Nederlandssprekende kinderen met een verdenking op een taalachterstand: een analyse m.b.t. achtergrondvariabelen en effect van interventie
|
|
- Rudolf Beckers
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 A.L. Keegstra & S.M. Goorhuis-Brouwer Nederlandssprekende kinderen met een verdenking op een taalachterstand: een analyse m.b.t. achtergrondvariabelen en effect van interventie SAMENVATTING Dit artikel bevat een analyse van 240 Nederlandssprekende kinderen die bij vier verschillende Audiologische Centra werden aangemeld vanwege het vermoeden van een taalachterstand. Bij 123 kinderen (51%) werd een taalprobleem vastgesteld. Bij 83 kinderen (36%) waren de testscores binnen de normale range (>80). Een deel van de kinderen werkte niet mee aan de testprocedure. Met betrekking tot geïnventariseerde achtergrondvariabelen verschilden de verwezen kinderen met taalachterstanden van de kinderen zonder taalachterstanden m.b.t. opleidingsniveau van de ouders (lageropgeleid), meer familiaal voorkomen van taalproblemen en minder vaak een dagopvang bezoekend. Taalachterstanden komen echter wel in alle bevolkingslagen voor. Van de 123 kinderen met een taalachterstand kon bij 119 kinderen het behandeltraject gedurende een jaar worden vervolgd. De meeste kinderen ontvingen combinaties van therapie, zodat comorbiditeit bij veel kinderen moet worden aan genomen. Vier therapiegroepen konden onderscheiden worden. Na 12 maanden was bij 83 van de 123 kinderen twee keer een betrouwbare taalbegripsquotiënt (TBQ) score aanwezig (T0 en T1) en bij 87 kinderen twee keer een betrouwbare zinsontwikkelingsquotiënt (ZQ) score. Op groepsniveau kon een significante verbetering worden vastgesteld in het talige functioneren, echter slechts een deel van de kinderen zorgde voor dit effect. Op het taalbegrip verbeterden 21 kinderen (25%) van inadequaat naar adequaat en op de taalproductie 39 kinderen (45%). De taalscores van de kinderen op T1 bleven veelal onder het gemiddelde van 100, zodat bij veel kinderen een zwak taalleervermogen moet worden verondersteld. 1 Inleiding Zowel vanuit de zorg als vanuit het onderwijs wordt veel aandacht besteed aan het bestrijden van taalachterstanden. De prevalentie van de aanwezigheid van een taalachterstand loopt sterk uiteen, van 5-8% bij autochtone kinderen (van der Ploeg e.a., 2005; Calonge, 2006) tot >50% bij allochtone kinderen (Luinge, 2005, Bij de allochtone kinderen is de oorzaak van de Nederlandse taalachterstand vaak gelegen in het feit dat er nog onvoldoende expositie tot de Nederlandse taal is geweest. Er wordt dan gesproken van een blootstellingachterstand (van der Ploeg e.a., 2005). Wanneer deze kinderen hun eigen taal goed ontwikkeld hebben en in de peutergroep of in groep 1 met het Nederlands in aanraking komen, gaat hun Nederlandse taalvaardigheid snel vooruit (Goorhuis, 2007). Pas wanneer allochtone kinderen ook in hun eigen moedertaal een achterstand vertonen, kan van een taalachterstand worden gesproken. Een taal achter stand voor autochtone kinderen, en naar aan 418 Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 47 (2008)
2 te nemen een evenredig percentage allochtone kinderen (5-8%), is vaak een probleem dat niet zo gemakkelijk op te lossen is. Bishop en Edmundson (1987) analyseerden de therapie-effecten bij 87 kinderen met een taalachterstand op de leeftijd van 4, 4;6 en 5;6 jaar. Wanneer de kinderen normale intellectuele vermogens bezaten, verbeterde 44% van de kinderen tot een normaal niveau van taalfunctioneren, passend bij de leeftijd. Voor kinderen bij wie ook de niet-verbale intelligentie zwak was, betrof dit slechts 11% van de kinderen. Glogowska et al. (2000) analyseerden in een gerandomiseerde studie de vorderingen van 159 peuters (jonger dan 3;6 jaar) met een taalachterstand. De kinderen kregen óf logopedie óf er werd een afwachtend beleid gevolgd. In deze laatste groep kregen de ouders wel taalstimuleringsadviezen. Na 12 maanden had 70% van de kinderen nog een taalachterstand. Er waren geen significante verschillen tussen de twee groepen wat betreft verbetering in de taalprestaties: 30% verbeterde hetzij op logopedie, hetzij door af te wachten. Knijff (2003) volgde 101 kinderen tussen 2 en 5 jaar met een taalachterstand gedurende een jaar. Vrijwel alle kinderen kregen thera pie, waarvan bij 67 kinderen logopedie en bij de andere kinderen een medische behandeling of een schoolkeuzeadvies. Van de 101 kinderen verbeterden er 36 (36%). Een NIVEL-rapport (Leemrijse e.a., 2004) noemt op basis van een analyse van 21 effectstudies met betrekking tot taalinterventies bij kinderen met een taal/leerachterstand een verbetering bij 35% van de kinderen. De vraag is hoe het kan dat een taalachterstand vaak een persisterend probleem blijkt te zijn. Welke achtergrondvariabelen kunnen hierbij een rol spelen? Een tweede vraag die gesteld kan worden op basis van de uiteenlopende prevalentie schattingen, is of een veronderstelde taalachterstand wel altijd een taalachterstand is. Dit artikel geeft een analyse van kinderen die op vier verschillende Audiologische Centra werden aangemeld met het vermoeden van een taalachterstand. De kinderen werden geanalyseerd op: aan- of afwezigheid van een taalachterstand; achtergrondvariabelen (inventarisatie van risicofactoren op de taalontwikkeling); uitgevoerde behandelingen over de periode van een jaar en effect hiervan op de taalontwikkeling. 2 Materiaal en methode 2.1 Kinderen binnen vier AC s Alle kinderen tussen 2 en 5 jaar oud die in 2002 bij een van de vier bij het onderzoek betrokken AC s werden aangemeld vanwege een veronderstelde taalachterstand, werden geïncludeerd nadat de ouders hiervoor toestemming hadden verleend. De AC s voerden de diagnostiek op de voor hen gebruikelijke multidisciplinaire manier uit (KITS-2 rapport, 2005). Zij bepaalden op T0 de aan- of afwezigheid van een taalachterstand. Ook bepaalden zij zelf het therapieadvies. Voor onderzoeksdoeleinden gaven zij alleen de taalmaten en achtergrondvariabelen door. De articulatie werd niet als aparte taalvariabele meegenomen, omdat gestandaardiseerde testen hiervoor ontbreken (Mennen e.a., 2006) Taalmaten Bij alle kinderen werd de Reynelltest voor taalbegrip afgenomen en de Schlichtingtest voor zinsontwikkeling (Van Eldik e.a., 1995; Schlichting e.a., 1995), zowel op het moment van aanmelding als 12 maanden later. Beide testen zijn gestandaardiseerd, genormeerd en gevalideerd voor Nederlandssprekende kinderen tot 6;3 jaar. Tot op heden is er geen consensus 419
3 bij welke score op een gestandaardiseerde test een taalachterstand moet worden aangenomen (Luinge, 2005). De ICD-10 stelt dat er een taalachterstand is als de quotiëntscore van het kind ten minste 2 SD afwijkt (WHO, 1993). Dit betekent een score van 70 of minder. In de vigerende praktijk wordt een afwijking van één of anderhalve standaarddeviatie ook als uitgangspunt genomen om een taalachterstand vast te stellen. Wij definieerden de aanwezigheid van een taalachterstand wanneer het TBQ en/of het ZQ 80 was of lager (Knijff, 2003). Dit komt overeen met -1.3 SD, waarbij de indeling van Schlichting is gevolgd (Schlichting e.a., 1995), maar ook rekening werd gehouden met de interpretaties die gebruikelijk zijn bij gevonden intelligentiequotiënten (Resing & Blok, 2002). Wanneer de kinderen op T1 ten opzichte van T0 waren verbeterd van een inadequate taalscore (<80) naar een adequate taalscore (>80) werd dit als een verbetering gedefinieerd. 2.3 Achtergrondvariabelen Tijdens een interview met de ouders werden de mogelijke risicofactoren als categoriale variabelen geïnventariseerd. De risicofactoren werden gedestilleerd uit de literatuur en in een review gepresenteerd door Knijff (2003). Deze factoren betroffen: geslacht, prematuriteit, geboortegewicht, gezinssamenstelling, taalproblemen in de familie, opleiding ouders en dagopvang. In overeenstemming met de literatuur werd een laag geboortegewicht gedefinieerd als een geboortegewicht van 2500 gram of minder en prematuriteit als een geboorte plaats had gevonden voor de 37e week (Knijff, 2003). De opleiding van de ouders werd onderscheiden naar laag (alleen basisschool), hoog (universiteit, hbo) en midden (alles daartussenin) (Van Eldik e.a., 1995; Schlichting e.a., 1995). Getallen met betrekking tot de aanwezigheid van de genoemde risicofactoren in de totale populatie van Nederlandse kinderen in 2002 (het jaar van insluiting) werden verkregen van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek: Gevolgde behandelingen gedurende een jaar Door maandelijkse vragenlijsten die aan de ouders per post werden verstuurd, kon worden geïnventariseerd welke behandelingen de kinderen gedurende een jaar ondergingen. 2.5 Statistiek Beschrijvende statistiek (percentages, gemiddelden en spreidingen) werd gebruikt om de kenmerken van de kinderen te beschrijven. De chi-kwadraattest werd gebruikt om groepsverschillen aan te tonen. De binominale test werd gebruikt om de risicofactoren van de geincludeerde kinderen te vergelijken met die van de totale populatie Nederlandse kinderen en die van de kinderen met en zonder taalachterstanden. De paired samples t-test werd gebruikt om de gemiddelden in TBQ en ZQ te vergelijken tussen T0 en T1. Statistische analyses werden uitgevoerd met SPSS14.0 voor Windows. 3 Resultaten 3.1 Kinderen In de studie werden 240 kinderen ingesloten: 174 jongens (73%) en 66 meisjes (27%). De leeftijden van de kinderen varieerden van 1;11 jaar tot 5;4 jaar (gemiddelde leeftijd: 3;3jaar). De helft van de kinderen was door de huisarts verwezen (49,8%) vanwege ongerustheid bij de ouders. De andere helft was verwezen door leerkrachten en/of medisch specialisten vanwege het niet voldoen aan screeningsprocedures. 3.2 Taalmaten op T0 (eerste diagnostiek) Een betrouwbaar taalbegripsquotiënt (TBQ) kon bij 206 kinderen (86%) worden 420
4 verkregen: 149 kinderen (62%) hadden een leeftijdsadequaat taalbegrip, en 57 kinderen (24%) hadden inadequaat taalbegrip (TBQ <80). Een betrouwbaar zinsontwikkelingsquotiënt (ZQ) werd bij 204 kinderen (85%) vastgesteld; 111 kinderen (46%) scoorden leeftijdsadequaat, 93 kinderen (39%) scoorden inadequaat. Bij 123 kinderen (51%) werd een taalachterstand vastgesteld. Hun TBQ of ZQ, of beide waren 80 of lager, zie Tabel 1. Bij 83 kinderen (36%) werd geen taalachterstand vastgesteld: zowel het TBQ als het ZQ lagen boven de 80. Problemen met de taalproductie komen significant vaker voor dan problemen met het taalbegrip (39% versus 24%, p=0.002). Bij 27 kinderen (11%) zijn zowel het taalbegrip als de taalproductie inadequaat. Bij 51 kinderen (21%) is alleen de taalproductie inadequaat en bij 23 kinderen (10%) alleen het taalbegrip. Bij de kinderen die niet meewerkten aan de testprocedure, 34 kinderen (14%) met de taalbegriptest en 36 kinderen (15%) met de taalproductietest, was geen relatie aanwezig tussen het niet willen meewerken, de leeftijd van het kind, of met één of meer van de achtergrondvariabelen. 3.3 Achtergrondvariabelen Van de 240 geïncludeerde kinderen vergeleken we eerst de genoteerde risicofactoren met die van de totale Nederlandse kinderpopulatie in 2002 (het jaar van insluiting), zie Tabel 2. Vergeleken met de totale kinderpopulatie werden naar een AC meer jongens dan meisjes verwezen (p=0.000). Meer verwezen kinderen hadden een laag geboortegewicht (p=0.046), meer verwezen kinderen woonden in een tweeoudergezin (p=0.000) en waren vaker kinderen zonder broertjes of zusjes (p=0.023). De ouders van de verwezen kinderen hadden vaker een midden- of hoge opleiding (p=0.000) en ze bezochten vaker de dagopvang (p=0.000). Wanneer de naar het AC verwezen kinderen na eerste diagnostiek onderverdeeld zijn naar kinderen met taalachterstanden (n=123) en zonder taalachterstanden (n=83), zijn er duidelijke verschillen tussen de beide groepen, zie Tabel 3. TABEL 1 Taalscores (TBQ en ZQ) bij kinderen met een vermoeden van een taalachterstand (n=240) TBQ- en ZQ-scores op T0 Taalscores ZQ > 80 N (%) ZQ < 80 N (%) ZQ missend N (%) N (%) TBQ > (35%) 51 (21%) 15 (6%) 149 (62%) TBQ < (10%) 27 (11%) 7 (3%) 57 (24%) TBQ missend 5 (2%) 15 (6%) 14 (6%) 34 (14%) 111 (46%) 93 (39%) 36 (15%) 240 () 123 kinderen met een taalachterstand TBQ= taalbegripsquotiënt ZQ= zinsontwikkelingsquotiënt 421
5 De kinderen met een taalachterstand hebben vaker familieleden met een taalprobleem (p=0.010), bezoeken minder vaak de dagopvang (p=0.032) en komen vaker uit laagopgeleide gezinnen (p=0.010). Tussen de kinderen met en zonder taalachter standen zijn er geen verschillen met betrekking tot geslacht, geboorte gewicht en gezins samenstelling. 3.4 Uitgevoerde behandelingen gedurende 12 maanden Van de 123 kinderen met taalachter- TABEL 2 Risicofactoren op de taalontwikkeling aanwezig bij kinderen verwezen naar een AC en bij de totale Nederlandse kindpopulatie in 2002 Risicofactoren N=240 Nederlandse populatie ( Significantie p < 0.05* Geslacht* Jongens Meisjes 73% (174) 27% (66) (240) 51% 49% Premature geboorte Ja (<37 weeks) Nee (>36 weeks) 9% (21) 90% (216) 99% (237) 8% 92% Geboortegewicht* < 2500 gram > 2499 gram 8% (18) 90% (215) 98% (233) 5% 95% Gezinssamenstelling* Twee ouders Een ouder 93% (223) 7% (17) (240) 84% 16% Brusjes * Ja Nee 82% (198) 18% (42) (240) 77% 23% Opleiding ouders* Laag Midden Hoog 12% (29) 57% (137) 31% (74) (240) 27% 45% 28% Taalproblemen in de familie Ja Nee 43% (102) 57% (136) (238) Unknown Dagopvang * Ja Nee 84% (201) 16% (39) (240) 70% 30%
6 standen werd van 119 kinderen (97%) door de ouders de maandelijkse vragenlijst 12 maanden lang teruggestuurd. Gedurende het jaar bleek dat de meeste kinderen (n=82, 67%) combinaties van therapie volgden, zie Tabel 4. Vier groepen konden onderscheiden worden: kinderen die alleen logopedie volgden (n=21,18%), kinderen die alleen een chirurgische gehoorverbetering kregen (n=16, 13%), kinderen die zowel logopedie volgden en een chirur- TABEL 3 Risicofactoren bij de naar het AC verwezen kinderen met en zonder taalachterstanden (n=206 kinderen met een betrouwbare taalscore) Risicofactoren Wel taalachterstand N=123 Geen taalachterstand N=83 Significantie p < 0.05* Geslacht * Jongens Meisjes 70% (86) 30% (37) (123) 75% (62) 25% (21) (83) Premature geboorte Ja (<37 weeks) Nee (>36 weeks) 10% (12) 90% (108) (120) 7% (6) 93% (77) (83) Geboortegewicht < 2500 gram > 2499 gram 8% (10) 92% (109) (119) 4% (3) 96% (78) (81) Gezinssamenstelling Twee ouders Een ouder 93% (114) 7% (9) (123) 93% (77) 7% (6) (83) Broertjes/zusjes Ja Nee 82% (101) 18% (22) (123) 81% (67) 19% (16) (83) Opleiding ouders * Laag Midden Hoog 17% (21) 52% (64) 31% (38) (123) 5% (4) 65% (54) 30% (25) (83) Taalproblemen in de familie * Ja Nee 51% (62) 49% (59) (121) 33% (27) 67% (56) (83) Dagopvang * Ja Nee 80% (99) 20% (24) (123) 92% (76) 8% (7) (83)
7 gische gehoorverbetering kregen (n=42, 35%), en kinderen die naast logopedie en een chirurgische gehoorverbetering ook nog algehele ontwikkelingsstimulatie kregen (n=40, 34%). De logopedische behandeling vond meestal plaats in een vrijgevestigde logopedische praktijk. Over de inhoud van de logopedische therapie kregen wij geen informatie. In Nederland wordt logopedische therapie meestal tweemaal per week gegeven. Het aantal therapiesessies varieert van 3 tot 59, met een gemiddelde van 26.7 sessies (Goorhuis- Brouwer & Knijff, 2003). De chirurgische gehoorverbetering werd door een KNOarts verricht en bestond in alle gevallen uit het plaatsen van trommelvliesbuisjes, TABEL 4 Gevolgde therapie over de periode van 12 maanden (n=119), informatie via vragenlijsten verkregen Therapie Aantal 1 Logopedie N=21 18% 2 Chirurgische gehoorverbetering N=16 13% 3 Logopedie + chirurgische gehoorverbetering N=42 35% 4 Logopedie, chirurgische gehoorverbetering + ontwikkelingsstimulatie N=40 34% TABEL 5 Verbetering in taalprestaties; groepsanalyse van kinderen met een betrouwbare taalscore op T0 en T1 Therapie Gemiddeld TBQ Significantie Gemiddeld ZQ T0 T1 p <0.05* T0 T1 Significantie p <0.05* Logopedie 81 (61-103) n=17 87 (75-100) 0.007* 78 (67-93) n=17 85 (62-98) 0.015* Chirurgische gehoorverbetering 84 (55-115) n=9 81 (55-99) (55-75) n=8 83 (55-95) 0.003* Logopedie + chirurgische gehoorverbetering 83 (55-97) n=32 86 (67-104) (55-91) n=36 82 (63-96) 0.000* Logopedie + chirurgische gehoorverbetering + ontwikke lingsstimulatie 79 (55-111) n=25 85 (63-111) 0.005* 76 (61-92) n=26 80 (65-113) 0.020* 82 (55-115) n=83 86 (55-111) 0.000* 75 (55-93) n=87 82 (55-113) 0.000* 424
8 vaak ook gecombineerd met een adenoïdectomie. Algehele ontwikkelingsstimulatie vond plaats binnen een medisch kinderdagverblijf of een (gespecialiseerde) peuterspeelklas. Een enkele keer werd ook fysiotherapie verkregen. 3.5 Effect van de uitgevoerde behandelingen op de taalscores Van de 119 kinderen, van wie de maandelijkse vragenlijsten waren ontvangen, was van 83 kinderen (70%) een betrouwbare TBQ-score aanwezig op T0 en T1 en van 87 kinderen (73%) een betrouwbare ZQ-score. Bij deze kinderen is nagegaan wat het effect van de therapie was op de taalscores, zie Tabel 5. Voor de taalproductie is voor alle vier onderscheiden therapiegroepen een significante verbetering gevonden in de taalscores, wanneer de gemiddelde taalscores met elkaar worden vergeleken. Voor het taalbegrip geldt dit alleen voor de logopediegroep en de driecombinatiegroep (logopedie + chirurgische gehoorverbetering + algehele ontwikkelings stimulatie). Echter, minder dan de helft van de kinderen zorgt voor deze significante verbetering, zie Tabel 6. Een overgang van een inadequate score naar een adequate score wordt gemaakt door 21 kinderen (25%) voor het taalbegrip en door 39 kinderen (45%) voor de taalproductie. Veel kinderen blijven stabiel in hun taalscores, 56 (67%) voor het taalbegrip en 40 kinderen (46%) voor de taalproductie. Er zijn ook kinderen die van een adequate score terugvallen naar een inadequate score: 6 kinderen (7%) voor het taalbegrip en 8 kinderen (9%) voor de taalproductie. 4 Discussie 4.1 Kinderen met taalachterstanden en hun achtergrondvariabelen Van de 240 ingesloten kinderen werden 123 gediagnosticeerd (51%) met een taalachterstand. Kinderen met taalachterstanden komen voor bij zowel laag-, midden- als hoogopgeleide gezinnen, maar in vergelijking met de totale Nederlandse TABEL 6 Verbetering in taalprestaties; individuele analyse Logopedie Chirurgische gehoorverbetering Logopedie + chirurgische gehoorverbetering Logopedie + chirurgische gehoorverbetering + ontwikkelingsstimulatie TBQ n = 17 ZQ n =17 TBQ n =9 ZQ n = 8 TBQ n =32 ZQ n = 36 TBQ n = 25 ZQ n = 36 TBQ n = 83 ZQ n = 87 Inadequaat naar adequaat n=8 47% n=8 47% n=0 0% n=6 75% n=7 22% n=14 39% n=6 24% n=11 31% n=21 25% n=39 45% Stabiele scores n=9 53% n=8 48% n=7 77% n=2 25% n=21 66% n=20 56% n=19 76% n=10 28% n=56 67% n=40 46% Adequaat naar inadequaat n=0 0% n=1 6% n=2 22% n=0 0% n=4 13% n=2 6% n=0 0% n=5 14% n=6 7% n=8 9% 425
9 kindpopulatie komen de kinderen vaker uit laagopgeleide gezinnen. Mogelijk dat in die gezinnen het taalaanbod wat beperkt blijft. Daarnaast is het zo dat, vergeleken met de totale Nederlandse kindpopulatie, er in de gehele verwezen groep minder kinderen voorkomen met laagopgeleide ouders. Dit zou kunnen betekenen dat laagopgeleide ouders minder vaak hulp zoeken voor de taalontwikkeling van hun kind. De kinderen met een taalachterstand hadden significant vaker familieleden met taalproblemen. Deze familiale betrokkenheid, samen met het feit dat taalachterstanden in alle milieus voorkomen, zou kunnen pleiten voor de stellingname dat taalachterstanden voornamelijk genetisch bepaald zijn (Bishop, 2006): For many years, there was a tendency to assume that Specific Language Impairment was caused by factors such as poor parenting, subtle brain damage around the time of birth, or transient hearing loss. Subsequently it became clear that these factors were far less important than genes in determining risk for SLI. Dat de kinderen met taalachterstanden minder vaak de dagopvang bezoeken, zou kunnen betekenen dat de dagopvang positief bijdraagt aan de taal ontwikkeling. In tegenstelling tot ander onderzoek (Knijff, 2003; Calonge, 2006), waaruit naar voren komt dat jongens vaker taalachterstanden zouden hebben dan meisjes (verhouding 70% - 30%), zijn er in deze studie geen significante verschillen tussen het aantal jongens en meisjes met een taalachterstand. Wel werden meer jongens dan meisjes naar het AC verwezen. Mogelijk dat bij jongens de taalontwikkeling toch iets langzamer verloopt dan bij meisjes, ouders zich hier zorgen over maken, maar dat de jongens bij de afname van gestandaardiseerde tests toch binnen de normale range vallen. Hetzelfde zou kunnen gelden voor kinderen met een laag geboortegewicht. Voor de kinderen met en zonder taalachterstanden was het aantal kinderen met een laag geboortegewicht niet verschillend, maar voor de totale groep verwezen kinderen was het aantal kinderen met een laag geboortegewicht oververtegenwoordigd t.o.v. de totale Nederlandse kindpopulatie. 4.2 Kinderen zonder taalproblemen en hun achtergrondvariabelen Van de 240 ingesloten kinderen bleken 83 kinderen (36%) geen taalachterstand te hebben. Vergeleken met de totale Nederlandse kindpopulatie komen de verwezen kinderen zonder taalachterstanden vaker uit tweeoudergezinnen, zijn er vaker geen broertjes en/of zusjes, en komen ze vaker uit midden- of hoogopgeleide milieus. In een tweeouder-midden- of hoogopgeleid gezin wordt de taalontwikkeling veelal van groot belang geacht voor de sociaal-emotionele en de cognitieve ontwikkeling (Goorhuis-Brouwer & Knijff, 2003; Knijff 2003). Wanneer er bovendien geen broertjes of zusjes zijn, is vergelijking met andere kinderen moeilijk, gaan ouders hierover met elkaar in discussie en wordt een taalachterstand al snel aangenomen. De kinderen zonder taalachterstanden bezoeken ook vaker de dagopvang dan de kinderen met taalproblemen. Dit zou kunnen betekenen dat niet alleen ouders, maar ook leidsters zich snel zorgen maken. Vanuit eerder onderzoek is bekend dat het voorkomen van taalachterstanden bij jonge kinderen vaak overschat wordt (Knijff, 2003; Luinge, 2005). De ontwikkeling van een goed screeningsinstrument voor de taalontwikkeling dat kan dienen als toegeleidingsinstrument voor nadere diagnostiek en eventuele begeleiding is uiterst gewenst om ongerustheid, overdiagnostiek en overbehandeling te voorkomen. 426
10 4.3 Medewerking van ouders en kinderen De medewerking van de ouders was uitstekend. Van de 123 kinderen met een taalachterstand vulden 119 ouders (97%) de maandelijkse vragenlijsten gedurende een jaar in. De grote medewerking heeft mogelijk te maken met de zorgen die deze ouders hebben over de sociaal-emotionele ontwikkeling en de schoolcarrière van hun kind (Goorhuis- Brouwer & Knijff, 2003; Knijff, 2003). De medewerking van de kinderen was minder uitstekend. Op T0 wilden 34 kinderen (14%) niet meewerken aan de taalbegripstest en 36 kinderen (15%) niet aan de taalproductietest. Er werd geen relatie gevonden met leeftijd of achtergrondvariabelen. Mogelijk konden de kinderen niet meewerken vanwege de ernst van hun taalachterstand. Een andere veronderstelling is dat kinderen zich bewust zijn van hun taalachterstand en daarom niet-coöperatief gedrag vertonen. Mogelijk speelt ook de oorzaak van de taalachterstand een rol. Vooral kinderen met een algehele ontwikkelingsachterstand of kinderen met een autismespectrumstoornis kunnen vaak onvoldoende medewerking verlenen (Mandelbaum e.a., 2006). Op T1 was de medewerking wederom niet optimaal. Aan de taalbegriptest werkten 36 van de 119 overgebleven kinderen (30%) niet mee, aan de taalproductietest 32 kinderen (27%) niet. Behalve dat bovengenoemde argumenten een rol kunnen spelen, moet ook gerealiseerd worden dat jonge kinderen ook kinderen zonder ontwikkelingsproblemen in testsituaties onvoorspelbaar gedrag kunnen vertonen (Goldspink 2007; Van Geert & Steenbeek, 2008). Niet-coöperatief gedrag bij jonge kinderen moet soms eenvoudigweg ook geduid worden als eigenzinnigheid ( doe ik toch niet ). 4.4 Uitgevoerde behandelingen Gedurende het jaar werden bij de meeste kinderen combinaties van behandelingen uitgevoerd. Hieruit kan worden afgeleid dat bij kinderen met een taalachterstand vaak comorbiditeit aanwezig is in de vorm van een verminderd gehoor of een algehele ontwikkelingsvertraging. Wanneer nog niet aanwezig of vermoed op T0, dan wel later in het jaar geconstateerd. Bij de slechts 21 kinderen die gedurende het jaar alleen logopedische therapie ontvingen, kan mogelijk worden aangenomen dat het om een specifieke taalachterstand ging. 4.5 Effect van de uitgevoerde behandelingen op de taalscores Bij alle vier onderscheiden behandelgroepen: (1 logopedie, 2 chirurgische gehoorverbetering, 3 logopedie + chirurgische gehoorverbetering en 4 logopedie + chirurgische gehoorverbetering + algehele ontwikkelingsstimulatie) werd een significante verbetering in de taalscores vastgesteld. Echter, de groepsanalyse geeft een positiever beeld dan de analyse op individueel niveau. Slechts een percentage kinderen is verantwoordelijk voor de verbetering op groepsniveau. Op het taalbegrip verbeteren 21 kinderen (25%) van inadequaat naar adequaat en op de taalproductie 39 kinderen (45%). Dit komt overeen met gegevens uit de literatuur (Bishop & Edmundson, 1987; Glokowska e.a., 2002; Knijff, 2003; Leemrijse e.a., 2004). Uitgezonderd de kinderen die een driecombinatietherapie ondergingen, kwamen de TBQ-scores en de ZQ-scores op T1 niet boven de 100. Dit betekent dat de kinderen, ondanks therapie, beneden of rond het gemiddelde blijven functioneren. Op basis hiervan kan verondersteld worden dat het bij kinderen met taalachterstanden vaak gaat om kinderen met een zwak taalleervermogen. Dit zwakke taalleervermogen zou dan gebaseerd kunnen zijn op de al voorgenoemde erfelijke en genetische factoren, en kan in alle lagen van de bevolking 427
11 voor komen (laag-, midden- en hoogopgeleide gezinnen). Wij veronderstellen dat veel kinderen een taalachterstand ontwikkelen op basis van een zwak taalleervermogen. Echter, met een gerichte therapie, toegesneden op de aanwezige comorbiditeit (gehoorverlies, onvoldoende taalinput, enzovoort) kan voor een deel van de kinderen het verschil gemaakt worden tussen adequaat en inadequaat functioneren, onzes inziens een belangrijk verschil. Wanneer de taalachterstand ondanks therapie persisterend blijkt te zijn heeft dat pedagogische implicaties. Dan zal namelijk ingezet moeten worden op dat wat het kind wel kan leren en zal omgezien moeten worden naar een meer praktische scholing. 5 Conclusie Taalachterstanden komen voor in alle lagen van de bevolking. In vergelijking met de totale Nederlandse kindpopulatie hebben laagopgeleide ouders vaker kinderen met taalproblemen dan hoogen middenopgeleide ouders. Echter, de midden- en hoogopgeleide ouders hebben vaker zorgen omtrent de taalontwikkeling. Omdat de definitie van een taalachterstand niet eenduidig is, zijn de zorgen niet altijd terecht, maar worden ingegeven door het grote belang dat wordt gehecht aan de invloed van de taal op de latere schoolcarrière. Meer informatie zou gegeven moeten worden over de normale variaties in het taalontwikkelingsproces van jonge kinderen. Zowel ouders als leidsters van de dagopvang zouden hierbij baat kunnen hebben. De ontwikkeling van een eenduidig screenings instrument voor de taalontwikkeling, dat kan dienen als toegeleidingsinstrument voor nadere diagnostiek en even tuele behandeling is uiterst gewenst om ongerustheid, overdiagnostiek en overbehandeling te voorkomen. Veel kinderen met taalachterstanden hebben ook familieleden met dergelijke problemen. Daar komt bij dat deze kinderen, ook wanneer ze vooruitgaan, vaak niet bovengemiddeld gaan functioneren en vele zelfs stabiel blijven in hun taalscores. Hierdoor moet aangenomen worden dat het taalleervermogen van kinderen zwak kan zijn op basis van genetische en familiale factoren. Met name voor het pedagogisch handelen is dit gegeven van groot belang. LITERATUUR Bishop, D.V.M. & Edmundson, A. (1987). Language-impaired 4-year-olds: distinguishing transient from persistent impairment. Journal of Speech and Hearing Disorders, 52, Bishop, D.V.M. (2006). What causes Specific Language Impairment in Children? Current directions in psychological science, 15, Calonge, M. (2006). Screening for speech and language delay in preschool children: recommendation statement. U.S. Preventive Services Task Force, Pediatrics, 117, Glogowska, M., Roulstone, S., Enderby, P.& Peters, T.J. (2000). Randomised controlled trial of community based speech and language therapy in preschool children, British Medical Journal, 321, 1-5. Goldspink, C. (2007). Transforming Education: Evidential support for a complex systems approach. Emergence, Complexity and Organization, 9, Goorhuis-Brouwer, S.M. & Knijff, W.A. (2003). Language disorders in young children: when is speech therapy recommended? International Journal of Pediatric Otorhinolaryngology, 76, Goorhuis-Brouwer, S.M. (2007). Meertaligheid bij kinderen. In: Early English, a good start. Den Haag: Europees Platform voor het Nederlandse onderwijs. 428
12 KITS-2. (2005). Eindrapportage werkgroep Koördinatoren Implementatie Taal- en Spraakdiagnostiek. Utrecht. Knijff, W.A. (2003). Diagnostics in children with language problems: Differences between a multidisciplinary and monodisciplinary procedure. Thesis, University of Groningen. Leemrijse, C., Steultjens, E., Dorgelo, M. & Van den Ende, E. (2004). Prioritering van onderzoek naar de effectiviteit en doelmatigheid van ergotherapie en logopedie. Utrecht, NIVEL. Luinge, M.R. (2005). The language screening instrument SNEL. Thesis. Universal Press, Veenendaal. Mandelbaum, D.E., Stevens, M., Rosenberg, E., Wiznitzer, M., Steinschneider, M., Filipek, M. & Rapin, I. (2006). Sensorimotor performance in school-age children with autism, developmental language disorder, or low IQ. Developmental Medicine & Vhild Neurology, 48, Mennen, I., Levelt, C., Gerrits, E. (2006). Acquisition of Dutch phonology: an overview. Speech Science Research centre Working Paper WP-10. Queen Margaret University College, Edinburg. Resing, W.C.M. & Blok, J. (2002). De classificatie van intelligentiescores. Voorstel voor een eenduidig systeem. De psycholoog, 37, Schlichting, J.E.P.T., Van Eldik, M.C.M., lutje Spelberg, H.C., Van der Meulen, Sj. & Van der Meulen, B.F. (1995). Schlichting test voor Taalproductie, handleiding (Schlichting test for language production, manual). Berkhout, Nijmegen. Van der Ploeg, C.P.B., Lanting, C.I. & Verkerk, P.H. (2005). Signalering van spraak-taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters. Leiden: TNO rapport 076. Van Eldik, M.C.M., Schlichting, J.E.P.T., lutje Spelberg, H.C., Van der Meulen, B.F. & Van der Meulen, Sj. (1995). Reynell Test voor Taalbegrip, handleiding (Reynell test for language comprehension, manual). Berkhout, Nijmegen. Van Geert, P. & Steenbeek, H. (2008). Understanding mind, brain, and education as a complex, dynamic developing system: Measurement, modeling, and research. In: Antonio M. Battro, Kurt W. Fischer & Pierre J. Léna (Red.), The Educated Brain: Essays in Neuro-education. Cambridge: Cambridge University Press (pp ). World Health Organization (1993). The ICD-10 classification of mental and behavioural disorders: diagnostics criteria for research, WHO, Geneva, ADRES VAN DE AUTEURS: a.l.keegstra@kno.umcg.nl Wanneer je bij mensen meer ziet dan hun beperking, zullen de mogelijkheden voor de betrokkenen zich gaandeweg ontvouwen. 429
Heeft vroeg vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen?
Heeft vroeg vreemde-talenonderwijs een negatief effect op de Nederlandse taalontwikkeling van kinderen? Sieneke Goorhuis-Brouwer en Kees de Bot Een toenemend aantal basisscholen in Nederland begint met
Nadere informatieBlootstell i ngsachterstand. Moedertaalontwikkeling is adequaat
Dit onderzoek gaat over taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen bij jonge kinderen.adequate taalvaardigheid speelt een belangrijke rol bij de sociaal emotionele ontwikkehng en wordt gezien als
Nadere informatieDe ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs
1 De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs Sieneke Goorhuis-Brouwer, KNO, UMCG, Groningen Kees de Bot, Toegepaste Taalwetenschap RUG, Groningen April
Nadere informatieAls schoolarts Speciaal Onderwijs cluster 2
Babette Diepeveen jeugdarts arts maatschappij en gezondheid Als consultatiebureau arts Als arts spraaktaalteam Audiologisch Centrum Als schoolarts Speciaal Onderwijs cluster 2 Als consultatiebureau arts
Nadere informatieHET SPRAAKTAALSPREEKUUR Het belang van vroeg signaleren
HET SPRAAKTAALSPREEKUUR Het belang van vroeg signaleren Dr. Emmy Konst Alle Taal Centraal 2009 1 Opbouw van de presentatie Inleiding Project vroegsignalering door Sint Marie, MEE Zuidoost-Brabant en Zuidzorg
Nadere informatieWat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep
Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr, logopedist Congres 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Over welke kinderen praten we vandaag? Engels: Specific Language Impairment: Is SLI wel zo
Nadere informatieUniversiteit Utrecht Opleiding MSc Logopediewetenschap Clinical Language, Speech, and Hearing Sciences. Master s Thesis
Universiteit Utrecht Opleiding MSc Logopediewetenschap Clinical Language, Speech, and Hearing Sciences Master s Thesis Het profiel van kinderen verwezen naar specialistisch multidisciplinair onderzoek
Nadere informatieObservationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review
Zoekstrategie JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende
Nadere informatieComparison: Kinderen zonder deze risicofactor.
Zoekstrategieën JGZ-richtlijn Taalontwikkeling oekstrategie Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken tot beantwoordbare vragen zijn deze eerst omgewerkt tot PICO uitgangsvragen.
Nadere informatiePeuters met TOS in kaart gebracht
ARTIKELEN Peuters met TOS in kaart gebracht Kenmerken van 2-5 jarige kinderen die een TOS-behandelgroep bezoeken Maartje Kouwenberg, Bernadette Vermeij, Anne Spliet en Karin Wiefferink In dit artikel wordt
Nadere informatieEffect van behandelgroepen
Effect van behandelgroepen voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis auteurs bernadette vermeij Taal is onmisbaar voor een succesvolle schoolloopbaan, maar ook voor het aangaan en continueren van
Nadere informatieExpressieve en receptieve taalvaardigheden van tweelingen: een vergelijkende studie met eenlingen
Logopedische en Audiologische Expressieve en receptieve taalvaardigheden van tweelingen: een vergelijkende studie met eenlingen, Eline Geenens, Sarah Parmentier, Kristiane Van Lierde Inleiding - Stelling:
Nadere informatieSIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND
SIGNALERING VAN KINDEREN MET EEN TAALACHTERSTAND Simea, 19 april 2018 Conja Adriaanse, Karin Wiefferink & Noëlle Uilenburg 1 AAN HET EINDE HEBBEN JULLIE Meer kennis over de vroegsignalering (door de JGZ)
Nadere informatieBepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen
Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Taalstoornissen Primair: specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) Secondair: niet-specifiek
Nadere informatieAantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017
Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017 Kinderen met TOS zijn slimme kinderen die moeite hebben met praten en vertellen, en met
Nadere informatiegebaren bij jonge kinderen met TOS
Het gebruik van gebaren bij jonge kinderen met TOS Karin Wiefferink, Maaike Diender, Marthe Wijs, Bernadette Vermeij Vaak wordt in interactie met jonge kinderen met TOS de gesproken taal ondersteund met
Nadere informatieZie je ze ontwikkelen?
Zie je ze ontwikkelen? De meetbare kleuter?! 1 Lectoraat Early Childhood School of Education Derde Jaarcongres leve het jonge kind 4 november 2014 DE MEETBARE KLEUTER De voorspellende waarde van cito-scores
Nadere informatieInzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen
Inzicht in de behandeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen Bernadette Vermeij Rosanne van der Zee Simea congres 10 april 2014 Monitoren Meer zicht krijgen op de doelgroep en in de effectiviteit
Nadere informatiePRATEN MET JE KIND: HOE DOE JE DAT?
Lezingen ronde 3: Taalontwikkeling PRATEN MET JE KIND: HOE DOE JE DAT? Wat ouders van late talkers leren tijdens het Hanen ouderprogramma Target Word Congres Jeugd In Onderzoek 13-03-2017 1 Astrid Kruythoff-Broekman
Nadere informatieConsensus ten aanzien van kenmerken, comorbiditeit en verwijzing van kinderen met luisterproblemen Hanzehogeschool Margreet Luinge
Consensus ten aanzien van kenmerken, comorbiditeit en verwijzing van kinderen met luisterproblemen De mening van Nederlandse logopedisten en audiologen Hanzehogeschool Margreet Luinge, Ellen de Wit, Karin
Nadere informatieVroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind
Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind 15 december 2016 Drs. F. Sobieraj klinisch linguïst / logopedist Kentalis Een landelijke organisatie gespecialiseerd in diagnostiek,
Nadere informatieDIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND
DIFFERENTIAALDIAGNOSTIEK TOS BIJ HET JONGE KIND WAP Verschillend Taalvaardig, januari 2018 Els de Jong, klinisch linguïst/logo-akoepedist 1 INHOUD Uniforme Vroegsignalering Taalproblemen door JGZ Verwijzen
Nadere informatieVroegbehandeling van spraaken taalproblemen: een effectieve multidisciplinaire benadering
ARTIKELEN Vroegbehandeling van spraaken taalproblemen: een effectieve multidisciplinaire benadering Kinderen met spraak- en taalproblemen vormen een diverse en complexe groep. Uit de literatuur komt geen
Nadere informatieCover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning
Nadere informatieOuderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit
1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan
Nadere informatieHet executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen
Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally
Nadere informatieEindrapportage Fetal congenital AV-block, outcome in a 10 years period in the Netherlands Achtergrond Inclusie
Eindrapportage Fetal congenital AV-block, outcome in a 10 years period in the Netherlands Evaluatie van de sociaal-emotionele, motorische en spraak/taalontwikkeling van Nederlandse kinderen met congenitaal
Nadere informatieARTIKELEN. Vroegbehandeling voor kinderen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden: doeltreffend of niet? TONNY BRANDS, HARRY KNOORS EN GEERTJE AARTS
ARTIKELEN Vroegbehandeling voor kinderen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden: doeltreffend of niet? TONNY BRANDS, HARRY KNOORS EN GEERTJE AARTS Foto: Viataal 10 Veel jonge kinderen met ernstige spraak-
Nadere informatieStudie-opzet Effectiviteit Logopedie TS Ank Verschoor, team Stichting Dysphatische Ontwikkleling. November 2014. Evidence based.
Evidence based Effectiviteit van logopedie bij specifieke spraak taalontwikkelingsstoornissen (DO, S TOS) De opzet van een klinische studie Ank Verschoor, team Stichting Dysphatische Ontwikkeling met dank
Nadere informatieOmgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands. Bestemd voor professionals werkzaam in de jeugdgezondheidszorg.
Omgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands Bestemd voor professionals werkzaam in de jeugdgezondheidszorg. RIVM/Centrum jeugdgezondheid 26 februari 2009 1 1. Inleiding 1.1 Aanleiding
Nadere informatieMultidisciplinaire diagnostiek op. Renate van den Ende, Teamleider AC R dam
Multidisciplinaire diagnostiek op het Audiologisch Centrum (AC) Renate van den Ende, Teamleider AC R dam Wat is een Audiologisch Centrum (AC)? Organisatie gespecialiseerd in bij kinderen en volwassenen
Nadere informatieTaalachterstanden op jonge leeftijd en effecten van therapie
Sieneke Goorhuis-Brouwer 1 Taalachterstanden op jonge leeftijd en effecten van therapie Sinds de publicaties van Bishop en Edmundson (1987) en van Silva, Williams en McGee (1987), waarin wordt gesteld
Nadere informatieKenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis
Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Maartje Kouwenberg (Auris) & Bernadette Vermeij (NSDSK) Anne Spliet (Pento) en Karin Wiefferink (NSDSK) Inhoud Doel van het onderzoek Achtergrond
Nadere informatieZorgtraject na de neonatale gehoorscreening
Zorgtraject na de neonatale gehoorscreening Dr.L.Ruytjens klinisch fysicus-audioloog Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam mede namens L.Heijkoop en A.Verbaan logopedisten Inhoud Neonatale gehoorscreening
Nadere informatieBDS-protocol bij. JGZ-richtlijn Taalontwikkeling
BDS-protocol bij JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Versie BDS: 3.2.5 Versie protocol: 1.0 Status: Definitief Dit BDS-protocol geeft aan hoe handelingsaanbevelingen ten behoeve van de zorg voor het kind conform
Nadere informatieHOORTOESTEL OF CI? Dr. Margreet Langereis Dr. Anneke Vermeulen
HOORTOESTEL OF CI? Dr. Margreet Langereis Dr. Anneke Vermeulen Doel van de studie Evaluatie van het spraakverstaan, woordenschat en verbaal IQ bij kinderen met een auditieve beperking Spraakverstaan twee
Nadere informatieEffecten van vroege screening op algemene taalvaardigheid bij kinderen in de DECIBEL-studie
Effecten van vroege screening op algemene taalvaardigheid bij kinderen in de DECIBEL-studie M. Beers 1, C.C. Wever 1, A.M.H. Korver 2, S. Konings 1, W. Soede 1, A.M. Oudesluys-Murphy 2, J.H.M. Frijns 1
Nadere informatiePEUTERS MET TOS. Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht. Marthe Wijs - van Lonkhuijzen
PEUTERS MET TOS Vroeg, 23 mei 2019, Utrecht Marthe Wijs - van Lonkhuijzen 1 KENNISMAKEN 2 INTRODUCTIE - TEKENING Pen en papier, teken wat ik beschrijf Wat ervaart de tekenaar? Hoe probeerde de spreker
Nadere informatiePreventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA antipestmethode
Preventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA antipestmethode Auteurs: A. van Dorst, K. Wiefferink, E. Dusseldorp, F. Galindo Garre, M. Crone, Th. Paulussen; TNO, Leiden. Uit het in 2008 afgesloten
Nadere informatieVerschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten
Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents
Nadere informatieAUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR. Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek
AUDIOLOGISCH CENTRUM HOLLAND NOORD ALKMAAR Het AC als centrum voor Spraaktaaldiagnostiek Het spraaktaalteam van het ACHN Multidisciplinair team bestaat uit: Gedragswetenschappers (orthopedagogen/psychologen)
Nadere informatieAudiologisch centrum, spraaktaalteam
TOS en Meertaligheid Onderwijsdag 25 mei 2016 Maaike Diender, klinisch linguïst Els de Jong, teamleider spraaktaalteam/logo-akoepedist Audiologisch centrum, spraaktaalteam Gehooronderzoek Logopedisch onderzoek
Nadere informatieEffectstudie KLINc: Kinderen Leren Initiatieven Nemen in communicatie
: Kinderen Leren Initiatieven Nemen in communicatie drs. Margje van der Schuit Interreg Benelux Middengebied 4-BMG-V-I=31 Interventie Start bij sociale en cognitieve competenties Sensomotorische, multimodale
Nadere informatieLectoraat Kind, Taal & Ontwikkeling
HAAL en Taal Lectoraat Kind, Taal & Ontwikkeling Interactie taalontwikkeling en ander domeinen Auditieve informatie verwerking Sociale interactie Prematuriteit & follow-up TOS Informatieverwerking in de
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra
Nadere informatieHet Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.
Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine
Nadere informatieVroegtijdige herkenning van taalontwikkelingsstoornissen (TOS)
Vroegtijdige herkenning van taalontwikkelingsstoornissen (TOS) Joyce Rompelberg (Logopedist, Spraak- taalpatholoog) Linda Berben (Pedagogisch Behandelaar, Taalcoach, Relatiebeheer) David https://www.youtube.com/watch?v=1hortdwhtyw
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieOnder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond
Onder- en overadvisering in beeld 6/7-8/9 Gemeente Helmond November 9 Mevrouw drs. Marian Calis OCGH Advies Samenvatting Een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is in
Nadere informatieHet Spraak- en taalspreekuur op het consultatiebureau: laagdrempelig, snel, effectief
Het Spraak- en taalspreekuur op het consultatiebureau: laagdrempelig, snel, effectief EMMY KONST, LIANNE VERMEULEN, MARIANNE BRACKEL, LOES LAMERS EN AYTEN TÜFEKCI Nederland kent op dit moment nog geen
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieUNIFORME VROEGSIGNALERING TAALPROBLEMEN DOOR DE JGZ
UNIFORME VROEGSIGNALERING TAALPROBLEMEN DOOR DE JGZ NVA 30 september 2016 Noëlle Uilenburg NSDSK Amsterdam; Senior onderzoeker, Manager O&O - VOG FEITEN OP EEN RIJ o ong 5 % van alle peuters en kleuters
Nadere informatieCognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial
Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial dr. T. Verbeek arts-epidemioloog Afd. Huisartsgeneeskunde en Epidemiologie 22 januari
Nadere informatieDe Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.
RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede
Nadere informatieANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN
ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...
Nadere informatiePesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.
Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende
Nadere informatieHOOFDSTUK 1: INLEIDING
168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :
Nadere informatieOPTIMALE SCAFFOLDING VOOR KINDEREN UIT HET SPECIAAL ONDERWIJS 1. Samenvatting
OPTIMALE SCAFFOLDING VOOR KINDEREN UIT HET SPECIAAL ONDERWIJS 1 Samenvatting Door middel van optimale ondersteuning door de leerkracht (scaffolding), aangepast aan het niveau van de leerling kunnen kinderen
Nadere informatieDe Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen
Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development
Nadere informatieCover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33033 holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/33033 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Berg, Heleen van den Title: From BookStart to BookSmart: about the importance
Nadere informatieVroeginterventie via het internet voor depressie en angst
Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent
Nadere informatie- 172 - Prevention of cognitive decline
Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing
Nadere informatieLogopedie in het cluster 2 onderwijs
Logopedie in het cluster 2 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement gaat over de logopedische
Nadere informatieEenzaam ben je niet alleen
Eenzaam ben je niet alleen Een verdiepend onderzoek naar de risicofactoren van eenzaamheid onder volwassenen van 19-65 jaar. Amy Hofman 1, Regina Overberg 1, Marcel Adriaanse 2 1 GGD Kennemerland, 2 Vrije
Nadere informatieLogopedie in het cluster 4 onderwijs
Logopedie in het cluster 4 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement richt zich op de
Nadere informatieHoofdstuk 2 Samenwerking en afstemming in de zorgketen
Bijlage 3 Zoekstrategieën Hoofdstuk 2 Samenwerking en afstemming in de zorgketen Database Zoektermen 1 Premature Birth/ (2657) 2 exp infant, low birth weight/ or infant, premature/ (49701) 3 (((preterm
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van
Nadere informatieHoofdstuk 1. Inleiding.
159 Hoofdstuk 1. Inleiding. Huisartsen beschouwen palliatieve zorg, hoewel het maar een klein deel van hun werk is, als een belangrijke taak. Veel ongeneeslijk zieke patiënten zijn het grootse deel van
Nadere informatieNeonatale gehoorscreening en de DECIBEL-studie: Moeten we anders werken? DECIBEL-study 1
Neonatale gehoorscreening en de DECIBEL-studie: Moeten we anders werken? DECIBEL-study 1 Jan-11 Decibel: Marleen Korver en Saskia Konings Gezamenlijke inspanning alle AC s! Resultaten (proefschrift Korver/Como)
Nadere informatieOmgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands
Briefrapport 295001008/2009 S. Postma Omgevingsanalyse ter beoordeling van het taalaanbod in het Nederlands Bestemd voor professionals werkzaam in de jeugdgezondheidszorg RIVM-briefrapport 295001008/2009
Nadere informatieMarijn Nijboer Orthopedagoog i.o.t. GZ-psycholoog Accare UCKJP
Marijn Nijboer Orthopedagoog i.o.t. GZ-psycholoog Accare UCKJP INHOUD Impulsief en agressief gedrag; normaal op jonge leeftijd? Alarmsignalen Verwijzen? Werkwijze team jonge kinderen zorglijn ADHD en gedragsstoornissen
Nadere informatieFactsheet. Evaluatie van het Transmuraal Interactief Patiënt Platform (TIPP) vanuit patiënten perspectief
Factsheet Evaluatie van het Transmuraal Interactief Patiënt Platform (TIPP) vanuit patiënten perspectief Onderzoek naar de ervaringen en behoeften van patiënten over TIPP, het verwijsproces en de zorgaanbieders
Nadere informatieOnderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool. Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap
Onderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap Samenvatting De Lexiconlijst is een nuttig instrument voor de voorschool, zo blijkt uit
Nadere informatieS a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting
S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma
Nadere informatieProtocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen. kinderen INHOUD
Protocol Project Uniforme signalering spraaktaalproblemen bij jonge kinderen Versie geïntegreerd model van Wiechen 2/jarigen 1 november 2011 INHOUD 1. Inleiding 2. Taal A. De normale taalontwikkeling en
Nadere informatieDifferences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children
1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-
Nadere informatieEffecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme
Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:
Nadere informatiefaculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB
Datum 22-06-2015 1 Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB Opzet en eerste resultaten Linda Visser Annette van der Putten Gertruud Schalen Bieuwe van der Meulen
Nadere informatieKomt stress van de patiënt aan bod bij de huisarts? Factsheet Databank Communicatie, oktober 2007.
Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL De gegevens mogen met bronvermelding (Komt stress van de patiënt aan bod bij de huisarts? J Noordman, J van Weert, A van den Brink-Muinen, S van Dulmen, J Bensing
Nadere informatieNarratieve Vaardigheden van Eentalige en Meertalige Kinderen met en zonder een Taalontwikkelingsstoornis: Implicaties voor de Praktijk
Faculteit Sociale Wetenschappen Afdeling Orthopedagogiek Narratieve Vaardigheden van Eentalige en Meertalige Kinderen met en zonder een Taalontwikkelingsstoornis: Implicaties voor de Praktijk Tessel Boerma
Nadere informatieAuditieve verwerkingsproblemen
Auditieve verwerkingsproblemen definitie, diagnostiek, (be)handelen Jessica van Herel de Frel Logopedist / spraak taalpatholoog Koninklijke Auris Groep, AC Rotterdam j.v.herel@auris.nl 19 april 2012 Inhoud
Nadere informatieStudie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling
Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken
Nadere informatieSamenvatting. (Dutch Summary)
(Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatieOverzicht tests Diagnostiek Ontwikkelingsleeftijd tot 16 jaar
Overzicht tests Diagnostiek Ontwikkelingsleeftijd tot 16 jaar Algemeen: Bij het vaststellen van dit overzicht zijn recente (wetenschappelijke) inzichten en de DSM-5 als leidraad gebruikt. Het is niet de
Nadere informatie10 VeROudeRINg VAN de TeSTNORMeN 10.1 AANWIJzINgeN VOOR een MINdeR STeRk flynn-effect
10 VEROUDERING VAN DE TESTNORMEN Een belangrijk, en voor de diagnostiek uitermate lastig probleem, is de veroudering van testnormen. De prestatie op intelligentietests van personen van dezelfde leeftijd
Nadere informatieDe Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs
De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs The Relationship between Existential Fulfilment, Emotional Stability and Burnout
Nadere informatieBehandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen
Behandeling van Communicatief Meervoudig Beperkte kinderen Lotte Wijnen, logopedist Esther Fontein, orthopedagoog / GZ-psycholoog 10 maart 2016 Inhoud Historie. Uitgangspunten en doelstellingen CMB-groep.
Nadere informatieSekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar
Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6
Nadere informatieDecisional conflict. Ageeth Rosman Kennispoort 7 feb 2014
Decisional conflict Ageeth Rosman Kennispoort 7 feb 2014 Disclosure Belangenverstrengeling geen Financiering ZonMw KNOV Samenwerkende organisaties NVOG TNO AMC Inhoud presentatie Wat is decisional conflict?
Nadere informatieOntwikkelingsdysfasie en ASS 07/02/2013
ontwikkelingsdysfasie en ASS Joke Vandereet, logopediste Multidisciplinair Universitair Centrum voor Logopedie en Audiologie, UZ Leuven Expertisecentrum Autisme, UZ Leuven Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen,
Nadere informatieWerk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.
Werk in balans Een onderzoek naar de invloed van werktijden op werkthuisinterferentie en de gevolgen daarvan voor burnout en verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance A study of the
Nadere informatieVerschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming
Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers
Nadere informatieDe ernst van een spraakproductiestoornis. Spraakkenmerken en de impact op het dagelijks leven. Dag van de Logopediewetenschap 2016
De ernst van een spraakproductiestoornis. Spraakkenmerken en de impact op het dagelijks leven. Dag van de Logopediewetenschap 2016 Anniek van Doornik- van der Zee Anniek.vandoornik@hu.nl 04-06-2016 Spraakontwikkelingsstoornis
Nadere informatieLongitudinale studie van de communicatieontwikkeling van jonge kinderen met een verstandelijke beperking 22/09/2011. Inleiding. Inleiding.
Longitudinale studie van de communicatieontwikkeling van jonge kinderen met een verstandelijke beperking Joke Vandereet Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen, Leuven Expertisecentrum Autisme, UZ Leuven
Nadere informatie