Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Transcriptie

1 Groep: 1/2/3/4 Thema: Winter/ Kerstman Inhoud: Lied in 2 versies, ritmes, hoog-laagspel, geluiden-in-een-rij Als je kiest voor de bovenste Inleiding-Kern-Afsluiting komt de Kerstman in beeld, bij de onderste rij niet. Dan is het onderwerp Winter. Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas. Welkom Doel: Stellen van doelen voor deze les; terughalen van doelen van vorige les. 1e les: Waarover zou deze les gaan? Hoe weet je dat? Wat is de titel van deze les 2e les: Wat hebben we vorige keer geleerd? Inleiding 1: The Snowman deel 1 1. Waar gaat dit filmpje over? Kun je vertellen wat er gebeurde? 2. Wat heeft het jongetje onderweg allemaal gezien? 3. Wat heb je gehoord? Inleiding 2a Voor de tweede les: Father Christmas; Inleiding 2b: The Snowman deel 2 1a+1b. Waar gaat dit filmpje over? Kun je vertellen wat er gebeurde? 2a: Welke geluiden heb je gehoord? 2b: Welke instrumenten heb je gezien? Kern 1: Twee tekstvarianten Doel: Leren van de tekst en de melodie. Laat de speler 1x horen. Groep 1 t/m 3: Bespreek de tekst. Verzin bij elke zin een eenvoudig gebaar. Groep 4: Laat een kind de tekst voorlezen. Laat de speler 1x horen; alle kinderen lezen zacht mee. Laat de speler 1x horen; de kinderen neuriën mee. Laat de speler 1x horen: De kinderen zingen zacht mee. Groep 3 en 4: Wijs op kerstballen onderaan de pagina: Roze=belletjes; Groen=intro of tussenspel; Oranje=couplet; Blauw=refrein) Kern 2 Doel: Introductie en oefenen van 3 eenvoudige ritmes Bespreek alle plaatjes op deze pagina. Bespreek de 6 instrumenten: Hoe zien ze eruit, hoe bespeel je ze? Neem de instrumenten erbij en verdeel ze o der 6 kinderen: Zodra jij een instrument aanwijst, speelt het betreffende kind totdat jij je vinger wegneemt van het plaatje.

2 Variatie: Zet de zes kinderen voor het bord. Ga achter deze rij kinderen staan: Raak jij een hoofd aan, speelt het betreffende kind. Hand los? Stop spelen. Variatie: De rest van de groep krijgt ook een taak: Die zegt bijvoorbeeld: hohoho! als jij hen aanwijst. Laat speler 1 horen: Vraag: Hoe vaak speelt de triangel? Opdracht: Je hoort 4 tikken vooraf: Spreek dan zachtjes Muts bij elke triangelslag. Zet speler 1 aan. Dan: Je hoort 4 tikken vooraf: Klap en spreek dan zachtjes Muts bij elke triangelslag. Start speler 1 Idem met speler 2 en 3. Groep ¾: Jij wijst een kledingstuk aan op het bord: Het betreffende kind speelt zijn instrument in het juiste ritme. De rest van de groep klapt het ritme zacht in de handen. Kern 3 Twee tekstvarianten Doel: Leren van de tekst van het 2e couplet. Laat de speler 1x horen. Vraag: Wat is anders dan in de 1e kern? Groep 1 t/m 3: Bespreek de tekst. Verzin bij elke zin een eenvoudig gebaar. Groep 4: Laat een kind de tekst voorlezen. Laat de speler 1x horen; alle kinderen lezen zacht mee. Laat de speler 1x horen; de kinderen neuriën mee. Laat de speler 1x horen: De kinderen zingen zacht mee. Groep ¾: Verdeel je klas in 2 groepen. Verdeel de instrumenten: De linker drie aan groep 1, de andere aan groep 2. Groep 1 stapt en speelt bij de rode lettergrepen, groep 2 bij de blauwe. Kern 4: Twee varianten; Doel: Geluid koppelen aan een plaatje. Versie a: Bespreek de plaatjes: Kerstman, Klokken, glazen bubbels, sneeuwlandschap, vuurwerk. Laat de speler horen en wijs tegelijkertijd naar de plaatjes. Vraag nu welk geluid ze gehoord hebben bij elk plaatje. (Juist, plaatje 4=stil) Wijs nu meteen naar de plaatjes en de kinderen maken meteen het bijbehorende geluid. Probeer het ook met de onderste serie. Versie b: Groep ½: Lees duidelijk voor wat in de eerste tekstballon staat terwijl je deze aan wijst; de kinderen zeggen het meteen na. Ga dan naar de tweede en de derde. Ga nu met je vinger terug naar de eerste, maar zeg niets. Weten de kinderen het nog? Bouw zo de reeks steeds verder op. Groep ¾: Zij kunnen de tekst zelf lezen. Dus wijs de figuur maar aan en zij spreken de tekst meteen uit. Variatie: Gooi alles door elkaar. Variatie: Er staan nog genoeg kinderen op het plaatje zonder tekstballon: Wat zou het 2e kind kunnen zeggen: Laat dat de kinderen zelf bedenken. Daarna oefent de hele klas mee. Breid zo het aantal kreten uit. Nu moeten ze wel onthouden welke kreet bij elk kind hoort. Kern 5 Twee tekstvarianten Doel: Zelf verzinnen van passende woorden in een bestaande tekst Vraag: Wat zou je nog meer voor de slee kunnen zetten. En wie mag er mee? Wat zet je op je bol? (Het kan niet gek genoeg zijn ) Zing het lied nu nog eens met de nieuwe woorden. Gebruik daarvoor de speler. (Playbackversie!)

3 Kern 6 Twee varianten; Doel: Koppeling maken de toonhoogte, auditief en visueel Zet de speler aan. Jij en de kinderen laten met de hand zien, al luisterend, of de slee/helikopter omhoog of omlaag gaat. Tip: Begin op kniehoogte en stijg niet te snel. Herhaal deze oefening minimaal 1 keer. Groep ¾: Laat dan 1 kind met zijn hand zien of de toon omhoog of omlaag moet glijden. Dit kind verzint dus zelf nu een vliegpatroon. Variatie: Groep ¾: Verdeel je klas in 2 groepen. Elke groep reageert op jouw twee handen die elk een ander vliegpatroon aangeeft. Laat dit ook een keer door een kind proberen. Kern 7 voor groep 3/4 Doel: Koppeling maken de toonhoogte, auditief en visueel Vraag: Wie kan met zijn stem de groene vliegroute laten horen? Tip: Laag tempo houden! Zo ook met de 2 andere routes. Bespreek eventueel kort wat er gebeurt tijdens zo n vliegroute. Verdeel je klas in 3 groepen: Elk krijgt een kleur vliegroute. Neem een lange stok en laat die verticaal van links naar recht over het bord glijden in een rustig tempo. De 3 groepen laten elk hun vliegpatroon horen met hun stem. Variatie: Als je stok stil staat blijft de toon op die hoogte hangen. Kern 8 voor de 2e, 3e les 1: Waar gaat dit filmpje over? Kun je vertellen wat er gebeurde? 2: Welke geluiden heb je gehoord? Afsluiting 1 Twee tekstvarianten Doel: Het lied zelfstandig uitvoeren (m.b.v. de playbackversie); Instrumenten spelen de maat. Kies 4 kinderen uit die de maat op instrumenten gaan spelen. Zij zitten bij elkaar/voor de klas. Zet speler 1 aan. Het lied wordt uitgevoerd door het orkestje en het koor. Kies andere kinderen voor het koor en het orkestje. Zet speler 2 aan. Het lied wordt voor de 2e keer uitgevoerd door het orkestje en het koor. Herhaal deze opdracht nog eens met andere kinderen. Afsluiting 2 voor de 2e, 3e les Doel: Het lied zelfstandig uitvoeren (m.b.v. de playbackversie); Instrumenten spelen de maat. Kies 4 kinderen uit die de maat op instrumenten gaan spelen. Zij zitten bij elkaar/voor de klas. Zet speler 1 aan. Het lied wordt uitgevoerd door het orkestje en het koor. Nu met de zelfverzonnen tekst uit kern 5. Kies andere kinderen voor het koor en het orkestje. Zet speler 2 aan. Het lied wordt voor de 2e keer uitgevoerd door het orkestje en het koor. Variatie: Groep ¾: Tijdens het tussenspel (Groene ballen), speelt het orkestje de ritmes uit kern 2.

4 Ga je mee op het ijs? Ga je mee op winterreis? Met een paard voor de slee En je moeder, die mag mee! Met een muts op je bol En een trui van warme wol Naar de Kerstman op bezoek Ga je mee op het ijs Door dit winterparadijs Met een rendier voor de slee En de kerstman, die gaat mee! Met een muts op zijn bol En een jas van warme wol Rode sokken, rode broek Ja, hij komt weer op bezoek

5 Ga je mee op het ijs? Ga je mee op winterreis? Met een paard voor de slee En je moeder, die mag mee! Met een muts op je bol En een trui van warme wol Naar de Noordpool op bezoek Ga je mee op het ijs Door dit winterparadijs Met een rendier voor de slee En mijn vriendje, die gaat mee! Met een muts op zijn bol En een jas van warme wol Naar de Zuidpool op bezoek