hiërarchie Degrés delahiérarchie aan het Nederlands Kader au Cadre néerlandais Percentage betrekkingen toe te wijzen Pourcentage d emplois

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Gratis tel. nummer : N. 74. Numéro tél. gratuit : INHOUD SOMMAIRE. 104 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

38296 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

38296 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 38296 BELGISCH STAATSBLAD 04.08.2006 MONITEUR BELGE Steden/gemeenten Villes/communes Sint-Joost-ten-Node/Saint-Josse-ten- Noode Sint-Niklaas/Saint-Nicolas Sint-Truiden/Saint-Trond Tournai/Doornik Turnhout

Nadere informatie

47108 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

47108 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 47108 BELGISCH STAATSBLAD 20.07.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE 9 o Als de onthaalouder met zijn activiteit begint, mag hij een belastingsadviseur gratis raadplegen. De namen en adressen van deze belastingsadviseurs

Nadere informatie

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

ALBERT ALBERT BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER BELGISCH STAATSBLAD 09.05.2012 MONITEUR BELGE 27295 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2012 1310 [C 2012/14127] 22 APRIL 2012. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 14.09.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 2. Entrent en vigueur le 1 er janvier 2007 :

BELGISCH STAATSBLAD 14.09.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 2. Entrent en vigueur le 1 er janvier 2007 : 46851 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2006 3572 [C 2006/09648] 1 SEPTEMBER 2006. Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, de bijlagen en de nadere regels voor de neerlegging van

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 80072 BELGISCH STAATSBLAD 15.10.2014 MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 5739 Ministers in Bezug auf die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern wird ein Artikel 19/1 mit folgendem Wortlaut eingefügt: Art. 19/1 - Dem Generaldirektor

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 43865 VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie N. 2010 2250 [C 2010/35427] 7 JUNI 2010. Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging

Nadere informatie

SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE

SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE N. 2008 1373 [C 2008/02049] 13 APRIL 2008. Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 februari 1969 tot vaststelling van de

Nadere informatie

77220 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

77220 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 77220 MONITEUR BELGE 23.12.2015 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C 2015/11511] 16 DECEMBER 2015. Arrêté ministériel établissant les formulaires

Nadere informatie

48000 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

48000 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48000 BELGISCH STAATSBLAD 08.08.2016 MONITEUR BELGE COUR CONSTITUTIONNELLE Avis prescrit par l article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 [2016/203538] Par jugement du 24 mai 2016 en cause de l Ordre

Nadere informatie

30548 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

30548 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 30548 MONITEUR BELGE 16.04.2009 BELGISCH STAATSBLAD F. 2009 1369 SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT [C 2009/24134] 8 AVRIL 2009. Arrêté ministériel

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 31051 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS

Nadere informatie

47564 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

47564 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 47564 BELGISCH STAATSBLAD 04.08.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Administratie van het kadaster, registratie en domeinen Bekendmakingen voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk

Nadere informatie

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN MONITEUR BELGE 10.02.2015 BELGISCH STAATSBLAD 11523 LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

Nadere informatie

Extraits de l arrêté ministériel du publié au Moniteur belge du

Extraits de l arrêté ministériel du publié au Moniteur belge du BELAC 0-04 Rev 1-2014 Désignation des agents chargés de rechercher et de constater les infractions aux dispositions légales concernant l accréditation ( article XV.2 du Code de Droit économique ) Extraits

Nadere informatie

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN 23178 MONITEUR BELGE 16.04.2013 BELGISCH STAATSBLAD LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [C 2012/00569] 10 JUILLET 2012.

Nadere informatie

76142 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

76142 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 76142 MONITEUR BELGE 18.12.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Al annexe II du même arrêté, tel qu il a été modifié à ce jour, est apportée la modification suivante : le point IV.25 est inséré, rédigé

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 8894 MONITEUR BELGE 14.02.2013 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE

Nadere informatie

80806 MONITEUR BELGE 28.12.2011 BELGISCH STAATSBLAD

80806 MONITEUR BELGE 28.12.2011 BELGISCH STAATSBLAD 80806 MONITEUR BELGE 28.12.2011 BELGISCH STAATSBLAD AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE [C 2011/18456] FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN [C 2011/18456] 15

Nadere informatie

53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD

53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD 53438 MONITEUR BELGE 12.12.2005 BELGISCH STAATSBLAD Vu pour être annexé à Notre arrêté du 6 décembre 2005 modifiant l arrêté royal du 19 avril 1999 fixant les éléments de la déclaration d accident à communiquer

Nadere informatie

REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST

REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST 28935 Commune Kinrooi Lanaken Lanaken Lille Lille Londerzeel Maaseik (Opoeteren) Maasmechelen Mechelen Mechelen Mol Mol Mol Mol Ravels (Poppel) Retie Rotselaar Sint-Niklaas Sint-Niklaas Turnhout Westerlo

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 24154 MONITEUR BELGE 19.04.2013 Ed. 3 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 48101 FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU N. 2008 3134 [C 2008/24352] 29 AUGUSTUS 2008. Ministerieel besluit tot wijziging van de bijlagen I tot en met

Nadere informatie

MONITEUR BELGE 23.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE 23.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 47225 SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2015/03212] 15 JUILLET 2015. Arrêté ministériel portant exécution des articles 7, 4, et 53, 1 er,3, c) et d), del arrêté royal du 28 juin 2015, concernant la taxation

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 28893 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE N. 2008 1822 [C 2008/09406] 2 JUNI 2008. Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst met punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 01.04.2010 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 01.04.2010 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 01.04.2010 MONITEUR BELGE 19727 [Der Verurteilte kann außerdem zur Aberkennung von Rechten gemäß Artikel 33 des Strafgesetzbuches verurteilt werden.] [Art. 1 Abs. 1 abgeändert durch

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 53478 BELGISCH STAATSBLAD 18.08.2010 MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Avis. Bericht. Déménagement des Services du Moniteur belge. Verhuis Diensten van het Belgisch Staatsblad

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Avis. Bericht. Déménagement des Services du Moniteur belge. Verhuis Diensten van het Belgisch Staatsblad BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN MONITEUR BELGE 04.10.2013 BELGISCH STAATSBLAD 69459 GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 20

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD. Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : N. 20 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

74018 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

74018 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 74018 MONITEUR BELGE 15.12.2015 BELGISCH STAATSBLAD AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE [C 2015/18392] 3 DECEMBRE 2015. Avis relatif à l indexation des montants fixés à l arrêté royal

Nadere informatie

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 60569 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER, FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [C 2014/12139] 4 AUGUSTUS 2014. Koninklijk

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 64559 Art. 20. Elk bedrog dat wordt gepleegd om een lot uitgekeerd te krijgen, in het bijzonder elke valsheid in geschrifte of elk gebruik ervan, geeft aanleiding tot een klacht bij het parket. Art. 21.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 152

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 152 40 (1975) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1975 Nr. 152 A. TITEL Overeenkomst tot wijziging van het Verdrag van 8 april 1960 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION ROYAUME DE BELGIQUE KONINKRIJK BELGIE SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE Arrêté royal modifiant les arrêtés royaux du 16 novembre 2006 relatif

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 9472 BELGISCH STAATSBLAD 05.02.2014 MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE

Nadere informatie

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 61190 BELGISCH STAATSBLAD 12.09.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C 2016/11363] 1 SEPTEMBER 2016. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het zesde beheerscontract

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 01.06.2012 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 01.06.2012 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 01.06.2012 MONITEUR BELGE 31353 Vu pour être annexé àl arrêté ministériel du 23 mai 2012 modifiant l arrêté ministériel du 17 décembre 1998 déterminant les documents comptables à tenir

Nadere informatie

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

61190 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 61190 BELGISCH STAATSBLAD 12.09.2016 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C 2016/11363] 1 SEPTEMBER 2016. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het zesde beheerscontract

Nadere informatie

Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux. Paritair comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen

Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux. Paritair comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen Paritair comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux Collectieve van 2000 Convention collective de travail du

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 51132 MONITEUR BELGE 12.08.2015 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE

49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE 49188 BELGISCH STAATSBLAD 22.09.2008 MONITEUR BELGE Art. 3. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «Art. 15. De subsidies die ten bate van het Nationaal Geografisch Instituut zijn

Nadere informatie

15328 BELGISCH STAATSBLAD 13.03.2008 MONITEUR BELGE

15328 BELGISCH STAATSBLAD 13.03.2008 MONITEUR BELGE 15328 BELGISCH STAATSBLAD 13.03.2008 MONITEUR BELGE VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2008/200767] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 24. Dezember

Nadere informatie

35968 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

35968 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 35968 MONITEUR BELGE 07.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE V. Dispositions abrogatoires et finales Art. 15. Dans la deuxième colonne de l annexe 3 PJPol, les mots «Inspecteur général et Inspecteur général

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 19634 MONITEUR BELGE 30.03.2015 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 08.12.2010 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 08.12.2010 MONITEUR BELGE 74487 74488 BELGISCH STAATSBLAD 08.12.2010 MONITEUR BELGE 74489 74490 BELGISCH STAATSBLAD 08.12.2010 MONITEUR BELGE 74491 74492 BELGISCH STAATSBLAD 08.12.2010 MONITEUR BELGE 74493 74494 BELGISCH STAATSBLAD

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 3 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 3 BELGISCH STAATSBLAD 30611 SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2015/03204] 26 MAI 2015. Arrêté royal déterminant le modèle de la formule de déclaration en matière d impôt des sociétés pour l exercice d imposition 2015 (1) PHILIPPE,

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 07.09.2005 BELGISCH STAATSBLAD 39161 Si, dans les douze mois à compter de cette date, cet arrêté n est pas confirmé par une ordonnance du Conseil de la Région de Bruxelles- Capitale, il

Nadere informatie

40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD

40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD 40816 MONITEUR BELGE 29.10.1999 BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DES AFFAIRES ECONOMIQUES F. 99 3542 [99/11342] 30 SEPTEMBRE 1999. Arrêté ministériel modifiant l arrêté royal du 30 décembre 1993 prescrivant

Nadere informatie

64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE

64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE 64360 BELGISCH STAATSBLAD 27.10.2010 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID N. 2010 3685 [C 2010/22451] F. 2010 3685 SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2010/22451] 15 OKTOBER

Nadere informatie

21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

21396 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 21396 BELGISCH STAATSBLAD 13.03.2014 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2014/22060] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2014/22060] 21 FEBRUARI 2014. Koninklijk besluit

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 46905 FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2008 3024 [C 2008/14275] 5 SEPTEMBER 2008. Ministerieel besluit tot bepaling van de modellen van de documenten bedoeld in het koninklijk besluit

Nadere informatie

36152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

36152 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 36152 BELGISCH STAATSBLAD 14.06.2016 MONITEUR BELGE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2016/31426] 2 JUNI 2016. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van de prijzen voor het

Nadere informatie

MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 30.12.2013 BELGISCH STAATSBLAD 103249 SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2013/22606] 21 DECEMBRE 2013. Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 18 mars 1971 instituant un régime

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 13102 BELGISCH STAATSBLAD 28.03.2002 Ed. 2 MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN N. 2002 1113 [C 2002/11054]

Nadere informatie

22306 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

22306 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 22306 BELGISCH STAATSBLAD 28.04.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER N. 2006 1678 [C 2006/14095] 24 APRIL 2006. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE 48001 N. 2010 2506 VLAAMSE OVERHEID [C 2010/35508] 11 JUNI 2010. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende de modulaire structuur

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 21.02.2012 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 21.02.2012 MONITEUR BELGE 11971 Art. 15. De Minister aan wie de bevoegdheid voor Energie toegewezen is, wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Art. 15. Le Ministre qui a l Energie dans ses attributions est chargé de l

Nadere informatie

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 57936 MONITEUR BELGE 15.09.2015 BELGISCH STAATSBLAD Les propositions sont introduites auprès du Ministre-Président du Gouvernement flamand et comprennent au moins les données suivantes : 1 les prénoms

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS 55594 BELGISCH STAATSBLAD 30.08.2010 MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N. 2010 3009 [C

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD N. 184 INHOUD SOMMAIRE. 238 bladzijden/pages WOENSDAG 26 MEI 2004 MERCREDI 26 MAI 2004

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD N. 184 INHOUD SOMMAIRE. 238 bladzijden/pages WOENSDAG 26 MEI 2004 MERCREDI 26 MAI 2004 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002. Dit Belgisch Staatsblad

Nadere informatie

20316 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

20316 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 20316 BELGISCH STAATSBLAD 30.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 30.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE 20317 20318 BELGISCH STAATSBLAD 30.03.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 30.03.2012

Nadere informatie

MONITEUR BELGE 13.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE 13.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 13.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD 36987 SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2013/03172] 29 MAI 2013. Arrêté royal portant approbation du règlement du 12 février 2013 de l Autorité des services

Nadere informatie

62112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

62112 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 62112 BELGISCH STAATSBLAD 19.10.2010 MONITEUR BELGE Province Pré-zone opérationnelle Pourcentage maximal Zone de secours Zuid-Oost 2,43 % Brabant flamand Zone de secours Est 4,67 % Zone de secours Ouest

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 02.09.2014 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 8. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er septembre 2014.

BELGISCH STAATSBLAD 02.09.2014 Ed. 2 MONITEUR BELGE. Art. 8. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er septembre 2014. 65377 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2014/09461] 31 AUGUSTUS 2014. Koninklijk besluit tot vaststelling van de inhoud en de vorm van modellen van verslagen, van vereenvoudigde boekhouding en van verzoekschrift

Nadere informatie

46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD

46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD 46434 MONITEUR BELGE 17.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2015/22259] 9 JUILLET 2015. Arrêté ministériel modifiant la liste jointe à l arrêté royal du 21 décembre 2001

Nadere informatie

13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE

13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE 13286 BELGISCH STAATSBLAD 09.03.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID N. 2004 842 [C 2004/21028] 13 FEBRUARI 2004. Ministerieel besluit tot vastlegging

Nadere informatie

36930 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

36930 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 36930 MONITEUR BELGE 13.06.2013 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2013/03159] 29 MAI 2013. Arrêté royal portant approbation du règlement du 12 février 2013 de l Autorité des services

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 30599 FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2016/22190] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2016/22190] 22 JUNI 2015. Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering

Nadere informatie

47990 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

47990 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 47990 BELGISCH STAATSBLAD 28.07.2010 MONITEUR BELGE N. 2010 2505 VLAAMSE OVERHEID [C 2010/35507] 11 JUNI 2010. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de modulaire structuur van het secundair volwassenenonderwijs

Nadere informatie

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 35815 FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN [C 2014/03161] 25 APRIL 2014. Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2014

Nadere informatie

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

PHILIPPE FILIP BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 16.05.2018 MONITEUR BELGE 40503 FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2018/11917] 23 APRIL 2018. Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen inzake het uniform

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN MONITEUR BELGE 15.02.2005 BELGISCH STAATSBLAD 5095 Art. 7. Dans l article 24 de l annexe au même arrêté royal, les mots «les lois coordonnées sur les sociétés commerciales» sont remplacés par les mots

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 04.06.2014 MONITEUR BELGE 42651 FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2014/22260] 14 MEI 2014. Ministerieel besluit tot vaststelling van de modellen van de inlichtingenformulieren

Nadere informatie

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS BELGISCH STAATSBLAD 08.01.2010 Ed. 2 MONITEUR BELGE 721 WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C - 2005/09451] N. 2005 1425 31 MEI 2005. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2003 op de openbaarmaking van akten en stukken van verenigingen

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 15.05.2012 Ed. 2 MONITEUR BELGE 28319 VLAAMSE OVERHEID Bestuurszaken N. 2012 1407 [C 2012/35430] 27 MAART 2012. Ministerieel besluit houdende de vaststelling van het model van het volmachtformulier

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 13.11.2013 BELGISCH STAATSBLAD 85381 VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2013/206060] Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 a. Mit einer Klageschrift,

Nadere informatie

46866 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

46866 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 46866 MONITEUR BELGE 22.07.2015 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2015/22264] FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2015/22264] 13 JUILLET 2015. Règlement modifiant

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 25890 BELGISCH STAATSBLAD 30.04.2012 MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 21.10.2016 Ed. 2 MONITEUR BELGE 71309 FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2016/22418] SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2016/22418] 13 OKTOBER 2016. Ministerieel

Nadere informatie

44226 MONITEUR BELGE 24.08.2007 BELGISCH STAATSBLAD

44226 MONITEUR BELGE 24.08.2007 BELGISCH STAATSBLAD 44226 MONITEUR BELGE 24.08.2007 BELGISCH STAATSBLAD MATERIEL OUTPLACEMENT : MATERIAAL OUTPLACEMENT : Quantité Description Hoeveelheid Omschrijving Matériel informatique Informaticamateriaal 19 PC COMPAQ

Nadere informatie

45462 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

45462 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 45462 MONITEUR BELGE 09.07.2015 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35854] 19 JUNI 2015. Besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring van het kader van de instellingsreview 2015-2017

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Gratis tel. nummer : N Numéro tél. gratuit : SOMMAIRE INHOUD. 204 bladzijden/pages

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Gratis tel. nummer : N Numéro tél. gratuit : SOMMAIRE INHOUD. 204 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 49523 N. 2012 2493 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2012/31640] 19 JULI 2012. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het model van de oproepingsbrieven voor de gemeenteraadsverkiezingen

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS ROYAUME DE BELGIQUE SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS Arrêté ministériel déterminant les marchandises dangereuses visées par l article 48 bis 2 de l arrêté royal du 1 er décembre 1975 portant

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD 15.07.2014 MONITEUR BELGE 53805 BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/31492] 10 JUNI 2014. Ministerieel besluit tot vaststelling van de typeinhoud en de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de energieaudit opgelegd door het Besluit

Nadere informatie