BESLUIT D.D. 26 SEPTEMBER NR. MPM7343 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie

1 BESLUIT D.D. 26 SEPTEMBER NR. MPM7343 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet milieubeheer 1 AANVRAAG 1.1 Algemeen Op 6 oktober 2006 hebben wij een aanvraag ontvangen van Vurec B.V. (verder te noemen Vurec) om een vergunning ingevolge artikel 8.4 van de Wet milieubeheer (Wm) voor het veranderen en het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting (revisievergunning). Het betreft een inrichting voor het op- en overslaan, het bewerken en verhandelen van afvalstoffen. De activiteiten van de inrichting bestaan uit het: - opslaan, overslaan, sorteren en bewerken van ferro- en non-ferrometalen en diverse andere afvalstoffen, waaronder autobanden, afgedankte voertuigen (autowrakken van vloeistoffen ontdaan), accu s, motorblokken (van vloeistoffen ontdaan), kabels, elektrisch en elektronisch afval, papier, bouw- en sloopafval, hout, bedrijfsafval en kunststofafval, groenafval, plantaardige en dierlijke oliën en vetten; - onderhoud in werkplaatsen; - tanken van diesel; - groothandel in propaan en lasbenodigdheden. Daarmee valt de inrichting onder de volgende categorieën genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb): a 5 o het opslaan van van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen; a 6 o het opslaan van andere dan onder 28.4 a, 1 o tot en met 5 o genoemde van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 1000 m 3 of meer; b 1 o het overslaan van van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen met een opslagcapaciteit van 1000 m 3 of meer; b 2 o het overslaan van van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen; c 1 o het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten, agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen, verdichten of thermisch behandelen - anders dan verbranden - van van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van kg per jaar of meer; het verdichten en knippen van schroot van ferro- en non-ferrometalen door middel van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een gezamenlijk motorisch vermogen van 25 kw of meer. Op grond daarvan zijn wij het bevoegde bestuursorgaan voor het beslissen op de vergunningaanvraag. Categorie 5.1 van bijlage I van de Richtlijn 96/61/EG, de Europese richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (de zogeheten IPPC-richtlijn), is van toepassing op de inrichting. De vergunning wordt aangevraagd voor tien jaar. code: out

2 De aanvraag betreft de inrichting, gelegen aan het adres Kanaal Zuid 14 en 16, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie N, nummers 6441 (gedeeltelijk) en Het terrein heeft de bestemming industrie. Wij hebben de aanvraag om een Wet milieubeheervergunning ingeschreven onder nummer MPM Vergunde situatie Er zijn voor de betreffende inrichting eerder de volgende vergunningen verleend: - Wm-revisievergunning d.d. 17 juli 1997, MW ; - Wm-veranderingsvergunning d.d. 4 december 2001, MW Op 18 november 2005 is een melding gedaan op grond van artikel 8.19 Wm voor het veranderen van de inrichting. Bij besluit van 1 maart 2007, nr. MPM9541, hebben wij de looptijd van de vigerende vergunning verlengd tot 26 september Vurec is tevens in het bezit van een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren d.d. 25 november 1998, nummer Deze vergunning is afgegeven voor onbepaalde tijd. Op 14 november 2006 heeft Vurec een melding conform artikel 8.19 Wet milieubeheer ingediend bij het Waterschap Veluwe. Deze is door het college van Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Veluwe op 24 januari 2007 geaccepteerd. 1.3 Beschrijving van de aangevraagde activiteiten Vurec vraagt een vergunning voor de acceptatie, opslag, overslag, sortering en / of bewerking van: - metaalafval; - oliehoudend draaisel; - elektrische en elektronische apparatuur; - raffineer; - papier- en kunststof geïsoleerd kabelafval; - elektromotoren/ PCB-vrije transformatoren; - kunststoffen; - incourante accu s; - ondergrondse en bovengrondse opslagtanks; - motorblokken; - papier; - afgedankte voertuigen; - afgedankte banden; - beton-/steenpuin/bouw- en sloopafval; - groenafval; - houtafval; - boilers; - bedrijfsafval; - plantaardige en dierlijke oliën en vetten; Voor een gedetailleerde omschrijving van deze activiteiten verwijzen wij naar paragraaf 5.1 onder "Activiteiten" van de aanvraag. 2

3 De aanvraag bestaat uit: - de aanvraag zelf, bestaande uit 76 pagina's; - 13 bijlagen, zijnde: - Bijlage 1: Uittreksel Kamer van Koophandel; - Bijlage 2: Omgevingsschets inrichting; - Bijlage 3: Kadastrale situatieschets; - Bijlage 4: Organisatieschema; - Bijlage 5: Terreinindeling/bouwkundige plattegrond; - Bijlage 6: Renvooi behorende bij bijlage 5; - Bijlage 7: Akoestisch onderzoek; - Bijlage 8: Acceptatie-/administratieprocedure; Administratieve organisatie en Interne Controle; - Bijlage 9: Toetsing emissie fijnstof aan Besluit Luchtkwaliteit; - Bijlage 10: Capaciteitsberekening olie-/benzineafscheider; - Bijlage 11: Bedrijfsnoodplan; - Bijlage 12: Voorbeeld tankcertificaat; - Bijlage 13: Nulsituatie bodemonderzoeken. Op 26 februari 2007 zijn door de aanvrager, per fax, als aanvulling op de aanvraag van 6 oktober 2006, de volgende aanvullende gegevens overgelegd: - Brief met aanvullende gegevens (13 pagina s); - zeven bijlagen, zijnde: - Bijlage I: Besluit Waterschap Veluwe op ingediende melding artikel 8.19 Wm; - Bijlage II: Bouwkundige plattegrond, terreinindeling/rioleringschets tekening nummer WMB gedateerd 22/02/2007. Bijlage II vervangt bijlage 5 van de oorspronkelijke aanvraag om vergunning; - Bijlage III: Organisatieschema. Bijlage III vervangt bijlage 4 van de oorspronkelijke aanvraag om vergunning; - Bijlage IV: Renvooi behorende bij bijlage II. Bijlage IV vervangt bijlage 6 van de oorspronkelijke aanvraag om vergunning; - Bijlage V: Gegevens akoestisch onderzoek, gewijzigde gegevens ten opzichte van de aanvraag (bijlage 7); - Bijlage Va: Invoergegevens gebouwen; - Bijlage Vb: Invoergegevens geluidsbronnen; - Bijlage Vc: Invoergegevens mobiele bronnen; - Bijlage Vd: Rekenresultaten LAr,LT; - Bijlage Ve: Rekenresultaten LAmax; - Bijlage Vf: Parameters rekenmodel; - Figuur Va: Invoergegevens rekenmodel; - Figuur Vb: Invoergegevens rekenpunten; - Bijlage VI: Volledig overzicht aangevraagde afvalstoffen met hun Euralcodes; - Bijlage VII: Gewijzigde afvalstroomkaarten, die de afvalstroomkaarten van bijlage 8 van de aanvraag vervangen. Op 11 juni 2007 zijn door de aanvrager, per post en bij fax, als aanvulling op de aanvraag van 6 oktober 2006, de volgende aanvullende gegevens overgelegd: - Brief met aanvullende gegevens (4 pagina s); - Drie bijlagen zijnde: - Bijlage A: Machtigingsformulier; - Bijlage B: Bouwkundige plattegrond, terreinindeling/rioleringsschets; - Bijlage C: Gegevens akoestisch onderzoek, gewijzigde gegevens ten opzichte van de aanvraag en eerste set aanvullende gegevens: - Bijlage C1: Invoergegevens geluidsbronnen (incl. BBT); 3

4 - Bijlage C2: Invoergegeven mobile bronnen; - Bijlage C3: Rekenresultaten LAr,LT; - Bijlage C4: Rekenresultaten LAr,LT (incl. BBT); - Bijlage C5: Rekenresultaten LAmax; - Bijlage C6: Rekenresultaten LAmax (incl. BBT); - Bijlage C7: Schermen/parameters rekenmodel; - Figuur C8: Invoergegevens rekenmodel; - Figuur C9: Invoergegevens rekenmodel (incl. BBT); - Figuur C10: Invoergegevens rekenpunten. 2 PROCEDURE 2.1 Algemeen Met betrekking tot deze vergunningaanvraag wordt de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hoofdstuk 8 en 13 van de Wm voorgeschreven procedure gevolgd. De aanvraag is toegezonden aan de bij of krachtens de Wet milieubeheer aangewezen adviseurs en betrokken overheidsorganen: - het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn; - VROM-Inspectie Regio Oost; - het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Veluwe; - Brandweer steunpunt Apeldoorn-Epe; - Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (Regionale Brandweer). Hierop is gereageerd door de Brandweer steunpunt Apeldoorn-Ede. Voor de samenvatting en de behandeling van deze adviezen, verwijzen wij naar hoofdstuk 9: Overwegingen naar aanleiding van ingekomen adviezen en bedenkingen. Omdat de aanvraag naar onze mening niet volledig was, hebben wij bij brief van 11 december 2006, verzonden 19 december 2006, om aanvullende gegevens verzocht. Wij hebben daarbij aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort met maximaal zes weken. Een verzoek de termijn te verlengen is op 22 januari 2007 van Vurec ontvangen en in behandeling genomen. Het verzoek is gedaan om verlenging met vier weken, dus tot 27 februari Op 26 februari 2007 hebben wij een fax ontvangen met de aanvullende gegevens die vervolgens per post op 1 maart 2007 zijn ontvangen. Hierdoor is de wettelijke procedure verlengd met tien weken. Omdat de aanvraag hiermee naar onze mening alsnog niet volledig was, hebben wij bij brief van 23 april 2007, verzonden 15 mei 2007, nogmaals om aanvullende gegevens verzocht. Deze betroffen het akoestisch onderzoek. Tevens is op verzoek van de brandweer gevraagd om een onderzoek naar de stralingsbelasting als gevolg van de opslag van autobanden op het terrein. Wij hebben daarbij wederom aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort met maximaal vier weken. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 11 juni Hierdoor is de wettelijke procedure verlengd met vier weken. Bovengenoemde aanvullende gegevens maken deel uit van de vergunningaanvraag. Deze aanvullende gegevens zijn doorgezonden naar de wettelijke adviseurs en betrokken overheidsorganen. De aanvraag en de aanvullende gegevens voldoen aan de vereisten bij en krachtens de Wm, alsmede hoofdstuk 5 van het Ivb. Gelet op het voorgaande nemen wij de aanvraag van Vurec in 4

5 behandeling. 2.2 Terinzagelegging ontwerpbeschikking De ontwerpbeschikking is opgesteld op 1 augustus De aanvraag en de daarop betrekking hebbende stukken hebben van 13 augustus 2007 tot en met 24 september 2007 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is tegen de ontwerpbeschikking een schriftelijke zienswijze ingebracht door Vebes Adviseurs te Moerdijk, namens aanvrager, Vurec B.V, Kanaal Zuid 14 en 16 te Apeldoorn, bij fax ontvangen op 13 september 2007 en per post ontvangen op 14 september Voor de inhoud van de ingebrachte zienswijze en onze reactie daarop verwijzen wij naar hoofdstuk 9 van deze considerans, 'Overwegingen naar aanleiding van ingekomen adviezen en zienswijzen'. 3 AFSTEMMING/COÖRDINATIE WET MILIEUBEHEER MET ANDERE WET- OF REGEL- GEVING 3.1 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) De aangevraagde activiteiten zijn vergunningplichtig ingevolge de Wvo. Voor deze activiteiten heeft Vurec een vergunning d.d. 25 november 1998, nummer van het college van Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Veluwe. De vergunning is afgegeven voor onbepaalde termijn. Ten behoeve van de veranderingen in de acceptatie van nieuwe afvalstoffen ten opzichte van de vigerende vergunning is bij Waterschap Veluwe een melding artikel 8.19 Wm ingediend. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Veluwe heeft op 24 januari 2007 de melding artikel 8.19 Wet milieubeheer geaccepteerd. Uit de melding blijkt dat de bedrijfsvoering zodanig is dat de voorschriften in de bestaande Wvo-vergunning gehandhaafd blijven. De lozing blijft binnen de grenzen die de vigerende Wvo-vergunning stelt. 3.2 Woningwet Ingevolge artikel 52 van de Woningwet bestaat er een aanhoudingsplicht voor de afgifte van een bouwvergunning totdat op de aanvraag om een milieuvergunning is beschikt. In het onderhavige geval is er sprake van het veranderen van een inrichting dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet. Voor het bouwen van de geluidsschermen is een bouwvergunning nodig. 3.3 Wet op de ruimtelijke ordening De activiteiten passen in het vigerende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen Apeldoorn en het Loo, Wijk Wormen". 3.4 Kernenergiewet Het aangeboden metaalafval kan verontreinigd zijn met radioactieve stoffen. Op metaalafval dat besmet is met radioactieve stoffen, is de Kernenergiewet van toepassing. De doorzet aan ferro en non-ferro metalen binnen de inrichting overschrijdt de hoeveelheden zoals genoemd in het "Besluit detectie radioactief besmet schroot". Teneinde te voorkomen dat radioactief afval de inrichting binnenkomt, wordt een poortdetector geïnstalleerd die metaalafval bij ontvangst door Vurec controleert op de aanwezigheid van radioactieve stoffen. Bij detectie van radioactiviteit dient op dit moment volgens de "Inspectierichtlijn metaal en schroot met radioactieve stoffen" d.d. 25 februari 2003, uitgave VROM-Inspectie, te worden gehandeld. In de vergunning zijn hieromtrent enkele voorschriften opgenomen. 5

6 3.5 Eural Op 8 mei 2002 is de Regeling Europese afvalstoffenlijst (Eural) in werking getreden. De Eural vervangt het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen en andere daarmee samenhangende besluiten. De Eural is een uitvoeringsbesluit van de Wet milieubeheer. Met deze regeling zijn diverse Europese richtlijnen betreffende (gevaarlijke) afvalstoffen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op basis van de Eural wordt bepaald of een afvalstof gevaarlijk is of niet. In de navolgende tabel zijn alle afvalstoffen die in de inrichting worden geaccepteerd met bijbehorende code en status volgens de Europese afvalstoffenlijst (Eural) weergegeven. Tabel 1: Geaccepteerde afvalstoffen en Eural Soort afvalstof: Eural-code: Status: Metaalafval metaalafval niet gevaarlijk metalen verpakking niet gevaarlijk ferrometalen niet gevaarlijk non-ferrometalen niet gevaarlijk koper, brons en messing c niet gevaarlijk aluminium c niet gevaarlijk lood c niet gevaarlijk zink c niet gevaarlijk ijzer en staal c niet gevaarlijk tin c niet gevaarlijk gemengde metalen c niet gevaarlijk ijzer- en staalafval niet gevaarlijk non-ferroafval niet gevaarlijk ferrometalen niet gevaarlijk non-ferrometalen niet gevaarlijk metalen niet gevaarlijk Draaisel ferrometaalvijlsel en -krullen niet gevaarlijk ferrometaalstof en -deeltjes niet gevaarlijk non-ferrometaalvijlsel en -krullen non-ferrometaalstof en -deeltjes niet gevaarlijk niet gevaarlijk 6

7 Soort afvalstof: Eural-code: Status: Elektrische en elektronische apparatuur niet onder tot en met vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen 2 bevat niet onder tot en met vallende afgedankte apparatuur niet onder , en vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Raffineer * gevaarlijk niet gevaarlijk niet gevaarlijk niet onder tot en met vallende afgedankte apparatuur niet onder vallende uit afgedankte apparatuur verwijderde onderdelen niet onder , en vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Papier- en kunststofgeïsoleerd kabelafval niet gevaarlijk niet gevaarlijk niet gevaarlijk kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten * c gevaarlijk niet onder vallende kabels c niet gevaarlijk Elektromotoren/PCB-vrije transformatoren niet onder tot en met vallende afgedankte apparatuur niet onder , en vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Kunststoffen niet gevaarlijk niet gevaarlijk kunststofafval (exclusief verpakkingen) niet gevaarlijk kunststofafval niet gevaarlijk kunststofschaafsel en -krullen niet gevaarlijk kunststofverpakking niet gevaarlijk kunststof c niet gevaarlijk kunststoffen niet gevaarlijk Incourante accu's loodaccu's * gevaarlijk NiCd-batterijen * gevaarlijk alkalibatterijen (exclusief ) niet gevaarlijk 7

8 Soort afvalstof: Eural-code: Status: overige batterijen en accu's niet gevaarlijk Ondergrondse en bovengrondse opslagtanks ijzer en staal c niet gevaarlijk metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd Motorblokken *c gevaarlijk ferrometalen niet gevaarlijk non-ferrometalen niet gevaarlijk Papier papieren en kartonnen verpakking niet gevaarlijk papier en karton niet gevaarlijk Afgedankte voertuigen afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten Afgedankte banden niet gevaarlijk afgedankte banden niet gevaarlijk Beton-/steenpuin/bouw- en sloopafval beton niet gevaarlijk stenen niet gevaarlijk tegels en keramische producten niet gevaarlijk niet onder vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten niet onder , en vallend gemengd bouw- en sloopafval Groenafval c niet gevaarlijk c niet gevaarlijk biologisch afbreekbaar afval niet gevaarlijk Houtafval hout c niet gevaarlijk glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn * c gevaarlijk hout dat gevaarlijke stoffen bevat * c gevaarlijk 8

9 Soort afvalstof: Eural-code: Status: niet onder vallend hout c niet gevaarlijk hout dat gevaarlijke stoffen bevat * c gevaarlijk niet onder vallend hout c niet gevaarlijk Boilers niet onder , en vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur Bedrijfsafval niet gevaarlijk niet elders genoemde fracties niet gevaarlijk gemengd stedelijk afval niet gevaarlijk Plantaardige oliën en vetten spijsolie en -vetten niet gevaarlijk * indien een c bij de afvalstof vermeld staat, behoort deze tot de complementaire categorie. 4 M.E.R.-(BEOORDELINGS)PLICHT De in de aanvraag beschreven voorgenomen veranderingen, vallen niet onder onderdeel C noch onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, gewijzigd op 7 mei 1999, Stb In de provinciale milieuverordening Gelderland zijn verder geen aanvullende activiteiten ten aanzien van het Besluit milieueffectrapportage opgenomen waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Voor de aangevraagde activiteiten hoeft geen milieueffectrapportage te worden opgesteld. 5 TOETSINGKADER 5.1 Doelmatig beheer van afvalstoffen Algemeen Ingevolge artikel 8.8, tweede lid, onder b van de Wm moeten wij bij de beslissing op deze aanvraag rekening houden met het bepaalde in artikel van de Wm. Volgens dit artikel moet rekening worden gehouden met het geldende Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) voor wat betreft het beheer van afvalstoffen. Voor zover het LAP niet voorziet, moet rekening worden gehouden met de voorkeursvolgorde, aangegeven in artikel 10.4, en de criteria in artikel 10.5, eerste lid, van de Wm. Ingevolge deze artikelen kan een vergunning voor het beheer van afvalstoffen uitsluitend worden verleend als het beheer met het oog op de prioriteitenvolgorde preventie, hergebruik, verbranden en storten op effectieve en efficiënte wijze geschiedt en een effectief toezicht op het beheer van afvalstoffen mogelijk is. De voorkeursvolgorde en de elementen van doelmatig beheer van afvalstoffen zijn nader uitgewerkt in het LAP. 9

10 5.1.2 Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) Het LAP (inclusief de later vastgestelde wijzigingen) vormt het toetsingskader voor aanvragen om een Wm-vergunning die betrekking hebben op het inzamelen, opslaan (en overslaan) en/of het be-/verwerken van (gevaarlijke) afvalstoffen. Naast algemeen geldende bepalingen bij vergunningverlening bevat het LAP voor de meest voorkomende afvalstromen specifieke sectorplannen. Deze sectorplannen bevatten aanvullingen of afwijkingen van de algemene bepalingen en vormen een uitwerking van het beleidskader Gelders Milieuplan Ingevolge artikel 8.8, tweede lid, onder a van de Wm moeten wij bij de beslissing op de aanvraag eveneens rekening houden met het voor ons geldende milieubeleidsplan, in dit geval het Gelders Milieuplan (GMP-3). In het GMP-3 is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan een goede milieukwaliteit van de (leef)omgeving in Wij hebben daartoe besloten op grond van de Keuzenota die aan dit GMP voorafging. Gekozen is voor "basiskwaliteit", de naam voor de na te streven milieukwaliteit. Met "basiskwaliteit" wordt bedoeld dat de risico's voor mens en natuur op het vlak van gezondheid en veiligheid vallen binnen een acceptabele grens. De "basiskwaliteit" is vastgelegd in de wetgeving, met grenswaarden voor stoffen en effecten. Soms is het maximaal toelaatbaar risico (MTR) de grenswaarde, soms wordt de waarde op een andere wijze uitgedrukt. De "basiskwaliteit" is de Gelderse stap in de richting van duurzaamheid. Door te kiezen voor "basiskwaliteit" als inzet, verandert de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd. Meer dan voorheen zal gebiedsgericht worden gewerkt aan het verbeteren van de (lokale) milieukwaliteit. Kortom, in het GMP-3 is de milieusituatie van de leefomgeving voor ons het uitgangspunt. Dit is een belangrijke wijziging ten opzichte van het eerdere milieubeleid dat zich vooral richtte op de verontreinigende bronnen. Speerpunten van het nieuwe beleid zijn het terugdringen of voorkomen van de vervuiling of belasting van het milieu door het verkeer en vervoer, de bedrijvigheid, de landbouw en het wonen. Het Gelders afval- en grondstoffenbeleid wordt hierin vormgegeven door het nastreven van een duurzame samenleving. Hiermee worden een vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen (afvalpreventie) en een beter afval- en grondstoffenbeheer beoogd. Voor verduurzaming van de bedrijfsprocessen is vergunningverlening een goed instrument. Het opleggen van een adequate afvalscheiding is hiervan een goed voorbeeld. 5.2 Milieuessenties Bij de beslissing op onderhavige aanvraag hebben wij, gelet op de gevolgen die een inrichting voor het milieu kan veroorzaken, de volgende milieuessenties betrokken: - afvalstoffen; - afvalwater; - bodem; - energie; - geluid en trillingen; - lucht; - geur; - preventie; - veiligheid; - visuele hinder. De milieuessentie verkeer en vervoer hebben wij buiten beschouwing gelaten, omdat deze geen invloed van betekenis heeft op de gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken. 10

11 Daarnaast hebben wij, bij het besluit op onderhavige aanvraag, het toetsingskader van de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 toegepast. Op grond van artikel 8.11, lid 3, worden aan een vergunning voorschriften verbonden die nodig zijn in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo veel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast. 5.3 IPPC-richtlijn Algemeen De Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC; EC96/61) heeft ten doel een geïntegreerde preventie en beperking van verontreiniging door een aantal genoemde activiteiten. Gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijk beschermingsniveau van het milieu. Zij bevat maatregelen ter voorkoming van en, wanneer dat niet mogelijk is, beperking van emissies door de bedoelde activiteiten in lucht, water en bodem, met inbegrip van maatregelen voor afvalstoffen. In een bijlage van de richtlijn worden drempelwaarden aangegeven voor categorieën van bedrijven om te bepalen of ze onder de richtlijn vallen. Categorie 5.1 betreft installaties voor de verwijdering of nuttige toepassing van bepaalde gevaarlijke afvalstoffen. Binnen de inrichting is sprake van opslag van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen waaronder de volgende soorten gevaarlijke afvalstoffen: elektrische en elektronische apparatuur ( *), accu s ( * en *), kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten ( *c), metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd ( *c), glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn ( *c), hout dat gevaarlijke stoffen bevat ( *c, *c). In verband hiermee hebben wij beoordeeld of de inrichting valt onder de Richtlijn 96/61/EG, de Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC-richtlijn). Ingevolge bijlage I van de IPPC-richtlijn is de richtlijn onder meer van toepassing op installaties (lees: inrichtingen) voor het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag voor zover het betreft verwijderingshandeling D15 als bedoeld in bijlage IIA van de Richtlijn Afvalstoffen (75/442/EG). Verwijderingshandeling D15 heeft betrekking op opslag in afwachting van een van de onder D1 tot en met D14 vermelde behandelingen, waaronder storten of verbranden. Wij zijn van mening dat de omschrijving "opslagcapaciteit van meer dan 10 ton per dag" in de omschrijving van Bijlage I van de IPPC-richtlijn betekent dat de IPPC-richtlijn van toepassing is als de doorzet van gevaarlijke afvalstoffen meer dan 10 ton per dag is. Deze doorzet heeft uitsluitend betrekking op afvalstoffen die niet nuttig (kunnen) worden toegepast. Daarom is in dit geval alleen de op- en overslag van de afvalstroom C-hout relevant. In de aanvraag is aangegeven dat voor C-hout per jaar 5000 ton wordt overgeslagen. Gemiddeld bedraagt de overslag 20 ton per dag. 11

12 Conclusie: Vurec valt onder categorie 5.1 van bijlage I van de IPPC-richtlijn: "Installaties voor de verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in de lijst van artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG, in de zin van de bijlagen II A en II B (handelingen R1, R5, R6, R8 en R9) van Richtlijn 2006/12/EG en van Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag" Best beschikbare techniek Per 1 december 2005 zijn de wet van 16 juli 2005 tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat) (Stbl. 2005, 432) in werking getreden. Een van de doelstellingen van deze wijzigingen is een betere aansluiting van de beide wetten op de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, verder te noemen IPPC-richtlijn. Het vorenstaande houdt in dat volgens de vergunningvoorschriften de voor de inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Om de BBT te kunnen bepalen zijn BBT-referentiedocumenten (BREF s) opgesteld of in voorbereiding. De BBTdocumenten waarmee rekening moet worden gehouden zijn opgenomen in de Regeling aanwijzing BBT-documenten. Op grond van de Regeling aanwijzing BBT-documenten (gewijzigd: Staatscourant 11 april 2007, nr. 70 / pagina 24) zijn de volgende BREF s mogelijk van toepassing: - BREF Afvalbehandeling; - BREF Afvalverbranding; - BREF Koelsystemen; - BREF Op- en overslag bulkgoederen; - BREF Cross media & economics; - BREF Monitoring. Per BREF volgt hieronder de toelichting waarom de BREF wel of niet van toepassing wordt geacht. BREF Afvalbehandeling Van toepassing Bij Vurec wordt C-hout op- en overgeslagen in afwachting van een verwijderingshandeling. BREF Afvalverbranding Niet van toepassing Bij Vurec vindt geen afvalverbranding plaats. BREF Koelsystemen Niet van toepassing Bij Vurec zijn geen koelsystemen in gebruik die door middel van water of lucht het medium terugkoelen. BREF Op- en overslag bulkgoederen BREF Cross media & Economics Van toepassing Niet van toepassing Vurec is primair een op- en overslagbedrijf. Er is geen sprake van verschillende plaatselijke milieubelangen die door de inrichting van Vurec in verschillende mate geschaad worden. Vurec dient alle plaatselijke milieubelangen te respecteren. Een keuze tussen verschillende belangen is daarom niet van toepassing. BREF Monitoring Van toepassing Bij Vurec worden de emissies gemonitord. 12

13 BREF Afvalbehandeling Wij hebben de bedrijfsvoering en de opslag van C-hout getoetst aan het Reference Document on best Available Techniques for the Waste Treatment Industries, hierna te noemen de BREF Afvalbehandeling. Bij de onderstaande overwegingen en het opstellen van de vergunningsvoorschriften is hiermee rekening gehouden. Zo hebben wij bijvoorbeeld op grond van de BREF Afvalbehandeling in de voorschriften de verplichting opgenomen om een bedrijfsnoodplan op te stellen (BAT nr. 16). Het in bijlage 11 bij de aanvraag gevoegde bedrijfsnoodplan voldoet namelijk niet aan de daaraan te stellen eisen. BREF Op- en overslag bulkgoederen Wij hebben de opslag van C-hout getoetst aan het Reference Document on Best Available Techniques on Emissions from Storage, hierna te noemen BREF Op- en overslag bulkgoederen. Deze BREF is van toepassing op de opslag, het transport en de verlading van vloeistoffen, vloeibare gassen en vaste stoffen in alle sectoren en industrietakken. De BREF handelt over emissies in lucht, bodem en water, maar de meeste aandacht wordt besteed aan het compartiment lucht. De informatie over luchtemissies uit de opslag en verlading/transport van vaste stoffen wordt toegespitst op stof. Aangezien de opslag van C-hout inpandig of in een gesloten container plaatsvindt en uitsluitend inpandig en handmatig wordt gesorteerd, kan er geen stofemissie optreden. De in paragraaf 5.3 van de BREF opgenomen best beschikbare technieken zijn niet van toepassing op de opslag van C-hout bij Vurec. De in paragraaf van de BREF genoemde beheersing van risico s hebben wij ondervangen door in de voorschriften de verplichting op te nemen dat een bedrijfsnoodplan moet worden opgesteld. BREF Monitoring In de voorschriften zijn metingen en rapportageverplichtingen opgenomen ter beoordeling van de bedrijfsvoering en om te voldoen aan de overige milieuvoorschriften. Derhalve wordt voldaan aan het gestelde in het Reference Document on the General Principles of Monitoring, de BREF Monitoring. 6 TOETSING 6.1 Doelmatigheidsbeoordeling afvalstoffen In de toelichting bij de Sectorplannen van het LAP zijn algemene bepalingen opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden bij het verlenen van vergunningen voor het inzamelen, opslaan en be- en verwerken van alle afvalstoffen. Van toepassing zijn bepalingen met betrekking tot de vergunningtermijn, opslag van afvalstoffen en de bewerking van afvalstoffen. 6.2 Vergunningtermijn Wm-vergunningen voor afvalbewerkende en -verwerkende bedrijven worden ingevolge de Wm afgegeven voor maximaal tien jaar. Een uitzondering is gemaakt voor de afvalverbrandingsinstallaties, stortplaatsen en afvalwaterzuiveringsinstallaties die een vergunning voor onbepaalde tijd kunnen krijgen. De vergunning wordt aangevraagd voor een periode van tien jaar, hetgeen conform het gestelde in de Wm en in het LAP is. 6.3 Inzamelen en opslag van afvalstoffen Ingevolge het LAP mogen afvalstoffen alleen worden ingezameld, getransporteerd en verhandeld door rechtspersonen die op de landelijke lijst van vervoerders, inzamelaars, bemiddelaars en handelaren geregistreerd staan. 13

14 Het LAP geeft aan dat voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen (opslaan als zelfstandige activiteit) in beginsel een Wm-vergunning kan worden afgegeven. De aanvraag heeft betrekking op het opslaan van afvalstoffen die niet onder het Besluit inzamelen afvalstoffen vallen. Hiervoor kan vergunning worden verleend. Op grond van het LAP en artikel 11e van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen verbinden wij voorschriften aan een vergunning voor de opslag van afvalstoffen. Deze voorschriften hebben betrekking op de opslagduur van de afvalstoffen binnen de inrichting. Deze termijn bedraagt maximaal één jaar. Uitzondering wordt gemaakt voor de opslag van afvalstoffen die na deze opslag nuttig worden toegepast. Hiervoor geldt een maximale duur van drie jaar. Tevens moet ingevolge het LAP de maximale opslagcapaciteit voor het tijdelijk opslaan worden aangegeven. Conclusie: Vurec geeft in de aanvraag aan dat de meeste afvalstoffen na be-/verwerking nuttig worden toegepast. Voor het bewaren van deze afvalstoffen is een termijn aangevraagd van maximaal drie jaar. De bewaartijd voor afvalstoffen die na bewerking enkel voor eindverwerking in aanmerking komen betreft maximaal één jaar. 6.4 Scheiden en gescheiden houden van afvalstoffen Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden van andere afvalstoffen. Het nuttig toepassen van afvalstoffen spaart grondstoffen en energie uit. Mengsels van afvalstoffen zijn meestal niet of nauwelijks geschikt te maken voor hergebruik. Het is dus belangrijk dat bij het ontstaan en het verdere beheer van afvalstoffen rekening wordt gehouden met de bewerking/verwerking die afvalstoffen kunnen of moeten ondergaan. Dit betekent dat afvalstoffen na het ontstaan gescheiden worden gehouden en gescheiden worden afgevoerd, of dat nascheiding van restafval plaatsvindt. In de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen (verder genoemd: de Regeling) is vastgelegd dat de verschillende soorten gevaarlijke afvalstoffen gescheiden worden gehouden van elkaar en van andere afvalstoffen en van andere preparaten en stoffen, of indien nodig worden gescheiden. Voor vergunningplichtige bedrijven is de verplichting tot afvalscheiding onderdeel van de vergunning op grond van de Wm (doelmatig afvalbeheer, artikel 8.11 Wm). De verplichtingen en richtlijnen zijn vastgelegd in het Beleidskader van het LAP. Het uitgangspunt is dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden af te geven, tenzij dat redelijkerwijs niet van hen kan worden gevergd. Van een onevenredige belasting is sprake als de kosten voor de gescheiden inzameling en afvoer, per ton meer dan 45,-- hoger liggen dan die voor inzameling en afvoer van nietgescheiden (rest)afval. Los van het vorenstaande moeten gevaarlijke afvalstoffen - zoals elektrische en elektronische apparatuur, accu s, kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten, metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd, glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn of hout dat gevaarlijke stoffen bevat - altijd worden gescheiden, gescheiden worden gehouden en gescheiden worden afgevoerd. 14

15 Ook de volgende niet-gevaarlijke afvalstoffen moeten op grond van een doelmatige afvalverwijdering altijd gescheiden worden gehouden van elkaar en van andere afvalstoffen en gescheiden worden afgevoerd: papier/karton, groenafval, spijsolie en vetten, afgedankte banden, bouwen sloopafval. 6.5 A&V-beleid en de AO/IC In het LAP is vastgelegd dat bedrijven die afvalstoffen accepteren, een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (A&V-beleid) in hun bedrijfsvoering moeten hebben opgenomen. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de acceptatie en verwerking plaatsvinden op basis van een indeling van de afvalstoffen in hoog, matig of laag risico bij acceptatie. De indeling van de afvalstof in een bepaalde categorie geeft een mate van risico op ongewenste aanwezige verontreinigende componenten aan die het bedrijf loopt bij het accepteren van de afvalstoffen. Vergunninghouder moet de acceptatie en verwerking vastleggen in toereikende procedures met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle (AO/IC). Dit om een onjuiste verwerking van afvalstoffen, het ongewenst mengen van afvalstoffen, en het ontstaan van gevaarlijke situaties binnen een bedrijf te voorkomen. Vergunninghouder moet zich daarom op een juiste wijze overtuigen van de aard, eigenschappen en samenstelling van de door hem te accepteren afvalstoffen. Bovendien moet vergunninghouder ervoor zorgen dat de acceptatie, opslag, be-/verwerking en/of afgifte van de afvalstoffen administratief vastgelegd en intern geborgd zijn. Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna te noemen het Besluit Melden) is een uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen (74/442/EEG) en de Wm (artikelen t/m 10.44). In de kaderrichtlijn is een registratieverplichting op bedrijfsniveau opgenomen voor inrichtingen die (gevaarlijke) afvalstoffen be- en/of verwerken. Daarnaast bestaat de mogelijkheid deze verplichting op te leggen aan inrichtingen waar afvalstoffen ontstaan. Bedrijven kunnen verplicht worden de geregistreerde gegevens op verzoek aan de overheid te overleggen. Het Besluit Melden is gericht op een effectief ketenbeheer van afvalstoffen en regelt dat bepaalde gegevens extern moeten worden gemeld. Het Besluit Melden kan als aanvullend op het A&V-beleid en de AO/IC of VAP worden beschouwd. De bij de aanvraag gevoegde beschrijvingen van het A&V-beleid en van de procedures voor de AO/IC zijn nog niet geheel volledig. Voor afvalstoffen in complementaire categorieën moet nog nader bepaald worden of het gaat om een gevaarlijke of een niet-gevaarlijke afvalstof. Vurec geeft in haar aanvraag aan dat het, om alle risico s te vermijden, alle complementaire categorieën afvalstoffen afvoert als zijnde gevaarlijke afvalstoffen. Dit is niet nodig voor alle afvalstoffen in complementaire categorieën die Vurec aanvraagt. Daarnaast staat het de meest doelmatige verwijderingsvorm in de weg door alle complementaire categorieën standaard af te voeren als gevaarlijk afval, bijvoorbeeld in het geval van kunststof ( c). Bij afvoer van deze stroom als gevaarlijk afval, zou dit in veel gevallen verbranding betekenen in plaats van recycling. Daarom is in de vergunning een voorschrift opgenomen dat alsnog in het A&V-beleid moet worden uitgewerkt hoe op een juiste en doelmatige manier met afvalstoffen in complementaire categorieën wordt omgegaan. Door een goede inrichting van de administratieve organisatie en de interne controles wordt de uitvoering van het A&V-beleid zeker gesteld. In de voorschriften is vastgelegd dat de aanvrager in overeenstemming met deze procedures en de daaraan ten grondslag liggende richtlijnen moet werken. 15

16 Indien de hiervoor aangegeven procedures na het onherroepelijk worden van het besluit worden gewijzigd, zijn er twee mogelijkheden. - De wijzigingen wijken niet af van de richtlijnen uit de bijlagen van dit besluit en moeten conform artikel 8.13, eerste lid, sub g, van de Wm aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld. In de voorschriften is vastgelegd binnen welke termijn dit moet gebeuren en aan welke voorwaarden de mededeling moet voldoen. - De wijzigingen betreffen een afwijking van de richtlijnen uit de bijlagen van dit besluit en moeten conform artikel 8.19 Wm worden gemeld. 6.6 Toetsing aan de sectorplannen Op de in de aanvraag aangegeven afvalstromen zijn de volgende sectorplannen van het LAP van toepassing. Categorie afvalstof Beton-/steenpuin/bouw- en sloopafval Houtafval Raffineer; elektrische en elektronische apparatuur; elektromotoren; boilers Gasflessen Papier en karton Kunststoffen Metaalafval, PCB-vrije transformatoren; ondergrondse en bovengrondse opslagtanks; motorblokken Oliehoudend draaisel Papier- en kunststofgeïsoleerd kabelafval Incourante accu s Afgedankte voertuigen, afgedankte banden Groenafval Bedrijfsafval Plantaardige oliën en vetten Sectorplan LAP 13: Bouw- en sloopafval en daarmee vergelijkbare afvalstoffen 14: Verpakkingsafval 15: Wit- en bruingoed 16: Explosieve afvalstoffen en drukhouders 18: Papier en karton 19: Kunststofafval 21: Metaalafvalstoffen 23: Oliehoudende afvalstoffen 26: Kabelreststoffen 30: Accu s 11: Autoafval 9: Organisch afval 3: Restafval van handel, diensten en overheden 2: procesafhankelijk industrieel afval Sectorplan 2: Procesafhankelijk industrieel afval Dit sectorplan van het LAP bevat het beleid ten aanzien van niet-gevaarlijk restafval dat afkomstig is van industriële productieprocessen. De belangrijkste bronnen zijn de voedings- en genotmiddelenindustrie. Het beleid is gericht op het bevorderen van preventie, afvalscheiding en nuttige toepassing van deelstromen. Voor het inzamelen en opslaan zijn op grond van het LAP geen afvalstroomspecifieke aspecten van vergunningverlening aan de orde. De minimumstandaard voor het be- en verwerken van niet-gevaarlijk procesafhankelijk industrieel afval is nuttige toepassing, tenzij nuttige toepassing niet mogelijk is op grond van de aard en samenstelling van de afvalstof, of de meerkosten van nuttige toepassing substantieel hoger liggen dan de kosten voor verwijdering van de afvalstof. Onder substantieel wordt meer dan 150% van het tarief van storten verstaan, inclusief de stortbelasting. 16

17 Uit de aanvraag blijkt dat door Vurec spijsolie en vetten van plantaardige en/of dierlijke herkomst wordt ingenomen. De betreffende afvalstoffen worden opgebulkt en afgevoerd naar bedrijven die deze opwerken tot brandstof. Het verwerken van deze afvalstromen tot brandstof draagt bij aan het beleid dat gericht is op nuttige toepassing van deelstromen. Het is daarom in het belang van een doelmatige verwijdering van afvalstoffen om de gevraagde vergunning voor het innemen en opbulken van de gevraagde afvalstromen te verlenen. Sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden (HDO) Ten aanzien van het opslaan van bedrijfsafval zijn op grond van het LAP geen afvalstroomspecifieke aspecten van vergunningverlening aan de orde. Voor bewerking van HDO-restafval, voorafgaand aan verdere verwerking, mag op grond van het LAP slechts vergunning worden verleend wanneer de bewerking niet leidt tot deelstromen of residuen die worden gestort, en verwerking van deelstromen en residuen conform de minimumstandaard gegarandeerd is. Vurec vraagt uitsluitend opslag aan van gemengd bedrijfsafval, hieraan worden geen bewerkingen uitgevoerd. Het afval wordt afgevoerd naar een sorteerinrichting. Deze werkwijze is in overeenstemming met het LAP. Sectorplan 9 Organisch afval Groenafval wordt hoofdzakelijk afgevoerd naar groencomposteerders waar het, eventueel na voorbewerking, doorgaans in de open lucht wordt gecomposteerd. Naast composteren worden andere verwerkingsopties voor groenafval toegepast, zoals inzet van de houtfractie als secundaire brandstof. De minimumstandaard voor gescheiden ingezameld groenafval is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik. Nuttige toepassing van de houtfractie uit groenafval met hoofdgebruik als brandstof is eveneens toegestaan. Binnen de inrichting vindt opslag van groenafval plaats zoals takken, bladafval, stobben en zaagsel. Deze afvalstroom wordt opgebulkt en afgevoerd voor recycling. Deze verwerkingswijze is in overeenstemming met het LAP. Sectorplan 11 Autoafval Autowrakken - Besluit beheer autowrakken Voor het opslaan van shredderklare autowrakken zijn op grond van het LAP geen afvalstroomspecifieke aspecten van vergunningverlening aan de orde. De shredderklare autowrakken zijn bij acceptatie ontdaan van alle vloeistoffen en onderdelen. De autowrakken zijn derhalve aan te merken als schroot en worden afgevoerd naar derden waar het shredderen plaatsvindt. Vurec vraagt uitsluitend opslag aan, dit is in overeenstemming met het LAP. Autobanden - Besluit beheer autobanden De afgelopen jaren zijn problemen ontstaan met het illegaal dumpen en onbeheerd achterlaten van grote partijen afgedankte autobanden. Daarom wordt in afwijking van de algemeen geldende bepalingen bij vergunningverlening voor het uitsluitend opslaan (opslaan als zelfstandige activiteit) van afgedankte autobanden uitsluitend een vergunning verleend wanneer het betreffende bedrijf concrete afzetmogelijkheden heeft voor de totale hoeveelheid autobanden die wordt opgeslagen. In de aanvraag voor een vergunning moet gemotiveerd worden dat het opslaan van de autobanden effectief en efficiënt is en dat de afzet van de autobanden gegarandeerd is. Aangevraagd wordt jaarlijks maximaal 5 ton aan autobanden te mogen op- en overslaan (doorzet). Deze banden worden afgevoerd naar, de in de aanvraag genoemde, erkende verwerkers voor loopvlakvernieuwing, materiaalhergebruik of nuttige toepassing als brandstof, waarmee afzet van de autobanden gegarandeerd is. Loopvlakvernieuwing is niet voor alle autobanden technisch of economisch haalbaar. 17

18 De minimumstandaard voor het be- en verwerken van afgedankte autobanden is nuttige toepassing. Hieraan voldoet Vurec. De maximale opslagtermijn voor autobanden is op grond van het LAP één jaar, dit is vastgelegd in de vergunning. Verder wordt in de vergunning opgenomen dat elke stagnatie in de afzet van de autobanden moet worden gemeld bij het bevoegd gezag. Sectorplan 13 Bouw- en sloopafval en daarmee vergelijkbare afvalstoffen Het beleid voor bouw- en sloopafval is gericht op het bevorderen van preventie en het nuttig toepassen van deelstromen. Voor het uitsluitend opslaan (als zelfstandige activiteit) van steenachtig materiaal (beton en metselwerk e.d.) en houtafval wordt in beginsel een Wm-vergunning verleend. Voor het inzamelen en opslaan van bouw- en sloopafval zijn geen afvalstroomspecifieke aspecten voor vergunningverlening aan de orde. Toetsing van de aanvraag voor de op- en overslag van bouw- en sloopafval dient plaats te vinden aan de algemeen geldende bepalingen. Toetsing van de bewerking van bouw- en sloopafval en de daaruit afgescheiden monostromen geschiedt aan de hand van de minimumstandaard zoals neergelegd in sectorplan 13 van het LAP. Binnen de inrichting vindt inname, op- en overslag en handmatig sorteren plaats van bouw- en sloopafval. Zoals blijkt uit de aanvraag betreft het hier gemengd bouw- en sloopafval, steen- en puinfractie en afvalhout. Vurec accepteert uitsluitend bouw- en sloopafval waar geen gevaarlijke onderdelen in aanwezig zijn, zoals asbest en/of dakleer. Houtafval De inrichting accepteert alle soorten afvalhout (A-, B- en C-hout). Daarnaast kan in bouw- en sloopafval afvalhout aanwezig zijn (vervuild hout: B- en C-hout), dat wordt uitgesorteerd. Hierdoor neemt enerzijds de verontreinigingsgraad van het bouw- en sloopafval af, anderzijds kunnen de deelstromen conform de minimumstandaard worden be- of verwerkt. De minimumstandaard voor onbehandeld hout (A-hout), geverfd, gelakt en verlijmd hout (Bhout) is nuttige toepassing. C-hout bestaat voornamelijk uit gecreosoteerd CC-hout en gewolmaniseerd CCA-hout. CC-hout bevat zware metalen als koper en chroom en behoort tot Euralcode CCA-hout bevat daarnaast arseen en is aangemerkt als gevaarlijk afval (Euralcode *). De minimumstandaard voor C-hout is storten. Verwerking in de vorm van producthergebruik, materiaalhergebruik en andere vormen van nuttige toepassing of verwijderen door verbranden waarbij diffuse verspreiding van de in het hout aanwezige zware metalen en arseen optreedt, is niet toegestaan. Dit omdat bij zowel de verbranding als de verwerking ervan (in de vorm van producthergebruik, materiaalhergebruik en andere vormen van nuttige toepassing) diffuse verspreiding van de in het hout aanwezige zware metalen en arseen optreedt. Het houtafval wordt binnen de inrichting ingenomen en opgeslagen met als doel afgifte aan derden ten behoeve van hergebruik. De A- en B-fractie wordt opgeslagen en afgevoerd naar onder meer de spaanplaatindustrie voor energieopwekking. De fractie C-hout wordt niet bewerkt maar na opbulking afgevoerd naar een eindverwerker (storten). Genoemde werkwijze is in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten en doelmatigheidsaspecten, zoals neergelegd in het LAP en derhalve in het belang van een doelmatig beheer van deze afvalstoffen. Binnen de inrichting vindt geen verdere bewerking plaats dan sortering voor opslag. De ingezamelde afvalstoffen worden afgevoerd naar erkende be- en verwerkers. Vurec handelt overeenkomstig dit beleid. 18

19 Sectorplan 14 Verpakkingsafval In dit sectorplan is het beleid voor verpakkingsafval uitgewerkt. De minimumstandaard voor het be- en verwerken van gescheiden ingezameld verpakkingsafval: - van de materiaalsoorten papier, karton en metaal is nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik; - voor de materiaalsoort kunststof is dit nuttige toepassing waarbij geldt dat van deze categorie het gescheiden ingezameld kunststofafval dat daarvoor geschikt is, als materiaal moet worden hergebruikt (bijvoorbeeld folies uit de HDO-sector); - voor de materiaalsoort hout is de minimumstandaard nuttige toepassing. Voor de papieren verpakkingen wordt verwezen naar sectorplan 18 "Papier en karton". Voor de kunststofverpakkingen wordt verwezen naar sectorplan 19 "Kunststofafval". Voor de metalen verpakkingen wordt verwezen naar het sectorplan 21 "Metaalhoudende afvalstoffen". Toetsing van de doelmatigheid van de opslag van papieren verpakkingen, kunststof verpakkingen alsmede metalen verpakkingen zijn conform de sectorplannen 18, 19 en 21 uitgevoerd. Op materiaalniveau wordt in dit sectorplan (14) ingegaan op onder meer houten verpakkingen. Het onbehandelde houtafval wat bij Vurec wordt opgeslagen wordt gescheiden opgeslagen en afgevoerd naar de houtvezelindustrie en/of spaanplaatindustrie. Sectorplan 15 Wit- en bruingoed In dit sectorplan zijn bepalingen met betrekking tot elektrische en elektronische apparatuur van toepassing. Het beleid is uitgewerkt voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur dat valt onder het Besluit verwijdering wit- en bruingoed (dit besluit is vervangen d.d. 6 juli 2004 door het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur Stb. 340). Elektrische en elektronische apparatuur die niet zijn opgenomen in het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur behoren tot het huishoudelijk of HDO-restafval. Hiervoor wordt verwezen naar andere sectorplannen. Het beleid voor wit- en bruingoed is gericht op het tot stand brengen van een lekvrije afvalbeheersstructuur, met zo veel mogelijk product- en materiaalhergebruik. Vurec accepteert raffineer (gebruiksvoorwerp waarin metalen aanwezig zijn, maar waarvan het bedrijfseconomisch niet haalbaar is, het metaal handmatig of middels installaties te scheiden van het overig materiaal). Voorbeelden zijn printplaten of andere complexe non-ferro/ferroverbindingen welke niet handmatig zijn te demonteren. Wit- en bruingoed wordt geaccepteerd, mits deze koelmiddelenvrij zijn. Met behulp van gereedschap worden van elektrische en elektronische apparatuur de verschillende metalen van elkaar gescheiden en naar metaalsoort gescheiden opgeslagen en afgevoerd. Hiermee wordt voldaan aan de minimumstandaard in het LAP. Sectorplan 16 Gasflessen In dit sectorplan is het beleid uitgewerkt voor ontplofbare stoffen en ontplofbare voorwerpen. In het beleid ten aanzien van drukhouders in het afvalstadium staat externe en interne veiligheid centraal. Bij de inzameling en opslag van deze drukhouders is specifieke deskundigheid vereist om ongevallen te vermijden. Eenvoudig afgelaten drukhouders zijn per definitie niet leeg. Zonder spoelen blijft een rest van de inhoud achter met een dampspanning die vrijwel gelijk is aan die van de atmosfeer waarin deze wordt achtergelaten. Vurec geeft aan dat uitsluitend lege en doorboorde gasflessen ontdaan van afsluiter worden geaccepteerd. Gesloten gasflessen worden niet geaccepteerd. Lege doorboorde gasflessen zijn geschikt om in het hergebruikcircuit voor metalen gebracht te worden. In sectorplan 16 wordt voor metalen verpakkingen verwezen naar het sectorplan 21 "Metaalhoudende afvalstoffen". Aangezien de metalen uitsluitend worden opgeslagen en afgevoerd naar een erkend verwerker voor hergebruik van metalen, kan dit als doelmatig worden beschouwd. 19