Rapport interne Onderzoeksbeoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Erasmus Universiteit Rotterdam

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rapport interne Onderzoeksbeoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Erasmus Universiteit Rotterdam"

Transcriptie

1 Rapport interne Onderzoeksbeoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Erasmus Universiteit Rotterdam I Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: faculteitsniveau... 5 A1 Korte karakterisering van de faculteit... 6 Institutionele omgeving...6 Missie facultaire onderzoek...8 Programmatische zwaartepunten...9 A2 Samenwerkingsverbanden B Strategie en beleid C Promovendi-opleiding Doelstelling van de promovendi-opleiding...14 Interne kwaliteitszorg van de promovendi-opleiding...16 Opleidings- en begeleidingsplannen...17 Tabel 1 Aantallen promoties periode faculteit...18 Tabel 2 Namen promoties periode faculteit...18 Tabel 3 Promotierendement faculteit (ongezuiverd)...19 Tabel 4 Promotierendement faculteit (gezuiverd)...19 Maatregelen...20 Onderzoeksfaciliteiten...21 D Reputatie en leiderschap E Feiten en Cijfers Personeelsbeleid...22 Werving en Selectie...23 Doorstroming, persoonlijke ontwikkeling, training en bijscholing...23 Voorzieningen voor het wetenschappelijk personeel...24 Tabel 1 Totaal overzicht personele inzet (Wetenschappelijk Personeel)...25 Tabel 2 Totaal overzicht personele inzet onderzoek in fte...25 Tabel 3 Leeftijd wetenschappelijk staf van de onderzoeksprogramma s Tabel 4 Personele inzet per onderzoeksprogramma in fte...26 Capaciteitsgroepen periode Overzicht personele inzet in fte onderzoeksprogramma s gestart Tabel 6 Financiering onderzoek totaal...30 Tabel 7 Financiering op programmaniveau in F Onderzoeksresultaten Tabel 1Totaal Overzicht van de onderzoeksresultaten van de faculteit G. Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Rechten van de mens A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid...37 Oriëntatie en methode...40 Evaluatie Onderzoeksresultaten...42 Promoties

2 B Mensen en middelen Geldbronnen...43 Onderzoekers...43 Tabel 1 Leden rechten van de mens...43 C Reputatie en leiderschap Academische reputatie...44 Leiderschap...44 Maatschappelijke relevantie...45 Scouting en personeelsbeleid...45 D Onderzoeksresultaten in cijfers Tabel 1 kernpublicaties...46 Tabel 2 programmaresultaten in cijfers...46 Tabel 3 Volledige outputlijst...47 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Veiligheid A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid...53 Oriëntatie en methode...60 Evaluatie Onderzoeksresultaten...61 Promoties...61 B Mensen en middelen Geldbronnen...65 Onderzoekers...65 Tabel 1 Leden programma Veiligheid...65 C Reputatie en leiderschap Academische Reputatie...67 Leiderschap...69 Maatschappelijke relevantie...70 Scouting en personeelsbeleid...70 D Onderzoeksresultaten in cijfers Tabel 1 kernpublicaties...71 Tabel 2 programmaresultaten in cijfers...72 Tabel 3 Volledige outputlijst...73 E Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Lex Mercatoria A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid...85 Oriëntatie en methode...88 Evaluatie Onderzoeksresultaten...90 Promoties...91 B Mensen en middelen Geldbronnen...92 Onderzoekers...92 Tabel 1 Leden Lex Mercatoria...92 C Reputatie en leiderschap Academische reputatie...93 Leiderschap...94 Maatschappelijke relevantie

3 Scouting en personeelsbeleid...95 D Onderzoeksresultaten in cijfers Tabel 1 kernpublicaties...95 Tabel 2 programmaresultaten in cijfers...96 Tabel 3 Volledige outputlijst...97 E Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Het domein van de Rechter A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid Evaluatie Onderzoeksresultaten Promoties B. Mensen en middelen Geldbronnen Onderzoekers Tabel 1 Leden programma Domein van de Rechter C. Reputatie en Leiderschap Academische reputatie Leiderschap Maatschappelijke relevantie Scouting en personeelsbeleid D. Onderzoeksresultaten in cijfers Tabel 1 kernpublicaties Tabel 2 programmaresultaten in cijfers Tabel 3 volledige outputlijst E. Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Bijlagen Bijlage 1 Nota Onderzoeksbeleid Sturen op Kwaliteit (SOK) Bijlage 2 Spoorboekje Sanderskwalificatie Bijlage 3 Overzicht verloop toekenning Sanderskwalificatie Bijlage 4 Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek EUR Bijlage 5 Functiedifferentiatie wetenschappelijk personeel FR Bijlage 6 Capaciteitsbepaling onderwijs- en onderzoekstaak Bijlage 7 Ontwikkelingen onderzoeksbeleid Bijlage 8 Behavioural approaches to tort and contract Bijlage 9 Onderzoeksprogramma voor de capaciteitsgroep fiscaal recht Bijlage 10 Jeugdopleiding Faculteit der Rechtsgeleerdheid Juli

4 4

5 I Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: faculteitsniveau 5

6 I Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: faculteitsniveau A1 Korte karakterisering van de faculteit Geef een korte karakteristiek van het instituut in relatie tot de faculteit (profiel, organisatie, formele verantwoordelijkheden, gekozen programmatische zwaartepunten); voeg een organogram toe Geef aan de missie van het instituut (type onderzoek, doelen, ambities en relatieve positie vanuit het perspectief van het instituut en vanuit de grotere facultaire en universitaire context; eventueel relatie tot onderwijs) Institutionele omgeving De juridische faculteit van de EUR heeft haar onderzoek met ingang van 1 januari 2005 institutioneel op een nieuwe leest geschoeid. De directe aanleiding daartoe was de beslissing de onderzoeksfinanciering niet langer afhankelijk te laten zijn van de onderwijsfinanciering (de eerste betrof een opslagpercentage bovenop het geldbedrag dat op basis van onderwijs was toegekend), maar voortaan zelfstandig te beoordelen. Met deze wijziging werd het noodzakelijk een ander stelsel van verantwoordelijkheden te introduceren. Dit nieuwe stelsel is op 1 januari 2005 van start gegaan. De (op zelfstandige grondslag berekende) financiële gevolgen daarvan zullen met ingang vanaf 1 januari 2007 in werking treden. De periode 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 dient te worden gezien als een overgangsperiode. Het nieuwe stelsel ziet er als volgt uit. Er zijn vier onderzoeksprogramma s met ieder een programmaleider. Deze programmaleiders zijn verantwoordelijk voor de inhoud van het onder hen vallende onderzoek. Tezamen vormen zij de commissie van programmaleiders (CvP) die tweemaandelijks onder voorzitterschap van de onderzoeksdecaan bijeenkomt. Iedere programmaleider beschikt over een jaarlijks toe te kennen budget. De hoogte daarvan hangt af van het aantal onderzoeks-fte s binnen het desbetreffende programma (pro rata verdeling van een jaarlijks bedrag dat op facultair niveau wordt vastgesteld). De opdracht van de programmaleiders luidt, bij de externe onderzoeksbeoordeling in 2008 een 4 of een 5 met hun onderzoeksprogramma te scoren. Niet iedereen met een onderzoeksaanstelling binnen de faculteit wordt tot één van de onderzoeksprogramma s toegelaten. Dat vindt alleen plaats als aan twee voorwaarden is voldaan: De betrokken medewerker heeft de Sanderskwalificatie (SK) gehaald; Een programmaleider heeft met de toelating van deze medewerker tot zijn onderzoeksprogramma ingestemd. De programmaleider heeft het recht een deelnemer van zijn programma niet verder toe te laten, indien aantoonbaar de afgesproken norm (bij herhaling) niet wordt gehaald. Iedere programmaleider maakt aan het begin van ieder kalenderjaar met iedere deelnemer van zijn programma afspraken over de wetenschappelijke input van dat jaar ten behoeve van het programma. Het volgende jaar wordt het afgelopen jaar geëvalueerd en worden voor het dan lopende jaar opnieuw afspraken gemaakt, et cetera. Als aan de twee genoemde voorwaarden is voldaan, wordt het aanstellingsdeel van de medewerker dat op het onderzoek betrekking heeft (met ingang van 1 januari 2007: 0,4 fte bij een voltijdse aanstelling) facultair gefinancierd. Het sectiehoofd (ca. twintig in totaal) speelt in dit verband een belangrijke rol als intermediair tussen de individuele medewerker en de programmaleider. Er zal op sectieniveau naar oplossingen moeten worden gezocht als blijkt dat niet alle onderzoeksruimte wordt gefinancierd. Het bestuur ontwikkelt in dit opzicht flankerend personeelsbeleid. 6

7 Ter beantwoording van de vraag of een facultaire werker met een onderzoeksaanstelling de SK verwerft, wordt tweejaarlijks een zogenoemde SK-ronde gehouden. Deze ronde omvat een periode van drie kalenderjaren. De eerste SK-ronde (zonder enige financiële consequenties) die einde 2004 en begin 2005 zijn beslag heeft genomen, had betrekking op de jaren 2001, 2002 en De tweede SK-ronde (met financiële consequenties) zal begin 2007 plaatsvinden en heeft betrekking op de jaren 2004, 2005 en De derde SK-ronde zal begin 2009 plaatsvinden en heeft betrekking op de jaren 2006, 2007 en Eén onderzoeksjaar zal dus altijd op twee rondes betrekking hebben. Of iemand de SK verwerft, hangt vanzelfsprekend van de onderzoeksoutput af. Daarin speelt de wetenschappelijke publicatie een cruciale rol. In het kader van de eerste twee SK-rondes zal ter beoordeling van de vraag of iemand de norm heeft gehaald, worden getoetst of er per jaar één wetenschappelijke publicatie per 0,1 fte is gerealiseerd met een maximum van drie. Dat betekent dus dat per referteperiode van drie jaar in totaal negen wetenschappelijke publicaties moeten zijn gerealiseerd. In het kader van de SK-operatie heeft het dagelijks bestuur onderzoek (DB-OZ) de JOB ingesteld (Jury Onderzoeksbeoordeling). De JOB onderzoekt het portfolio van iedere medewerker met een onderzoeksaanstelling en adviseert het DB-OZ over de al dan niet toekenning van de SK. Het DB-OZ besluit uiteindelijk over de SK-toekenning, daarbij rekening houdend met overige omstandigheden van het geval, zoals de uitoefening van een veelomvattende bestuurstaak of periodes van langdurige arbeidsongeschiktheid. Met ingang van de derde SK-ronde zal een meer verfijnd puntenstelsel worden ingevoerd, ter vervanging van de norm dat er bij een fulltime aanstelling gemiddeld tenminste drie wetenschappelijke publicaties per jaar dienen te worden gerealiseerd. De hoofdlijnen van dit puntenstelsel liggen inmiddels als voorgenomen besluit vast. Nog dit jaar (2006) zal dit definitief worden vastgesteld, zodat iedereen vooraf weet welke de normen met ingang van 1 januari 2007 zijn. In organogram ziet het voorafgaande er als volgt uit: Dagelijks bestuur onderzoek (uitvoering onderzoeksbeleid) Jury onderzoeksbeoordeling (advies onderzoeksbeoordeling) Sectiehoofd (management sectie) Programmaleider (programma-management) Onderzoeker (inbreng onderzoek) 7

8 De hiervoor geschetste nieuwe facultaire onderzoeksorganisatie heeft tot de nodige vragen aanleiding gegeven. Het DB-OZ heeft dit onderkend en heeft de afgelopen jaren dan ook in nauwe samenspraak met alle betrokkenen in de faculteit enkele notities vastgesteld die op deze vragen specifiek ingaan. Wij verwijzen naar bijlage 1 tot en met 6, opgenomen achter in het rapport. Missie facultaire onderzoek De faculteit heeft zich traditioneel gemanifesteerd als een faculteit met een interdisciplinaire en empirische benadering van het onderzoek, dat wil zeggen onderzoek waarin het recht mede wordt bestudeerd vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines. Het belang dat de faculteit stelt in deze vorm van wetenschapsbeoefening blijkt de afgelopen jaren onder meer uit de instelling van voltijdse leerstoelen op het terrein van de rechtseconomie (prof. dr. R.J. van den Bergh), de rechtssociologie (prof. mr. N.J.H. Huls) en de criminologie (prof. dr. H.G. van de Bunt). In de sedert 1 januari 2005 gestarte nieuwe onderzoeksorganisatie speelt deze interdisciplinaire en empirische component eveneens een belangrijke rol, naast het (traditionele) juridischdogmatische onderzoek, met zeker ook aandacht voor het onderzoek dat als vakgebied overstijgend kan worden aangemerkt (interne rechtsvergelijking). In dit verband kan worden volstaan met verwijzing naar de uiteenzettingen van de vier onderzoeksprogramma s die later in dit rapport worden beschreven. Naast de interdisciplinaire component richt het facultaire onderzoek zich op de verdere ontwikkeling van een internationaal onderzoeksprofiel. Gekozen wordt voor een benadering die geënt is op een geleidelijke uitbouw van bestaande contacten en netwerken in het buitenland. Basis vormen de gekozen thema s van de vier onderzoeksprogramma s (zie hieronder) die ieder voor zich uit hun aard een grensoverschrijdend karakter hebben. Tevens zal de internationale component in het juridische onderzoek verdere aandacht krijgen door middel van het beleggen van congressen waar buitenlandse sprekers en auteurs bij betrokken zijn. Voorts wordt het publiceren in internationale reviews gestimuleerd. In dit verband kan worden gewezen op het hiervoor genoemde puntenstelsel, op basis waarvan het realiseren van een wetenschappelijke publicatie in een internationaal tijdschrift meer punten oplevert dan een wetenschappelijke publicatie die aan onze landsgrenzen gebonden is. Teneinde de mogelijkheid van internationaal publiceren te bevorderen, heeft de faculteit met ingang van 1 januari 2006 de Erasmus Law Review opgericht, een peer reviewed tijdschrift met als hoofdredacteur de Rotterdamse hoogleraar internationaal publiekrecht prof. mr. E. Hey. Bovendien kan worden gewezen op de zogenoemde academische agenda die met ingang van 1 januari 2005 in de faculteit is ingevoerd. Deze agenda is gekoppeld aan de onderzoeksprogramma s en leidt ertoe dat ieder kalenderjaar de volgende onderzoeksbevorderende activiteiten worden geïnitieerd: de instelling van een jaarlijkse wisselleerstoel, per toerbeurt op voordracht van een programmaleider te bezetten (de eerste is bezet door de voormalige rechter van het EHRM en thans raadsheer in de Hoge Raad mw. prof. mr. W. Thomassen); invoering van de winterlezing, waarbij de programmaleiders van de onderzoeksprogramma s afwisselend een wetenschapper uitnodigen tot het houden van een rede voor primair de facultaire gemeenschap; tweemaal per jaar een grootschalig congres. 8

9 Naast interdisciplinariteit en internationalisering wordt het onderzoek van de juridische faculteit EUR mede bepaald door een maatschappelijke en bedrijfsgerichte oriëntatie. In de onderzoekskeuze sedert 1 januari 2005 is daarbij vooral de focus gelegd op de Rotterdamse haven en de internationale context waarbinnen deze zich eveneens in juridisch opzicht bevindt. Programmatische zwaartepunten Het onderzoek van de juridische faculteit EUR omvatte gedurende de periode van de eerste landelijke externe onderzoeksbeoordeling (1990 t/m 1994) meer dan 30 programma s. Bij de tweede externe onderzoeksbeoordeling over de jaren 1995 t/m 2000 (commissie - Ten Kate) werden er door de faculteit in totaal 11 programma s ter beoordeling aangeboden. Dat aantal is inmiddels teruggebracht tot vier (capaciteitsgroepoverstijgende en dus vakgebiedoverstijgende) programma s, te weten: a) Onderzoeksprogramma Rechten van de Mens, met als toespitsing het thema Rechten van de mens in complexe rechtsordes ; b) Onderzoeksprogramma Veiligheid, met als toespitsing het thema Veiligheid en toezicht ; c) Onderzoeksprogramma Lex Mercatoria; d) Onderzoeksprogramma Domein van de Rechter met als toespitsing het thema Legitimiteit van het rechterlijk oordeel. Programmaleiders van deze onderzoeksprogramma s zijn achtereenvolgens prof. mr. R. de Lange, prof. mr. R.V. De Mulder, prof. mr. K.F. Haak en prof. mr. N.J.H. Huls. Deze onderzoeksprogramma s zijn qua thematiek zodanig opgezet dat het voor nagenoeg alle vakgebieden mogelijk is, aan één van deze programma s deel te nemen. Tegelijkertijd is getracht inhoud, vorm en uitwerking van deze programma s zodanig te laten zijn, dat vóór alles wordt voorkómen dat zij slechts parapluprogramma s zijn. Het feit dat alle medewerkers die tot een onderzoeksprogramma wensen toe te treden, daarvoor toestemming van de programmaleider moet hebben, gecombineerd met het feit dat ieder jaar individueel afspraken worden gemaakt over de verwachte onderzoeksoutput welke (per definitie) gerelateerd wordt de doelstellingen van het programma, moeten ervoor waarborgen dat de programma s niet slechts op papier bestaan. Ook de uitvoering van de voornoemde jaarlijkse academische agenda moet voorkómen dat de programma s intern als los zand aan elkaar hangen. De keuze van de eerste twee onderzoeksprogramma s en hun toespitsing wat betreft het facultaire onderzoek liggen, gelet op de twee (recent hererkende) onderzoekscholen waarin zij zijn ingebed, min of meer voor de hand (respectievelijk Onderzoekschool Rechten van de Mens en Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid, waarvan de faculteit EUR de penvoerder is). De insteek van de twee onderzoeksprogramma s is multidisciplinair, zoals eerder omschreven, en intern rechtsvergelijkend, (mede) als uitvloeisel van (ook) het traditioneel juridischdogmatisch onderzoek dat wordt verricht. Het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria is voortgekomen uit het eerdere privaatrechtelijke onderzoeksprogramma Normstelling in Privaatrechtelijke Verhoudingen (NPV). Op deze ontwikkeling zal bij onderdeel B van het algemeen deel van het rapport nader worden ingegaan. Het onderzoeksprogramma Het domein van de Rechter is een met ingang van 1 januari 2005 nieuw gestart programma en bundelt onderzoeksexpertise van een aantal onderzoekers in de faculteit gedurende reeds een reeks van jaren. Bovendien is met dit programma een relatie gelegd met de in 2004 ingestelde bijzondere leerstoel Rechtspleging (bezet door prof. mr. H. Hermans). De instelling van deze bijzondere leerstoel is een uitvloeisel van de met de Rechtbank Rotterdam gerealiseerde samenwerking op ook het terrein van het onderzoek. De Stichting waaronder deze activiteit wordt uitgeoefend (Stichting Samenwerking aan de Maas), wordt mede door de Raad voor de Rechtspraak gesubsidieerd. 9

10 A2 Samenwerkingsverbanden Geef een puntsgewijs overzicht van de formele en overige samenwerkingsallianties, nationaal en internationaal en geef een korte toelichting De samenwerkingsverbanden op het gebied van onderzoek kunnen worden verdeeld in nationaal en internationaal. De belangrijkste nationale samenwerkingsverbanden zijn de volgende. Nationaal De samenwerkingsovereenkomst met de Rechtbank Rotterdam, onder meer in de stichting Juridische samenwerking aan de Maas. Deze samenwerking komt tot uiting in het facultaire onderzoeksprogramma Domein van de Rechter. De faculteit kent sinds 1974 een samenwerkingsverband met het Verzekerings-instituut. De intermediair tussen het Verzekeringsinstituut en de faculteit is prof. mr. J.H. Wansink. Deze samenwerking vindt op het gebied van onderzoek zijn beslag in het programma Lex Mercatoria. De faculteit is, in samenwerking met FEW, RSM, bedrijfsleven en de rechtbank Rotterdam, betrokken bij initiatieven voor een Erasmus Universiteit Rotterdam-MTI (Maatschappelijk Top Instituut) op het gebied van Toezicht & Compliance. De faculteit participeert in de onderzoekschool Rechten van de Mens. De onderzoekschool Rechten van de Mens is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Utrecht (penvoerder), Universiteit Leiden, Universiteit van Maastricht, Universiteit van Tilburg en het T.M.C. Asser Instituut. Deze samenwerking komt tot uiting in de het facultaire onderzoekprogramma Rechten van de Mens. De faculteit is penvoerder van de Onderzoekschool OMV (Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid). Deze onderzoekschool heeft samenwerkingsverbanden met het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving, het Instituut voor Veiligheidsen Crisismanagement B.V., de Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek TNO, het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, Universiteit Leiden, Universiteit Twente, Vrije Universiteit Amsterdam en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum en Veiligheid. Deze samenwerking vindt zijn beslag in het facultaire onderzoekprogramma Veiligheid. Internationaal: Het EMLE-network. De universiteiten van Aix-en-Provence, Bologna, Haifa, Hamburg, Linkoping /Stockholm, Madrid, Manchester, Rotterdam, Wenen en Gent werken hierin samen in het European Master in Law and Economics (EMLE) programma. Onze faculteit voert daarvan de directie. Daarnaast participeert zij in het Socratesnetwerk Law and Economics. Onderdeel van het EMLE-programma is het PhD program Law and Economics met Bologna en Hamburg. Daarnaast bestaat een soortgelijke overeenkomst met LUISS (Rome). Deze samenwerking komt tot uiting in de facultaire onderzoeksprogramma s Lex Mercatoria en Veiligheid. 10

11 B Strategie en beleid Besteed aandacht aan het onderzoeksbeleid, strategische keuzes, kwaliteitszorg en de onderzoekscultuur De periode waarop deze interne onderzoeksbeoordeling betrekking heeft, betreft de jaren 2001 t/m In het jaar 2001 heeft het toenmalige facultaire bestuur de beslissing genomen de onderzoeksorganisatie van de faculteit grondig te wijzigen. Voor een summier overzicht van de belangrijkste stappen om tot die wijziging te komen, verwijzen wij naar bijlage 7. Voor de aanleiding tot deze facultaire ommezwaai wordt verwezen naar de eerder genoemde SOK-nota die aan de basis heeft gelegen van de gerealiseerde nieuwe organisatie, die op hoofdlijnen onder A reeds is geschetst. De vrij fundamentele koerswijziging leidt ertoe dat de verslagleggingperiode inhoudelijk deels een periode is van voortgang van het bestaand onderzoek en deels een periode van enerzijds afronden en beëindigen en anderzijds van een nieuwe start. Institutioneel gezien (de organisatie van de programma s) is al het onderzoek met ingang van 1 januari 2005 veranderd. De inhoudelijke voortgang is gelegen in continuering van de programma s Rechten van de mens en Veiligheid, beide echter met een nieuwe toespitsing, namelijk rechten van de mens in complexe rechtsordes en toezicht en veiligheid. Deze inhoudelijk nieuwe toespitsing is mede het gevolg van het feit dat, anders dan in de periode tot 2005, de benoemde programmaleiders prof. mr. R. de Lange en prof. mr. R.V. De Mulder zowel inhoudelijk als in organisatorisch opzicht verantwoordelijkheden en daarmee correlerende bevoegdheden hebben gekregen. Daarmee hebben zij ruimte uiteraard in samenspraak met de deelnemers aan het programma eigen wegen in te slaan en eigen accenten te leggen. Met deze nieuwe(re) profilering wordt ook mogelijk gemaakt een eigen onderzoekslijn in de betreffende onderzoekschool neer te zetten. Begrijpelijk zal zijn dat betrokkenen zich anno 2006 nog midden in het proces van implementatie en vormgeving bevinden. Het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria is in de plaats gekomen van het onderzoeksprogramma Normstelling in Privaatrechtelijk Verhoudingen (NPV). Duidelijk was de beoordelingen van de Raad van Advies van de faculteit over de jaren vanaf 2001 logen er niet om dat NPV een vergaarbak was van het vele versnipperde privaatrechtelijk onderzoek dat aan de faculteit werd verricht. Individueel (soms zeer) verdienstelijk, maar de coherentie en de samenwerking was nagenoeg afwezig. Programmaleider prof. mr. K.F. Haak heeft een nieuw handels- en ondernemingsrechtelijk programma tot ontwikkeling gebracht dat deels bemenst is met medewerkers die voorheen onder NPV waren gebracht. Met grote inzet heeft hij getracht binnen Lex Mercatoria duidelijke keuzes te maken wat betreft de wetenschappelijke doelstellingen van het programma en de wijze waarop deze doelstellingen dienen te en zullen worden gerealiseerd. Anno 2006 zijn nog steeds sporen van het versnipperde verleden te bespeuren, maar het beleid is erop gericht deze versnippering blijvend verdergaand te bestrijden door bepaalde, niet werkelijk voor het programma relevante onderdelen, weg te snijden. Het onderzoeksprogramma Het domein van de Rechter bundelt de krachten van facultaire medewerkers die zich eerder versnipperd met de thema s de legitimiteit van het rechterlijk 11

12 oordeel en geschillenbeslechting buiten de overheidsrechter om hebben beziggehouden. Prof. mr. N.J.H. Huls heeft de taak op zich genomen dit betrekkelijk kleine onderzoeksprogramma tot een eenheid te smeden en wel zo, dat de doelstellingen van zijn programma zich onderscheiden van andere onderzoeksprogramma s in den lande die zich met het onderwerp rechtspleging bezighouden. Alle voorgaande wijzigingen gedurende de periode vanaf het jaar 2001 hebben het DB-OZ doen besluiten alle aandacht in deze visitatie te laten uitgaan naar een (inhoudelijke en organisatorische) presentatie van het nieuwe beleid met ingang van 1 januari 2005 en de nieuwe en gewijzigde onderzoekslijnen die via de vier programma s tot uitdrukking worden gebracht. Met vereende krachten zijn de jaren 2001 t/m 2004 bestuurlijk benut om die verse start in 2005 met het oog op een gunstige externe beoordeling in 2008, mogelijk te maken. Langdurig terugblikken op de inhoudelijke onderzoeksprestaties over de periode 2001 t/m 2004 heeft dan minder zin vergeleken met de situatie dat die periode onderdeel vormt van een grotere periode van voortgaand onderzoek. Overigens wordt opgemerkt dat de twee externe visitatierapporten over het juridische onderzoek gedurende de jaren negentig van de vorige eeuw, wel mede aanleiding zijn geweest tot het ombuigen van de onderzoeksorganisatie. In de eerste plaats werd in die rapporten de veelheid van kleine programma s bekritiseerd, zodat de kwetsbaarheid groot was. Voorts werden regelmatig vraagtekens geplaatst bij de onderlinge samenhang binnen de programma s en werd vaak als onduidelijk bestempeld wat hun meerwaarde was. In de meeste gevallen scoorden de programma s niet hoger dan een 3 of een 3-4. In dit verband moet wel uitdrukkelijke worden vermeld dat binnen de Rotterdamse faculteit ook onderzoek in programmatisch verband werd verricht dat een 4 of 5 heeft gescoord. Problematisch was dat de realisatie van deze programma s binnen één specifiek vakgebied op de schouders van één hoogleraar rustte, met als gevolg dat het vertrek van deze persoon van het ene op het andere moment tot feitelijke verdwijning van het programma leidde. De voorgaande punten van kritiek zijn voor de faculteit aanleiding geweest het onderzoek en de daaromheen opgetuigde organisatie drastisch te hervormen, mede ook omdat het College van Bestuur van de EUR in de toekomst steeds meer alleen dat onderzoek wenst te financieren dat in de externe beoordeling een 4 of een 5 scoort. Mede om die reden is aan de in het jaar 2005 gewijzigde onderzoeksorganisatie de target verbonden, dat de programma s in 2008 voor 80% met 4 of een 5 zullen worden beoordeeld in de externe visitatie. Opgemerkt wordt de vier onderzoeksprogramma s los willen staan van de vier in de faculteit bestaande capaciteitsgroepen. Binnen Rechten van de Mens zijn onderzoekers van capaciteitsgroep publiekrecht (staats-, bestuurs- en strafrecht), privaatrecht (aansprakelijkheidsrecht en vermogens- en familierecht) en fiscaal recht verenigd. Veiligheid bestaat grotendeels uit medewerkers uit de capaciteitsgroep publiekrecht maar omvat ook onderwerpen die door medewerkers uit de capaciteitsgroep privaatrecht worden bestudeerd, terwijl het aspect technologie en veiligheid vanuit informaticarecht (capaciteitsgroep algemene rechtswetenschappen) wordt ingebracht. In het Domein van de Rechter werken medewerkers die in de faculteit metajuridisch zijn georganiseerd (capaciteitsgroep algemene rechtswetenschappen), samen met onderzoekers uit de capaciteitsgroep privaatrecht. De onderzoeksverbanden lopen, kortom, dwars door de capaciteitsgroepen heen. De huidige onderzoeksorganisatie wordt niet als statisch beschouwd. Dat wil zeggen dat de huidige vier onderzoeksprogramma s weliswaar thans de enige vier zijn en maar dat zij de enige vier zullen blijven. Uiteindelijk moet worden gerealiseerd dat de onderzoeksorganisatie geen 12

13 doel op zichzelf is maar een middel om de facultaire medewerkers zo goed mogelijk onderzoek te kunnen laten verrichten. Dat zou kunnen betekenen dat tussen de programma s kan en zal worden samengewerkt en dat deze samenwerking wellicht tot een fusie zal leiden. Ook bij de huidige vier programma s blijft de continuïteit een punt van aandacht, omdat veel werk op de schouders van (te) weinig mensen blijft rusten. Samenvoeging van programma s zou een hechtere fundering van het facultaire onderzoek tot gevolg kunnen hebben. Daar komt bij dat het facultaire onderzoek op het terrein van het vermogens- en aansprakelijkheidsrecht anders dan op het terrein van het handelsverkeers- en ondernemingsrecht, nog geen plaats in de onderzoeksorganisatie heeft. De hoogleraren prof. mr. W. van Boom en prof. mr. S.W. Lindenbergh, die zich in 2004 en 2005 aan de faculteit hebben verbonden, zijn medio 2006 bezig een onderzoekslijn uit te zetten, die vermoedelijk zal uitmonden in het voorstel tot instelling een nieuw onderzoeksprogramma, samen met prof. dr. R. van den Bergh, getiteld Behavioural approaches to tort and contract. Dit programma in oprichting is als bijlage 8 opgenomen. Ook in de fiscaalrechtelijke onderzoeksgroep van de faculteit worden anno 2006 initiatieven ontplooid tot indiening van een onderzoeksprogramma dat op een internationaal-rechtelijke leest is geschoeid en uitgaat van de methode van interne rechtsvergelijking. Een concept is als bijlage 9 opgenomen. Ten slotte is niet onbelangrijk te vermelden dat de juridische faculteit samen met andere Rotterdamse faculteiten bij het College van Bestuur een aanvraag ontwikkelen voor een startsubsidie ter grootte van euro in het kader van de oprichting van een zogenoemd Maatschappelijk Top Instituut (MTI) rondom het thema Toezicht en Compliance, een thema dat reeds binnen enkele van de vier onderzoeksprogramma s is geïntegreerd. Niet ondenkbaar is dat daarmee ook verschuiving in de facultaire onderzoeksprogrammering zal optreden. In de faculteit is anno 2006 een duidelijk nieuw elan onder de onderzoekers binnen de onderzoeksprogramma s te bespeuren, die mede voortvloeit uit de initiatieven die door de programmaleiders worden ontplooid. Bijeenkomsten over nieuwe thema s, congressen die naar aanleiding daarvan worden georganiseerd, lunchbijeenkomsten, lezingen et cetera, het zijn verschijnselen die in de nieuwe programmering beduidend vaker dan voorheen plaats vinden en die ook met een groter enthousiasme worden begroet. Wij verwijzen in dit verband naar de verslaglegging van de programmaleiders in het daarvoor bestemde protocol. Het zijn mede aanwijzingen voor het DB-OZ te kunnen concluderen dat de kansen op het bereiken van de doelstelling (80% van de programma s een 4 of een 5) niet onrealistisch is. 13

14 C Promovendi-opleiding Besteed in elk geval aandacht aan de volgende aspecten: Doelstellingen van de opleiding; toelatingseisen, eindtermen, Het systeem van interne kwaliteitszorg van de opleiding en de resultaten Procedures met betrekking tot formulering rechten en plichten promovendus en met betrekking tot opleidings- en begeleidingsplannen en de resultaten daarvan Procedures met betrekking tot voortgangsevaluaties en resultaten daarvan Toegang tot en verschaffing van onderzoeksfaciliteiten (bibliotheken, ICT, internationale mobiliteit, e.d.) Doelstelling van de promovendi-opleiding De doelstelling van de opleiding is promovendi optimaal voor te bereiden op het doen van wetenschappelijk onderzoek, uitmondend in een proefschrift. Gezien de (kleine) onderwijstaak van promovendi, en mede met het oog op een verdere academische carrière na de promotie, omvat het programma ook een training in didactische basisvaardigheden. 1 Opleiding, in de zin van (cursorisch) onderwijs, en begeleiding, in het bijzonder door de promotor, vullen elkaar aan. Beide, onderwijs en begeleiding, worden bij aanstelling van de promovendus neergelegd in een Opleidings- en begeleidingsplan (verder OBP). De opleiding van promovendi vindt voor een deel plaats in de vorm van algemene, verplichte cursussen voor alle promovendi, en voor een deel in de specifieke promovendiopleidingen van de beide onderzoekscholen waarin de faculteit participeert. Algemeen facultaire opleiding Alle promovendi die bij de faculteit worden aangesteld volgen het facultaire opleidingsprogramma dat bestaat uit drie verplichte onderdelen. Het doel is het verwerven van algemene academische vaardigheden. Deze onderdelen zijn: Inleiding methoden. Deze cursus wordt gegeven in het eerste jaar van de aanstelling Basisdidactiek (tweede jaar van de aanstelling) Mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid (tweede jaar van de aanstelling) Tot de selectieprocedure voor promovendi behoort een assessment. Indien dit assessment bepaalde deficiënties aanwijst die een succesvol functioneren als promovendus kunnen belemmeren, worden met de promovendi afspraken gemaakt over cursussen en trainingen op dat gebied, in aanvulling op de verplichte onderdelen van het opleidingsprogramma. Daarnaast worden in het OBP afspraken gemaakt over cursussen die voor de betrokken promovendus dienstbaar aan het onderzoek kunnen zijn. Aan de onderzoekschool OMV waren medio medio promovendi en aan de onderzoekschool Rechten van de Mens waren zes promovendi verbonden. Daarmee volgden 20 van de 33 promovendi een door een onderzoekschool aangeboden opleidingsprogramma. 1 Gemiddeld over 4 jaar gerekend zal de promovendus 75 % van de aanstellingstijd besteden aan onderzoek. De overige tijd wordt besteed aan het volgen van opleidingen, het geven van onderwijs en andere taken. 14

15 Voor de overige (13) promovendi wordt door promotor, de promovendus en de promovendicoördinator bekeken welk onderwijs in aanmerking komt. Te overwegen is voor deze groep, die naar verwachting de aankomende jaren verder zal slinken door het toenemen van de participatiegraad in onderzoekscholen, via het facultaire onderzoekprogramma s waar deze promovendi onder vallen een gestructureerd onderwijsaanbod te bieden. Van deze 13 promovendi behoorden (medio 2006) 10 promovendi tot Lex Mercatoria, twee tot het domein van de Rechter en één promovendus was verbonden aan het onderzoeksprogramma in oprichting van prof. mr. W.H. van Boom. Onderstaand de opleidingsprogramma s van de beide onderzoekscholen Opleiding promovendi Maatschappelijke Veiligheid 2 De Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid biedt promovendi een opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker op het terrein van de maatschappelijke veiligheid. De onderzoekschool voorziet in een gestructureerde opleiding van in totaal 21 ects (van ieder 40 uur), die bestaat uit twee onderdelen, een (verplicht) gemeenschappelijk, multidisciplinair deel (10 ects) en een individueel, verdiepend deel (11 ects). Het gemeenschappelijke deel bestaat uit de volgende cursussen: Multidisciplinary course on Public Safety (3 ects) Theoretical aspects of Research on Public Safety (4 ects) Legal Theoretical Aspects (2 ects) Legal Philosophical Aspects (2 ects) Tutorial Conducting Empirical Research) (1 ects) Het individuele deel wordt bepaald in overleg tussen promovendus en promotor, en de onderwijscoördinator van de onderzoekschool. Aan het eind van de promovendiopleiding verwacht de onderzoekschool de volgende resultaten: het zelfstandig kunnen opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de maatschappelijke veiligheid; het beheersen, kunnen hanteren en ontwikkelen van theorieën en oplossingen op één of enkele specifieke probleemgebieden, met duidelijke aandacht voor interdisciplinaire aanpak; het beschikken over tenminste een basiskennis op die terreinen van het onderzoekprogramma die buiten het eigen specifieke onderzoeksobject liggen; het zelfstandig kunnen publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Het doel van de opleiding is dat de promovendi specialisten op het eigen vakgebied worden en kennis maken met het werk van de belangrijkste wetenschapsbeoefenaren op de vakgebieden die de onderzoekschool bestrijkt, in Nederland en, voor zover mogelijk, ook in het buitenland. Hun wordt toegang geboden tot de netwerken van wetenschapsbeoefenaren, onder andere door het bijwonen van conferenties en door introducties bij internationale organisaties. 2 (bron website 15

16 Opleiding promovendi Rechten van de Mens 3 De Onderzoekschool kent een gemeenschappelijk onderzoeks- en opleidingsprogramma voor promovendi die zijn aangesteld bij de deelnemende universiteiten, en beoogt de toponderzoekers op het vakgebied van de rechten van de mens bij elkaar te brengen. The training programme contains: courses offered by the participating faculties (i.e. general skills and training facilities) courses directly focussed on the individual wishes of Ph.D. researchers (e.g. computer and language courses) courses, seminars and other activities organised by the School itself. The training programme is presented below. It consists of seven parts; three of them (a, b and c) are obligatory for all junior researchers in the first two years of their appointment, part d is obligatory for junior researchers in their first or second year. a. research seminars Regularly, prominent researchers will give lectures in view of a(n) (actual) topic during the morning sessions whereas junior researchers will have the opportunity to present their research during the afternoon sessions. b. meetings with foreign experts Occasionally meetings are organized in order to attain interaction between scholars in the field and junior researchers, during which human rights experts will give a presentation and Ph.D. researchers will have the opportunity to discuss with them. Announcements will be made through . c. annual research day Each year a research meeting is organized for all the members (senior and junior) of the School of Human Rights Research. The main purpose of these meetings is to meet colleagues and to make plans for future research. d. introduction course for junior researchers The introductory course consists of a seminar on foundations of international law and human rights law, a meeting with former Ph.D. researchers of the School and a presentation training. e. conferences/seminars f. relevant courses De onderzoekschool heeft circa 15 courses van verschillende juridische faculteiten geselecteerd. Interne kwaliteitszorg van de promovendi-opleiding In de interne kwaliteitszorg van de promovendiopleiding neemt de promovendi-coördinator een centrale rol in. Deze functie wordt vervuld door mw. dr. E. Rood-Pijpers. Zij houdt jaarlijks met alle promovendi een voortgangsgesprek, waarin ook het gevolgde onderwijs en het oordeel van de promovendus over dat onderwijs aan de orde komen. Zij onderneemt zonodig actie op basis van signalen uit dit gesprek, bijvoorbeeld wanneer de promovendus bepaalde opleidingswensen heeft. Ook begeleidt zij de promovendi die niet onder een onderzoekschool vallen bij het selecteren van cursussen en trainingen. Zonodig verzoekt zij aan de onderzoeksdecaan van de faculteit om actie te ondernemen, indien het gewenst is dat op bestuurlijk niveau maatregelen worden genomen. 3 bron website Onderzoekschool Rechten van de Mens 16

17 Naast het voortgangsgesprek met de promovendi-coördinator vinden ook functioneringsgesprekken plaats. In deze jaarlijkse gesprekken tussen promovendus en diens promotor/begeleider wordt het functioneren in het algemeen besproken, en komt ook de deelname aan de promovendiopleiding ter sprake. De verslagen van deze gesprekken worden door de promotor met de decaan besproken. Binnen de beide onderzoekscholen vindt een zelfstandige toetsing van het opleidingsprogramma plaats. Opleidings- en begeleidingsplannen De aard en intensiteit van de begeleiding en de inhoud van het opleidingsprogramma worden vastgelegd in het Opleiding- en Begeleidingsplan. Het dienstverband vangt eerst aan nadat het OBP is opgesteld. In bijzondere gevallen (te beoordelen door de onderzoekdecaan) is maximaal twee maanden uitstel mogelijk. Dit OBP is geen statisch document maar wordt continu aangepast naar aanleiding van gesprekken/evaluaties tussen promotor en promovendus. In het OBP worden de criteria opgenomen waaraan de promovendus tijdens het eerste jaar moet voldoen. Deze zijn: de afgesproken voortgang; de te evalueren specifieke aandachtspunten; de productie van drie papers; te volgen opleidingen; In het OBP wordt opgenomen dat promotor en promovendus elke maand tenminste twee uur overleg hebben. Ook na het eerste jaar van aanstelling wordt het (bijgestelde) OBP jaarlijks door de promotor en programmaleider getoetst. Het niet nakomen van afspraken of afnemende kans op een succesvolle promotie worden direct besproken, met daarbij behorende nieuwe afspraken of andere vervolgacties. De eis om gedurende het eerste jaar drie papers te schrijven, wordt als volgt uitgewerkt en gecombineerd met drie beoordelingsmomenten. Na drie maanden: bespreking van een paper van de promovendus over de probleemstelling van het onderzoek; Na zes maanden: bespreking van een paper van de promovendus over de methode van het onderzoek; Medio maand negen: bespreking van een paper van de promovendus met een overzicht van de voorgenomen behandeling van de geplande deelonderwerpen. Aan de evaluatiegesprekken na drie en zes maanden nemen de promotor en de promovendus deel. De promotor legt de resultaten van het gesprek vast en stuurt deze aan de promovendus, met een kopie aan de afdeling PF&B (ten behoeve van het personeelsdossier). De promovendus is ervoor verantwoordelijk dat deze gesprekken plaatsvinden en neemt het initiatief tot het maken van een afspraak daartoe. Indien dit niet lukt, wordt de promovendicoördinator geraadpleegd. De evaluatiegesprekken maken deel uit van het beoordelingsgesprek in de negende maand van de aanstelling. 17

18 Geef in de onderstaande tabellen weer de aantallen promoties en rendementen van de faculteit Tabel 1 Aantallen promoties periode faculteit Programma Onderzoeksprogramma s van en capgroep Domein van 1 de Rechter Lex 1 Mercatoria Rechten van 2 de Mens Veiligheid 3 Totaal Tabel 2 Namen promoties periode faculteit Programma Onderzoeksprogramma s van en capgroep Mendelts Kloosterhuis Kooijmans Hildebrandt Bijvoet Brans Dokter Dort Lee Schweigman Kramer Koopmann Somers Westrik Zondag Zaitch Balema Bier Boomsluiter Meijer Plessis Tieman Wilsem Zhao Baal Brink Engelen Fung Fen Graaf Chung Kleve Korver Meerten Ping Tang Verwey Wervelman Bogert Footer Kuldepp Kok Vries Veraart Wal promovendi Domein van de Rechter Van der Voet Lex Zou Mercatoria Rechten van Anders de Mens Veiligheid Arcuri Kwak Visscher 4 De gepromoveerden binnen de onderzoeksprogramma s gestart in 2005 zijn weliswaar niet binnen het programma aangesteld, echter hebben wel hun promotie binnen het programma afgerond. 18

19 Tabel 3 Promotierendement faculteit (ongezuiverd) Geef het rendement in percentages. De omvang van het cohort omvat mede de promovendi die binnen een derde van de aanstellingsduur zijn gestopt. Het gaat in deze tabel om onderzoekers die als promovendus zijn gesteld. Voor een numeriek overzicht van alle verdedigde dissertaties, van zowel aangestelde promovendi als buitenpromovendi, zie hiervóór tabel 1. Instroom Omvang Binnen Binnen Binnen Binnen Totaal Nog niet Gestopt Cohort cohort 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar voltooid ,5 14, , , , ,77 23,1-53,9 7,7 38, ,7 0 33,3 33,3 33, ,7 0 41,7 0 58,3 Tabel 4 Promotierendement faculteit (gezuiverd) Geef het rendement in percentages waarbij de promovendi die binnen een derde van de aanstellingsduur (voor aio s in het algemeen binnen één jaar en enkele maanden) zijn gestopt, worden weggelaten ( gezuiverd rendement 5 ). Instroom cohort Gezuiverde omvang Cohort Binnen 4 jaar Binnen 5 jaar Binnen 6 jaar Binnen 7 jaar Totaal Nog niet voltooid ,70 9, ,5 14, , , , ,5-87,45 12, , ,3 33,3 33, ,7 0 33,3 33,3 33, ,7 0 58,3 0 41,7 De faculteit erkent dat de cijfers nog niet rooskleurig te noemen zijn. Echter per 1 januari2005 zijn een aantal maatregelen getroffen om dit rendement te verhogen. Gestopt 5 Gezuiverd rendement houdt geen rekening met tussentijdse wijziging in aanstelling van de promovendus noch zwangeschapsverlof of ziekte. 19

20 Maatregelen Een eerste maatregel genomen door het bestuur is dat is gestart met een nieuwe procedure tot het aanvragen van een promotieplaats. Hoogleraren en universitaire hoofddocenten worden uitgenodigd om op het NWO-format van de open competitie een aanvraag te schrijven voor een promotieplaats. Deze aanvraag dient te passen binnen het facultaire onderzoeksprofiel, zodat hechte fundering van de nieuwe promovendi plaatsvindt binnen de onderzoeksprogramma s. Deze aanvragen zullen door de programmaleiders van de onderzoeksprogramma s worden getoetst op: Wetenschappelijke betekenis, wetenschappelijke kwaliteit en haalbaarheid Wetenschappelijke kwaliteit van de aanvrager Verwachte wetenschappelijke output en maatschappelijke relevantie In een gezamelijk overleg toetsen en prioriteren de programmaleiders de ingediende aanvragen en geven advies aan het Dagelijks Bestuur Onderzoekzaken conform de onderstaande categorieën: A-categorie: zonder meer honoreren. B-categorie: honoreren, maar aanvrager dient aanvraag op aantal punten te verbeteren; aanvraag dient niet meer in een volgend overleg terug te komen. C-categorie: aanvrager dient aanvraag te herschrijven en terug in te brengen in volgend overleg. D- categorie: afwijzen. Het Dagelijks Bestuur Onderzoekzaken neemt vervolgens een eindbeslissing. Eveneens begint het verbeteren van de rendementenbij een goede werving en selectie van kandidaten. De afgelopen jaren is op dit terrein een aanmerkelijke winst geboekt. Onderdeel van de selectieprocedure is een assessment die door een psychologisch adviesbureau wordt afgenomen met het doel de geschiktheid voor het doen van promotieonderzoek te testen. De potentiële kandidaten worden getoetst op analytisch vermogen, zelfvertrouwen, communicatie en doorzettingsvermogen. In het testrapport worden aanbevelingen opgenomen ten aanzien van aandachtspunten bij de begeleiding. Het assessment speelt een belangrijke rol bij de beslissing over het benoemen van een kandidaat. De aandachtspunten uit het assessment kunnen aanleiding zijn tot het opnemen van bepaalde trainingen of cursussen in het OBP. Een derde maatregel is het nieuwe beleid dat streeft naar het beperken van de uitval. De promovendus wordt niet meer benoemd voor 4 jaar, maar eerst voor een periode van één jaar. Bij gebleken geschiktheid zal de faculteit een aanvullend dienstverband van drie jaar aangaan. Op de startdatum van de promovendus dient het OBP gereed te zijn. In dit OBP worden objectief meetbare criteria opgenomen waaraan de promovendus (binnen een jaar) moet voldoen (zie verder bij de bespreking van het OBP). Deze maatregel gaat uit van de aanname dat een intensieve begeleiding en toetsing tijdens het eerste jaar leiden tot een vroegtijdige opsporing van factoren die een succesvolle afronding van het proefschrift in de weg staan. In de vierde plaats is de faculteit bezig met het opzetten van een systeem om talentvolle studenten vroegtijdig te herkennen en te begeleiden. Dit systeem van talentmanagement heeft in de wandeling de naam Jeugdopleiding gekregen. In de Jeugdopleiding zal aandacht worden besteed aan de bewustwording van (met name) studenten voor de mogelijkheden van een wetenschappelijk carrière. De Jeugdopleiding onderscheidt vooralsnog drie fasen; tijdens de 20

21 studie, tijdens promotieonderzoek en de fase na de promotie. Voor een succesvolle Jeugdopleiding moeten voor elke fase passende instrumenten voor identificatie van talent, begeleiding, beloning etc, worden ontwikkeld. Dat talent hoeft overigens niet uitsluitend uit eigen kweek te komen. Vooral in de fasen 2 en 3 kan talent van buiten instromen. Deze notitie is als bijlage 10 opgenomen. Tenslotte heeft de faculteit een financiële prikkel ingevoerd om een spoedige afronding van het proefschrift te stimuleren. Wanneer het proefschrift binnen 4 jaar en 3 maanden aan de kleine commissie kan worden gestuurd, ontvangt de promovendus een premie van Onderzoeksfaciliteiten De huisvesting en faciliteiten van de faculteit en de centrale universitaire organisatie voldoen uitstekend voor de ondersteuning van promotieonderzoek. De faciliteiten 6 bestaan uit de facultaire bibliotheek, de Sandersbibliotheek, de Universiteitsbibliotheek, computer en internetfaciliteiten en voldoende ruimten voor het volgen van cursorisch onderwijs. De facilitaire voorzieningen van de faculteit zijn in 2004 door de Visitatiecommissie onderwijs Rechtsgeleerdheid als positief beoordeeld. Naast de beschikbaarheid van genoemde bibliotheken is het belangrijk op te merken dat excellente algemene en gespecialiseerde bibliotheken in de directe omgeving van Rotterdam beschikbaar zijn. In het bijzonder betreft dit de bibliotheek van het Vredespaleis, op het gebied van het internationaal recht, en de Koninklijke Bibliotheek, beide gevestigd in Den Haag. Beide onderzoekscholen waarin de faculteit deelneemt streven actief de kennismaking van de promovendi met buitenlandse onderzoekers na, zowel door bezoeken aan congressen en symposia in het buitenland, als door het organiseren van bijeenkomsten met buitenlandse wetenschappers in Nederland. Voorts heeft de faculteit enkele stimulerende maatregelen genomen. Promovendi kunnen boeken aanschaffen op het budget van de facultaire bibliotheek, mits na toestemming van de promotor en de promovendi-coördinator. Promovendi hebben daarnaast een individueel budget voor buitenlandse reizen van 2500,- per vier jaar. 6 voor meer informatie wordt verwezen naar onderdeel E van het algemeen deel. 21

22 D Reputatie en leiderschap Reputatie faculteit De zes juridische opleidingen van de faculteit zijn in 2006 door de NVAO geaccrediteerd tot voorjaar De twee opleidingen Criminologie worden in 2006 beoordeeld; de eerste (mondelinge) rapportage van de visitatiecommissie was positief. Naar verwachting zal de NVAO de opleidingen Criminologie eind 2006/begin 2007 accrediteren. De faculteit participeert in twee onderzoekscholen, te weten Rechten van de Mens en OMV. Beide Onderzoekscholen zijn door de KNAW hererkend tot Met de Erasmus Mundus erkenning van het postinitiële masterprogramma Law & Economics heeft de faculteit een in Europa erkende topopleiding in huis dat toptalent aantrekt uit Europa en de Verenigde Staten. Voor meer gedetailleerde informatie met betrekking tot de reputatie van de onderzoekers wordt verwezen naar het onderdeel academische reputatie vermeld bij ieder onderzoeksprogramma afzonderlijk. Leiderschap Verwezen wordt naar onderdeel A van het algemeen deel. E Feiten en Cijfers De financiële situatie van de faculteit is gezond te noemen. De faculteit beschikt over een bescheiden reserve. De verschuivingen in de eerste en derde geldstroom komen voornamelijk door de toenemende onderwijslast als gevolg van grotere studentenaantallen waardoor de onderwijslast intensiever werd en er derhalve minder tijd was voor derde geldstroomonderzoek. De faculteit heeft nieuw beleid ontwikkeld om de tweede geldstroominkomsten te laten toenemen. De eerste bescheiden resultaten zijn al zichtbaar. Begin 2006 zijn een drietal vervangingssubsidies, en 1 SARO subsidie door NWO gehonoreerd. Momenteel wordt nog een definitieve beslissing afgewacht inzake aanvragen die de eerste selectieronde van HiiL en Veni zijn doorgekomen. Personeelsbeleid Beschrijf het personeelsbeleid m.b.t. selectie, opleiding, scouting, mobiliteit en behoud van onderzoekers In beginsel vindt een benoeming plaats in een kernfunctie (hoogleraar, universitair hoofddocent en universitair docent). Hiervoor wordt een benoemingsadviescommissie ingesteld en dient de kandidaat aan een assessment deel te nemen. Een nieuwe medewerker wordt in het kader van het universitair mobiliteitsbeleid benoemd in de (kern)functie voor een periode van vijf jaar. Hierna dient een verdere verdieping plaats te vinden. Daarnaast bestaat binnen de faculteit de mogelijkheid om een wetenschappelijk onderzoeker (tijdelijk) aan te stellen. Indien geen gekwalificeerde gepromoveerde kandidaat beschikbaar is, bestaat de mogelijkheid om een nog niet gepromoveerde kandidaat de functie van universitair docent in opleiding aan te bieden. Daarbij worden afspraken over de promotie gemaakt. 22

23 Gelet op de Wet Evenredige Vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies wordt bij een vacature voor universitair docent in het kader van werving en selectie (reeds vertrokken) vrouwelijke gepromoveerden actief benaderd (scouting). Bij vacatures voor universitaire hoofddocenten en hoogleraren geldt dat een wervingsrapportage wordt opgesteld, waaruit blijkt welke inspanningen zijn gepleegd om een vrouwelijke kandidaat voor de vacature te krijgen en op basis van welke argumenten eventuele vrouwelijke kandidaten zijn afgewezen. Vanaf 1 januari 2005 geldt bij de faculteit der Rechtsgeleerdheid een nieuw onderzoeksbeleid ter verbetering van de kwaliteit van het facultaire onderzoek. Indien de medewerker voldoet aan de facultaire publicatienormen wordt betrokkene de zogenaamde Sanderskwalificatie toegekend voor maximaal twee jaren. Met deze kwalificatie kan betrokkene toetreden tot één van de onderzoekprogramma s. Elke hoogleraar en universitair (hoofd)docent dient uiteindelijk in één van de onderzoeksprogramma s te participeren, waarbij bepaalde toetredingscriteria gelden. Met de promovendus worden in het laatste jaar van het dienstverband de loopbaanmogelijkheden besproken en een volgende loopbaanstap gepland. Met de facultaire medewerkers wordt jaarlijks een functioneringsgesprek gehouden waarin het loopbaanperspectief en de opleidingswensen vaste onderwerpen zijn. Daarnaast is ten einde talentvolle onderzoekers te scouten een aantal activiteiten opgezet. Werving en Selectie Hoe zoekt en vindt u onderzoekers die in staat zijn het beoogde programma te realiseren? Kent u een expliciet scoutingsbeleid? Welke onderzoeksprofielen zijn nodig om de doelstelling van uw programma te realiseren? Op welk functieniveau worden onderzoekers aangesteld? De faculteit vindt haar onderzoekers door middel van netwerken en scouting. Via deze weg worden de meeste vacatures opgevuld. Daarnaast maakt de faculteit gebruik van wervingscampagnes via internet en vak- of dagbladen. De universiteit kent een scoutingbeleid ten einde nieuw toptalent aan te trekken. Er bestaat een aantal activiteiten binnen de universiteit ten behoeve van het scouten van toptalent. Verwezen wordt naar de notitie op genomen als bijlage 10 in het rapport. Onderzoekstaken zijn ondergebracht in de kernfuncties Hoogleraar, Universitair Hoofddocent en Universitair docent en in de functie van (wetenschappelijk) onderzoeker en promovendus. De kernfuncties worden ingedeeld op het functieniveau Hoogleraar 1 en 2, Universitair Hoofddocent 1 en Universitair Docent 1. Voor nog niet gepromoveerde Universitaire Docenten geldt het niveau Universitair Docent 2. Voor de functie Promovendus bestaat maar één niveau. Doorstroming, persoonlijke ontwikkeling, training en bijscholing Hoe zorgt u voor doorstroming, persoonlijke ontwikkeling, training en bijscholing e.d. van de onderzoekers en wie is daar verantwoordelijk voor? Er zijn binnen de universiteit diverse faciliteiten beschikbaar om medewerkers in staat te stellen de facultaire functie goed te vervullen en zichzelf te ontplooien (employablity). Elke medewerker wordt hiertoe in de gelegenheid gesteld. Hij kan zichzelf jaarlijks verder ontwikkelen/ontplooien door het volgen van opleidingen, trainingen, cursussen, congressen etc. Hiervoor kunnen de medewerkers gebruik maken van studiefaciliteiten en opleidingsprogramma s. 23

24 In het kader van education permanente is een facultair beleid in ontwikkeling waarin de medewerkers worden verplicht zichzelf jaarlijks te blijven ontwikkelen/ontplooien. Als richtlijn zal gelden dat er jaarlijks opleidingspunten dienen te worden behaald. Jaarlijks toetst de leidinggevende de gevolgde opleiding van de medewerker tijdens het functioneringsgesprek. Alvorens echter de functioneringsgesprekken door de leidinggevenden met hun medewerkers worden gehouden, vindt een managementgesprek met de decaan plaats. Hierin komen diverse onderwerpen aan de orde, onder andere de zienswijze over individuele prestaties, aandachtspunten, noodzakelijke opleiding, extra honorering etc. Op basis van deze bevindingen houdt de leidinggevende een functioneringsgesprek met zijn medewerkers waarbij de meningsvorming van de decaan en de leidinggevende een plaats krijgt. Tijdens dit gesprek wordt ook intensief van gedachten gewisseld over essentiële informatie zoals onderzoeksoutput, onderwijsbelasting etc.; de medewerker verkrijgt duidelijkheid over zijn daadwerkelijk functioneren. Daarnaast is het gesprek voor een groot deel gericht op de toekomst en wordt de loopbaanwensen van de medewerker besproken. Van het functioneringsgesprek wordt een verslag gemaakt. De decaan van de faculteit ziet erop toe dat deze gesprekken worden gehouden en een kwalitatief goede inhoud hebben. Voorzieningen voor het wetenschappelijk personeel Beschrijf de voorzieningen voor het wetenschappelijk personeel (bibliotheek, ICT, internationale mobiliteit, enz.). De Faculteit kent een eigen juridische bibliotheek. Deze bibliotheek wordt gebruikt door medewerkers en studenten van de faculteit der Rechtswetenschappen en heeft naast een collectie juridische informatie ook 12 pc-werkplekken en 4 studieplekken voor (scriptie)studenten. De bibliotheek heeft de meeste belangrijke werken op het gebied van Nederlands recht. Een collectie van ± boeken en 120 tijdschriften. Het merendeel van de collectie is nagenoeg altijd beschikbaar ter inzage omdat alleen medewerkers van onze faculteit kunnen boeken lenen. Tijdschriften en losbladige uitgave kunnen uitsluitend ter plekke worden geraadpleegd. De vorming van de collectie wordt in nauw overleg gedaan met de capgroepen en de centrale universiteitsbibliotheek. Bovendien kunnen alle medewerkers terecht bij de universiteitsbibliotheek (UB). Deze heeft een grote hoeveelheid juridische digitale bronnen beschikbaar zoals de elektronische databanken en elektronische tijdschriften, een UB Portal voor Rechten. Elke medewerker heeft vanuit huis en werkplek toegang tot deze bronnen. Specialisaties van de UB zijn voornamelijk op het gebied van het recht van de Europese Unie en het privaatrecht (vooral het handelsrecht). De UB is officieel door de Europese Unie als Europees Documentatie Centrum erkend. Dit betekent dat de UB op een aantal deelterreinen, waaronder recht en rechtsvragen, alle officiële EU/EG-documenten heeft. De voorzieningen voor de wetenschappelijke staf op ICT gebied zijn zeer goed te noemen. De faculteit heeft de beschikking over state of the art PC's en netwerk, en een professionele locale helpdesk. De faculteit kent een ruime keuze in universitaire licentie-software. Voorts maakt de faculteit gebruik van een centrale digitale opslag publicaties (RePub), SIN-Online voor locale communicatie en van het onderzoekregistratiesysteem METIS. Verder is er een speciaal onderzoekchannel met alle mogelijke soorten informatie. Bovendien wordt op een overzichtelijke wijze automatisch een persoonlijke pagina gegenereerd met lopend onderwijs en overzicht van alle wetenschappelijke publicaties. Internationale mobiliteit wordt belangrijk geacht door de faculteit. De faculteit kent dan ook een eigen international office dat de voorzieningen voor wetenschappelijk personeel verzorgt. Het 24

25 international office regelt de vluchten en accommodatie voor het wetenschappelijke personeel dat ambtshalve naar het buitenland afreist. De reisverzekering wordt ook geregeld en visuminformatie wordt verstrekt. Daarnaast heeft de Faculteit een internationaliseringsbudget waarop wetenschappelijke medewerkers aanspraak kunnen maken. Vul onderstaande tabellen in: tabel 1 overzicht personele inzet tabel 2 overzicht personele inzet in onderzoeksfte tabel 3 leeftijd wetenschappelijke staf onderzoeksprogramma in fte peildatum 31 december 2005 tabel 4 personele inzet per onderzoeksprogramma in fte per capgroep, onderzoeksprogramma s en onderzoeksprogramma s met start 2005 tabel 5 Totaal overzicht Inkomsten en uitgaven van de faculteit der Rechtgeleerdheid tabel 6 Financiering onderzoek totaal tabel 7 Financiering op programmaniveau in 2005 Tabel 1 Totaal overzicht personele inzet (Wetenschappelijk Personeel) functie vast tijdelijk* totaal vast tijdelijk* totaal vast tijdelijk* totaal vast tijdelijk* totaal vast tijdelijk* totaal Hoogleraar (gew oon) 20,7 1,3 22,0 21,0 0,2 21,2 19,9 0,2 20,1 19,7 1,0 20,7 21,8 2,6 23,4 Universitair hoofddocent 22,8 1,0 23,8 24,0 0,0 24,0 21,1 0,0 21,1 22,1 0,0 22,1 18,5 0,0 18,5 Universitair docent 28,9 19,5 48,4 30,0 17,3 47,3 33,0 19,5 52,5 37,1 17,5 54,6 36,9 17,7 54,6 Docent 5,0 2,3 7,3 4,8 1,5 6,3 4,0 4,5 8,5 4,1 8,6 12,7 4,0 8,7 12,7 Onderzoeker 1,8 8,9 10,7 1,6 9,1 10,7 2,0 5,5 7,5 2,0 7,5 9,5 2,0 4,9 6,9 Promovendus 0,0 28,2 28,2 0,0 33,6 33,6 0,0 33,6 33,6 0,0 27,0 27,0 0,0 28,0 28,0 Totaal 79,3 61,2 140,5 81,4 61,8 143,2 80,0 63,3 143,3 85,1 61,6 146,7 83,2 61,9 144,1 * tijdelijk: hierin zijn ook de zgn. proeftijdaanstellingen opgenomen. Deze aanstellingen hebben uitzicht op een dienstverband voor onbepaalde tijd. peildatum 31 december 2005 Tabel 2 Totaal overzicht personele inzet onderzoek in fte Totaal instituut Vaste staf ,85 24,22 25,83 28,38 promovendi 18,73 25,04 25,77 20,82 21,48 Overige tijdelijke 11,13 10,21 9,51 9,85 8,46 staf (sub)totaal wp 59,8 63,1 59,5 56,5 58,32 25

26 Tabel 3 Leeftijd wetenschappelijk staf van de onderzoeksprogramma s 2005 ( in fte) functie <35 jaar jaar jaar 55 jaar > Hoogleraar (gewoon) 0,0 3,7 10,5 9,2 Universitair hoofddocent 0,0 3,8 8,6 6,1 Universitair docent 19,4 12,5 19,18 3,6 Docent 4,8 3,3 3,8 0,8 Onderzoeker 4,8 0,3 1,4 0,4 Promovendus 27,0 1,0 Totaal 56,0 24,6 43,5 20,1 Tabel 4 Personele inzet per onderzoeksprogramma in fte Capaciteitsgroepen periode Capgroep ARW Vaste staf promovendi Overige tijdelijke staf 0,64 0,64 0,3 0,55 3,36 0,06 0,75 0,75 0,75 0,19 1,36 0,57 0 0,03 (sub)totaal wp 2,06 1,96 1,05 1,3 3,58 Capgroep Fiscaal recht Vaste staf 0,35 0,35 0,2 0,1 2,99 Promovendi ,05 Overige tijdelijke staf ,78 (sub)totaal wp 0,35 0,35 0,2 0,1 5,82 Capgroep Privaatrecht Vaste staf 0,35 0,42 0,35 0,35 3,38 Promovendi ,45 Overige tijdelijke staf ,16 2,15 (sub)totaal wp 0,35 0,42 0,35 0,51 6,98 Capgroep Publiekrecht Vaste staf ,59 0,53 0,56 0,1 2,88 Promovendi 0,75 1,5 1,5 0,75 0,64 Overige tijdelijke staf 0,38 0,01 0,01 0 2,57 Subtotaal wp 1,72 2,04 2,07 0,85 6,09 26

27 Onderzoeksprogramma s International law in a Globalizing Society Vaste staf 0,68 0,41 0,51 0,81 Promovendi 2,24 2 1,51 0,8 Overige tijdelijke staf 0,29 0,01 0 0,1 Subtotaal wp 3,21 2,42 2,02 1,71 Mensenrechten Vaste staf Promovendi Overige tijdelijke staf Subtotaal wp 1,52 2,34 2,27 1,8 0,75 1,1 2,69 2,25 0, ,1 2,37 3,44 4,96 4,15 NPV Vaste staf 9,85 8,5 7,7 7,91 Promovendi 5,6 7,82 7,17 6,69 Overige tijdelijke staf 4,69 4,09 3,23 3,91 Subtotaal wp 20,14 20,41 18,1 18, OMV Vaste staf 12,18 11,3 9,46 11,3 Promovendi 7,33 10,37 10,65 8,88 Overige tijdelijke staf 1,91 3,43 4,29 3,58 Totaal WP 21,42 25,1 24,4 23,76 27

28 Toekomst van de rechtsstaat Vaste staf 2,05 1,63 1,13 1,03 Promovendi Overige tijdelijke staf 0,75 0,75 0,75 0,5 0, Totaal WP 3,15 2,38 1,88 1,53 Traditions and transitions in Law & society Vaste staf 1,46 1,46 1,47 1,61 Promovendi 1,25 0,75 0,75 0,2 Overige tijdelijke staf Totaal WP 0 0 0,03 0 2,71 2,21 2,25 1,81 Overzicht personele inzet in fte onderzoeksprogramma s gestart 2005 Programma 2005 Lex Mercatoria Het domein van de Rechter Rechten van de Mens Vaste staf 2,97 2,20 3,25 7,39 promovendi 5,46 1,50 3,51 8,43 Overige tijdelijke staf 0,69 0,90 0,07 0,37 Veiligheid Totaal WP 9,12 4,60 6,83 16,19 28

29 Tabel 5 Totaal overzicht Inkomsten en Uitgaven van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid In euro x euro euro euro euro euro 1e geldstroom e geldstroom KNAW 73% 70% 71% 71% 76% 2e geldstroom NWO % 0% 1% 1% 0% 2e geldstroom EU/ESF 2e geldstroom anders 380 2% 3e geldstroom (contract- OZ) % 4% 4% 5% 5% Overige inkomsten % 27% 25% 23% 17% Totaal inkomsten % 100% 100% 100% 100% Personele Lasten % 82% 81% 80% 82% Overige Lasten % 18% 19% 20% 18% Totaal uitgaven % 100% 100% 100% 100% 29

30 Tabel 6 Financiering onderzoek totaal In euro x euro euro euro euro euro 1e geldstroom % 70% 71% 71% 76% 2e geldstroom KNAW 2e geldstroom NWO 2e geldstroom EU/ESF 2e geldstroom anders % 0% 1% 1% 0% 94 2% 3e geldstroom (contract- 177 OZ) % 4% 4% 5% 5% Overige inkomsten % 27% 25% 23% 17% Totaal inkomsten % 100% 100% 100% 100% Personele Lasten % 82% 82% 82% 82% Overige Lasten % 18% 18% 18% 18% Totaal uitgaven % 100% 100% 100% 100% In 2005 zijn de vier onderzoeksprogramma s van start gegaan, vandaar dat over de voorliggende jaren (2001 t/m 2004) geen gedetailleerd financieringsoverzicht per onderzoeksprogramma mogelijk is. In tabel 6 wordt de financiering van het totale onderzoek weergegeven, waarbij wordt opgemerkt dat het alleen het wetenschappelijk personeel betreft dat volgens standaardnormen is berekend. Voor 2005 is een verdere verbijzondering per onderzoeksprogramma wel mogelijk (zie tabel7 ). De inkomsten zijn voorlopig gelijk gesteld aan de uitgaven omdat de faculteit nog niet werkt met een activiteitenadministratie. In de komende jaren kunnen resultaten per onderzoeksprogramma zichtbaar worden gemaakt. De eerste geldstroommiddelen worden verdeeld naar rato van de deelname van wetenschappelijk personeel aan de onderzoeksprogramma s. De middelen worden niet verdeeld over onderzoekers zelf; de programmaleider bepaalt de inzet van middelen. 30

31 Omdat de programma s vorig jaar van start zijn gegaan is er nog geen beleid ontwikkeld om goed presterende onderzoeksprogramma s meer mogelijkheden te geven. Wel heeft de faculteit hierover ideeën. Tabel 7 Financiering op programmaniveau in 2005 In euro x Veiligheid Rechten vd Domein vd Lex overig mens rechter Mercatoria OZ euro euro euro euro euro 1e geldstroom % 76% 76% 76% 76% 2e geldstroom KNAW 2e geldstroom NWO % 0% 0% 0% 0% 2e geldstroom EU % 2% 2% 2% 2% 2e geldstroom anders 3e geldstroom (contract-oz) % 5% 5% 5% 5% Overige inkomsten % 17% 17% 17% 17% Totaal inkomsten % 100% 100% 100% 100% Personele Lasten % 82% 82% 82% 82% Overige Lasten % 18% 18% 18% 18% Totaal uitgaven % 100% 100% 100% 100% 31

32 F Onderzoeksresultaten Tabel 1Totaal Overzicht van de onderzoeksresultaten van de faculteit Wetenschappelijke publicaties Totaal Monografieën Monografieën + internationaal Dissertaties Boeken Boeken + internationaal Artikelen in extern gerefereerde Tijdschriften Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften + internationaal Artikelen in overige tijdschriften Artikelen in overige tijdschriften internationaal Boekdelen Boekdelen + internationaal Bundels Overige Totaal Vakpublicaties Totaal Monografieën Boeken Bundels Artikelen Boekdelen Annotaties Artikelen + internationaal Boeken + internationaal Boekdelen + internationaal Bundels + internationaal Overige Totaal Totaal Populariserende publicaties Overige onderzoek-output Totaal alle publicaties

33 G. Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Sterke kanten onderzoek faculteit De faculteit blijkt in staat nieuwe wendingen aan haar onderzoeksbeleid te geven, waarbij ingrijpende beslissingen niet worden geschuwd. Vanaf het jaar 2001 zijn ingevoerd: de SK, nieuwe onderzoeksprogramma s met nieuwe verantwoordelijkheden voor programmaleiders, een zelfstandige financiering van het onderzoek op basis van toetsing aan output (zowel kwantitatief als kwalitatief) en een nieuwe onderzoeksorganisatie. Met dit nieuw ingevoerde beleid is gebleken dat ook in de toekomst gewenste wijzigingen van ook ingrijpende aard tot de mogelijkheden behoren; een kenmerk van een flexibele onderzoeksorganisatie. Het juridisch onderzoek naar vraagstukken over mensenrechten en veiligheid kenmerkt zich door continuïteit in programmering en geeft aantoonbare ruimte voor verdere diepgang. Ten gevolge van de harde ingreep in het versnipperde NPV en de ombuiging tot het programma Lex Mercatoria, is ruimte gecreëerd voor nieuw uitdagend privaatrechtelijk onderzoek onder aanvoering van enkele recent aangetrokken hoogleraren. Het jarenlang versnipperde (maar vruchtbare) onderzoek op het terrein van vreedzame geschillenbeslechting (mediation) en de rol van de rechter in onze (rechts)staat heeft via het onderzoeksprogramma Het domein van de Rechter een nieuwe impuls gekregen. De samenwerkingsgedachte binnen de nieuwe onderzoeksprogramma s heeft via de begin 2005 ingevoerde academische agenda een krachtige impuls gekregen. Het zoveel mogelijk handhaven van de gemiddelde jaarlijkse input van 29 fte promovendi laat een duidelijke stijging zien van het aantal jaarlijkse promoties. De vruchtbare samenwerking met buitenlandse universiteiten in het EMLE-consortium versterkt deze ontwikkeling. De recente selectieprocedure en de opleiding van promovendi zijn met ingang 1 januari 2005 beduidend beter in de onderzoeksorganisatie ingebed. Zwakke kanten onderzoek faculteit Weliswaar zijn nieuwe onderzoeksprogramma s in ontwikkeling (privaatrecht, fiscaal recht) die tezamen een aantal onderzoeks-fte s zullen bundelen, nog altijd is het aantal medewerkers (met SK) dat binnen de door het DB-OZ aanvaarde onderzoeksprogramma s participeert, te gering. Het middenkader van de huidige onderzoeksprogramma s het aantal ud s en uhd s is te zwak vertegenwoordigd; de onderzoeksprogramma s worden te veel door hoogleraren en promovendi gedragen. Enkele van de huidige onderzoeksprogramma s blijven kwetsbaar doordat ofwel het aantal onderzoeks-fte (nog) te gering is (Het domein van de Rechter) ofwel het aantal fulltime onderzoekers dat de volledige onderzoekstijd aan het desbetreffende onderzoeksprogramma deelneemt te gering is (Rechten van de mens). Het promotierendement is nog altijd (te) laag. 33

34 34

35 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Programmaniveau 35

36 36

37 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Rechten van de mens Titel programma: Bescherming van grondrechten in complexe rechtsordes: multiculturele, internationale en institutionele aspecten Programmaleider: Prof. mr R. de Lange Rechtsgebieden: privaatrecht, strafrecht en strafprocesrecht, internationaal en Europees recht, staats- en bestuursrecht Startdatum en looptijd 1 januari 2005 tot 1 januari 2009 Formele samenwerkingsverbanden: Onderzoekschool Rechten van de mens (KNAW-erkend tot 1 september 2011) A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid Het onderzoeksprogramma Rechten van de mens, in de periode 2005/2008 onder de titel Bescherming van grondrechten in complexe rechtsordes: Multiculturele, internationale en institutionele aspecten, omvat het onderzoek op het gebied van de rechten van de mens in verschillende onderdelen van de Faculteit rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam, aangevuld en in samenwerking met onderzoekers uit andere faculteiten van diezelfde universiteit, en deels ingekaderd in de multidisciplinaire onderzoekschool Rechten van de mens. In dit onderzoeksprogramma staat centraal de betekenis van grondrechten en rechten van de mens in rechtsordes die in verschillende opzichten worden gekenmerkt door complexiteit: multiculturaliteit en pluriformiteit, mondialisering, de interactie tussen nationaal, Europees en internationaal recht, en de verhouding tussen de verschillende machten in de staat (zowel op nationaal als op supranationaal en internationaal niveau), vormen krachtlijnen van complexiteit die een eigen invloed hebben op de uitoefening, handhaving en bescherming van grondrechten. De hoofdvragen die in dit onderzoeksprogramma centraal staan, zijn: welke betekenis komt aan grondrechten toe in de multiculturele en pluriforme samenleving, en op welke wijze wordt de uitoefening van grondrechten en de onderlinge verhouding tussen grondrechten beïnvloed door maatschappelijke ontwikkelingen in de richting van mondialisering, multiculturaliteit en pluriformiteit? Hoe moet het proces van internationale normontwikkeling met betrekking tot grondrechten worden begrepen? Welke betekenis hebben de grondrechten voor de vormgeving van nationale, internationale en Europese instituties? Aan welke tot rechtsvorming bevoegde organen komt in laatste instantie een bindend oordeel toe over de reikwijdte en de beschermingsomvang van grondrechten? Wat is in dit verband zowel nationaal als internationaal een geschikt analysemodel om de verhouding tussen rechter en wetgever te begrijpen? Dit zijn brede en veelomvattende vragen, die uiteraard niet binnen 1 onderzoeksperiode in volle omvang kunnen worden beantwoord. Veelal zijn in het onderhavige programma deelvragen van deze meer omvattende problematiek aan de orde. Bovendien kan worden vastgesteld dat ook elders zowel binnen als buiten de onderzoekschool Rechten van de mens onderzoek plaatsvindt op sterk verwante terreinen. Waar mogelijk en passend zal samenwerking met de betreffende onderzoeksgroepen worden gezocht. 37

38 Plaatsbepaling tot eerder onderzoek van de onderzoeksgroep Het onderzoeksprogramma Rechten van de mens/ Bescherming van grondrechten in complexe rechtsordes is de voortzetting van het eerdere programma Rechten van de mens en het programma Internationaal recht, beide bij de vorige onderzoeksvisitatie goed beoordeeld (beoordelingscijfer 4). Tevens maken van het programma Rechten van de mens onderzoekers deel uit die eerder in verschillende, kleinere programma s binnen de faculteit Rechtsgeleerdheid participeerden. Voor welk soort onderzoek hebt u gekozen (grondslagen of anders, evt. mix) Het programma bestaat uit onderzoek dat in beperkte mate toepassingsgericht is. Voor het grootste deel is het programma gericht op vragen die betrekking hebben op de functie van grondrechten in verschillende contexten. In belangrijke mate zijn daarbij grondslagenvragen in het geding. Hoe belangrijk is het perspectief van de internationalisering voor uw programma, en waaruit blijkt dat? Het programma is geschreven in het volle besef dat internationale ontwikkelingen de plaats van grondrechten in belangrijke mate bepalen. Dat is al in de meest directe zin het geval doordat grondrechten in de Nederlandse rechtsorde in belangrijke mate internationale grondrechten zijn, die beschermd worden door grondrechtsnormen in verdragen als het EVRM en het IVBPR. Ook de ontwikkeling van het recht van de Europese Unie is voor de grondrechten relevant. Daarnaast spelen grondrechten een rol binnen de ontwikkeling van internationale instituties en het beleid van deze instituties. Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het programma De wetenschappelijke relevantie van het hier geschetste programma bestaat hierin, dat een toegespitste bundeling wordt beoogd van een veelheid van onderzoeksactiviteiten die thans plaatsvinden binnen de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de EUR. Daarmee wordt een synergie mogelijk die in tot dusver ontwikkelde onderzoeksprogramma s simpelweg op grond van hun schaal moeilijker te realiseren was. Voor de ontwikkeling van het denken over grondrechten is dit van groot belang. Ontwikkelingen op dit terrein kunnen niet slechts op nationaal of internationaal niveau worden begrepen, maar moeten waar mogelijk en doenlijk in hun onderlinge samenhang worden geanalyseerd. Ook de samenwerking tussen onderzoekers uit de hoek van het publiekrecht en van het privaatrecht binnen dit programma is wetenschappelijk van groot belang. De laatste jaren is door beoefenaars van het privaatrecht steeds meer aandacht besteed aan de constitutionalisering van het vermogensrecht (o.a. Smits, Nieuwenhuis, Hesselink). Omgekeerd is voor constitutionalisten de horizontale werking van grondrechten, en voor internationale juristen de rol van nongouvernementele organisaties bij de bescherming van grondrechten een belangrijk vraagstuk (vgl. Van Genugten en Flinterman 2003). Onderlinge uitwisseling van inzichten kan hier zeer bevruchtend zijn voor de theorievorming op verschillende vakgebieden. 38

39 Daaraan toe te voegen dat de wetenschappelijke relevantie voor een deel ook bestaat in het streven naar een beter begrip van de relatie tussen grondrechten en de historische context, met name als het gaat om de overgang van een niet-democratisch en niet-rechtsstatelijk regime naar een democratisch-rechtsstatelijk regime. Daaraan wordt in het programma op verschillende wijzen aandacht besteed, onder andere in samenwerking met historici binnen en buiten de onderzoekschool Rechten van de mens. De studiemiddag over Overgangen naar Rechtsstatelijkheid op 9 september 2005 was hiervan een eerste resultaat. Geef een korte en lange termijnplanning van het onderzoek Korte termijn: 2006 Bezetting Sanders-wisselleerstoel Rechten van de mens door prof. mr W.M.E. Thomassen, seminars over Transnationale dialoog tussen rechters en over Grondrechten en privaatrecht, en over Grondrechten in de Europese Unie, organisatie Toogdag (jaarlijkse conferentie) onderzoekschool Rechten van de mens, seminar met Stephen Breyer (april 2006), voorbereiding van bundel Interpretatie van grondrechten door de wetgever Winterlezing Rechten van de mens; Bundel Interpretatie van grondrechten door de wetgever, met werkconferentie voorjaar Verdere ontwikkeling van succesvolle thema s binnen het programma s, zoals Transitional Justice (groeithema), Legitimacy in International Law, Grondrechten en rechtshandhaving. Lange termijn Uitbreiding samenwerking met andere (niet-juridische) disciplines, verdieping van de samenwerking tussen verschillende juridische vakgebieden binnen het programma. Met name versterking van de samenwerking tussen publiekrecht en privaatrecht is hier van groot belang. Geef een publicatieprofiel Beoogde publicaties Divers: zowel boeken, dissertaties als wetenschappelijke artikelen in tijdschriften en bundels. Primair wetenschappelijke publicaties, vakpublicaties maken niet als zodanig deel uit van de onderzoeksdoelstellingen van het programma. Hetgeen niet wil zeggen dat ze in het geheel niet worden gewaardeerd (zie verder onder deelname aan maatschappelijk debat). Hoe ziet u de relatie tussen het programma en de rechtspraktijk? De relatie tussen programma en de rechtspraktijk verschilt per onderdeel van het programma. In het gedeelte Grondrechten en rechtshandhaving is de relatie met de praktijk vrij direct, terwijl in andere delen van het programma sprake is van een meer indirecte relatie. Is er een relatie tussen het programma en het onderwijs in bachelor- en/of masterfase, en zo ja, welke? Op vele verschillende manieren is het programma relevant voor het onderwijs. In de eerste plaats omdat er een keuzevak Rechten van de mens en grondrechten bestaat alsmede een 39

40 keuzevak Human Rights in International Law, daarnaast omdat er in verschillende vakken zowel in de bachelor- als de masterfase aandacht wordt besteed aan rechten van de mens: de verplichte bachelorvakken Inleiding publiekrecht, Staatsrecht, Materieel Strafrecht, alsmede gedeeltelijk in verschillende keuzevakken (onder andere personen- en familierecht). Oriëntatie en methode Welke benadering van het onderzoek hebt u gekozen: een mono-, multi-, en/of interdisciplinaire benadering? Juridisch onderzoek op het gebied van de rechten van de mens zou weinig waard als het niet in ieder geval mede antwoord gaf op de kernvragen Wat mag de overheid ten opzichte van de burgers? en Welke aanspraken hebben burgers ten opzichte van de overheid? Een juridisch antwoord veronderstelt een correcte normhypothese, een beschrijving van wat rechtens wel en niet is toegestaan. Dit vormt de eerste dimensie van juridisch onderzoek, de harde kern ervan. Daarnaast zijn in juridisch onderzoek drie andere dimensies van belang. De tweede dimensie wordt gevormd door meer abstracte theorievorming over kernnoties die deel uitmaken van de onder de eerste dimensie vallende normhypotheses. Vragen als Wat is botsing van grondrechten? komen hierbij aan de orde. De derde dimensie betreft de ontwikkeling van juridische begrippen en de onderlinge wisselwerking van deze begrippen. Een voorbeeld is de ontwikkeling van het evenredigheidsdenken. In de theorievorming over gelijkheid wordt gesignaleerd dat evenredigheidsvragen een steeds belangrijker deel zijn gaan uitmaken van beslissingen over gelijkheid en discriminatie. De derde dimensie van juridisch onderzoek bestaat uit theorievorming over dit soort ontwikkelingen. Ook beschrijvingen en analyses van stijlen van rechtspraak en wetgeving vormen hiervan een voorbeeld. De vierde dimensie betreft de wisselwerking tussen juridische ontwikkelingen en hun maatschappelijke en historische context. In het onderzoeksprogramma Bescherming van grondrechten in complexe rechtsordes komen de vier verschillende dimensies allemaal aan de orde. Een juridisch onderzoeksprogramma kan niet zonder onderzoek dat betrekking heeft op de eerste hiergenoemde dimensie, die van de correcte beschrijving van normhypotheses. Met name op het gebied van het strafrechtelijk onderzoek binnen ons programma is dit type onderzoek aan te treffen (publicaties van prof. mr. P.A.M. Mevis, Dr. T. Blom, mr. J. Uit Beijerse en mr. A. Hartmann). Ook het onderzoek van prof. mr. A. Nuytinck (privaatrecht) betreft in de eerste plaats deze dimensie. In 2006 is hier versterking te verwachten met ander onderzoek op privaatrechtelijk terrein (prof. mr. S.D. Lindenbergh). Ook van de bekleedster van de Sanders-wisselleerstoel in 2006, prof. mr. W.M.E.Thomassen, wordt verwacht dat zij op dit gebied een bijdrage zal leveren. De tweede en derde hier genoemde dimensie zijn goed vertegenwoordigd in het onderzoek binnen staats- en bestuursrecht (publicaties van prof. mr R. de Lange en prof. dr. mr. D. Mentink). Kenmerkend voor het Rotterdamse onderzoek op het gebied van de rechten van de mens wordt gevonden dat er een relatief grote openheid bestaat ten aanzien van de historische en maatschappelijke context van het recht. In het onderzoek van Mentink over Decentraal onderwijsbeleid wordt deze thematiek verder uitgewerkt. Te verwachten is dat in 2006 hier een verdere versterking zal plaatsvinden door uitbreiding van het onderzoek dat betrekking heeft op de bescherming van grondrechten door de wetgever, en de verhouding rechter-wetgever bij de bescherming van grondrechten (met name onderzoek van Dr W.S.R. Stoter). 40

41 Welke methoden van onderzoek hanteert u en waarom (zoals klassiek juridisch, rechtsvergelijkend, empirisch)? De nadruk ligt in dit onderzoek op juridische onderzoeksmethoden, met een open oog voor rechtsvergelijking en voor de wisselwerking met sociaal-wetenschappelijk en geesteswetenschappelijk ((rechts)filosofisch, historisch) onderzoek. Zoals in de vorige paragraaf aangeduid, komen de verschillende dimensies aan de orde. Daarbij moet wel worden aangetekend dat er binnen de onderzoeksgroep niet een preliminair methoden-debat heeft plaatsgevonden, dat heeft geleid tot een bewuste keuze in dit opzicht. Explicitering van hetgeen hier is beschreven, en verdere uitwerking van deze thematiek in de vorm van publicaties, zal nog moeten plaatsvinden. Wat is de verhouding tussen individueel en gezamenlijk onderzoek? Het meeste onderzoek in het programma wordt individueel verricht. Maar samenwerking tussen onderzoekers wordt gestimuleerd. Resultaten in 2005: publicaties van Hartmann en Rogier, en Hey, De Lange en Mevis. Ook voor de komende jaren staan gezamenlijke publicaties op het programma (onder andere het kleinere project Toegang tot de bestuursrechter, onderzoek dat wordt verricht door leden van de sectie Staats- en bestuursrecht). Hoe zou u de onderzoekscultuur van het programma beschrijven? Er wordt ook bij individueel onderzoek gestreefd naar bevordering van samenwerking, stimulering van onderlinge peer reviews, commentaren op concept-onderzoeksrapporten, gezamenlijke beoordeling van nieuwe onderzoeksplannen (zowel facultaire als externe aanvragen). Studenten nemen geen deel aan het onderzoek, wel wordt gestimuleerd dat scriptie-onderwerpen op het terrein van het programma worden gekozen. Incidenteel nemen gastonderzoekers deel aan het onderzoek van het programma (bijvoorbeeld mr C. van der Sluis bij de sectie Staats- en bestuursrecht). Welke samenwerkingsverbanden zijn er, nationaal of internationaal; geef aan hoe zij bijdragen aan benadering en methode, en aan de resultaten van het programma. Binnen onderzoekschool Rechten van de mens: strafrecht, staats- en bestuursrecht, en samenwerking met historici. Zie bijvoorbeeld de publicatie van Mentink en Vermeulen. Buiten onderzoekschool: samenwerking met onderzoekers uit andere juridische faculteiten (bijv. op het gebied van Europees bestuursrecht, Overheidsaansprakelijkheid, Grondrechten in de multiculturele samenleving, zie bijvoorbeeld de publicatie van De Lange en Van Maanen) Hebt u door het organiseren van symposia, wetenschappelijke bijeenkomsten, nationaal en/of internationaal, bijgedragen aan het wetenschappelijke debat binnen uw programma? Symposia en andere bijeenkomsten 2005 Studiemiddag Overgangen naar rechtsstatelijkheid 9 september 2005 met bijdragen van Bob de Graaff en Ton Zwaan over voormalig Joegoslavië, Larissa van den Herik over het Rwanda-tribunaal, Beatrice de Graaff over de DDR, en Wouter Veraart over het rechtsherstel in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Georganiseerd in samenwerking met 41

42 het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Utrecht, en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies (Amsterdam). Agenda april Breyer, rechter Supreme Court USA, Seminar Interpreting Our Democratic Constitution 28 april Internationale studiedag over rechtsherstel na de Tweede wereldoorlog, georganiseerd door Laurens Winkel (rechtsgeschiedenis) 1 juni Seminar met Willy Thomassen Onderwerp Grondrechten en privaatrecht, met bijdrage van Siewert Lindenbergh 28 september (vermoedelijke datum) EU en grondrechten 10 november Annual Conference School of Human Rights Research Onderwerp: Transitional Justice Deelnemers: leden van de onderzoekschool rechten van de mens (vanuit faculteiten Maastricht, Utrecht, Tilburg, Leiden, Rotterdam, Leuven) 24 november oratie Willy Thomassen 12 december Rechten van de mens dag (onderwerp wordt in voorjaar bekend bekend) Najaar 3 gastcolleges van Willy Thomassen in het kader van het keuzevak Rechten van de mens en grondrechten Verder start in 2006 werk aan een bundel Interpretatie van grondrechtsnormen door de wetgever (te verschijnen 2007 / 2008) met deelname van vooral Rotterdamse onderzoekers vanuit zoveel mogelijk verschillende juridische disciplines. Evaluatie Onderzoeksresultaten Wat heeft het onderzoek inhoudelijk gebracht (verhouding tot onderzoeksvragen)? Bezien we uitsluitend de programmaperiode 2005 dan is het nog wat vroeg om al definitieve onderzoeksresultaten te beschrijven. Wel komt uit het overzicht van publicaties naar voren dat grondrechten een rol kunnen spelen bij het opbouwen en vormgeven van instituties. Eveneens wordt in verschillende publicaties duidelijk dat de bescherming van grondrechten in belangrijke mate afhankelijk is van de rechtspraak en van de plaats en taak van de rechter, maar dat zij daarvan niet uitsluitend afhankelijk mag zijn. Zo wordt bijvoorbeeld in de publicatie van Mentink over Decentraal onderwijsbeleid uitvoerig ingegaan op de relatie tussen grondrechten (met name in het onderwijsrecht) en beleid dat door bestuursorganen wordt gevoerd. Promoties Geef alle promoties aan die over de beoordelingsperiode binnen het programma zijn gerealiseerd. 14 april 2005 Mr. G. Anders Titel: Civil servants in Malawi: Cultural dualism, moonlighting and corruption in the shadow of good governance. Promotoren: Prof.dr. E Hey en Prof.dr. C.E. von Benda-Beckman Uitgever: Rotterdam: EUR, 265 pp In 2005 is G. Anders gepromoveerd. Voor het overige zijn in het programma Rechten van de mens geen promoties gerealiseerd. Daarvoor is een eenvoudige verklaring: niet- 42

43 gepromoveerde onderzoekers die geen promovendus zijn mogen krachtens facultair beleid geen deel uitmaken van onderzoeksprogramma s, en het aantal promovendi binnen het programma bedroeg slechts 2. In de loop van 2005 zijn verschillende nieuwe promovendi in het kader van het programma met hun onderzoek begonnen. B Mensen en middelen Geldbronnen Eerste geldstroommiddelen worden verkregen doordat stafleden van de faculteit rechtsgeleerdheid hun onderzoekstijd (of een deel daarvan) in het programma mogen inbrengen, zulks in overleg met de programmaleider. Bijdrage van tweede en derdegeldstroommiddelen was in 2005 gering. Financiële middelen voor congresbezoek en reizen zijn adequaat. Verder wordt verwezen naar onderdeel E. van het algemeen deel van het rapport. Onderzoekers Tabel 1 Leden rechten van de mens Rang Naam 2005 Hoogleraar Prof. dr. R. de Lange 0,35 Mw. Prof. dr. E. Hey 0,17 Prof. dr. D. Mentink 0,35 Prof. dr. P.A.M. Mevis 0,20 Prof. dr A.J.M. Nuytinck 0,20 Prof. dr.l.j.j. Rogier 0,18 Prof. dr. J.W. de Zwaan 0,18 Universitair Hoofddocent Mr. dr. F.A.N.J. Goudappel 0,18 Dr. A.R. Hartmann 0,17 Dr. T. Blom 0,18 Mw. dr. E.M. Galenkamp 0,21 Universitair Docent Mw. dr. J. uit Beijerse 0,18 Dr. J.R.C. Tieman 0,28 Mw. dr. W.S.R. Stoter 0,15 Promovendi Mr. M. Jagielski 0,75 Mr. J. de Lange 0,70 Mr. N.K.S. Redner 0,75 Mr. J.M. ten Voorde 0,75 Totaal 5,93 43

44 C Reputatie en leiderschap Academische reputatie Zoals hierboven aangegeven is het programma Rechten van de mens de voortzetting van met name de programma s op het gebied van Rechten van mens en van Internationaal recht, die beide met het cijfer 4 zijn beoordeeld door de visitatiecommissie Onderzoek Rechtsgeleerdheid. Prof. mr. R. de Lange (programmaleider) is voorzitter van de beroeps- en bezwaarschriftencommissie van NWO en lid van het bestuur van de Staatsrechtkring Prof. dr. mr. D. Mentink is voorzitter van de Vereniging voor Onderwijsrecht, eindredacteur van het Jaarboek Onderwijsrecht en was lid van de selectiecommissie NWO-subsidies Programmaraad Onderwijsinderzoek (PROO) in Aan Mentink werd voor de periode een NWO vervangingssubsidie toegekend. Titel aanvraag: Decentralisatie van onderwijsbeleid juridisch genormeerd. Prof. mr. P.A.M. Mevis is vaste annotator van de Nederlandse Jurisprudentie, lid van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en neemt zitting in de redacties van Pareltjes Strafrecht, Delikt en Delinkwent, Studiepockets Strafrecht en Handboek Strafzaken. Prof. dr. E. Hey is lid van de Adviescommissie Waterstaat en lid van de Comissie Volkerenrecht. Zij heeft opgetreden als referent voor NWO projecten en heeft eveneens projecten beoordeeld voor de Finse Academie voor Wetenschappen en de Zwitserse Academie voor Wetenschappen. Zij is lid van het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Internationaal recht sinds 1998 en neemt zitting in de redacties van het Netherlands Yearbook of International Law, de Editorial Advisory Board of the journal International Enviromental Agreements: Politics, Law and Economics, Netherlands International Review, Editorial Board of the International Journal of Marine and Coastal Law en International Law FORUM Du Droit International. Verder is zij lid van IUCN s Council on Enviromental Law. Prof. mr. AJ.M. Nuytinck is redacteur van het tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht. Leiderschap Geef aandacht aan de wijze waarop de interne evaluatie van het onderzoek in het programma is georganiseerd. Wie is verantwoordelijk voor de voortgang van het programma en voor de aansturing en coördinatie van het onderzoek? Hoe worden die bewaakt? Zijn er tussentijdse beoordelingen/evaluaties en wat zijn de sancties bij het niet behalen van de doelstellingen (ook op het niveau van de individuele onderzoeker)? Hoe zorgt u ervoor tijdig leemten en gebreken op het spoor te komen? Hoe worden programmatische veranderingen in de loop van de tijd ingepast? Met de nieuwe onderzoeksprogrammering van de faculteit Rechtsgeleerdheid is ook een nieuw proces van kwaliteitsbewaking en voortgangsbewaking op gang gekomen. Binnen het programma Rechten van de mens is dit proces als volgt georganiseerd. Jaarlijks vindt een interne beoordelingsronde plaats. De deelnemende onderzoekers zenden hun publicaties toe aan de programmaleider, die de voortgang met de individuele onderzoekers bespreekt, prestatie-afspraken voor de komende periode maakt, waarbij hij eventueel zelf met suggesties kan komen voor onderzoeksvragen, na te streven publicaties, en bijstelling van de 44

45 onderzoeksplannen op kortere en middellange termijn. Voorzover nodig vindt daarover ook overleg plaats met de voorzitters van de secties waarvan de onderzoekers deel uitmaken. Jaarlijks wordt ook bezien of in de publicaties daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de beantwoording van de onderzoeksvragen. Mede naar aanleiding daarvan kan het programma worden bijgesteld. Onderzoekers die onvoldoende bijdragen aan de voortgang van het onderzoek (zulks uiteraard in relatie tot de voor hen beschikbare onderzoekstijd in het kader van het programma) worden uit het programma gezet. Maatschappelijke relevantie Besteed in elk geval aandacht aan de volgende aspecten: Voor de rechtswetenschap is de relatie met de rechtspraktijk belangrijk. Komt die tot uiting in het publicatiebeleid? Hoe geeft u vorm aan de maatschappelijke relevantie van het programma? Neemt men 9. bijvoorbeeld Maatschappelijke deel relevantie aan het maatschappelijke debat in niet-juridische media? Waaruit blijkt dat? Gelet op de opmerkingen over de multiculturele en pluriforme samenleving, over mondialisering en over de nationale en internationale ontwikkeling van grondrechtsnormen is het maatschappelijk belang van het hier geschetste programma groot. Beleidsrelevantie als toegespitste vertaling van maatschappelijke relevantie bezit veel van de hier aan de orde zijnde theorievorming evenzeer. Bij de verschillende onderdelen van het programma is dit een vast aandachtspunt. Deelname aan maatschappelijk debat: zie verschillende vakpublicaties. Scouting en personeelsbeleid Werving van nieuwe onderzoekers is thans in eerste instantie een aangelegenheid van de verschillende secties. In zoverre kan de programmaleider hierin geen sturende rol vervullen, behoudens in die gevallen waarin hij direct of indirect betrokken wordt bij de selectie van nieuwe medewerkers (in de sectie waarvan hij zelf deel uitmaakt of als lid van benoemingsadviescommissies). Wel vindt incidenteel tussen sommige individuele deelnemers aan het programma overleg plaats over de vraag hoe het programma door initiatieven in de personele sfeer kan worden versterkt. Vanuit het programma bezien moet worden gezegd dat scouting en gerichte werving nog in de kinderschoenen staat. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het een punt van aandacht is, waarbij het facultair klimaat momenteel gunstig lijkt te zijn voor gerichte initiatieven. Een voorkeur voor aanwerving op een bepaald functieniveau is er daarbij niet. Voor meer informatie wordt verwezen naar onderdeel E. van het algemeen deel. 45

46 D Onderzoeksresultaten in cijfers Onderstaand treft u aan de tabellen met daarin opgenomen de kernpublicaties (tabel 1) de programmaresultaten in cijfers over 2005 (tabel 2) en vervolgens de volledige wetenschappelijke output over 2005 (tabel 3). Tabel 1 kernpublicaties J. Uit Beijerse, De inverzekeringstelling: de wettelijke uitgangspunten en de eigen weg van de praktijk, Delikt en Delinkwent 35 (9), p (2005). E. Hey, Exercising Delegated Public Powers. Multilateral Environmental Agreements and Multilateral Funds, in: R. Wolfrum & V. Röben (eds.), Developments of International Law in Treaty-Making, Berlin 2005, p E. Hey, R. de Lange, P.A.M. Mevis, De transnationale dialoog tussen rechters inzake afstemming van Europese en nationale grondrechten, NJB 2005, p (korte versie, lange/complete tekst op R. de Lange, Noodrecht en grondrechten, NJCM-bulletin p (2005). R. de Lange, Tussen gelijkheid en waarschijnlijkheid: het evenredigheidsbeginsel in uitzonderingssituaties, in: A.J. Nieuwenhuis, B.J. Schueler en C.M. Zoethout (red.), Proportionaliteit in het publiekrecht, Deventer 2005, p P.A.M. Mevis, De gedetineerde als rechtssubject, in: E.R. Muller & P.C. Vegter (red.), Detentie. Gevangen in Nederland, p (2005). Tabel 2 programmaresultaten in cijfers Mensenrechten Wetenschappelijke publicaties 2005 Monografieën Monografieën + internationaal Dissertaties 2 Boeken 2 Boeken + internationaal Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften + internationaal Artikelen in overige tijdschriften 11 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal 1 Boekdelen 13 Boekdelen + internationaal 3 Bundels 1 Totaal 33 Vakpublicaties 2005 Monografieën 1 Boeken 1 Artikelen 9 Boekdelen 2 Annotaties 9 Overige 2 Totaal 24 Overige onderzoek-output 2 Totaal alle publicaties 59 46

47 Tabel 3 Volledige outputlijst Wetenschappelijke publicaties Dissertaties Anders, G. (2005, april 14). Civil servants in Malawi: Cultural dualism, moonlighting and corruption in the shadow of good governance. EUR, 265 pp. ((co-)promot.: Prof.Dr. E. Hey & Prof.Dr. K. von Benda-Beckmann). Efthymiou, N.S. (2005, september 28). De organisatie van regelgeving voor Nederlands Oost-Indië: Stelsels en opvattingen ( ). Universiteit van Amsterdam, 672 pp. ((co-)promot.: Prof.mr. J.M. de Meij). Boeken Hartmann, A.R., & Leeuw, B.J.G. (2005). Richtlijnen voor strafvordering : een artikelsgewijs overzicht van de uitgangspunten van strafvordering bij delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Den Haag: SDU Uitgevers, 299 pp. Maanen, G.E. van, & Lange, R. de (1983). Onrechtmatige overheidsdaad. Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter (vierde druk). Deventer: Kluwer, 205 pp. Boekdelen Beijerse, J. uit, & Swaaningen, R. van (2005). Gevangen in Nederland. In G.J.N. Bruinsma (Ed.), Basisteksten in de criminologie II (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Beijerse, J. uit (2005). De SOV-maatregel 'in uitvoering' in de Rotterdamse stadsgevangenis. In G.J.N. Bruinsma (Ed.), Basisteksten in de criminologie II (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Efthymiou, N.S. (2005). Artikel 1 van de Grondwet vóór In A.W. Hins, A.J. Nieuwenhuis, & J.H. Reestman (Eds.), Recht en Reede. Opstellen aangeboden aan mr. J.L. de Reede (pp ). Deventer: Kluwer. Hartmann, A.R. (2005). Úna/Ne bis in idem, een commentaar bij HR 21 september 2004, LJN-nr AO4045/NJ 2005, 18. In C.P.M. Cleiren, Th.A. de Roos, & A.H. Khan (Eds.), Nieuwsbrief strafrecht select, Titel op omslag: NbSr select : jurisprudentie uit Nieuwsbrief strafrecht (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Lange, R. de (2005). Conforme interpretatie en rechterlijke rechtsvorming, Bijdrage liber amicorum J.L. de Reede. In A.J. Nieuwenhuis & J.H. Reestmann (Eds.), Met Recht en Reede (pp ). Deventer: Kluwer. Lange, R. de (2005). Moderne gelijkheid. In J.H. Gerards, S. Stuurman, & R. de Lange (Eds.), Moderne gelijkheid (pp. 9-20). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Lange, R. de (2005). Tussen gelijkheid en waarschijnlijkheid: het evenredigheidsoordeel in uitzonderingssituaties. In A.J. Nieuwenhuis, B.J. Schueler, & C.M. Zoethout (Eds.), Proportionaliteit in het publiekrecht (pp ). Deventer: Kluwer. Mentink, D. (2005). Het rigide grondwetsartikel en ontwikkelingen rond constitutionele toetsing. In D. Mentink & J.M.M. van de Ven (Eds.), Jaarboek onderwijsrecht (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Mentink, D. (2005). Mag een Raad van Toezicht van de onderwijswetgever?. In F.H.J.G. Brekelmans e.a. (Ed.), Educational Governance (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Mevis, P.A.M., Jordaans, A.H.E.C., & Wöretshofer, J. (2005). Strafrecht, EVRM en Grondwet. In A.H.E.C. Jordaans (Ed.), Praktisch strafrecht (Liber amicorum Jan Reijntjes) (pp ). Nijmegen: Wolf Legal Publishers. Mevis, P.A.M. (2005). Hoofdstuk 13, De gedetineerde als rechtssubject. In E.R. Muller & P.C. Vegter (Eds.), Detentie. Gevangen in Nederland (pp ). Alphen aan den Rijn: Kluwer. 47

48 Boekdelen + internationaal Artikelen in overige tijdschriften Nuytinck, A.J.M., Tuil, M.L., Lely, J.H., Beijer, F.M., Grapperhaus, J.J.M., Harreman, M.M.L., Mierlo, A.I.M. van, Imhoff, Z.H. van, Wamelen, C.G.M. van, Westrik, R., & Beekhoven Van Den Boezem, M.B. (2005). Geschillenbeslechting door een niet-overheidsrechter: een gewenste ontwikkeling?. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Stoter, W.S.R. (2005). Belangenafweging in de praktijk. In R. den Boer (Ed.), De droomjurist (pp ). Den Haag: Hoofddirectie Juridische Zaken, Ministerie van VenW. Goudappel, F.A.N.J. (2005). Subsidiarity under the Draft Constitution for Europe. In E. Piontek (Ed.), Reformowanie Unii Europejskiej. Wybrane problemy prawne okresu przemian (pp.?-?). Kraków: Kantor Wydawniczy ZAKAMYCZE. Hey, E. (2005). Exercising Delegated Public Powers. Multilateral Environmental Agreements and Multilateral Funds. In R. Wolfrum & V. Röben (Eds.), Developments of International Law in Treaty Making (pp ). Berlin: Springer. Hey, E. (2005). Reviewing Implementation of the LOS Convention and Emerging International Public Law. In A.G.O. Elferink (Ed.), Nova et Vetera Iuris Gentium, Stability and change in the Law of the Sea: The role of the LOS Convention (pp ). Leiden: Martinus Nijhoff Publishers. Beijerse, J. uit (2005). De inverzekeringstelling: de wettelijke uitgangspunten en de eigen weg van de praktijk. Delikt en Delinkwent, 35(9), Blom, T. (2005). 'Afluisteren van een advocaat', De zaak Aalmoes & 112 anderen. NJCM Bulletin. Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten, 30(5), Galenkamp, E.M. (2005). Religieuze overtuigingen en het discriminatieverbod. Enkele bedenkingen bij het leerstuk van interpretatieve terughoudendheid. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(mei), Goudappel, F.A.N.J., & Romein, S.H. (2005). Evolving Legal Personality: The Case of European Union Citizenship. Ius Gentium, 2005(11), Hey, E., Lange, R. de, & Mevis, P.A.M. (2005). De transnationale dialoog tussen rechters inzake afstemming van Europese en nationale grondrechten. Nederlands Juristenblad (NJB), 80(33), Lange, R. de (2005). Noodrecht en grondrechten. NJCM Bulletin. Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten, 2005(5), Mentink, D. (2005). Scheiding van opvoeding en overheid als onderwijsconstitutioneel beginsel. Over ouders, pedagogische autonomie en vrijheid van richting. NTOR. Nederlands Tijdschrift voor Onderwijsrecht, 17(3), Nuytinck, A.J.M. (2005). Renovatie van de derde tranche tot herziening van het huwelijksvermogensrecht (Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen). Maandblad voor vermogensrecht, 15(12), Stoter, W.S.R. (2005). Burgers hebben er recht op te weten wat ze van de overheid kunnen verwachten... Sociaal Maandblad Arbeid (SMA), 2005(6),

49 Tieman, J.R.C. (2005). Brussel heeft over definitie afvalstoffenbegrip niets te zeggen. Milieu en Recht (M&R), 2005(4), Tieman, J.R.C. (2005). Niselli: laatste stukje in puzzel begrip afvalstof?. Nederlands Tijdschrift voor Europees recht, 2005(2), Artikelen in overige tijdschriften + internationaal Bundels Vakpublicaties Monografieën Boeken Boekdelen Artikelen Annotaties Hey, E., & Andresen, S. (2005). The Effectiveness and Legitimacy of International Environmental Studies. International Environmental Agreements: Politics, Law and Economics, 5, Mentink, D., & Ven, J.M.M. van de (Ed.). (2005). Jaarboek onderwijsrecht Den Haag: Sdu Uitgevers, 116 pp. Momirov, A. (2005). Accountability of international organizations in postconflict governance missions. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 70 pp. Stoter, W.S.R. (2005). Meer zicht op certificering. Extern rapport in opdracht van Kenniscentrum wetgeving. Tilburg: Schoordijk Instituut, 57 pp. Beijerse, J. uit (2005). Hoofdstuk 16. Politie en jeugdstrafrecht. In A.Ph. van Wijk e.a. (Ed.), Politie en jeugd. Inleiding voor de praktijk (pp ). Den Haag: Elsevier Overheid. Mevis, P.A.M., Jordaans, A.H.E.C., & Wöretshofer, J. (2005). Voorwoord. In A.H.E.C. Jordaans (Ed.), Praktisch strafrecht (Liber amicorum Jan Reijntjes) (pp. V-VIII). Nijmegen: Wolf Legal Publishers. Beijerse, J. uit (2005). Een verlengd verblijf van jeugdigen in politiecellen: een wettelijke gelegitimeerde misstand. Proces. Maandblad voor Berechting en Reclassering, 2005(3), Beijerse, J. uit (2005). Jeugdigen in politiecellen. Naschrift. Proces. Maandblad voor Berechting en Reclassering, 2005(5), Lange, R. de (2005). Rode draad: Mensenrechten en terrorismebestrijding. NJCM Bulletin. Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten, 30(5), Mentink, D. (2005). Scheiding van kerk en staat?. School en Wet, 2005(1), 4-4. Mevis, P.A.M. (2005). Binnentreden in een woning. Een reactie. Strafblad, 2005(2), Nuytinck, A.J.M. (2005). Gezagsperikelen. Familie- en Jeugdrecht, 27(4), Nuytinck, A.J.M. (2005). Boekbespreking [Review of B.E. Reinhartz, Het notariaat: heel speciaal?!]. Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 136(6622), Nuytinck, A.J.M. (2005). Scheiden op z'n Luchtenvelds of scheiden op z'n Donners? Allebei!. Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 136(6648), Rogier, L.J.J. (2005). Recent Developments In Administrative Law In The Netherlands and In The European Union. Jurnal Hukum Internasional, 2(2), Mevis, P.A.M., & Lange, J. de (2004, november 16). Rechtbank 's- Gravenhage 16 november 2004, (regimesverschraling) (KG 04/1214; Hofhuis). Rechtbank 's-gravenhage. Sancties. Tijdschrift over Straffen en Maatregelen, 2005(1), 6. Mevis, P.A.M. (2004, november 23). Noot onder HR 23 november 2004, Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers art. 2, 3. Hoge Raad. 49

50 Overige Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(108), 3. Mevis, P.A.M. (2004, september 7). Noot onder HR (Strafkamer) 7 september 2004, Sv art. 334 lid 4, 440. HR (Strafkamer). Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(98), 11. Mevis, P.A.M. (2005, february 8). Noot onder HR (Strafkamer) 8 februari 2005, nr /03. HR (Strafkamer). Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(514), 10. Nuytinck, A.J.M. (2004, june 18). Huwelijkse voorwaarden en daarvan afwijkend, onderling overeenstemmend gedrag van echtgenoten, C03/021HR. Hoge Raad. Ars Aequi, 54(6), 6. Nuytinck, A.J.M. (2004, november 12). Vernietiging door verwekker van erkenning door niet-verwekker, R03/098HR. Hoge Raad. Ars Aequi, 54(9), 6. Nuytinck, A.J.M. (2004, september 24). Verbod van grootouderadoptie, R03/122HR. Hoge Raad. Ars Aequi, 54(1), 4. Tieman, J.R.C. (2004, december 14). Annotatie bij Nr. 48. Hoge Raad. Jurisprudentie Milieurecht, 9(5), 3. Tieman, J.R.C. (2005, april 27). Annotatie onder ABRS 27 april 2005 en ABRS 29 juni 2005, nrs ABRvS. Administratiefrechtelijke Beslissingen, 2005(34), 4. Hey, E., & Andresen, S. (Eds.). (2005). International Environmental Agreements: Politics, Law and Economics, 5. Mevis, P.A.M., Jordaans, A.H.E.C., & Wöretshofer, J. (Ed.). (2005). Praktisch strafrecht (Liber amicorum Jan Reijntjes). Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 642 pp. Overige onderzoeksoutput Galenkamp, E.M. (2005, may 31). Tweedeling in de Nederlandse samenleving. Verdieping Integratiebeleid. interview. Tieman, J.R.C. (2005, april 20). Is dit afval of toch niet?. Nieuwegein, Lezing congres Kansrijk, SenterNovem. 50

51 E Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Sterkte-zwakte-analyse Vooropmerking: gelet op de beperkte periode waarover wordt geëvalueerd zijn dit slechts voorlopige en beknopte opmerkingen. Ontwikkelingen gaan gemiddeld in gunstige richting, en over twee jaar is hier meer over te zeggen. Sterktes van en in het programma Goede samenwerking tussen beoefenaars van verschillende juridische disciplines. Een artikel als Hey Mevis De Lange 2005 is een zeldzaamheid waar we trots op zijn. Bereidheid van individuele onderzoekers om mee te denken over ontwikkeling van het programma als geheel, en over de verhouding tussen hun individuele onderzoeksinteresses en het programma. Constructieve sfeer. Voor 2006 en 2007 staat een vrij groot aantal activiteiten op het programma. Sommige aandachtsgebieden worden goed gedekt door publicaties in Dat geldt voor strafrecht en rechtshandhaving, dat geldt voor institutionele aspecten van grondrechten (inclusief rechtsbescherming, toegang tot de rechter, e.d.). Er zit groei in het programma. Voor 2006 wordt een uitbreiding verwacht met Lindenbergh en Stoter, de Sanders-wisselleerstoel wordt in 2006 bezet door W.M.E. Thomassen, en er is opnieuw sprake van een aantal plannen voor promovendusaanvragen. Voor 2006 en 2007 is te voorzien dat het onderwerp Interpretatie van grondrechtsnormen door de wetgever een meer prominente plaats in het programma en in het onderzoek zal gaan innemen. Dit onderwerp is in het algemeen in het Nederlandse grondrechtenonderzoek nogal onderbelicht, en te verwachten is dat het Rotterdamse onderzoek in dit opzicht een eigen bijdrage zal kunnen leveren. Zwaktes van en in het programma Te weinig full-time medewerkers hebben al hun onderzoekstijd in dit programma zitten. Op hgl-niveau slechts 1 (De Lange), op ud/uhd-niveau slechts 3 (Efthymiou, Stoter, Tieman, alledrie in de sectie Staats- en bestuursrecht). Doordat De Lange ook programmaleider is, ontstaat een vrij sterk accent op de publicaties en activiteiten uit de hoek van staats- en bestuursrecht. In 2006 wordt gestreefd naar verbreding in dit opzicht, onder andere door het versterken van het aandeel van privaatrecht (prof. mr. S.D. Lindenbergh) en het versterken van de samenwerking met de leerstoel Recht van de Europese Unie (vanaf bezet door prof. dr. F. Amtenbrink). Er zit nog een zekere versplintering in het programma. Op het eerste gezicht is er sprake van iets teveel hobbyisme en individuele prioriteiten. Daar moet echter direct bij worden aangetekend dat die onmisbaar zijn voor innovatie en voor voldoende motivatie om aan de facultaire publicatie-eisen te voldoen en lidmaatschap van een programma te verdienen. Het onderzoeksbeleid van de faculteit, dat inhoudt dat voor het behoud van volledige onderzoekstijd lidmaatschap van een van de vier programma s een vereiste is, brengt met zich mee dat binnen de afzonderlijke programma s een zekere breedheid moet worden aanvaard. Dat geldt ook voor Bescherming van grondrechten in complexe rechtsordes: onderzoekers die enthousiasme en deskundigheid tonen ten aanzien van onderwerpen op het gebied van Rechten van de mens, zullen door de programmaleider niet gemakkelijk kunnen 51

52 worden afgewezen, temeer als niet duidelijk is in welk ander facultair programma zij terecht kunnen. De mede hieruit voortvloeiende breedheid wordt voorlopig als een deugd gezien. Zij kan een kracht van het programma worden indien we erin slagen om de onderzoekers vanuit de verschillende disciplines met enige regelmaat bijeen te brengen en hen te stimuleren over de grenzen van hun eigen discipline heen te kijken. Organisatorisch en uit het oogpunt van management van het onderzoeksprogramma is dit echter wel degelijk een probleem. Het aandachtsgebied multiculturele samenleving in het programma komt in publicaties nog te weinig uit de verf. Voornamelijk Galenkamp publiceert op dit terrein (en zie ook Gerards / Stuurman / De Lange 2005). Overwogen moet worden dit gedeelte niet meer als zelfstandig deelgebied binnen het onderzoeksprogramma te handhaven. 52

53 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Veiligheid Titel programma: Veiligheid en toezicht Programmaleider: Prof. mr R.V. De Mulder MBA Rechtsgebieden: strafrecht, staats- en bestuursrecht, europees en internationaal recht, privaatrecht, rechtseconomie, recht en technologie, rechtssociologie en rechtstheorie. Startdatum en looptijd: 1 januari 2005 tot 1 januari 2009 Formele samenwerkingsverbanden 7 : Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid Het onderzoeksprogramma 'Veiligheid en toezicht' is een multidisciplinair samenwerkingsverband tussen onderzoekers verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam die in de meeste gevallen tevens deel uitmaken van de Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid. In het programma worden zowel theoretische, empirische als normatieve vragen rondom Veiligheid en toezicht behandeld. Deze vragen spelen een rol in internationaal, nationaal en lokaal verband. Zij komen aan de orde binnen overheidsorganisaties, binnen het bedrijfsleven en in andersoortige organisaties (bijvoorbeeld non profit organisaties, kerkelijke organisaties, verenigingen en zelfs gezinnen). Probleemstelling De wereld waarin wij leven is heftig in beweging. Er is sprake van "globalisatie" en daarmee gepaard gaan verschijnselen als open grenzen en de uitbreiding van de EU, de gespannen internationale verhoudingen tussen arm en rijk, tussen christendom en islam en de toenemende dreiging van het terrorisme. Concrete gebeurtenissen die de schaduwzijde van globalization duidelijk maken zijn: 11e september, Sars, migratie, de deconfiture van grote global companies (bijvoorbeeld ENRON, AHOLD en Arthur Anderson). Er een toenemend gevoel van onveiligheid en ook in objectieve zin zijn er mogelijk minder zekerheden, is er grotere onveiligheid. Ook van belang is het proces van Europese integratie. In ons land worden burgers en overheid geconfronteerd met nieuwe regels (directives) die hier geïmplementeerd en gehandhaafd moeten worden. Ook dat is een effect van internationalisering: minder nationale speelruimte voor bepaling van eigen beleid. Met name in de westerse landen is het dominante mensbeeld veranderd; burgers zijn individualistischer en rationeler geworden. Het vertrouwen in maatschappelijke instituties (politiek, bedrijfsleven) is daarbij afgenomen. Charisma en traditie hebben hun waarde als legitimatie van overheidsmacht verloren. Waarden als rechtsstatelijkheid en recht op 7 In het kader van de te ontwikkelen smart mix- aanvraag is er samenwerking met RSM, kennisintensieve bedrijven en de rechtbank Rotterdam. 53

54 bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden, op het eerste gezicht enigszins tegenstrijdig, kritisch ter discussie gesteld bij het opeisen van veiligheid. De situatie van ogenschijnlijk onbeheersbare ontwikkelingen waarmee burgers en overheden geconfronteerd worden, roept in de Westerse wereld behoefte op aan meer controle, grotere greep op gebeurtenissen, meer transparantie. Daarbij komen onvermijdelijk talrijke dilemma's naar voren, tal van empirische en normatieve vragen: hoe verkrijgt men controle? ten koste waarvan? is controle altijd wenselijk? Voorbeelden vormen cameratoezicht, preventieve fouillering, particuliere bewakingsbedrijven. De dreiging van het terrorisme levert de wenselijkheid op van het systematisch toezicht houden op het telefoon- en internetverkeer alsmede het financiële verkeer, iets waar iedere burger opeens mee geconfronteerd kan worden. Die burger wint misschien aan veiligheid, maar in hoeverre verliest hij (grond-) rechten als privacy, recht op informatie. Een ander voorbeeld vormt de haven. Enerzijds is het ongestoorde, vrije verkeer van geld, goederen mensen van vitaal belang; anderzijds gaat dit ten koste van controle, beheersing van processen. Een dilemma. Weegt rechtshandhaving zwaarder dan het economische belang; hoe moeten die twee tegen elkaar worden afgewogen? Empirisch: welke risicoprofielen kan men maken, heeft het effect, kan de invoer van drugs met risicoprofielen, scans en extra toezicht worden tegenhouden? Theoretisch zijn deze kwesties rond toezicht van belang omdat in de uitoefening ervan verschillende 'handhavingsystemen" elkaar naderen, in elkaar overgaan, met elkaar interfereren. In het voorbeeld van de haven: toezicht/controle kan vanuit het strafrecht, maar ook met fiscale bevoegdheden of administratierechtelijke middelen uitgevoerd worden. In de praktijk loopt dit alles door elkaar. Serieuze vragen rond de vrije informatie-uitwisseling tussen de systemen kunnen worden gesteld. Ook over afstemming en criteria voor afstemming roepen principiële vragen op over de 'geaardheid' van het strafrecht en het administratief recht. Een nieuw begrip, 'responsabilisering', begint opgeld te maken. Hiermee wordt bedoeld dat nietstrafrechtelijke diensten met preventie/repressie van criminaliteit worden belast. Technologie De technologische ontwikkelingen vormen bij de problemen van Veiligheid en toezicht een bijzondere omstandigheid. Nieuwe technologieën brengen nieuw vragen met zich mee. Van sommige technologieën is het evident dat er gevaren aan verbonden zijn, zoals wapentechnologie en atoomenergie. Andere technologieën blijken pas tot sociale problemen te leiden wanneer ze op zeer grote schaal worden toegepast, maar dan kan het al te laat zijn voor effectief ingrijpen. Onderzoeksvragen met betrekking tot dit aspect van Veiligheid en toezicht zijn: - Hoe kunnen de totstandkoming, de productie en het gebruik van nieuwe technologieën en de sociale, economische en juridische effecten daarvan worden gevolgd en gereguleerd? - Op welke wijze kan nieuwe technologie en in het bijzonder toezichttechnologie, met inachtneming van maatschappelijke, economische en rechtsstatelijke randvoorwaarden, dienstbaar gemaakt worden aan het vergroten van maatschappelijke veiligheid? Toezicht en compliance De eerder aangeduide grote maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden ook de positie en het functioneren van grote ondernemingen, en vice-versa. Het onvermogen van nationale overheden en internationale intergouvernementele organisaties zoals de OECD, ILO of de Europese Unie om multinationale ondernemingen effectief te reguleren en het toenemend 54

55 wantrouwen hebben geleid tot versterking van diverse vormen van extern toezicht op bedrijven. De toenemende behoefte aan controle, transparantie en verantwoording manifesteert zich op allerlei terreinen, zowel nationaal als internationaal. Op wetgevend terrein is bijvoorbeeld de recente Wet Toezicht Financiële Verslaggeving een concreet voorbeeld van de versterking van toezicht. Het meest opmerkelijk echter is de versterking van Toezichthouders (zoals de NMA, de AFM) en de toename van hun bevoegdheden en sanctiemogelijkheden. Naast deze versterking van het administratief toezicht op ondernemingen, wordt in toenemende mate ook gebruik gemaakt van strafrechtelijke middelen om het gedrag van ondernemingen en hun managers te reguleren. De strafrechtelijke aanpak van organisatie-criminaliteit is een van de prioriteiten geworden van het OM, en de recente oprichting van het Functioneel Parket moet verzekeren dat belangrijke strafzaken deskundig en voortvarend worden voorgelegd aan de rechter. Naast deze publiekrechtelijke middelen worden ook het civielrechtelijk instrumentarium in stelling gebracht. De in de jaren tachtig ingevoerde misbruikwetten die een persoonlijke aansprakelijkheid introduceerden voor bestuurders in geval van fraude of wanbestuur bij faillissement worden regelmatig toegepast. Tegelijkertijd doet zich een andere ontwikkeling voor in de regulering van het gedrag van grote ondernemingen. Een markant voorbeeld hiervan is de code Tabaksblat. Deze ontwikkeling is juist gebaseerd op vertrouwen in het (zelf)regulerend vermogen van grote ondernemingen. Opmerkelijk is dat overheden in dit opzicht voor een twee sporenaanpak opteren. Immers naast het versterken van extern toezicht wordt tegelijkertijd erkend dat het erg moeilijk is om grote ondernemingen extern te controleren. Ook toezichthouders onderkennen dat extern toezicht weinig efficiënt en effectief is als niet vanuit de ondernemingen zelf verantwoordelijkheid wordt gevoeld voor maatschappelijk verantwoord gedrag en de naleving van regels. Binnen ondernemingen is in de afgelopen twee decennia veel aandacht besteed aan corporate governance, compliance, en business ethics. Door middel van het stimuleren van zelfregulering en bedrijfsinterne handhaving heeft de overheid deze beweging in belangrijke mate ondersteund. De roep om meer extern toezicht is een hieraan strijdige beweging. Aan het bovenstaande kan worden toegevoegd dat een smart mix subsidie wordt voorbereid voor indiening bij NWO voor 1 september 2006 op het gebied van toezicht en compliance. Vragen met betrekking tot toezicht en compliance De kernvraag is hoe deze beide bewegingen van toezicht en compliance op elkaar inwerken. Leidt de versterking van extern toezicht tot verzwakking van intern toezicht, en omgekeerd de verzwakking van extern toezicht tot versterking van het zelfregulerend vermogen van grote ondernemingen? In hoeverre nemen de mogelijkheden en de noodzaak van zelfregulering toe naarmate ondernemingen meer internationaal opereren? In hoeverre kunnen ondernemingen ook toezicht houden over de grenzen van hun eigen organisaties, bijvoorbeeld op hun toeleveranciers en in de internationale ketens waarin zij opereren (en hun strategie kan evolueren van ketenaansprakelijkheid naar ketenverantwoordelijkheid )? Hoe reageren de normadressanten uiteindelijk op het versterkte externe toezicht? Is er sprake van een cumulerend effect van over elkaar heen buitelende nationale en internationale regels en toezichthouders? In hoeverre divergeren en/of convergeren internationale regels en instituties en waarom? In hoeverre is sprake van extra- territorialiteit in de regels en jurisdicties van regelgevers en regelhandhavers? Algemene vragen Uiteindelijk gaat het ook om de vraag wat de kosten en baten zijn van externe regelgeving en toezicht versus bedrijfsinterne zelfregulering en disciplinering. Het versterkte externe toezicht 55

56 roept ook de vraag op naar het toezicht op de toezichthouders. Hoe is bij toezichthouders de scheiding geregeld tussen onderzoek en sanctieoplegging? Kan de informatie verkregen uit controle of toezicht worden gebruikt in strafrechtelijke procedures; of omgekeerd in hoeverre kunnen feiten verkregen uit de opsporing benut worden voor administratieve sancties? Hoe zorgen we voor dat spontane vormen van (democratische) governance (zoals civil society en NGO s) effectief zijn en blijven? En hoe blijven bij dit alles de beginselen van onze rechtsstaat gewaarborgd? Plaatsbepaling tot eerder onderzoek van de onderzoeksgroep Het thema van het programma Veiligheid en Toezicht is vastgesteld in de loop van het jaar Een aanzienlijke groep leden van de Onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid heeft zich reeds in de loop van het jaar 2004 bereid verklaard op dit thema het onderzoek te gaan verrichten. Inmiddels liep echter de her-erkenningsprocedure van de OMV. In deze periode bestond er onzekerheid over het voortbestaan van de OMV en over de rol die het bredere thema, Maatschappelijke Veiligheid, zou spelen in het onderzoek van de betreffende stafleden. De her-erkenning heeft langer geduurd dan aanvankelijk was voorzien. Zo heeft, in de zomer van 2005, de Onderzoekschool de gelegenheid gekregen aan een aantal verzoeken van de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS) te voldoen en nadere maatregelen te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal projecten c.q. een aantal deelnemers uit de OMV zijn verwijderd. In december 2005 is de her-erkenningsaanvraag van de OMV door de Erkenningscommissie Onderzoekscholen gehonoreerd. Dat betekent dat de OMV voor de periode een door de KNAW erkende onderzoekschool zal zijn. Ondanks de onzekerheid veroorzaakt door de her-erkenningsprocedure is er met het thema Veiligheid en Toezicht goede voortgang geboekt. Dit blijkt uit het tot stand komen van drie bundels in het jaar 2005 alsmede uit de voortgang c.q. de voltooiing van een tiental proefschriften die op het thema betrekking hadden. Ook zijn er in het eerste deel van 2006 een tweetal belangrijke lezingen gepubliceerd die als kernpublicatie voor het thema kunnen gelden. In de loop van het jaar 2006 zal er over het thema tussen de deelnemers aan het programma en anderen binnen en buiten de faculteit der rechtsgeleerdheid van de EUR intensiever worden gedebatteerd. Er worden diverse conferenties en seminars aan dit thema gewijd. Voorbeelden zijn de De Doelderdag 2006 (Veiligheid, vertrouwen en good governance), het LEFIS (Europees netwerk Legal Framework for the Information Society) seminar Monitoring and Supervising. Vanaf september worden door Van Boom en De Mulder maandelijkse seminars met als thema compliance and control georganiseerd. De in 2004 en 2005 verschenen artikelen, bundels en dissertaties vormen een gemeenschappelijke basis voor de deelnemers aan de seminars. Voor welk soort onderzoek hebt u gekozen (grondslagen of anders, evt. mix) In het programma Veiligheid en Toezicht zijn uiteenlopende disciplines vertegenwoordigd. De kracht van het onderzoek ligt dan ook in het combineren van de verschillende disciplines en methoden van onderzoek, Binnen het programma bestaat gedegen kennis over zowel de empirische als de traditioneel-juridische ( hermeneutische ) methode. Binnen de empirische methode is er de keus dan wel de combinatiemogelijkheid van kwantitatief-kwalitatief. Ook hiervoor geldt dat beide benaderingen goed tot hun recht moeten komen. Het thema leent zich tot juridisch-normatieve analyse van wat er gaande is op het 56

57 terrein van het veiligheidsbeleid, maar biedt ook veel aanknopingspunten voor zowel kwalitatief als kwantitatief empirisch onderzoek. Voorts kunnen nog twee dimensies of disciplinaire invalshoeken worden onderscheiden, die bij de uitvoering van dit programma onmisbaar zijn. In de eerste plaats is dat de historische invalshoek. In de tweede plaats het internationale, vergelijkende perspectief dat betrokken moet worden bij het doen van alle onderzoek. De onderzoeksbenadering brengt dus met zich mee, dat niet voor slechts een of enkele methoden van onderzoek is gekozen. Naast de reeds genoemde methoden zijn er de vragen van wenselijk recht en beleid en wenselijke technologie. Dit soort vragen van opbouwende kritische reflectie wordt soms wel aangeduid als scenario-onderzoek en ook aan dit element zal aandacht worden besteed. Samenvattend kan worden gezegd dat qua methoden en technieken het programma breed is opgezet. De methodologie van het programma is multidisciplinair en in toenemende mate ook interdisciplinair. Hoe belangrijk is het perspectief van de internationalisering voor uw programma, en waaruit blijkt dat? Internationaliseren is een belangrijk element in de werkwijze en plannen van het programma. De faculteit der rechtsgeleerdheid heeft in dit opzicht een groeiende status. Er zijn steeds meer Engelstalige programma s (Master International law, LLM Business and Trade law, European doctorate in Law and economics en Master International and Comparative Criminology). In deze programma s worden door diverse deelnemers aan het programma vakken gedoceerd. De meeste senior-leden van het programma maken deel uit van internationale netwerken; zie hierna de academische reputatie van de deelnemers. Een aantal individuele leden zijn internationaal erkend als uitstekende onderzoekers in hun veld, zoals rechtseconoom prof. dr. R. van den Bergh. Aan het programma wordt deelgenomen door een aantal leden van de secties internationaal en Europees recht. In 2005 is een internationaal congres over veiligheid georganiseerd. Ook in 2006 wordt tenminste een international seminar worden gehouden. Het aantal publicaties in het Engels is niet onaanzienlijk en neemt toe. Steeds meer promovendi schrijven hun proefschrift in het Engels en dit wordt ook bevorderd, onder meer door hen te stimuleren reeds in een eerder stadium van hun onderzoek in het Engels te publiceren. Zij worden ook in de gelegenheid gesteld buitenlandse congressen te bezoeken. In de nu lopende periode van 2006 tot 2008 zal een toenemend aantal onderzoekers uit het buitenland worden uitgenodigd. Het organiseren van congressen wordt bevorderd, het opzetten van en deelnemen aan internationale onderzoeksprojecten wordt bevorderd, evenals het schrijven van internationale publicaties. Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het programma Wetenschappelijk belang Het programma 'veiligheid en toezicht' maakt onderdeel uit van een faculteit der rechtsgeleerdheid. De wetenschappelijke traditie van juridische faculteiten heeft - wereldwijd - een geheel ander karakter dan het soort onderzoek en het soort benaderingen dat hier wordt 57

58 voorgestaan. De rechtswetenschap maakt echter een transitie, mogelijk zelfs een revolutie door. Van praktijkjuristen en beoefenaren van de rechtswetenschap wordt meer en meer verwacht dat zij kennis hebben van bedrijfskunde, technologie, sociologie en psychologie. De traditionele, 'hermeneutische' rechtswetenschap wordt geconfronteerd, later naar verwachting geïntegreerd met empirische inbreng van velerlei aard. Het is deze ontwikkeling waarin de OMV en het programma Veiligheid en toezicht een rol willen spelen. Een veelheid aan disciplines - traditioneel juridisch zowel als empirisch neemt aan het onderzoeksprogramma deel. Tegelijkertijd is de probleemstelling voldoende specifiek om de beoogde samenwerking te laten plaatsvinden. 'Toezicht' is een uitdagend, maar toch overzichtelijk probleemveld. Maatschappelijke relevantie Wanneer niet wordt voorzien in de wetenschappelijk behoefte aan nieuw, multi- en interdisciplinair onderzoek op het terrein van recht, maatschappelijke veiligheid en toezicht, heeft dat mogelijk reeds op korte termijn maatschappelijk consequenties. Maatschappelijk gezien is kennis van toezicht van toenemend belang. Er is een sterk groeiend scala van toezichthouders. De rechterlijke macht heeft een belangrijke toezichtfunctie, maar wie bewaakt deze toezichthouders en wie is verantwoordelijk voor hun efficiënte en doelmatige functie-uitoefening? De rechtstaat staat ter discussie, de Trias Politica staat onder druk. Het vertrouwen in justitie is een belangrijk onderwerp, waarbij bijvoorbeeld de manier waarop rechters omgaan met maatschappelijke druk in geruchtmakende strafzaken aan de orde wordt gesteld. Maar ook t.a.v. de andere machten van de Trias wordt om meer toezicht gevraagd. De Mulder (1998, 'The Digital Revolution: From Trias to Tetras Politica'. In: I.Th.M Snellen and W.B.H.J. van de Donk, eds., 'Public administration in an information age', Amsterdam) heeft naar voren gebracht dat een aanvulling van de Trias met een vierde macht, de toeziende macht, onvermijdelijk is. Mogelijk zien wij dit nieuwe element al verschijnen in de vorm van instituties als Algemene Rekenkamer, Ombudsman, NMA en OPTA. Ook het recente thema van toezicht en compliance is in naar voren gekomen als gevolg van maatschappelijke problemen. Het onderzoek kan zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven belangrijke inzichten opleveren. Momenteel wordt nationaal en internationaal veel geld geïnvesteerd in de versterking van extern toezicht, maar de vraag is wel of deze investeringen voldoende rendement opleveren. Evenzo wordt door grote ondernemingen sterk geïnvesteerd in compliance. Maar wat zijn tot dusverre de ervaringen en bereikte resultaten? Het onderzoeksprogramma is er op gericht om direct toepasbare kennis en instrumenten te produceren voor toezicht, rekeninghoudend met maatschappelijke opvattingen en verwachtingen. Aan dergelijke evidence based knowledge bestaat momenteel grote behoefte. Op het grensvlak van wat als wetenschappelijk belang en wat als maatschappelijke relevantie kan worden aangeduid ligt een vorm van wetenschapsbeoefening die binnen het programma en in de OMV wordt bevorderd: buitenpromovendi. Rond het thema maatschappelijke veiligheid zijn in Nederland en daarbuiten talrijke beroepsbeoefenaren actief die enerzijds behoefte hebben aan bijscholing en education permanente, doch die anderzijds een belangrijke inhoudelijke bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek inzake veiligheid en toezicht. De organisaties waarbij zij in dienst zijn (rechterlijke macht, ministeries, advocatenkantoren, (buitenlandse) universiteiten, zijn niet zelden bereid zulk onderzoek te ondersteunen. Deze vorm van samenwerking tussen beroepsbeoefenaren en universiteit kan van groot belang zijn voor kennisuitwisseling zowel als verwerving van nieuwe kennis. 58

59 Geef een korte en lange termijnplanning van het onderzoek Het onderzoek loopt vooralsnog tot 1 januari Ook in het jaar 2008 zullen nog publicaties verschijnen als resultaat van het onderzoek. Het onderzoeksdoel is te komen tot interdisciplinaire (als volgende fase van multidisciplinaire) en internationale benadering van het thema veiligheid en toezicht. Het programma beoogt ook een uitstraling te hebben naar andere onderzoeksgroepen, binnen zowel als buiten de faculteit der rechtsgeleerdheid. Wanneer evaluatie in 2008 uitwijst dat deze doelstellingen gerealiseerd zijn, liggen een voorzetting en een verdere uitbouw (bijvoorbeeld in de vorm van een MTI, of door toe te treden tot een verwant MTI) voor de hand. Geef een publicatieprofiel Over de gehele periode tot 2008 wordt gestreefd naar het produceren van een gestadige stroom van dissertaties. Het aantal te realiseren promoties: 1. promovendi: volgens planning 2. promovendi binnen FRG, niet zijnde promovendi: p.m. 3. buitenpromovendi: enkelen, zijn moeilijk te plannen. In deze fase wordt ook nog voorzien in publicatie van multi- en in toenemende mate interdisciplinaire 8 bundels, waarin verschillende benaderingswijzen, specifieke thema s en onderlinge verbanden worden uiteengezet. Door diverse onderzoekers wordt regelmatig meegewerkt aan het vervaardigen van wetenschappelijke rapporten (WODC, Europees) Gestreefd wordt naar aan toenemend aantal artikelen in toptijdschriften. De aard van het thema en de samenstelling van de lijst van deelnemers brengt met zich mee dat gedurende de looptijd van het programma ook vakpublicaties en annotaties zullen verschijnen. Hoe ziet u de relatie tussen het programma en de rechtspraktijk? Het programma heeft tot doel de aanwezige know-how en de tijdens het programma opgedane kennis ook op een meer directe manier dan door middel van publicaties te doen toekomen aan de rechtpraktijk. Leden van het programma maken deel uit van overheids- (soms internationale) adviescommissies, hebben nevenfuncties in de rechterlijke organisatie en treden op als docenten en consultants. Er nemen aan het programma ook enkele buitenpromovendi deel die werkzaam zijn in de rechtspraktijk. 8 Zoals geformuleerd en gedefinieerd in het rapport Stolker. 59

60 Is er een relatie tussen het programma en het onderwijs in bachelor- en/of masterfase, en zo ja, welke? De studie criminologie (in den brede) en de rechtenstudie aan de Erasmus Universiteit (deels) worden inhoudelijk en in personeel opzicht ondersteund door het onderzoek binnen het programma veiligheid en toezicht. De relatie met de opleiding criminologie heeft het College van Bestuur ertoe doen besluiten 9,6 ton beschikbaar te stellen voor een periode van 6 jaar. Oriëntatie en methode Welke benadering van het onderzoek hebt u gekozen: een mono-, multi-, en/of interdisciplinaire benadering? Gekozen is voor een multidisciplinaire benadering, uitgroeiend naar een interdisciplinaire. Het ligt in de bedoeling dat het percentage inter- of multidisciplinaire publicaties in 2007 tenminste 50 zal bedragen. Opgemerkt kan worden dat de van 2004 tot en met begin 2006 voltooide proefschriften in meerderheid reeds interdisciplinair van aard zijn. Welke methoden van onderzoek hanteert u en waarom (zoals klassiek juridisch, rechtsvergelijkend, empirisch)? Zie hierboven onder Methodologie. Wat is de verhouding tussen individueel en gezamenlijk onderzoek? Het merendeel van het onderzoek vindt plaats in groepsverband. Deze groepen zijn veelal door hun aard reeds multidisciplinair: criminologie, rechtseconomie, rechtssociologie, penologie. Er heeft voorts bredere groepsvorming plaatsgevonden: bestuursstrafrecht, toezicht en compliance, toezicht en technologie, en andere. Hoe zou u de onderzoekscultuur van het programma beschrijven? Hoewel er veelal wordt gewerkt in groepsverband, is er geen review cultuur. Er wordt aan gewerkt wetenschappers van buiten bij het onderzoek te betrekken (wisselleerstoel, congressen, OMV-bijeenkomsten). Er is binnen de faculteit een initiatief genomen tot onderzoeksseminars over het onderwerp compliance and control (De Mulder en Van Boom). Promovendi participeren in het onderzoek en nemen deel aan in het kader van OMV georganiseerde activiteiten. De onderzoekscultuur is duidelijk in ontwikkeling. E.e.a. kan niet los worden gezien van de ontwikkelingen in het onderzoeksbeleid van de faculteit der rechtsgeleerdheid. Van belang voor de onderzoekscultuur is ook het volgende. Het kenmerk van onderzoek dat plaatsvindt in multidisciplinaire thematische onderzoekscholen is altijd een zekere tweezijdigheid. Enerzijds hebben de onderzoekers zich aangesloten bij de onderzoekschool vanwege hun belangstelling voor en hun onderzoeksactiviteiten inzake het onderzoeksthema, doch anderzijds hebben zij vrijwel altijd tevens de intentie deskundig te zijn en te blijven in hun eigen discipline. Gewoonlijk zullen beide aspecten van deze tweezijdigheid zich ook uiten in publicaties. Het is dan denkbaar dat participanten van een onderzoekschool zowel meer 60

61 traditionele publicaties, bijvoorbeeld leerboeken, het licht doen zien als dat zij meewerken aan puur themagerichte publicaties van een al dan niet multidisciplinair karakter. Deze situatie is in de afgelopen jaren erkend en wordt ook als wenselijk gezien. Welke samenwerkingsverbanden zijn er, nationaal of internationaal; geef aan hoe zij bijdragen aan benadering en methode, en aan de resultaten van het programma Het belangrijkste samenwerkingsverband is dat met de OMV. De faculteit der rechtsgeleerdheid is penvoerder van deze onderzoekschool. Reeds kwantitatief is het programma veiligheid en toezicht van groot belang voor de OMV. Hebt u door het organiseren van symposia, wetenschappelijke bijeenkomsten, nationaal en/of internationaal, bijgedragen aan het wetenschappelijke debat binnen uw programma? Integratiedagen OMV (2004, 2006) Symposia OMV Congres Veiligheid internationaal recht De Doelderdag 2005 Veiligheid en toezicht Winterlezing 2006 De Doelder De Doelderdag 2006 (n.a.v. bundel Veiligheid, vertrouwen en Good governance) Symposium (LEFIS) Monitoring & supervision (juni 2006) Evaluatie Onderzoeksresultaten Wat heeft het onderzoek inhoudelijk gebracht (verhouding tot onderzoeksvragen)? Bij de evaluatie van de onderzoeksresultaten tot dusver dient men zich te realiseren dat maatschappelijke veiligheid als thema voor juridisch onderzoek al betrekkelijk nieuw is en dat het thema veiligheid en toezicht pas dateert van juni Het thema en de daaraan verbonden vragen komen voort uit nieuwe maatschappelijke omstandigheden die om nieuwe kennis vragen. Desalniettemin is het mogelijk aan de hand van de publicaties in 2004, 2005 en het eerste deel van 2006 reeds de contouren aan te geven van wat er aan resultaten van het onderzoek op dit thema verwacht kan worden. Promoties Geef alle promoties aan die over de beoordelingsperiode binnen het programma zijn gerealiseerd Voor een programma als het onderhavige, dat deel uitmaakt van een onderzoekschool, vormen de tot stand gekomen proefschriften een eerste en belangrijk element van de evaluatie. De volgende dissertaties zijn verschenen: Baal, P., Computer simulations of criminal deterrence, onderzocht door middel van computersimulatie het maatschappelijk mechanisme van afschrikking van criminaliteit via 61

62 informatie. Voor het thema is van belang dat uit deze studie blijkt dat niet alleen rechtstreekse informatie over strafoplegging een rol speelt, maar ook de informatie die afkomstig is van ervaringen met strafoplegging in de naaste omgeving. Minder informatie omtrent de effectiviteit van de rechtshandhaving kan leiden tot meer criminaliteit. Het is daarom van belang dat mensen de pakkans juist kunnen inschatten, ook al is deze laag. Brink, A. van den, Regelgeving in Nederland ter implementatie van EU-recht, gaat in op de onzekerheid die voortvloeit uit het implementeren van EU-richtlijnen. In Nederland is ervoor gekozen de vaststelling van implementatieregelgeving op dezelfde manier te behandelen als zelfstandige nationale regelgeving. Bij de vaststelling van implementatieregelgeving is de wetgever(dus ook het parlement) echter inhoudelijk aan handen en voeten gebonden. Door procedureel toch vast te houden aan de gewone waarborgen en uitgangspunten, kan zelfs de valse verwachting gewekt worden dat het parlement nog de vrijheid heeft de inhoud van wetgeving eigenhandig te bepalen. De problemen rond de implementatie van de Biotechnologierichtlijn zijn daar een voorbeeld van. Van den Brink bepleit onder meer een vereenvoudigde wetsprocedure om deze problemen te ondervangen. Kleve, P., Juridische iconen in het informatietijdperk, onderzocht de juridische vragen die ontstaan naar aanleiding van de snelle technologische ontwikkelingen zoals strafbaarheid van computercriminaliteit, de houdbaarheid van het traditionele auteursrecht, het goedskarakter van software en dergelijke. De verwoede pogingen van nationale overheden en de EU om de technische en maatschappelijke ontwikkelingen - althans in de ogen van het publiek - onder controle te houden leiden tot een veelheid aan nieuwe wetgeving. Kleve beziet deze wetgevingsactiviteiten kritisch en komt tot de conclusie dat het maatschappelijk nut van de resulterende wetgeving gering is. Arcuri, A., Governing the risks of ultra-hazardous challenges for contemporary legal systems, gaat in op de bijdrage die wetgeving kan leveren aan het indammen van de risico s die verbonden zijn aan industriële activiteiten. Zij pleit voor de handhaving van het zogenoemde voorzorgprincipe. Dit komt erop neer dat fundamentele onzekerheid over risico s (bijvoorbeeld die van genetisch gemodificeerde organismen of de straling van mobiele telefonie) voor autoriteiten aanleiding kan zijn om in te grijpen. Veel wetgeving komt pas na een catastrofe tot stand en draagt vaak de naam van de ramp die eraan vooraf ging. De proefschriften van Kleve en Arcuri vormen ten aanzien van hun bijdrage aan het thema in zekere zin elkaars tegenhanger. De technologische ontwikkelingen en de verwachtingen die burgers hebben over de bescherming die overheden bieden tegen de gevaren, kunnen leiden tot overreactie zowel als tot ernstig tekortschieten, althans tot dergelijke tegenstrijdige appreciaties. Het programma Veiligheid en toezicht beoogt licht te werpen op de feitelijke en wenselijke rol van overheden in deze problematiek. Kwak, A.J., Het juridische knooppunt. De complexe belofte van modern juridisch professionalisme, brengt het spanningsveld in kaart waarin juristen in de moderne samenleving moeten opereren. De roep om effectiviteit en efficiëntie dwingt de jurist tot een pragmatische houding en dit staat vaak op gespannen voet met het bewaken van het gezag van het recht, en met de eis van transparantie en rechtszekerheid. In de proefschriften van Kleve en Arcuri speelt dit spanningsveld, dat voortvloeit uit de opmars van het rationele mensbeeld, ook een belangrijke rol. Wij vinden het onder meer ook terug in het hieronder te vermelden betoog van De Doelder (Rechter en terrorisme). 62

63 Visscher, L.T., Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht, hanteert het rationele mensbeeld zonder reserve. Het systematische analysekader van de rechtseconomie werpt een nieuw licht op een onbeslist discours. De drie hoofddoelen van het onrechtmatigedaadsrecht die in de hedendaagse Nederlandse juridische literatuur worden onderscheiden (compensatie, preventie en schadespreiding) komen in de rechtseconomische doelstelling (het minimaliseren van de kosten van schadeveroorzakende gebeurtenissen) alle terug, zij het dat compensatie wordt gezien als het middel waarmee de doelen van preventie en schadespreiding worden nagestreefd. De analyse leidt onder meer tot de conclusie dat de rechtseconomische invulling van de zorgvuldigheidsnorm - het afwegen van zorgkosten tegen de schade die ermee kan worden voorkomen - steun vindt in het Nederlandse recht. Voor het thema is van belang dat rechtseconomische analyse inzicht geeft in de effectiviteit van instrumenten die de maatschappelijke veiligheid kunnen bevorderen. De kosten van toezicht (nagaan of partijen zich aan regels en afspraken houden) spelen bij de analyse van die instrumenten veelal een rol. Gabry Vanderveen, Interpreting Fear, Crime, Risk and Unsafety, betoogt dat veel onderzoek en beleid op het veiligheidsterrein onvoldoende op empirische basis berust. De instrumentele en politieke rol die statistieken en de slachtofferenquêtes vervullen hebben een goede begripsomschrijving en valide meting van onveiligheidsbeleving in de weg gestaan. Zij voorziet in deze lacune en toont aan dat het begrip meerdere aspecten kent, met name de angst dat intimi (zoals partner of kind) iets naars overkomt, de angst dat iemand zèlf slachtoffer wordt, de inschatting van de ernst of omvang van de mogelijke gevolgen, de inschatting van de kans dat er echt iets naars gebeurt en ten slotte de veiligheidsgevoelens s nachts. Schoot, C.R.A. van der, Preventie van georganiseerde misdaad in Nederland. Beoordeling van de effectiviteit van preventieve maatregelen, tracht het probleem van de meetbaarheid van effectiviteit op te lossen door a. te kijken of de doelen en verwachtingen van de maatregel plausibel zijn en b. door aan de hand van concrete resultaten vast te stellen in hoeverre de doelstellingen in de praktijk zijn gehaald. Zij bestudeert een aantal maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van georganiseerde criminaliteit zoals de anti-witwasinterventie en de bestuurlijke aanpak van Amsterdam (met name het Van Traa-project en het integriteitsproject). Zij acht het logisch dat de Nederlandse overheid, in navolging van Amerikaanse en internationale initiatieven, invulling heeft gegeven aan de preventieve benadering. Preventieve maatregelen zijn naar haar oordeel echter vaak weinig specifiek waardoor het belangrijk is dat er wordt afgewogen tussen het beschermen van privacybelangen en het beschermen van veiligheidsbelangen. Dit proefschrift toont fraai de potentiële tegenstrijdigheid tussen enerzijds de toenemende neiging van de overheid onveiligheid te voorkomen en anderzijds de schade c.q. nieuwe onveiligheid die preventieve maatregelen met zich mee kunnen brengen. Bundels 9 De bundels brengen de diversiteit van het thema in kaart. Winkel, L.C. e.a., eds., Privatisering van Veiligheid. Deze bundel vormt een eerste verzameling artikelen van (overwegend) deelnemers aan het programma Veiligheid en toezicht. De meeste bijdragen zijn mono-disciplinair van aard, doch de bundel toont het brede scala van benaderingen en disciplines dat zich met het thema is gaan bezighouden. Rogier, L.J.J. en Doelder, H. de, eds. Toezicht. Opstellen over veiligheidstoezicht en markttoezicht. Deze bundel bestaat uit drie delen: 9 Ook van het internationale congres Veiligheid zal nog een bundel verschijnen. 63

64 1. Veiligheidstoezicht, nalevingstoezicht 2. Markttoezicht 3. Toezicht in perspectief Met name in de eerste twee delen zijn de bijdragen monodisciplinair van karakter, maar zij hebben alle zeer expliciet betrekking op het thema en tonen per bijdrage de wetenschappelijke en de maatschappelijke issues. Deel 2 is een reeks eerste verkenningen op het terrein van de nieuwe thematiek: toezicht en compliance. In het derde deel hebben de (twee) bijdragen een interdisciplinair karakter. Van de Bunt, Toezicht als onderzoeksdomein, geeft een overzicht van de juridische en empirische onderzoeksvragen die naar aanleiding van het thema naar voren komen. Hij onderscheidt extern en intern toezicht en stelt t.a.v. beide de vraag naar de effectiviteit. Onbekend is ook nog welke effecten de versterking van het externe toezicht zal hebben op het interne toezicht en wat de effecten zijn op andere vormen van controle. Kleve, De Mulder en Van Noortwijk brengen toezichtstechnologie in kaart en trachten de explosieve groei hiervan met behulp van overwegend economische / bedrijfskundige analyse - te verklaren. Vervolgens behandelen zij enkele juridische vraagstukken die uit de toepassing van toezichtstechnologie voortvloeien, ingedeeld in de categorieën privacy versus veiligheid, technologie en sociale controle en technologie en solidariteit. De conclusie is, dat juist de snel groeiende toepassing van toezichtstechnologie de noodzaak van meer toezicht, namelijk toezicht op de toezichthouders, met zich meebrengt. Lezing / oratie Doelder, H. de, Rechter en terrorisme (Winterlezing 2006) en Rogier, L.J.J., Preventieve bestuurlijk rechtshandhaving (Inaugurele rede Maart 2006), zijn twee geprononceerde en kritische bijdragen aan het thema Veiligheid en toezicht. Beiden schetsen de nieuwe en andere wetgeving die de overheid bevoegdheden geeft op allerlei terreinen preventief op te treden, veelal door het uitoefenen van intensief toezicht. De politiek zit bovenop het OM en de rechtspleging. Bevoegdheden uit het noodrecht zijn steeds gewoner geworden. Beide wetenschappers geven kritiek op de nieuwe wetgeving, doch richten hun hoop vooral op de rechterlijke macht. De rechter zou eerder moeten worden ingeschakeld (b.v. bij ontruiming van woningen en pensions, Rogier) en hij wordt meer en meer door rechtsbeginselen en mensenrechten gedwongen om een zelfstandig een oordeel te vellen over de aangebrachte zaken, waarbij soms van de wensen van de overheid moet worden afgeweken (De Doelder, met instemming van Rogier). Het is verleidelijk deze opvatting te confronteren met die van De Mulder dat de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen leiden tot een nieuwe toeziende macht, waarmee de Trias Politica wordt uitgebouwd tot een Tetras. 64

65 B Mensen en middelen Geldbronnen Verwezen wordt naar onderdeel E. van het algemeen deel van het rapport. Onderzoekers Tabel 1 Leden programma Veiligheid Rang Naam 2005 Hoogleraar Prof. dr. R. van den Bergh 0,15 Prof. dr. H.G. van der Bunt 0,17 Prof. dr. H. de Doelder 0,20 Prof.dr. J.M. van Dunné 0,25 Prof. dr. R.M.G.E. Foqué 0,07 Prof. dr. E. Hey 0,18 Prof. dr. N.J.H. Huls 0,05 Prof. dr. C.J. Loonstra 0,15 Prof. dr. M.A. Loth 0,05 Prof. dr. P.A.M. Mevis 0,15 Prof. Dr. R.V. De Mulder 0,28 Prof. dr. G. Overkleeft-Verburg 0,15 Prof. Dr. H.J.C. van Marle 0,05 Prof. dr. L.J.J. Rogier 0,17 Prof. dr. M.H. van der Woude 0,07 Prof. dr. J.W. de Zwaan 0,17 Prof. dr. A. de Bos 0,10 Universitair Hoofddocent Universitair Docent Dr. J.R. Blad 0,20 Dr. T. Blom 0,18 Dr. A.R. Hartmann 0,18 Mr. Dr. M. Hildebrandt 0,17 Dr. M.P. van der Hoek 0,35 Mr. R. Kottenhagen 0,35 Mr. Dr. H.O. Kerkmeester 0,20 Dr. R. Pieterman 0,35 Dr. R. van Swaaningen 0,35 Dr. F.A.N.J. Goudappel 0,18 Dr. W.S.R. Stoter 0,13 Dr. A. Arcuri 0,17 Dr. J. uit Beijerse 0,10 Dr. A. van den Brink 0,18 Dr. J.W. van der Hulst 0,35 Mr. P. Kleve 0,35 Dr. S.L. Gutwirth 0,07 Dr. R.J.H.M. Staring 0,35 Dr. D.A. Verwey 0,35 65

66 Universitair Drs. A.J.F. Kristen 0,75 Docent Dr. D. Zaitch 0,35 Drs. J.A. van Wilsem 0,10 Promovendi Mr. A. Danopoulous 0,75 Mr. M. Koevoets 0,75 Mr. Drs. M. Diaz 0,75 Mr. T. Ertuna 0,75 Mr. O. Ferguson-Sidorenkova 0,75 Mr. J. Lintz 0,75 Mr. E.K.J. Pladdet 0,75 Mr. C.A. van der Schoot 0,75 Drs. M.P.G. Peeters 0,75 Mr. J.A. Visser 0,75 Totaal 15,67 66

67 C Reputatie en leiderschap Academische Reputatie Het programma Veiligheid en toezicht maakt deel uit van de in 2006 door KNAW hererkende onderzoekschool OMV. Prof. mr R.V. De Mulder (programmaleider) is lid van diverse refereeschappen en beoordelingscommissie van NWO en was lid van de programmacommissie Maatschappij en Elektronische Snelweg. Hij was oprichter en vele jaren bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Informatica en Recht en redacteur van Computerrecht. Prof. mr. H. De Doelder is honorary hoogleraar Strafrecht aan de China University of Political Science and Law te Peking en honorary hoogleraar Strafrecht aan de East China University of Political Science and Law te Shanhai. Hij is voorzitter en lid van het bestuur van de Dutch Association for the Study of European Criminal Law en maakt deel uit van de regeringscommisie als lid-secretaris van de Commissie Herziening Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen en van Aruba. Verder is hij voorzitter van de onderzoekschool Maatschappelijke Veiligheid, voorzitter Transparancy International Nederland en bestuurslid van het Rotterdams Juridisch Genootschap. Prof. R.M.G.E. Foqué is sinds 2005 Voorzitter van de Jury voor de Internationale Spinozaprijs en lid van de Commissie Evaluatie Onderzoek Universiteit Utrecht in het kader van de visitatie onderzoek en is correspondent voor de KNAW. Verder neemt hij zitting in de redacties van het Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en Rechtstheorie, VUBPress Vrije Universiteit Brussel, Studia Anthropologica Katholieke Universiteit Leuven en is Special Advisor for Europe voor het International Journal for Philosophy of Crie and Criminal Law (Springer Verlag). Ook is hij lid geweest van de Begeleidingscommissie van grote internationale onderzoeksprojecten, voor de navolgende projecten; een openbaar ministerie voor de éénentwintigste eeuw ( ): IUAP-project K..U.Leuven-Facultés St-Louis Bruxelles-Université Catholique de Louvain); De paedagogische missie van het jeugdstrafrecht (NWO , Universiteit Utrecht; Mensenrechten van kinderen. Implementatie en toezicht via participatie IUAP-project K.U.Leuven, Universiteit Gent, Université Catholique de Louvain(sinds 2001);The loyalties of knowledge. The positions and responsabilities of the sciences and of the scientists in a democratic constitutional state IUAP-projectVrije Universiteit Brussel Universiteit Gent, Université Libre de Bruxelles, Fondation Universitaire du Luxembourg, Ecole Nationale Supérieure des Mines Parijs (sinds 2002) Mr. Dr. M. Hildebrandt is bestuurslid van de Vereniging voor Wijsbegeerte van het Recht en is lid van de redacties Criminal Law and Philosophy (start herfst 2006) en van de Editorial Board JIDIS (start herfst 2006) Zij ontving voor de periode een subsidie van BELSPO (Belgische Federale Belgium Science Policy) voor een internationaal interdisciplinair onderzoeksproject Prof. dr. E. Hey is lid van de Adviescommissie Waterstaat en lid van de Comissie Volkerenrecht. Zij heeft opgetreden als referent voor NWO projecten en heeft eveneens projecten beoordeeld voor de Finse Academie voor Wetenschappen en de Zwitserse Academie voor Wetenschappen. Zij is lid van het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Internationaal recht sinds 1998 en neemt zitting in de redacties van het Netherlands Yearbook 67

68 of International Law, de Editorial Advisory Board of the journal International Enviromental Agreements: Politics, Law and Economics, Netherlands International Review, Editorial Board of the International Journal of Marine and Coastal Law en International Law FORUM Du Droit International. Verder is zij lid van IUCN s Council on Enviromental Law. Prof. mr. C.J. Loonstra was van lid van het bestuur van de Vereniging voor Arbeidsrecht en is lid van de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Sociaal Recht en het Tijdschrift Arbeidsrechtelijke Annotaties. Prof. mr P.A.M. Mevis is vaste annotator van de Nederlandse Jurisprudentie, lid van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en neemt zitting in de redacties van Pareltjes Strafrecht, Delikt en Delinkwent, Studiepockets Strafrecht en Handboek Strafzaken. Prof. dr. R. van den Bergh is Member Advisory Board European Association of Law and Economics (tot september 2001 Voorzitter), neemt zitting in de redactie van de Editor Series New Horizons in Law and Economics, Edward Elgar is sedert 2005 lid van de Editorial Board Law and Economics Review en zat van in de redactie van International Review of Law and Economics. Hijis buitenlands lid van de Wetenschappelijke Commissie voor Rechtsgeleerdheid, Fonds voor Wetenschappelijk onderzoek, Vlaanderen, Belgie. Hij is fellow geweest aan de Higher School of Economics te Moskou (2002), aan LUISS Guido Carli te Rome (2002) en aan de Universiteit van Bologna (2003 tot en met 2005). Dr. M.P. van der Hoek ontving een eredoctoraat van de Ternopil Academy of National Economy in Hij was bestuurslid van de Euopean Assocaition for Evolutionary Political en is editor van Public Finance and Management. Hij is lid van de editorial board van de Review of Public Personnel Administration, Journal of European Economy, International Journal of Organization Theory and Behavior, International Advances in Economic Research, International Journal of Public Administration, Public Administration Quarterly, Journal of Public Budgeting, Accounting & Financial Management en Overheidsmanagement. Mr. dr. J.W. van der Hulst is secretaris van Dasec (studievereniging EU-sanctierecht) en redacteur van Jurisprudentie Wegenverkeersrecht. Prof. dr. H.J.C. van Marle was voorzitter van de sectie Forensische Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, President of the International Academy of Law and Mental Health, en Vice-President Research and Policy aan de International Academy of Law and Mental Health is thans lid van de Advisory Board van de International Association Forensic Mental Health Services. Hij nam zitting in de regeringscommissie Beleidsvisie TBS (2001) en in de commissie Drugsverslaafden in detentie van de Gezondheidsraad. Hij is lid van de Editorial Board van het International Journal of Forensic Mental Health Services en Forensische Psychiatrie und Psychotherapie, Werkstattschriften. Voorts is prof. dr. H.J.C. van Marle lid van het Curatorium Leerstoel Criminalistiek te Leiden en voorzitter van de Commissie Toezicht Leerstoel Forensische Psychologie te Nijmegen. Prof. mr. H. van de Bunt is directeur van de onderzoekschool maatschappelijke veiligheid en voorzitter van de accreditatiecommissie opleiding Forensic Sciences (UvA). Hij was voorzitter van de Nederlandse Verenging voor Criminologie ( ).Hij zit sinds 2001 in de Editorial Board van the European Journal of Crime and criminal Policy. 68

69 Prof. mr. G. Overkleeft-Verburg is lid van de Bezwaarschriftencommissie van NWO sinds 1998 en Voorzitter van de regeringscommissie Monitorcommissie ICT en administratieve lasten voor het Ministerie van Economische Zaken en annotator Jurisprudentie Bestuursrecht. Prof. mr. L.J.J. Rogier heeft in 2005 een reactie geschreven op het consultatiedocument Nota boetestelsel in financiele wetgeving Ministerie van Financiën, Website MinFin en een commentaar op het wetsvoorstel Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte: Bestuurlijke boetebevoegdheden voor de gemeente verder heeft hij diverse annotaties geschreven voor Gemeentestem en TAR/justicia, Tijdschrift voor Antilliaans en Arubaans Recht en was hij voorzitter van de Begeleidingscommisie in opdracht van WODC, Evaluatie Handhaven op Niveau, Pilots Handhaving Prostitutiebeleid. Dr. P.C. Spierenburg was onderzoekleider bij het Posthumus Insituut en is lid van de redactie Crime, History & Societies. Dr. R.W. Staring is bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Criminologie en redacteur van Focaal European Journal of Criminology en CIROC (Center for Information and Reseacrh on Organized Crime) en is lid van de editorial board van het Migrantenstudies. Aan dr. R.W. Staring is in 2006 een NWO vertaalsubsidie toegekend. Dr. R. van Swaaningen was lid van de Audit committee M.A Criminologi Middlesex University, London en is lid van de Advisory Board van de Sage Dictionary of Criminology van de International Editorial Board van het tijdschrift Punishment & Society van Critical Criminology en International Advisory Board van het British Journal of Criminology. Leiderschap Geef aandacht aan de wijze waarop de interne evaluatie van het onderzoek in het programma is georganiseerd. Wie is verantwoordelijk voor de voortgang van het programma en voor de aansturing en coördinatie van het onderzoek? Hoe worden die bewaakt? Zijn er tussentijdse beoordelingen/evaluaties en wat zijn de sancties bij het niet behalen van de doelstellingen (ook op het niveau van de individuele onderzoeker)? Hoe zorgt u ervoor tijdig leemten en gebreken op het spoor te komen? Hoe worden programmatische veranderingen in de loop van de tijd ingepast? Tussen de programmaleider en de directeur van de OMV is geregeld overleg. Door de programmaleider wordt tenminste jaarlijks met alle (senior-)deelnemers van het programma gesproken. Hun publicaties en die van de groepen waarin zij werken worden daarbij besproken. In het verleden gemaakte afspraken worden gecheckt. Nieuwe afpraken worden gemaakt voor de toekomstige periode. Er is een vooral op facilitering gericht budget beschikbaar voor ondersteuning van activiteiten zoals het laten drukken van boeken, organiseren van symposia, zonodig buitenlandse reizen, student-assistentschappen etc. 69

70 Binnen het programma is er een aantal senioren die bijzondere verantwoordelijkheden op zich hebben genomen voor de samenwerking tussen groepen. Dit zijn onder meer van de Bunt, De Doelder, De Mulder en Rogier. In aanvulling op hetgeen over evaluatie reeds is gesteld: individuele onderzoekers kunnen worden aangesproken door de programmaleider die de bevoegdheid heeft hen zonodig uit het programma te zetten. De programmaleider, na overleg met de directeur OMV, is dus de verantwoordelijke en instrumentele persoon voor het identificeren van leemten en gebreken. Maatschappelijke relevantie Besteed in elk geval aandacht aan de volgende aspecten: Voor de rechtswetenschap is de relatie met de rechtspraktijk belangrijk. Komt die tot uiting in het publicatiebeleid? Hoe geeft u vorm aan de maatschappelijke relevantie van het programma? Neemt men bijvoorbeeld deel aan het maatschappelijke debat in niet-juridische media? Waaruit blijkt dat? Deelnemers publiceren ook inzake beleidsvorming en beleidsvoorbereiding, ook als lid van commissies en adviserende organen. Zie tevens de academische reputatie van de leden van het programma. Op het punt van de relatie tussen de rechtspraktijk en het publicatiebeleid wordt binnen het programma nog geen beleid gevoerd. Binnen de faculteit ontbreekt vooralsnog systematische verslaglegging van dit soort activiteiten, omdat ze als niet wetenschappelijk niet inde onderzoeksverslaglegging worden opgenomen c.q. verwerkt. Het ware wenselijk dit aspect van de wetenschappelijke verslaglegging die in het verleden wel plaatsvond, thans weer te introduceren. Deelnemers schrijven o.a. in dagbladen, nemen deel aan radioprogramma s en verschijnen soms op TV. Systematische verslaglegging van deze activiteiten vindt niet plaats binnen het programma. Het nader uitwerken van dit aspect van de maatschappelijke relevantie van het programma zou een gedetailleerdere facultaire verslaglegging van dit soort activiteiten vergen. Wellicht is dit wenselijk. Scouting en personeelsbeleid Mede gezien het tijdsperspectief van het onderzoeksprogramma wordt inzake deze beide punten de aanpak van de OMV en van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid gevolgd. Verder wordt verwezen naar onderdeel E. van het algemeen deel van het rapport. 70

71 D Onderzoeksresultaten in cijfers Onderstaand treft u aan de tabellen met daarin opgenomen de kernpublicaties (tabel 1) de programmaresultaten in cijfers over 2005 (tabel 2) en vervolgens de volledige wetenschappelijke output over 2005 (tabel 3). Tabel 1 kernpublicaties Proefschrift: 10 Arcuri, A., Governing the risks of ultra-hazardous challenges for contemporary legal systems Proefschrift: 10 Schoot, C.R.A. van der, Preventie van georganiseerde misdaad in Nederland. Beoordeling van de effectiviteit van preventieve maatregelen. (Organised crime prevention in the Netherlands: exposing the effectiveness of preventive measures) Bundel: Winkel, L.C. e.a., eds. Privatisering van veiligheid: opstellen uitgegeven ter gelegenheid van het 8e lustrum van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Erasmus Universiteit Rotterdam Bundel: Toezicht : opstellen over veiligheidstoezicht en markttoezicht Rogier, L.J.J. en Doelder, H. de, eds. Lezingen/redes: Doelder, H. de, Rechter en terrorisme, Winterlezing 2006 Lezingen/redes: Rogier, L.J.J., Preventieve maatregelen onvoldoende gewaarborgd in bestuursrecht (Inaugurele rede) Voorts diversen: Hildebrandt, M. (2005). Profiling and the identity of European citizens, in: FIDIS deliverable 7.4 Implications of profiling practices on democracy and rule of law., 24 pp., 29-52, FIDIS: Brussel 10 Keuze van twee proefschriften (nummer 1 en 2) als kernpublicatie op grond van multidisciplinariteit en mate van relevantie / dekking van het thema Veiligheid en toezicht. 71

72 Tabel 2 programmaresultaten in cijfers Veiligheid 2005 Wetenschappelijke publicaties Monografieën 3 Monografieën + internationaal Dissertaties 3 Boeken 4 Boeken + internationaal 3 Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften + internationaal Artikelen in overige tijdschriften 25 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal 3 Boekdelen 31 Boekdelen + internationaal 2 Bundels Overige 1 Totaal 75 Vakpublicaties 2005 Monografieën Boeken 4 Bundels Artikelen 20 Boekdelen 3 Annotaties 43 Artikelen + internationaal Boeken + internationaal 1 Boekdelen + internationaal Bundels + internationaal Overige 4 Totaal Populariserende publicaties 3 Overige onderzoek-output 11 Totaal alle publicaties

73 Tabel 3 Volledige outputlijst Wetenschappelijke publicaties Dissertaties Arcuri, A. (2005, january 7). Governing the risks of ultra-hazardous challenges for contemporary legal systems. EUR, 275 pp. ((co- )Promot.: Prof.Dr. R.J. Van den Bergh). Kwak, A.J. (2005, october 6). The Legal Junction; the Complex Promise of Modern Legal Professionalism. EUR, 341 pp. ((co- )Promot.: Prof.Mr. M.A. Loth). Visscher, L.T. (2005, november 3). Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. EUR, 387 pp. ((co- )Promot.: Prof.Dr. R.J. Van den Bergh & Mr.Dr. H.O. Kerkmeester). Boeken Bannier, M.C., Mevis, P.A.M., Verloop, P.C., & Verbaan, J.H.J. (2005). Wie wat bewaart die heeft wat. Extern rapport in opdracht van het Ministerie van Justitie n.a.v. Onderzoek naar nut en noodzaak van een bewaarverplichting voor historische verkeersgegevens van telecommunicatieverkeer. Extern rapport in opdracht van Ministerie van Justitie. Rotterdam: Erasmus Universiteit, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, 53 pp. Hildebrandt, M., & Gaakeer, A.M.P. (2005). Wetenschap In Rechte. Case-studies bij Meesterlijk Recht. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 154 pp. Huisman, W., & Bunt, H.G. van de (2005). Het Van Traa-project. Evaluatie van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit in Amsterdam. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 192 pp. Staring, R.H.J.M., Engbersen, G.B.M., Moerland, H., Lange, N.E. de, Verburg, D.A., Vermeulen, E.H., & Weltevrede, A. (2005). De sociale organisatie van mensensmokkel. Amsterdam: Kerckebosch, 221 pp. Boeken + internationaal Boekdelen Hildebrandt, M. (2005). 'Profiling and the identity of European citizens', in: FIDIS deliverable 7.4 Implications of profiling practices on democracy and rule of law, p Extern rapport in opdracht van Rapport voor de Europese Commissie. Brussel: FIDIS. Wright, D.M., Vidjiounaitre, E., Maghiros, I., Friedewald, M., Verlinden, M., Allahuhta, P., Delaitre, S., Gutwirth, S.L., Schreurs, W., & Punie, Y. (2005). The brave new world of Ambient Intelligence. A state of the art review. Extern rapport in opdracht van SWAMI-Consortium (Report No. 6). Brussel: FIDIS, 224 pp. Blad, J.R. (2005). Deprivatisering van veiligheidszorg en de nieuwe dominantie van het publiekrecht. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Blom, T. (2005). Bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven. In C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer (Eds.), Strafvordering, Tekst & Commentaar, 6e druk (pp ). Deventer: Kluwer. Blom, T. (2005). Vorderen verstrekking verkeersgegevens georganiseerd verband. In C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer (Eds.), Strafvordering, Tekst & Commentaar, 6e druk (pp ). Deventer: Kluwer. Blom, T. (2005). Vorderen verstrekking verkeersgegevens. In C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer (Eds.), Strafvordering, Tekst & Commentaar, 6e 73

74 druk (pp ). Deventer: Kluwer. Blom, T. (2005). Vormverzuimen. In C.P.M. Cleiren, Th.A. de Roos, & A.H. Khan (Eds.), Nieuwsbrief strafrecht select, Titel op omslag: NbSr select : jurisprudentie uit Nieuwsbrief strafrecht (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Bos, A. de, & Jordaan, G.-J. (2005). Goodwill en andere immateriële activa. In R.G. e.a. Bosman (Ed.), Het jaar verslagen (pp ). Deventer: Kluwer. Bunt, H.G. van de, & Swaaningen, R. van (2005). Privatisering van de veiligheidszorg. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp. 5-21). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Dunne, J.M. van (2005). De Hoge Raad als wetgever-plaatsvervanger bij aansprakelijkheid voor grootschalige bodemvervuiling in het verleden. In P.F.A. Bierbooms, H. Pasman, & G.M.F. Snijders (Eds.), Aspecten van aansprakelijkheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Goudappel, F.A.N.J., & Woude, M.H. van der (2005). Privatisering en veiligheid in de Europese unie. In L.C. Winkel e.a. (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Hert, P. de, & Gutwirth, S.L. (2005). Gij zult straffen om de mensenrechten te beschermen! De strafbaarstelling als positieve staatsverplichting. In F. Verbruggen, R. Verstraeten, D. van Daele, & B. Spriet (Eds.), Strafrecht als Roeping. Liber Amicorum Lieven Dupont (pp ). Leuven: Universitaire Pers. Hert, P. de, & Gutwirth, S.L. (2005). Grondrechten: vrijplaatsen voor het strafrecht? Dworkins Amerikaanse trumpmetafoor getoetst aan de hededaagse Europese mensenrechten. In R.H. Haveman & H.C. Wiersinga (Eds.), Langs de randen van het strafrecht (pp ). Nijmegen: Wolf Legal Publishers. Hulst, J.W. van der (2005). Artikel 54 Strafvordering. In M.S. Groenhuijsen, Th.A. de Roos, & A.H.J. Swart (Eds.), Het Wetboek van Strafvordering (pp. 1-22). Deventer: Kluwer. Koevoets, M.M. (2005). Responsabilisering, de veiligheid van de werkgever en onrechtmatig verkregen bewijs. In J.R. Blad (Ed.), Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Kottenhagen, R.J.P. (2005). Gemeente, politie, stadswacht en civielrechtelijke aansprakelijkheid. In L.C. Winkel e.a. (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Kraaijeveld, Arie, & Pieterman, R. (2005). Uiteenlopende zorgen: Hoe ouders onderling en met autoriteiten botsen rondom vaccinatie. In I. Helsloot & J.E. van Steenbergen (Eds.), Infectieziektebestrijding: studies naar organisatie en praktijkwerking (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Loonstra, C.J. (2005). Privatisering van veiligheid in het arbeidsrecht. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Marle, H.J.C. van (2005). Dwangstoornissen. In M.W. Hengeveld & A.J.L.M. van Balkom (Eds.), Leerboek Psychiatrie (pp ). Utrecht: De Tijdstroom. 74

75 Marle, H.J.C. van (2005). Dynamische persoonlijkheidsonderzoek in de forensische psychiatrie: het ontwikkelingsprofiel. In E. Abraham (Ed.), Het ontwikkelingsprofiel in de praktijk (pp ). Assen: Koninklijke Van Gorcum. Marle, H.J.C. van (2005). Forensische Psychiatrie. In M.W. Hengeveld & A.J.L.M. van Balkom (Eds.), Leerboek Psychiatrie (pp ). Utrecht: De Tijdstroom. Marle, H.J.C. van (2005). Met het oog op de samenleving: de geschiedenis van de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek in perspectief. In J. Meyer, P.J. Greeven, & H.J.C. van Marle (Eds.), Het helend huis, Dr. Henri van der Hoeven Kliniek (pp. 9-20). Utrecht: Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP). Mulder, R.V. De, & Kleve, P. (2005). Privatiseren van veiligheid in interdisciplinair perspectief. In L.C. Winkel e.a. (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Peeters, M.G.P. (2005). Het Instituut Asbestslachtoffers; ad hoc oplossing of lichtend voorbeeld. In J.R. Blad (Ed.), Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Pieterman, R., & Kraaijeveld, Arie (2005). Risico's van veiligheid: over de grenzen van preventie en voorzorg bij onze omgang met besmettelijke ziekten. In I. Helsloot & J.E. van Steenbergen (Eds.), Infectieziektebestrijding: studies naar organisatie en praktijkwerking (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Pieterman, R. (2005). Maximale veiligheid? Fantomen van voorzorg bij infectieziekten. In J. van Steenbergen & J. van Everdingen (Eds.), Waar zouden we zijn zonder infecties? Essays over infectieziekten ter gelegenheid van 10 jaar LCI (pp ). Alphen aan den Rijn: Van Zuiden Communications. Pieterman, R. (2005). Private onveiligheid en publiek vertrouwen. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Pieterman, R. (2005). Ralf Dahrendorf. In Hans Achterhuis, e.a. (Ed.), Denkers van nu (pp ). Diemen: Veen Magazines. Rogier, L.J.J. (2005). Het konijn in de slaapkamer, handhavingstoezicht door particulieren. In L.C. Winkel (Ed.), Privatisering van veiligheid (pp ). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Visscher, L.T. (2005). Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. In J.R. Blad (Ed.), Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Visser, J.A. (2005). Jurimetrie en veiligheid. In J.R. Blad (Ed.), Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Zwaan, J.W. de (2005). De samenwerking tussen de Nederlandse Antillen, Aruba en de Europese Unie. In L.J.J. Rogier & H.G. Hoogers (Eds.), 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (pp ). Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. Zwaan, J.W. de (2005). European Citizenship: Origin, Contents and Perspectives. In D. Curtin, A.E. Kellermann, & S. Blockmans (Eds.), 75

76 Boekdelen + internationaal Monografieën Artikelen in overige tijdschriften The EU Constitution: The Best Way Forwards? (pp ). Den Haag: T.M.C. Asser Press. Doelder, H. de (2005). De teloorgang van het opportuniteitsbeginsel. In A.H.E.C. Jordaans, P.A.M. Mevis, & J. Wöretshofer (Eds.) (Eds.), J.M. Reijntjes, Praktisch Strafrecht, liber amoricum (pp ). Nijmegen: Wolf Legal Publishers. Hildebrandt, M. (2005). Restorative Justice and the Morality of the Fair Trial: A Reply to Brochu. In Erik Claes, René Foqué, & Tony Peters (Eds.), Punishment, Restorative Justice and the Morallity of the Law (pp ). Antwerpen: Intersentia. Hildebrandt, M. (2005). Vrijheid en straf : ontstaan en ontwikkeling van straf en strafrecht in het denken van P.W.A. Immink ( ). Deventer: Kluwer, 69 pp. Hoek, M.P. van der (2005). Handbook of Public Administration and Policy in the European Union. London: Taylor X Francis CRC Press, 856 pp. Rogier, L.J.J. (2005). 50 jaar statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden : bijdragen voor het congres 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden 3 december Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, 178 pp. Blad, J.R. (2005). Herstelrecht en de subsidiariteit van het strafrecht. Tijdschrift voor Herstelrecht, 2005(5/2), Blad, J.R. (2005). Herstelrechtelijke praktijken in Europa. Tijdschrift voor Herstelrecht, 2005(5), Bos, A. de (2005). Jaarrekeningbeleid en stelselwijzigingen. Management Accounting & Control, 2005(augustus), Gutwirth, S.L., & Hert, P. de (2005). De seks is hard maar seks (dura sex sed sex). Het arrest K.A. en A.D. tegen België. Panopticon. Tijdschrift voor Strafrecht, Criminologie en Forensisch Welzijnswerk, 2005(3), Hartmann, A.R. (2005). Strafbeschikking en bestuurlijke boete: wildgroei in de handhaving?. Justitiële Verkenningen, 2005(6), Hartmann, A.R. (2005). Strafbeschikkingen door bestuursorganen in de Wet OM-afdoening: bestuursstrafrecht exit?. Strafblad, 2005(4), Hulst, J.W. van der (2005). Redelijke termijn, griffierecht en zekerheidsstelling in de Wahv. Delikt en Delinkwent, 2005(2/35), Hulst, J.W. van der (2005). Risicoaansprakelijkheid in het wegenverkeersrecht. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2(2), 1-5. Kleve, P., & Mulder, R.V. De (2005). Code is Murphy's Law. International Review of Law, Computer & Technology, 19(3), Kottenhagen, R.J.P. (2005). De wrongful life vordering door de Hoge Raad erkend. Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, 2005(2), Kottenhagen, R.J.P. (2005). De wrongful life vordering in het Nederlandse recht. Letsel & Schade, 2005(2), Lintz, J.M. (2005). Samenspanning in de Wet terroristische misdrijven. Delikt en Delinkwent, (10/79), Loth, M.A. (2005). Oordelen op tegenspraak, over de rationaliteit van het rechterlijk oordeel. Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en 76

77 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal Overige Rechtstheorie, 2005(1), Marle, H.J.C. van (2005). De tbs-passantenproblematiek in Nederland, hoe lang nog?. Delikt en Delinkwent, 35(7), Marle, H.J.C. van (2005). Samenwerking letterlijk verplicht. Tevens boekrecensie A. Matravers (red.), Sex Offenders in the community; managing and reducing the risks. Justitiële Verkenningen, 2005(31), Mevis, P.A.M. (2005). Bestuurlijke boete in Absurdistan. Ars Aequi, 2005(juli/aug.), Mevis, P.A.M. (2005). De evaluatie van de Wet-BOB en van de Wet herziening GVO. Delikt en Delinkwent, 32(5), Pieterman, R., & Hanekamp, J.C. (2005). Misvattingen en mystificatie rond fijnstof. Spil, 2005( ), Pieterman, R., Hanekamp, J.C., & Baak, J.M. (2005). Overgewichtbeleid is onaanvaardbaar. Medisch Contact, 60(48), Rogier, L.J.J., Hartmann, A.R., & Roon, C.J. (2005). Bestuurlijke boetebevoegdheden voor de gemeente. Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht (NTB), 2005(9), Rogier, L.J.J. (2005). Kroniek Handhaving van bestuursrecht. Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht (NTB), 2005(5), Verwey, D.R. (2005). De relatie tussen de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en de Europese Gemeenschap: een analyse vanuit het perspectief van het gemeenschapsrecht. Tijdschrift Vervoer & Recht, 2005(4), Visscher, L.T. (2005). Een rechtseconomisch perspectief op vallende bloempotten. Ars Aequi, 2005(54), Zwaan, J.W. de (2005). De Europese Grondwet: verantwoorde stap in het integratieproces. Internationale Spectator, 59(3), Zwaan, J.W. de (2005). De Europese Unie moet beter op de kaart. Internationale Spectator, 59(9), Arcuri, A. (2005). A different reason for 'De-Coasing' environmental Law and Economics. European Journal of Law and Economics, 20, Swaaningen, R. van (2005). La politica de seguridad ciudadana en Holanda: traficando con el miedo. Revista Espanola de Investigacion Criminologica, 2005(3), Swaaningen, R. van (2005). Public safety and the management of fear. Theoretical Criminology, 9(3), Hildebrandt, M., & Gutwirth, S.L. (2005). Redactie van FIDIS deliverable 7.4 Implications of profiling practices on democracy and rule of law. Extern rapport in opdracht van FIDIS-Network of Excellence (Report No. 6). Brussel: FIDIS, 200 pp. Hildebrandt, M., & Backhouse, J. (2005). Redactie van FIDIS deliverable 7.2 Survey/inventory of actual profiling practices and techniques, tweede 'Deliverable' van workpackage 7, Profiling: implications for privacy and security. Extern rapport in opdracht van Rapport voor de Europese Commissie. Brussel: FIDIS. 77

78 Vakpublicaties Boeken Boekdelen Boekdelen + internationaal Artikelen Bos, A. de, & Vergoossen, R.G.A. (). Externe financiële verslaggeving : jaarrekeningbeleid in beweging (2e druk). Deventer: Kluwer, 104 pp. Loth, M.A., & Gaakeer, A.M.P. (2002). Meesterlijk recht, over recht, rechtswetenschap en juristerij (2e druk 2005). Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 424 pp. Loth, M.A., Smith, C.E., Kloosterhuis, H.T.M., & Haan, J. de (2000). Inleiding tot de rechtswetenschap : een encyclopedisch overzicht van het Antilliaans en Arubaans recht (2e druk 2005). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 256 pp. Mevis, P.A.M. (2005). Relevante normeringen nationale ombudsman. In H.J.B. Sackers & Y. Buruma (Eds.), Kroniek van het strafrecht (pp ). Deventer: Kluwer. Mulder, R.V. De, Noortwijk, C. van, & Visser, J.A. (2005). Re-usable Retrieval Concepts for the Classification of Legal Documents. In A. Gardner et al. (Ed.), Proceedings of the 10th international conference on Artificial Intelligence and Law (ICAIL 2005) (pp ). New York: The Association for Computing Machinery (ACM). Arcuri, A. (2005). The Case for a Procedural Version of the Precautionary Principle Erring on the Side of Environmental Preservation. In M. Boyer, Y. Hiriart, & D. Martimort (Eds.), Frontiers in the Economics of Environmental Regulation and Liability (pp ). Aldershot, Hampshire: Ashgate. Blad, J.R. (2005). Een depositiverende blik op kleine en grote terreur. Fiat Justitia (EUR), 18(1), Blad, J.R. (2005). Het recht van de mens als verstandhouding. Fiat Justitia (EUR), 18(1), Brink, A. van den (2005). Kroonjuwelen van de Europese Grondwet (I). Nederlandse Staatscourant, 2005(197), 5-5. Brink, A. van den (2005). Kroonjuwelen van de Europese Grondwet (II). Nederlandse Staatscourant, 2005(202), 5-5. Brink, A. van den (2005). Kroonjuwelen van de Europese Grondwet (III). Nederlandse Staatscourant, 2005(207), 5-5. Goudappel, F.A.N.J. (2005). Hoe Nederland het EU-recht aanvaardde. Nederlandse Staatscourant, 2005( ), 5-5. Hoek, M.P. van der (2005). De fiscale behandeling van de eigen woning: een internationale vergelijking. MBB. Belastingbeschouwingen, 74(9), Hoek, M.P. van der (2005). From Cash to Accrual Budgeting and Accounting in the Public Sector: The Dutch Experience. Public Budgeting and Financial Management, 25(1), Kottenhagen, R.J.P. (2005). De Hoge Raad en Wrongful Life. Over de kwaliteit van het leven en de gehandicapte mens als schadepost. De Duplomaat, 2005(5), Loth, M.A. (2005). Rechtseenheid in veelvoud, over de schijnbare eenvoud van een complex begrip. Ars Aequi, 54(9), Marle, H.J.C. van (2005). Geen behandeling zonder evaluatie [Review of H.L.I. Nijman, Kunnen we delinquenten niet beter behandelen?]. Tijdschrift voor Criminologie, 2005(47),

79 Annotaties Marle, H.J.C. van (2005). Recensie [Review of F. de Masi, The sadomasochistic perversion. The entity and the theories]. Tijdschrift voor Psychiatrie, 2005(47), Mevis, P.A.M., & Hermans, H.L.C. (2005). Kanttekeningen bij een reflectie. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(7), Mevis, P.A.M., & Hermans, H.L.C. (2005). Over de kwaliteit van rechtspraak en het bewaken daarvan. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(2), Mevis, P.A.M. (2005). Activiteiten arbeidsloon; disciplinaire straffen. Sancties. Tijdschrift over Straffen en Maatregelen, 2005(3), Mevis, P.A.M. (2005). Disciplinaire straf: ordemaatregel van afzondering; vormvoorschriften. Sancties. Tijdschrift over Straffen en Maatregelen, 2005(4), Mevis, P.A.M. (2005). Medisch behandeling; Te laat geklaagd over niet oproepen voor spreekuur arts, klacht daarom niet-ontvankelijk. Sancties. Tijdschrift over Straffen en Maatregelen, 2005(3), Mevis, P.A.M. (2005). Rechtspraak, Serie uitspraken betreffende 'zomerregeling' Penitentiaire informatie. Sancties. Tijdschrift over Straffen en Maatregelen, 2005(4), Mevis, P.A.M. (2005). Rubriek Nationale ombudsman. Delikt en Delinkwent, 2005(8/64), Rogier, L.J.J. (2005). Ingezonden Bijdrage in Gst. 2005, 28 n.a.v. het artikel De opgetuigde burgemeester van M.A.D.W. de Jong. Gemeente-stem, 2005(7224), Hulst, J.W. van der (2004, december 22). Ontvankelijkheid en gedogen, WAHV 04/ Gerechtshof Leeuwarden. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(1), 2. Hulst, J.W. van der (2004, november 4). Proces-verbaal als grondslag vaststelling schuld, WM. Gerechtshof Leeuwarden. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(1), 2. Hulst, J.W. van der (2004, october 12). Mandatering vervolgingsbeslissing, 02710/03. Hoge Raad. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(1), 2. Hulst, J.W. van der (2005, january 4). Gijzelneming Wahv en art. 5 EVRM, nr /KG ZA Voorzieningenrechter Rechtbank. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(2), 2. Hulst, J.W. van der (2005, june 8). Verlengde huurovereenkomst en aansprakelijkheid kentekenhouder, WAHV 05/ Gerechtshof Leeuwarden. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(4), 2. Hulst, J.W. van der (2005, march 16). Verhaal na overlijden bestuurder, WAHV 04/00909, CJIB. Gerechtshof Leeuwarden. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(3), 2. Hulst, J.W. van der (2005, september 14). Proceskosten en recht op hoger beroep, WAHV 05/00432 en WAHV 05/ Gerechtshof Leeuwarden. Jurisprudentie Wegenverkeersrecht, 2005(5), 2. Mevis, P.A.M. (2004, november 30). Noot onder HR 30 november 2004, Sr art. 247, 248a, 248b, 249. Hoge Raad. Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(184), 3. Mevis, P.A.M. (2005, april 12). Noot onder HR (Strafkamer) 12 april 2005, nr /04. HR (Strafkamer). Nederlandse Jurisprudentie. 79

80 Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(577), 11. Mevis, P.A.M. (2005, may 10). Noot onder HR (strafkamer) 10 mei 2005, Onderzoek naar bijstandsfraude. Hoge Raad (strafkamer). Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(424), 12. Mevis, P.A.M. (2005, may 31). Noot onder HR (Strafkamer) 31 mei 2005, nr /04, (Sv art. 38m (oud)). HR (Strafkamer). Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(567), 7. Mevis, P.A.M. (2005, november 30). Noot onder HR 30 november 2004, Sr art. 40. Hoge Raad. Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken, 2005(94), 2. Rogier, L.J.J. (2004, december 8). Naschrift onder ABRvS 8 december ABRvS. Gemeente-stem, 2005(152), 1. Rogier, L.J.J. (2004, july 7). Noot onder ABRvS 7 juli ABRvS. Gemeente-stem, 7233(117), 2. Rogier, L.J.J. (2004, may 24). Noot onder GHvJ Nederlandse Antillen & Aruba 24 mei GHvJ Nederlandse Antillen en A. TAR-Justicia. Tijdschrift voor Antilliaans Recht, 2004(3), 4. Rogier, L.J.J. (2004, november 10). Noot onder ABRvS 10 november ABRvS. Gemeente-stem, 7226(41), 3. Rogier, L.J.J. (2004, november 24). Naschrift onder ABRvS 24 november 2004 (Garageboxen Kleiwegkwartier). ABRvS. Gemeentestem, 2005(180), 1. Rogier, L.J.J. (2004, october 20). Naschrift onder ABRvS 20 oktober ABRvS. Gemeente-stem, 7223(24), 1. Rogier, L.J.J. (2005, august 25). Naschrift onder Rb Rotterdam 25 augustus 2005 (Coffeeshop Rotterdam). Rb Rotterdam. Gemeentestem, 2005(155), 2. Rogier, L.J.J. (2005, february 9). Naschrift onder ABRvS 9 februari ABRvS. Gemeente-stem, 2005(153), 2. Rogier, L.J.J. (2005, february 9). Naschrift onder ABRvS 9 februari 2005 (Wokrestaurant Lei Ping). ABRvS. Gemeente-stem, 2005(156), 1. Rogier, L.J.J. (2005, january 5). Naschrift onder ABRvS 5 januari ABRvS. Gemeente-stem, 2005(142), 2. Rogier, L.J.J. (2005, june 1). Naschrift onder ABRvS 1 juni ABRvS. Gemeente-stem, 2005(120), 1. Rogier, L.J.J. (5, june 1). Nachrift onder ABRvS 1 juni ABRvS. Gemeente-stem, 2005(121), 2. Verburg, G. (2004, december 1). Aantekening bij ABRvS, GvEA EG. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 25, 7. Verburg, G. (2004, december 15). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(59), 5. Verburg, G. (2004, december 8). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), (26), 3. Verburg, G. (2004, november 30). Aantekening bij GvEA EG, GvEA EG. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 2005(31), 4. Verburg, G. (2005, april 13). Aantekening bij GvEA EG, GvEA EG. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(165), 4. Verburg, G. (2005, april 20). Aantekening bij ABRvS,

81 Overige ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(170), 4. Verburg, G. (2005, august 29). Aantekening bij Vz. ABRvS, Vz. ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(307), 2. Verburg, G. (2005, august 3). Aanteking bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(269), 5. Verburg, G. (2005, february 16). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(101), 6. Verburg, G. (2005, january 12). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(75), 4. Verburg, G. (2005, june 15). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(230), 7. Verburg, G. (2005, june 15). Aantekening bij CBb, CBb. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(263), 5. Verburg, G. (2005, march 7). Aantekening bij CRvB, CRvB. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(154), 5. Verburg, G. (2005, march 9). Aantekening bij CBb, CBb. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(159), 5. Verburg, G. (2005, may 11). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(202), 2. Verburg, G. (2005, may 12). Aantekening bij CRvB, CRvB. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(222), 6. Verburg, G. (2005, may 4). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(185), 5. Verburg, G. (2005, october 12). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(326), 3. Verburg, G. (2005, september 21). Aantekening bij ABRvS, ABRvS. Jurisprudentie bestuursrecht (JB), 12(292), 5. Blad, J.R. (Ed.). (2005). Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 215 pp. Hildebrandt, M., & Schreurs, W. (2005). Redactie van FIDIS deliverable 7.3 Report on Actual and Possible Profiling Technologies in the Field of Ambient Intelligence. Extern rapport in opdracht van Rapport voor de Europese Commissie. Brussel: FIDIS. Marle, H.J.C. van, & Meijer, J. (Ed.). (2005). Het helend huis. Dr. Henri van der Hoevenkliniek Utrecht: Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP), 193 pp. Marle, H.J.C. van (Ed.). (2005). Held zonder geweld. Behandeling van agressief gedrag. Amsterdam: Boom, 224 pp. Mevis, P.A.M., Reijntjes, J.M., & Stamhuis, E.F. (Ed.). (2005). International Criminal Law 2005/2007. Nijmegen: Ars Aequi Libri, 222 pp. Populariserende publicaties Doelder, H. de (2005, april 26). Verkeer in Shanghai. Rotterdams Dagblad, pp Doelder, H. de (2005, january 11). De overheid faalt, de burger betaald. Rotterdams Dagblad, pp Doelder, H. de (2005, july 26). Verkeersdrempels. Rotterdams Dagblad, pp Overige onderzoeksoutput Bos, A. de (2005). IFRS leidt vooralsnog tot betere rentabiliteit. softwareprodukt. Bos, A. de, & Rovers, M. (2005, may 18). Does operating lease information satisfy the qualitative characteristics of useful information as defined by the conceptual frameworks? Empirical evidence from the Netherlands. paper. 81

82 Hartmann, A.R., & Rogier, L.J.J. (2005, march 14). Reactie op consultatiedocument Nota boetestelsel in de financiële wetgeving, t.b.v. het ministerie van Financiën, 14 maart softwareprodukt. Hildebrandt, M. (2005, march 2). Analysis of profiling practices. Brussels VUB, FIDIS thematic workhop on Profiling. Hildebrandt, M. (2005, march 2). Profiling, privacy and identity in the democratic constitutional state. Brussels VUB, FIDIS thematic workshop on Profiling. Hildebrandt, M. (2005, march 21). Are Profiles Justiciable?. paper. Hildebrandt, M. (2005, may 24). European Criminal Law: united in diversity (art. I-6a draft Constitution EU)?. paper. Kottenhagen, R.J.P. (2005, march 24). Arrest in zaak-kelly is moedig en rechtvaardig, interview. interview. Mulder, R.V. De, & Kleve, P. (2005, september 1). The privatisation of safety seen from an interdisciplinary perspective, in: Proceedings of the 20th Bileta Conference: Over Commoditised; Over-Centralised; Over-Observed: The New Digital Legal World?. softwareprodukt. Mulder, R.V. De, & Noortwijk, C. van (2005, september 1). Concepts in Computer Aided Essay Assessment: Improving Consistency by Monitoring the Assessors, in: Proceedings of the 20th Bileta Conference: Over Commoditised; Over-Centralised; Over-Observed: The New Digital Legal World?. softwareprodukt. Noortwijk, C. van, Mulder, R.V. De, & Range, C.R. (2005, july 1). Algemene Voorwaarden, Computer-adviessysteem voor de rechtspraktijk, versie 2.5 (juli 2005). softwareprodukt. 82

83 E Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Sterktes van en in het programma zijn: Brede en enthousiaste deelname binnen de faculteit. Multidisciplinariteit en bereidheid tot interdisciplinair werken. Moderne disciplines als rechtseconomie en technologie nemen deel aan het programma. Het programma is onderdeel van de OMV; er bestaat nauwe samenwerking met de wetenschappelijk directeur van de OMV. Het thema is maatschappelijk relevant, relevant voor de rechtspraktijk en inspirerend Er is reeds een flinke output, met name dissertaties. De deelnemers van het programma hebben duidelijke banden met het toepassingsveld en het onderwijs op het gebied van het thema. De programmaleider is ervaren en heeft een management-opleiding (MBA). Zwaktes van en in het programma zijn: De overgang van multi- naar interdisciplinair is arbeidsintensief en vraagt de bereidheid tot discussie en kritiek. Internationalisering zal veel inzet vergen. De tijd tot het volgende evaluatiemoment 1 januari 2008 is gezien de doelstellingen vrij kort. Een aantal deelnemers c.q. potentiële deelnemers bevindt zicht in de periode tot 1 januari 2007 in de positie dat zij zowel voor hun sectie geld moeten verdienen als hun Sanders Kwalificatie moeten zekerstellen. Bedreigingen Onvoldoende samenhang tussen discipline en groepen. Onvoldoende impulsen voor internationalisering. Het in 2008 behalen van een voldoende, maar niet excellente beoordeling, waardoor het thema vroegtijdig verdwijnt c.q. wegkwijnt. Mogelijkheden Het programma kan uitgroeien tot c.q. bijdragen aan de totstandkoming van een MTI. Het programma kan een maatschappelijk buitengewoon belangrijke kennisbron worden. Het programma kan de wetenschappelijke discussie ook buiten de eigen groep stimuleren. 83

84 84

85 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Lex Mercatoria Titel van het programma: Bedrijfsrecht tussen internationale golven en nationale stromen Programmaleider: Prof. mr K.F. Haak Rechtsgebieden: (internationaal) handels- en ondernemingsrecht; verzekeringsrecht; IPR; arbitrage- en procesrecht; rechtseconomie. Startdatum en looptijd 1 januari 2005 tot 1 januari 2009 A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid Beknopte beschrijving van het programma (waarom dit programma?, wat waren de centrale onderzoeksvragen) Gemeenschappelijk element in het onderzoekprogramma is de bestudering en bevordering van het recht vanuit de invalshoek dat ons recht de neerslag vormt en moet vormen van internationale ontwikkelingen in het bedrijfsrecht. Daarbij kijkt het Rotterdams bedrijfsrecht traditioneel niet alleen naar Europa, maar naar de gehele wereld, waarbij met name ook ontwikkelingen in de VS een belangrijke plaats innemen. Het overheersende element in Rotterdam is de haven en alle activiteiten die daarmee samenhangen. Rotterdam is de grootste overslaghaven ter wereld en dat doet zich in de gehele (Rotterdamse) samenleving voelen. Ook los van de haven is Rotterdam een commercieel centrum van groot belang. De economische impulsen die vanuit de haven en vanuit andere commerciële activiteiten vibreren door de samenleving, vormen de drijvende kracht achter het onderzoeksprogramma. Die economische activiteiten hebben veel van doen met het maken van een overslag. Vanuit Rotterdams oogpunt dient ons rechtsstelsel een soortgelijke overslag te maken als binnenkomende lading. Als handelsland en distributieland kan ons land niet anders dan beantwoorden aan de internationale impulsen die economie en recht stellen. Ons land is dan ook partij bij talloze internationale verdragen. De eenwording van ons achterland Europa heeft vele voorschriften en richtlijnen over ons afgeroepen. Ons recht is daardoor voor een groot deel internationaal recht geworden. Het deel van het recht dat geen internationaal recht is, is vergaand geharmoniseerd. Opvallend is bijvoorbeeld hoe nauw ons recht aansluit bij de Principles of European Contract Law en de Unidroit Principles of International Commercial Contracts. Bij de veranderingen die voor ons recht worden voorgesteld zien we de veranderingen in het economisch verkeer doorwerken. Het ondernemingsrecht wordt op dit ogenblik sterkt beïnvloed door het vanuit Amerika overgewaaide debat over corporate governance. Het onderzoeksprogramma Lex Mercatoria wil bestuderen hoe ons recht zich ontwikkelt op basis van internationale juridische en economische impulsen en wil deze ontwikkeling via publicaties en symposia zichtbaar maken. 85

86 Door samenwerking en het uitwisselen van informatie wordt getracht binnen het programma Lex Mercatoria te komen tot een meer integrale bestudering van de juridische werkelijkheid van de bedrijfsmatige activiteiten. Daarbij zal bedacht worden dat het recht zoals elke wetenschap voortdurend behoefte heeft aan systematisering en begripsvorming. Waar mogelijk wordt door middel van met name interne rechtsvergelijking aan deze systematisering en begripsvorming een belangrijke bijdrage geleverd. Een sprekend voorbeeld daarvan is het in 2004 verrichte onderzoek naar de betekenis en rechtsgevolgen van het begrip bewuste roekeloosheid in de diverse geledingen van het vermogensrecht. Zie de gelijknamige publicatie onder redactie van Haak/Koot in de SI-EUR reeks 2004, 36. De kern van het programma betreft het bestuderen en bevorderen van de invloed van internationale economische en juridische impulsen op nationaal recht, althans naar krachtens nationaal recht direct toepasbaar internationaal recht. De probleemstelling van het programma luidt daarom het schetsen van een beeld hoe en in welke mate het proces voortschrijdt of zich al gerealiseerd heeft, naast de bestudering hoe impulsen gegeven kunnen worden om dit proces in gunstige zin te beïnvloeden. Deze probleemstelling valt uiteen in de volgende deelvragen: 1. Hoe ziet ons huidig recht eruit, mede gezien de leemtes en open gebieden in wetgeving, jurisprudentie en literatuur, en wat is de verhouding van nationaal recht tot internationaal recht. 2. Hoe dienen we met het oog op de in internationaal verband noodzakelijke rechtszekerheid en rechtsgelijkheid het reeds in ons nationale recht geïncorporeerde internationale recht uit verdragen en richtlijnen te interpreteren en verder te ontwikkelen met het oog op de interpretatie en ontwikkeling die dit recht in andere aangesloten landen krijgt. 3. Welke nieuwe rechtsgebieden lenen zich voor de ontwikkeling van toekomstige internationale verdragen of internationale harmonisering of unificatie en hoe zou dit recht er dan uit dienen te zien. 4. Hoe dient ons nationaal recht zich te ontwikkelen om als modern recht in de pas te lopen met buitenlandse sociaal-economische en juridische ontwikkelingen. De doelstelling van het programma is te bestuderen en te bevorderen dat ons recht meegroeit met internationale sociaal-economische en juridische ontwikkelingen, teneinde de dienende functie van ons recht (als modern rechtsstelsel) ten behoeve van het internationaal georiënteerd bedrijfsleven te optimaliseren. Het recht als smeerolie van het bedrijfsleven. Binnen ons onderzoeksprogramma wordt op verschillende rechtsgebieden aan de oplossing van de probleemstelling gewerkt, te weten: handelsverkeersrecht, ondernemingsrecht, verzekeringsrecht, arbitrage- en procesrecht en ipr. Daarnaast wordt de probleemstelling ter hand genomen op interdisciplinair niveau door de sectie rechtseconomie. In een rechtseconomische analyse worden de kosten en baten van eenmaking van het bedrijfsrecht bestudeerd. Vanuit dat perspecctief wordt een bijdrage geleverd aan de beantwoording van voornoemde deelvragen. Plaatsbepaling tot eerder onderzoek van de onderzoeksgroep Het wetenschappelijk onderzoek van de capgroep privaatrecht van de juridische faculteit van de Erasmus Universiteit is altijd sterk gericht geweest op de economische activiteiten rondom de haven. Ook los van de activiteiten in en rondom de haven is Rotterdam een commercieel 86

87 centrum van groot belang. Verscheidene multinationals hebben er hun hoofdvestiging. De dienstverlenende sector is sterk ontwikkeld. Deze activiteiten tezamen bieden werkgelegenheid aan een groot aantal mensen. Het Rotterdamse onderzoek is dienstbaar aan de economische activiteiten die in en rondom Rotterdam plaatsvinden. Het onderzoek wordt gekenmerkt door een praktische inslag: het moet uiteindelijk dienstbaar zijn aan de praktijk. Hoe belangrijk is het perspectief van de internationalisering voor uw programma, en waaruit blijkt dat? Internationalisering vormt het hart van het onderzoek. Voor een groot deel bestaat dit onderzoek uit het verwerken van internationale impulsen naar nationaal vlak. Wat betekenen richtlijnen en verdragen voor ons recht. Hoe moet ons recht veranderen in het licht van het recht uit andere voor ons belangrijke landen. Een deel van het onderzoek heeft betrekking op het internationaal debat over de ontwikkeling van verdragen en richtlijnen. Meningen van onderzoekers worden geventileerd in buitenlandse tijdschriften en verkondigd op buitenlandse congressen en symposia. Deze nadruk op internationalisering neemt overigens niet weg dat ook de inventarisatie van ons recht als een eerste stadium in het onderzoek gewoon nodig is en blijft. Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het programma Het wetenschappelijk belang van het onderzoeksprogramma is zowel gelegen in de bijzondere gezichtshoek waaronder het bedrijfsrecht bestudeerd wordt als in de bijzondere methode van onderzoek, te weten door samenwerking met name via de speerpuntprojecten van de onderzoekers uit de gespecificeerde rechtsgebieden. Bestudering vindt plaats vanuit het primaat van de eisen van het internationaal handelsverkeer en is in die zin praktijkgericht. Daarin onderscheidt Lex Mercatoria zich van overige wetenschappelijk onderzoek in den lande. Geef een korte en lange termijnplanning van het onderzoek Op de korte termijn tot 2007 beoogt Lex Mercatoria haar contouren te presenteren. Zo wordt in de loop van 2006 en 2007 de afronding van een zevental dissertaties verwacht. In juni 2006 wordt een congres georganiseerd over het thema Eenvormig bedrijfsrecht: realiteit of utopie?, dat vanuit verschillende disciplines belicht wordt. Het congresboek verschijnt eveneens in In het najaar van 2006 wordt een seminar belegd over de ontwikkeling van het schadevergoedingsrecht in het (internationaal) personenvervoer aan de hand van ontwikkelingen in het internationaal zee- en vervoerrecht. Voor de langere termijn staat het onderzoek naar het hoofdelijk en gezamenlijk debiteurschap en regresmogelijkheden in bedrijfsrechtelijke verhoudingen (de onderneming, het vervoer, procesrecht) gepland onder het thema: Joint and several liability and recourse. Een volgend project zal zich richten op de vraag welke rechtsgebieden zich lenen voor (verdere) unificatie. Verder wordt permanent gepubliceerd op het terrein van de participerende deelgebieden Handelsverkeersrecht, Ondernemingsrecht en corporate governance, Internationaal Handelsrecht, Verzekeringsrecht en Rechtseconomie. Te denken valt in het bijzonder aan het bijhouden van de door leden van de onderzoeksgroep geschreven hand- en leerboeken voor praktijk en wetenschappelijk onderwijs. 87

88 Geef een publicatieprofiel Lex Mercatoria mikt op een mix van verschillende soorten publicaties. Naast een gestage stroom dissertaties (drie per jaar) zullen er elk jaar wetenschappelijke artikelen verschijnen, terwijl de onderzoeksgroep ook acte de presence zal geven op congressen en symposia. Speerpunten zijn de jaarlijks te publiceren studies en congressen aangaande een samen gedragen thema, waarbij naar integratie gestreefd wordt binnen de onderzoeksgroep en een thema vanuit verschillende gezichtshoeken kan worden benaderd. Verwezen wordt naar tabel 3 onderdeel E voor een overzicht van de wetenschappelijke output. Hoe ziet u de relatie tussen het programma en de rechtspraktijk? Gelijk hierboven aangegeven is uitgangspunt van het onderzoek dat het uiteindelijk dienend voor de praktijk dient te zijn. Onderzoekers hebben naast hun wetenschappelijke interesse een op de praktijk gerichte instelling. Dit zal uiteraard mede brengen dat onderzoekers regelmatig gevraagd worden om in vakpublicaties de stand van het recht te beschrijven ten behoeve van vakgenoten en justitiabelen. Is er een relatie tussen het programma en het onderwijs in bachelor- en/of masterfase, en zo ja, welke? Deze relatie is zeker aanwezig, zowel in het bachelor als in de master fase. Nu ons recht doortrokken is met richtlijnen en verdragen en voortdurend invloed ondervindt van het recht in landen om ons heen, brengt het onderwijs in het recht automatisch mee dat de student kennis maakt met de vruchten van het onderzoek, terwijl de student eveneens automatisch opgeleid wordt om, zo daartoe talent en belangstelling bestaat, zonder overgangsproblemen in te stromen in de onderzoeksgroep, bijvoorbeeld als promovendus. Momenteel zijn twee promovendi uit eigen kring geselecteerd. Oriëntatie en methode Welke benadering van het onderzoek hebt u gekozen: een mono-, multi-, en/of interdisciplinaire benadering? Zoals aangegeven bestaat de onderzoeksgroep uit leden van verschillende disciplines binnen de rechtswetenschap plus enige leden uit de rechtseconomie. De onderzoek streeft ernaar om zowel onderzoek te verrichten binnen de specialisaties als onderzoek te verrichten waarbij een integrale benadering centraal staat. Met name de speerpuntprogramma s worden ontworpen om aan die behoefte aan een integrale benadering te voldoen. Zie voor een overzicht van de wetenschappelijke output tabel 3 Onderdeel E. Welke methoden van onderzoek hanteert u en waarom (zoals klassiek juridisch, rechtsvergelijkend, empirisch)? De rechtswetenschap mag zich gelukkig prijzen met veel bronnenmateriaal in de jurisprudentie en toelichtende stukken bij wetten, richtlijnen en verdragen. Ter gelegenheid van het maken van een verdrag, een richtlijn of een wet, worden veelal tal van betrokken groepen uit de maatschappij geadieerd en worden maatschappelijke problemen van alle kanten toegelicht. Bij de totstandkoming van verdragen zien we ook regelmatig uiteenzettingen over verschillende rechtsstelsels met betrekking tot het onderhavige probleemveld. 88

89 Het onderzoek kan daarom voor een groot deel worden uitgevoerd aan de hand van bestudering van wetgeving, jurisprudentie en literatuur, om een goed beeld van de werkelijkheid te krijgen. Ons onderzoeksprogramma zal methodologisch dan ook voor groot deel gebaseerd zijn op het bestuderen van dit materiaal. Voor een ander deel wordt een gemis ervaren aan empirisch materiaal, zodat empirisch onderzoek zeker tot de methoden van onderzoek zal behoren. In dit opzicht verdienen vermelding het door Kroeze en Wezeman verrichte onderzoek naar statuten van beursgenoteerde vennootschappen en het door De Ly permanent te verrichten onderzoek naar de werking van tal van bedrijfsmatig gehanteerde clausules in internationale commerciële contracten. Gezien de inbreng van de afdeling rechtseconomie ligt het bovendien in de bedoeling van het onderzoek om mede te komen tot een multidisciplinaire aanpak van bepaalde problemen. Te wijzen valt op de rechtseconomische bijdrage van Van den Bergh over het thema bewuste roekeloosheid in 2005 alsmede de bijdrage van Van den Bergh en Visscher in het congresboek 2006 over Eenvormig Bedrijfsrecht. Wat is de verhouding tussen individueel en gezamenlijk onderzoek? Deze verhouding ligt niet vast, maar er wordt zoveel mogelijk naar gestreefd dat elke onderzoeker een deel van zijn/haar onderzoekscapaciteit zal wijden aan een gezamenlijk project. Hoe zou u de onderzoekscultuur van het programma beschrijven? In het onderzoek heerst een review cultuur. Deze review bestaat zowel intern binnen de onderzoeksgroep als extern buiten de onderzoeksgroep. Binnen de onderzoeksgroep worden allereerst de dissertaties altijd begeleid door ten minste een hoogleraar. Vaak wordt er ook meegelezen door een collega en/of een oudere onderzoeker. Voorts worden artikelen veelal voor het moment van wegsturen voor publicatie gelezen, beoordeeld en doorgenomen door een of meer andere onderzoekers. Daarnaast worden ideeën voortdurend geboren en getoetst in de contacten tussen de onderzoekers onderling. Bij het speerpuntonderzoek wordt intern een redactie gevormd om het beoordelen en bijschaven van bijdragen aan het speerpunt boek enigszins te formaliseren. Extern worden artikelen uiteraard altijd beoordeeld door een deskundige redactie van een tijdschrift. Boeken worden meestal beoordeeld door de redactie van de serie waarin het boek zal verschijnen. De rol van studenten in het onderzoek is gering. Doordat het onderzoek van de onderzoeksgroep doorwerkt in het onderwijs worden studenten wel enthousiast voor het onderzoek en schrijven zij vaak een scriptie op het terrein van Lex Mercatoria, maar deze scripties zijn tot op heden niet zonder meer geschikt om over te kunnen gaan tot publicatie. Wel zien we een kweekvijver ontstaan voor aankomend talent op het gebied van Lex Mercatoria en kan de scriptie een opstap zijn naar een vervolg onderzoek als lid van de onderzoeksgroep. De rol van externe onderzoekers is aanzienlijk. Zo wordt in het kader van ondernemingsrechtelijk onderzoek samengewerkt met Wezeman (RUG) en Timmerman (UL). Voor internationaal zee- en vervoerrecht wordt samengewerkt met de Vereniging van Zee- en 89

90 vervoerrecht en praktiserende advocaten. Ook binnen het Verzekeringsinstituut bestaan tal van kontakten met de verzekeringsrechtelijk georiënteerde advocatuur. Welke samenwerkingsverbanden zijn er, nationaal of internationaal; geef aan hoe zij bijdragen aan benadering en methode, en aan de resultaten van het programma Er bestaan geen formele samenwerkingsverbanden met instituten of andersoortige lichamen. Wel hebben veel onderzoekers banden met wetenschappers in binnen- en buitenland en wordt het onderzoek mede gestimuleerd door die banden. De in het programma participerende hoogleraren zijn vaste deelnemers aan nationaal en internationaal belegde conferenties op hun deelgebied. Verder wordt verwezen naar het antwoord op de voorgaande vraag. Hebt u door het organiseren van symposia, wetenschappelijke bijeenkomsten, nationaal en/of internationaal, bijgedragen aan het wetenschappelijke debat binnen uw programma?) Jaarlijks organiseert de onderzoeksgroep een congres rond het per jaar uitgekozen thema binnen het speerpuntprogramma. Hierbij worden onderzoekers uit het land betrokken die in dat thema bijzonder thuis zijn. Omdat bij het uitkiezen van de thema s mede gekeken wordt naar actualiteitswaarde, wordt zeker een bijdrage gegeven aan de wetenschappelijke discussie. Evaluatie Onderzoeksresultaten Wat heeft het onderzoek inhoudelijk gebracht (verhouding tot onderzoeksvragen)? In de publicaties van 2005, het eerste jaar waarin Lex Mercatoria draaide, is reeds duidelijk te zien hoe de internationalisatie het hart vormt van het onderzoek. Met name de publicaties van Haak, Hoeks, Kroeze en De Ly houden zich bezig met internationale verdragen en ontwikkelingen in het buitenland die van invloed behoren te zijn op de ontwikkeling van het Nederlands recht. Als titels vallen op: Intermodal transport under unimodal arrangements; Ro/ro transport under CMR, Art. 2: The Dutch solution, The harmonization of intermodal liability arrangements; Een afgeleide actie in het Nederlandse recht?, Een Duitse collectieve actie voor beleggers, Applicable law and dispute resolution clauses: a preliminary report; Arbitration and human rights; De herziening van de Arbitragewet en de internationale arbitrage; Obligations of the buyer and remedies for the buyer s breach of contract, Opting out: some observations on the occasion of the CISG s 25 th anniversary; Who wins and who loses in investment arbitration? Opvallend is ook een tweetal artikelen rond bewuste roekeloosheid. Bewuste roekeloosheid was het thema uit het speerpuntprogramma van 2004, onder het toenmalige onderzoeksprogramma NPV, waarin de leden van de huidige onderzoeksgroep toen participeerden. In het speerpuntprogramma wordt gestreefd naar integratie binnen de onderzoeksgroep en naar het bestuderen van een thema vanuit verschillende invalshoeken. In oktober van 2004 verscheen naar aanleiding van het congres over Bewuste roekeloosheid het boek Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht, onder redactie van Haak en Koot. Een tweetal artikelen komt daar nu ter versterking van het thema in 2005 bij, te weten de rechtseconomische bijdrage van Van den Bergh: Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht: eenheid of diversiteit?, Een rechtseconomische analyse, alsmede van de hand van Zwitser: 90

91 Immateriële schadevergoeding bij opzet en daarmee gelijk te stellen bewuste roekeloosheid in het contractenrecht. Promoties In 2005 is de heer mr Y. Zou gepromoveerd binnen het programma Lex Mercatoria. 15 september 2005 Yingying Zou Titel: Delivery of goods by the carrier under the contract of carriage by sea. A Focus on China Promotor: Prof.mr. G.J. van der Ziel Uitgever: Rotterdam: EUR, 328 pp ISBN x 91

92 B Mensen en middelen Geldbronnen Verwezen wordt naar onderdeel E. van het algemeen deel van het rapport. Onderzoekers Tabel 1 Leden Lex Mercatoria Rang Naam 2005 Hoogleraar Prof. Mr. Drs. H. Beckman 0,07 Prof. dr. R.J. van den Bergh 0,20 Prof. dr. K.F. Haak 0,35 Prof. mr. Dr. M.J. Kroeze 0,35 Prof. dr. F.J.M. de Ly 0,35 Mw. prof. mr. H.M. van 0,14 Vletter-Dort Prof. mr. J.H. Wansink 0,35 Universitair Hoofddocent Mr. Drs. R. Zwitser 0,35 Universitair Docent Mw. mr. M.M.R. van 0,20 Ardenne-Dick Mr. A. Blom 0,35 Mw. mr. dr. X.E. Kramer 0,75 Mw. mr. N. van Tiggle van 0,2 der Velde Promovendi Mr. A.D.M. Bras 0,75 Mw.mr. M.A.I.H. Hoeks 0,75 Mw.mr. I. Koning 0,75 Mr. M.L.H. Reumers 0,75 Drs. M.A. Verbrugh 0,75 Mw. mr. M.S. van Muijden 0,75 Mr. Drs. H.E. Nevo 0,75 Mr. Y. Zhou 0,01 Mw. mr. R.A.E. Lopes 0,20 Cardozo Totaal 9,12 92

93 C Reputatie en leiderschap Academische reputatie Prof. mr. K.F. Haak (programmaleider) is bestuurslid van de Vereniging Handelsrecht sinds 1998 en zit in de Adviescommissie Boek 8 BW voor de Regering via de Vereniging Zee-en Vervoerrecht. Hij is annotator NJ sinds 2000, was redacteur voor het Nederlands Juristenblad ( ) en zit thans in de redacties van het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht en Schip &Schade. Prof. mr. Dr. M.J. Kroeze is sinds 2006 hoofdredacteur van het Tijdschrift Ondernemingsrecht (was redacteur ), medewerker van het Nederlands Juristenblad en zit in het college van contacthoogleraren en annotatoren Ars Aequi. Hij is bestuurslid van de Vereniging Corporate Litigation, beoordelaar van NWO- onderzoeksprojecten op het gebied van ondernemingsrecht is vast auteur voor Privaatrecht Actueel van het WPNR. Prof. dr. R. van den Bergh is Member Advisory Board European Association of Law and Economics (tot september 2001 Voorzitter), neemt zitting in de redactie van de Editor Series New Horizons in Law and Economics, Edward Elgar is sedert 2005 lid van de Editorial Board Law and Economics Review en zat van in de redactie van International Review of Law and Economics. Hij is buitenlands lid van de Wetenschappelijke Commissie voor Rechtsgeleerdheid, Fonds voor Wetenschappelijk onderzoek, Vlaanderen, Belgie. Hij is Fellow geweest aan de Higher School of Economics te Moskou (2002), aan LUISS Guido Carli te Rome (2002) en aan de Universiteit van Bologna (2003 tot en met 2005). Mr.dr. X.E. Kramer is redacteur van het Tijdschrift Nederlands Internationaal Privaatrecht, Verzekeringsarchief en het Handboek Schaderegeling en is lid van de Offerhaus-kring voor (internationaal) privaatrecht en handelsrecht. Zij ontving in 2004 een EUR Fellowship. Prof. mr. H.M. Vletter- van Dort is redacteur SDU Commentaar Ondernemingsrecht en redacteur Sdu Commentaar Financieel recht, redacteur tijdschrift dossier Onderneming & financiering en Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur. Vanaf herfst 2006 zal zij hoofdredacteur zijn van het Tijdschrift Jurisprudentie Financieel recht Prof. mr. H. Wansink is Voorzitter van de vereniging voor verzekeringswetenschap (sinds 1990) en lid Presidential Council Internationale Vereniging voor Verzekeringsrecht, Hoofdredacteur van AV&S en redacteur van het Verzekeringsarchief. Prof. mr. W.H. van Boom (indiensttreding ) is Fellow voor de European Centre for Tort and Insurance Law (ECTIL) te Wenen (2000-heden) en toegelaten onderzoeker in onderzoekssamenwerkingsverband Ius Commune (deelprogramma Aansprakelijkheid en Verzekering; 2005-heden). Hij is lid NWO referentencollege (2004-). Hij is redacteur van het tijdschrift Aansprakelijkheid, Verzekering & Schadevergoeding, uitgeverij Kluwer ( ), tijdschrift Jurisprudentie Aansprakelijkheidsrecht, uitgeverij SDU (2004-heden), Tijdschrift voor Consumentenrecht en Handelspraktijken, uitgeverij Paris (2005-heden), medewerker Tijdschrift Vermogensrechtelijke Annotaties (2004-heden), redacteur Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht (NTBR 2006-heden) en Member Editorial Board Erasmus Law Review (2006-heden). Aan hem is in 2006 een vervangingssubsidie NWO toegekend voor het project Health, safety and organisational design in European tort law. 93

94 Leiderschap Geef aandacht aan de wijze waarop de interne evaluatie van het onderzoek in het programma is georganiseerd. Wie is verantwoordelijk voor de voortgang van het programma en voor de aansturing en coördinatie van het onderzoek? Hoe worden die bewaakt? Zijn er tussentijdse beoordelingen/evaluaties en wat zijn de sancties bij het niet behalen van de doelstellingen (ook op het niveau van de individuele onderzoeker)? Hoe zorgt u ervoor tijdig leemten en gebreken op het spoor te komen? Hoe worden programmatische veranderingen in de loop van de tijd ingepast? De interne evaluatie geschiedt grotendeels via de hiërarchieke lijnen van de facultaire organisatie. Dit brengt mee dat met name de hoogleraren de onderzoekspublicaties van hun medewerkers evalueren. Voorts wordt telkens een redactie gevormd ten behoeve van het jaarlijkse speerpuntprogramma om de bijdragen voor dat programma te evalueren. In overgangsjaar 2005 is er geen onderdeel van het speerpuntenprogramma gerealiseerd. Het vorige speerpuntcongres dateert van oktober 2004 (Bewuste roekeloosheid). Voor 23 juni 2006 staat het eerstvolgende speerpuntcongres op het programma. Voorts wordt het gehele programma Lex Mercatoria aangestuurd door programmaleider Haak. Haak is als programmaleider de eerst verantwoordelijke voor de voortgang van het programma en voor de aansturing en coördinatie van het onderzoek. Hij wordt hierin bijgestaan door zijn collega-hoogleraren die ieder de voortgang en aansturing binnen hun (sub)sectie voor hun rekening nemen. In zijn hoedanigheid van programmaleider maakt Haak deel uit van de Commissie van Programmaleiders, welke commissie het lopende onderzoek initieert, stimuleert en evalueert. Bij de vergaderingen van deze commissie zijn aanwezig de onderzoeksdecaan van de faculteit, de directeur van de faculteit en de onderzoeksmedewerkster van het bureau FRG. De totale gang van zaken, waaronder evaluaties, veranderingen, bijsturingen en coördinatie wordt voorts in gunstige zin beïnvloed door de regelmatige vergaderingen van de onderzoeksgroep. In deze vergaderingen worden ook de speerpunten besproken, geëvalueerd en uitgebroed. Maatschappelijke relevantie Besteed in elk geval aandacht aan de volgende aspecten: Voor de rechtswetenschap is de relatie met de rechtspraktijk belangrijk. Komt die tot uiting in het publicatiebeleid? Hoe geeft u vorm aan de maatschappelijke relevantie van het programma? Neemt men bijvoorbeeld deel aan het maatschappelijke debat in niet-juridische media? Waaruit blijkt dat? Het wetenschappelijk onderzoek van de capgroep privaatrecht van de juridische faculteit van de Erasmus Universiteit is altijd sterk gericht geweest op de economische activiteiten rondom de haven. Het Rotterdamse onderzoek is dienstbaar aan de economische activiteiten die in en rondom Rotterdam plaatsvinden. Het onderzoek wordt gekenmerkt door een praktische inslag: het moet uiteindelijk dienstbaar zijn aan de praktijk. 94

95 Dit uitgangspunt maakt tot op heden verder geconcretiseerd beleid onnodig. Onderzoekers worden regelmatig gevraagd een bijdrage te leveren aan voorlichting aan de praktijk. De publicatielijst over 2005 heeft dan ook een groot aantal vakpublicaties waarmee de rechtspraktijk bediend werd. Scouting en personeelsbeleid Verwezen wordt naar Onderdeel E van het algemeen deel. D Onderzoeksresultaten in cijfers Onderstaand treft u aan de tabellen met daarin opgenomen de kernpublicaties (tabel 1) de programmaresultaten in cijfers over 2005 (tabel 2) en vervolgens de volledige wetenschappelijke output over 2005 (tabel 3). Tabel 1 kernpublicaties Haak, K.F./F.L.Koot (red.), Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht, SI- EUR-reeks 36, 2004 Haak, K.F., & Hoeks, M.A.I.H. (2005). Intermodal transport under unimodal arrangements. Transportrecht, 28(3), Kroeze, M.J. (2005), Bange Bestuurders. Deventer, Kluwer (oratie EUR, 25 pp.) Ly, F.J.M. de (2005). Applicable law and dispute resolution clauses: a premilinary report. In Henry Lesguillons (Ed.), Les grandes clauses des contrats internationaux, Brussels Conference, March 11-12, 2005, Commission Droit et Vie des Affaires (pp ). Bruxelles: FEC/Bruylant. Zwitser, R. (2005). Pandrecht en orderpapier (I) en (II). Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 2005(6611), ; 2005(6612),

96 Tabel 2 programmaresultaten in cijfers Lex Mercatoria Wetenschappelijke publicaties 2005 Monografieën 2 Monografieën + internationaal Dissertaties 1 Boeken 1 Boeken + internationaal Artikelen in extern gerefereerde 2 tijdschriften Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften + internationaal Artikelen in overige tijdschriften 15 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal 3 Boekdelen 5 Boekdelen + internationaal 4 Bundels Overige Totaal 33 Vakpublicaties 2005 Monografieën Boeken Bundels Artikelen 9 Boekdelen 5 Annotaties 2 Artikelen + internationaal 1 Boeken + internationaal Boekdelen + internationaal Bundels + internationaal Overige Totaal Populariserende publicaties Overige onderzoek-output 3 53 Totaal alle publicaties 96

97 Tabel 3 Volledige outputlijst Wetenschappelijke publicaties Dissertaties Zou, Y. (2005, september 15). Delivery of goods by the carrier under the contract of carriage by sea. A focus on China. EUR, 328 pp. ((co- )Promot.: Prof.Mr. G.J. van der Ziel). Boeken Kroeze, M.J., Timmerman, L., & Wezeman, J.B. (2005). De kern van het ondernemingsrecht. Deventer: Kluwer, 215 pp. Boekdelen Kroeze, M.J. (2005). Een afgeleide actie in het Nederlandse recht?. In G. van Solinge, M. Holtzer, & A.F.J.A. Leijten (Eds.), Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation (pp ). Deventer: Kluwer. Wansink, J.H., & Tiggele-van der Velde, N. van (2005). Tekst en Commentaar, Verzekeringsrecht. In J.H. Wansink, J.G.C. Kamphuisen, & W.M.A. Kalkman (Eds.), Verzekeringsrecht : de tekst van Boek 7 titel 17 en 18 BW, verwante regelgeving en toepasselijk recht op verzekeringsovereenkomsten voorzien van commentaar (pp ). Deventer: Kluwer. Wansink, J.H., & Tiggele-van der Velde, N. van (2005). Tekst en Commentaar, Verzekeringsrecht. In J.H. Wansink, J.G.C. Kamphuizen, & W.M.A. Kalkman (Eds.), Verzekeringsrecht : de tekst van Boek 7 titel 17 en 18 BW, verwante regelgeving en toepasselijk recht op verzekeringsovereenkomsten voorzien van commentaar (pp. 1-55). Deventer: Kluwer. Wansink, J.H. (2005). De particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering en een verzekerbaar belang, Preadvies voor Vereniging voor verzekeringswetenschap. In J.H. Wansink (Ed.), Verzekering en belang (pp ). Deventer: Kluwer. Wansink, J.H. (2005). De verzekeringsovereenkomst in titel 7.17 BW: een nieuwe wettelijke regeling, een nieuw geluid?. In P.J.M. Drion (Ed.), Het nieuwe verzekeringsrecht in titel 7.17 BW belicht (pp. 1-27). Deventer: Kluwer. Boekdelen + Ly, F.J.M. De (2005). Applicable law and dispute resolution clauses: a internationaal premilinary report. In Henry Lesguillons (Ed.), Les grandes clauses des contrats internationaux, Brussels Conference, March 11-12, 2005, Commission Droit et Vie des Affaires (pp ). Bruxelles: FEC/Bruylant. Ly, F.J.M. De (2005). Arbitration and human rights. In. DIS (Ed.), The relevance of public international law in international commercial arbitration (pp ). Keulen: Deutsche Institution für Schiedsgerichtsbarkeit. Ly, F.J.M. De (2005). Obligations of the buyer and remedies for the buyer s breach of contract (Articles 53-65), General Obligations and some Specific Issues. In F. Ferrari, H. Flechtner, & R.A. Brand (Eds.), The draft Uncitral Digest and beyond: cases, analysis and unresolved issues in the U.N. Sales Convention (pp ). Wereldwijde Thomson/West publicatie: Thomson/West. Ly, F.J.M. De (2005). Opting out: some observations on the occasion of the CISG's 25th anniversary. In F. Ferrari (Ed.), Quo Vadis CISG? Celebrating the 25th anniversary of the United Nations Convention on contracts for the International Sale of Goods (pp ). Brussel/Paris: 97

98 Monografieën Artikelen in overige tijdschriften Artkelen in extern gerefereerde tijdschriften Artikelen in Bruylant/Forum européen de la Communication. Haak, K.F. (2005). De exceptie van de redelijkheid en billijkheid in het personenvervoer. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 29 pp. Kroeze, M.J. (2005). Bange bestuurders. Deventer: Kluwer, 25 pp. Bergh, R.J. Van den (2005). Bewuste roekeloosheid in het privaatrecht: eenheid of diversiteit?, Een rechtseconomische analyse. Tijdschrift voor Milieuschade en Aansprakelijkheidsrecht, 19(3), Bergh, R.J. Van den (2005). Bespreking van N. Philipsen, Regulation of and by Pharmacists in the Netherlands and Belgium: An Economic Approach [Review of N. Philipsen, Regulation of and by Pharmacists in the Netherlands and Belgium: An Economic Approach]. Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 166(1), Dunne, J.M. van (2005). Beperking van aansprakelijkheid in contracten: exoneratie en verzekering, zoals in geval van 'bewuste roekeloosheid'. Tijdschrift voor Milieuschade en Aansprakelijkheidsrecht, 2005(3), Dunne, J.M. van (2005). De partijongelijkheid en de consequentie daarvan in een civiele procedure. Ars Aequi, 2005(7), Haak, K.F., & Hoeks, M.A.I.H. (2005). Intermodal transport under unimodal arrangements. Transportrecht, 28(3), Haak, K.F. (2005). De rol van arbitrageclausules in de logistieke dienstverlening. Nederlands Juristenblad (NJB), 2005(29), Kramer, X.E. (2005). De Europese Executoriale Titel: een nieuw instrument ter verwezenlijking van het Europees procesterritoir. Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht (NTBR), Kramer, X.E. (2005). De harmoniserende werking van het Europees procesrecht: de diskwalificatie van de anti-suit injunction. Nederlands Internationaal Privaatrecht (NIPR), Kroeze, M.J. (2005). Een Duitse collectieve actie voor beleggers. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(14), Kroeze, M.J. (2005). Onafhankelijkheid van commissarissen. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(8), Ly, F.J.M. De (2005). De herziening van de Arbitragewet en de internationale arbitrage. Tijdschrift voor Arbitrage, 2005(2), Smeele, F.G.M. (2005). Avarij-grosse: de nieuwe York-Antwerp Rules Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht, Smeele, F.G.M. (2005). Rechtsmacht in verzekeringszaken. Aansprakelijkheid Verzekering en Schade (AVS), Wansink, J.H. (2005). Zorgplichten voor de (rechtstreekse) verzekeraar en de bemiddelaar in de Wet financiele dienstverlening. Aansprakelijkheid Verzekering en Schade (AVS), 2005, Zwitser, R. (2005). Immateriële schadevergoeding bij opzet en daarmee gelijk te stellen bewuste roekeloosheid in het contractenrecht. Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 2005(2), Zwitser, R. (2005). Pandrecht en orderpapier (I). Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 2005(6611), Zwitser, R. (2005). Pandrecht en orderpapier (II). Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 2005(6612), Haak, K.F. (2005). Ro-ro transport under CMR, Art.2: The Dutch 98

99 overige tijdschriften + internationaal Vakpublicaties Boekdelen Artikelen Artikelen + internationaal solution. Lloyd's Maritime and Commercial Law Quarterly, 2005(3), Haak, K.F. (2005). The harmonization of intermodal liability arrangements. European Transport Law, XL(1), Ly, F.J.M. De (2005). Who wins and who loses in investment arbitration? Are investors and host states on a level playing field? The Lauder/Czech Republic legacy. Journal of World Investment and Trade, 6(1), Haak, K.F. (2005). Boek 8. Verkeersmiddelen en vervoer. In J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker, & W.L. Valk (Eds.), Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek (pp. 1-34). Deventer: Kluwer. Haak, K.F. (2005). Boek 8. Verkeersmiddelen en vervoer. In J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker, & W.L. Valk (Eds.), Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek (pp. 1-50). Deventer: Kluwer. Haak, K.F. (2005). Boek 8. Verkeersmiddelen en vervoer. In J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker, & W.L. Valk (Eds.), Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek (pp. 1-80). Deventer: Kluwer. Haak, K.F. (2005). Boek 8. Verkeersmiddelen en vervoer. In J.H. Nieuwenhuis, C.J.J.M. Stolker, & W.L. Valk (Eds.), Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek (pp. 1-9). Deventer: Kluwer. Kramer, X.E. (2005). Onderdeel Internationaal Privaatrecht (1200) Toepasselijk recht op verkeersongevallen. In J.J. van der Wansem (Ed.), Handboek schaderegeling motorrijtuigen (pp. 1-18). Alphen aan den Rijn: Samsom BedrijfsInformatie. Beckman, H. (2005). Titel 9 Boek 2 BW: waarderingsgrondslagen en het nieuwe Besluit actuele waarde. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(15), Dort, H.M. van (2005). Pyramidespel met aandelen, of de multiplier van Toth. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(15), Kroeze, M.J. (2005). Axioma B.V. in moeilijkheden. Ars Aequi, 2005(10), Kroeze, M.J. (2005). Blokkeringsregeling en prijsbepaling van aandelen. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(6), Kroeze, M.J. (2005). V.o.f. en koop op afbetaling. Ondernemingsrecht. De Naamlooze Vennootschap. TVVS, 2005(2), Ly, F.J.M. De (2005). Kroniek Internationale Arbitrage. Tijdschrift voor Arbitrage, 2005(1), Ly, F.J.M. De (2005). Kroniek Internationale Arbitrage (3). Tijdschrift voor Arbitrage, 2005(3), Wansink, J.H., & Ardenne-Dick, M.M.R. van (2005). De spiegelbeelddekking bij WAM-plichtige werktuigen: wie betaalt bij schade?. Verkeersrecht. Juridisch Maandblad Wegverkeer, 53(2), Wansink, J.H. (2005). Botsende werelden in de financiële dienstverlening. Verzekeringsarchief, 2005(5/6), Kramer, X.E. (2005). Boekbespreking: F. Seatzu, Insurance in private international law : a European perspective [Review of F. Seatzu, Insurance in private international law : a European perspective]. Common Market Law Review,

100 Annotaties Haak, K.F. (2004, august 12). Doorbraak van beperkte aansprakelijkheid in het openbaar vervoer. Noot bij NJF 2004/543. Hof Amsterdam. Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht (NTBR), 2005(6), 6. Haak, K.F. (2004, may 14). Annotatie bij NJ 2005, 236 (Interpolis/Van Reenen). Hoge Raad. Nederlandse Jurisprudentie (NJ). Verzameling van Belangrijke Rechterlijke Beslissingen, 2005(236), 3. Overige onderzoeksoutput Bergh, R.J. Van den (2005). Towards efficient self-regulation in markets for professional services. softwareprodukt. Haak, K.F. (2005, january 24). De exceptie van de redelijkheid en billijkheid in het personenvervoer. Erasmus Universiteit Rotterdam, Academische Winterlezing. Kroeze, M.J. (2005, october 8). De Verenigde Staten: een voorbeeld voor Europa?. Rotterdam, Lezing op het ELSA-congres 'Survival of the Fittest; Concurrentie van Europese rechtsvormen. E Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Sterktes van en in het programma zijn: Als sterke punten kunnen worden genoemd de internationale gerichtheid van het onderzoek op de diverse deelgebieden alsmede de op de praktijk gerichte benadering. Daarin onderscheidt het Rotterdamse Lex Mercatoria onderzoek zich van andere onderzoeksprogramma s. Ook het aantal wetenschappelijke publicaties en vakpublicaties is behoorlijk. De wens in gezamenlijke studies (speerpunten) te participeren is evident aanwezig en biedt perspectief op verdere ontwikkeling. Zwaktes van en in het programma zijn: Als zwakke punten valt te denken de nog niet gerealiseerde aansluiting bij het onderzoek van de sectie burgerlijk recht van de capgroep Privaatrecht alsmede bij onderzoekscholen op het terrein van het privaatrecht. Ook het aantal deelnemers is aan de lage kant en bevat te weinig middenkader. 100

101 II Disciplineprotocol rechtswetenschappelijk onderzoek: Onderzoeksprogramma Het domein van de Rechter Titel programma: De legitimiteit van het rechterlijk oordeel Programmaleider: Prof. mr N.J.H. Huls Rechtsgebieden: Rechtstheorie, rechtssociologie, Arbeidsrecht Startdatum en looptijd: 1 januari 2005 tot 1 januari 2009 Formele samenwerkingsverbanden: OMV (KNAW erkend tot 2011) A Inhoudelijke aspecten Strategie en beleid Waarom gehoorzamen zovelen de beslissingen van zo weinigen? Dat is een kernvraag van de politieke filosofie, die ook voor de legitimiteit van het rechterlijk oordeel cruciaal is. Hoe kan het verbindend karakter van rechterlijke uitspraken gefundeerd worden voor de huidige tijd, waarin de overtuigingskracht van het rechterlijk oordeel van alle kanten wordt bekritiseerd. Tegelijkertijd worden ook vraagtekens gezet bij de empirische geldigheid: rechterlijke uitspraken moeten worden nageleefd, maar gebeurt dat ook in de praktijk? In 2006 zal de programmaleider een paper schrijven om het begrip legitimiteit op een zodanige manier uit te werken dat een common ground ontstaat voor zowel de empirisch als de theoretisch geverseerde participanten. Hieronder volgt een eerste vingeroefening. 1. Vier soorten legitimiteit Politieke legitimiteit Onomstreden is dat in een rechtstaat rechters (juridische beslissers) zowel de taak hebben om regels toe te passen als om recht te vormen bijv. bij open normen. Rechters moeten een beslissing geven ook al spreken de toepasselijke regels elkaar tegen of zijn ze onduidelijk (verbod van rechtsweigering). In de leer van de machtenscheiding hebben rechters het laatste woord : vonnissen moeten worden gehoorzaamd door de andere staatsmachten, d.w.z. worden blind ten uitvoerleg gelegd met behulp van de sterke arm (legitieme geweldsuitoefening door de staat). Dit betreft het leerstuk van de rechterlijke onafhankelijkheid/en het daarmee samenhangende sub iudice beginsel. Juridische legitimiteit Hier gaat het om de juridische kenmerken van het rechterlijk oordeel c.q. juridische oordeel. Formeel is het vonnis (de uitspraak) het laatste woord: de onherroepelijk geworden beslissing, als de formele procedures zijn uitgeput. Eerste instantie hoger beroep laatste instantie (litis finiri opportent). Materieel kan de afgesloten zaak in sommige gevallen heropend worden: herziening, nieuwe feiten, nieuwe technologie (DNA bewijs), gratie. Openbaarheid is een belangrijk kenmerk van legitieme rechtspraak, maar onze rechtspraak kent ook een aantal kenmerken van beslotenheid (het geheim van de raadkamer, samenstelling kamers, toewijzing van zaken). 101

102 De Europese dimensie van de nationale rechtsorde legt de lat voor de juridische legitimiteit aanzienlijk hoger: vonnissen mogen noch in strijd zijn het EU recht noch met het EVRM. Sociologische legitimiteit Hier komen de analyses van legitimiteit van de grote namen uit de sociologie aan de orde (Hoekema). Weber over de voorspelbaarheid van rationeel modern recht, Habermas die recht ziet als de uitkomst van maatschappelijke discussies en last but not least - Luhmann, die legitimiteit definieert als de feitelijke bereidheid om onzekere beslissingen te accepteren. Morele legitimiteit Wat betekenen onrechtvaardige uitkomsten voor de aanvaardbaarheid van het rechtelijk oordeel, bijv. als gevolg van rechterlijke vooringenomenheid of van ethische tekortkomingen? Maar de morele dimensie van het rechterlijk oordeel staat eveneens ter discussie bij feitelijk of wetenschappelijk onjuiste uitkomsten, bijvoorbeeld bij rechterlijke dwaling, of door nieuwe of bestaande wetenschappelijke inzichten. Waarom is de legitimiteit van het rechterlijk oordeel niet meer vanzelfsprekend? Er zijn vier groepen van factoren die er toe leiden dat er tegenwoordig vragen rijzen over de legitimiteit van het rechterlijk oordeel. Alternatieven De monopoliepositie van de rechterlijke macht staat ter discussie. Er ontstaan alternatieven voor rechtspraak die een concurrent zijn, c.q. kunnen worden van rechterlijke geschilbeslechting. In de eerste plaats is de positie van juristen in de geschilbeslechting niet meer vanzelfsprekend en er wordt gepleit voor lekenrechtspraak en rechtspraak door experts. De ADR beweging bepleit alternatieve vormen van geschilbeslechting (o.a. mediation) die superieur zouden zijn aan formele gerechtelijke geschilbeslechting. De Roo en Jagtenberg behoren tot de toonaangevende Nederlandse onderzoekers op dit terrein. Loonstra c.s. zijn geïnteresseerd in de geschilbeslechting buiten de rechter om binnen bedrijven op basis van CAO-afspraken De rechter als manager De kwaliteit van het werk van de rechter als gewetensvolle individuele beslisser wordt door de Raad voor de Rechtspraak ingekaderd door eisen aan het management van werkprocessen, de productiviteit (value for money, NPM). Er ontstaan nieuwe besluitvormingsgremia (raad voor de rechtspraak, sectorvoorzitters, e.d.) en nieuwe vormen van rechterlijke samenwerking, o.a. vanwege de schaalvergroting en bulkzaken. Ook de opkomst van ICT beïnvloedt het werk van de rechter diepgaand. Deze nieuwe attitude van de rechter roept een aantal legitimiteitsvragen op. De rechter als rechtspolitieke actor De andere staatsmachten betwisten de rolvervulling door de rechter. Hij zou ten onrechte plaats nemen op de stoel van de bestuurder (van Kemenade), politici vragen zich hardop af of vonnissen wel juist zijn (Remkes, Verhagen). Er zijn vrijmoediger omgangsvormen ontstaan tussen de staatsmachten. Mede hierdoor moet een actieve rechterlijke mediapolitiek ontwikkeld worden en gaan er stemmen op voor een responsieve rechtspraak (Verberk) en bredere motivering (rechtsoverdracht, Witteveen). De plaats van de Raad voor de Rechtspraak als politieke actor is nog niet geheel uitgekristalliseerd, zoals Huls in zijn Rotterdamse diesrede liet zien. 102

103 Populistische kritiek De actiegroep WORM heeft met succes een aantal tekortkomingen van het rechterlijk apparaat aan de orde gesteld, wat onder andere heeft geleid tot nieuw beleid t.a.v. rechter plaatsvervangers en een Gedragscode. Maar de populistisch getoonzette kritiek houdt aan, en richt zich o.a.op de elitaire samenstelling en de ondoorzichtige registratie van nevenfuncties. Er wordt gepleit voor een grotere transparantie en een radicalere openbaarheid van rechterlijk procedures, zowel qua vonnissen, samenstelling van de kamers en zaakstoewijzing. Centrale onderzoeksvragen De centrale onderzoeksvragen zijn: hoe valide is de kritiek op de legitimiteit van het rechterlijk oordeel? Wat zijn de sterke en zwakke kanten van de voorgestelde vernieuwingen en alternatieven? Plaatsbepaling tot eerder onderzoek van de onderzoeksgroep Formeel is het onderzoeksprogramma van start gegaan op 1 januari 2005, maar materieel is de verschijning in april 2004 van de bundel Het domein van de Rechter onder redactie van M.A. Loth en N.J.H.Huls het eerste teken van leven geweest. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de beide redacteuren als programmaleider zouden optreden, maar na de benoeming van Loth tot decaan, werd Huls de enige programmaleider. Het slothoofdstuk van de bundel een product van de samenwerking tussen de Rotterdamse rechtbank en de juridische faculteit van de EUR - bevat een agenda voor verder onderzoek, en is in feite het startdocument voor ons onderzoeksprogramma. Deze is toegezonden naar alle leden van de facultaire gemeenschap met de uitnodiging om zich als (kandidaat) lid aan te melden. Het heeft vervolgens wel enige tijd geduurd voordat een ieder zijn keus gemaakt had. Deze vertraging hing mede samen met de facultaire reorganisatie, het systeem van Sanders Kwalificatie (verder: SK) en de aansluiting bij het erkenningsproces van de onderzoeksscholen. Op 24 juni en 8 juli 2005 zijn twee zg kick off bijeenkomsten georganiseerd, waar de deelnemers aan elkaar werden voorgesteld en waar de eerste aanzetten tot onderzoeksprogrammering werden geformuleerd. Van meet af aan kende onze onderzoeksgroep een bescheiden omvang en dat noopte al snel tot het snoeien in de plannen. Verder was binnen de faculteit de verhouding programmaleider - sectiehoofd niet geheel uitgekristalliseerd (wie beslist over de inhoud van het onderzoek van de medewerkers?) en was er nog geen duidelijk sturingsinstrumentarium. Verder legden de meeste onderzoekers hun prioriteit vooral bij het behalen (en behouden) van de SK, en evenmin was duidelijk wat het (eigen) budget van de programmaleider was. Toen eind 2005 de hererkenning van de OMV een feit was, werd duidelijk in welke richting de faculteit zich wilde ontwikkelen qua onderzoek en wat de plaats van de programma s daarbij is. In de facultaire promovendusronde in de zomer van 2005 verwierf ons programma vier plaatsen. Toen duidelijk werd dat de samenwerking met de positiefrechtelijke vakken beperkt bleef tot de sectie arbeidsrecht van Prof Loonstra, heeft begin 2006 een nadere toespitsing van het programma plaatsgevonden. Thans is het thema van onze onderzoeksgroep De legitimiteit van het rechterlijk oordeel. 103

104 Voor welk soort onderzoek hebt u gekozen (grondslagen of anders, evt. mix) Onze groep bestaat voornamelijk uit juristen met een multidisciplinaire belangstelling. De meesten combineren een juridische invalshoek met een rechtstheoretische, een empirische of een taalkundige benadering. Hoe belangrijk is het perspectief van de internationalisering voor uw programma, en waaruit blijkt dat? De onderzoeksgroep wil een prominente positie verwerven in het nationale debat en dat kan alleen maar als we er in slagen een relatie te leggen met internationale discussies. De problemen waarmee de rechterlijke macht worstelt, komen vrijwel zonder uitzondering ook in andere landen voor. De (rechts)vergelijkende methode maakt daarom vrijwel altijd deel uit van ons onderzoek. Ook de bestudering van de alternatieven voor rechterlijke oordeelsvorming (ADR, geschilbeslechting in de onderneming) is een onderwerp dat internationaal in de belangstelling staat. De vraagstukken waarvoor de Nederlandse rechterlijke macht zich geplaatst ziet, spelen niet zelden in andere landen evenzeer. Onze onderzoeksgroep streeft een vergelijkende oriëntatie na: Wij willen meedoen in het internationale debat over de plaats van de rechter in de samenleving en de rechtsorde en wij zoeken de intellectuele confrontatie met onderzoekers in het buitenland. Daarbij valt te denken aan onderzoekers die in andere moderne rechtsordes in West-Europa en de Verenigde Staten soortgelijke ontwikkelingen op de voet volgen, maar ook aan de samenwerking met partners in rechtsordes in ontwikkeling (China, Tsjechië, Indonesië). Bestaande internationale contacten zullen de basis vormen voor grensoverschrijdend onderzoek. Juist in de confrontatie met andere rechterlijke organisaties waarin rechtsstatelijke verworvenheden nog niet vanzelfsprekend zijn, wordt zichtbaar wat de harde kern is van rechtsstatelijke waarden die ook in de moderniseringsoperatie in onze rechtsorde speciale aandacht verdienen. Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het programma De rechter is van oudsher de centrale figuur in het (westerse) nationale juridisch denken. Thans wordt van alle kanten aangedrongen op verandering en vernieuwing. Tal van concepten uit verschillende disciplines worden aangereikt om de rechter de juiste weg te wijzen. Rechtspraak is gelegitimeerde machtsuitoefening door de staat in individuele zaken door onafhankelijke, professionele, voor het leven benoemde juristen. Het betreft gerechtvaardigde machtsuitoefening binnen de geldende kaders van de bestaande rechtsorde.rechtspraak is het bindend beslissen van andermans geschillen. De onderzoeksgroep wil een nieuwe onderzoekslijn uitzetten die de basis vormt voor een samenwerking tussen juristen en sociale wetenschappers (economen daaronder begrepen) van verschillende faculteiten en onderzoeksinstituten, in binnen- en buitenland. Het gaat in het bijzonder om het slaan van een brug tussen de empirische onderdelen van het onderzoek en de meer rechtstheoretische aspecten. 104

105 Geef een korte en lange termijnplanning van het onderzoek Korte termijn planning 2006/2007 Procedurele rechtvaardigheid versus responsieve rechtspraak. Er zijn empirische onderzoekers (Van Velthoven, Verberk, Eshuis, Huls, Malsch, de Keijser, Hengstmengel) enerzijds en een aantal meer theoretisch geverseerden (Loth,, Mak, de Paauw, Hermans & Mevis) anderzijds, die allen belangstelling hebben getoond en plannen hebben ontwikkeld op het terrein van de legitimiteit van het rechterlijk oordeel. Voor deze eerste werkconferenties zal Huls een inleidend theoretisch paper schrijven over de sociologische legitimiteit zoals gedefinieerd door de Duitse rechtssocioloog Niklas Luhmann, die een radicale scheiding postuleert tussen beslissen en waarheidsvinding: een systeem kan niet zowel beslissingen garanderen als de waarheid. Verder moet de rechter zich volgens Luhmann strikt beperken tot de beslissing zelve en uitsluitend spreken via zijn vonnis, anders dreigt politisering van rechtspraak. Dus:de rechter is geen waarheidsvinder en nazorg is niet des rechters plicht. Tijdens de werkconferentie confronteren we de benadering van Luhmann met een aantal andere benaderingen, zowel van theoretische als van empirische aard. Procedurele rechtvaardigheid is empirisch onderzocht door Minekus (Utrecht), terwijl Hengstmengel een empirisch-theoretisch proefschrift voorbereidt. Malsch en de Keijser verrichten eveneens empirisch onderzoek op het terrein van procedurele rechtvaardigheid. Verberk en Eshuis, maar ook ADR onderzoekers als De Roo & Jagtenberg kijken meer naar de maatschappelijke condities voor en effecten van rechtspraak. De rechter kent in de responsieve benadering een veel breder verantwoordingspatroon. De rechter moet juist uitleggen en problemen oplossen. In deze conferentie staat het debat procedurele rechtvaardigheid versus maatschappelijke betrokkenheid van de rechter centraal. 2006/2007 De rechtspolitieke rol van hoogste rechters De rechtspolitieke positie van de hoogste nationale rechter is essentieel voor de legitimiteit van het rechterlijk oordeel. Een aantal deelnemers van het onderzoeksprogramma wil het debat hierover theoretisch verdiepen door een werkconferentie te organiseren rond recente buitenlandse studies van Sunstein en van Lasser. Hier is het nieuwe boek van Cass Sunstein (2005) relevant, waarin het traditionele tegenstelling tsusen concervatieven en liberalen wordt vervangen door een vierdeling perfectionisten (Dworkin) fundamentalisten (Scalia), democraten (moeilijk te vinden) en minimalisten (Sunstein zelf). Het is interessant dit te vergelijken met Europese rechters zowel in Straatsburg als in Luxemburg. Bruinsma (Utrecht) heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het EHRM en W.Thomassen (voormalig rechter in het EHRM) is in 2006 gasthoogleraar in Rotteram. Lasser vergelijkt de samenhang tussen de inhoudelijke en de institutionele legitimiteit van het Amerikaanse Hooggerechtshof, het Franse Cour de Cassation en het Europesche Hof van Justitie in Luxemburg. Ook dit is een zeer vernieuwende benadering die in de belangsteling staat bij Jacco Bomhoff (Leiden) R.J. de Pauw (EUR), Adams (Antwerpen), M.A. Loth en R. de Lange (EUR). Wij willen proberen om de relevantie van deze studies voor onze eigen hoogste rechtres in kaart te brengen. Dit doen we door het te verbinden met het werk van Hermans en 105

106 Mevis over de kwaliteitstoets door de Hoge Raad en de kritiek op de rol van de Raad van State in het bestuursrecht. 2006/2007 De legitimiteit van rechterlijke (juridische) beslissingen in het arbeidsrecht Op het terrein van het arbeidsrecht valt op dat veel geschillen niet worden beslecht door overheidsrechters, maar door (veelal) commissies die bekend zijn met de mores van de beroepsgroep in kwestie. De voorzitter is meestal een externe, juridisch geschoold persoon, de overige leden lid van één van verenigingen van werknemers of werkgevers binnen de bedrijfstak. Arbeidsrecht is voor een niet gering deel (van oorsprong) autonoom recht, op grond waarvan de spelers in het veld zelf medebeslisser zijn in situaties dat zich geschillen voordoen. Het onderscheid tussen autonoom en heteronoom recht is (rechts)theoretisch geproblematiseerd (Molenaar, Levenbach, Jacobs, Loonstra) en onder meer in ontwikkelingen in CAO s geanalyseerd (Van der Heijden, Jansen/Loonstra). In 2007 zullen Loonstra en Van der Voet een studie afronden waarin de wijze van beslechting van CAO-geschillen centraal staat. Vanuit rechtstheoretische, empirische en positiefrechtelijke optiek zullen geschillenbeslechtingsmechanismen in CAO s worden geanalyseerd. De studie zal in een monografie uitmonden. In tegenstelling tot veel Europese landen, kent Nederland geen gespecialiseerde arbeidsrechter; over arbeidsgeschillen oordeelt de kantonrechter (als zij ten minste niet binnen de bedrijfsgroep worden beslecht). Dat betekent niet dat de positie van de kantonrechter onproblematisch was of is). Kantonrechters zijn door velen gezien als exponenten van een maatschappelijke laag die niet of weinig affiniteit heeft met geschillen tussen werkgevers en werknemers. Regelmatig is de invoering van een gespecialiseerde rechter bepleit of lekenrechtspraak (zie oratie Loonstra). Deze thematiek vormt mede onderdeel van het arbeidsrechtelijk deel van het onderhavige onderzoeksprogramma. Twee dissertatieonderzoeken zijn in 2006 gestart, dat van Kruit (Naar een gespecialiseerde rechter in arbeidszaken?, met centrale aandacht voor Duitsland en België) en Quist (De rechterlijke betekenis van de omstandigheden van het geval in het arbeidsrecht). Lange termijn De EUR wil zich door het onderhavige onderzoeksprogramma meten met het Nijmeegse onderzoeksprogramma Rechtspleging dat gestart is in 2001, en dat thans onder leiding staat van Prof L. De Groot-van Leeuwen. Door ons te concentreren op de legitimiteitsaspecten van bindende juridische besluitvorming kent onze benadering een scherpere focus dan die van de Nijmeegse groep. Wij streven er naar om een aantal wetenschappelijke inzichten te produceren die behulpzaam kunnen zijn bij de oplossing van de problemen waarmee de rechterlijke macht worstelt. De meerwaarde van ons programma ligt in een grote nadruk op de rechtspolitieke aspecten van het domein van de Rechter. Rechters moeten zich tegenwoordig beter en meer extern verantwoorden en dat raakt aan een aantal fundamenten van de rechterlijke taak- en ambtsuitoefening. De Rotterdamse onderzoeksgroep pretendeert om hier een relevante theoretische inbreng te hebben waarmee de rechterlijke organisatie zijn voordeel kan opdoen. Door middel van een aantal excellente publicaties willen wij laten zien dat de EUR vooraan staat bij deze discussies wordt het oogstjaar van onze groep. In 2007 staan twee externe dissertaties op het programma, die van Roland Eshuis over het meten van doorlooptijden in handelszaken en van Suzan Verberk over responsieve rechtspraak en problem solving courts. Elaine Mak bereidt intern een proefschrift voor over de constitutionele aspecten van functionele decentralisatie van rechtspraak. 106

107 Mede op basis van de eerder beschreven conferenties schrijft Huls tijdens zijn sabbatical in Berkeley een boek over de legitimiteit van het rechterlijk oordeel. Alle deelnemers van de onderzoeksgroep wordt gevraagd aan dat boek een bijdrage te leveren. Loth en Hol schrijven een boek over de herwaardering van het rechtersambt. Hermans zal zijn boek over de (re)organisatie van de rechterlijke macht hebben afgerond. Voor het arbeidsrechtsproject van Loonstra c.s. is het doel inzicht te krijgen in het antwoord op de vraag of arbeidsrechtelijke geschillen meer gestroomlijnd moeten worden richting de overheidsrechter of juist naar bedrijfsrechtspraak. Indien het laatste: of verbeteringen moeten worden aangebracht om de legititmiteit van het juridische (niet-rechterlijke) oordeel te verhogen. Geef een publicatieprofiel Het publicatieprofiel van het programma wordt reeds beschreven in de beantwoording op de voorafgaande vraag. Hoe ziet u de relatie tussen het programma en de rechtspraktijk? De rechtspleging maakt momenteel zowel nationaal als internationaal een belangrijke ontwikkeling door en leidt tot ingrijpende veranderingsprocessen binnen de rechterlijke macht (Zuckerman). Met de installatie van de Raad van de rechtspraak is een duidelijk signaal gegeven dat de derde macht zich moet ontwikkelen tot een professionele organisatie. In de komende 5 jaar zal een aantal belangrijke beslissingen genomen worden die vorm en inhoud van het rechterlijk werk ingrijpend zullen veranderen. Bij de uitwerking van het programma hebben wij ons laten leiden door een aantal concrete veranderingsprocessen op nationaal en internationaal niveau die momenteel bij de rechterlijke macht plaatsvinden. Wij willen een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over de plaats van de rechter in de samenleving, en - in het verlengde daarvan of vanwege een te gering vertrouwen in de rechter de rol van de niet-overheidsrechter moet worden uitgebouwd? Wij willen op een onbevooroordeelde manier mee- en tegendenken met de inspanningen die de bevoegde autoriteiten (Raad voor de rechtspraak, de gerechten, de Minister van Justitie etc de komende jaren ondernemen en een substantiële bijdrage leveren aan nationale en internationale wetenschappelijke debatten op dit terrein. Vanuit verschillenden instanties zijn er recentelijk onderzoeks- en beleidsagenda s gepubliceerd. Het Ministerie van Justitie, De Raad voor de rechtspraak en het WODC zoeken nieuwe allianties met de juridische faculteiten en Rotterdam speelt daarbij graag een actieve en vooraanstaande rol. De benoeming van Prof Hermans door de EUR, de Rotterdamse Rechtbank en de Raad voor de rechtspraak is van deze wederzijdse betrokkenheid een eerste vrucht. Is er een relatie tussen het programma en het onderwijs in bachelor- en/of masterfase, en zo ja, welke? De Rotterdamse rechtenfaculteit kan bogen op een krachtige multidisciplinaire onderwijstraditie, die is ontstaan in de jaren zestig en die zich heeft gemanifesteerd in integratie- en confrontatievakken, rechtspsychologie, ADR, Comparative law. 107

108 Oriëntatie en methode Welke benadering van het onderzoek hebt u gekozen: een mono-, multi-, en/of interdisciplinaire benadering? De bijdrage aan het wetenschappelijke en maatschappelijke debat wordt geleverd vanuit een multidisciplinair perspectief. Onze methoden zijn juridisch-normatief, rechtstheoretisch, empirisch en compartief van aard. Het zwaartepunt van de onderhavige onderzoeksgroep ligt bij de capaciteitsgroeparw, waar de metajuridische benadering zijn organisatorische plaats heeft binnen de Rotterdamse juridische faculteit. De samenwerking met de positiefrechtelijke vakken is vooralsnog beperkt tot het arbeidsrecht, maar getracht zal worden meer positiefrechtelijke vakken bij het programma te betrekken. De internationale (rechts)vergelijking speelt een rol bij de oriëntatie van onze onderzoekers. Allen streven naar een multidisciplinaire benadering. Het onderzoeksprogramma wordt veelal primair aangedreven door juridische en sociaalwetenschappelijke vraagstellingen en methoden. Een deel van de onderzoekers is geïnteresseerd in vragen over de rechtstheoretische en ethische fundering van het rechterlijk oordeel. Een ander deel zal zich toeleggen op empirisch getint onderzoek. Ook de rechtshistorische belangstelling is in onze groep vertegenwoordigd (von Boné). Het leeuwendeel van de onderzoekers is jurist van origine, maar zij delen de voorkeur voor een brede, multidisciplinaire benadering. Zichtbaarheid wordt steeds belangrijker, ook in de wetenschap. Wij streven visibility primair na in de traditionele vorm van wetenschappelijke publicaties. Verder zullen wij actief participeren in (internationale) symposia en (internationale) wetenschappelijke congressen, die wij ook regelmatig zelf in Rotterdam zullen organiseren. Met deze grensoverschrijdende wetenschappelijke activiteiten willen wij het internationale en rechtsvergelijkende karakter van het onderzoek bevorderen. Welke methoden van onderzoek hanteert u en waarom (zoals klassiek juridisch, rechtsvergelijkend, empirisch)? De methoden van onderzoek wordt reeds beschreven in de beantwoording op de voorafgaande vraag. Wat is de verhouding tussen individueel en gezamenlijk onderzoek? De individuele leden van de onderzoeksgroep hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het verkrijgen en behouden van de SK. Daarnaast hebben de leden de verplichting om een aantoonbare bijdrage te leveren aan een van de excellente publicaties. Hoe zou u de onderzoekscultuur van het programma beschrijven? De groep vertrekt vanuit een sterk individualistische onderzoekscultuur. De promovendi moeten in vier jaar hun dissertatie schrijven en dat is al moeilijk genoeg. Het middenkader van het wetenschappelijk personeel kampt met een aanzienlijke onderwijslast, terwijl ook de bestuurlijke taken veel tijd vragen. De ruimte voor gezamenlijke onderzoeksactiviteiten is derhalve beperkt tot een aantal leesclubjes en werklunches. 108

109 Welke samenwerkingsverbanden zijn er, nationaal of internationaal; geef aan hoe zij bijdragen aan benadering en methode, en aan de resultaten van het programma Ons onderzoeksthema kent twee institutionele pijlers. Wij maken deel uit van de Onderzoekschool Maatschappelijke veiligheid, een samenwerkingsverband tussen de EUR (penvoerder), Leiden en de VU. Wij zijn een onderzoekgroep die een bijdrage wil leveren aan het facultaire onderzoeksprofiel. Bovendien laten wij ons graag inspireren door de samenwerking met de Rotterdamse rechtbank, een van de drie grote rechtbanken in ons land, die bovendien voorop wil lopen bij de in gang gezette vernieuwing. De OMV en de Rotterdamse rechtbank vormen de institutionele humus voor het onderzoek naar het domein van de Rechter. Binnen de EUR Er bestaan goede samenwerkingscontacten met het Rotterdamse smaldeel van de Onderzoekschool Rechten van de mens (o.l.v. Prof. De Lange), met wie enkele gemeenschappelijke onderzoeksvoorstellen zijn ontwikkeld (Lasser). Daarnaast zijn er concrete samenwerkingsprojecten met het Rotterdam Instute of Private Law o.a. over de manier waarop rechters omgaan met de schaalvergroting in het privaatrecht (Van Doorn, profiling-project). Nationaal Leiden Er bestaat een concreet voornemen tot samenwerking met het Leidse onderzoeksprogramma Publiek Vertrouwen in de rechtstaat o.l.v. Prof de Wijckerslooth, alsmede met de onderzoeksgroep van het NSCR die geleid wordt dor Dr Malsch. De Roo en Jagtenberg werken samen met de Leidse hoogleraar Sprengers. Utrecht Loth heeft een intensieve samenwerkingsrelatie met Prof Hol en hetzelfde geldt voor de combinatie Huls-Bruinsma. Internationaal Loth en Huls werken samen met Prof Adams (Antwerpen) in enkele concrete projecten Prof Gaakeer maakt deel uit van verschillende onderzoekgroepen op het gebied van law and literature. Zowel Eshuis als De Roo & Jagtenberg maken deel uit van CEPE project Ëuropean Judicial systems van de Raad van Europa. Huls is lid van: ILAG (international legal aid group) en de International working group of the legal profession. Hij onderhoudt nauwe contacten met Donna Steinstra van the Federal Judicial Centre in Washington, DC. Verberk en Huls hebben intensieve werkrelaties met het Centre for Law & Policy in Berkeley. Loonstra heeft goede contacten Prof Grodin (Berkeley), Prof Waas (Saarbrücken), Dr. Dorssemont (Antwerpen) en Prof Humblett (Antwerpen). Hebt u door het organiseren van symposia, wetenschappelijke bijeenkomsten, nationaal en/of internationaal, bijgedragen aan het wetenschappelijke debat binnen uw programma? Voor de komende tijd staan symposia en andere bijdragen aan het wetenschappelijke debat geprogrammeerd, zoals hiervoor uiteengezet. 109

110 Evaluatie Onderzoeksresultaten Wat heeft het onderzoek inhoudelijk gebracht (verhouding tot onderzoeksvragen)? Het onderzoeksprogramma kon pas in 2005 daadwerkelijk rond het thema 'de legitimiteit van het rechterlijk oordeel' van start gaan, zodat over dit jaar geen inhoudelijke invulling aan het thema te geven was. De resultaten zullen eerst in 2006 en 2007 zichtbaar worden. Wel hebben de deelnemers van het onderzoeksprogramma in 2005 veel publicaties gerealiseerd, die hun start in de jaren vóór 2005 hebben gehad. Deels zijn zij op het thema van het onderzoeksprogramma terug te voeren. Promoties Geef alle promoties aan die over de beoordelingsperiode binnen het programma zijn gerealiseerd Binnen het programma Domein van de Rechter is in 2005 mevrouw mr. G.W. van der Voet gepromoveerd. 8 september 2005 Mr. G.W. van der Voet Titel: De kwaliteit van de WMCZ als medezeggenschapswet Promotoren: Prof.mr.dr. J.E.M. Akveld en Prof.mr. C.J. Loonstra Uitgever: Den Haag: Boom Juridische Uitgevers, 433 pp ISBN

111 B. Mensen en middelen Geldbronnen Verwezen wordt naar onderdeel E. van het algemeen deel van het rapport. Onderzoekers Tabel 1 Leden programma Domein van de Rechter Rang Naam 2005 Hoogleraar Mw. Prof. mr. Dr. A.M.P. 0,10 Gaakeer Prof. mr. H.L.C. Hermans 0,20 Prof. Dr. N.J.H. Huls 0,30 Prof. mr. C.J. Loonstra 0,20 Prof. mr. M.A. Loth 0,30 Universitair Hoofddocent Dr. E.G.C. Rassin 0,07 Universitair Docent Mw. Dr. A.J. De Roo 0,35 Dr. R.W. Jagtenberg 0,35 Mw. Dr. G.W. van der Voet 0,35 Mw. dr. E.K.E. von Bone 0,28 Mr. Dr. W.M. van Rossum 0,60 Promovendi Mw. Mr. E. Mak 0,75 Mr. R.J. de Paauw 0,75 Totaal 4,60 111

112 C. Reputatie en Leiderschap Academische reputatie Prof. mr. N.J.H. Huls (programmaleider) is lid van de international Working group on Legal aid (ILAG, sinds 1996, Cahair porf. Alan Patterson) van de Working Group Consumer Bankruptcy Law & Society Association (sinds 1996) en van the Board IFF te Hamburg (director prof. Udo). Aan hem zijn begin 2006 twee aangevraagde NWO subsidies (SaRO De legitimiteit van het rechterlijk oordeel en een NWO- vervangingssubsidie De rechtstaat in een rijke westerse samenleving. Een inleiding in de rechtssociologie ) toegekend. Hij is voorzitter geweest van Adviescommissie WSNP, voorzitter MDW commissie herziening Wet op de Kansspelen, voorzitter Bruikbare rechtsorde commissie Herziening Tuchtrecht en lid van de Commissie Ilsink, herziening AWB. Prof. mr. C.J. Loonstra was van lid van het bestuur van de Verenging voor Arbeidsrecht en is lid van de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Sociaal Recht en het Tijdschrift Arbeidsrechtelijke Annotaties. Prof. mr. M.A. Loth is in 2003 en 2005 lid geweest van de VIDI beoordelingscommissie van NWO. Hij is voorzitter geweest van de Vereniging voor de Wijsbegeerte in het recht ( ), redactielid van Trema (kernredactie ) en zat in de Redactieraad Rechtstreeks, Raad voor de Rechtspraak ( ). Hij is lid van de regeringscommissie Advocatuur ( , lid van de redactie Kluwer Collegebundel ( ) en zit inde de redactieraad rechtsfilosofie en rechtstheorie ( ) en de Redactieserie Rechtsvinding, Kluwer. Voorts is hij voorzitter van de begeleidingscommissie WODC onderzoek niet-judiciële taken van de rechter ( ) lid van de HiiL werkgroep Rechtspraak (sinds 2006), voorzitter van het HiiL congres 2006 Supreme Courts in an International world. Aan hem is in 2004 een SaRO subsidie toegekend voor het project ; Studie naar de ethische statuur van het rechtsersambt ( ). Prof. mr. A.I.M. Van Mierlo is sinds 2006 lid van de Working Committe ICC Arbitration Commission Prof. H.L.C. Hermans is oprichter, en was eerste secretaris, van de Vereniging voor Onderwijsrecht en is sinds 2004 kernredacteur van het Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht. Prof. dr. mr. A.M. P.Gaakeer is sinds 2006 lid van de redactieraad van Rechtstreeks (raad voor de Rechtspraak) Leiderschap Geef aandacht aan de wijze waarop de interne evaluatie van het onderzoek in het programma is georganiseerd. Wie is verantwoordelijk voor de voortgang van het programma en voor de aansturing en coördinatie van het onderzoek? Hoe worden die bewaakt? Zijn er tussentijdse beoordelingen/evaluaties en wat zijn de sancties bij het niet behalen van de doelstellingen (ook op het niveau van de individuele onderzoeker)? Hoe zorgt u ervoor tijdig leemten en gebreken op het spoor te komen? Hoe worden programmatische veranderingen in de loop van de tijd ingepast? De programmaleider is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de voortgang van het programma als geheel. Hij initieert wetenschappelijke congressen, zoekt de samenwerkingsverbanden met andere faculteiten en scout goede aio-kandidaten voor 112

113 Rechtspleging. Hij draagt er zorg voor dat ieder lid van de onderzoeksgroep ten minste één bijdrage levert aan een excellente publicatie. Gezien de omvang van de grope, gescheidt een en ander op informele basis. Maatschappelijke relevantie Besteed in elk geval aandacht aan de volgende aspecten: Voor de rechtswetenschap is de relatie met de rechtspraktijk belangrijk. Komt die tot uiting in het publicatiebeleid? Hoe geeft u vorm aan de maatschappelijke relevantie van het programma? Neemt men bijvoorbeeld deel aan het maatschappelijke debat in nietjuridische media? Waaruit blijkt dat? Het onderhavige onderzoeksprogramma staat in nauwe verbinding met de rechtspraktijk. De leden Hermans en Huls maken deel uit van de stuurgroep waarin de samenwerking met de rechtbank Rotterdam gestalte krijgt. Verschillende leden houden lezingen voor rechtbanken Daarnaast spelen zij een rol in de beleidsagenda van het departement van Justitie op dit terrein, in de vorm van het verrichten van (voor)studies, o.a. op het gebied van mediation, de legitimiteit van het rechterlijk oordeel en het domein van de rechter. Incidenteel wordt ook deelgenomen aan het publiek debat, in de vorm van een media-optreden, dan wel een bijdrage in een krant. Scouting en personeelsbeleid Verwezen wordt naar onderdeel E van het algemeen deel. Hieraan kan worden toegevoegd dat in de interne promovendi-ronde 2005 een aantal goede promovendi zijn geworven voor het programma: R.J. de Paauw (uit Leiden), B. Hengstmengel (uit Leiden), K. van Doorn (uit Tilburg) en P. Kruit (intern). 113

114 D. Onderzoeksresultaten in cijfers Onderstaand treft u aan de tabellen met daarin opgenomen de kernpublicaties (tabel 1) de programmaresultaten in cijfers over 2005 (tabel 2) en vervolgens de volledige wetenschappelijke output over 2005 (tabel 3). Tabel 1 kernpublicaties Loth, M.A., Oordelen op tegenspraak, over de rationaliteit van het rechterlijk oordeel, Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en Rechtstheorie, 2005(1), 24 pp., Loonstra, C.J. (2005). De Hoge Raad en de zieke werknemer. Voor De Laat: De Hoge Raad, Sagel, S.F., Verhulp, E. (Eds.)(34), 23 pp., 59-81, Kluwer: Deventer, ISBN: Jagtenberg, R.W., Roo, A.J. de (2004). Europese Mediationpraktijken. 138 pp., Boom Juridische uitgevers: Den Haag, ISBN: Tabel 2 programmaresultaten in cijfers Wetenschappelijke publicaties 2005 Monografieën 1 Monografieën + internationaal Dissertaties 1 Boeken Boeken + internationaal Artikelen in extern gerefereerde Tijdschriften Artikelen in extern gerefereerde tijdschriften + internationaal Artikelen in overige tijdschriften 11 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal 2 Boekdelen 5 Boekdelen + internationaal Bundels Overige Totaal 20 Vakpublicaties 2005 Monografieën 1 Boeken Bundels Artikelen 9 Boekdelen 5 Annotaties 13 Artikelen + internationaal Boeken + internationaal Boekdelen + internationaal 1 Totaal 29 Overige onderzoek-output 7 Totaal alle publicaties

115 Tabel 3 volledige outputlijst Wetenschappelijke publicaties Dissertaties Voet, G.W. van der (2005, september 8). De kwaliteit van de WMCZ als medezeggenschapswet. EUR, 433 pp. ((co-)promot.: Prof.Mr.Dr. J.E.M. Akveld & Prof.Mr. C.J. Loonstra). Boekdelen Gaakeer, A.M.P. (2005). De terbeschikkingstelling in theorie en praktijk. In M. Hildebrandt & A.M.P. Gaakeer (Eds.), Wetenschap In Rechte. Case-studies bij Meesterlijk Recht (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Loonstra, C.J. (2005). De Hoge Raad en de zieke werknemer. In S.F. Sagel & E. Verhulp (Eds.), Voor De Laat: De Hoge Raad (pp ). Deventer: Kluwer. Mak, E. (2005). Rechtspraak in de buurt. De wenselijke vormgeving van een justice de proximité en haar inpassing in het constitutionele kader voor de rechterlijke organisatie in Frankrijk en Nederland. In J.R. Blad (Ed.), Rijzende sterren in het veiligheidsonderzoek (pp ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Roo, A.J. de, & Jagtenberg, R.W. (2005). ADR in the European Union: Provisional Assessment of Comparative Research in Progress. In L. Cadiet (Ed.), Médiation et Arbitrage: Alternative à la justice ou justice alternative? Perspectives comparatives (pp ). Paris: LITEC. Voet, G.W. van der (2005). Corporate governance in de zorg. In F.H.J.G. Brekelmans e.a. (Ed.), Educational Governance (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Monografieën Gaakeer, A.M.P. (2005). Tijdelijk recht. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 24 pp. Artikelen in Bone, E.K.E. von (2005). Een 'flashback' van de Nederlandse overige adoptieregeling. Ars Aequi, 54(maart), tijdschriften Gaakeer, A.M.P. (2005). De videoconferentie in kort bestek. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(6), Gaakeer, A.M.P. (2005). Dichter tussen waanzin en wetenschap. Over de asielgedichten van Gerrit Achterberg. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(december), Hermans, H.L.C. (2005). Het proces tegen Dante. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005, Hermans, H.L.C. (2005). President van de Hoge Raad in oorlogstijd? Johannes van Loon ( ). Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005, Huls, N.J.H. (2005). Over rechtshulpgolven en juridische probleemstromen. Nederlands Juristenblad (NJB), 80(1), 2-8. Loonstra, C.J., & Verburg, L.G. (2005). Hoe exclusief is exclusief? Over de juridische status van de 685-procedure en de contractuele vergoeding. Arbeidsrechtelijke Annotaties, 2005(1), Loonstra, C.J. (2005). De gezagsverhouding ex art. 7:610 BW. Sociaal Recht (SR). Nederlands Tijdschrift voor Sociaal Recht, 2005(3), Loonstra, C.J. (2005). Het nieuwe art. 7:653 BW gewogen in het licht van art. 19 lid 3 Grondwet. Sociaal Maandblad Arbeid (SMA), 2005(2), Loonstra, C.J. (2005). Snijden in het ontslagrecht. Nederlands Juristenblad (NJB), 2005(6),

116 Artikelen in overige tijdschriften + internationaal Vakpublicaties Monografieën Boekdelen Boekdelen + internationaal Artikelen Rossum, W.M. van (2005). De Leidse erfenis. Over adatrecht en adat in Indonesië [Review of P.J. Burns, The Leiden Legacy. Concepts of law in Indonesia.]. Recht der Werkelijkheid - Cahiers d'anthropologie du Droit, 26(2), Gaakeer, A.M.P. (2005). Strange Matters, Macbeth and Dutch criminology. Shakespeare Yearbook, 2005(15), Gaakeer, A.M.P. (2005). The art to find the mind's construction in the face: Lombroso's criminal anthropology and literature: the example of Zola, Dostoevsky, and Tolstoy. Cardozo Law Review, 26(6), Loonstra, C.J. (). Rechtspraak Arbeidsrecht. Den Haag: Sdu, 520 pp. Gaakeer, A.M.P. (2005). Nagesprek. In F. Houweling (Ed.), Letteren, wetenschap, samenleving : over de zin van letterenstudies voor wetenschap en maatschappij (pp ). Budel: DAMON. Gaakeer, A.M.P. (2005). Recht en Literatuur? Vanzelfsprekend!. In F. Houweling (Ed.), Letteren, wetenschap, samenleving : over de zin van letterenstudies voor wetenschap en maatschappij (pp ). Budel: DAMON. Loonstra, C.J., & Boontje, P.A. (2005). De statutair bestuurder. In C.J. Loonstra & W.A. Zondag (Eds.), Commentaar Arbeidsrecht (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Loonstra, C.J., & Zondag, W.A. (2005). Loon. In C.J. Loonstra & W.A. Zondag (Eds.), Commentaar Arbeidsrecht (pp ). Den Haag: Sdu Uitgevers. Loonstra, C.J. (2005). Kwalificatie. In C.J. Loonstra & W.A. Zondag (Eds.), Commentaar Arbeidsrecht (pp. 1-23). Den Haag: Sdu Uitgevers. Loonstra, C.J., & Arkel, E.G. van (2005). The Netherlands. In W.L. Keller & T.J. Darby (Eds.), International labor and employment laws (supplement) (pp ). Washington, DC: Bureau of National Affairs. Gaakeer, A.M.P., & Hermans, H.L.C. (Eds.). (2005). Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(december). Hermans, H.L.C. (2005). In Memoriam Aat Hooft Graafland ( ). Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005, Loonstra, C.J., & Jansen, C.J.H. (2005). De acquisitrice en de predikant. De gezagsverhouding revisited. Arbeidsrechtelijke Annotaties, 2005(3), Loonstra, C.J. (2005). Artikel 7:681 BW na opzegging en ziekte. Dossier Arbeid & Recht, 2005(maart), 1-2. Loonstra, C.J. (2005). Bewuste roekeloosheid ex art. 7:658 en 7:661 BW: Gelijke uitleg!. Dossier Arbeid & Recht, 2005(december), 1-2. Loonstra, C.J. (2005). De regeling van de opzegtermijn ex artikel 7:672 BW. Dossier Arbeid & Recht, 2005(juni), 1-2. Loonstra, C.J. (2005). Het ontslag van de statutaire bestuurder. Dossier Arbeid & Recht, 2005(september), 1-2. Roo, A.J. de, & Jagtenberg, R.W. (2005). Europa in de Polder. Tijdschrift voor Mediation, 2005(4), Roo, A.J. de (2005). Verslag van het symposium 'Kwaliteit van Rechtspraak'. Trema. Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht, 2005(6),

117 Annotaties Loonstra, C.J. (2004, december 10). Annotatie bij HR 10 december HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(49), 2. Loonstra, C.J. (2004, december 10). Annotatie bij HR 10 december HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(51), 2. Loonstra, C.J. (2004, december 3). Annotatie bij HR 3 december HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(89), 2. Loonstra, C.J. (2004, november 5). Annotatie bij HR 5 november Hoge Raad. Jurisprudentie in Nederland, 2005(2), 2. Loonstra, C.J. (2005, april 22). Annotatie bij HR 22 april HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(253), 2. Loonstra, C.J. (2005, july 20). Annotatie bij Rb. Arnhem 20 juli Rb. Arnhem. Jurisprudentie in Nederland, 2005(374), 2. Loonstra, C.J. (2005, march 11). Annotatie bij HR 11 maart HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(215), 3. Loonstra, C.J. (2005, march 18). Annotatie bij HR 18 maart HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(177), 3. Loonstra, C.J. (2005, november 19). Annotatie bij HR 19 november HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(129), 1. Loonstra, C.J. (2005, november 9). Annotatie bij Hof Leeuwarden 9 november Hof Leeuwarden. Jurisprudentie in Nederland, 2005(454), 1. Loonstra, C.J. (2005, october 14). Annotatie bij HR 14 oktober HR. Jurisprudentie in Nederland, 2005(407), 2. Loonstra, C.J. (2005, october 19). Annotatie bij Hof Leeuwarden 19 oktober Hof Leeuwarden. Jurisprudentie in Nederland, 2005(453), 2. Voet, G.W. van der, & Akveld, J.E.M. (2005, january 31). Annotatie bij de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden van 31 januari LC van Vertrouwenslieden. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 2005(6), 3. Overige onderzoeksoutput Gaakeer, A.M.P. (2005, may 17). Law and Literature. softwareprodukt. Hermans, H.L.C. (2005, june 24). Noodweer in het strafrecht. Rotterdam, Lezing voor de rechtbank Rotterdam. Hermans, H.L.C. (2005, june 29). Noodweer in het strafrecht. Leeuwarden, Lezing voor gerechtshof Leeuwarden. Hermans, H.L.C. (2005, march 18). Kwaliteit van strafrechtspraak. Rotterdam, Lezing en voorzitterschap landelijk symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hermans, H.L.C. (2005, november 10). De president van de Hoge Raad in oorlogstijd. Johannes van Loon., Lezing voor de Hoge Raad der Nederlanden. Hermans, H.L.C. (205, march 3). Rechtspraak in de Tweede Wereldoorlog., Lezing voor het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Roo, A.J. de, & Jagtenberg, R.W. (2005, june 3). Synthesis report. paper. 117

118 E. Sterkte-zwakte-analyse volgens de SWOT-methode Sterktes van en in het programma zijn: We hebben met legitimiteit een sterk thema, dat zowel theoretisch als praktisch uitdagend is. Het programma herbergt enige productieve onderzoekers (Loth, Loonstra en Huls) die alle drie op samenwerking zijn gericht en elkaar onderling goed aanvullen. We hebben goede banden met de rechtspraktijk, zowel door middel van de bijzondere leerstoel van Hermans als de nauwe samenwerking met de Rotterdamse rechtbank. De orientatie van de onderzoeksgroep is tamelijk internationaal, en het aantal beoogde promoties is - gelet op de omvang van de groep bepaald hoopgevend. Zwaktes van en in het programma zijn: Afgezien van met arbeidsrecht, is de groep er niet in geslaagd banden te smeden met de positiefrechtelijke vakken. Verder valt het op dat het middenkader UD en UHD - bijzonder klein is. Dat maakt een onevenwichtige indruk, en evenmin is er weinig onderlinge samenwerking van de grond gekomen. Onderzoekprogrammering aan de EUR is niet eenvoudig te realiseren. 118

119 Bijlagen 119

120 120

121 Bijlage 1 Nota Onderzoeksbeleid Sturen op Kwaliteit (SOK) 121

122 122

123 123

124 124

125 125

126 126

127 127

128 128

129 129

130 130

131 131

132 132

133 Bijlage 2 Spoorboekje Sanderskwalificatie DE JOB 1) Wat is de rol van de Jury Onderzoeksbeoordeling (JOB)? De JOB geeft het dagelijks bestuur onderzoek (DBO) periodiek advies over de al dan niet toekenning van de Sanderskwalificatie (SK) aan de medewerkers in de faculteit met een onderzoeksaanstelling. Het advies wordt per medewerker verstrekt. De JOB adviseert dus enkel over de kwaliteit van het onderzoek van een medewerker, aan de hand van daartoe door het DBO vastgestelde criteria die tezamen bepalen of een bepaald kwaliteitsniveau door de betreffende medewerker is bereikt. De JOB geeft dus geen advies over het totale functioneren van de medewerkers. Bovendien adviseert de JOB; het DBO beslist. Voorts adviseert de JOB het DBO over de kwaliteitscriteria welke gezamenlijk bepalen of iemand de SK krijgt. De JOB werkt inmiddels aan een advies ter nadere verfijning van de criteria voor de beoordeling eind Deze zullen zo snel mogelijk na vaststelling door het DBO in de faculteit worden bekendgemaakt. 2) In het JOB-advies van eind 2004 stond een passage over het vertrouwelijke karakter van de informatie verstrekt aan het DBO. Wat is daarmee bedoeld? Met deze passage wilde de JOB in de eerste plaats betogen dat de (totaal)overzichten met de SK-adviezen inzake alle medewerkers niet openbaar zouden worden gemaakt. In de tweede plaats bedoelde de JOB met deze passage te stellen het niet tot haar taak te rekenen, met individuele medewerkers in communicatie treden over de verstrekte adviezen. Het DBO onderschrijft deze beide punten van de JOB. De JOB heeft gehandeld conform het DBO-verzoek: op basis van de onderzoeksoutput gedurende de jaren 2001 t/m 2003, na een mondelinge interne gedachtewisseling aan de hand van de door het DBO aangereikte criteria, schriftelijk adviseren of iemand wel of niet voor de SK in aanmerking komt. De gedachtewisselingen ging over de aard van de publicaties, niet over de persoon van de medewerker. Uiteraard kunnen de individuele JOB-adviezen, zoals hiervoor omschreven, door de desbetreffende medewerker worden opgevraagd. 133

134 DE SK EN HET JAARLIJKSE FUNCTIONERINGSGESPREK 3) Hoe verhoudt zich de SK-ronde tot het jaarlijkse functioneringsgesprek tussen medewerker en sectiehoofd en de daarop gebaseerde functioneringsverslag dat door medewerker en sectiehoofd wordt ondertekend? Met de SK-ronde spreekt het DBO een oordeel uit over de individuele prestaties op het terrein van het onderzoek. Het jaarlijkse functioneringsgesprek omvat meer aspecten dan de kwantiteit en kwaliteit van de onderzoeksoutput, namelijk ook onder meer omvang en kwaliteit van verrichte onderwijs- en bestuursactiviteiten. Bovendien vindt de SK-ronde om de twee jaar plaats en het functioneringsgesprek ieder jaar. 4) Welke rol speelt de beslissing van het DBO of een medewerker wel of niet voor de SK in aanmerking komt bij het onderwerp onderzoek zoals dat ter sprake komt tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek tussen medewerker en sectiehoofd? In het kader van het jaarlijkse functioneringsgesprek wordt besproken op welke wijze kan worden gerealiseerd dat de SK bij een volgende ronde wel wordt gehaald (ingeval die niet is toegekend) dan wel of deze (gelet op de onderzoeksoutput van het te bespreken jaar) zal worden behouden en wat eraan te doen om deze indien niet-toekenning dreigt alsnog te behouden. 5) Indien het oordeel van het DBO en dat van het sectiehoofd over kwaliteit en kwantiteit van het onderzoek van een individuele medewerker uiteenloopt, welk oordeel geeft dan de doorslag? Het oordeel van het DBO. Heeft een medewerker geen SK dan betekent dit per definitie dat betrokkene voor de betreffende periode niet aan de gestelde criteria voor onderzoek heeft voldaan. In het jaarlijkse gesprek tussen sectiehoofd en decaan over het functioneren van de leden van de betreffende sectie zal onder meer de SK onderwerp van gesprek zijn en zullen de onderzoeksprestaties van de sectieleden mede worden besproken in het licht van het totale pakket van verrichte taken. Tijdens deze gesprekken kan een al dan niet toegekende SK niet meer ter discussie worden gesteld; het oordeel van het DBO staat dus gewoon vast. Wel kunnen afspreken worden gemaakt tegen de achtergrond van de aanstaande SK-ronde. Denkbaar is tevens in de context daarvan dat de decaan een sectielid (tijdelijke) ontheffing verleent of de SK niet van toepassing verklaart. Een verzoek daartoe moet wel zo snel mogelijk nadat de relevante omstandigheden zich hebben aangediend, aan de decaan worden voorgelegd. DE GEHANTEERDE NORMEN 6) Zijn de medewerkers niet min of meer overvallen met de toegepaste norm voor het al dan niet toekennen van de SK over de jaren 2001 t/m 2003, namelijk gemiddeld drie wetenschappelijke publicaties per jaar? Nee, die norm geldt als jaren als (minimum)norm voor het naar behoren functioneren op het vlak van het onderzoek, in die zin dat één wetenschappelijke publicatie per 0,1-fte onderzoekstijd werd geëist. In feite is dus de SK-norm een lichtere dan de norm die strikt genomen facultair tot 1 januari 2005 heeft gegolden. Tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek tussen decaan en sectiehoofd over de sectieleden, wordt de norm van 1 wp voor iedere 0,1 fte eveneens al jaren toegepast. Iets anders is, dat deze norm in het verleden in rechtspositioneel 134

135 opzicht niet altijd consequent is toegepast, mede ook omdat de onderwijsactiviteiten de meeste aandacht kregen. Alleen bij flagrant non-functioneren op het gebied van onderzoek werd naar oplossingen gezocht. Daar komt thans dus verandering in. De norm van drie wetenschappelijke publicaties per jaar is daarom juist gekozen om medewerkers niet te overvallen. Zoals eerder opgemerkt zal het DBO op korte termijn, na advies van de JOB, een iets fijnmaziger systeem van beoordeling van onderzoeksoutput presenteren ten behoeve van de SK-ronde ) Hoe verhoudt zich de norm van drie wetenschappelijke publicaties tot de norm die gehanteerd wordt bij de jaarlijkse functioneringsgesprekken tussen medewerker en sectiehoofd? In de functioneringsgesprekken vanaf 2005 wordt bij de SK-normen aangesloten. Op deze wijze wordt een 1-op-1 situatie bewerkstelligd. 8) Op dit moment is de commissie-stolker aan het werk om landelijke kwaliteitscriteria voor onderzoek te ontwikkelen. Moeten we de resultaten daarvan niet afwachten ten aanzien van onze faculteit? Het rapport van de commissie-stolker is een advies aan het DRG. Het DRG geeft daarop weer advies aan de KNAW, die op basis van de interfacultaire onderzoeksregels opgesteld door de commissie-van Bemmel beslist of en in hoeverre de door het DRG voorgestelde afwijkende regels voor juridische faculteiten worden gehonoreerd en toegepast. Voorlopig lijkt dus het einde niet in zicht. Daarnaast is de situatie zo dat de Rotterdamse onderzoeksnormen, zoals toegepast tijdens de SK-ronde 2004, vergaand aansluiten bij de normen die de commissie-stolker aan het DRG zal adviseren. Uiteraard zal onze faculteit landelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk volgen. 9) Voor welke periode geldt de SK? Iedere twee jaar wordt op basis van drie onderzoeksjaren beoordeeld of een medewerker voor de SK in aanmerking komt. Eenmaal verkregen betekent dus niet: altijd verkregen. Op gelijke wijze kan iemand die de SK niet heeft gekregen, deze in de volgende ronde wel krijgen. 10) In het kader van de eerste SK-ronde is aan een categorie medewerkers een voorwaardelijke SK toegekend. Waarom is dat gebeurd? Op advies van de JOB heeft het DBO een categorie ingevoerd ten behoeve van die medewerkers die zeer recent zijn gepromoveerd. Deze medewerkers voldoen in de meeste gevallen niet aan de norm van gemiddeld drie wetenschappelijke publicaties per jaar over een periode van drie jaar, maar hebben wel recent aangetoond zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te kunnen verrichten. Het is om die reden dat zij de voorwaardelijke SK hebben gekregen. De komende periode zullen zij zich namelijk moeten waarmaken en aantonen dat zij drie wetenschappelijke publicaties per jaar kunnen realiseren. 11) Wordt er bij de toekenning van de SK rekening gehouden met een deeltijdaanstelling? Ja, met deeltijdaanstellingen is rekening gehouden door de norm naar rato van de deeltijdaanstelling te verlagen. 135

136 AARD VAN DE PUBLICATIES 12) Wie bepaalt of een publicatie wetenschappelijk is of niet? Uiteindelijk beslist het DBO in het kader van iedere SK-ronde, aan de hand van de criteria voor wetenschappelijke publicaties, door de KNAW enkele jaren geleden opgesteld. De commissie- Stolker adviseert deze criteria te volgen (een deel uit het rapport is inmiddels aan het DRG aangeboden die het op enkele ondergeschikte punten na heeft aanvaard). Een publicatie is op grond van de criteria van de KNAW wetenschappelijk wanneer door middel van een substantiële bijdrage relevante, aantoonbare ideeën/theorieën voor nieuw onderzoek beredeneerd worden uiteengezet en verdedigd ( increasing the scientific body of knowledge ). Het DBO beslist niet dan nadat de JOB inhoudelijk over iedere publicatie van een medewerker heeft geoordeeld of deze wel of niet wetenschappelijk is. Jaarlijks, in september, komt onze Raad van Advies bijeen om in beleidsmatig opzicht en op hoofdlijnen (dus niet per medewerker met onderzoekstaak) te adviseren over de facultaire onderzoeksprogrammering en onderzoeksoutput van het afgelopen kalenderjaar. Voordat de leden van de Raad het jaarverslag met alle publicaties wordt toegezonden, zal het DBO dit verslag bespreken, mede in het licht van de vraag of de als wetenschappelijk opgegeven publicaties inderdaad die kwalificatie verdienen. Bij twijfel wordt met het betreffende sectiehoofd overlegd en beslist het DBO. 13) Tellen vakpublicaties en lezingen niet mee in het kader van de beoordeling of iemand voor de SK in aanmerking komt? Met betrekking tot de eerste SK-ronde zijn deze niet meegeteld. Gedurende de twee externe onderzoeksbeoordelingen die we tot nu toe hebben gehad (de commissie Van Gerwen en de commissie Ten Kate) speelden aantallen vakpublicaties en lezingen geen (enkele) rol. Zoals gezegd zal de JOB op korte termijn adviseren over de ontwikkeling van een verfijnder onderzoeksbeoordelingssysteem. Niet uitgesloten is dat vakpublicaties wellicht toch enige betekenis kunnen gaan krijgen bij toekomstige SK-rondes. Die betekenis zal overigens altijd gering blijven. De landelijke lijn is duidelijk: het draait om wetenschappelijke publicaties. DE ONDERZOEKSPROGRAMMA S 14) Wordt de onderzoekstijd van een medewerker vanaf 1 januari 2007 gefinancierd wanneer deze de SK heeft? Dat is als uitgangspunt niet voldoende. Er gelden twee eisen: èn de SK èn de toelating tot een onderzoeksprogramma. Alleen in uitzonderingsgevallen dat wil zeggen in situaties waarin vooraf aan het DBO overtuigend wordt aangetoond dat aansluiting bij een programma echt onmogelijk is gelet op de opgebouwde onderzoeksexpertise zal de financiering worden gegarandeerd met een SK maar zonder aansluiting bij één van de geaccordeerde onderzoeksprogramma s. 15) Waarom wordt met betrekking tot de outputnorm (gemiddeld drie wetenschappelijke publicaties per jaar over een periode van drie jaar) standaard uitgegaan van 0,35 fte (tot 1 januari 2007) en 0,40 fte (vanaf 1 januari 2007)? 136

137 Wat betreft hoogleraren wordt ervan uitgegaan dat zij een voorbeeldfunctie in de faculteit dienen te vervullen en dat daarom drie wetenschappelijke publicaties per jaar in dat licht vereist zijn, ongeacht de bestuursfuncties en overige -taken die zij vervullen. Voor het overige personeel wordt ervan uitgegaan dat de extra taken van een medewerker niet zo omvangrijk (behoren te) zijn dat de (minimum)norm niet kan worden gehaald. Indien een medewerker de mening is toegedaan dat er van een dusdanige belasting kan worden gesproken dat de onderzoekstijd in het gedrang komt, zal dit tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek met het sectiehoofd aan de orde moeten worden gesteld. Omdat ook het sectiehoofd belang heeft bij het halen van de SK-norm (gelet op de sectiefinanciering), mag ervan worden uitgegaan dat een passende oplossing wordt gevonden, zo nodig in samenspraak met de decaan als deze het jaarlijkse gesprek met het sectiehoofd heeft. Al met al is er geen reden (in de toekomst) te veronderstellen dat de tijd voor onderzoek daadwerkelijk minder dan 0,35- c.q. 0,4-fte is. Afwijking van deze norm ligt dan ook niet in de rede. 16) Kunnen alleen medewerkers met de SK tot een onderzoeksprogramma toetreden? Als uitgangspunt wel en in de toekomst (met ingang van de tweede SK-ronde) zeker. Op advies van de JOB heeft het DBO in december 2004 een afzonderlijke categorie gevormd. Een beperkt aantal medewerkers is tot de onderzoeksprogramma s toegelaten, hoewel zij niet aan de SKnorm voldeden. Het gaat hier specifiek om medewerkers met over de periode 2001 t/m 2003 in totaal 6, 7 of 8 wetenschappelijke publicaties. Met ingang van 1 januari 2007 zal deze extra categorie zich niet meer voordoen. 17) Worden die medewerkers die noch de SK hebben noch zijn toegelaten tot een onderzoeksprogramma, aan hun lot overgelaten? Nee. De betreffende medewerkers kunnen zich (in samenspraak met hun sectiehoofd) tot de programmaleider wenden van het onderzoeksprogramma dat in de lijn van het tot dan toe verrichte onderzoek ligt of waarop zij zich in de toekomst willen gaan richten. Deze programmaleider beoordeelt of toekomstige toetreding te verwachten en gewenst is. Luidt het antwoord bevestigend, dan zullen afspraken tussen programmaleider en medewerker worden gemaakt over de wijze waarop aansluiting bij een volgende SK-ronde kan worden gerealiseerd. Het initiatief ligt bij de betreffende medewerker. 18) Kan een medewerker niet tot een onderzoeksprogramma worden toegelaten, ook al heeft deze de SK? Ja, een programmaleider heeft het recht een medewerker met een SK niet tot zijn programma toe te laten. De programmaleider is namelijk verantwoordelijk voor de inhoud van zijn onderzoeksprogramma en voor de output daarvan jegens het DBO. Is hij de mening toegedaan dat de onderzoeksinbreng van een SK-medewerker geen toevoegde waarde voor het programma heeft, dan kan hij toegang weigeren. Zie echter ook het antwoord op vraag ) Tellen onderzoeksresultaten in het kader van tweede- of derdegeldstroomactiviteiten mee in het kader van de onderzoeksprogramma s en zijn deze resultaten als wetenschappelijke publicaties aan te merken? Het antwoord op de vraag of de onderzoekstijd van een medewerker wordt gefinancierd, heeft betrekking op de eerste geldstroom. Worden gelden verworven in het kader van de tweede of derde geldstroom, dan kan het op basis daarvan te verrichten onderzoek onder een 137

138 onderzoeksprogramma worden geschaard en kunnen de resultaten van het onderzoek als wetenschappelijk worden aangemerkt als voldaan is aan de kenmerken daarvan (zie daarvoor het antwoord op vraag 12). PROGRAMMALEIDER SECTIEHOOFD 20) Heeft de programmaleider invloed op het antwoord op de vraag of een medewerker de SK krijgt? Nee, de programmaleider staat daar geheel buiten. Enig moment wordt door het DBO op advies van de JOB beslist of een medewerker de SK krijgt. De programmaleiders worden van deze beslissing op de hoogte gesteld. Het totale aantal medewerkers met SK vormen de deelnemers aan de onderzoeksprogramma s. Uiteraard zal het beleid van de faculteit erop gericht zijn dat zoveel mogelijk medewerkers in aanmerking kunnen komen voor de SK. 21) Als een sectiehoofd een medewerker met SK in een bepaald onderzoeksprogramma wil onderbrengen en de betreffende programmaleider weigert dit, wie geeft dan de doorslag? De programmaleider. Deze is verantwoordelijk voor de resultaten van zijn onderzoeksprogramma en zal dus zelf mogen beslissen wie hij wel en wie hij niet tot zijn programma toelaat. 22) Wat kan het sectiehoofd dan nog wel, als hij wat betreft de SK afhankelijk is van het DBO en wat betreft de toetreding tot een onderzoeksprogramma afhankelijk is van de programmaleider? Het sectiehoofd zal vooral de voorwaarden binnen de sectie moeten creëren die het mogelijk maken dat iedere medewerker met een onderzoeksaanstelling voldoende ruimte krijgt om de outputnorm te halen. Tevens zal het sectiehoofd een goede relatie moeten onderhouden met de programmaleiders waarmee hij te maken heeft. Door het doen van toezeggingen ( mijn medewerker organiseert onder mijn supervisie een congres over het onderwerp ; ik maak mij sterk dat mijn medewerkers over onderwerp x een mooie publicatie realiseert etcetera) kan het sectiehoofd invloed uitoefenen op toetreding tot de onderzoeksprogramma s van zichzelf en van zijn medewerkers. Het sectiehoofd zal dus vooral voorwaardenscheppend bezig moeten zijn. DE TOEKOMST 23) Is iemand geen goede onderzoeker als de SK niet is gehaald? Dat kan absoluut niet zonder meer worden gezegd, althans niet op grond van de eerste SKronde eind Interne en externe omstandigheden kunnen ertoe hebben bijdragen dat de onderzoeksoutput de afgelopen jaren minder is geweest dan de norm eist. De SK-ronde eind 2004 moet dan ook vooral als een signaal worden beschouwd: op deze wijze gaan wij het met ingang van 1 januari 2007 doen. De bedoeling is ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk medewerkers met onderzoeksaanstelling de SK kan worden gegeven. Alleen gezamenlijk kunnen we er iets moois van maken. 24) Kan een medewerker in 2005 of 2006 alsnog de SK krijgen indien deze op dat moment aan de criteria voldoet? 138

139 De JOB heeft in een vergadering in februari 2005 met de onderzoeksdecaan voorgesteld, eenmalig eind 2005 een nieuwe SK-ronde mogelijk te maken voor die medewerkers die eind 2004 de SK niet hebben gekregen. Dat betekent dat zij dan zullen moeten aantonen dat zij gedurende de jaren 2003 t/m 2005 gemiddeld drie wetenschappelijke publicaties per jaar hebben gerealiseerd. Het gaat dan om een tussentijdse ronde die wordt ingelast vanwege het overgangstraject waarin de faculteit verkeert, mede met het oog op het doel van de gehele operatie, een zo groot mogelijke groep SK-ers. Het DBO heeft dit advies overgenomen. Eind 2006 vindt de officiële tweede SK-ronde plaats die betrekking heeft op financiering van het onderzoek over de jaren 2007 en 2008 en die gebaseerd is op de onderzoeksoutput gedurende de jaren 2004, 2005 en ) Hoe gaat het verder met de medewerkers aan wie met ingang van 1 januari 2007 geen SK is toegekend? In goed overleg met de betrokken medewerker en het sectiehoofd zal worden gezocht naar mogelijke alternatieve taken binnen de faculteit (bijvoorbeeld meer onderwijstaken, ook buiten het specifieke vakgebied waarop men werkzaam is) of buiten de faculteit. Dit wordt een maatwerktraject. Indien binnen een bepaalde periode geen alternatief wordt gevonden (worsecase scenario) zal uiteindelijk moeten worden geconcludeerd dat de betrokken medewerker niet voldoet aan de facultaire functie-eis voor het onderzoek en derhalve ongeschikt is voor de huidige functie. 139

140 Bijlage 3 Overzicht verloop toekenning Sanderskwalificatie Overzicht verloop toekenning eerste ronde Sanderskwalificatie 2004 SK geen SK geen SK voow.sk uitzonderingen totaal nieuw wel progr geen progr recent geprom. nietgeprom. totaal wel progr voorstel 1/12/2004 BHGL HGL UHD UD AIO WO na advies JOB brief d.d. 20/12/04 BHGL HGL UHD UD AIO WO na bezwaren, gesprekken, uitzonderingen advies JOB, besluit DBOZ d.d. 19/4/2005 BHGL* HGL* UHD UD AIO WO * 1 BHGL benoemd tot HGL 140

141 Bijlage 4 Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek EUR Wat is een wetenschappelijke publicatie? 1. Inleiding Met de invoering van de Sanders Kwalificatie (SK) is de relevantie van wat wel en wat niet een wetenschappelijke publicatie is, toegenomen. Zoals bekend volgt de faculteit de definitie die in het rapport van de commissie-stolker staat: een publicatie is wetenschappelijk wanneer op basis van een concrete probleemstelling en een uitputtende analyse daarvan, tot uitkomsten wordt gekomen die leiden tot increasing the body of academic knowledge. Maar wanneer is van dit laatste sprake en wie beslist uiteindelijk in de faculteit of er van een wetenschappelijke publicatie kan worden gesproken? In deze notitie zullen deze vragen worden beantwoord. Onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen een inhoudelijk en een procedureel aspect. 2. Het inhoudelijke aspect Over het algemeen levert het geen problemen op te beoordelen of een publicatie een concrete probleemstelling heeft en of er op basis van deze probleemstelling een uitputtende analyse is verricht. Zeker specialisten op het betreffende vakgebied zijn bij machte daarover een juist oordeel te vellen. Algemeen genomen kan op basis van de eisen van probleemstelling en uitputtende analyse reeds worden geconcludeerd dat korte opiniërende bijdragen aan (ook gerenommeerde) tijdschriften en annotaties geen wetenschappelijke publicaties zijn. Korte opinies niet, omdat aan de probleemstelling geen uitputtende analyses vooraf zijn gegaan. Annotaties niet omdat deze noch een probleemstelling noch een uitputtende analyse bevatten. Zoals altijd is betoogd, kan in concrete situaties anders worden geoordeeld. De bewijslast rust dan op de auteur die dan in feite moet verdedigen dat de vorm (de noot, de opinie) niet strookt met de inhoud. Ook al kan echter worden aangetoond dat een publicatie een probleemstelling en een op grond daarvan uitputtende analyse bevat, dan nog wil dit niet zeggen dat de publicatie het predikaat wetenschappelijk verdient. Daartoe is vereist dat probleemstelling en analyse gericht moeten zijn op increasing the body of academic knowledge. Wanneer is daaraan voldaan? Duidelijk zal zijn dat wetenschappelijke kennis niet toeneemt als louter een stand van zaken, hoe minutieus ook, wordt beschreven. De meeste bijdragen aan losbladige uitgaven, gericht op voorlichting van de praktijk, zijn deswege veelal geen wetenschappelijke publicatie. Zij doen niet meer dan (verdienstelijk) een stand van zaken (wellicht in detail en met uitputtende bronvermelding) beschrijven. Er ontbreekt meestal een probleemstelling (er worden immers in de meeste gevallen wetsartikelen besproken) en er wordt zeker niets toegevoegd aan de bestaande juridische kennis. Hooguit wordt beschreven en samengevat wat elders nog niet eerder is gedaan. Het gaat hier dus om een vakpublicatie. In welke situatie vindt increasing the body of academic knowledge plaats? Het DB-OZ is de mening toegedaan dat daarvan sprake is, indien ten minste beredeneerd stelling wordt genomen in het wetenschappelijke debat dat in de voorafgaande uitputtende behandeling van de probleemstelling is uiteengezet. Beredeneerd stelling nemen betekent, dat op basis van een weging van de tot dan toe genoemde argumenten ter verdediging van een juridisch standpunt, ten minste een nieuw gezichtspunt wordt geformuleerd, dat ofwel op basis van een nieuwe argumentatie wordt verdedigd ofwel aanleiding geeft tot dan toe aangevoerde argumenten in een nieuw licht te plaatsen. Alleen een deskundige op het betreffende rechtsgebied zal in staat zijn te beoordelen of aan deze eis is voldaan. Een onderzoeker met veel onderzoekservaring, maar buiten het betreffende rechtsgebied, zal aan de opzet van een publicatie en de wijze waarop het debat wordt beschreven en hoe daarin stelling door de betrokken auteur stelling wordt genomen, vrij snel kunnen doorzien of het wel dan wel niet om een wetenschappelijke 141

142 publicatie gaat. Desalniettemin ligt het oordeel over de merites van het inhoudelijke debat als uitgangspunt in handen van degenen die de leading experts op het betreffende vakgebied zijn. In het rapport van de Commissie-Stolker wordt ervan uitgegaan dat het niet wel denkbaar is dat een wetenschappelijke publicatie minder dan woorden bevat. Aan dit uitgangspunt zal het DB-OZ zich houden. Evenwel is zeker niet ondenkbaar dat de redactie van een in aanzien staand nationaal juridisch tijdschrift de regel hanteert dat plaatsing van een als wetenschappelijk geduid artikel een maximum aantal woorden mag bevatten van minder dan de genoemde norm. In die situatie zal de woorden-norm vooralsnog met een zekere flexibiliteit worden toegepast. Wel zal dan extra kritisch naar de overige vereisten van een wetenschappelijke publicatie worden gekeken. 3. Het procedurele aspect: checks and balances De vraag of een publicatie als wetenschappelijk moet worden gekwalificeerd, wordt door verschillende personen q.q. beoordeeld, ieder vanuit een eigen perspectief. In totaal wordt viermaal een dergelijk oordeel gegeven, telkens vanuit een andere invalshoek. Op deze wijze wordt via een zorgvuldig systeem van checks and balances optimaal gegarandeerd dat een gerealiseerde publicatie zoveel mogelijk de juiste classificatie krijgt. Sectiehoofd Het sectiehoofd (de leerstoelhouder) is degene die als eerste vaststelt of de publicaties van de leden van de sectie, wetenschappelijke publicaties, vakpublicaties of annotaties zijn. Het sectiehoofd toetst derhalve of voldaan is aan de vereisten zoals deze hiervoor zijn uiteengezet (het inhoudelijke aspect). Het sectiehoofd is bij uitstek als deskundige op zijn vakgebied geschikt te beoordelen of een binnen zijn sectie gerealiseerde publicatie, op basis van probleemstelling en uitwerking daarvan, een vernieuwende component bevat. Op het moment dat een sectielid een publicatie wil opgeven bij het faculteitsbureau ten behoeve van onder meer zijn portfolio, zal het sectiehoofd dienen te worden geraadpleegd of het een wetenschappelijke publicatie, een vakpublicatie of een annotatie betreft. Gedurende de loop van enig jaar worden langs deze weg publicaties geregistreerd. Programmaleider In de maand maart van ieder jaar worden alle opgegeven publicaties gebundeld ten behoeve van het wetenschappelijke verslag van het voorgaande jaar. Het merendeel van deze publicaties valt onder één van de onderzoeksprogramma s van de faculteit. De programmaleider van elk van deze programma s ontvangt een uitdraai van alle publicaties die onder zijn programma zijn opgegeven en beoordeelt of de als wetenschappelijke publicaties aangeduide publicaties zijns inziens daadwerkelijk als zodanig zijn te kwalificeren. Voor de programmaleider is dit van belang omdat hij te zijner tijd zal bepalen welke publicaties hij aan de visitatiecommissie zal aanbieden en welke publicaties hij daarmee voor zijn programma waardevol acht. Programmaleider en sectiehoofd zullen in de meeste gevallen tot overeenstemming over de kwalificatie komen. Niet ondenkbaar is echter ook dat zij van mening blijven verschillen, doordat bijvoorbeeld het sectiehoofd een publicatie als een wetenschappelijke publicatie oormerkt, terwijl de programmaleider oordeelt dat het om een vakpublicatie gaat. Vooralsnog zal ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid zijn mening mogen hebben. Het zijn vooral deze tegengestelde visies op een publicatie die door de JOB en het DB-OZ in het kader van een nieuwe SK-ronde zorgvuldig zullen worden beoordeeld. Op basis van de toets door de programmaleider wordt ieder jaar het wetenschappelijke verslag van (vooral) de onderzoeksprogramma s opgesteld. 142

143 JOB Als een nieuwe SK-ronde over de referteperiode (drie jaren) wordt afgekondigd, ontvangt de JOB in feite drie wetenschappelijke jaarverslagen. Het faculteitsbureau geeft per medewerker op basis van deze verslagen een opsomming van de gerealiseerde publicaties, dus zowel de wetenschappelijke publicaties, de vakpublicaties als de annotaties, alsmede de vastgestelde omvang van de onderzoekstijd van de medewerker (het portfolio). De JOB wetend dat inmiddels twee personen q.q. de publicaties inhoudelijk hebben beoordeeld en gerangschikt geeft daaropvolgend een advies aan het DB-OZ over iedere medewerker. Heeft zowel sectiehoofd als programmaleider een publicatie aangemerkt als een wetenschappelijke publicatie of vakpublicatie, dan resteert voor de JOB nog slechts in feite een marginale toets wat betreft de aard van de publicatie en zal haar taak vooral daaruit bestaan dat advies wordt gegeven over het totale portfolio van de betreffende medewerker en of dit portfolio haars inziens de Sanderskwalificatie rechtvaardigt. In die zin fungeert de JOB zoals in eerdere tijden de VCW (de Vaste Commissie voor Wetenschapsbeoefening) opereerde. De JOB zal extra zorgvuldig adviseren ingeval sectiehoofd en programmaleider van mening verschillen over de categorie waaronder een publicatie moet worden gerangschikt. Zonodig wordt een externe deskundige ingeschakeld om een mening te kunnen vormen over de inhoud (en dus het vernieuwende) van de publicatie. Anders dan het sectiehoofd en de programmaleider, vormt de JOB zich dus een oordeel over de portfolio s van de medewerkers gedurende de referteperiode. Het resultaat is een advies aan het DB-OZ. DB-OZ Het DB-OZ beslist over de al dan niet toekenning van de Sanderskwalificatie, op grond van de door de JOB verstrekte adviezen over de portfolio s. Het laatste woord is derhalve aan de (onderzoeks)decaan. Uitdrukkelijk zij vermeld, dat het DB-OZ bij het antwoord op de vraag of de Sanderskwalificatie wordt toegekend, rekening kan houden met omstandigheden die tot dan toe nog geen rol in het beoordelingstraject hebben gespeeld. Bijzondere situaties zoals langdurige ziekte, een intensieve bestuurstaak, een periode van onbetaald verlof kunnen mede gewicht in de schaal leggen bij de uiteindelijk te nemen beslissing. Uiteraard verdient het ten sterkte aanbeveling een bijzondere situatie zo snel mogelijk aan de (onderzoeks)decaan te melden. Samenstelling JOB De JOB speelt in het proces van beoordeling of er van een wetenschappelijke publicatie, een vakpublicatie of een annotatie sprake is, uiteraard een belangrijke rol. De JOB-leden zullen daarom een brede spreiding moeten hebben wat betreft hun participatie in de onderzoeksprogramma s en een onberispelijke staat van dienst op het terrein van het onderzoek. Teneinde dit te realiseren zal de JOB met ingang van 1 januari 2007 als volgt worden samengesteld en gelden de volgende voorwaarden: 1) De JOB bestaat uit vijf leden die gezamenlijk zoveel mogelijk binnen alle facultaire programma s participeren. 2) De leden van de JOB behoren bij de voorlaatste SK-ronde tot de medewerkers die de hoogste aantallen punten hebben gescoord. 3) De leden van de JOB zijn niet herkiesbaar voor volgende SK-ronde maar pas voor de SK-ronde daarna. 4) Over het portfolio van de leden van de JOB, stelt de JOB een SK-advies op waarbij het betreffende JOB-lid zelf niet bij betrokken is. Rotterdam, 18 april

144 144

145 Bijlage 5 Functiedifferentiatie wetenschappelijk personeel FR Inleiding Kenmerk van het facultaire personeelsbeleid voor de komende jaren is maatwerk en flexibiliteit. In deze notitie wordt dit vertaald naar functiedifferentiatie. Overeenkomstig het universitair beleid wordt het wetenschappelijk personeel FR in beginsel aangesteld in de functie van hoogleraar, universitair hoofddocent (uhd) of universitair docent (ud). Hierna wordt gesproken van kernfuncties. Binnen deze functies zijn kwantitatieve en kwalitatieve kaders van kracht. Daarnaast is de faculteit van mening dat in bepaalde situaties ook wetenschappelijke functies op één van de hoofddomeinen (onderwijs of onderzoek) noodzakelijk zijn. Dit kan leiden tot functies die (nagenoeg) geheel onderwijs of onderzoek in zich hebben. De faculteit vindt het gewenst dat in het verlengde van de kernfuncties ook binnen deze functies carrièreperspectieven worden geboden. Daarnaast kunnen accentverschuivingen binnen de kernfuncties leiden tot (geringe) kwantitatieve verschuivingen, met handhaving van vereiste kwaliteiten op de hoofddomeinen onderwijs en onderzoek. In het navolgende wordt dit toegelicht. De modelfunctie De modelfunctie van een U(H)D is als volgt: 55% onderwijs 40% onderzoek 5% overige taken Bij hoogleraren is veelal vanwege de managementtaak de component overig wat ruimer. Onderwijs (ca. 55%) Onderzoek (ca. 40%) Bij het taakonderdeel onderzoek behoren bepaalde kwalitatieve en kwantitatieve eisen, waarvan de Sanderskwalificatie en onderzoeksoutput belangrijke zijn. Uiteraard kent het taakonderdeel onderwijs ook een kwaliteitstoets, zoals de studentenenquête 11 De vraag is gerechtvaardigd of iedere medewerker optimaal tot ontplooiing komt in de modelfunctie. Vandaar onderstaand voorstel. Verschuiving binnen de kernfunctie In bijzondere situatie kan men binnen een organisatorische eenheid (in beginsel sectie) de individuele verdeling onderwijs-onderzoek schuiven, waarbij wel de eis geldt dat op bedoeld organisatieniveau de verhouding onderwijs-onderzoek (55-40) blijft gehandhaafd en de functie op hetzelfde kwalitatieve niveau blijft. Voor een individuele onderwijsvermeerdering geldt dat bij voorkeur kwalitatief hoogstaande onderwijstaken het onderzoek kunnen vervangen, waarbij gedacht kan worden aan masterclasses, pluswerkgroepen, PAO onderwijs, Engelstalig onderwijs of onderwijscoördinatie. Ook dient onderwijs of onderzoek substantieel (20%) aanwezig te blijven omdat anders niet meer gesproken kan worden van een U(H)D functie. De verschuiving naar meer (hoogstaand) onderwijs houdt in dat de kwantitatieve eisen op het gebied van het onderzoek kunnen afnemen, bijvoorbeeld maar twee wetenschappelijke publicaties (of punten die op hetzelfde neerkomen). Andersom kan ook, meer (wetenschappelijk) onderzoek verrichten dan de modelfunctie voorschrijft. 11 Het verdient aanbeveling dat ook het taakonderdeel onderwijs een kwaliteitserkenning krijgt. 145

146 Onderwijs (ca. 75%) Onderzoek (ca. 20%) Onderwijs (ca. 40%) Onderzoek (ca. 50%) Nogmaals, de individuele verschuivingen mogen op het organisatieniveau niet ten koste gaan van de vastgestelde verdeling (55-40) en het betreffen uitzonderingen op de regel (modelfunctie). Aangezien grotere secties ten opzichte van kleine secties het voordeel hebben dat onderlinge verschuivingen beter mogelijk zijn, is het denkbaar dat gewenste (niet binnen de sectie uitvoerbare) verschuivingen worden voorgelegd aan de onderwijs- of onderzoeksdecaan, die in onderling overleg kunnen bezien of grensoverschrijdende verschuivingen tot de mogelijkheden behoren. De uiteindelijk overeengekomen verschuivingen worden aangegaan voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld drie jaar) die verlengbaar is. Een individuele verschuiving gebeurt alleen op basis van vrijwilligheid. Het loopbaanbeleid van de kernfuncties is vastgelegd in het beloningenbeleid wp. Wetenschappelijk docent/ wetenschappelijk onderzoeker Naast de kernfuncties kent de faculteit nog gewenste functies op het gebied van (nagenoeg) alleen onderwijs of onderzoek. Dit zijn de functies wetenschappelijk docent en wetenschappelijk onderzoeker. Deze functies kunnen om meerdere redenen noodzakelijk zijn, zoals: (externe) projecten; uitvoering van meer routinematige docenttaken (meer structureel); piektaken (tijdelijk); uitzonderlijke kwaliteiten van een medewerker op één van de hoofddomeinen onderwijs of onderzoek, organisatorisch inbedbaar; noodzakelijk geachte expertise en bundeling daarvan op één van de hoofddomeinen; seniorenbeleid. Het is dan ook goed om ook voor deze functies een (groei)perspectief te creëren, waarbij bepaalde docenten of onderzoekers kunnen groeien vanuit schaal 10 naar schaal 12. Boven het niveau van schaal 12 zullen leidinggevende taken aan de orde moeten zijn, die op dit moment nog niet goed herkenbaar zijn in de rechtenfaculteit. Deze taken liggen meer op het niveau van UHD of hoogleraar, waarbij niet wordt gesteld dat dit in incidentele gevallen niet aan de orde kan zijn. In dat geval wordt dit op zijn merites beoordeeld; het valt buiten dit systeem. Van een wetenschappelijk docent of onderzoeker wordt verwacht dat hij of zij breder inzetbaar is dan binnen één vakgebied. Hij werkt dan ook sectieoverstijgend (soort pool). Dit betekent dat de mogelijkheid bestaat dat een deel van de facultaire onderwijstaken (voornamelijk in de bachelorfase) niet meer rechtstreeks aan secties zal worden toebedeeld. De te verrichten taken voor een docent of onderzoeker met de daar bijbehorende niveaus worden hierna beschreven. Allereerst volgt het doel van beide functies. 146

147 Wetenschappelijk docent: ontwikkelen en verzorgen van toegewezen wetenschappelijke onderwijsdelen, uitgaande van het facultaire onderwijsprogramma, teneinde de leerdoelen behorende bij de eindtermen van de onderwijsdelen ten aanzien van kennis, inzichten, vaardigheden en houdingen bij studenten te realiseren. Wetenschappelijk onderzoeker: verwerven en verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het publiceren daarover, uitgaande van het onderzoeksplan van de capaciteitsgroep (bij de FR: het facultaire onderzoeksprogramma) en in afstemming met de hoogleraar, teneinde een bijdrage te leveren aan ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en inzichten op een deel van een bepaald onderzoeksgebied. Wetenschappelijk docent Schaal Taken Criteria Schaal 10 Onderwijsuitvoering: Verzorgen van reeds ontwikkelde reguliere onderwijsdelen. Schaal 11 Onderwijsontwikkeling: Onderwijsuitvoering: Onderwijsevaluatie: Zorgen voor periodiek onderhoud van de toegewezen onderwijsdelen. Verzorgen van reeds ontwikkelde reguliere onderwijsdelen op een breed gebied. Signaleren van verbeteringsmogelijkheden voor de toegewezen onderwijsonderdelen. Schaal 12 Onderwijsontwikkeling: Onderwijsuitvoering: Onderwijsevaluatie: Organisatie: Ontwikkelen van toegewezen onderwijsdelen op basis van vastgestelde opzet, inhoud en didactiek. Verzorgen van zelf-ontwikkelde onderwijsdelen voor uiteenlopende doelgroepen (zoals. invullen OOS) en op een breed gebied. Opstellen van verbeteringsmogelijkheden naar aanleiding van onderwijsevaluatie voor de toegewezen onderwijsdelen. Deelnemen aan werkgroepen, commissies of projectteams binnen de faculteit. Schaal 13 PM PM 147

148 Wetenschappelijk onderzoeker Schaal Taken Criteria Schaal 10 Onderzoeksuitvoering: Onder begeleiding uitvoeren van onderzoek op basis van een reeds gedefinieerd en goedgekeurd onderzoeksvoorstel. Schaal 11 Onderzoeksuitvoering: Onderzoekscoördinatie: Contractonderzoek: Zelfstandig uitvoeren van onderzoek op meerdere terreinen. Zorgen voor afbakening en structurering van eigen onderzoek. Leveren van een bijdrage aan eerste en tweede geldstroomonderzoek voor zowel eigen Schaal 12 Onderzoeksuitvoering: Onderzoekscoördinatie: Contractonderzoek: Organisatie: als andermans onderzoek. Zelfstandig uitvoeren van onderzoek op een breed of specialistisch onderzoeksgebied. Coördineren van en zorgdragen voor realisatie van samenhangende onderzoeksprojecten die een belangrijk deel uitmaken van een onderzoeksprogramma. Initiëren, verwerven van en verantwoording afleggen over tweede en derde geldstroomfinanciering voor zowel eigen als andermans onderzoek. Deelnemen aan werkgroepen, commissies of projectteams binnen de faculteit. Schaal 13 PM PM Aanbeveling: Indeling WD of WO in schaal 12 of hoger alleen mogelijk indien gepromoveerd. 148

149 Carrièreperspectief WP Het carrièreperspectief van het wetenschappelijk personeel FR kan als volgt worden weergegeven. Universitair docent Wetenschappelijk docent Universitair hoofddocent Wetenschappelijk onderzoeker Hoogleraar schaal HL2 HL1 Mentorschap Universitaire docenten met een goede staat van dienst en in de leeftijd van 55 jaar en ouder komen in aanmerking voor de functie van universitair hoofddocent 2, indien zij in staat zijn de verworven kennis op de terreinen onderwijs en onderzoek aan jonge docenten/onderzoekers over te dragen. Daarbij valt ook te denken aan het begeleiden van aio-promovendi, inclusief het beoordelingstraject. Alsdan dient in kwantitatieve zin in de componenten onderwijs of onderzoek een verschuiving plaats te vinden (inclusief bijgestelde eisen) ten faveure van de mentorentaak en ruimere verlofmogelijkheden. De verschuiving kan ook binnen de functies van universitair hoofddocent of hoogleraar aan de orde zijn, echter in deze functies zit de begeleidende taak al opgesloten zodat de verschuiving van mindere omvang zal zijn. Ook voor een universitair oofddocent geldt dat een verschuiving binnen de taken van invloed kan zijn op de outputeisen. Het een en ander wordt op individueel niveau ingevuld. Voorbeeld: Onderwijs (ca. 50%) Onderzoek (ca. 20%) Mentorschap (ca. 25%) Overige invloeden op de kwantitatieve verdeling Er kunnen ook andere factoren een rol spelen bij de kwantitatieve verdeling binnen een functie, zoals een bestuurlijke rol, sabbatical leave, bijzonder verlof, ouderschapsverlof etc. Dit zal via een apart traject aandacht krijgen. In ieder geval zal de rode draad zijn dat altijd vooraf afspraken worden gemaakt over een afwijking ten opzichte van het standaardmodel en dit voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld drie jaar) wordt overeengekomen. Zonder afspraak geldt te allen tijde de modelfunctie. 149

150 150

151 Bijlage 6 Capaciteitsbepaling onderwijs- en onderzoekstaak Rol/situatie Vermindering 12 Bijzonderheid Decaan 0,8 Onderwijsdecaan NR 0,6 Het afwezigheidgedeelte wordt naar rato verminderd op de deeltaken (Oz, Ow, Ov), tenzij anders wordt overeengekomen. Onderwijsdecaan FR 0,2 Idem Onderwijs decaan CRI Onderzoekdecaan 0,6 Idem Dean of International 0,2 Idem Relations Capgroepbeheerder 0,4 Idem Aio-coördinator 0,3 Idem Voorzitter examencie CRI 0,15 Idem Voorzitter examencie NR 0,2 Idem Voorzitter examencie FR 0,05 Voorzitter opleidingscie 0,1 Idem NR-FR Voorzitter ICT-cie 0,1 Idem Onderwijscoördinator 0,15 Idem Regiobeheerder 0,1 Idem Integriteitcoördinator 0,05 Programmaleider onderzoek 0,1 Onderzoekstaak blijft gehandhaafd. Ouderschapsverlof Detachering Zwangerschaps/ bevallingsverlof Onbezoldigd verlof Langdurige ziekte Externe financiering 13 Levensloop Het afwezigheidgedeelte wordt naar rato verminderd op de deeltaken. Daarbij geldt dat medewerkers zonder SK de onderzoekstaak niet kunnen verminderen, tenzij toestemming decaan. Idem Idem Idem Idem. Van langdurige ziekte is sprake vanaf een maand. Vooraf te bepalen. Het desbetreffende maatwerkplan via leidinggevende voorleggen aan de decaan. Decaan beslist. PM Conform het verdeelmodel FR. Bijvoorbeeld NWO subsidie. 151

152 152

153 Bijlage 7 Ontwikkelingen onderzoeksbeleid PERIODE Ontwikkelingen Onderzoeksbeleid (Sinds 1999 jaarlijks Raad van Advies) FRG penvoerder erkende onderzoeksschool OMV 2001 herstructurering facultair onderzoek aantal onderzoekprogramma's van 22 naar 7 beleid gericht op verhoging participatie in erkende onderzoeksscholen beleid gericht op verhoging promotierendement beleid gericht op peil houden van 29 AIO's op jaarbasis beleid gericht op stimuleren van het promoveren van Aio's binnen de daarvoor geldende periode samenwerkingsverband met Rechtbank Rotterdam met het doel om onderwijs en onderzoek te entamerenen kennisuitwisseling te doen plaatsvinden op het terrein van rechtspleging in de ruime zin, waaronder alternatieve vormen van geschillenbeslechting periode van discussie en besluitvorming leidende tot de 2002/2004 SOKNOTA+implementatie 2002 intensivering onderwijsprioriteiten bezuinigingen faculteit versnippering van onderzoek 2003 De faculteit heeft geinvesteerd in onderwijs, resultaat positief advies visitatiecommissie in 2002 nu is het tijd voor een kwaliteitsimpuls op het gebied van onderzoek 1 portfolio onderzoekprogramma's 2 onderzoekorganisatie 3. Onderzoekfinanciering november 2003 discussie facultaire onderzoeksbeleid doelstelling faculteit : 80% onderzoek bij externe visitatie een 4 of een 5 scoort organisatie dient dus op andere wijze te worden vormgegeven, meer topdown met financiele impulsen een beperkt aantal ozp met uitdrukkelijk behoud van identiteit van het verrichte sectieonderzoek en onderzoeksideeen die op dat niveau gestalte moeten krijgen (bottum up) 153

154 2003 vervolg voorstel toekomstige organisatie Vakmatig onderzoek onder verantwoordelijkheid van desbetreffende leerstoelhouder en rechtsgebiedoverschrijdend onderzoek onder verantwoordelijkeheid van programmaleider 4 onderzoekprogramma's: Veiligheid, Normstelling in privaatrechtelijke verhoudingen, rechtspleging en geschillenbeslechting en rechten van de mens vermindering van de automatische toewijzing van onderzoeksmiddelen. Mogelijk van 35% naar 30% de hiermee vrijkomende middelen worden teruggegeven op basis van gerealiseerde onderzoekprestaties 2004 uitwerking onderzoeksbeleid Huidige onderzoeksorganisatie sluit niet meer aan bij de eisen die aan moderne faculteit worden gesteld nu onderzoeksmiddelen, ongeacht kwaliteit, kwantiteit en relavantie voor facultaire onderzoeksprogramma's intern uitgekeerd naar rato van de onderwijztaak. Consequent inhoudelijk facultair oordeel ontbreekt. 4 programma's: veiligheid, mensenrechten, NPV en geschillenbeslechting Programma's zijn interdisciplinair en vakoverstijgend SOKNOTA criteria en wegingsfactoren voor nieuwe onderzoeksprogramma s, individuele onderzoekers en lopende onderzoeksprogramma s periodiek een onderzoeksbeoordeling wordt uitgevoerd die resulteert in een prioriteitsvolgorde van: 1. Individuele onderzoekers (eens per twee jaar) en 2. Onderzoeksprogramma s (eens per vijf jaar). Op basis van deze prioriteitsvolgorde worden vervolgens de beschikbare onderzoeksmiddelen verdeeld. Hierbij wordt een gemengd systeem toegepast waarin de prestaties van de individuele onderzoeker centraal staan maar waarin de vergoeding van deze prestaties gedeeltelijk afhankelijk is van de prestaties van het onderzoeksprogramma waarin de individuele onderzoeker participeert. fulltome hoogleraar dient 1 promovendus per 2 jaar af televeren 154

155 IMPLEMENTATIE Voor de invoering van bovengenoemde beoordeling en financiering van onderzoek wordt een overgangstraject ingevoerd. Dit overgangstraject heeft een permanent karakter voor wat betreft de individuele onderzoeker in opleiding die nog niet kan buigen over voldoende past performance. Hiervoor wordt een in tijd en omvang beperktere onderzoeksbescherming gecreëerd waarmee hij of zij de tijd krijgt om te voldoen aan de gestelde criteria. Met het bepalen van de richting van het facultaire onderzoek in de vorm van vier programma s en de benoeming van programmaleiders is een start gemaakt met implementeren. De volgende stap is aan de individuele onderzoeker. Deze doet een aanvraag tot het verkrijgen van onderzoeksbescherming. Bij deze aanvraag spelen naast de individuele onderzoeker ook de programmaleider en het clusterhoofd een belangrijke rol. Uiterlijk 1 januari 2005 dienen alle aanvragen binnen te zijn waarna beoordeling zal plaatsvinden. De hieruit volgende financiële consequenties worden verwerkt in de sectiebegroting vanaf 2006 (mei/juni 2005). november Toekenning Sanderskwalificatie Toetsing individuele onderzoekers op voorwaarden SOKNota door JOB mbt Hererkenning OMV Herekenning Onderzoeksschool Rechten van de Mens 4 multidisciplinaire speerpunten: Lex Mercatoria vervangt NPV Mensenrechten Veiligheid Rechtspleging/Domein van de Rechter 2005 DBOZ toekennen SK 1e reguliereronde (2e ronde 2007) Toekennen tussentijdse SK aanvragen werving promovendi middels onderzoeksprogramma's en prioritering Opstarten Jeugdopleiding, behoud van talent Vaststelling van een Facultaire agenda mbt de onderzoeksprogramma's (Winterlezing, 2 maal een congres en + wisselleerstoel) Aanzet puntensysteem ter beoordeling individuele onderzoekers mogelijk 2 extra onderzoeksprogramma's (fiscaal recht + Van Boom) 155

156 voortgang implementatie nieuwe onderzoeksorganisatie (ingericht mbv criteria en wegingsfactoren wordt periodiek een onderzoeksbeoordeling uitgevoerd op basis waarvan de beschikbare onderzoeksmiddelen worden verdeeld. (1e onderzoeksbeoordeling 2004)) 2006 Rapport Kiezen voor Synergie begrotingsplan voor 2006 Voortgang implementatie onderzoeksbeoordeling (puntensysteem) Implementatie systematiek onderzoekfinanciering (gemengd systeem, namelijk prestatie indiv. onderzoeker centraal maar vergoeding mede afhankelijk van prestatie onderzoeker binnen onderzoeksprogramma) uitbouw participatie onderzoeksscholen (80% onderzoek moet in onderzoekschool) verhoging en verbetering van kwantiteit en kwaliteit onderzoek/onderzoekprestaties het aantrekken van voldoende en excellente promovendi (ook jeugdopleiding) verbetering promovendirendement verhoging van het aantal promoties verwerving substantieel 2e geldstroom-onderzoek (2006: 12 NWO aanvragen, 4 toegekend, 2 teruggetrokken, 1 afgewezen, 5 wachten op uitslag) uitbreiding contractonderzoek, mits op hoog wetenschappelijk niveau aandacht voor internationale component onderzoek (o.a. aantrekken buitenlandse gastdocenten en PhD studenten) bijdragen aan de economische en culturele ontwikkeling van de stand en de regio digitaal publiceren van onderzoeksresultaten (opstarten Erasmus Law Review) 156

157 Bijlage 8 Behavioural approaches to tort and contract 157

158 158

159 159

160 160

161 161

162 162

163 163

Het stelsel ziet er als volgt uit. Er zijn vier onderzoeksprogramma s met ieder een programmaleider, te weten:

Het stelsel ziet er als volgt uit. Er zijn vier onderzoeksprogramma s met ieder een programmaleider, te weten: Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Kadernota onderzoek Onderzoekbeleid institutioneel De faculteit heeft haar onderzoek met ingang van 1 januari 2005 institutioneel op een nieuwe

Nadere informatie

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN ONDERZOEKSCHOOL IUS COMMUNE INDIVIDUEEL Faculteit :... Universiteit:... Naam promovendus:... Programma :... promotie-project :... (Beoogd) promotor :... Begeleider(s)/werkbaas

Nadere informatie

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN

OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN VOOR PROMOVENDI DIE AANGESTELD ZIJN OP DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN * (zoals bedoeld in artikel 6.8 van de CAO Nederlandse Universiteiten

Nadere informatie

Directeur onderzoeksinstituut

Directeur onderzoeksinstituut Directeur onderzoeks Doel College van van Bestuur Zorgdragen voor de ontwikkeling van het van het en uitvoering en organisatie van onderzoek en onderzoeksondersteuning binnen het, uitgaande van het faculteitsplan

Nadere informatie

Titel in het Engels: Administrative Law Publiekrecht, sectie Bestuursrecht (in oprichting)

Titel in het Engels: Administrative Law Publiekrecht, sectie Bestuursrecht (in oprichting) Structuurrapport Leerstoel Bestuursrecht 1 Algemene informatie Titel: Bestuursrecht Titel in het Engels: Administrative Law Afdeling: Publiekrecht, sectie Bestuursrecht (in oprichting) Omvang: 1.0 fte

Nadere informatie

Evaluatie Rechtswetenschappelijk Onderzoek 2009

Evaluatie Rechtswetenschappelijk Onderzoek 2009 Evaluatie Rechtswetenschappelijk Onderzoek 2009 Inhoud Deel 1 Zelfstudie Erasmus School of Law Deel 2 Onderzoeksprogramma s Erasmus School of Law A. Het Domein van de rechter B. Lex Mercatoria C. Rechten

Nadere informatie

rendement van talent aanbevelingen voor motiverend en stimulerend loopbaanbeleid advies

rendement van talent aanbevelingen voor motiverend en stimulerend loopbaanbeleid advies de jonge akademie rendement van talent aanbevelingen voor motiverend en stimulerend loopbaanbeleid advies samenvatting De afgelopen jaren hebben de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW),

Nadere informatie

De promovendus. De promovendus

De promovendus. De promovendus De promovendus. Doel van de functie. 1. Aanstelling 2. Profiel en competenties 3. Inschaling 4. Het verrichten van onderwijstaken 5. Het Opleiding en Begeleidingsplan (OBP) 6. Begeleiding van de promovendus

Nadere informatie

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut Opleidingsmanager Doel Ontwikkelen van programma( s) van wetenschappenlijk onderwijs en (laten) uitvoeren en organiseren van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen de faculteit, uitgaande van een faculteitsplan

Nadere informatie

- De specifieke eisen hebben betrekking op de kennis die verlangd kan worden van iedere onderzoeker op zijn specifieke onderzoeksgebied.

- De specifieke eisen hebben betrekking op de kennis die verlangd kan worden van iedere onderzoeker op zijn specifieke onderzoeksgebied. OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPROGRAMMA ALGEMEEN (voor de promovendi van de Ius Commune onderzoekschool) Hieronder wordt ingegaan op uitgangspunten van de opleiding (1), op de verantwoordelijkheden (2.1),

Nadere informatie

Directeur onderwijsinstituut

Directeur onderwijsinstituut Directeur onderwijsinstituut Doel College van van Bestuur Zorgdragen voor de ontwikkeling van het facultair en uitvoering en organisatie van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen de faculteit, uitgaande

Nadere informatie

Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek [met ingang van 1 januari 2007]

Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek [met ingang van 1 januari 2007] Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bewaking kwaliteit juridisch onderzoek [met ingang van 1 januari 2007] 1. Inleiding In de notitie worden twee belangrijke onderwerpen uitgewerkt

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut 2012-2016

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut 2012-2016 De Colleges van Bestuur van: GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut 2012-2016 de Erasmus Universiteit Rotterdam; de Radboud Universiteit Nijmegen; de Rijksuniversiteit Groningen;

Nadere informatie

Formulier 31-05-2012. 1. Persoonlijke gegevens

Formulier 31-05-2012. 1. Persoonlijke gegevens Nederlandse Onderzoekschool voor Theologie en Religiewetenschap Netherlands School for Advanced Studies in Theology and Religion (NOSTER) Aanmeldingsformulier promovendi Promovendi die verbonden zijn aan

Nadere informatie

Opleidingsreglement van de PhD-opleiding Graduate School of Natural Sciences Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht

Opleidingsreglement van de PhD-opleiding Graduate School of Natural Sciences Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht Opleidingsreglement van de PhD-opleiding Graduate School of Natural Sciences Faculteit Bètawetenschappen, Universiteit Utrecht Versie 6 10 juli 2007 PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN art. 1.1 - Toepasselijkheid

Nadere informatie

Concept-besluit van het DB-OW over de herziening van de curricula van de masteropleidingen (7 oktober 2008).

Concept-besluit van het DB-OW over de herziening van de curricula van de masteropleidingen (7 oktober 2008). Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Concept-besluit van het DB-OW over de herziening van de curricula van de masteropleidingen (7 oktober 2008). 1. Concept-besluit en facultaire

Nadere informatie

FORMAT OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN PROMOVENDUS. Naam promovendus:.. Datum indiensttreding: Leerstoelgroep:

FORMAT OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN PROMOVENDUS. Naam promovendus:.. Datum indiensttreding: Leerstoelgroep: FORMAT OPLEIDINGS- EN BEGELEIDINGSPLAN PROMOVENDUS Naam promovendus:.. Datum indiensttreding: Leerstoelgroep: Beoogde totale duur promovendusaanstelling: jaar Het dienstverband als promovendus bestaat

Nadere informatie

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015. 23 april 2015

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015. 23 april 2015 Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september 2015 23 april 2015 Parkstraat 28 Postbus 85498 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 2508 CD The Hague The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 info@nvao.net

Nadere informatie

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica 1 Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica januari 2007 Kruislaan 404 1098 SM Amsterdam Nadere invulling Benoemings- en Bevorderingseisen Wetenschappelijk Personeel Inleiding Vanaf 1

Nadere informatie

Richtlijn Promotietrajecten Universiteit Leiden

Richtlijn Promotietrajecten Universiteit Leiden Richtlijn Promotietrajecten Universiteit Leiden Deze richtlijn is van toepassing op promovendi van de Universiteit Leiden die vallen in de VSNUcategorieën 1 (werknemer-promovendus) en 3 (contractpromovendus).

Nadere informatie

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Regeling studiefaciliteiten duurzame inzetbaarheid Vastgesteld bij besluit nr. 2015cb0168 van het College van Bestuur op 18 mei 2015 Deze regeling treedt in werking per 1 juni 2015 en vervangt de Regeling

Nadere informatie

Doctoraatsreglement van de FPPW

Doctoraatsreglement van de FPPW FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Doctoraatsreglement van de FPPW Unaniem goedgekeurd door de Faculteitsraad op 17 september 2014 1. Inleiding Dit reglement bevat faculteitsspecifieke

Nadere informatie

Checklist R&O-gesprekken AIO s en contractpromovendi *

Checklist R&O-gesprekken AIO s en contractpromovendi * Checklist R&O-gesprekken AIO s en contractpromovendi * Startgesprek: Uitleggen van de regels en maken van afspraken (binnen vier weken na aanvang van het contract). - Uitleg over het persoonlijk dossier,

Nadere informatie

De Universiteit Antwerpen wenst een positief en geïntegreerd personeelsbeleid te voeren. Dit personeelsbeleid is gericht op de ontwikkeling en de

De Universiteit Antwerpen wenst een positief en geïntegreerd personeelsbeleid te voeren. Dit personeelsbeleid is gericht op de ontwikkeling en de De Universiteit Antwerpen wenst een positief en geïntegreerd personeelsbeleid te voeren. Dit personeelsbeleid is gericht op de ontwikkeling en de groei van alle medewerkers van de Universiteit Antwerpen,

Nadere informatie

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen aan de UvT 2009-2015

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen aan de UvT 2009-2015 Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen aan de UvT 2009-2015 In het najaar van 2007 hebben de besturen van VSNU, NWO en KNAW besloten tot aanpassing van het Standard Evaluation Protocol (SEP) 1.

Nadere informatie

Rapport ad hoc-commissie Wetenschappelijke Integriteit Tilburg University

Rapport ad hoc-commissie Wetenschappelijke Integriteit Tilburg University Rapport ad hoc-commissie Wetenschappelijke Integriteit Tilburg University Prof. Dr. Ton Hol, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht (voorzitter) Prof. Dr. em. Léon de Caluwé (VU) (tevens consultant) Dr.

Nadere informatie

Promoveren binnen de William James Graduate School

Promoveren binnen de William James Graduate School Promoveren binnen de William James Graduate School Pre-ambule Vanaf 1 september 2010 promoveren alle (buiten)promovendi, bij de Faculteit de Psychologie en Pedagogiek (FPP), ongeacht de aanstelling, binnen

Nadere informatie

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 Alleen voor onderzoekers in opleiding (oio's) Inleiding Plannings- en evaluatiegesprekken (minimaal één keer per jaar) helpen de begeleider en oio bij het doelgericht

Nadere informatie

besluit voor de procedure voor de instelling van leerstoelen en de benoeming van gewoon en bijzonder hoogleraren de volgende regeling vast te stellen:

besluit voor de procedure voor de instelling van leerstoelen en de benoeming van gewoon en bijzonder hoogleraren de volgende regeling vast te stellen: Procedureregeling instelling leerstoelen en Het college van bestuur, gehoord de decanen, besluit voor de procedure voor de instelling van leerstoelen en de benoeming van gewoon en bijzonder hoogleraren

Nadere informatie

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf Format samenvatting aanvraag Opmerking vooraf Mocht u de voorkeur geven aan openbaarmaking van de gehele aanvraag in plaats van uitsluitend onderstaande samenvatting dan kunt u dat kenbaar maken bij het

Nadere informatie

Naar een facultair meerjarenplan Opbrengst visiebijeenkomsten

Naar een facultair meerjarenplan Opbrengst visiebijeenkomsten Naar een facultair meerjarenplan 2016-2021 Opbrengst visiebijeenkomsten Het faculteitsbestuur van Geesteswetenschappen heeft eind mei en begin juni visiebijeenkomsten georganiseerd voor respectievelijk

Nadere informatie

- Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs

- Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs Functiebeschrijving directeur SHCL (januari 2011) Functie-informatie Functienaam Directeur-hoogleraar Organisatie Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL) Onderdeel Directie Werkterrein Cultuur,

Nadere informatie

KENNISCENTRUM CREATE-IT, FACULTEIT DIGITALE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE

KENNISCENTRUM CREATE-IT, FACULTEIT DIGITALE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE KENNISCENTRUM CREATE-IT, FACULTEIT DIGITALE MEDIA EN CREATIEVE INDUSTRIE ONDERZOEK: JAARVERSLAG 2015 CREATE-IT/FDMCI April 2016 1 INHOUDSOPGAVE Inleiding... 3 1. Onderzoeksinput... 5 2. Producten van onderzoek...

Nadere informatie

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 alleen voor onderzoekers in opleiding (oio's)

PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 alleen voor onderzoekers in opleiding (oio's) PLANNING EN EVALUATIE Bijlage F.3 alleen voor onderzoekers in opleiding (oio's) Inleiding Plannings- en evaluatiegesprekken (minimaal één keer per jaar) helpen de begeleider en oio bij het doelgericht

Nadere informatie

Planning en Evaluatie gespreksverslagen

Planning en Evaluatie gespreksverslagen Promotietraject RU / FNWI Inleiding Planning en Evaluatie gespreksverslagen Plannings en evaluatiegesprekken (minimaal 1 x per jaar) helpen begeleider en promovendus bij het doelgericht werken en plannen.

Nadere informatie

Betrokkenheid van onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen

Betrokkenheid van onderzoekscholen bij het ontwikkelen van onderzoeksgerichte masteropleidingen Een groot aantal ingevulde vragenlijsten is per 15 augustus 2003 (de deadline) geretourneerd. Een rappel leverde nog eens een aantal ingevulde vragenlijsten op. Uiteindelijk hebben 29 decanen en 22 directeuren

Nadere informatie

Kootstra Talent Fellowship 2015

Kootstra Talent Fellowship 2015 Kootstra Talent Fellowship 2015 Inleiding De Raad van Bestuur Maastricht UMC + heeft voor 2015 middelen ter beschikking gesteld voor talentontwikkeling onder jong wetenschappelijk talent. Deze middelen

Nadere informatie

STRATAEGOS CONSULTING

STRATAEGOS CONSULTING STRATAEGOS CONSULTING EXECUTIE CONSULTING STRATAEGOS.COM WELKOM EXECUTIE CONSULTING WELKOM BIJ STRATAEGOS CONSULTING Strataegos Consulting is een strategie consultancy met speciale focus op strategie executie.

Nadere informatie

Call for proposals. Westerdijk Talentimpuls. Den Haag, maart 2017 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Call for proposals. Westerdijk Talentimpuls. Den Haag, maart 2017 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 1 Call for proposals 2017 Den Haag, maart 2017 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek 2 Inleiding en doel Op 10 februari 2017 was het 100 jaar geleden dat in Nederland de eerste vrouwelijke

Nadere informatie

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B Opgesteld door de Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen d.d.: 8 maart 2018 versie:

Nadere informatie

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B Opgesteld door de Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen d.d.: 20 januari 2010 versie:

Nadere informatie

Promovendi-enquête periode 2010-2012

Promovendi-enquête periode 2010-2012 Promovendi-enquête periode 2010-2012 Inleiding De resultaten van de promovendi-enquête zijn gebaseerd op de deelname van 30 promovendi. Soms is de score aanzienlijk lager dan 30. Dat komt omdat de vragen

Nadere informatie

Samenvatting aanvraag. Bijlage 8

Samenvatting aanvraag. Bijlage 8 Samenvatting aanvraag Bijlage 8 Samenvatting aanvraag Algemeen Soort aanvraag (kruis aan wat van toepassing is): X Nieuwe opleiding Nieuw Ad programma Nieuwe hbo master Nieuwe joint degree 1 Verplaatsing

Nadere informatie

Planning en Evaluatie (alleen voor oio's)

Planning en Evaluatie (alleen voor oio's) Bijlage F.3 Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie Planning en Evaluatie (alleen voor oio's) Inleiding Plannings- en evaluatiegesprekken (minimaal één keer per jaar) helpen begeleider en oio

Nadere informatie

De Gespecialiseerde Professional

De Gespecialiseerde Professional Top Talent Programma Excellentietraject: Facility Management F-MEX De Gespecialiseerde Professional Academie: HBS Saxion University of Applied Science Auteur: Benedicte de Vries Datum: 13-07-2015 1 Programma:

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Algemeen

Hoofdstuk 1. Algemeen REGLEMENT VAN HET WETENSCHAPPELIJK INSTITUUT LEIDEN UNIVERSITY CENTRE FOR THE ARTS IN SOCIETY (LUCAS) Hoofdstuk 1. Algemeen Artikel 1. Naam van het instituut Het instituut draagt de naam Leiden University

Nadere informatie

Kootstra Talent Fellowship 2011

Kootstra Talent Fellowship 2011 Kootstra Talent Fellowship 2011 Inleiding De Raad van Bestuur Maastricht UMC + heeft voor 2011 middelen ter beschikking gesteld voor talentontwikkeling onder jong wetenschappelijk talent. Deze middelen

Nadere informatie

Regeling Subsidieverlening

Regeling Subsidieverlening Regeling Subsidieverlening Toelichting voor het opstellen van een begroting bij het aanvragen van subsidie Voor subsidieaanvragers en de financiële administraties 1. Waarvoor wordt subsidie verleend? Het

Nadere informatie

Het traceren en ontwikkelen van potentieel leidinggevenden rechtbank Amsterdam 2013.

Het traceren en ontwikkelen van potentieel leidinggevenden rechtbank Amsterdam 2013. Het traceren en ontwikkelen van potentieel leidinggevenden rechtbank Amsterdam. 1. Doel Door het formeren van een managementpool wil de rechtbank: - medewerkers binnen de rechtbank, die zich onderscheiden

Nadere informatie

Het juridisch doctoraat: Van klassiek juweel tot academisch fabricaat?

Het juridisch doctoraat: Van klassiek juweel tot academisch fabricaat? Het juridisch doctoraat: Van klassiek juweel tot academisch fabricaat? Workshop 8: de kwaliteit en beoordelingsprocedure van proefschriften Juridische dissertatie is nog steeds juweel Ondanks forse toename

Nadere informatie

Onderzoek het ondernemingsrecht! 2019

Onderzoek het ondernemingsrecht! 2019 Symposium (Notarieel) Ondernemingsrecht (WONO) Onderzoek het ondernemingsrecht! 2019 datum: 25 januari 2019 om 15.00 uur plaats: Van Eeghenstraat 222 Amsterdam (Stichting tot Bevordering der Notariële

Nadere informatie

interne regeling Bijlage 3 Opleidings-en begeleidingsplan OIO Naam: Afdeling: Titel promotietraject: Plan voor de periode:

interne regeling Bijlage 3 Opleidings-en begeleidingsplan OIO Naam: Afdeling: Titel promotietraject: Plan voor de periode: Trainee Research Assistents ingangsdatum 18 juni 2008 Bijlage 3 Opleidings-en begeleidingsplan OIO Naam: Afdeling: Titel promotietraject: Plan voor de periode: Toelating tot de promotie op basis van: Overige

Nadere informatie

BENELUX RESEARCH PROJECT.

BENELUX RESEARCH PROJECT. BENELUX RESEARCH PROJECT INTRODUCTIE Ben jij een enthousiaste en ambitieuze student aan de RSM, ESE of een andere faculteit *? Ben jij op zoek naar een elective of extracurriculaire activiteit, en wil

Nadere informatie

Programmaleider Inclusive Economy (0,8 FTE)

Programmaleider Inclusive Economy (0,8 FTE) The Broker is op zoek naar een: Programmaleider Inclusive Economy (0,8 FTE) The Broker is een thinknet, dat staat voor een gelijkwaardige, rechtvaardige, duurzame en vreedzame wereld. The Broker beoogt

Nadere informatie

Onderwijs Criteria Junior Universitair Docent

Onderwijs Criteria Junior Universitair Docent Onderwijs Criteria Junior Universitair Docent Binnen een universiteit vervult een Junior UD veelal de basistaken: hij/zij draagt bij aan het wetenschappelijk onderwijs en de ondersteuning van de organisatie.

Nadere informatie

BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES

BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES BIJLAGE II: REGELING SUBSIDIEVERLENING 2017-2018 INFORMATIE VOOR SUBSIDIEAANVRAGERS EN DE FINANCIËLE ADMINSITRATIES INHOUD 1) WAARVOOR WORDT SUBSIDIE VERLEEND?... 1 2) SUBSIDIE VOOR MATERIËLE KOSTEN...

Nadere informatie

Regeling Subsidieverlening

Regeling Subsidieverlening Regeling Subsidieverlening Toelichting voor het opstellen van een begroting bij het aanvragen van subsidie Voor subsidieaanvragers en de financiële administraties 1. Waarvoor wordt subsidie verleend? Het

Nadere informatie

Handleiding voor leidinggevenden

Handleiding voor leidinggevenden Handleiding voor leidinggevenden Inleiding Waarom R&O-gesprekken Het startgesprek Het R&O-gesprek Voorbereiding algemeen Het voeren van het gesprek Verslaglegging met behulp van het formulier Het voortgangsgesprek

Nadere informatie

Welkom. aan de Universiteit Maastricht. Faculteit der Rechtsgeleerdheid/ Faculty of Law

Welkom. aan de Universiteit Maastricht. Faculteit der Rechtsgeleerdheid/ Faculty of Law Welkom aan de Universiteit Maastricht Master Open Dag 8 oktober 2016 Master Fiscaal recht Specialisatie Directe Belastingen Specialisatie Indirecte Belastingen Mr.Dr. M.J.G.A.M. Weerepas Waarom Fiscaal

Nadere informatie

Overwegende dat KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN: Artikel 1. Begripsbepalingen

Overwegende dat KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN: Artikel 1. Begripsbepalingen Archeologie, het Bestuur van de Faculteit Campus Den Haag, het Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen, het Bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, het Bestuur van de Faculteit der Sociale

Nadere informatie

Regeling Subsidieverlening

Regeling Subsidieverlening Regeling Subsidieverlening Toelichting voor het opstellen van een begroting bij het aanvragen van subsidie Voor subsidieaanvragers en de financiële administraties 1. Waarvoor wordt subsidie verleend? Het

Nadere informatie

Medewerker mobiliteit

Medewerker mobiliteit Medewerker mobiliteit Doel (Mede)ontwikkelen van mobiliteitsbeleid, uitvoeren van mobiliteitstrajecten en geven van individueel loopbaanadvies, uitgaande van het mobiliteits-/ personeelsbeleid op instellings-

Nadere informatie

Procedureoverzicht Promotietraject (Promotiereglement 2015)

Procedureoverzicht Promotietraject (Promotiereglement 2015) overzicht Promotietraject (Promotiereglement 2015) Hieronder volgt een overzicht van de stappen in de formele procedure die uiteindelijk wordt afgesloten door de openbare verdediging van het proefschrift.

Nadere informatie

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen faculteitsbestuur

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen faculteitsbestuur faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen faculteitsbestuur Implementatie Strategisch plan GMW 2016-20 De implementatie van het nieuwe Strategisch Plan van de faculteit is niet in dit plan zelf opgenomen.

Nadere informatie

Samenvatting aanvraag

Samenvatting aanvraag Samenvatting aanvraag Algemeen Soort aanvraag (kruis aan wat van toepassing Nieuwe opleiding is): Nieuw Ad programma Nieuwe hbo master Nieuwe joint degree 1 Verplaatsing bestaande opleiding Nevenvestiging

Nadere informatie

Aspasia. Call for proposals. Rondes Vidi en Vici met besluitvorming in 2016

Aspasia. Call for proposals. Rondes Vidi en Vici met besluitvorming in 2016 Call for proposals Aspasia Rondes Vidi en Vici met besluitvorming in 2016 Den Haag, april 2016 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Beschikbaar

Nadere informatie

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen Tilburg University

Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen Tilburg University Bestuurlijke hantering onderzoeksbeoordelingen Tilburg University 2015-2021 In het voorjaar van 2014 hebben de besturen van VSNU, NWO en KNAW besloten tot aanpassing van het Standard Evaluation Protocol

Nadere informatie

Aspasia. Aspasia is gekoppeld aan de rondes Vidi en Vici Call for proposals

Aspasia. Aspasia is gekoppeld aan de rondes Vidi en Vici Call for proposals Aspasia Aspasia is gekoppeld aan de rondes Vidi en Vici 2018 Call for proposals Den Haag, februari 2019 2018 Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Beschikbaar budget 1 1.3 Geldigheidsduur call for

Nadere informatie

START-UP PACKAGE TENURE TRACK 2015

START-UP PACKAGE TENURE TRACK 2015 START-UP PACKAGE TENURE TRACK 2015 1 Kenmerk: CvB UIT - 2056 Datum: 20 november 2015 Auteur: R. Schwartz Inhoud Aanleiding... 3 Doel van de Start-up package... 4 Inhoud van de Start-up package... 4 Randvoorwaarden

Nadere informatie

Welcome. at Maastricht University. Faculteit der Rechtsgeleerdheid/Faculty of Law

Welcome. at Maastricht University. Faculteit der Rechtsgeleerdheid/Faculty of Law Welcome at Maastricht University Master Open Dag 8 oktober2016 Master Forensica, Criminologie en Rechtspleging Hans Nelen Hoogleraar criminologie Coordinator master FCR Waar ga ik het over hebben? Doel,

Nadere informatie

Reglement Wetenschapscommissie Medisch Centrum Haaglanden

Reglement Wetenschapscommissie Medisch Centrum Haaglanden Reglement Wetenschapscommissie Medisch Centrum Haaglanden 1 Inhoudsopgave 1. Begripsbepalingen 2. Taakopdracht 3. Samenstelling commissie, benoeming en zittingduur 4. Werkwijze en besluitvorming 5. Taken

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL OIKOS

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL OIKOS De Colleges van Bestuur van: GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL OIKOS 2017-2021 de Radboud Universiteit Nijmegen; de Rijksuniversiteit Groningen; de Universiteit Leiden; de Universiteit Utrecht;

Nadere informatie

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015)

Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015) Procedureoverzicht Promotietraject Faculteit der Geesteswetenschappen (Promotiereglement 2015) Hieronder volgt een overzicht van de stappen in de formele procedure die uiteindelijk wordt afgesloten door

Nadere informatie

Reglement voor de Permanente Educatie van in het LRGD ingeschreven deskundigen 7 december 2015

Reglement voor de Permanente Educatie van in het LRGD ingeschreven deskundigen 7 december 2015 Postbus 52080 2505 CB s-gravenhage T: 085 2733 777 E: bestuur@lrgd.nl www.lrgd.nl Reglement voor de Permanente Educatie van in het LRGD ingeschreven deskundigen 7 december 2015 1. Inleiding De in het register

Nadere informatie

Leraar in onderzoek. Exacte Wetenschappen. Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten

Leraar in onderzoek. Exacte Wetenschappen. Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten Exacte Wetenschappen Leraar in onderzoek Onderzoeksprogramma voor wis- en natuurkundedocenten Den Haag, mei 2010 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Inhoud 1 Inleiding 3 2 Doel 4 3

Nadere informatie

VISIE OP TOEZICHT LAVERHOF

VISIE OP TOEZICHT LAVERHOF VISIE OP TOEZICHT LAVERHOF Inleiding De raad van toezicht van Laverhof heeft de wettelijke taak toezicht te houden op de besturing door de raad van bestuur en op de algemene gang van zaken binnen Laverhof

Nadere informatie

Regeling Permanente Educatie Public Controlling

Regeling Permanente Educatie Public Controlling Artikel 1 Doelstelling Regeling Permanente Educatie Public Controlling Gelet op artikel 2 lid 2c van de statuten van het EICPC is de doelstelling van de permanente educatie voor public controllers het

Nadere informatie

Kadernota xteme inhuur

Kadernota xteme inhuur Kadernota Externe inhuur Stuknummer: b!07.00560 gemeente Den Helder Concept Kadernota xteme inhuur Inhoudsopgave Kadernota Externe inhuur 1. Inleiding 3 2. Kaders 3 2.1. Definitie 3 2.2. Reikwijdte van

Nadere informatie

EFQM model theoretisch kader

EFQM model theoretisch kader EFQM model theoretisch kader Versie 1.0 2000-2009, Biloxi Business Professionals BV 1. EFQM model EFQM staat voor European Foundation for Quality Management. Deze instelling is in 1988 door een aantal

Nadere informatie

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties: Opleidingsspecifieke deel OER, 2016-2017 De opleiding Kunst- en cultuurwetenschappen Arts and Culture bestaat uit de programma s: Kunstgeschiedenis Gender Studies (see English EER) Arts & Society (voorheen

Nadere informatie

Ius promovendi UHD. Universiteit Twente-HR In opdracht van het College van Promoties 6 december 2017 Versie 5 CvP 2017/1098

Ius promovendi UHD. Universiteit Twente-HR In opdracht van het College van Promoties 6 december 2017 Versie 5 CvP 2017/1098 Ius promovendi UHD Universiteit Twente-HR In opdracht van het College van Promoties 6 december 2017 Versie 5 CvP 2017/1098 1 Verruiming ius promovendi Universiteit Twente Samenvatting In september 2017

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERTANDHEELKUNDE 1/6 REGLEMENT VOOR DE TANDARTS-PEDODONTOLOOG

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR KINDERTANDHEELKUNDE 1/6 REGLEMENT VOOR DE TANDARTS-PEDODONTOLOOG 1/6 REGLEMENT VOOR DE TANDARTS-PEDODONTOLOOG Uitgave: 7 november 2014 2/6 INHOUDSOPGAVE Reglement voor de Tandarts-Pedodontoloog Paragraaf 1 Inleiding Paragraaf 2 De taken van de Tandarts-Pedodontoloog

Nadere informatie

Programma Akademiehoogleraren. Nederlands toponderzoek, nu en in de toekomst

Programma Akademiehoogleraren. Nederlands toponderzoek, nu en in de toekomst Programma Akademiehoogleraren Nederlands toponderzoek, nu en in de toekomst Loopbaanimpuls Om ook in de toekomst Nederlands toponderzoek te kunnen leveren, zullen universiteiten nieuw wetenschappelijk

Nadere informatie

Jaarplan 2014 Ismes JAARPLAN Stichting Ismes

Jaarplan 2014 Ismes JAARPLAN Stichting Ismes JAARPLAN 2014 Stichting Ismes 1 1. Inleiding Dit is het eerste jaarplan van Stichting Ismes en heeft betrekking op 2014. De kaders voor het jaarplan zijn vastgelegd in het Beleidsplan periode 2014-2017/2019.

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5

Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling 2012-2013 wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5 wo-masteropleiding Rechtsgeleerdheid 1 van 5 U2012/00018 De uitvoeringsregeling treedt in werking per 1 september 2012 en heeft een zelfde werkingsduur als de Onderwijs- en examenregeling (OER) 2012-2013

Nadere informatie

Chinese borden Universiteiten in en uit balans

Chinese borden Universiteiten in en uit balans Chinese borden Universiteiten in en uit balans 15-03-2016, Science in Transition conferentie Barend van der Meulen, Elizabeth Koier, Edwin Horlings 2 Universiteiten uit en in balans Barend van der Meulen

Nadere informatie

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017 Directeur bedrijfsvoering Doel Zorgdragen voor de beleidsontwikkeling en, na vaststelling van het te voeren beleid door anderen, voor beleidsimplementatie en -evaluatie van (deel)processen in de bedrijfsvoering

Nadere informatie

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs 12 november 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Handreiking voor specifieke invulling van de standaarden

Nadere informatie

«nvao. fluit. w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie

«nvao. fluit. w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie «nvao w nederlands - ulaamse accreditatieorganisatie fluit Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de postinitiële wo-master Marketing van de Vrije

Nadere informatie

Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Aan de Raad. Made, 13 februari 2007

Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Aan de Raad. Made, 13 februari 2007 Aan de Raad Made, 13 februari 2007 Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Raadsvergadering: 12 april 2007 Onderwerp: Diagnose Integrale Veiligheid gemeente

Nadere informatie

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1 Instroom 1 4 Uitstroom 3 Inclusie 2 Doorstroom Universiteit Utrecht 1 Rapportage 2018 Prof. Dr. Naomi Ellemers Prof. Dr. Jojanneke van der Toorn Dr. Wiebren Jansen Inhoud Voorwoord 4 Algemeen 6 Hoe is

Nadere informatie

Den Haag, 26 augustus namens de KNAW-commissie Gedragswetenschappen, 1 De instelling heeft op 4 september 2015 ingestemd met het advies.

Den Haag, 26 augustus namens de KNAW-commissie Gedragswetenschappen, 1 De instelling heeft op 4 september 2015 ingestemd met het advies. Beoordeling van het herstelplan van de Vrije Universiteit Amsterdam met betrekking tot de onderzoeksgerichte wo-masteropleiding Clinical and Developmental Psychopathology (research) van de Vrije Universiteit

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR 1. De bestuurstaak 1.1 Ingevolge de statuten bestuurt de Raad van Bestuur de stichting onder toezicht van de Raad van Toezicht. 1.2 De Raad van Bestuur dient het belang van de

Nadere informatie

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur VLAAMS PARLEMENT DECREET houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 7944 14 februari 2018 Call for proposals Aspasia, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Rondes Vidi

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Beleidskader intrekken erkenning als Jobcoachorganisatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Beleidskader intrekken erkenning als Jobcoachorganisatie STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13672 27 mei 2013 Beleidskader intrekken erkenning als Jobcoachorganisatie Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Nadere informatie

Conferentie Promoveren en promotietrajecten. VU Amsterdam, 15 mei 2013

Conferentie Promoveren en promotietrajecten. VU Amsterdam, 15 mei 2013 Conferentie Promoveren en promotietrajecten VU Amsterdam, 15 mei 2013 Heden en toekomst van promoveren Prof. Martin Kropff, rector Wageningen University Promoveren: wat is onveranderd? Kern: het (leren)

Nadere informatie

Handleiding Honours Programma Wiskunde

Handleiding Honours Programma Wiskunde Handleiding Honours Programma Wiskunde Deze handleiding beschrijft inhoud en organisatie van het honours programma (HP) van de bacheloropleiding Wiskunde en Wiskunde en Toepassingen aan de Universiteit

Nadere informatie