g i.l MD A/S is een vennootschap opgericht naar Deens recht. Zij is feitelijk gevestigd in Denemarken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "g i.l MD A/S is een vennootschap opgericht naar Deens recht. Zij is feitelijk gevestigd in Denemarken."

Transcriptie

1 i.o Resumé van de relevante feiten g i.l MD A/S is een vennootschap opgericht naar Deens recht. Zij is feitelijk gevestigd in Denemarken. g 1.2 Belanghebbende is een volle dochter van HP A/S. g- 1.3 M> A/S heeft een bedrag van geleend van Nordea Bank Danmark A/S. Van deze lening is een bedrag van door VM A/S doorgeleend aan belanghebbende, die (onder meer) daarmee de externe acquisitie van drie Nederlandse vennootschappen heeft 14 gefinancierd (het gaat om I B M M H M B M M j B.V., MM B.V. en i H H H H H B ) B.V.). Laatstgenoemde drie vennootschappen worden hierna j i aangeduid als: de M O B groep. Belanghebbende heeft devjommmi groep gekocht van l< fjhhhi Holding B.V. De acquisitie is voltooid op 29 december ^ 1.4 Met ingang van 29 december 2006 vormt belanghebbende met de H M I groep een fiscale eenheid in de zin van art. 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet).

2 i 1.5 Op 31 december 2007 is de *^'"^H M) groep binnen defiscaleeenheid door fusie opgegaan in belanghebbende. 1.6 Op 14 oktober 2008 heeft belanghebbende nog een overname gedaan. Zij heeft toen alle ^ ^ aandelen van de M ) groep van W Beheer B.V. gekocht voor Met ingang c M van 1 januari 2009 is Holding fhh) B.V. (met haar deelneming M H M H t B.V.) gevoegd in defiscaleeenheid. Voor definancieringvan deze overname heeft belanghebbende t een geldlening van opgenomen van haar moedermaatschappij PIP-A/S. Op g haar beurt heeft M9 A/S dat bedrag weer extern ingeleend bij Nordea Bank Danmark A/S. g 1.7 Op 4 februari 2009 heeft belanghebbende 20 gewone aandelen uitgegeven aan Mjft A/S, die daarop heeft gestort door de eerder verstrekte lening van tot een bedrag van om te zetten in aandelenkapitaal. ç 1.8 De voorwaarden van de door fjllfta/s aan belanghebbende verstrekte geldleningen zijn 'zakelijk' c.q. 'at arm's length': zij komen overeen met voorwaarden die in het economische verkeer zouden zijn overeengekomen door onafhankelijke partijen De Inspecteur heeft voor de jaren 2006 tot en met 2008 aanslagen en voor hetjaar 2009 een verliesbeschilcking opgelegd die, ten opzichte van de aangiften, correcties inhouden wegens niet-aftrekbaarheid van rente op grond van art. ïod van de Wet. g 1.10 Doordat een deel van de rentelasten op de aanm) A/S verschuldigde geldleningen volgens b art. ïod van de Wet niet aftrekbaar is, terwijl het volledige bedrag aan rentebaten bij MjpA/S in de Deense vennootschapsbelastingheffing wordt betrokken (tegen een hoger Vpb-tarief dan het Nederlandse), is sprake van economisch dubbele belastingheffing. ç 2.0 Relevante overwegingen uit de uitspraak van de Rechtbank van 22 oktober In r.o. 3.1 van de uitspraak stelt de Rechtbank vast: "3.1. In geschil is of terecht de renteaftrekbéperking ex artikel ïod van de Wet is toegepast. Niet in geschil is dat de aftrekbeperking is berekend conform de Wet en dat de rente zakelijk is d&ereeng ekomen (...)". 2.2 In r.o van de uitspraak overweegt de Rechtbank: "4.2. Eiseres heeft de stelling ingenomen dat de renteaftrekbeperking in strijd is met de vrijheid van vestiging ex artikel 49 VwEU/43 EG. Eiseres is van menintg dat de renteaftrekbeperking verschillende juridische rechtsvormen ongelijk behandelt, hetgeen volgens eiseres in strijd is met de rechtsvormneutraliteit, welk principe nog eens is bevestigd in de Conclusie van A-G Kokott in de zaak Philips Electronics van-19 april 2X312, zaak C-i 8/1 Immers u>anneermjpa/s zich in Nederland had gevestigd door middel van een vaste inrichting, in plaats van een dochtermaatschappij, dan was de rente in Nederland volledig aftrekbaar geweest, aldus eiseres. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling. Bij de vraag of sprake is van schending van de rechtsvormneutraliteit dient de situatie waarin f eiseres/0/^ A/S zich verkeert, vergeleken te worden met een overigens gelijke situatie. Dat is in de door eiseres geschetste situatie niet het geval. Immers wanneer sprake is van een Deense vennootschap/hoofdhuis, met een vaste inrichting in Nederland, dan is geen sprake

3 van een lening van het hoofdhuis aafï de vaste inrichting. De lening van de bank dient namelijk direct te worden toegerekend aan de vaste inrichting, alwaar de rente aftrekbaar is. Nu de door eiseres geschetste situaties niet vergelijkbaar zijn, faalt reeds daarom haar stelling." 2.3 In r.o stelt de Rechtbankwast?dat belanghebbende ('eisereâ' in die procedure^ zich op het standpunt stelt dat artikel 9 van het Belastingverdrag met Denemarken in de weg staat aan een correctie op basis van artikel ïod van de Wet. In r.o overweegt de RecMban'k dat de - door haar in derto. #4.2 en geciteerde - tekst van art. 9 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot bèlastingen naar het inkomen en naar het vermogen (hierna: het Belastingverdrag met Denemarken) en van art. 9 van het OESO-modelverdrag (waarmee art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken overeenstemt) geen steun bieden aan de opvatting van eiseres. In de r.o tot en met citeert de Rechtbank uit en wijdfsij overwegingen aan het OESO-commentaar op art. 9 OESOmodelverdrag en de parlementaire geschiedenis van art. ïod van de Wet. 2.4 In r.o , tot slot, overweegt de Rechtbank: " Blijkens het voorgaande zijn de weergegeven overwegingen in het OESO-commentaar van beperkte betekenis voor de uitleg van de onderhavige verdragsbepaling. Hierbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking de onzekerheid over de verhouding tussen het arm's length-beginsel en zuivere thincap-regeling\n, de toezegging van de OESO de vragen op dit punt te onderzoeken, de omstandigheid dat de overwegingen in het OESO- t-. : commentaar op gespannen voet staan met de desbetreffende verdragsbepalingen, de omstandigheid dat het arm's length-beginsel zich niet goed leent voor toepassing op het gedeelte van het vreemd vermogen dat als bovenmatig is aangemerkt en de omstandigheid dat interpretatie van het OESO-commentaar ook in het onderhavige geval ruimte laat voor toepassing van artikel ïod van de Wet. Een en andere brengt de rechtbank tot de slotsom dat artikel 9 OESO-modelverdrag en artikel 9 van het Belastingverdrag met Denemarken in casu niet in de weg staan aan toepassing van artikel ïod van de Wet (vergelijk ook Hoge Raad 21 september 2012, nr. 10/05268, LJNBT5858 waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de OESO-conforme bepaling van artikel 9 van het belastingverdrag met Portugal in samenhang met artikel X van het Protocol niet in de weg staat aan toepassing van artikel ïod van de Wet). Het beroep faalt ook in zoverre." 3.0 Cassatiemiddelen Namens belanghebbende stellen wij de volgende cassatiemiddelen voor: (i) (ii) Schending van art. 43 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: EG-Verdrag) onderscheidenlijk art. 49 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Ühie (hierna: VWEU), doordat de Rechtbank heeft geoordeeld dat het uit art. 43 EG-Verdrag en art. 49 VWEU voortvloeiende recht op vrije rechtsvormkeuze niet wordt geschonden, zulks ten onrechte. ScMfendihg van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken en van art. 94 Grondwet, doordat de Rechtbank heeft geoordeeld dat art. 9 van het Belastingverdrag met 3 van 12

4 Denemarken niet in de weg staat aan toepassing van art. ïod van de Wet, zulks ten onrechte. 4.0 Toelichting op het eerste middel van cassatie - art. ïod van de Wet is in strijd met het uit art. 43 EG-Verdrag en art. 49 VWEU voortvloeiende recht op vrije rechtsvormkeuze 4.1 Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) biedt art. 43, eerste alinea, tweede volzin, EG-Verdrag onderscheidenlijk art. 49, eerste alinea, tweede volzin, VWEU marktdeelnemers uitdrukkelijk de mogelijkheid om vrijelijk de rechtsvorm te kiezen die bij de uitoefening van hun werkzaamheden in een andere lidstaat past, zodat deze vrije keuze in de lidstaat van ontvangst niet mag worden beperkt door discriminerendefiscalebepalingen. 1 Deze keuzemogelijkheid is een zelfstandig recht naast het verbod op discriminatie van een marktdeelnemer op grond van zijn nationaliteit of vestigingsplaats Belanghebbende heeft voor de Rechtbank de stelling ingenomen dat dit recht op vrije rechtsvormkeuze wordt geschonden, aangezien de rente op de aan H A/S verschuldigde geldleningen aftrekbaar zou zijn geweest indien A/S zich in Nederland zou hebben gevestigd door middel van een vaste inrichting. In r.o. 4.2 oordeelt de Rechtbank dat deze stelling faalt, omdat de door belanghebbende geschetste situaties niet met elkaar vergelijkbaar zouden zijn. Dat oordeel berust op een onjuiste uitleg van het Europese recht. 4.3 W A/S wordt door art. 43 EG-Verdrag en art. 49 VWEU immers de mogelijkheid geboden om vrijelijk de rechtsvorm te kiezen die bij de uitoefening van haar werkzaamheden in Nederland past. Vestigt QMj A/S zich in Nederland door middel van een dochtervennootschap, dan wordt zij geconfronteerd met een beperking van renteaftrek. Vestigt M } A/S zich in Nederland door middel van een vaste inrichting, dan is er geen beperking van renteaftrek. Omdat vestiging door middel van een vaste inrichting fiscaal gezien gunstiger is dan vestiging door middel van een dochtervennootschap, wordt een vrije rechtsvormkeuze belemmerd. De opvatting dat belanghebbende zich dan maar door middel van een vaste inrichting in Nederland had moeten vestigen - het slot van r.o van de Rechtbank lijkt dit belanghebbende tegen te werpen - is onjuist. Die opvatting is door het HvJ EU reeds expliciet verworpen in zijn arrest in de zaak.auoi>fiscal.3zo ook in de zaak Oy AA.i Het HvJ EU besliste in deze zaak dat het recht op vrije rechtsvormkeuze meebrengt dat de vrije keuze niet mag worden beperkt door discriminerende fiscale bepalingen. 4.4 Uit vaste rechtspraak van het HvJ EU blijkt dat een belemmering zoals hier aan de orde is slechts verenigbaar is met de bepalingen van het EG-Verdrag en het VWEU inzake de vrijheid van vestiging "op voorwaarde dat (...) [zij] betrekking heeft op situaties die niet objectief vergelijkbaar zijn, of wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang".5 1 Zie bijv. HvJ EU, 6 september 2012, C-18/11, Philips Electronics, V-N 2012/50.13, r.o Zie bijv. HvJ EU, 23 februari 2006, C-253/03, CLT-UFA, V-N 2006/14.18, r.o HvJ EU, 28 januari 1986, 270/83, 'Avoirfiscal', FED 1990/3, r.o. 22. t HvJ EU, 18 juli 2007, C-231/05, Oy AA, FED 2007/100, r.o. 40. s Zie bijv. HvJ EU, 25 februari 2010, C-337/08, XHolding BV, BNB 2010/166, r.o van 12

5 4-5 De vraag of een Nederlandse dochtervennootschap en een Nederlandse vaste inrichting zich in een objectief vergelijkbare situatie bevinden, dient volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU in het licht van de doelstelling van de betrokken regeling te worden beantwoord Uit de geschiedenis van zijn totstandkoming kan worden afgeleid dat art. ïod van de Wet zich richt tegen een onevenwichtige verdeling van financieringslasten 'binnen concern';? soms wordt ook wel gesproken van een bovenmatige financiering met vreemd vermogen. 8 De wetsgeschiedenis vermeldt over externe rente het volgende: 9 "Het niet-aftrekbare bedrag is (...) niet hoger dan het bedrag aan rente dat in het jaar per saldo verschuldigd is aan verbonden lichamen. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat de maatregel vooral is gericht tegen grondslagverschuiving in concernverband. Bij verbonden rente zal dit eerder aan de orde zijn dan bij rente verschuldigd aan een onajnankelijke derde." E Een situatie van grondslagverschuiving doet zich in het onderhavige geval niet voor en zou zich bij de keuze voor een vaste inrichting óók niet hebben voorgedaan. In beide situaties is er, vanuit het Mj^-concern bezien, slechts één externe lening, namelijjk die aan de nietverbonden Deense bank. Deze lening behoort blijkens het in paragraaf 4.6 vermelde citaat niet te worden getroffen. Weliswaar is in het geval van vestiging door middel van een Nederlandse dochtervennootschap sprake van een geldlening tussenmjp A/S en die dochtervennootschap, maar tegenover de (door art. ïod van de Wet beperkte) aftrek van de rentelasten in Nederland staat in dat geval het belastbaar zijn van de rentebaten in Denemarken tegen een hoger tarief dan het Nederlandse. In het licht van de doelstelling van art. ïod van de Wet zijn de hiervoor in 4.3 beschreven situaties dus vergelijkbaar. Immers, de bepaling richt zich tegen een onevenwichtige verdeling va$ifinancieringslastenen een daarmee gepaard gaande grondslagverschuiving binnen concern, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Voor de beantwoording van de vraag of de hiervoor in 4.6 vermelde doelstelling van art. ïod van de Wet een "dwingende reden van algemeen belang vormt", verwijzen wij naar het arrest van het HvJ EU in de zaak Thin Cap GLO. 10 Deze zaak betrof wetgeving die zeer vergelijkbaar is met art. ïod van de Wet. De door het HvJ EU in dat arrest geformuleerde uitgangspunten kunnen daarom ook worden toegepast in de onderhavige zaak. In het arrest herhaalde het HvJ EU dat een nationale maatregel die de vrijheid van vestiging beperkt, gerechtvaardigd kan zijn wanneer hij specifiek gericht is op het bestrijden van volstrekt kunstmatige constructies die bedoeld zijn om de wetgeving van de bedoelde lidstaat te ontwijken: 11 6 Zie bijv. HvJ EU, 25 februari 2010,0337/08, XHolding BV, BNB 2010/166, r.o. 22,: "In dit verband volgt uit de rechtspraak van het Hof dat de vergelijkbaarheid van een communautaire situatie met een nationale situatie moet worden onderzocht op basis van het door de betrokken nationale bepalingen nagestreefde doel (...)". Zie ook HvJ EU, 27 november 2008,0-418/07, Papillon, FED 2009/6, r.o. 27,: "Teneinde het bestaan van een discriminatie vast te stellen, moet de vergelijkbaarheid van een communautaire situatie met een zuiver interne situatie worden onderzocht, daarbij rekening houdend met de door de betrokken nationale bepalingen nagestreefde doeleinden (...)" ^ Kamerstukken II, vergaderjaar ,29 210, nr. 8, p Kamerstukken II, vergaderjaar , , nr. 8, p Kamerstukken II2003/04,29 210, nr. 8, p HvJ EU, 13 maart 2007, C-524/04, Thin Cap GLO, FED 2007/ HvJ EU, 13 maart 2007, C-524/04, Thin Cap GLO, FED 2007/41, r.o van 12

6 "Een beperking van de vrijheid van vestiging kan slechts door de strijd tegen misbruik worden gerechtvaardigd, wanneer zij specifiek tot doel heeft, gedragingen te verhinderen die erin bestaan, volstrekt kunstmatige constructies op te zetten die geen verband houden met de economische realiteit en bedoeld zijn om de belasting te ontwijken die normaliter verschuldigd is over winsten uit activiteiten op het nationale grondgebied (...)" 4.9 Om de proportionaliteit van een dergelijke maatregel te waarborgen moet het onderzoek naar de aard van de transactie gebaseerd zijn op objectieve en verifieerbare elementen. Wanneer het bestaan van een volstrekt kunstmatige constructie niet kan worden uitgesloten, moet een belastingplichtige in staat worden gesteld om zonder buitensporige administratieve moeite bewijs aan te dragen met betrekking tot de eventuele commerciële redenen waarom de transactie heeft plaatsgevonden. 12 Mocht vast komen te staan dat aan de betrokken transactie geen echte commerciële redenen ten grondslag liggen, dan mag de renteaftrekbeperking slechts dat deel van de betaalde rente raken dat niet at arm's length is.! 3 F Toepassing van art. ïod van de Wet in het onderhavige geval is in strijd met de door het HvJ EU vereiste proportionaliteit. Op de eerste plaats ontbreekt het in Thin Cap GLO vereiste 'subjectieve,', element ter rechtvaardiging van een inbreuk op de vrijheid van vestiging, aangezien Belanghebbende geconfronteerd wordt met een renteaftrekbeperking terwijl zij niet het oogmerk heeft om de belasting te ontwijken die normaliter verschuldigd is over de Nederlandse winsten. De rentebaten zijn immers in Denemarken belastbaar tegen een hoger tarief dan het Nederlandse. Op de tweede plaats ontbreekt het 'objectieve' element ter rechtvaardiging van een inbreuk op de vrijheid van vestiging, aangezien art. ïod van de Wet niet alleen het 'bovenmatige' gedeelte van de renteaftrek beperkt, maar alle renté die buiten de bescherming van de 'vaste ratio'/'concernratio' valt. Het bedrag van de door belanghebbende aan M À / S verschuldigde geldleningen is echter at arm's length aangezien dit bedrag overeenkomt met het door de Deense bank aan MA/S geleende bedrag. De zakelijkheid van dit bedrag is - terecht - niet betwist door de Inspecteur; de zakelijkheid van de rente staat daarmee feitelijk vast (zie uitspraak van de Rechtbank, r.o. 3.1, tweede volzin). De door art. ïod van de Wet veronderstelde 'bovenmatigheid' van belanghebbendes vreemde vermogen is ontstaan enkel ten gevolge van het zogenoemde 'goodwillgat': de voor de externe overnames betaalde goodwill heeft hetfiscaleeigen vermogen van belanghebbende verlaagd. Uit het bovenstaande volgt dat bij toepassing van art. ïod van de Wet het uit art. 43 EG- Verdrag en art. 49 VWEU voortvloeiende recht op vrije rechtsvormkeuze wordt geschonden. Dit brengt mee dat de aftrek door belanghebbende van de rente ter zake van de aan A/S verschuldigde geldleningen niet mag worden beperkt, zodat art. ïod van de Wet dus buiten toepassing moet blijven. 5.0 Toelichting bij het tweede middel van cassatie - art. ïod van de Wet is in strijd met art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken 5.1 De Rechtbank komt in r.o tot de slotsom dat art. 9 OESO-modelverdrag en art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken niet in de weg staan aan toepassing van art. ïod van de Wet. Dit oordeel berust op een onjuiste uitleg van die bepalingen. 12 HvJ EU, 13 maart 2007, C-524/04, Thin Cap GLO, FED 2007/41, r.o HvJ EU, 13 maart 2007, C-524/04, Thin Cap GLO, FED 2007/41, r.o van 12

7 De Rechtbank overweegt in r.o (terecht) dat art. 9, leden 1 en 2, van het Belastingverdrag met Denemarken en art. 9, leden 1 en 2, OESO-modelverdrag ertoe strekken "economische dubbele belastingheffing te voorkomen doordat de winstallocatie tussen twee gelieerde ondernemingen - de ene gevestigd in Nederland, de andere in een ander verdragsland - wordt gecorrigeerd indien zij in hun onderlinge betrekkingen overeenkomsten zijn aangegaan, dan wel daarbij voorwaarden hebben gehanteerd, die tussen onafhankelijke ondernemingen niet (of niet op dezelfde wijze) tot stand zouden zijn gekomen." Economisch dubbele belastingheffing wordt binnen deze systematiek geëlimineerd doordat de Staat van de debiteur mag verzekeren dat slechts een at arm's length bedrag aan rente in aftrek komt, terwijl de Staat van de crediteur slechts een at arm's length bedrag aan rente mag belasten. De Rechtbank overweegt dat de strekking van genoemde verdragsbepalingen niet meer eisen stelt aan de nationale wetgeving van de betrokken staten dan dat zij het at arm's lengthbeginsel erkennen. Het is echter juist op dit punt dat toepassing van art. ïod van de Wet in het onderhavige geval strijd oplevert met genoemde verdragsbepalingen. Immers, de rente die belanghebbende betaalt, is at arm's length; dit ligt besloten in hetgeen de Rechtbank heeft overwogen in 3.1, tweede volzin, van haar uitspraak. Doordat art. ïod van de Wet niet voorschrijft dat moet worden getoetst of de omvang, rente en andere voorwaarden van een geldlening tussen twee verbonden lichamen zakelijk zijn, maar rigide normen stelt (de 'vaste ratio' en de 'concernratio'), wordt het at arm's /engfn-beginsel onvoldoende recht gedaan. Dientengevolge kan, zoals in het onderhavige geval, door toepassing van art. ïod van de Wet economisch dubbele belastingheffing ontstaan, hetgeen in strijd is met de strekking van genoemde verdragsbepalingen. * In r.o en geeft de Rechtbank een onjiustelezing van paragraaf 3 van het OESOcommentaar bij art. 9 OESO-modelverdrag. In letter (a) van die paragraaf overweegt het Committee on Fiscal Affairs: "the Article does not prevent the application of national rules on thin capitalisation insofar as their effect is to assimilate the profits of the borrower to an amount corresponding to the profits which would have accrued in an arm's length situation". Uit deze overweging kan worden afgeleid dat art. 9 OESO-modelverdrag zich wél verzet tegen een onderkapitalisatieregeling die niet specifiek tot doel heeft de winst van de debiteur te corrigeren tot een arm's length winst. Art. ïod van de Wet is weliswaar een onderkapitalisatieregeling die specifiek tot doel heeft de winst van de debiteur te corrigeren tot een arm's length winst, maar doet dat op eenlo grove wijze dat zij - zoals in het onderhavige geval - over dat doel heen schiet, waardoor toepassing ervan strijd oplevert met (de strekking van) art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken. Wij werken dat uit. Uit de doelstelling om bovenmatigefinancieringmet vreemd vermogen te bestrijden volgt dat met deze bepaling is beoogd onzakelijk handelen aan te pakken. Bovenmatig impliceert een vergelijking met wat 'normaal' c.q. 'zakelijk' is. Dit vindt weerklank in de omstandigheid dat uiteindelijk slechts de rente verschuldigd aan verbonden lichamen in aftrek wordt beperkt; slechts verbonden lichamen kunnen besluiten totfinancieringmet meer vreemd vermogen dan een onafhankelijke derde zou hebben verstrekt. Zou art. ïod van de Wet enkel renteaftrek beperken met betrekking tot het bedrag aan vreemd vermogen dat niet door een onafhankelijke derde zou zijn verstrekt, dan zou het weinig toevoegen ten opzichte van art. 8b, lid 1, van de Wet. Die bepaling brengt reeds mee dat verbonden lichamen ter zake van hun onderlinge rechtsverhoudingen voorwaarden moeten overeenkomen die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen. Art. ïod van de Wet

8 beperkt met zijn 'harde' normen de renteaftrek evenwel anders dan voortvloeit uit art. 8b, lid 1, van de Wet. De reden waarom art. ïod van de Wet 'harde' normen hanteert (de 'vaste ratio'/'concernratio') laat zich waarschijnlijk verklaren vanuit een vrees voor uitvoeringsproblemen en rechtsonzekerheid. Die vrees vormde een belangrijke reden voor de afwijzing door de wetgever van een tegenbewijsregeling die de belastingplichtige in staat zou stellen aannemelijk te maken dat hij op dezelfde voorwaarden en tot hetzelfde bedrag in plaats van een gelieerde lening ook een lening bij een bank of een andere derde had kunnen krijgen, "f Ook uit de parlementaire geschiedenis, waarin uiteengezet wordt waarom art. ïod van de Wet niet enkel een 'vaste ratio' hanteert maar ook een 'concernratio', blijkt dat de wetgever een balans heeft willen zoeken tussen enerzijds het recht doen aan de economische realiteit en anderzijds het voorkomen van uitvoeringsproblemen en rechtsonzekerheid.'s Hoewel art. ïod van de Wet dus 'harde' normen hanteert, is zonder twijfel ermee beoogd onzakelijk handelen aan te pakken, en daarmee valt het binnen het bereik van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken. In zijn toepassing in het onderhavige geval levert het strijd op met (de strekking van) die bepaling. 5.6 In r.o stelt de Rechtbank het verstrekken van een geldlening als 'bovenmatige financiering met vreemd vermogen' in de zin van art. ïod van de Wet gelijk met het doen van een 'andersoortige betaling' welke op grond van het OESO-commentaar een correctie door een onderkapitalisatiebepaling zou rechtvaardigen. Het oogmerk van grondslagverschuiving of grondslaguitholling zou daarmee vaststaan. Deze elementen dienen echter strikt te worden gescheiden. De vermeende bovenmatigheid van de financiering - die veroorzaakt wordt door het zogenoemde 'goodwillgat' - volgt uit de toepassing van derigidenormen van art. ïod van de Wet, die geenszins reflecteren wat werkelijk 'at arm's length' is. Niet valt in te zien dat in casu op grond van de aldus vastgestelde bovenmatigheid van definancieringmet vreemd vermogen de aanwezigheid van een oogmerk van grondslagverschuiving of grondslaguitholling kan worden aangenomen. De rentebaten ter zake van de geldlening tussen belanghebbende en (Hl A/S zijn immers in Denemarken belast tegen een hoger tarief dan het Nederlandse. Daarmee staat vast dat grondslagverschuiving of grondslaguitholling niet het oogmerk voor het verstrekken van de geldleningen kan zijn geweest. 5.7 De door de wetgever aangevoerde bezwaren tegen de toepassing van art. 9 OESOmodelverdrag op 'zuivere' onderkapitalisatieregels zoals art. ïod van de Wet overtuigen niet. Gelet op de ongecompliceerde kapitaalstructuur van belanghebbende - belanghebbende was e n k e l m e t ei E S en vermogen gekapitaliseerd totdat zij de geldleningen aantrok van flû^a/s - is het vinden van een onafhankelijke partij waarvan de kapitaalstructuur vergeleken kan worden met die van belanghebbende niet ingewikkeld. Ook de omstandigheid dat art. ïod van de Wet geen transactiegerichte renteaftrekbeperking is, maar gericht is op de kapitaalstructuur van een belastingplichtige, is geen steekhoudend argument om in casu toepassing van art. 9 OESO-modelverdrag - en daarmee art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken - met E betrekking tot art. ïod van de Wet af te wijzen. De door>q A/S aan belanghebbende verstrekte geldleningen vormen namelijk de enige transacties als gevolg waarvan het fiscale eigen vermogen van belanghebbende is gedaald onder de kritische 3:i-grens. Er kan daarom, aan de hand van deze transacties, nog steeds bekeken worden of er een vergelijkbare onafhankelijke partij kan worden gevonden, waarvan de kapitaalstructuur kan worden vergeleken met die van de belastingplichtige. Dat, zoals de wetgever heeft opgemerkt, het '4 Kamerstukken II2003/04, , nr. 25 (Nota naar aanleiding van het Nader Verslag), blz. 13. s Kamerstukken II , (Belastingplan 2004), nr. 8 (NvW), pp van 12

9 vinden van zo'n vergelijkbare belastingplichtige in de praktijk lastig kan zijn, betekent op zichzelf niet dat de vergelijking met een onafhankelijke derde niet kan worden gemaakt. 5.8 In r.o verwijst de Rechtbank naar uw arrest van 21 september 2012, nr. 10/05268, LJN BT5858, BNB 2013/15. In r.o van dat arrest oordeelde u dat art. 9 van het Belastingverdrag met Frankrijk en art. 6 van het Belastingverdrag met Duitsland de toepassing van art. ïod van de Wet niet beperken. In r.o van dat arrest besliste u verder dat art. 9 van het Belastingverdrag met Portugal gelezen in samenhang met artikel X van het daarbij horende Protocol niet aan de toepassing van artikel ïod van de Wet in de weg staat. 5.9 Er bestaat echter een aantal fundamentele verschillen tussen art. 9, leden 1 en 2, van het Belastingverdrag met Denemarken en de genoemde bepalingen van de in uw arrest van 21 september 2012 van toepassing zijnde belastingverdragen Ten eerste is het Belastingverdrag met Denemarken nâ 1987 (namelijk op 1 juli 1996) gesloten, terwijl de Belastingverdragen met Duitsland en Frankrijk vóór 1987 zijn gesloten. Dit levert een verschil op voor wat betreft de relevantie van het uit 1987 stammende OESO-Rapport over Thin Capitalisation. Uit paragraaf 79 van dat rapport volgt, in de woorden van A-G Wattel:' 6 "dat de meeste landen het erover eens waren dat thincap-regels mogelijk zijn, maar dat om aan de arm's lengthnorm te voldoen, een tegenbewijsregeling zou moeten bestaan die de belastingplichtige toch renteaftrek toestaat voor zover zij aannemelijk maakt dat de lening en dier voorwaarden op zakelijke gronden berusten: "Where, on the other hand, a fixed debt/equity ratio is employed by the tax authorities without allowing such an option [PJW: tot tegenbewijs] then the majority of countries consider that the results would undoubtedly be inconsistent with the arm's length principle." 5.11 Bij de uitleg van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken dient deze paragraaf, op grond van artikel 31, lid 3, onderdeel c, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969, als 'context' te worden meegenomen.'? Het ontbreken van een tegenbewijsmogelijkheid in art. ïod van de Wet op grond waarvan een belastingplichtige kan aantonen dat de lening en dier voorwaarden op zakelijke gronden berusten, kan dus als strijdig met art. 9 OESO-modelverdrag worden beschouwd. De concerntoets van art. ïod van de Wet kan in dit kader niet worden aangemerkt als een afdoende tegenbewijsmogelijkhejd omdat: (ij het feit dat de ratio bij de debiteur slechter is dan bij het concern als geheel nog niet wil zeggen dat een onafhankelijke crediteur de leningen niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben willen verstrekken en (ii) het feit dat die ratio gelijk is aan die van het concern niet wil zeggen dat een onafhankelijke crediteur de leningen wél onder die voorwaarden zou hebben willen verstrekken.»,.* 5.12 Ten tweede kent het Belastingverdrag met Denemarken (op 1 juli 1996 gesloten) een bepaling die overeenkomst met art. 9, lid 2, van het huidige OESO-modelverdrag, terwijl het (oude) Belastingverdrag met Duitsland (op 16 juni 1956 gesloten) en het Belastingverdrag met Frankrijk (op 16 maart 1973 gesloten) zo'n 'secondary adjustment -bepaling ontberen. Voor wat betreft de relevantie van het in 1992 gewijzigde OESO-commentaar op art. 9 OESO- ' 6 Zie punt 9.4 van de conclusie van A-G Wattel voor uw arrest van 21 september '7 Paragraaf 3 van het OESO-commentaar bij art. 9 van het OESO-modelverdrag verwijst tevens expliciet naar dit rapport. 9 van 12

10 modelverdrag levert dit een verschil op. Bij de interpretatie van de Belastingverdragen met Duitsland en Frankrijk komt aan verdragsposterieur commentaar immers "hoogstens auxiliary betekenis toe, tenzij er een beleidstoezegging in gelezen kan worden". 18 Omdat het Belastingverdrag met Denemarken: (i) overeenkomt met art. 9 van het huidige OESOmodelverdrag, (ii) een bepaling kent die overeenkomt met art. 9, lid 2, OESO-modelverdrag, (iii) stamt van nâ de wijziging van het OESO-commentaar in 1992, (iv) Nederland bij die wijziging geen voorbehoud heeft gemaakt 1 * en (v) Nederland en Denemarken in het Belastingverdrag niet hebben aangegeven te willen afwijken van dit OESO-commentaar, is het OESO-commentaar echter "van grote betekenis" bij de uitleg van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken. 20 Zoals volgt uit hetgeen hiervoor in 5.4 is uiteengezet blijkt uit het in 1992 gewijzigde OESO-commentaar dat onderkapitalisatieregelingen er in beginsel niet toe mogen leiden dat de winst van de debiteur wordt gecorrigeerd tot boven een bedrag van diens at arm's length winst Ten derde is, vanwege de opname van de 'secondary ad/ustrnenr'-bepaling, het karakter van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken wezenlijk anders dan het karakter van art. 9 van het Belastingverdrag met Frankrijk en art. 6 van het Belastingverdrag met Duitsland. Wij citeren A-G Wattel: 21 "Gezien lid 2 van art. 9 OESO-modelverdrag (dat ontbreekt in de verdragen met Duitsland en Frankrijk), is de functie van art. 9 niet slechts bevoegdheidstoekenning, maar ook voorkoming van economische dubbele belasting die ontstaat door een correctie in de ene Staat die niet gevolg wordt door een overeenkomstige aanpassing in de andere Staat." 5.14 De toepassing van art. ïod van de Wet kan tot economisch dubbele belasting leiden, en doet dat in het onderhavige geval. Hoewel art. 9, lid 2, van het Belastingverdrag met Denemarken bepaalt dat in het geval van een at arm's length correctie in Nederland "die andere Staat [d.w.z. Denemarken] het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig [zal] aanpassen", blijkt deze verplichting volgens paragraaf 6 van het OESO-Commentaar op art. 9 OESO-modelverdrag geen self-executing verplichting te zijn omdat Denemarken niet verplicht is 'automatically'ts volgen, maar zelfstandig mag beoordelen of hij de correctie in de corrigerende Staat at arm's length acht Aangezien Denemarken niet verplicht is mee te gaan met de Nederlandse at arm's length correctie - deze correctie is namelijk niet gebaseerd is op een concrete (d.w.z. op de omstandigheden van het individuele geval gebaseerde) correctie, maar op een forfaitaire 3:1 debt/equity ratio - handelt Nederland, gelet op de doelstelling van art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken (het voorkomen van economisch dubbele belastingheffing) niet binnen zijn bevoegdheid ex art. 9, lid 1, doordat economisch dubbele belastingheffing wordt gecreëerd waar lid 2 geen oplossing voor kan bieden. ' 8 Zie punt 9.20 van de Conclusie van A-G Wattel voor uw arrest van 21 september '» Zoals A-G Wattel in punt 9.10 van zijn conclusie voor uw arrest van 21 september 2012 stelt, is het opmerkelijk dat Nederland in 1990 wél een voorbehoud maakte bij het EU-Arbitrageverdrag ter zake van onderkapitalisatieregels, maar niet bij het 1992-OESO Commentaar. Evenmin maakte Nederland een dergelijk voorbehoud in (het Protocol bij) het Belastingverdrag met Denemarken. De 'Nederlandse' visie ten aanzien van de toepassing van het at arm'sfength-beginselop onderkapitalisatieregels is dus geenszins consistent bepleit. Integendeel, het ontbreken van een voorbehoud in de laatste twee gevallen zou kunnen duiden op een koerswijziging. 20 Zie HR 9 september 1992, nr , LJN ZC5045, BNB 1992/ Zie punt 9.19 van de conclusie van A-G Wattel voor uw arrest van 21 september 2012.

11 5.16 Ten vierde is er een significant verschil tussen het Belastingverdrag met Denemarken en het Belastingverdrag met Portugal, namelijk dat laatstgenoemd verdrag een specifieke protocolbepaling bevat (artikel X). Artikel X brengt mee dat art. 9 van het Belastingverdrag met Portugal niet in de weg staat aan toepassing van bepalingen inzake 'thin capitalisation'. Het slot van die bepaling maakt hierop een uitzondering voor de gevallen waarin gelieerde ondernemingen kunnen laten zien dat de voorwaarden die tussen die ondernemingen zijn overeengekomen of opgelegd, vanwege de speciale kenmerken van hun activiteiten of hun specifieke omstandigheden in overeenstemming zijn met het at arm's Zenoth-beginsel. In r.o van uw arrest van 21 september 2012 stelde u op basis van een contextuele interpretatie vast dat "de Verdragsluitende Staten met het opnemen van artikel X van het Protocol het oog hadden op bepalingen inzake 'thin capitalisation' die zich richten op een bepaalde lening en niet op een regeling als opgenomen in artikel ïod van de Wet dat zich richt op de totalefinancieringsstructuurvan een vennootschap". U oordeelde dat art. 9 van het Belastingverdrag met Portugal gelezen in samenhang met art. X van het Protocol niet aan toepassing van art. ïod van de Wet in de weg staat De protocolbepaling in het Belastingverdrag met Portugal codificeert slechts hetgeen reeds uit het Commentaar op art. 9 OESO-modelverdrag en uit het Europese recht volgt, namelijk dat art. 9 OESO-modelverdrag niet per se in de weg staat aan onderkapitalisatieregels, maar dat deze slechts dat gedeelte van de renteaftrek mogen treffen dat niet at arm's length is. De vraag blijft echter van welke soorten onderkapitalisatieregels de werking door art. 9 OESOmodelverdrag beperkt wordt. Ten aanzien van het Belastingverdrag met Portugal leidde u uit de op het moment van sluiten van dat Belastingverdrag bestaande Portugese onderkapitalisatieregeling af dat het begrip 'thin capitalisation provisions' ziet op bepalingen die zich richten op een bepaalde lening en niet op een regeling zoals art. ïod van de Wet, dat zich richt op de totale financieringsstructuur van een vennootschap. Deze conclusie kan echter niet worden getrokken ten aanzien van het Belastingverdrag met Denemarken, althans niet op basis van een verdragsinterpretatie in overeenstemming met art. 31, lid 1, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei Op 1 juli 1996 kende Denemarken noch Nederland onderkapitalisatieregels. Vanaf 1998, dus vóór de datum waarop het Belastingverdrag met Denemarken van toepassing werd (1 januari 1999) en vóór de datum waarop belanghebbende de geldleningen aantrok vanäj_ A/S, kent Denemarken echter wél onderkapitalisatieregels. Uit een door het International Bureau of Fiscal Documentation (in opdracht van de Europese Commissie) opgesteld rapport" blijkt dat de Deense regels, net als het Nederlandse art. ïod van de Wet, zichrichtenop de totalefinancieringsstructuurvan een vennootschap. Tevens voorzien de Deense regels in een tegenbewijsmogelijkheid, op basis waarvan renteaftrek wordt veiliggesteld indien de Deense debiteur aantoont dat hij een soortgelijke schuld ook van een niet-verbonden lichaam had kunnen aantrekken. Indien art. 9 van het Belastingverdrag met Denemarken in samenhang met het relevante OESO- Commentaar in het licht van deze context wordt uitgelegd, volgt daaruit dat art. ïod van de Wet wel degelijk daarmee in strijd is omdat die bepaling een hoger bedrag aan renteaftrek beperkt dan enkel het bovenmatige gedeelte en daarnaast geen tegenbewijsmogelijkheid kent van 12

12 6.o Conclusie 6.1 Gelet op het bovenstaande kan de uitspraak van de Rechtbank, alsmede die van de Inspecteur, niet in stand blijven. Wij verzoeken u daarom: OOI 002, ÛO3 004 De aanslag voor hetjaar 2006 (aanslagnummer ^ B M B B I ; dagtekening 21 mei 2011), die is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van , te verminderen met een bedrag van (de correctie wegens niet-aftrekbare rente op grond van artikel ïod van de Wet) tot De aanslag voor hetjaar 2007 (aanslagnummer MB1MHHB; dagtekening 10 september 2011), die is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van , te verminderen met een bedrag van (de correctie wegens niet-aftrekbare rente op grond van artikel ïod van de Wet) tot De aanslag voor hetjaar 2008 (aanslagnummer M j W f l B ; dagtekening 17 september 2011), die is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van , te verminderen met een bedrag van (de correctie wegens niet-aftrekbare rente op grond van artikel ïod van de Wet) tot De beschikking tot vaststelling van het verlies voor hetjaar 2009 (beschikkingnummer MJ HHH1HB; dagtekening 24 september 2011), die is vastgesteld naar een verlies van (C ), te vergroten met een bedrag van (de correctie wegens niet-aftrekbare rente op grond van artikel ïod van de Wet) tot een verlies van ( i) Tot slot verzoeken wij u de inspecteur te veroordelen in de gemaakte proceskosten van het geding, zowel van de procedure voor de Rechtbank als van de procedure voor Uw Raad. =3 Hoewel inde motivering van het beroepschrift voor het jaar 2009 door ons abusievelijk werd gesproken van een aanslag naar een winst van , heeft de Rechtbank in r.o. 1 terecht vermeld dat 2009 een beschikking tot vaststelling van een verlies van ( 5-5Ö9-258) betrof.

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Rente-aftrekbeperkingen in internationale context. Fred de Hosson

Rente-aftrekbeperkingen in internationale context. Fred de Hosson Rente-aftrekbeperkingen in internationale context Fred de Hosson >>Ahead of Tax 2010 Rente-aftrekbeperkingen Nu: - thin cap regeling: art. 10d Vpb; - anti-uitholling: art. 10a Vpb; - fraus legisrechtspraak

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

15. 2. 2. 2. Is art. 10d Vpb. 69 in overeenstemming met art. 9 OESO modelverdrag?

15. 2. 2. 2. Is art. 10d Vpb. 69 in overeenstemming met art. 9 OESO modelverdrag? HOOFDSTUK 15. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 15. 1. Inleiding De centrale vraag in dit proefschrift is of de aftrekbeperkingen van de rente die zijn opgenomen in de Nederlandse vennootschapsbelasting in overeenstemming

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Wet VPB 1969 In een themanummer over vastgoedfinanciering kan een bijdrage over de fiscale aspecten niet ontbreken. In dit artikel gaan wij in op de

Nadere informatie

Renteaftrekbeperkingen:

Renteaftrekbeperkingen: Renteaftrekbeperkingen: Beperkt door fiscale verdragen en EU recht? Fred de Hosson & Ruben de Wit Inleiding Geen planning tool maar verdedigingsargumenten Onzekerheden zijn nog groot Supranationaal recht

Nadere informatie

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 Vonnisnummer : 1993-040 (op CD rom Jurdoc 1994-040) Datum : 27 april 1994 Rechters : mrs. Warnink, Moltmaker en Ilsink Middel : winst Artikel : 6 Belastingjaar

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 ECLI:NL:RBNHO:2015:1985 Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 23-03-2015 Datum publicatie 07-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 1993 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 Instantie Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 04-03-2013 Zaaknummer 11-00672 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607

ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 ECLI:NL:RBDHA:2017:2607 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16_8226 IBPVV Belastingrecht

Nadere informatie

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk: Den Haag, 3 SFR. 20«Kenmerk: 2018-0000147519 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/03132) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 8 juni 2018, nr. X Z 17/00004,

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB Van: NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs Datum: februari 2019 Onderwerp: Spoedreparatie fiscale eenheid VPB voor het MKB 1. Inleiding In 2018 werd aangekondigd dat de regeling voor

Nadere informatie

GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK- 13/01190

GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK- 13/01190 GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK- 13/01190 Uitspraak van 25 juli 2014 in het geding tussen: [X] B.V., statutair gevestigd te [Z], belanghebbende, en de directeur van

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen.

Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen. 1 Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 25 maart 2013,nr. BLKB2013/110M. De Staatssecretaris

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Vertaling C-386/14-1 Zaak C-386/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 augustus 2014 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHAMS:2016:72 ECLI:NL:GHAMS:2016:72 Permanente link: http://deepl Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 14/01023 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 Instantie Datum uitspraak 28-06-2007 Datum publicatie 24-08-2007 Zaaknummer 06/00183 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur). Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummers 13/01158 en 13/01159 uitspraakdatum: 24 februari 2015 nummer / Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-155/04 SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Misbruik van machtspositie Begrip.onderneming' Klacht Afwijzing" Arrest van het Gerecht (Tweede kamer)

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8768 3 april 2013 Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25 maart

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996. BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 24 september 2001 Vonnisnummer : 1998/191 Datum : 24 september 2001 Rechters : mrs. L. van Gijn als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout Middel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659 ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-12-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 98/4659 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 27 augustus 1985,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Samenvatting C-480/17-1 Zaak C-480/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969.

Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969. Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969. Naam: L. Horsmeijer Studie: Master Fiscaal Recht, accent directe belastingen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

\4CA^< CGLS. Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

\4CA^< CGLS. Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: \4CA^< CGLS Edelhoogachtbaar college, 1. Bij brief van I november 2010 heeft B.V., Irechtstreeks beroep in cassatie als bedoeld in artikel 28 AWR ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna:

Nadere informatie

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht Deventer - 2009 INHOUDSOPGAVE Voorwoord Lijst van gebruikte afkortingen V XXVII HOOFDSTUK 1 1.1 1.2 Reikwijdte Opbouw

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 7 september 2015

No.W /III 's-gravenhage, 7 september 2015 ... No.W06.15.0279/III 's-gravenhage, 7 september 2015 Bij Kabinetsmissive van 31 augustus 2015, no.2015001437, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325 ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-02-2005 Datum publicatie 23-02-2005 Zaaknummer 04/01325 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA s-gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE Reparatiemaatregelen fiscale eenheid Vpb. 1. Inleiding. 2. Waar ging en gaat de discussie over? 2.1. Globale beschrijving

PRAKTIJKNOTITIE Reparatiemaatregelen fiscale eenheid Vpb. 1. Inleiding. 2. Waar ging en gaat de discussie over? 2.1. Globale beschrijving Van: NOAB Adviesgroep-lid Punt & Van de Weerdt Belastingadviseurs Datum: Februari 2018 Onderwerp: 1. Inleiding Het is weer zover. Het Ministerie van Financiën lijdt in Luxemburg bij de Europese rechter

Nadere informatie

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T Rolnummer 5942 Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 09-12-2010 Datum publicatie 05-01-2011 Zaaknummer 09/00549 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, J A N 2014 Kenmerk: DGB 2014-20 X Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 4 december 2013, nr. 12/04836, op een beroepschrift van H i H n N M te «(Duitsland)

Nadere informatie

De 30-dagenregeling: Revisited

De 30-dagenregeling: Revisited De 30-dagenregeling: Revisited Anna Gunn Inhoud 1. Achtergrond 2. De 30-dagenregeling (oud) 3. De 30-dagenregeling (nieuw) 4. Bevindingen 1. ACHTERGROND 1 De Nederlandse maritieme zones Maritieme zones:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-09-2006 Datum publicatie 13-10-2006 Zaaknummer AWB 06/2133 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

2^2 C(ZS. Middel 1. Edelhoogachtbaar College,

2^2 C(ZS. Middel 1. Edelhoogachtbaar College, 2^2 C(ZS Edelhoogachtbaar College, Namens belanghebbende tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de in de aanhef genoemde uitspraak van de Rechtbank Haarlem. Het Ministerie van Financiën heeft ingestemd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388 Instantie Datum uitspraak 06-10-2011 Datum publicatie 01-02-2012 Zaaknummer 11/00219 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Belastingrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 maart 2013 inzake [X], wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7853

ECLI:NL:RBDHA:2017:7853 ECLI:NL:RBDHA:2017:7853 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-06-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 9978 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen HOGE RAAD nr. 31/695 ARREST gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 13 oktober 1995 betreffende de haar voor het jaar 1986 opgelegde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Recent heeft de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg (HvJ)

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815 Instantie Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 25-02-2011 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-10/00091

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar

Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar Advocaatkosten tot behoud van toekomstige uitkeringen uit lijfrentepolis aftrekbaar ECLI:NL:GHARL:2016:7882 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 07-10-2016

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157 ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-02-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00157 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Spoedmaatregelen Fiscale eenheid - en het per element benadering arrest van het HvJ EU: een nadere beschouwing

Spoedmaatregelen Fiscale eenheid - en het per element benadering arrest van het HvJ EU: een nadere beschouwing Spoedmaatregelen Fiscale eenheid - en het per element benadering arrest van het HvJ EU: een nadere beschouwing Daniël Smit ACTL Afternoon-seminar 20 maart 2018 De Industrieele Groote Club Het arrest van

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie