Opleiding Zorghulp. Blokboek 5. Versneld traject. Deze map is van: Groep:

Transcriptie

1 Opleiding Zorghulp Blokboek 5 Versneld traject Deze map is van: Groep: 1

2 Inhoud Programma week 1 t/m 5 3 Beroepsopdracht 23: Helpen bij een groepsactiviteit 5 Beroepsopdracht 27: Bijzonderheden melden 13 Beroepsopdracht 24: Helpen bij een individuele activiteit 19 Beroepsopdracht 28: een werkplan opstellen en evalueren 27 Beroepsopdracht 25: Activiteiten met peuters 37 Beroepsopdracht 29: Overleggen 43 Beroepsopdracht 26: Activiteiten met kleuters 49 Beroepsopdracht 30: Deskundig blijven 57 Beroepsopdracht 31: Klanttevredenheid 63 LLB- opdracht: Multi-culti 69 LLB- opdracht: Omgaan met de dementerende zorgvrager 71 2

3 Programma week 1 t/m 5 Zo ziet je weekrooster er uit: Stage 12 uur Week 1 Beroepsopdracht 23 en 27 Week 2 Beroepsopdracht 24 en 28 Week 3 Beroepsopdracht 25 en 29 Week 4 Beroepsopdracht 26 en 30 Week 5 Beroepsopdracht 31 en 2 LLB-opdrachten 4 uur opdrachtbegeleiding Gekoppeld aan beroepsopdracht 23, 24, 25, 26 2 uur omgangskunde 2 uur crea 4 uur opdrachtbegeleiding Gekoppeld aan beroepsopdracht 27 t/m 31 2 uur omgangskunde 2 uur zorg 2 uur Nederlands Volgens programma Totaal: 30 lesuur van 45 Examentoets in week 5 (op school) Onderwerpen: Deelnemen aan werk- en teamoverleg (overleggen, rapporteren werkzaamheden afstemmen, deskundigheidsbevordering) 3

4 4

5 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Wat ga je laten zien? Je gaat meehelpen bij een groepsactiviteit. Dit kan zijn: een creatieve activiteit een muzikale activiteit een spel of bewegingsactiviteit. Je helpt bij: De voorbereiding: Het in orde maken van de ruimte: klaarzetten van materialen en meubels De uitvoering: Helpen bij de ontvangst van de zorgvragers Zorgvragers helpen bij de activiteit, indien nodig Collega s assisteren bij de activiteit Zorgen voor veiligheid en een prettige sfeer Zorgvragers betrekken bij de activiteit De nazorg: Vragen hoe de zorgvragers de activiteit hebben ervaren Opruimen Onderhouden en schoonmaken van de materialen. Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie D: Aandacht en begrip tonen Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn Competentie: K: Vakdeskundig zijn Competentie L: Materialen en middelen gebruiken Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Competentie T: Volgens instructies en regels werken 5

6 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Hoe wordt de opdracht afgerond? De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het beoordelingsformulier Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Helpen bij activiteiten: breien 2 x 45 Zorgvragers motiveren en stimuleren voor activiteiten Nabespreken verwerkingsopdrachten 2 x 45 Verwerkingsopdrachten maken 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Helpen bij dagelijkse bezigheden: hoofdstuk 8 (op de leervloer) 6

7 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Verwerkingsopdrachten 1 Activiteiten met ouderen (in een werkgroepje uitvoeren) Bedenk met elkaar een leuke activiteit voor: een zorgvrager die dementerend is een zorgvrager die slecht hoort een zorgvrager die slecht ziet een zorgvrager in een rolstoel een zorgvrager die aan één arm en been verlamd is. Bespreek jullie ideeën in het uur omgangskunde. 2 Helpen bij groepsactiviteiten (in een werkgroepje uitvoeren) Beantwoord de volgende vragen: 1. Hoe komt het dat sommige zorgvragers zich wel eens vervelen? 2. Hoe kun je ervoor zorgen dat een zorgvrager zich minder gaat vervelen? 3. Hoe kun je als zorghulp zorgvragers overhalen om mee te doen aan een activiteit? 4. Op welke manier zoek je het contact met zorgvragers tijdens de activiteit? 5. Noem een aantal mogelijke taken voor de zorghulp bij de uitvoering van een groepsactiviteit. 6. Op welke manier kan een zorghulp ouderen betrekken bij activiteiten? 7

8 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Terugkijken: Competentie D: Aandacht en begrip tonen Heb ik goed geluisterd naar collega s en zorgvragers? Zie ik welke hulp zorgvragers nodig hebben? Hoe heb ik de zorgvragers betrokken bij de activiteit? Hoe heb ik bijgedragen aan de sfeer? Welke score geef ik mijzelf? Competentie E: Samenwerken en overleggen Heb ik mijn werk afgestemd met mijn collega s? beg gev exp Heb ik op tijd de hulp van anderen gevraagd? Wat kan ik nog verbeteren in de samenwerking voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

9 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn Respecteer ik verschillen tussen mensen? Ben ik eerlijk en betrouwbaar? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie K: Vakdeskundig zijn Heb ik handigheid in de uitvoering van de taken? beg gev exp Weet ik wat ik moet doen? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie L: Materialen en middelen gebruiken Gebruik ik de materialen op de goede manier? beg gev exp Ga ik zorgvuldig om met materiaal? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

10 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Heb ik rekening gehouden met de wensen van de zorgvragers? Heb ik rekening gehouden met de zelfredzaamheid van de zorgvragers? Heb ik aan de zorgvragers gevraagd hoe ze activiteit hebben ervaren? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie T: Volgens instructies en regels werken Heb ik veilig gewerkt? beg gev exp Heb ik gewerkt volgens de instructies van mijn instelling? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

11 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items met een * zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Meegeholpen bij een groepsactiviteit. Competentie D: Aandacht en begrip tonen beg gev exp De student heeft goed geluisterd naar collega s en zorgvragers * De student ziet welke hulp zorgvragers nodig hebben De student heeft zorgvragers betrokken bij de activiteit De student heeft positief bijgedragen aan de sfeer Opmerkingen: Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp De student heeft het werk afgestemd met collega s De student heeft zo nodig hulp van anderen gevraagd Opmerkingen: Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn beg gev exp De student respecteert verschillen tussen anderen De student is eerlijk en betrouwbaar Opmerkingen: 11

12 Beroepsopdracht 23 Helpen bij een groepsactiviteit Competentie K: Vakdeskundig zijn beg gev exp De student voert de taken handig uit Opmerkingen: Competentie L: Materialen en middelen gebruiken beg gev exp De student kiest de juiste materialen en middelen De student gebruikt het materiaal op de juiste manier De student gaat zorgvuldig om met het materiaal Opmerkingen: Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan beg gev exp De student heeft rekening gehouden met wensen van zorgvragers De student heeft rekening gehouden met de zelfredzaamheid van zorgvragers * De student heeft gevraagd hoe de zorgvragers de activiteit hebben ervaren Opmerkingen: Competentie T: Volgens instructies en regels werken beg gev exp De student voert de werkzaamheden uit volgens de instructies van de instelling De student werkt veilig Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 12

13 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden Wat ga je laten zien? Je gaat mondeling rapporteren aan collega s. (of stagebegeleider of leidinggevende) Hoe ga je te werk? 1. Maak tijdens een stagedag aantekeningen van zaken die jij belangrijk vindt om te rapporteren. 2. Aan het eind van de dag ga je deze bijzonderheden mondeling rapporteren aan collega s (of aan je stagebegeleider of leidinggevende) Denk aan de volgende punten: Geef niet je eigen mening, omschrijf duidelijk wat je gezien en gehoord hebt; Wees nauwkeurig Als je iets vermoedt (denkt dat er iets aan de hand is) zeg dan dat dit jouw mening is Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie D: Aandacht en begrip tonen Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie J: Formuleren en rapporteren Hoe wordt de opdracht afgerond? Beantwoord de vragen bij terugkijken. De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het beoordelingsformulier 13

14 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Mondeling rapporteren Een telefonische boodschap afhandelen 2 x 45 Observeren en signaleren 2 x 45 Verwerkingsopdrachten maken; Voor de verwerkingsopdrachten en de diagnostische toetsen op de computer, zie thema 66 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Aan de slag als zorghulp: thema 66 Werken als zorghulp in een organisatie: hoofdstuk 3 (op de leervloer) 14

15 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden Verwerkingsopdrachten 1 Signaleren (alleen of met een andere student uitvoeren) Signalen zijn tekens of seinen. Je hebt elke dag met signalen te maken: in het verkeer, een rinkelende telefoon. Mensen kunnen ook signalen geven. Met opzet bijvoorbeeld, om de aandacht te vragen. Maar iemand kan ook een signaal afgeven zonder opzet: je kunt bijvoorbeeld zien aan iemand of hij verdrietig of blij is. 1. Bedenk drie signalen die mensen geven of die je kunt opmerken. Na drie weken zie je aan de overkant van je huis ineens dat de auto van de overburen weer voor de deur staat. Hé, ze zijn weer thuis! Sara komt op school. Haar vriendin Nadira loopt op haar af. Hoi Saar, je ziet er moe uit. Ben je laat naar bed gegaan? Moeder is bezig met haar dochtertje van 2 jaar. Ze kleedt haar uit want het is bedtijd. Opeens zegt ze tegen haar dochtertje: wat zie ik nu toch voor rode vlekjes met blaasjes? Ik denk dat je de waterpokken hebt! 2. Noem zelf drie voorbeelden waaruit blijkt dat jij ook signaleert. Neem de uitwerking mee naar de les omgangskunde. 2 Waarnemen en ordenen van signalen (in een werkgroepje uitvoeren) Ga met je groepje tien wandelen in de school of in de omgeving van de school. Noteer zo veel mogelijk signalen: Zet ze in het volgende schema: Signalen van borden, tekens, of apparaten Signalen van mensen 15

16 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden Terugkijken: Competentie D: Aandacht en begrip tonen Welke bijzonderheden heb ik gezien? Zie ik welke hulp zorgvragers nodig hebben? Welke score geef ik mijzelf? Competentie E: Samenwerken en overleggen Heb ik bijzonderheden doorgegeven aan mijn collega s? beg gev exp Hoe heb ik dat gedaan? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie J Formuleren en rapporteren Kan ik in goede zinnen mondeling rapporteren? beg gev exp Ben ik nauwkeurig geweest in mijn rapportage? Geef ik een beschrijving van wat ik zie en hoor? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

17 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Mondeling gerapporteerd aan collega s Competentie D: Aandacht en begrip tonen beg gev exp De student heeft bijzonderheden gezien en gehoord De student ziet welke hulp zorgvragers nodig hebben Opmerkingen: Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp De student heeft bijzonderheden doorgegeven aan collega s Opmerkingen: Competentie J: Formuleren en rapporteren beg gev exp De student heeft in goede zinnen mondeling gerapporteerd De student heeft nauwkeurig gerapporteerd De student heeft beschreven wat zij gezien en gehoord heeft. (en bij een vermoeden vermeld dat dit de eigen mening is) Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 17

18 Beroepsopdracht 27 Bijzonderheden melden 18

19 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Wat ga je laten zien? Je gaat meehelpen bij een activiteit van één zorgvrager. Je gaat hierbij uit van: de taken die jou zijn opgedragen de wensen van de zorgvrager (of mantelzorg) Dit kan zijn: Een wandeling maken Boodschappen doen Voorlezen uit een boek of krant Een spelactiviteit of een andere ontspanningsactiviteit. Spreek met je begeleider af bij welke zorgvrager je de opdracht gaat uitvoeren. Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie D: Aandacht en begrip tonen Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn Competentie: K: Vakdeskundig zijn Competentie L: Materialen en middelen gebruiken Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Competentie T: Volgens instructies en regels werken Hoe wordt de opdracht afgerond? De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het beoordelingsformulier 19

20 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Helpen bij activiteiten: een boekenlegger borduren 2 x 45 Nabespreken verwerkingsopdrachten Omgaan met emoties van zorgvragers 2 x 45 Verwerkingsopdrachten maken 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Helpen bij dagelijkse bezigheden: hoofdstuk 8 (op de leervloer) 20

21 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Verwerkingsopdrachten 1 Mevrouw Buijs (in een werkgroepje uitvoeren) Je bent zorghulp in de thuiszorg bij mevrouw Buijs. Zij is een 86 jarige weduwe en woont in een hofjeswoning. Zij is pas thuis na een oogoperatie. Mevrouw Buijs mag zes weken lang niet bukken. Zij loopt buiten met een rollator. Vroeger deed mevrouw Buijs de huishouding bij veel mensen. Zij is zoals zij van zichzelf zegt: Eentje van de oude stempel. Je komt er voor de eerste keer. Mevrouw houdt van gezelligheid, drinkt graag een kopje koffie en rookt er een sigaretje bij. Haar hele leven heeft mevrouw in het hofje gewoond. Zij vertelt graag over vroeger. Beantwoord de volgende vragen: 1. Je krijgt de opdracht van je stagebegeleider om met mevrouw Buijs een activiteit te doen. 2. Hoe kom je erachter waar haar interesses liggen? Bedenk vragen die je zou kunnen stellen aan mevrouw. 3. Bedenk 5 activiteiten voor mevrouw. 4. Bedenk 5 activiteiten die nu minder geschikt zijn om met mevrouw te doen. Neem de antwoorden mee naar de les omgangskunde. 2 Mevrouw van Liempt (in een werkgroepje uitvoeren) Mevrouw van Liempt (82 jaar) gaat verhuizen naar een woonzorgcentrum. Sinds het overlijden van haar man, gaat het alleen wonen niet meer. Zij is vergeetachtig geworden en heeft veel hulp nodig. Door de vergeetachtigheid draait ze het dag- nachtritme om. Als de zorghulp binnenkomt, begint ze te huilen. De zorghulp gaat bij haar zitten. Ze vraagt wat er is. Mevrouw zegt snikkend: Ik vind het zo erg om hier weg te gaan. De zorghulp troost haar en zegt: Het is juist fijn voor u. U krijgt daar een prachtige kamer. En u hebt iedere dag mensen om u heen. Hier zit u maar alleen. Mevrouw reageert boos: Wat weet jij daar nou van? Ik heb hier vijftig jaar gewoond en mijn kinderen zijn hier geboren. Beantwoord de volgende vragen: 1. Hoe komt het dat mevrouw van Liempt op deze manier reageert? 2. Bedenk een andere manier om op mevrouw te reageren. 3. In het zorgplan van mevrouw staat dat zij overdag actief moet zijn. Waarom is dit? 4. Welke activiteiten zou je met haar kunnen doen? Bedenk er tenminste 5. Neem de antwoorden mee naar de les omgangskunde. 21

22 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Terugkijken: Competentie D: Aandacht en begrip tonen Heb ik interesse getoond in de zorgvrager? Zie ik welke hulp de zorgvrager nodig heeft? Welke score geef ik mijzelf? Competentie E: Samenwerken en overleggen Heb ik mijn werk afgestemd met mijn collega s? beg gev exp Heb ik op tijd de hulp van anderen gevraagd? Wat kan ik nog verbeteren in de samenwerking voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

23 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn Ben ik eerlijk en betrouwbaar? Hoe zorg ik dat een zorgvrager mij vertrouwt? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie K: Vakdeskundig zijn Heb ik handigheid in de uitvoering van de taken? beg gev exp Weet ik wat ik moet doen? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie L: Materialen en middelen gebruiken Gebruik ik de materialen op de goede manier? beg gev exp Ga ik zorgvuldig om met materiaal? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

24 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Heb ik rekening gehouden met de wensen van de zorgvrager? Heb ik rekening gehouden met de zelfredzaamheid van de zorgvrager? Heb ik aan de zorgvrager gevraagdof hij/ zij tevreden was over de activiteit? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie T: Volgens instructies en regels werken Heb ik veilig gewerkt? beg gev exp Heb ik gewerkt volgens de instructies van mijn instelling? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

25 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Meegeholpen bij een individuele activiteit. Competentie D: Aandacht en begrip tonen beg gev exp De student heeft interesse getoond in de zorgvrager De student ziet welke hulp de zorgvrager nodig heeft Opmerkingen: Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp De student heeft het werk afgestemd met collega s De student heeft zo nodig hulp van anderen gevraagd Opmerkingen: Competentie F: Respectvol en zorgvuldig zijn beg gev exp De student is eerlijk en betrouwbaar De student kan de zorgvrager vertrouwen geven Opmerkingen: 25

26 Beroepsopdracht 24 Helpen bij een individuele activiteit Competentie K: Vakdeskundig zijn beg gev exp De student voert de taken handig uit Opmerkingen: Competentie L: Materialen en middelen gebruiken beg gev exp De student kiest de juiste materialen en middelen De student gebruikt het materiaal op de juiste manier De student gaat zorgvuldig om met het materiaal Opmerkingen: Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan beg gev exp De student heeft rekening gehouden met wensen van zorgvrager De student heeft rekening gehouden met de zelfredzaamheid van de zorgvrager De student heeft gevraagd hoe de zorgvrager de activiteit heeft ervaren Opmerkingen: Competentie T: Volgens instructies en regels werken beg gev exp De student voert de werkzaamheden uit volgens de instructies van de instelling De student werkt veilig Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 26

27 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Wat ga je laten zien? Je gaat : je werkzaamheden voor een hele dag plannen. dit werkplan aan het eind van de dag evalueren. Zorg ervoor dat je werkplan is afgestemd op het zorgplan of leefplan, en op het werk van je collega s. Hoe ga je te werk? 1. Maak met je werkbegeleider afspraken over de taken die je gaat uitvoeren; 2. Maak een planning van deze taken. Maak hierbij gebruik van het werkplan bij deze opdracht. Zet de werkzaamheden in volgorde van belangrijkheid; Zet de werkzaamheden In een logische volgorde zodat ze zo min mogelijk tijd en energie kosten; Maak een tijdsindeling. 3. Bespreek de planning met je begeleider; 4. Voer de taken volgens planning uit; 5. Als blijkt dat jouw planning tussendoor gewijzigd moet worden, bespreek je dit met je begeleider; Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie J: Formuleren en rapporteren Competentie Q: Plannen en organiseren Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan 27

28 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Hoe wordt de opdracht afgerond? Aan het eind van de dag ga je je plan evalueren. Vul de vragen in bij terugkijken, en bespreek deze met je begeleider. De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het werkplan Het beoordelingsformulier 28

29 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Het zorgplan/ leefplan lezen Zorgvragen 2 x 45 Overleg voeren over je werkzaamheden met collega s en met de zorgvrager 2 x 45 Verwerkingsopdrachten maken Verwerkingsopdrachten en diagnostische toetsen op de computer: thema 24 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Aan de slag als zorghulp: thema 24 Werken als zorghulp in een organisatie: hoofdstuk 2 en 3 (op de leervloer) 29

30 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Verwerkingsopdrachten 1 Zorgvragen (alleen of in tweetallen uitvoeren) Zoek antwoord op de volgende vragen: 1. Wanneer spreek je van een zorgvraag? 2. Geef een voorbeeld van een zorgvraag. 3. Waarom noem je een baby een zorgvrager? 4. Waarom gebruiken we het woord zorgvrager en niet het woord patiënt? 5. Zijn zorgvragers altijd ziek? Leg je antwoord uit. 2 Zorgvragen, situaties (alleen of in tweetallen uitvoeren) Bedenk zoveel mogelijk zorgvragen bij de volgende situaties: Een echtpaar in een verzorgingshuis: meneer zit in een elektrische rolstoel, mevrouw is slechtziend. Een gezin: alleenstaande moeder met 3 kinderen in de leeftijd van 3 en 5 jaar, en een baby van 6 maanden. Moeder is depressief. Een zorgvrager in een RIBW- instelling: een meneer heeft moeite om een goede invulling te geven aan de dag. Een zorgvrager in een psychogeriatrisch verpleeghuis, die telkens de weg kwijt is. 30

31 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Mijn werkplan Tijd 1. Taken

32 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren 32

33 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Terugkijken: Competentie E: Samenwerken en overleggen Sluit mijn werkplan aan bij het werk van mijn collega s? Hoe heb ik dat gedaan? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie J Formuleren en rapporteren Gebruik ik in mijn plan de juiste woorden en uitdrukkingen? beg gev exp Heb ik het plan kort en duidelijk opgeschreven? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? Competentie Q: Plannen en organiseren Heb ik alle werkzaamheden gepland? beg gev exp Heb ik aangegeven hoeveel tijd het werk kost? 33

34 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Competentie Q: Plannen en organiseren Heb ik de werkzaamheden in een goede volgorde gepland? Heb ik volgens plan gewerkt? Heb ik mijn planning tussentijds moeten bijstellen? Wat heb ik moeten bijstellen en waarom? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Heb ik met mijn plan rekening gehouden met het zorgplan of leefplan? Wat kan ik nog verbeteren voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

35 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Een werkplan gemaakt voor een dag Dit plan geëvalueerd Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp Het werkplan sluit aan bij het werk van de collega s Opmerkingen: Competentie J: Formuleren en rapporteren beg gev exp De student gebruikt de juiste woorden en uitdrukkingen Het plan is kort en duidelijk geformuleerd Opmerkingen: Competentie Q: Plannen en organiseren beg gev exp De student heeft alle werkzaamheden in een goede volgorde gepland: Op volgorde van belangrijkheid Belangrijkste taken het eerst De student heeft aangegeven hoeveel tijd de werkzaamheden kosten De student heeft de werkplanning bijgesteld - indien nodig Opmerkingen: 35

36 Beroepsopdracht 28 Een werkplan opstellen en evalueren Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan beg gev exp De student heeft rekening gehouden met gegevens in het zorgplan/ leefplan Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 36

37 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters Wat ga je laten zien? Je gaat een verhaal maken voor peuters waarbij je gebruik maakt van vingerpoppetjes. Het mag een zelf verzonnen verhaal zijn, of een bestaand verhaaltje. Met wie voer je de opdracht uit? Samen met een andere student. Hoe ga je te werk? 1. Jullie bedenken een verhaaltje om met de 4 poppetjes te spelen. 2. Het verhaal werk je uit op de computer. 3. Laat het verhaal lezen aan je docent. 4. Ieder maakt twee vingerpoppetjes voor het verhaal. Dit doe je in de les crea. 5. Oefen zelf of het verhaal klopt: wie zegt wat en wat gebeurt er? 6. Zorg ervoor dat het verhaal 3-5 duurt. Het leukste verhaal wordt beloond met een prijs! Zorg er dus voor dat jullie verhaal: Geschikt is voor peuters Goed wordt voorgedragen of voorgelezen De poppetjes er mooi uitzien! Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School School School Aan welke competenties werk je? Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Hoe wordt de opdracht afgerond? Vertel het verhaaltje met de vingerpoppetjes aan de groep. De opdracht wordt beoordeeld door de docent met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Een foto van de presentatie Het beoordelingsformulier 37

38 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht 45 Vingerpoppetje van vilt maken 2 x 45 De peuterleeftijd: Ontwikkeling Spel en speelgoed 2 x 45 Werken aan het verhaal 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Helpen bij dagelijkse bezigheden: hoofdstuk 6 (op de leervloer) Kijk in het OLC of je boeken kunt vinden met verhaaltjes voor peuters 38

39 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters Terugkijken: Competentie E: Samenwerken en overleggen Hoe heb ik samengewerkt? Stond ik open voor de ideeën van mijn groepsgenoot? Hebben we de taken goed verdeeld? Hebben we ons gehouden aan de taakverdeling? Wat kan ik nog verbeteren in de samenwerking voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Is het verhaaltje geschikt voor een peuter? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

40 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters 40

41 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Een verhaal gemaakt voor peuters met gebruik van vingerpoppetjes. Samengewerkt met:.. Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp De student heeft goed samengewerkt: Taken gelijk verdeeld; Zich gehouden aan de afspraken De student stond open voor ideeën van anderen Opmerkingen: Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan beg gev exp Het verhaal is geschikt voor een peuter Opmerkingen: Handtekening docent: 41

42 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met peuters 42

43 Beroepsopdracht 29 Overleggen Wat ga je laten zien? Je gaat een werkoverleg bijwonen. Je maakt hiervan een kort verslag. Hierin heb je beschreven: Wat voor overleg het is Wie er aan meedoen Wie het gesprek leidt Wie het verslag maakt en alle afspraken opschrijft Welke zaken er worden besproken Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie D: Aandacht en begrip tonen Competentie T: Volgens instructies en regels werken Hoe wordt de opdracht afgerond? Bespreek je verslag na met je stagebegeleider. De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het verslag Het beoordelingsformulier 43

44 Beroepsopdracht 29 Overleggen Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Overlegsituaties op je werk: met wie en wanneer? Samenwerken met de zorgvrager 2 x 45 Een overleg voeren, hoe doe je dat? 2 x 45 Werken aan verwerkingsopdrachten (op de computer: thema 22 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Aan de slag als zorghulp: thema 22 Werken als zorghulp in een organisatie: hoofdstuk 4 (op de leervloer) 44

45 Beroepsopdracht 29 Overleggen Verwerkingsopdrachten 1 Overleggen: met wie en waarover? (alleen uitvoeren) Beantwoord de volgende vragen: 1. Heb jij wel eens een overleg meegemaakt? 2. Waar ging het overleg over? 3. Wie waren er bij dat overleg? 4. Heb jij wel eens een onderwerp ingebracht bij een overleg? Neem de uitwerking mee naar de les Zorg. 2 Samenwerken met de zorgvrager (alleen of in tweetallen uitvoeren) Beantwoord de volgende vragen: 1. Waarom is het belangrijk om samen te werken met de zorgvrager? 2. Noem 3 voorbeelden waarbij je kunt samenwerken met de zorgvrager. 3. Waarom is het belangrijk om met de zorgvrager afspraken over het werk te maken? Neem de uitwerking mee naar de les Zorg. 3 Misverstanden (in twee- of drietallen uitvoeren) Sherelle werkt in de thuiszorg bij mevrouw Boot. Ze komt er nu voor de derde keer en ze ziet er steeds meer tegen op. Ze heeft er een paar nachten niet van kunnen slapen. Steeds hoorde ze de dwingende stem van mevrouw Boot. Sherelle weet niet hoe ze de situatie moet veranderen. Vorige week moest ze in de tuin werken; ze was er een uur mee bezig. Al het andere werk had ze daardoor moeten laten liggen. De week daarvoor had mevrouw Boot al haar koper klaargezet om te poetsen. Sherelle had veel moeite om te zeggen dat het niet bij de werkafspraken hoort. Toen ze het wilde zeggen zei mevrouw heel pinnig: Meisje, meisje, je hebt geen idee hoe gemakkelijk jullie het nu hebben. Dat was vroeger wel anders. Wij moesten heel hard werken. Sherelle durfde daarna niets meer te zeggen. Bespreek met elkaar de volgende vragen: 1. Wat is het probleem voor Sherelle? 2. Hoe vind je dat Sherelle omgaat met dit probleem? 3. Hoe zou je zelf reageren in deze situatie? Neem de uitwerking mee naar de les Zorg. 45

46 Beroepsopdracht 29 Overleggen Terugkijken: Competentie D: Aandacht en begrip tonen Heb ik goed geluisterd tijdens het overleg? Hoe heb ik dat laten zien? Welke score geef ik mijzelf? Competentie T: Volgens instructies en regels werken Is het mij duidelijk hoe een overleg wordt gevoerd? beg gev exp Is mij duidelijk hoe de taken zijn verdeeld in een overleg? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

47 Beroepsopdracht 29 Overleggen Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Een werkoverleg bijgewoond en hier een kort verslag van gemaakt Competentie D: Aandacht en begrip tonen beg gev exp De student heeft geluisterd tijdens het overleg Opmerkingen: Competentie T: Volgens instructies en regels werken beg gev exp De student de vergaderstructuur beschreven: Wat voor overleg het is Wie er aan meedoen Wie het gesprek leidt Wie het verslag maakt en alle afspraken opschrijft Welke zaken er worden besproken Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 47

48 Beroepsopdracht 29 Overleggen 48

49 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Wat ga je laten zien? Je gaat een werkstuk maken over kleuters. In dit werkstuk heb je de volgende onderwerpen uitgewerkt: Een spelletje dat je met kleuters kunt doen Speelgoed dat geschikt is voor kleuters Een liedje dat je met kleuters kunt zingen Een knutselactiviteit voor kleuters Twee punten die belangrijk zijn voor de opvoeding van kleuters! Het werkstuk moet er aantrekkelijk uitzien, en voorzien van plaatjes of foto s. Met wie voer je de opdracht uit? Samen met een andere student. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School School School Aan welke competenties werk je? Competentie E: Samenwerken en overleggen Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Hoe wordt de opdracht afgerond? Het werkstuk wordt beoordeeld door de docent met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het werkstuk Het beoordelingsformulier 49

50 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Plan maken: vragen beantwoorden in het logboek bij voorbereiding 45 Knutselen met kleuters 2 x 45 De kleuterleeftijd: Ontwikkeling Spel en speelgoed 2 x 45 Werken aan het werkstuk 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Helpen bij dagelijkse bezigheden: hoofdstuk 6 (op de leervloer) Kijk in het OLC of je informatie kunt vinden over kleuters 50

51 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Logboek Student: Datum: - - Voorbereiding Wat moet er gedaan worden: Door wie: Wanneer, hoeveel tijd: Akkoord studieloopbaanbegeleider: 51

52 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters 52

53 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Terugkijken: Zijn we tevreden over het resultaat? Waar zijn we tevreden over? Waar zijn we minder tevreden over? Welke informatie hebben we gebruikt? Was deze informatie bruikbaar? Waarom wel of niet? Competentie E: Samenwerken en overleggen Hoe heb ik samengewerkt? Stond ik open voor de ideeën van mijn groepsgenoot? Hebben we de taken goed verdeeld? Hebben we ons gehouden aan de taakverdeling? Wat kan ik nog verbeteren in de samenwerking voor een volgende keer? Welke score geef ik mijzelf voor mijn manier van samenwerken? beg gev exp

54 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan Zijn de activiteiten die we hebben beschreven geschikt voor kleuters? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

55 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Een werkstuk gemaakt over kleuters. Samengewerkt met:. Competentie E: Samenwerken en overleggen beg gev exp De student heeft goed samengewerkt: Taken gelijk verdeeld; Zich gehouden aan de afspraken De student stond open voor ideeën van de ander Opmerkingen: Competentie R: Op de behoeften en verwachtingen van de zorgvrager ingaan beg gev exp De beschreven activiteiten zijn geschikt voor kleuters Opmerkingen: Handtekening docent: 55

56 Beroepsopdracht 25 Activiteiten met kleuters 56

57 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven Wat ga je laten zien? Je gaat jouw functioneren bespreken met twee collega s om je deskundigheid te vergroten. Hoe ga je te werk? 1. Vraag aan je stagebegeleider welke twee collega s je mag vragen om met jou een gesprek te voeren. 2. Vraag aan de collega s hoe zij aankijken tegen jouw functioneren. 3. Je kunt gebruik maken van de volgende vragen: Wat vindt je positieve kanten van mij in het werk? Heb je hier voorbeelden van? Waarin denk je dat ik mij kan verbeteren in mijn werk? Heb je hier ook voorbeelden van? 4. Schrijf een kort verslag over dit gesprek. Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie P: Leren Hoe wordt de opdracht afgerond? Bespreek het gesprek en je gespreksverslag na met je stagebegeleider. De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het gespreksverslag Het beoordelingsformulier 57

58 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Verder ontwikkelen, opleidingsmogelijkheden Lezen over je vakgebied 2 x 45 Feedback geven en krijgen 2 x 45 Werken aan verwerkingsopdrachten. Voor verwerkingsopdrachten en diagnostische kennistoetsen op de computer: thema 69 en 70 2 x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Aan de slag als zorghulp: thema 69, 70 Werken als zorghulp in een organisatie: hoofdstuk 4 (op de leervloer) 58

59 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven Verwerkingsopdrachten 1 Omgaan met kritiek (alleen uitvoeren) Beantwoord de volgende vragen: 1. Heb jij wel eens kritiek gehad? 2. Beschrijf in het kort waar dat over ging. 3. Wat heb je met de kritiek gedaan? 4. Wat vind jij van kritiek krijgen? Neem de uitwerking mee naar de les Omgangskunde. 2 Vakkennis bijhouden (alleen uitvoeren) Op televisie worden regelmatig onderwerpen besproken die met de gezondheidszorg te maken hebben. 1. Zoek in de krant of televisiegids een programma over een onderwerp uit de gezondheidszorg. 2. Bekijk het programma. 3. Beschrijf waar het over ging. 4. Wat heb je geleerd van deze uitzending? 5. Bespreek je ervaring in de les Zorg. 3 Na mijn diploma (alleen uitvoeren) Informeer in je eigen school wat de mogelijkheden zijn voor als je verder zou willen leren. Beschrijf jouw plannen voor na de opleiding zorghulp. Neem de uitwerking mee naar de les Zorg. 59

60 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven Terugkijken: Competentie P: Leren Kan ik aangeven waar ik goed in ben in mijn werk? Kan ik punten noemen die ik nog kan verbeteren in mijn werk? Hoe ben ik omgegaan met de feedback van mijn collega s? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

61 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Jouw functioneren besproken met twee collega s om je deskundigheid te vergroten. Competentie P: Leren beg gev exp De student kan sterke punten benoemen in haar functioneren De student kan vertellen waar zij zich nog verder in kan ontwikkelen De student gaat positief om met feedback Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 61

62 Beroepsopdracht 30 Deskundig blijven 62

63 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid Wat ga je laten zien? Je gaat een gesprek met een zorgvrager of mantelzorger voeren om erachter te komen of de zorgvrager tevreden was over jouw zorg gedurende je stage. Hoe ga je te werk? 1. Vraag aan je stagebegeleider welke zorgvrager je mag vragen om met jou een gesprek te voeren. 2. Bedenk tenminste 5 vragen die je de zorgvrager gaat stellen. De vragen kunnen bijvoorbeeld gaan over de manier waarop je werk uitvoert, of de manier waarop je de zorgvrager aanspreekt. 3. Bespreek je vragen eerst met je stagebegeleider. 4. Zoek een geschikt moment om het gesprek met de zorgvrager (of mantelzorger) te voeren. 5. Voer het gesprek onder begeleiding van je stagebegeleider. Maak er een echt gesprek van, dus vraag zo nodig door op antwoorden van de zorgvrager. Met wie voer je de opdracht uit? Alleen op je stageplaats. Waar voer je de opdracht uit? Voorbereiden Uitvoeren Terugkijken School Praktijk Praktijk Aan welke competenties werk je? Competentie D: Aandacht en begrip tonen Competentie Q: Plannen en organiseren Hoe wordt de opdracht afgerond? Bespreek het gesprek na met je stagebegeleider. De opdracht wordt beoordeeld door je stagebegeleider met behulp van het beoordelingsformulier. Wat stop je in je portfolio? Het beoordelingsformulier 63

64 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid Overzicht van alle acties die bij deze opdracht horen Acties Tijd Handtekening docent Introductie van de opdracht Werken aan verwerkingsopdrachten 45 Zorgvuldig zorg verlenen 2 x 45 Een relatie met een zorgvrager afbouwen 2 x 45 Werken aan verwerkingsopdrachten. Op de computer: verwerkingsopdrachten en diagnostische toetsen, thema x 45 Terugkijken op de opdracht en op de week 45 Waar kun je informatie vinden? Aan de slag als zorghulp: thema 29 Omgaan met de zorgvrager: hoofdstuk 1 (op de leervloer) 64

65 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid Verwerkingsopdrachten 1 Zorgvuldigheid in je werk (alleen uitvoeren) Leon werkt als zorghulp in een verpleeghuis. Hij heeft vandaag als extra taak om de schoenen van de bewoners te verzorgen. Het valt hem op dat de schoenen van meneer Van Rhee versleten zijn: leon voelt dat één schoen van binnen ruwe plekken heeft. Hij vraagt of de heer Van Rhee geen last heeft van zijn voet. De heer Van Rhee antwoordt dat hij eelt heeft. Jasper werkt als zorghulp in het verpleeghuis. Hij werkt op de woonzorggroep van de Indische leefstijl. Het is een groep van 12 bewoners. Vandaag maakt Jasper alle bedden op en verschoont de bedden waar dat nodig is. Als extra taak maakt hij de kammen, borstels, zeepdoosjes en scheerapparaten schoon. Hij ziet dat aan het scheerapparaat van meneer Passage een mesje ontbreekt. Marthe is als zorghulp werkzaam in het een woonzorgcentrum en vanmorgen bij mevrouw Douma aan het werk. Ze heeft haar ontbijt verzorgd en het beddengoed afgehaald. Terwijl Marthe bezig is roept mevrouw haar vanuit de badkamer; Marthe heb je even tijd? Ja hoor, mevrouw. Waar kan ik u mee helpen? Het wil niet lukken met die jurk van me. Ik weet niet wat het is, ik krijg mijn kraag niet goed. O, ik zie het al, hij zit gedraaid. Zal ik hem even goed doen? Ja graag meisje, antwoordt mevrouw Douma. Marthe doet de kraag goed en merkt dat er een klein naadje los is aan de jurk. Bespreek met elkaar de volgende vragen: Hoe zou je reageren in deze situaties? Moet de familie of mantelzorg betrokken worden? Waarom wel, waarom niet? Heb je zelf ook zo n ervaring? En wat heb je daarmee gedaan? Neem de uitwerking mee naar de les Zorg. 2 Een relatie afbouwen (in een werkgroepje uitvoeren) Je stage is bijna afgelopen. Je gaat afscheid nemen van collega s en zorgvragers. Bespreek met elkaar de volgende vragen: 1. Stel: je hebt een goed contact gehad met enkele zorgvragers. Op welk moment ga je vertellen dat je weggaat? En waarom kies je voor dat moment? 2. Er is misschien een zorgvrager die jou een cadeautje wil geven. Mag je cadeaus aannemen? 3. Je laatste dag op je stage is aangebroken. Je gaat nu afscheid nemen van je zorgvragers. Wat ga je zeggen? Neem de uitwerking mee naar de les Omgangskunde. 65

66 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid Terugkijken: Competentie D: Aandacht en begrip tonen Heb ik goed geluisterd naar de zorgvrager? Heb ik ook doorgevraagd? Welke score geef ik mijzelf? Competentie Q: Plannen en organiseren Heb ik het gesprek goed voorbereid? beg gev exp Heb ik voldoende informatie gekregen van de zorgvrager? Welke score geef ik mijzelf voor deze competentie? beg gev exp

67 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid Beoordelingsformulier Student: Groep: Datum: - - Alle items zijn tenminste met een score 3 beoordeeld. Bij een lagere score wordt de opdracht overgedaan. In deze opdracht heb je: Een gesprek met een zorgvrager of mantelzorger gevoerd om erachter te komen of de zorgvrager tevreden was over jouw zorg. Competentie D: Aandacht en begrip tonen beg gev exp De student heeft goed geluisterd naar de zorgvrager De student heeft tenminste één keer doorgevraagd Opmerkingen: Competentie Q: Plannen en organiseren beg gev exp De student heeft zich tenminste 5 vragen opgesteld De student heeft afspraken gemaakt over de uitvoering van de opdracht Opmerkingen: Handtekening stagebegeleider: 67

68 Beroepsopdracht 31 Klanttevredenheid 68

69 kerntaak 6 opdracht 8 LLB Multi-culti Wat ga je doen? Je gaat een muzikale workshop volgen. Je kunt kiezen uit de volgende workshops: - buikdansen - streetdance - salsa - muziekinstrumenten maken - zingen Waar voer je de opdracht uit? Op school. Met wie voer je de opdracht uit? In groepen. Hoe ga je te werk? Je kunt je inschrijven voor een workshop. De docent stelt de groepen samen. Hoe wordt de opdracht afgerond? Bespreek de activiteiten na in de groep. Wat stop je in je portfolio? Achter het tabblad LLB-competenties Foto s van de workshop die je hebt gedaan Als je dit hebt gedaan, laat je de opdracht aftekenen op de aftekenkaart LLBcompetenties. 69

70 kerntaak 6 opdracht 8 LLB Multi-culti 70

71 kerntaak 2 opdracht 4 LLB Omgaan met de dementerende zorgvrager Wat ga je doen? Je gaat een aantal activiteiten doen die te maken hebben met dementerende zorgvragers.. Waar voer je de opdracht uit? Op school. Met wie voer je de opdracht uit? In werkgroepjes en met de hele groep. Hoe ga je te werk? 1. In overleg met de docent ga je werken aan een aantal activiteiten. 2. Maak afspraken over de samenstelling van de werkgroepjes. Hoe wordt de opdracht afgerond? Bespreek de activiteiten na in de groep. Wat stop je in je portfolio? Achter het tabblad LLB-competenties De uitwerking van de activiteiten die je hebt gedaan Als je dit hebt gedaan, laat je de opdracht aftekenen op de aftekenkaart LLBcompetenties. 71

72 kerntaak 2 opdracht 4 LLB Omgaan met de dementerende zorgvrager Een stukje theorie Het geheugen Het geheugen zit in je hersenen. In je hoofd zitten je hersenen. Die vormen de controlekamer van je lichaam. Je hersenen denken voor je en vormen het geheugen. Ze geven je lichaam opdracht te bewegen en te voelen. Ze zijn met de rest van het lichaam verbonden via kabels: de zenuwen. Je hersenen zien er grijs en rimpelig uit, net als een reusachtige walnoot. Ze bestaan uit verschillende delen, die ieder hun eigen taak hebben. Elk van je vijf zintuigen heeft zijn eigen taakgebied. Boodschappen gaan vanuit de hersenen je ruggenmerg in. Dat is een bundel zenuwen die midden over je rug naar beneden loopt. Vanuit het ruggenmerg lopen kleinere zenuwen naar alle delen van je lichaam. Dat hele netwerk wordt het zenuwstelsel genoemd. Je hersenen zijn altijd druk bezig. Boodschappen flitsen naar en van de hersenen met snelheden van wel 290 km per uur. Je hersenen heb je je hele leven nodig en het daarom goed om je hersenen in conditie te houden door bijvoorbeeld puzzels op te lossen, aan geheugenfitness doen, te lezen maar ook genoeg te slapen, gezond te eten en te bewegen. Dementie Bij dementie zijn er problemen met het geheugen. Er vallen gaten in het geheugen: het begint met het vergeten van dingen die net gebeurd zijn. Veel voorkomende problemen zijn bijvoorbeeld: Het onthouden van afspraken; Het steeds kwijt zijn van dingen zoals een bril of portemonnee; Niet kunnen onthouden van de datum en de tijd. In de loop van de tijd wordt die periode steeds groter en kan het zijn dat een demente zorgvrager de weg niet meer weet, of zijn familie niet meer herkent, of niet meer weet hoe hij zichzelf moet verzorgen. 72

73 kerntaak 2 opdracht 4 LLB Omgaan met de dementerende zorgvrager Activiteiten 1. Mevrouw van Dam is 72 jaar. Ze heeft de ziekte van Alzheimer. Dat is vorm van dementie die heel vaak voorkomt. Meneer van Dam is zeven jaar geleden overleden. Meneer en mevrouw van Dam hadden vroeger een kledingzaak. De laatste jaren ging het steeds slechter met mevrouw. Ze woonde alleen maar dat werd moeilijk omdat s nachts erg onrustig werd: ze wilde dan naar de winkel. Mevrouw woont nu in een verpleeghuis. Ze heeft een zoon die haar vaak komt opzoeken. In het verpleeghuis wordt mevrouw door de verzorgende geholpen met het wassen en aankleden omdat mevrouw de volgorde niet meer weet. Op de afdeling wordt er ook gekookt. Mevrouw van Dam mag vaak meehelpen met aardappels schillen, dat kan ze nog heel goed. De zorghulp helpt haar tijdens de maaltijd, omdat mevrouw het eten van medebewoners af pakt. Lees het verhaal hierboven. Vragen: Waaruit blijkt dat mevrouw van Dam problemen heeft met haar geheugen? Wat betekent het voor de zoon van deze zorgvrager? Probeer je eens in te denken in zijn situatie. Hoe zou jij omgaan met mevrouw? Schrijf de antwoorden op en bespreek ze met de groep. 2. Geheugensteuntjes. Probeer eens zoveel mogelijk geheugensteuntjes te bedenken voor zorgvragers die problemen hebben met het onthouden. Maak hier een lijst van en vergelijk die met je groepsgenoten. 3. Wil je meer weten over de hersenen? Vraag je docent om de werkbladen en ga aan de slag! Vraag als je klaar bent aan de docent om het antwoordblad. 4. Maak een spel van woorden die te maken hebben met dementie. Knip twee gelijke kaartjes, plak op één kaartje een plaatje en schrijf op het andere kaartje het woord. Maak zoveel mogelijk kaartjes. Speel het spel met je groepsgenoten. 73