Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Brussel, februari 2005

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Brussel, februari 2005"

Transcriptie

1 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Brussel, februari 2005

2 2 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora INHOUD Voorwoord 5 1. Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels Het begrip kwaliteit in het hoger onderwijs Kwaliteitszorgstelsel en functies Externe kwaliteitszorg Visitatie en accreditatie in Vlaanderen Structuur handleiding Zelfevaluatie Inleiding Algemene aspecten Betrokken actoren Algemene richtlijnen Onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria Verwacht analyseniveau Overgangsthematiek De opleiding in vergelijkend perspectief Bereik van het rapport Taal en omvang van het rapport Inhoud van het zelfevaluatierapport Visitatiecommissie Samenstelling van de commissie Criteria en aandachtspunten voor de samenstelling van de visitatiecommissie Voordracht van de visitatiecommissie Secretaris van de commissie Taak van de visitatiecommissie Concretisering van de taak Verwachtingen ten aanzien van de visitatiecommissie Visitatieproces Voorbereiding Installatievergadering en/of bijkomende vergadering Bezoek Schriftelijke rapportering Opvolging 57

3 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 3 5. Accreditatieproces Aanvraag van accreditatie Accreditatie Opvolging Bijlagen NVAO-accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen, 14 februari Overzicht verplicht op te nemen bijlagen bij het zelfevaluatierapport Tabellen ten behoeve van de zelfevaluatie Checklist Onafhankelijkheid van de visitatiecommissie Besluit van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs tot vaststelling van criteria voor bekrachtiging van de samenstelling van visitatiecommissies voorgesteld door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad Internetlinks met nuttige informatie omtrent decreten, ministeriële besluiten, accreditatie(kader) 160

4 4 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora

5 Voorwoord

6 6 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora

7 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 7 Vlaanderen en Nederland behoren tot de Europese koplopers bij de realisatie van één van de belangrijke doelstellingen uit de Bologna-verklaring: bijdragen tot een verhoogde vergelijkbaarheid van kwaliteitszorgsystemen. Alle stakeholders van het Vlaamse en Nederlandse hoger onderwijs hebben, met de oprichting van de Nederlands-Vlaamse Accrediatie Organisatie (NVAO), de krachten gebundeld om een gezamenlijke accrediatiemethodiek uit te bouwen. Systematische externe kwaliteitszorg is niet nieuw in Vlaanderen. Om de acht jaar werden alle basisopleidingen van de universiteiten en hogescholen, op grond van een zelfevaluatierapport en een sitevisit door een commissie van externe experts, doorgelicht. De klemtoon van het systeem lag eerder op aanbevelen en verbeteren dan op oordelen en verantwoorden. Het nieuw accreditatiestelsel handhaaft de aanbevelingscomponent van de externe visitaties, maar voegt een veel explicietere beoordelings- en verantwoordingscomponent toe. De accreditatiebeslissing door de NVAO is immers afhankelijk van het oordeel van de visitatiecommissie over zes voor een kwaliteitsvol hoger onderwijs essentieel geachte onderwerpen uit het accreditatiekader. Tegen deze achtergrond werd gezamenlijk door de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) een grondig vernieuwd visitatieprotocol uitgewerkt. Deze handleiding zal, ter voorbereiding van een accreditatie-aanvraag bij de NVAO, gebruikt worden voor de externe visitaties van alle professioneel en academisch gerichte opleidingen aan Vlaamse universiteiten, hogescholen en andere ambtshalve geregistreerde instellingen van hoger onderwijs. Het boek is zowel een handleiding voor de opleidingen als voor de visitatiecommissies. Het protocol kwam tot stand dank zij het intensieve werk van de stafmedewerkers en de werkgroepen kwaliteitszorg van de VLIR en de VLHORA. Tevens werd tijdens het proces van totstandkoming van dit protocol een nauw overleg opgezet met de NVAO, met de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs, met de Vereniging van Vlaamse Studenten (VVS) en werd een grote betrokkenheid verzekerd van de besturen van de VLIR en de VLHORA. De NVAO bracht een gunstig gezaghebbend advies uit over het protocol. Dit gezaghebbend advies biedt de gebruikers van dit protocol de garantie dat het werd uitgewerkt conform het accreditatiekader en het decreet betreffende de herstructurering van het Vlaamse hoger onderwijs. Wij hopen dat dit protocol de opleidingen van het Vlaamse hoger onderwijs zal ondersteunen in het verwerven van een accreditatie, maar ook en vooral in het duurzaam werken aan de kwaliteit van hun aanbod. Wij hopen tevens dat dit protocol de leden van de visitatiecommissies zal helpen om op een verantwoorde wijze oordelen en aanbevelingen te formuleren. Wij wensen zowel de opleidingen als de visitatiecommissies succes in dit nieuwe tijdperk van externe kwaliteitszorg en accreditatie. De medewerkers kwaliteitszorg van de VLIR en de VLHORA zullen u hierbij uiteraard bijstaan. André Oosterlinck voorzitter VLIR Luc Haerens voorzitter VLHORA

8 8 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora

9 Hoofdstuk 1 Kwaliteit en kwaliteitszorgstelsels

10 10 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Sinds de jaren 80 is er een groeiende interesse voor de kwaliteit van het hoger onderwijs waar te nemen binnen Europa en ook in Vlaanderen. Voor de jaren 80 was kwaliteit ook een bekommernis van hogescholen en universiteiten maar was er nauwelijks sprake van een systematische en/of geformaliseerde aanpak door overheid en instellingen. De formalisering van kwaliteitszorgstelsels heeft zich vooral ontwikkeld tijdens de laatste twee decennia en zal in de toekomst ook in Vlaanderen een sterkere doorgedreven inbedding kennen in het hoger onderwijs Het begrip kwaliteit in het hoger onderwijs Kwaliteit is een complex en multidimensioneel concept waarover verschillende opvattingen bestaan. De invulling van het begrip verschilt naargelang van de doelgroep en het niveau, verschuift in de tijd, wordt bepaald door randvoorwaarden waarbinnen aan kwaliteit kan gewerkt worden en door de invalshoek van waaruit naar het onderwijs gekeken wordt. Deze complexiteit maakt het beoordelen van kwaliteit tot een ingewikkeld proces waarin met de verwachtingen van veel verschillende betrokkenen rekening moet worden gehouden (de instelling voor hoger onderwijs, de studenten, hun ouders, de werkgevers, de beroepsorganisaties, de samenleving als geheel en de overheid) Kwaliteitszorgstelsel en functies Kwaliteitszorgstelsels worden meestal onderverdeeld in interne en externe kwaliteitsstelsels. Bij interne kwaliteitszorgstelsels gebeurt de evaluatie door de opleiding of instelling zelf. Bij externe kwaliteitszorgstelsels wordt dit gedaan door deskundigen van buiten de opleiding of instelling. Ondanks dit voor zich sprekend onderscheid is de scheiding tussen beide niet altijd even duidelijk en is dit mede afhankelijk van de functies van de evaluatie in het kwaliteitszorgstelsel. De volgende functies van kwaliteitszorg kunnen worden onderscheiden: - Verbeter- en borgingsfunctie: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg ter verbetering en verankering van de kwaliteit van het onderwijs; - Verantwoordingsfunctie: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg als informatie voor overheden en consumenten. Enerzijds betreft dit het afleggen van verantwoording ten aanzien van de bredere samenleving over de wijze waarop publieke middelen op efficiënte en effectieve wijze worden ingezet. Instellingen worden hierdoor niet alleen aangezet om verantwoordelijk en spaarzaam te zijn maar ook om helder te communiceren over de resultaten en de maatschappelijke voordelen ervan. Anderzijds betreft dit informatie voor de studenten, hun ouders en de werkgevers, middels openbare rapporten, over de mate waarin opleidingen voldoen aan kwaliteitsstandaarden; - Regulering van het hoger onderwijsbestel: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg om er concrete gevolgen op vlak van sturing en regulering aan te koppelen. Kwaliteitsindicatoren worden zo gehanteerd als parameters om bijvoorbeeld beslissingen te nemen over de onderwijsbevoegdheid van instellingen, de toewijzing van nieuwe opleidingen, de verdeling van middelen tussen onderwijs en onderzoek, Externe kwaliteitszorg In de tijd kunnen in het Europees hoger onderwijs twee stelsels van externe kwaliteitszorg worden onderscheiden: kwaliteitszorgstelsels van de eerste generatie en kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie.

11 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 11 Kwaliteitszorgstelsels van de eerste generatie Dit betreft de stelsels van externe kwaliteitszorg die enkele decennia geleden in Europa tot ontwikkeling zijn gekomen. Ook in Vlaanderen hebben de universiteiten en de hogescholen in de loop van de jaren 90 in ruil voor een grotere autonomie een dergelijk kwaliteitszorgsysteem opgezet. Het systeem van kwaliteitszorg - het visitatiestelsel - werd voornamelijk vanuit een verbeterperspectief geconcipieerd. De verantwoordelijkheid voor en het eigenaarschap van het systeem lagen volledig bij de instellingen, waarbij de visitaties werden gecoördineerd door respectievelijk de VLIR en de VLHORA. Dit visitatiestelsel bestond, zoals de meeste kwaliteitszorgsystemen van de eerste generatie, uit drie componenten, met name de interne kwaliteitszorg, de externe kwaliteitszorg en een vorm van metaevaluatie waarbij de overheid betrokken partij was. 1. De interne kwaliteitszorg omvat alle activiteiten gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering binnen de instelling. Het intern karakter van het kwaliteitszorgsysteem komt in het bijzonder tot uiting in de zelfevaluatie die de instellingen uitvoeren. Door middel van een kritische analyse van het eigen onderwijs brengen de opleidingen hun sterke en zwakke punten in kaart. Het zelfevaluatierapport dat hieruit volgt, vormt de schakel tussen de interne en externe kwaliteitszorg. 2. Het externe karakter van de kwaliteitszorg krijgt vorm door de visitaties die worden gecoördineerd door respectievelijk de VLIR en de VLHORA. Bij deze externe beoordeling wordt vertrokken van de zelfevaluatie die wordt uitgevoerd door de betrokken opleiding/instelling. Een commissie van onafhankelijke externe deskundigen voert vervolgens een kwaliteitsonderzoek en een beoordeling uit en brengt een openbaar verslag uit van haar bevindingen. De opleiding/instelling organiseert ten slotte het gevolg dat wordt gegeven aan de aanbevelingen van de commissie. 3. Dit alles staat onder toezicht van de overheid die de kwaliteitsbewaking van de hogescholen en universiteiten evalueert en nagaat in welke mate de instellingen de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in hun beleid verwerken. Dit systeem bestond in Vlaanderen tot eind Kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie De ontwikkeling van kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie loopt gelijk met de opkomst van accreditatie in Europa. Deze opkomst is onder meer het gevolg van de nadelen van kwaliteitszorgstelsels zoals deze tot nu toe bestonden en van een aantal maatschappelijke omgevingsfactoren zoals de ontwikkeling van de kennismaatschappij, de globalisering en de liberalisering van het hoger onderwijsbeleid. De meest generieke definitie van accreditatie is: Accreditatie is een formele publieke uitspraak, gedaan door een onafhankelijke instantie en gebaseerd op een kwaliteitsbeoordeling, dat bepaalde, vooraf overeengekomen standaarden worden gerealiseerd.. In tegenstelling tot de kwaliteitszorgstelsels van de vorige generatie komt bij accreditatie de nadruk te liggen op kwaliteit als vervulling van basisstandaarden. Meer concreet wordt van accreditatie verwacht dat: - opleidingen gegarandeerd beantwoorden aan overeengekomen standaarden van basiskwaliteit (waarbij voldoende ruimte blijft voor interne referentiekaders en profilering); - standaarden, criteria en procedures van kwaliteitszorg internationaal op elkaar worden afgestemd ter bevordering van de internationale mobiliteit en de internationale erkenning van diploma s; - de verantwoordingsfunctie van kwaliteitszorg wordt aangescherpt (zonder de verbeterfunctie al te veel in het gedrang te brengen);

12 12 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - de band tussen kwaliteitszorg en reguleringsmechanismen (zoals erkenning van diploma s, financiering) wordt mogelijk gemaakt Visitatie en accreditatie in Vlaanderen In Vlaanderen werd met het structuurdecreet van 4 april 2003 naast de bachelor-masterstructuur tevens een accreditatiesysteem ingevoerd. Accreditatie vormt een voorwaarde voor de bekostiging van de opleiding door de overheid, voor het recht om erkende diploma's af te leveren en voor de toekenning van studiefinanciering aan studenten die de opleiding volgen. Continuïteit of breuk met het verleden? Het kwaliteitszorgsysteem dat door het decreet van 4 april 2003 werd geïnitieerd, bouwt verder op het bestaande stelsel van interne en externe kwaliteitszorg aan de hogescholen en universiteiten. Het proces van externe kwaliteitszorg wordt echter uitgebreid met een accreditatiebesluit als sluitstuk. De accreditatie voegt aan de externe evaluatie een finaal beslissingsmoment toe en heeft implicaties op de erkenning van en de toekenning van rechten aan opleidingen. Het structuurdecreet (Art. 93) 1 bepaalt verder dat de hogescholen en universiteiten bij de invoering van het accreditatiesysteem verantwoordelijk blijven voor de interne en externe kwaliteitszorg van het onderwijs. Ze voorzien gezamenlijk in een regelmatige externe beoordeling van de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten, naar gelang van het geval per opleiding of per cluster van opleidingen. Het globale visitatiestelsel blijft behouden in die zin dat de opleidingen een zelfevaluatierapport schrijven, een visitatiecommissie vervolgens een bezoek aan de opleidingen brengt en ten slotte een openbaar rapport wordt gepubliceerd. Deze externe beoordeling, die voor bachelor- en masteropleidingen ten minste om de acht jaar plaatsvindt, blijft een taak voor een visitatiecommissie, die onder coördinatie van de VLIR en/of de VLHORA haar werkzaamheden uitvoert. Hierdoor blijven de visitaties in Vlaanderen een intersectorale regulering. De resultaten van visitatie en accreditatie zullen ook in de toekomst openbaar zijn. Verschillend is dat de beoordeling door een externe commissie de basis wordt voor de accreditatie van opleidingen. De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) Accreditatie gebeurt in Vlaanderen in een internationale context door een volledig externe en onafhankelijke instantie, met name de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België bepaalt dat de NVAO bevoegd is zowel voor de accreditatie van bestaande opleidingen als voor de toets nieuwe opleidingen binnen het Vlaamse en Nederlandse hoger onderwijs. De opleidingen moeten, op basis van de gepubliceerde externe beoordeling door de VLIR en/of de VLHORA, met het oog op het verkrijgen van een machtiging tot uitreiken van de graden bachelor/master, een accreditatie aanvragen bij dit onafhankelijk orgaan. De NVAO baseert haar oordeel over een opleiding op het visitatierapport dat zij toetst aan haar eigen accreditatiekader. Dit accreditatiekader omvat een beoordelingskader, beslisregels, criteria voor het beoordelen van VLIR/VLHORA inzake werkwijze en rapportering, een beschrijving van de werkwijze 1 Zie ook

13 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 13 van accreditatie van bestaande opleidingen en een beschrijving van de overgangsaccreditatie (zie bijlage 6.1.) 1. Het beoordelingskader van de NVAO voor bestaande opleidingen bestaat uit zes onderwerpen die op hun beurt onderverdeeld zijn in een aantal facetten en beoordelingscriteria. Aan de hand van dit beoordelingskader toetst de NVAO of aan de eisen van basiskwaliteit is voldaan. Bij de accreditatieaanvraag dient de instelling in ieder geval een gepubliceerde externe beoordeling, het visitatierapport, te voegen. Het zelfevaluatierapport maakt geen deel uit van het aanvraagdossier voor accreditatie. De beslissingsstructuur van de NVAO is binair: ofwel krijgt de opleiding een accreditatie, ofwel krijgt de opleiding geen accreditatie. Indien het accreditatiebesluit over een opleiding negatief is, kan het instellingsbestuur een aanvraag om een tijdelijke erkenning indienen bij de Vlaamse regering. Een positief accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van acht jaar. Kenmerken visitatie en accreditatie in Vlaanderen Bondig samengevat worden visitatie en accreditatie in Vlaanderen gekenmerkt door: - Het voorwerp van visitatie en accreditatie is een opleiding; - De accreditatie richt zich op de erkenning van de aanwezigheid van basiskwaliteit; - De accreditatiebeslissing steunt op het visitatierapport als informatiebron; - De accreditatie moet worden aangevraagd bij de NVAO; - Het zelfevaluatierapport maakt geen deel uit van het aanvraagdossier voor accreditatie; - De resultaten van visitatie en accreditatie zijn openbaar; - Het accreditatiebesluit is binair (een opleiding wordt wel of niet geaccrediteerd); - In geval van een negatief accreditatiebesluit kan het instellingsbestuur een tijdelijke erkenning aanvragen; - Een positief accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van acht jaar. 1.5 Structuur handleiding De voorliggende handleiding, als een schriftelijke weergave van het visitatieprotocol van VLIR/ VLHORA en afgestemd op de accreditatievereisten, volgt in haar hoofdstructuur de vier hoofdfasen in het visitatie- en accreditatieproces. Deze fasen, met verwijzing naar de betreffende hoofdstukken, zijn: Fase 1 Het schrijven van het zelfevaluatierapport (hoofdstuk 2) en de samenstelling van de visitatiecommissie (hoofdstuk 3). - De betrokkenen van de te beoordelen opleiding voeren een kritische zelfanalyse uit. - De resultaten van deze zelfanalyse worden samengebracht in een zelfevaluatierapport. - VLIR/VLHORA stelt in overleg met de te visiteren opleidingen een visitatiecommissie samen. Fase 2 De eigenlijke visitatie door de visitatiecommissie (hoofdstuk 4). - Het zelfevaluatierapport wordt door de visitatiecommissie bestudeerd. - De visitatiecommissie bereidt zich tijdens de installatievergadering verder voor op de visitatie. - De visitatiecommissie bezoekt de opleidingen. Hierbij worden/wordt: - gesprekken gevoerd met betrokkenen uit de verschillende geledingen van de opleiding; - beschikbaar materiaal ter plaatse bestudeerd; 1 Zie ook

14 14 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - faciliteiten bezocht; - mondeling gerapporteerd over de voorlopige bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Fase 3 Publicatie openbaar visitatierapport (hoofdstuk 4). - De oordelen en aanbevelingen van de visitatiecommissie worden vastgelegd in een visitatierapport. - De aanbevelingen van de visitatiecommissie worden door de opleiding opgevolgd. Fase 4 Indiening van de accreditatieaanvraag door het instellingsbestuur bij de NVAO en de beslissing van de NVAO vier maanden na ontvangst van de aanvraag (hoofdstuk 5). - Ten vroegste 18 maanden en ten laatste 9 maanden voor het vervallen van de lopende accreditatie van de opleiding dient het instellingsbestuur een accreditatieaanvraag in bij de NVAO (bestaande uit aanvraag, visitatierapport en eventueel een reactie vanwege de opleiding). - De NVAO beoordeelt het visitatierapport van de visitatiecommissie en het daarin vastgelegde integrale oordeel en toetst het aan het accreditatiekader bestaande opleidingen. - De NVAO neemt binnen vier maanden na ontvangst van de accreditatieaanvraag een besluit over het (opnieuw) verlenen van de accreditatie.

15 Hoofdstuk 2 Zelfevaluatie

16 16 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 2.1. Inleiding De visitatie gaat uit van het zelfevaluatierapport dat wordt opgesteld door de te visiteren opleidingen en dat officieel werd goedgekeurd door de betrokken instellingsbesturen 1. Het zelfevaluatierapport heeft volgende functies: - stimulering van interne kwaliteitszorg door een sterkte/zwakte analyse; - interne voorbereiding van het bezoek van de visitatiecommissie; - informatieverstrekking voor de visitatiecommissie: het rapport is hun belangrijkste informatiebron voorafgaande aan de bezoeken die worden afgelegd. In het zelfevaluatierapport wordt aan de commissie een zo volledig mogelijk en duidelijk beeld van de opleiding gegeven. Het zelfevaluatierapport is in grote mate bepalend voor het verloop en de effectiviteit van een visitatie. Hoe beter het zelfevaluatierapport is, hoe beter de visitatiecommissie haar werk zal kunnen doen. Het zelfevaluatierapport dat de opleidingen moeten schrijven mag daarom geen droge opsomming zijn van opleidingsonderdelen en personeelsstatistieken; het is in de eerste plaats een kritische analyse van de eigen opleiding, het opsporen van de sterke punten en van de verbeterpunten, en het voorstellen van maatregelen om de sterke punten te consolideren en de aandachtspunten weg te werken Algemene aspecten Betrokken actoren Bij het opstellen van het zelfevaluatierapport is het belangrijk dat alle geledingen die in een opleiding een actieve rol spelen, worden betrokken, met name studenten, onderwijzend/academisch personeel, administratief en technisch personeel. Het zelfevaluatierapport dient de visie van de hele opleiding weer te geven. Bestaande discussiepunten kunnen als zodanig in de tekst van het zelfevaluatierapport worden verwerkt of kunnen onder de vorm van een bijlage aan het zelfevaluatierapport worden toegevoegd. De commissie beschouwt het zelfevaluatierapport als een basisdocument dat gedragen wordt door de hele opleiding en voert vanuit deze achtergrond gesprekken met de verschillende geledingen. Het is daarom belangrijk dat iedereen op de hoogte is van de inhoud. Het schrijven van een zelfevaluatie vraagt om een gedegen aanpak. Uiteraard bestaan er verschillende manieren om het zelfevaluatierapport op te stellen, zoals het oprichten van een 'zelfevaluatiecommissie', een beroep doen op reeds bestaande commissies, een eventuele taakverdeling... In elk geval stelt de opleiding een coördinator aan die het zelfevaluatieproces binnen de opleiding in goede banen leidt. Met instemming van het instellingsbestuur 1 wordt binnen de opleiding een contactpersoon aangesteld die in overleg met de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA de voorbereiding van de zelfevaluatie coördineert, deelneemt aan de gesprekken met betrekking tot de samenstelling van de visitatiecommissie en het visitatiebezoek in zijn/haar instelling voorbereidt. De contactpersoon verzorgt m.a.w. de communicatie tussen de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA en de betrokkenen van de opleiding gedurende het zelfevaluatie- en visitatieproces. De coördinator die het zelfevaluatieproces binnen de opleiding ondersteunt, kan tevens de rol van contactpersoon met de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA opnemen. 1 Voor de hogescholen wordt hier bedoeld de algemene directie.

17 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 17 Met het oog op de coördinatie van het gehele visitatiegebeuren wordt ook een contactpersoon op instellingsniveau aangesteld. Voor elke visitatie wordt een stafmedewerker van de VLIR en/of de VLHORA aangesteld die instaat voor de organisatie van de betreffende visitatie. Hij/zij is de contactpersoon voor de bij de visitatie betrokken opleidingen Algemene richtlijnen Voor het opstellen van het zelfevaluatierapport geldt een aantal richtlijnen met betrekking tot de inhoud en de vorm. Die richtlijnen zijn niet bedoeld als keurslijf, maar om te verzekeren dat de opleiding relevante items en materiaal opneemt nodig om een accuraat beeld te geven van het onderwijsaanbod. De VLIR en/of de VLHORA organiseren ook een informatievergadering voor de opleidingen waarin de opzet en het verloop van een onderwijsvisitatie nader worden toegelicht. Tijdens deze workshops wordt ook uitvoerig ingegaan op de zelfevaluatie Onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria Het zelfevaluatierapport geeft een beschrijving en een evaluatie van de opleiding aan de hand van onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria die in het visitatieproces aan de orde komen en die verder in dit hoofdstuk worden behandeld. a. Onderwerpen in functie van accreditatie Om aan de eisen die in het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) zijn vastgelegd te voldoen, moet in het zelfevaluatierapport in elk geval informatie over de volgende zes onderwerpen zijn opgenomen: - doelstellingen van de opleiding; - programma; - inzet van personeel; - voorzieningen; - interne kwaliteitszorg; - resultaten. De concretisering van voormelde onderwerpen en facetten met bijbehorende beoordelingscriteria wordt verder in dit hoofdstuk beschreven (zie 2.3.). b. Bijzondere kwaliteitskenmerken Daarnaast krijgt een opleiding de gelegenheid om zich te profileren via "bijzondere kwaliteitskenmerken". Ze geeft daartoe relevante informatie op grond waarvan de visitatiecommissie een oordeel kan geven. Dit kan leiden tot een aantekening in het accreditatierapport van de NVAO dat daadwerkelijk sprake is van bijzondere kenmerken. Het oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerken heeft evenwel geen invloed op de accreditatiebeslissing van het accreditatieorgaan. Voorbeelden van bijzondere kwaliteitskenmerken zijn een sterk regionale of internationale oriëntatie, een zeer effectieve aansluiting op het beroepenveld, een bijzondere band met het wetenschappelijk onderzoek, een onderscheidend onderwijsconcept Verwacht analyseniveau Verwacht wordt dat in het zelfevaluatierapport voor elk van de te behandelen onderwerpen volgende opbouw wordt gehanteerd:

18 18 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - een feitelijke beschrijving van de huidige situatie (in een aantal gevallen en zo mogelijk onderbouwd met gegevens uit het verleden, zie ook 2.2.5) en het beleid (plannen op de korte en middellange termijn, zie ook ), waar ten minste alle facetten aan bod komen; - een kritische analyse en reflectie van de kant van de opleiding (ten minste op onderwerpniveau); - een weergave van hoe men denkt de vastgestelde problemen aan te pakken en op te lossen (ten minste op onderwerpniveau) Overgangsthematiek Naargelang van het te behandelen onderwerp zal voor de beschrijving en analyse soms een beroep moeten worden gedaan op gegevens uit het verleden, zoals bijvoorbeeld bij de bespreking van de rendementsgegevens van de opleiding. In de richtlijnen over toe te voegen bijlagen wordt aangegeven hoe ver moet worden teruggegaan. In andere gevallen zal bij de beschrijving en analyse ook naar de toekomst moeten worden verwezen omdat een bepaalde ontwikkeling maar gedeeltelijk is uitgevoerd of omdat de conceptuele voorbereiding nog maar net is afgerond. In het bijzonder in het kader van de bachelor-masterhervorming is het belangrijk dat de opleidingen voldoende aandacht besteden aan hun toekomstplannen, gezien de overgangssituatie waarin zij zich bevinden. Zolang er geen gegevens voorhanden zijn over uitstromende cohorten worden de omvormingsplannen van de huidige opleiding naar de bachelor-masterstructuur met het oog op accreditatie mee betrokken in de beoordeling van de visitatiecommissie. De beoordeling slaat dus op de omgevormde opleiding zij het dat deze voor een deel is gebaseerd op kenmerken van de bestaande opleiding. Voor de accreditatie van hogeschoolopleidingen van twee cycli die worden omgevormd tot academische bachelor- en masteropleidingen geldt een overgangsregeling. Uiterlijk in het academiejaar moeten deze opleidingen aan alle criteria uit het accreditatiekader voldoen. In de periode tussen 2005 en 2013 zal ten aanzien van de onderzoeksgebondenheid van de academische opleidingen en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek bij de accreditatie vastgesteld worden in welke mate de opleiding aan de criteria voldoet, welke stappen reeds gezet zijn en of de voornemens op het gebied van academisering het voldoende aannemelijk maken dat de opleiding in 2013 volledig aan de eisen zal voldoen. Het betreft de aspecten met betrekking tot de interactie tussen onderwijs en onderzoek in het curriculum en de corresponderende eisen aan personeel. De visitatiecommissie zal bij de beoordeling van deze aspecten rekening houden met zowel de potentialiteit als met de reeds gerealiseerde verwevenheid van het onderwijs en het onderzoek, zonder dat het volledige potentieel reeds moet zijn omgezet in aantoonbare resultaten. Aangezien academisering een ontwikkelingsproces is, zal bij deze beoordeling het gewicht progressief van het eerste naar het tweede element verschuiven naarmate de periode tot 2013 korter wordt. Vanaf 2013 worden bij de accreditatie van de omgevormde hogeschoolopleidingen van twee cycli dezelfde criteria gehanteerd als voor alle andere academische opleidingen en wordt geen rekening meer gehouden met aanwezige potentialiteit als compensatie voor nog niet voldoende opgebouwde capaciteit. Vanaf dat moment gelden de accreditatieregels die ook van toepassing zijn op de universitaire opleidingen. Hogescholen kunnen oordelen dat het academiseringsproces is voltooid vóór het einde van het academiejaar In dat geval kunnen zij de NVAO vragen geen toepassing te maken van de overgangsregeling. (zie ook bijlage 6.1. "Accreditatiekader Vlaanderen: Overgangsregeling voor beoordeling en accreditatie van omgevormde academische opleidingen aan de hogescholen met betrekking tot de verwevenheid onderwijs-onderzoek (periode )"; een door de NVAO opgestelde handleiding omtrent de overgangsthematiek bij omvorming kan verder worden teruggevonden op

19 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora De opleiding in vergelijkend perspectief Belangrijk is dat de opleidingen ook voldoen aan nationale en/of internationale maatstaven. Bij de beoordeling van de opleidingen zal nadrukkelijk gekeken worden of ze voldoen aan de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de (internationale) beroeps- of kunstpraktijk worden gesteld. Gevraagd wordt informatie aan te leveren om de opleidingen in een ruimer kader te kunnen plaatsen en in het zelfevaluatierapport bij de betreffende punten aan te geven welke (internationale) bronnen en/of opleidingen werden gebruikt om de eigen opleiding vorm te geven, welke (internationale) benchmarking werd gedaan, hoe de eigen opleiding zich profileert in het ruimer geschetste kader en welke contacten er zijn met gelijksoortige opleidingen in het binnen- en/of buitenland Bereik van het rapport Voor een bachelor en een rechtstreeks aansluitende master, voor opleidingen met meerdere afstudeerrichtingen en/of opleidingen die op meerdere locaties worden aangeboden wordt steeds één zelfevaluatierapport opgemaakt. Wanneer meerdere aansluitende en/of aanverwante opleidingen van een instelling bij eenzelfde visitatie betrokken zijn, kan qua vormgeving geopteerd worden voor één zelfevaluatierapport of voor afzonderlijke zelfevaluatierapporten per opleiding. De keuze voor één of meerdere zelfevaluatierapporten wordt in onderling overleg met de contactpersoon binnen de instelling gemaakt. Welke keuze ook wordt gemaakt, vereist is dat de informatie duidelijk is en de visitatiecommissie toelaat om over elke afzonderlijke opleiding een oordeel uit te spreken met betrekking tot elk van de zes onderwerpen. Immers, aangezien accreditatie per opleiding plaatsvindt, moet voor iedere opleiding (bachelor, master) een afzonderlijke rapportering door de visitatiecommissie plaats kunnen vinden. In voorkomend geval moet ook voor elke afstudeerrichting en/of locatie voldoende specifieke informatie per onderwerp worden gegeven zodat ze mee kunnen worden betrokken in het oordeel van de visitatiecommissie over de opleiding als geheel Taal en omvang van het rapport Het zelfevaluatierapport moet in het Nederlands worden opgesteld. Indien een opleiding die in een andere taal wordt aangeboden, gevisiteerd wordt in het kader van een visitatie waarbij uitsluitend anderstalige opleidingen zijn betrokken, kan van deze algemene regel worden afgeweken en kan het zelfevaluatierapport in een andere taal dan het Nederlands worden opgesteld. Met betrekking tot de omvang van het zelfevaluatierapport wordt gevraagd deze te beperken tot ongeveer woorden wanneer één rapport wordt opgesteld (excl. de bijlagen en het hoofdstuk bijzondere kwaliteitskenmerken). Naarmate er meerdere opleidingen, afstudeerrichtingen of locaties binnen eenzelfde zelfevaluatierapport worden behandeld is het begrijpelijk dat deze grens wordt overschreden. Het hoofdstuk bijzondere kwaliteitskenmerken wordt beperkt tot 3600 woorden. De vraag om het rapport te beperken in omvang is bedoeld om het leesvoer voor de commissie binnen aanvaardbare proporties te houden. Een vuistregel die kan worden gehanteerd, is dat het rapport de essentiële informatie voor de visitatiecommissie moet bevatten. Gevraagd wordt verder om naast de gedrukte versie van het zelfevaluatierapport ook een elektronische versie toe te zenden aan de VLIR en/of de VLHORA Inhoud van het zelfevaluatierapport Dit onderdeel geeft aan hoe het zelfevaluatierapport moet worden opgebouwd. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de zelfevaluatie in functie van de accreditatieaanvraag.

20 20 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor een gefundeerde oordeelsvorming door de visitatiecommissie t.a.v. de NVAO opgelegde onderwerpen, facetten en criteria zijn er aanwijzingen gegeven voor de zelfevaluatie. Deze aanwijzingen zijn per facet vermeld, opgenomen in een kader en zijn louter te beschouwen als een hulpmiddel. De aanwijzingen zijn dus indicatief en niet voorschrijvend of verplichtend. De ordening van de NVAO-onderwerpen in dit hoofdstuk is conform de ordening van het NVAO-kader. De visitatiecommissie moet in staat zijn de beoordeling uit te voeren op een efficiënte wijze, middels toegankelijke informatie per facet. Om deze reden is het aangewezen om de ordening zoals in dit hoofdstuk is opgenomen, te respecteren. Per onderwerp is aangegeven welke bijlagen minimaal moeten worden toegevoegd aan het zelfevaluatierapport. Het overige aantal bijlagen wordt beperkt gehouden. Indien andere dan de voorgeschreven bijlagen worden opgenomen, dan moet de bedoeling ervan duidelijk in de tekst worden aangegeven. Het is mogelijk een andere lay-out van de bijlagen/tabellen te hanteren. Inhoudelijke vergelijkingen tussen de verschillende opleidingen moeten wel op een efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd. Bij de behandeling van de NVAO-onderwerpen is telkens volgend stramien gebruikt: - een korte beschrijving van het onderwerp uit het NVAO-kader; - een weergave van de facetten die het onderwerp concretiseren en de beoordelingscriteria aan de hand waarvan de visitatiecommissie de onderwerpen beoordeelt; - een overzicht van de elementen waaraan in het zelfevaluatierapport aandacht kan worden besteed om de beoordeling door de visitatiecommissie mogelijk te maken. Elementen die niet relevant zijn voor de betreffende opleiding hoeven uiteraard geen vermelding te krijgen in het zelfevaluatierapport. Informatie die niet wordt gevraagd maar waarvan de opleiding de opname belangrijk acht, kan uiteraard in het zelfevaluatierapport worden verwerkt. In functie van type opleiding, niveau en oriëntatie kunnen aangehaalde elementen in de zelfevaluatie al dan niet van toepassing zijn, een ander gewicht hebben of wordt een verschillende terminologie gehanteerd. Die elementen zijn in deze handleiding met een * aangeduid en dienen enkel indien van toepassing aangeleverd te worden in het zelfevaluatierapport. Na de behandeling van de zes onderwerpen kan in het zelfevaluatierapport een hoofdstuk worden opgenomen over de "Bijzondere kwaliteitskenmerken" van de opleiding. Zoals eerder vermeld is de opname van zo n hoofdstuk optioneel. Deze mogelijkheid biedt de opleiding de kans zich te profileren. Uiteraard bevat het zelfevaluatierapport ook een inleiding en een besluit. De inleiding behandelt in elk geval de wijze waarop het zelfevaluatierapport tot stand is gekomen. Hierbij kan worden ingegaan op de taakverdeling en de inbreng van de betrokkenen. Tevens wordt de opleiding organisatorisch en historisch geschetst. Het besluit belicht primo de belangrijkste sterke punten van de opleiding, secundo de meest relevante opportuniteiten ter verbetering en daarbij aansluitende remediërende maatregelen (naar aanleiding van de zelfevaluatie als aandachtspunten gedetecteerd) en tertio een beknopte schets van de fundamentele beleidsopties van de opleiding op de middellange termijn (als voortzetting van lopende ontwikkelingen).

21 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 21 INLEIDING - Totstandkoming van het zelfevaluatierapport - Organisatorische context - Historische context ONDERWERP 1: DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING In de opleidingsdoelstellingen beschrijft de opleiding de eindkwalificaties die de afgestudeerden moeten bereiken aan het eind van de bachelor- of masteropleiding. De doelstellingen geven een goed beeld van de kennis, de vaardigheden en de attitudes die de studenten tijdens het opleidingstraject dienen te verwerven. De algemene opleidingsdoelstellingen die de eindkwalificaties van de afgestudeerden beschrijven, krijgen vervolgens concreet vorm in een opleidingsprogramma en meer specifieke doelstellingen op het niveau van de opleidingsonderdelen (zie hiervoor Onderwerp 2: Programma en meer bepaald facet 2.1: Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma). De visitatiecommissie toetst het niveau en de oriëntatie van de opleiding door na te gaan in hoeverre de algemene opleidingsdoelstellingen overeenstemmen met de eindkwalificaties voor professioneel gerichte bachelor-, academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen zoals opgenomen in artikel 58 van het structuurdecreet 1. Facet 1.1 Niveau en oriëntatie Beoordelingscriteria Bachelor hoger professioneel onderwijs De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; - het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; - het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Bachelor academisch onderwijs De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; 1 Zie ook

22 22 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek; - het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden. Master De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; - het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; - een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren; - hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.

23 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 23 Zelfevaluatie - Algemene opleidingsdoelstellingen (beoogde eindkwalificaties van de afgestudeerden op opleidingsniveau) en de genese ervan; - Afstemming van de doelstellingen op de competenties van bachelor en master uit het decreet (art. 58); - Aandacht voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen; - Aandacht voor competentiegericht leren (het geïntegreerd verwerven van kennis, vaardigheden, houdingen, gericht op een deskundig en waardebewust functioneren in een maatschappelijke en beroepsmatige context) in de doelstellingen; - *Aandacht voor academische/beroeps/artistieke vaardigheden in de doelstellingen; - Wijze van bekendmaking en bekendheid van de doelstellingen bij de studenten, de bij de opleiding betrokken personeelsleden en, in voorkomend geval, externe betrokkenen zoals directies van stagescholen en stagementoren; - Financiële en juridische randvoorwaarden van het onderwijsbeleid 1. Facet 1.2. Domeinspecifieke eisen Beoordelingscriteria - De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. - Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. - Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld. Zelfevaluatie - Beschrijving en onderbouwing van het domeinspecifiek referentiekader; - Profilering van de opleiding ten opzichte van binnenlandse en/of buitenlandse opleidingen naar opleidingsdoelstellingen toe en (m.i.v. recente evoluties en nakende ontwikkelingen) in relatie tot de eigen visie op het beroep/de discipline; - * Afstemming van de doelstellingen op beroepsreglementering/regelgeving; - Afstemming van de doelstellingen op de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld; - Afstemming van de doelstellingen op de eisen die worden gesteld door (buitenlandse) vakgenoten; - Genese van de domeinspecifieke doelstellingen. 1 Financiële en juridische randvoorwaarden van het onderwijsbeleid kunnen een invloed hebben op de doelstellingen die een opleiding zich stelt. Financiële beperkingen kunnen er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor zijn dat de doelstellingen op een aanvaardbaar niveau zijn, maar niet op een hoger niveau. Vandaar dat dit aspect is ondergebracht onder onderwerp 1. Het aspect kan, indien dit wenselijk wordt geacht, uiteraard ook nog onder andere onderwerpen worden aangehaald.

24 24 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora ONDERWERP 2: PROGRAMMA De uitwerking en uitvoering van het programma moeten aansluiten bij en bijdragen tot de gemaakte keuzes ten aanzien van het didactisch concept en de algemene doelstellingen van de opleiding (= de nagestreefde eindkwalificaties van de afgestudeerde). Die algemene opleidingsdoelstellingen moeten aldus overtuigend in het programma zijn geconcretiseerd, niet in het minst door een consequente vertaling van de algemene opleidingsdoelstellingen in meer concrete doelstellingen van de opleidingsonderdelen. In haar didactisch concept expliciteert de opleiding in grote lijnen hoe zij het leren van haar studenten wil vormgeven en ondersteunen en hoe de opleidingsdoelstellingen binnen de gegeven randvoorwaarden op de best mogelijke manier kunnen worden gerealiseerd. In functie hiervan wordt gevraagd om het programma te beschrijven en kritisch te evalueren. Deze programmabeschrijving geeft aan de visitatiecommissie een beeld van het geheel, van de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma, de samenhang van het onderwijsprogramma en de aansluiting (zowel inhoudelijk als onderwijsmethodisch) van opleidingsonderdelen op elkaar. Anderzijds geeft de inhoudelijke omschrijving van de opleidingsonderdelen de commissieleden zicht op de eigenlijke invulling van het programma. Ook andere aspecten van de inrichting van het programma, zoals de studielast en studieomvang, de aansluiting van het programma op de instroom, de afstemming tussen onderwijskundige vormgeving en onderwijsinhoud, de beoordeling en de toetsing zijn voorwerp van beoordeling door de visitatiecommissie. Voor masteropleidingen wordt ook een oordeel gegeven over de masterproef. De masterproef wordt in het visitatieproces beschouwd als één van de middelen om zicht te krijgen op het niveau dat de student bereikt aan het einde van zijn/haar studies en ook indirect op het niveau van de opleiding als dusdanig. Vanuit die optiek worden in elk geval de vakdeskundige commissieleden verzocht per te visiteren instelling elk ten minste twee masterproeven grondig door te nemen vóór het eigenlijke bezoek plaatsvindt. De indrukken die de commissieleden hieruit opdoen worden mee betrokken in het eindoordeel van de commissie over de kwaliteit van de opleiding. Voor professionele bacheloropleidingen waar eindwerken zijn vereist, geldt dezelfde regeling. Voor opleidingen waarin stage(s) een centraal element is (zijn), wordt hierover een oordeel gegeven. De stage is immers ook één van de middelen om zicht te krijgen op het niveau dat de student bereikt aan het einde van zijn/haar studies en indirect op het niveau van de opleiding als dusdanig. Facet 2.1 Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma Beoordelingscriteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.

25 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 25 Zelfevaluatie - Vertaling van de doelstellingen in het programma (o.a. door een adequate en consequente concretisering van de algemene doelstellingen op opleidingsniveau in meer concrete doelstellingen van de opleidingsonderdelen); - Niveau (bachelor-master) en de inhoud van de opleidingsonderdelen; - Aanwezigheid van disciplineoverschrijdende elementen; - Internationale dimensie in de opleiding/internationalisering van het onderwijsprogramma (beleid, participatiegraad, samenwerkingsvormen, internationale contacten, ); - Mate waarin recente onderwijsontwikkelingen in binnen- en buitenland in het programma zijn geconcretiseerd; - Procedures voor curriculumherziening en -innovatie; - Participatie van betrokken partijen bij curriculumontwikkeling, -herziening en -innovatie. Facet 2.2 Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma Beoordelingscriteria Professioneel gerichte bacheloropleiding: - kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek; - het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline; - het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Academische gerichte bacheloropleiding en masteropleiding: - kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines; - het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; - het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten; - (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Zelfevaluatie - Aandacht in het programma voor kennisontwikkeling; - Aandacht in het programma voor vaardigheden die het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren ondersteunen; - *Aandacht in het programma voor werkveldervaring: interactie met de beroeps- of kunstpraktijk, opvatting, inhoud, niveau en begeleiding van stages, afstudeerwerken, - Aansluiting bij recente (internationale) ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline en de beroepspraktijk (o.m. als onderzoeker of als kunstenaar); - *Onderzoeksgebondenheid van het onderwijs: o.a. terugkoppeling van (eigen) onderzoek naar het onderwijs, actieve betrokkenheid van studenten in het onderzoek binnen de opleiding; - *Aandacht in het programma voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden - het bijbrengen van onderzoeksattitude onderzoeksvaardigheden.

26 26 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - *Verwevenheid onderwijs ontwikkeling en beoefening van de kunsten; - Interactie opleiding en maatschappelijke/wetenschappelijke dienstverlening. Facet 2.3. Samenhang van het programma Beoordelingscriteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend programma. Zelfevaluatie - Sequentiële opbouw en coherentie van het programma in termen van het normtraject; - Verhouding en afstemming verplicht programma keuzeopleidingsonderdelen; - Afstemming van het programma bij samenwerking met andere instellingen; - Relatie tussen het programma en flexibele leertrajecten. Facet 2.4. Studeerbaarheid 1 Studieomvang Beoordelingscriteria - De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang: - bachelor: ten minste 180 studiepunten, - bachelor na bachelor: ten minste 60 studiepunten, - master: ten minste 60 studiepunten, - master na master: ten minste 60 studiepunten. Studietijd Beoordelingscriteria - De werkelijke studietijd sluit aan bij de norm van 60 studiepunten per jaar. - Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Zelfevaluatie - Studieomvang van de opleiding; - Studietijdmetingen en opvolging; - Overeenstemming tussen de begrote en de reële studietijd; - Verdeling van de studietijd in de opleiding; - Aanwezigheid van studiebelemmerende of bevorderende factoren en eventuele maatregelen. Facet 2.5. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Beoordelingscriteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. 1 In het accreditatiekader vormen studietijd en studieomvang twee afzonderlijke facetten. Beide zullen door de visitatiecommissie dan ook afzonderlijk worden beoordeeld.

27 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 27 Zelfevaluatie - Gebruikte werkvormen (hoorcollege, werkgroepen, projectwerk, practica, zelfstudie, atelier- werk ); - aansluiting van de didactische werkvormen bij de doelstellingen (op het niveau van de opleiding en van de opleidingsonderdelen), het didactisch concept en de karakteristieken van de studenteninstroom (beginsituatie); - aandacht voor recente onderwijsontwikkelingen in binnen- en buitenland in het didactisch concept en de uitwerking ervan; - variatie aan onderwijsvormen; - Gebruikte onderwijsmiddelen (syllabi, handleidingen, cursussen, didactische hulpmiddelen ): - aansluiting van de leermiddelen bij het didactisch concept, de doelstellingen (op het niveau van de opleiding en van de opleidingsonderdelen) en de karakteristieken van de studenteninstroom (beginsituatie); - kwaliteit van de onderwijsmiddelen. Facet 2.6. Beoordeling en toetsing Beoordelingscriteria - Door de beoordeling, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Zelfevaluatie - Organisatie van toetsen en examens; - Verschillende evaluatievormen in relatie tot de doelstellingen van de opleidingsonderdelen en de opleiding als geheel: concept, gerichtheid van de evaluatie op het (geïntegreerd) toetsen van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, moeilijkheidsgraad; - Criteria en wijze van beoordeling door de evaluatoren; - Criteria en wijze van beoordeling door de examencommissie; - Transparantie van de evaluatie: - bekendheid van de eisen verbonden aan de evaluatie bij de studenten; - bekendheid van de evaluatieprocedures bij studenten en personeel; - Kwaliteitsbewaking van het toetsgebeuren. Facet 2.7. Masterproef * Beoordelingscriteria - De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. - De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. Zelfevaluatie - Plaats/relatieve gewicht van de masterproef in de opleiding; - Inhoud en concept van de masterproef; - Voorbereiding op de masterproef;

28 28 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - Begeleiding bij de masterproef; - Samenwerking tussen studenten en onderzoekers; - *Samenwerking tussen studenten en het artistieke/professionele veld; - *Gerichtheid van de (probleemstelling van de) masterproef op de reële academische/professionele/artistieke context; - Beoordeling van de masterproef. Facet 2.8. *Stage en/of *eindwerk 1 Beoordelingscriteria - De stage stelt de student in staat om de nodige praktijkervaring op te doen. De student ontwikkelt, onder begeleiding en onder condities van toenemende zelfstandigheid, de beroepsvaardigheden en attitudes vereist voor de zelfstandige uitoefening van het beroep. - Het eindwerk is het resultaat van een zelfstandig onderzoek over een voor de opleiding en het werkveld relevante probleemstelling. Het werkstuk weerspiegelt de redeneervaardigheid, het vermogen tot informatieverwerking en kritische reflectie en de competentie om oplossingsstrategieën toe te passen in probleemsituaties uit de beroepspraktijk. Zelfevaluatie - Plaats/relatieve gewicht van de stage/het eindwerk in de opleiding - Inhoud en concept van de stage/het eindwerk - Voorbereiding op de stage/het eindwerk - Begeleiding bij de stage/het eindwerk - Beoordeling van de stage/het eindwerk Facet 2.9. Toelatingsvoorwaarden Beoordelingscriteria Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: - bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend/door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. - bachelor na bachelor: bachelorgraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), eventueel aangevuld met een onderzoek naar geschiktheid of bekwaamheid of een voorbereidingsprogramma. - master: bachelorgraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), en in voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsprogramma of een schakelprogramma. - master na master: mastergraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), eventueel aangevuld met een onderzoek naar geschiktheid of bekwaamheid of een voorbereidingsprogramma. 1 "Stage en/of eindwerk" is een facet dat niet is opgenomen in het accreditatiekader. Het is in het visitatieprotocol opgenomen in het kader van het verbeterperspectief van de visitaties (het doen van aanbevelingen naar de opleidingen).

29 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 29 Zelfevaluatie - Karakteristieken van de studenteninstroom en beleid ter zake; - Aansluiting van het programma bij de vooropleiding; - Specifieke activiteiten ten aanzien van de aansluiting vooropleiding - opleiding; - Aanbod en structuur van flexibele leerwegen (programma voor deeltijdse studenten, programma met vrijstellingen wegens vooropleiding, programma voor werkende studenten); - Kwaliteit van voorbereidings- en schakelprogramma s; - Beleid inzake eerder verworven competenties (EVC) en eerder verworven kwalificaties (EVK). Bijlagen - Studiegids (8 exemplaren) - Overzicht van de opbouw en de inhoud van het programma volgens tabel I.1. - Beschrijving opleidingsonderdelen volgens tabel I.2. - Voor elk opleidingsonderdeel een exemplaar van de meest recente examenopgaven - Onderwijs- en examenreglement - * Lijst van titels van maximaal 30 recente masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen, die minimum voldoende zijn beoordeeld, met de vermelding van het cijfer, gespreid over de verschillende afstudeerrichtingen en beoordelingen (voor de jongste drie academiejaren) - * Lijst van stageplaatsen - * Lijst van stagementoren met vermelding van functie en kwalificatie ONDERWERP 3: INZET VAN PERSONEEL In de onderwijspraktijk speelt het onderwijzend/academisch personeel een cruciale rol, zowel wat betreft de uitvoering als de vormgeving van het onderwijs. Naast vakinhoudelijke kennis vormen ook de didactische en onderwijskundige kennis en vaardigheden van het onderwijzend/academisch personeel een belangrijk punt. Verder gelden ook de inzet en de taakbelasting als relevante aandachtspunten. De onderzoekskwaliteit van de staf is een conditio sine qua non voor academische opleidingen. Ook het administratief en technisch personeel speelt zijn rol in de ondersteuning van de onderwijsverstrekking. De visitatiecommissie richt haar aandacht ook op aspecten met betrekking tot omvang en samenstelling van het personeelsbestand, zoals de verhouding tussen vaste en tijdelijke stafleden, de leeftijdsstructuur, vrouw/man verhouding Facet 3.1: Kwaliteit personeel Beoordelingscriteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Zelfevaluatie - Personeelsbeleid (o.a. aanstellingen, taakstellingen, benoemingen, bevorderingen, evaluatie- procedure, advies en beslissingsorganen)

30 30 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - Impact van inhoudelijke, onderwijskundige en didactische kwaliteiten bij aanstelling en bevordering, evaluatie en opvolging van het personeel - Beleid met betrekking tot de inzet van het personeel voor onderwijsactiviteiten - Belemmerende factoren voor het voeren van een goed personeelsbeleid - Professionalisering van het personeel - Deskundigheid van het onderwijzend/academisch personeel (vakinhoudelijk, onderwijskundig en didactisch) - Betrokkenheid van het onderwijzend/academisch personeel - Technische, administratieve en organisatorische deskundigheid van de personeelsleden - Introductie en begeleiding van nieuwe personeelsleden - *Begeleiding van het assisterend personeel bij hun onderwijsopdracht - Gelijkekansenbeleid Facet 3.2 Eisen professionele/academische gerichtheid Beoordelingscriteria De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte of een academisch gerichte opleiding: professioneel gerichte opleidingen: - het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. academisch gerichte opleidingen: - het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten); - bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Zelfevaluatie - *Professionele ervaring en kennis van de beroeps- of kunstpraktijk bij het personeel met een onderwijs- of onderwijsondersteunende opdracht; - *Onderzoeksdeskundigheid en onderzoeksactiviteit, en/of deskundigheid in de beoefening en de ontwikkeling van de kunsten; - Waaier aan specialisaties bij het personeel met onderzoeks-, onderwijs- of onderwijsonder- steunende opdracht; - Onderwijsinbreng vanuit het beroepenveld; - Internationale contacten van het personeel met terugkoppeling naar het onderwijs/participatie aan internationale netwerken en samenwerkingsverbanden met binnenlandse en buitenlandse partnerinstellingen. Facet 3.3 Kwantiteit personeel Beoordelingscriteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen Zelfevaluatie - Omvang van het personeelsbestand; - Omvang van het personeelsbestand in verhouding tot de studentenaantallen;

31 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 31 - Verhouding tussen de verschillende personeelscategorieën; - Verhouding voltijds-deeltijds personeel; - Omvang en percentage gastprofessoren; - Leeftijdstructuur; - Aandeel verschillende personeelscategorieën in onderwijs (zie o.a. tabellen als bijlage); - *Aandeel verschillende personeelscategorieën in onderzoek (zie o.a. tabellen als bijlage); - *Aandeel verschillende personeelscategorieën in de ontwikkeling en beoefening van de kunsten (zie o.a. tabellen als bijlage). Bijlagen - Gegevens met betrekking tot personeelsbezetting (omvang, leeftijd, geslacht) per opleiding volgens tabellen II.1 t.e.m. II.3. Deze tabellen zijn elektronisch beschikbaar via de website van de VLIR ( en de VLHORA ( waarbij de opleidingen worden gevraagd deze formats te gebruiken. - Overzichtelijke lijst van de namen van personeel met een onderwijs- of onderwijsondersteunende opdracht met vermelding van titel, specialisatie en verantwoordelijkheden voor het onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en beoefening van de kunsten (volgens tabel II. 4 en voor zover relevant). * Indien van toepassing: een lijst van personeelsleden die ervaring en kennis vanuit de beroeps- of kunstpraktijk in de opleiding brengen. - * Voor academische opleidingen: een overzicht van voor het onderwijs relevante onderzoeksoutput van de staf: in functie van de structuur van de opleiding c.q. faculteit/departement wordt verwacht dat er per onderzoeksteam, onderzoeksgroep of vakgroep (of desgevallend van de opleiding als geheel) een set van maximaal 15 publicaties (referenties) wordt opgegeven die gezien worden als representatief voor de onderzoeksoutput en die daarnaast relevant zijn voor/gebruikt worden in het onderwijs in de opleiding. Geef daarnaast ook een overzicht van de afgewerkte doctoraten van de jongste vijf jaren. - * Voor de te academiseren hogeschoolopleidingen van twee cycli die gebruik maken van de overgangsregeling, is het aanleveren van de gevraagde gegevens in de overgangsfase geen strikte eis. Deze opleidingen krijgen de gelegenheid om ook andere indicaties te geven zoals een overzicht van onderzoekseindrapporten, lezingen als resultaat van wetenschappelijk onderzoek, lopende onderzoeksprojecten e.d. Zoals eerder aangegeven (zie Overgangsthematiek) dienen deze opleidingen tegen 2013 wel aan deze eis te voldoen. ONDERWERP 4: VOORZIENINGEN Opdat een opleiding de doelstellingen die zij zich stelt zou kunnen realiseren, moeten ook de materiële randvoorwaarden toereikend zijn. In dat licht wordt dit aspect van de opleiding beoordeeld. De visitatiecommissie zal een kort bezoek brengen aan de gebouwen en infrastructuur en zich over de omvang en de kwaliteit ervan een oordeel vormen. Een beschrijving en evaluatie van collegezalen en werkgroepruimten, bibliotheek, computerruimten, laboratoria, atelierruimte en dergelijke wordt in de zelfevaluatie opgenomen. De opleiding moet ook voorzien in een aantal adequate ondersteunende maatregelen op het vlak van informatievoorziening naar (potentiële) studenten, de selectie en verwijzing van studenten aan het begin van de studie, de begeleiding van de studenten tijdens de studie en de planning en organisatie van het onderwijs.

32 32 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Facet 4.1 Materiële voorzieningen Beoordelingscriteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Zelfevaluatie - Beleid inzake huisvesting en materiële voorzieningen; - Omvang en kwaliteit (= aangepastheid aan de doelstellingen van de opleiding) van - onderwijsruimten - practicumruimten en laboratoria - kunstateliers - bibliotheekvoorzieningen - boeken-, tijdschriften- en databestanden - zelfstudiecentra - computerfaciliteiten - *opleidingsgerelateerde onderzoeksinfrastructuur; - Studenten- en docentenfaciliteiten; - Bereikbaarheid van de faciliteiten; - Omvang van de beschikbare financiële middelen. Facet 4.2 Studiebegeleiding Beoordelingscriteria - De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Zelfevaluatie - Informatie aan abituriënten/potentiële studenten door opleiding/centrale diensten; - Instroombegeleiding; - Informatie en advisering tijdens de opleiding door opleiding/centrale diensten; - Bruikbaarheid van de studiegids; - Communicatie van de onderwijsdoelstellingen, onderwijs- en examenreglement/regeling; - Studiebegeleiding tijdens de opleiding door de opleiding/centrale diensten; - Begeleiding van studenten tijdens evaluatiemomenten; - Begeleiding inzake flexibele leertrajecten; - Psychosociale begeleiding; - Ombudsfunctie; - Organisatie en begeleiding van internationale uitwisseling van studenten (met inbegrip van begeleiding en integratie van buitenlandse studenten).

33 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 33 ONDERWERP 5: INTERNE KWALITEITSZORG De beoordeling van het door de opleiding gehanteerde systeem voor interne kwaliteitszorg vormt een cruciaal punt in het evaluatieproces. Daarbij kijkt de commissie naar de mate waarin de kwaliteit structureel en permanent wordt bewaakt en verbeterd. Tevens wordt aandacht gegeven aan de bevindingen van de vorige visitatie en aan de inhoudelijke opvolging die aan de aanbevelingen werd gegeven en de procedures die daarbij werden gehanteerd. Ook de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg wordt nagegaan. De visitatiecommissie toetst ook uitdrukkelijk de kwaliteit van het zelfevaluatierapport als exponent van de interne kwaliteitszorg: is het zelfevaluatieproject functioneel voor onderwijsverbetering, bevat het rapport voldoende zelfkritiek en wordt ook aangegeven welke maatregelen getroffen of voorgenomen zijn om geconstateerde tekorten op te heffen. Ook hier is een belangrijk aandachtspunt de betrokkenheid van personeel en studenten bij de zelfevaluatie. Facet 5.1 Evaluatie resultaten Beoordelingscriteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Zelfevaluatie - Beschrijving van het kwaliteitsbeleid en de aanpak van de interne kwaliteitszorg; - Gedepersonaliseerde samenvatting van de meetresultaten van de opleiding. Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Beoordelingscriteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen, die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Zelfevaluatie - Mate van realisatie van de streefdoelen uit het verleden; - Gefundeerdheid van de streefdoelen voor de toekomst; - Verbeteracties in de opleiding: toekenning van middelen, toewijzing van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, planning en opvolging (projectmanagement); - Bijzondere aandacht voor de opvolging van bevindingen en aanbevelingen van de vorige visitatie. Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Beoordelingscriteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Zelfevaluatie - Functioneren van de bij de interne kwaliteitszorg betrokken raden en commissies (met inbegrip van de studentenparticipatie); - Betrokkenheid van het personeel bij de besluitvorming en de evaluaties in het kader van de

34 34 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora interne kwaliteitszorg; - Betrokkenheid van studenten bij de besluitvorming en de evaluaties in het kader van de interne kwaliteitszorg, in het bijzonder de onderwijsevaluaties en curriculumvernieuwingen; - Betrokkenheid van afgestudeerden en het beroepenveld bij onderwijsevaluaties en curriculumvernieuwingen; - Contacten tussen de opleiding en de afgestudeerden/het beroepenveld. ONDERWERP 6: RESULTATEN Uiteindelijk gaat het er om of de beoogde doelstellingen zijn gerealiseerd. Dat wordt vastgesteld door de gerealiseerde resultaten te vergelijken met de beoogde doelen. Een belangrijk element hierbij is het eindniveau van de afgestudeerden. Verder wordt ook gekeken naar het onderwijsrendement waarvoor streefcijfers zijn geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Facet 6.1 Gerealiseerd niveau Beoordelingscriteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Zelfevaluatie - Mate van realisatie van de doelstellingen; - *Kwaliteit van de masterproef; - *Kwaliteit van de stage/het eindwerk; - Realisaties op het vlak van internationalisering van het onderwijs: deelname van studenten (omvang en percentage uitgezonden studenten, verhouding ontvangen-uitgezonden studenten) en personeel aan internationale uitwisselingsprogramma s; - Voorbereiding van de afgestudeerden op de instap in het werkveld; - Tewerkstellingsprofiel van de afgestudeerden; - Sectoren van tewerkstelling; - Inhoud en niveau van tewerkstelling; - Voldoening van afgestudeerden met betrekking tot hun tewerkstelling; - Waardering voor de afgestudeerden door het beroepenveld; - Tevredenheid van de afgestudeerden over de opleiding. Facet 6.2 Onderwijsrendement Beoordelingscriteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Zelfevaluatie - Beleid van de opleiding met betrekking tot het onderwijsrendement; - Gehanteerde streefcijfers en verhouding ervan ten aanzien van relevante andere opleidingen; - Slaagcijfers en bespreking ervan;

35 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 35 - Doorstroomanalyse; - Gemiddelde studieduur en beoordeling ervan; - Resultaten van onderzoek naar niet-slagen en/of studie-uitval in de opleiding. Bijlagen - Internationale studentenmobiliteit: aantallen inkomende en uitgaande studenten van de jongste drie academiejaren - Internationale docentenmobiliteit: aantallen inkomende en uitgaande personeelsleden van de jongste drie academiejaren - Overzicht van de internationale onderwijsprojecten van de jongste drie academiejaren - Overzicht internationale partners - Overzichtstabel studentenaantallen en slaagcijfers verdeeld over de verschillende studiejaren, voor de jongste vijf academiejaren voor de hogescholen/tien academiejaren voor de universiteiten (zie tabel III.1) - Gemiddelde studieduur per opleiding, retrospectief berekend volgens tabel III.2 De tabellen III.1 en III.2 zijn elektronisch beschikbaar via de website van de VLIR ( en de VLHORA ( De opleidingen worden gevraagd van deze formats gebruik te maken en de tabellen ook digitaal en in excell-vorm toe te zenden aan (de secretaris van) de visitatiecommissie. BIJZONDERE KWALITEITSKENMERKEN (facultatief) Optioneel kan een opleiding de visitatiecommissie verzoeken om een beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken. Zij moet daarvoor de relevante informatie bezorgen over de facetten van het bijzondere kenmerk. De beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken is niet van invloed op de uitkomst van de accreditatie, maar kan wel leiden tot een aantekening in het accreditatierapport dat daadwerkelijk sprake is van bijzondere kenmerken. De bijzondere kenmerken moeten voldoen aan een aantal criteria: - het kenmerk moet een betekenisvolle bijdrage leveren tot differentiatie en profilering binnen het Vlaamse hoger onderwijs, dat wil zeggen het kenmerk moet leiden tot meer verscheidenheid in de vormgeving van opleidingen; - het kenmerk moet bijdragen tot de kwaliteit van de opleiding, dat wil zeggen dat de betreffende opleiding zonder dat kenmerk (of zonder alle aspecten die dat kenmerk uitmaken) niet zo goed zou zijn; - de gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs moeten zijn geoperationaliseerd, dat wil zeggen dat duidelijk is wat de consequenties zijn van het kenmerk voor doelstellingen, inhoud en vormgeving van het programma en voorzieningen. Voorbeelden van bijzondere kwaliteitskenmerken zijn een sterk regionale of internationale oriëntatie, een zeer effectieve aansluiting op het beroepenveld, een bijzondere band met het wetenschappelijk onderzoek, een onderscheidend onderwijsconcept.

36 36 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Facet Differentiatie en profilering Beoordelingscriteria - Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. Facet Kwaliteit Beoordelingscriteria - Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding. Facet Concretisering Beoordelingscriteria - De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. Zelfevaluatie - Bijdrage van het kenmerk aan de profilering van de opleiding; - Wijze waarop de opleiding zich op dit kenmerk onderscheidt van andere verwante opleidingen; - Waardering van het kenmerk door studenten, afgestudeerden, werkveld, personeel, - Metingen, analyses, evaluatieresultaten die de kwaliteit van het kenmerk aantonen; - Operationalisering van het kenmerk in de opleiding, aan te tonen via een beschrijving van concrete voorbeelden of verschijningsvormen van het bijzondere kwaliteitskenmerk in de opleiding. BESLUIT - De belangrijkste sterke punten van de opleiding - De meest relevant geachte opportuniteiten ter verbetering en daarbij aansluitende remediërende maatregelen (n.a.v. de zelfevaluatie als aandachtspunten geduid) - Samenvatting van de fundamentele beleidsopties van de opleiding op de middellange termijn (als voortzetting van reeds lopende ontwikkelingen)

37 Hoofdstuk 3 Visitatiecommissie

38 38 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 3.1. Samenstelling van de commissie Criteria en aandachtspunten voor de samenstelling van de visitatiecommissie Een visitatiecommissie telt in de regel vijf of zes leden, met name drie of vier vakdeskundigen, een onderwijsdeskundige én een student. Onafhankelijkheid, deskundigheid en gezag zijn belangrijke eisen die aan de visitatiecommissie worden gesteld. De onafhankelijkheid moet blijken uit het ondertekenen van een onafhankelijkheidsverklaring en het feit dat de visitatie en het beoordelingsproces hebben plaatsgevonden zonder beïnvloeding van welke belanghebbende dan ook. De deskundigheid van de commissie moet blijken uit de samenstelling, het gezag moet blijken uit de aanvaarding van de visitatiecommissie door vaken beroepsgenoten. De in de visitatiecommissie aanwezige deskundigheid moet de hele breedte van de te visiteren opleidingen omvatten. De visitatiecommissie moet in haar geheel het ganse veld van de betrokken opleidingen overzien, aandacht hebben voor de onderwijskundige vormgeving van de opleiding en voldoende inzicht hebben in de structuur van het hoger onderwijs en de (internationale) ontwikkelingen. Binnen de commissie moeten volgende specifieke deskundigheden aanwezig zijn: - domeinspecifieke deskundigheid in de discipline en het afnemend veld, - onderwijsdeskundigheid, - evaluatiedeskundigheid, - deskundigheid in de internationale ontwikkelingen van de discipline, en gelden voor de samenstelling verder volgende criteria: - indien het gaat om een opleiding met een duidelijk traceerbare arbeidsmarkt, is van de vakdeskundigen bij voorkeur één lid afkomstig uit deze sector van de arbeidsmarkt; - het is wenselijk dat ten minste één lid bij voorkeur twee afkomstig is uit het buitenland; - de leden van de visitatiecommissie moeten tot een onafhankelijk oordeel kunnen komen en mogen derhalve op geen enkele wijze persoonlijk noch zakelijk direct belang hebben bij het bestaan van de opleiding en de al dan niet positieve beoordeling door de commissie van de te visiteren opleiding. Personen die dus op enige wijze zijn verbonden aan een te visiteren opleiding kunnen niet als commissielid optreden voor het bezoek aan en de beoordeling van de betreffende opleiding. De onverenigbaarheidsgronden zijn opgenomen in bijlage De leden van de visitatiecommissie moeten, op het moment dat zij zich bereid verklaren om in de commissie te zetelen, een onafhankelijkheidsverklaring ondertekenen waarop zij tevens vermelden of er enig risico van belangenvermenging of de schijn daarvan bij hun deelname aan de visitatie bestaat (zie bijlage ) Het ondertekenen van deze onafhankelijkheidsverklaring en het vermelden van onverenigbaarheden is een voorwaarde om als lid van een visitatiecommissie te kunnen functioneren. Daarnaast verbinden de commissieleden zich er ook toe om tijdens de afsluitende vergadering de eerder ondertekende verklaring nogmaals te ondertekenen en te bevestigen dat zij de aangegane verplichtingen ook daadwerkelijk zijn nagekomen; - de leden van de visitatiecommissie mogen zich in de oordeelsvorming niet laten leiden of beïnvloeden door bij de betrokken instelling of de te beoordelen opleiding betrokken personen of partijen of door andere belanghebbenden; - de leden van de visitatiecommissie moeten bij de kwaliteitsbeoordeling in voldoende mate afstand kunnen nemen van persoonlijke ideeën, overtuigingen of voorkeuren met betrekking tot het wetenschapsgebied/het domein/de discipline dat/die in de beoordeling aan de orde is; - de leden van de visitatiecommissie moeten bereid zijn de visitatie uit te voeren overeenkomstig de

39 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 39 in de handleiding geformuleerde procedures en instrumenten; - de commissie moet in haar geheel de te visiteren opleidingen kunnen overzien. Ten aanzien van het student-lid worden volgende criteria gesteld: - ingeschreven zijn in één van de te visiteren opleidingen of, bij de visitatie van een unieke opleiding, van een gelijkaardige opleiding op het moment dat de procedure voor de samenstelling van de visitatiecommissie aanvangt (d.i. de officiële vraag vanwege de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA aan de opleidingen en de VVS om kandidaten voor de visitatiecommissie voor te dragen). In alle gevallen moet het gaan om een student die een diplomacontract heeft afgesloten met de instelling. Het structuurdecreet bepaalt immers dat de student ingeschreven moet zijn voor een opleiding; - op het moment dat de visitatiecommissie wordt geïnstalleerd (installatievergadering) minimaal 60 studiepunten verworven hebben in de opleiding/één van de opleidingen c.q. verwante opleidingen die wordt/worden gevisiteerd; - bij voorkeur relevante ervaring hebben met participatieorganen binnen de opleiding/één van de opleidingen c.q. verwante opleidingen die wordt/worden gevisiteerd, en/of binnen de instelling; - in staat zijn een deskundig en objectief oordeel over een opleidingsprogramma te geven. Indien om praktische redenen geen student wordt gevonden die voldoet aan de criteria en bereid is deel te nemen aan de visitatie kan de betreffende visitatiecommissie wel functioneren en haar taak uitvoeren. In navolging van de reglementaire eisen met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissie neemt het student-lid niet deel aan de visitatie van de eigen opleiding. Voor de visitatie van de eigen opleiding wordt een tweede student-lid ingeschakeld. Van de student-leden wordt verwacht dat ze allemaal deelnemen aan de gemeenschappelijke vergaderingen en activiteiten van de visitatiecommissie en bij voorkeur ook onderling overleg plegen. Bijkomende aandachtspunten Aanbevolen wordt kandidaten voor te stellen die zowel uit Vlaanderen als Nederland en Franstalig België afkomstig zijn. Ook hierbuiten kunnen kandidaten worden gezocht. Voor alle kandidaat-leden geldt wel de vereiste dat zij over een actieve kennis van het Nederlands moeten beschikken, behalve in het geval van de opleidingen die in een andere taal worden aangeboden en waarvan het zelfevaluatierapport ook in die andere taal is opgesteld, als ze afzonderlijk worden gevisiteerd. De leden worden deels binnen het hoger onderwijs en deels binnen het professionele veld van de afgestudeerden gezocht. Bij het zoeken naar deskundigen uit de hogere onderwijswereld is het aan te raden om in eerste instantie deskundigen te kiezen die nog werkzaam zijn binnen het vakgebied. Emeriti kunnen worden voorgesteld om in de visitatiecommissies te zetelen, maar dit gebeurt bij voorkeur slechts indien onvoldoende actieve deskundigen worden gevonden. Het is aan te bevelen een evenwichtige samenstelling man-vrouw binnen de visitatiecommissies na te streven. Van het aantal commissieleden wordt zelden afgeweken. Een aanvraag tot uitbreiding moet steeds grondig worden gemotiveerd. De aanvraag wordt, samen met een raming van de meerkost die dit meebrengt, ter goedkeuring aan het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA voorgelegd. In het geval van de visitatie van unieke opleidingen kan het aantal leden van de visitatiecommissie worden verminderd.

40 40 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Voor visitaties van opleidingen die door meer dan vijf instellingen worden georganiseerd of wanneer in één visitatie clusters van opleidingen worden betrokken, kunnen deelcommissies worden samengesteld. Voor deze deelcommissies wordt volgende samenstelling nagestreefd: - twee leden die in elke deelcommissie zetelen, - drie of vier leden die in een (aantal) deelcommissie(s) zetelen. Het is in principe niet de bedoeling dat kandidaat-leden voorafgaandelijk door de opleiding zouden worden gepolst over hun bereidheid zitting te nemen in de commissie. De officiële vraag naar de bereidheid van leden om in de visitatiecommissie te zetelen, gaat uit van de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA Voordracht van de visitatiecommissie Na de formele aankondiging van de visitatie wordt aan de contactpersonen van de betrokken opleidingen gevraagd kandidaten voor de visitatiecommissie voor te dragen. De contactpersonen werden met instemming van het instellingsbestuur 1 aangesteld en beschikken over het mandaat om in naam van hun instelling kandidaat-commissieleden voor te stellen. Er is in deze fase bewust gekozen voor een duidelijke inbreng van de kant van de opleiding bij de samenstelling van de commissie, omdat de opleiding in haar geheel vertrouwen moet hebben in de commissie. De bij de visitatie betrokken opleidingen worden in eerste instantie gevraagd om mogelijke kandidaatvoorzitters en kandidaat vakdeskundige leden voor te dragen. De kandidaturen zijn vergezeld van gegevens omtrent de personen die voldoende informatie bevatten om een grondige beoordeling van de competentie en de expertise van de kandidaten mogelijk te maken en toelaat de onafhankelijkheid te beoordelen. Voor wat betreft het onderwijsdeskundig lid in de commissie wordt een beroep gedaan op een pool van onderwijsdeskundigen, die werd opgesteld op basis van een rondvraag binnen de instellingen voor hoger onderwijs in Vlaanderen, Wallonië en Nederland en is goedgekeurd door het bestuursorgaan van de VLIR en de VLHORA. De cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA maakt uit deze pool een selectie van onderwijsdeskundigen die voor de visitatie van de betreffende opleidingen in aanmerking komen en legt deze ter bespreking voor aan de contactpersonen van de opleidingen. Daarnaast kunnen de betrokken opleidingen ook eigen voorstellen indienen van kandidaten onderwijsdeskundige leden. De cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA maakt een overzicht van de voorstellen van kandidaat-voorzitters, kandidaat vakdeskundige leden en kandidaat onderwijsdeskundige leden, dat vervolgens wordt besproken tijdens een vergadering met de contactpersonen van de opleidingen en de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA. De bedoeling van de vergadering is te komen tot: - een voordracht voor het voorzitterschap van de visitatiecommissie, bestaande uit ten minste twee namen in volgorde van voorkeur. De voorzitter wordt afzonderlijk voorgedragen en wordt betrokken bij de verdere samenstelling; - een lijst van vakdeskundige kandidaten die volgens de vergadering in aanmerking komen als lid van de visitatiecommissie, met vermelding van eventuele beperkingen tot deelname aan de visitatie van (een) bepaalde opleiding(en); 1 Voor de hogescholen wordt hier bedoeld de algemene directie.

41 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 41 - een lijst van onderwijsdeskundige kandidaten die volgens de vergadering in aanmerking komen als lid van de visitatiecommissie, met vermelding van eventuele beperkingen tot deelname aan de visitatie van (een) bepaalde opleiding(en). Conform de overeenkomst tussen VVS-VLIR-VLHORA doet de VVS de voordracht van het student-lid voor de betreffende visitatiecommissies. De voordracht bestaat, per visitatiecommissie en/of deelcommissie, uit minimum drie namen van kandidaat-student-leden. Daarbij kan ook een volgorde van voorkeur worden aangegeven. Het voorstel wordt, samen met de gegevens waaruit blijkt dat de voorgestelde student-leden voldoen aan de gestelde criteria (zie ), aan de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA overgemaakt. De contactpersonen van de bij de visitatie betrokken opleidingen kunnen over dit voorstel geraadpleegd worden. Op basis van deze consultatie kan besloten worden om, mits grondige motivering, andere kandidaat-student-leden voor te dragen dan de kandidaten voorgesteld door de VVS. Voor opleidingen die geen vertegenwoordiging hebben binnen de VVS of indien geen kandidaat student-lid wordt voorgedragen door de VVS, doen de opleidingen en/of de cel kwaliteitszorg van de VLIR en /of de VLHORA een voorstel. 1 Voordracht van de voorzitter en de overige leden van de visitatiecommissie Tijdens de vergadering met de contactpersonen van de opleidingen wordt op basis van het overzicht een voorstel opgesteld voor de voordracht voor het voorzitterschap van de visitatiecommissie. Kandidaat-voorzitters kunnen zowel uit de lijst van vakdeskundigen als uit de lijst van onderwijsdeskundigen afkomstig zijn en worden mede gekozen op basis van hun vermogen om leiding te geven aan een commissie. Bij het totstandkomen van het voorstel voor het voorzitterschap van de visitatiecommissie is geen consensus vereist tussen de contactpersonen van de opleidingen. Daarnaast is het mogelijk dat door de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA andere kandidaat-voorzitters worden toegevoegd aan het voorstel van de contactpersonen. Verder wordt een lijst opgesteld van mogelijke kandidaat-leden voor de visitatiecommissie. Op deze lijst worden personen voorgedragen die door de opleidingen worden gesteund en komen voldoende potentiële leden voor om de visitatiecommissie en/of deelcommissies samen te stellen. Ook bij het opstellen van deze lijst is geen consensus vereist tussen de contactpersonen van de opleidingen. In het geval er kandidaat-leden worden voorgesteld die op enige wijze zijn verbonden aan een te visiteren opleiding wordt dit aangegeven op de lijst zodat duidelijk is welke beperkingen aan hun eventueel lidmaatschap verbonden zijn. De cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA waakt over de toepassing van de criteria voor de samenstelling van de visitatiecommissie. De voordracht van de voorzitter, bestaande uit ten minste twee namen in volgorde van voorkeur, en de lijst van kandidaat-leden (vakdeskundige, onderwijsdeskundige en student) worden vervolgens voor akkoord voorgelegd aan het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA. Na instemming van het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA wordt de voorgestelde kandidaat-voorzitter aangeschreven met de vraag naar zijn/haar bereidheid om de visitatiecommissie voor te zitten. Tevens wordt hem/haar gevraagd de onafhankelijkheidsverklaring te ondertekenen. Indien de eerstgerangschikte kandidaat-voorzitter de opdracht niet aanvaardt, wordt de volgende kandidaat-voorzitter 1 De memorie van toelichting bij het structuurdecreet schrijft in dit verband: Indien de VLIR of de VLHORA geen student vinden die bereid is zitting te nemen in een visitatiecommissie, kan de visitatiecommissie wel functioneren en haar taken uitvoeren (Vl. Parl. St., , 1571/1, 73). Deze toelichting geeft m.a.w. aan dat de decretale samenstelling van de visitatiecommissies, zoals vastgelegd in artikel 93, 2 van het structuurdecreet, samengelezen moet worden met het continuïteitsbeginsel, dat grondwettelijke waarde heeft (E. Van Hooydonk, Het artikel 130 van de Grondwet als algemene grondslag van het bestendigheidsbeginsel in het administratief recht, T.B.P. 1992, 75 e.v.)

42 42 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora benaderd. Indien ook deze weigert, moet er een nieuwe voordracht voor het voorzitterschap van de visitatiecommissie worden gedaan volgens de hiervoor beschreven procedure. De goedkeuring door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA geeft aan de voorzitter de machtiging om in overleg met de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA een voorstel voor de verdere samenstelling van de visitatiecommissie uit te werken gebruik makend van de goedgekeurde lijst van de kandidaat-leden en kandidaat student-leden. De voorzitter van de visitatiecommissie kan, mits grondige motivering, bijkomende kandidaat-leden en kandidaat student-leden voorstellen. Deze voorstellen worden teruggekoppeld naar de contactpersonen van de betrokken opleidingen en vervolgens naar het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA. Voorstel voor de verdere samenstelling van de visitatiecommissie De voorzitter van de visitatiecommissie werkt samen met de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA, een voorstel uit voor de verdere samenstelling van de visitatiecommissie. De basis voor het voorstel is: - de kandidatenlijst van vakdeskundige leden die in gezamenlijk overleg tussen de contactpersonen van de betrokken opleidingen tot stand kwam, eventueel aangevuld met kandidaat vakdeskundige leden voorgesteld door de voorzitter van de visitatiecommissie, en die is goedgekeurd door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA; - de kandidatenlijst van onderwijsdeskundigen die in gezamenlijk overleg tussen de contactpersonen van de betrokken opleidingen tot stand kwam, eventueel aangevuld met kandidaat onderwijsdeskundige leden voorgesteld door de voorzitter van de visitatiecommissie, en die is goedgekeurd door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA; - het voorstel van kandidaat student-leden vanwege de VVS of het grondig gemotiveerde voorstel van andere kandidaat student-leden van de contactpersonen van de opleidingen, eventueel aangevuld met kandidaat student-leden voorgesteld door de voorzitter van de visitatiecommissie, en dat is goedgekeurd door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA. Het voorstel voor de verdere samenstelling van de visitatiecommissie bevat zowel namen van effectieve kandidaat-leden als namen van mogelijke reservekandidaten in volgorde van voorkeur. In deze fase van de samenstelling is er geen inspraak meer vanwege de opleidingen. Wel wordt het voorstel ter bekrachtiging voorgelegd aan het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA, dat nagaat of de criteria voor de samenstelling van de visitatiecommissie werden gerespecteerd. Na bekrachtiging door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA worden de effectieve kandidaat-leden aangeschreven met de vraag naar hun bereidheid om in de visitatiecommissie te zetelen. Tevens wordt hen gevraagd de onafhankelijkheidsverklaring te ondertekenen. Indien een effectief lid de opdracht niet aanvaardt, worden de reservekandidaten in volgorde van voorkeur benaderd. Bekrachtiging voorstel visitatiecommissie door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs (art. 93 3bis structuurdecreet) 1 Decretaal is bepaald dat het voorstel voor de samenstelling van de visitatiecommissie, zoals vastgelegd door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA, ten slotte ter bekrachtiging aan de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs moet worden voorgelegd. Met de bekrachtiging geeft de 1 Zie ook

43 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 43 Erkenningscommissie aan dat de leden van de visitatiecommissie in onafhankelijkheid de hen opgedragen opdrachten kunnen vervullen. Indien de Erkenningscommissie besluit de samenstelling niet te bekrachtigen moet er door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA een nieuw voorstel worden voorgelegd. De Erkenningscommissie geeft de redenen aan waarom zij de samenstelling van een visitatiecommissie niet kan bekrachtigen. Het Besluit van de Erkenningscommissie d.d. 20 oktober 2004 waarin de criteria voor bekrachtiging van de samenstelling van visitatiecommissies zijn vastgelegd is als bijlage 6.6 opgenomen. Instelling van de visitatiecommissie Als laatste stap wordt de visitatiecommissie per besluit door het bestuursorgaan van de VLIR en/of de VLHORA ingesteld. Het instellingsbesluit wordt overgemaakt aan: - voorzitter en leden van de visitatiecommissie, - rectoren en/of algemeen directeurs van de betrokken instellingen, - decanen en/of departementshoofden, - contactpersonen van de betrokken instellingen, - contactpersonen van de betrokken opleidingen Secretaris van de visitatiecommissie De commissie wordt gedurende het gehele proces ondersteund door een secretaris die instaat voor de inhoudelijke en praktische voorbereiding van de visitaties, het voorbereiden en notuleren van de vergaderingen en de visitatiebezoeken, het redigeren van visitatierapporten en het verstrekken van informatie over het visitatiesysteem aan de visitatiecommissies. De secretaris moet erover waken dat het visitatieprotocol wordt gevolgd. Indien hij/zij vaststelt dat er van de handleiding wordt afgeweken, is de secretaris gemachtigd de voorzitter van de commissie daarop te wijzen en aan te sporen toe te zien op het naleven van het visitatieprotocol. De taak van secretaris kan worden opgenomen door de stafmedewerkers van de VLIR en/of de VLHORA enerzijds. Anderzijds kan een beroep worden gedaan op een pool van personen die is aangelegd door de cel kwaliteitszorg van de VLIR en de VLHORA en is goedgekeurd door de respectievelijke bestuursorganen. Ten aanzien van de personen die in aanmerking komen voor deze pool worden volgende eisen gesteld: - onafhankelijk zijn: op geen enkele wijze persoonlijk noch zakelijk direct belang hebben bij het bestaan van de betrokken opleidingen en de al dan niet positieve beoordeling door de visitatiecommissie, - competent zijn in schriftelijk rapporteren Taak van de visitatiecommissie Van de visitatiecommissie wordt verwacht dat zij op basis van de zelfevaluatie van de opleiding en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: - een oordeel geeft over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader; - een integraal oordeel geeft over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie; - suggesties doet om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering. In voorkomend geval geeft de visitatiecommissie op expliciete vraag van een opleiding een beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken. De beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken heeft geen invloed op de accreditatiebeslissing.

44 44 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Concretisering van de taak a. Aanbevelen De visitatiecommissie geeft de punten aan die volgens haar verbeterd kunnen worden en doet aanbevelingen om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering. b. Beoordelen De commissie wordt gevraagd de opleiding op de 6 onderwerpen uit het accreditatiekader te beoordelen aan de hand van de 21 facetten en de daarbij behorende criteria (zie bijlage 6.1). De visitatiecommissie moet per facet aangeven of de opleiding hierop onvoldoende, voldoende, goed of excellent scoort. De commissie moet inzichtelijk maken hoe zij, rekening houdend met de bijbehorende criteria, tot een beoordeling per facet is gekomen, zodat duidelijk is waarop de beoordeling is gebaseerd. De oordelen worden zo goed mogelijk onderbouwd met feiten en analyses en zijn mede gebaseerd op een vergelijking met verwante (andere) opleidingen en zo mogelijk met internationaal gehanteerde normen in het betreffende domein. De waarderingen onvoldoende en voldoende zijn het eerste markeringspunt voor de beoordeling. De waardering goed laat zien dat de kwaliteit uitstijgt boven de basiskwaliteit. De waardering excellent wordt gebruikt om goede praktijkvoorbeelden in beeld te brengen. Op basis van de beoordelingen per facet geeft de commissie vervolgens een samenvattend oordeel op het niveau van de onderwerpen. Bij deze beoordeling maakt de commissie gebruik van de indeling onvoldoende/voldoende. De visitatiecommissie moet verduidelijken hoe de onderliggende beoordelingen per facet in de totstandkoming van de samenvattende beoordeling per onderwerp tegen elkaar zijn afgewogen. Ten slotte formuleert de visitatiecommissie een onderbouwd eindoordeel over de basiskwaliteit van de opleiding. Verwacht wordt dat de visitatiecommissie aangeeft of op grond van de criteria uit het beoordelingskader binnen de opleiding voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn om tot een positief eindoordeel te komen. Wanneer er sprake is van verschillende afstudeerrichtingen of wanneer een opleiding op verschillende locaties wordt aangeboden, moet uit de beoordeling naar voor komen of binnen elke afstudeerrichting/voor elke locatie voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Beslisregels De beoordeling op de afzonderlijke facetten gebeurt op basis van de bijbehorende criteria. Deze beoordeling wordt in eerste instantie toegekend door elk commissielid afzonderlijk en dit aan het einde van het bezoek aan een opleiding. De commissieleden geven per facet een score op een vier puntenschaal (onvoldoende, voldoende, goed, excellent) en worden daarbij verzocht hun oordeel toe te lichten. Vervolgens legt de commissie als geheel per facet de score (onvoldoende, voldoende, goed, excellent) vast. De toekenning van het oordeel onvoldoende, voldoende, goed of excellent gebeurt door het facet als geheel in ogenschouw te nemen en moet gedegen worden onderbouwd met argumenten. De beoordeling onvoldoende wijst er op dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is. De beoordeling voldoende houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm voor respectievelijk een professionele bachelor, academische bachelor of master.

45 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 45 De beoordeling goed houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit. De beoordeling excellent houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel in Vlaanderen als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren. Op basis van de oordelen van de facetten wordt vervolgens de beoordeling onvoldoende/voldoende per onderwerp vastgelegd. Binnen een onderwerp kunnen bepaalde facetten een onvoldoende halen. Voor een positief eindoordeel moet de opleiding voor alle onderwerpen evenwel voldoende scoren (in voorkomend geval ook voor elke locatie en/of afstudeerrichting). Als bepaalde facetten onvoldoende scoren maar de opleiding op het niveau van de onderwerpen voldoende scoort, moet de visitatiecommissie haar afweging inzichtelijk maken. Een bijzonder kwaliteitskenmerk moet op elk facet een voldoende of hogere score hebben gehaald om positief beoordeeld te worden. In heel het beoordelingsproces is het essentieel dat de voorzitter van de visitatiecommissie waakt over de objectiviteit en de interne consistentie van de toegekende scores. Samenvattend gelden volgende regels: Facetten Onderwerpen Eindoordeel - de commissie geeft per facet een samenvattend oordeel op een vier puntenschaal op basis van de criteria - compensatie is mogelijk - de commissie weegt de facetten en legt per onderwerp een samenvattend oordeel onvoldoende/voldoende vast - compensatie is mogelijk - alle onderwerpen moeten voldoende scoren voor een positief eindoordeel over de opleiding c. Vergelijken Van de visitatiecommissie wordt verwacht dat ze haar bevindingen ook vergelijkenderwijs weergeeft, enerzijds in de vorm van beschrijvende vergelijkingen, anderzijds in vergelijkende tabellen waarbij per onderwerp en de bijbehorende facetten de score wordt aangegeven. d. Informeren Het verstrekken van informatie over de kwaliteit van de opleidingen is een taak van de commissie die wordt vervuld door het openbaar maken van het visitatierapport Verwachtingen ten aanzien van de visitatiecommissie Van de visitatieleden wordt minimaal verwacht dat zij: - deelnemen aan de voorbereidende vergaderingen; - de bezoeken aan de opleidingen voorbereiden door grondige lectuur van het zelfevaluatierapport en andere toegestuurde documenten; - deelnemen aan de bezoeken en bijdragen tot het goede verloop van de gesprekken met de diverse gesprekspartners; - bijdragen tot de oordeelsvorming binnen de commissie; - de verschillende delen van het visitatierapport die in conceptvorm zijn opgesteld door de secretaris van de commissie in onderling overleg met de voorzitter van de commissie, lezen en

46 46 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora becommentariëren en uiteindelijk goedkeuren; - in het geval van deelcommissies allen deelnemen aan de installatievergadering en aan de bespreking van het algemeen deel van het visitatierapport. Van de voorzitter van de visitatiecommissie wordt daarenboven verwacht dat hij/zij: - in de beginfase meewerkt aan de verdere samenstelling van de visitatiecommissie; - de commissie doorheen het gehele proces leidt (leiden van de gesprekken tijdens de bezoeken, voorbereiden en voorzitten van de vergaderingen, nemen van beslissingen bij discussie binnen de commissie, ); - indien met deelcommissies wordt gewerkt, samen met de secretaris waakt over de gelijkvormigheid van het visitatieproces; - de verschillende delen van het visitatierapport die in conceptvorm zijn opgesteld door de secretaris van de commissie, vooraleer deze worden voorgelegd aan de commissieleden, leest, becommentarieert en aanvult; - ingrijpt wanneer een lid van de visitatiecommissie tijdens de werkzaamheden in het kader van de visitatie disfunctioneert op inhoudelijk en/of deontologisch vlak.

47 Hoofdstuk 4 Visitatieproces

48 48 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora In het visitatieproces kunnen volgende fasen worden onderscheiden: - voorbereiding, - installatievergadering en/of bijkomende vergadering, - bezoeken, - rapportering, - opvolging, 4.1. Voorbereiding Zelfevaluatierapporten Voor visitaties die gepland zijn in het voorjaar worden de zelfevaluaties verwacht op 15 december, voor visitaties in het najaar is de inleverdatum vastgelegd op 1 juli. De zelfevaluatierapporten worden tijdig aan de visitatiecommissie toegezonden. Het is de bedoeling dat de commissieleden de zelfevaluatierapporten bestuderen ter voorbereiding van de bespreking ervan tijdens de installatievergadering. Indien wenselijk kan, in samenspraak met de visitatiecommissie, na de installatievergadering een extra voorbereidende vergadering worden georganiseerd waarop deze bespreking plaatsvindt. Verwacht wordt dat de commissieleden de zelfevaluatierapporten bestuderen tegen de achtergrond van de visitatiehandleiding die hen vooraf is overgemaakt. Verder wordt aan de commissieleden gevraagd om vóór de installatievergadering of de extra voorbereidende vergadering een lijst van vragen die tijdens de bezoeken aan de opleidingen aan bod moeten komen aan de secretaris van de visitatiecommissie toe te zenden. De secretaris maakt een gestructureerd overzicht van de door de commissieleden aangeleverde vragen. Daarnaast geven de commissieleden aan welke aanvullende informatie bij de opleiding moet worden opgevraagd en welke syllabi en/of handboeken zij zeker wensen in te kijken tijdens het bezoek. De secretaris van de commissie stelt de opleiding hier op voorhand van op de hoogte. Masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen Bij de beoordeling van een masteropleiding wordt ten minste van de vakdeskundige leden van de visitatiecommissie verwacht dat zij een aantal masterproeven van de opleidingen doornemen en beoordelen. De masterproef wordt beschouwd als één van de middelen om indirect een zicht te krijgen op het niveau van de opleiding. Door kennis te nemen van een aantal masterproeven en de eraan gekoppelde beoordeling krijgt de commissie ook inzicht in de eisen en criteria die door de opleiding gesteld en gehanteerd worden ten aanzien van laatstejaarsstudenten. Voor opleidingen waar eindwerken en/of stageverslagen voorkomen, geldt dezelfde regeling. In de zelfevaluatierapporten van de opleidingen is telkens een lijst van maximaal 30 recente masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen opgenomen. Aan de vakdeskundige commissieleden wordt gevraagd uit deze lijst minimaal twee werken te kiezen en deze keuze aan de secretaris over te maken. Hierbij gelden drie criteria: - deskundigheid of specialisatie van de leden; - spreiding over de afstudeerrichtingen en/of locaties van de te visiteren opleiding; - spreiding in gegeven beoordelingen (elk commissielid kiest bij voorkeur een masterproef/eindwerk en/of stageverslag met een hoge beoordeling en één met een lage beoordeling). Eens de keuze van alle leden is gekend, worden de betreffende masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen door de secretaris aan de opleidingen gevraagd en aan de leden toegezonden.

49 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 49 Domeinspecifiek referentiekader Voor iedere (groep van) opleiding(en) moet een eigen domeinspecifiek referentiekader worden ontwikkeld dat door de commissie zal worden gebruikt bij de beoordeling van de opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor het tot stand komen van dit domeinspecifiek referentiekader en steunt daarbij op de domeinspecifieke referentiekaders die worden aangeleverd door de opleidingen. Daarnaast kan gesteund worden op de referentiekaders die in het verleden door andere visitatiecommissies werden gehanteerd, op referentiekaders die werden/worden gebruikt door collega s in het buitenland, op elementen uit de zelfevaluaties van de gevisiteerde opleidingen of van vergelijkbare opleidingen in het buitenland, beroepsprofielen, wettelijke eisen voor beschermde beroepen voor zover deze informatie beschikbaar is. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt de eigen doelstellingen te realiseren, en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet echter niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet. Daartoe wordt een domeinspecifiek referentiekader geformuleerd, dat voldoende algemeen is geformuleerd om ruimte te laten voor de eigenheid van de opleidingen. De voorzitter en de secretaris geven hiertoe een aanzet. Het referentiekader omvat in ieder geval een omschrijving van de competenties van de afgestudeerden. Structuur van het hoger onderwijs in Vlaanderen De cellen kwaliteitszorg van de VLIR en van de VLHORA stellen aan de visitatiecommissies een informatieve tekst omtrent de structuur van het hoger onderwijs in Vlaanderen ter beschikking. Het document wordt op voorhand aan de commissieleden toegezonden Installatievergadering en/of bijkomende vergadering De installatievergadering, die voorafgaat aan de bezoeken van de commissie aan de te beoordelen opleidingen, wordt aangegrepen als eerste moment waarop de commissieleden kennis kunnen maken met elkaar, verdere toelichting krijgen bij het visitatieproces en zich voorbereiden op de werkzaamheden. Informeren van de visitatiecommissie Bij aanvang van de installatievergadering worden potentiële spanningen die via de onafhankelijkheidsverklaring (en anderszins) werden gesignaleerd in de commissie besproken. Daarbij wordt nagegaan in welke mate deze de oordeelsvorming zouden kunnen beïnvloeden (of daarvan de schijn wekken) en welke maatregelen moeten worden genomen in de werkwijze van de commissie om ongewenste effecten uit te sluiten. Verder krijgen de commissieleden een nadere toelichting over het visitatiestelsel en de accreditatie. Zij worden hierbij geïnstrueerd over de te volgen benadering en werkwijze. De leden worden ook, voortbouwend op het document "Structuur van het hoger onderwijs in Vlaanderen", dat zij reeds vóór de installatievergadering hebben ontvangen, verder geïnformeerd over de onderwijskundige, juridische en financiële randvoorwaarden waarbinnen de Vlaamse instel-lingen voor hoger onderwijs moeten werken.

50 50 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Bespreking en vastlegging van het domeinspecifiek referentiekader 1 Het algemeen domeinspecifiek referentiekader dat door de voorzitter en de secretaris is opgesteld (zie 4.1.), wordt tijdens de installatievergadering van de visitatiecommissie besproken en, na eventueel door de commissie noodzakelijk geachte of gewenste aanpassing, vastgelegd. Vervolgens wordt het voorgelegd aan de betrokken opleidingen. Aangezien het zelfevaluatierapport een beschrijving van de werkelijkheid is en dus niet moet worden geschreven en afgestemd op het domeinspecifiek referentiekader van de visitatiecommissie, wordt dit referentiekader na het schrijven van het zelfevaluatierapport, maar voor de bezoeken aan de opleidingen overgemaakt. Het domeinspecifiek referentiekader wordt tijdens de bezoeken bediscussieerd met de opleidingen. Zelfevaluatierapporten Tijdens de installatievergadering en/of de extra voorbereidende vergadering worden de zelfevaluatierapporten besproken mede op basis van de door de commissie aangeleverde vragen en opmerkingen. Bedoeling is binnen de commissie tot een eerste oordeel te komen over de opleidingen en specifieke vragen en aandachtpunten te formuleren die tijdens de bezoeken aan de orde moeten komen. Masterproef/eindwerk en/of stageverslag De masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen worden eveneens beoordeeld tijdens de installatievergadering en/of extra voorbereidende vergadering, zodat de meningen van de leden kunnen worden betrokken bij de bespreking van de eerste algemene indrukken en de formulering van de vragen en aandachtspunten. Checklist 1 De onderwerpen en facetten waarover de commissie zich een oordeel moet vormen (zie bijlage 6.1), zijn uitgewerkt in een checklist die de commissie hanteert tijdens de bezoeken. De checklist volgt het NVAO-accreditatiekader en biedt de commissieleden de mogelijkheid om zich meer in detail uit te spreken over de opleiding, enerzijds door een kwalitatieve uitspraak te doen en anderzijds door persoonlijke opmerkingen te formuleren (zie bijlage 6.4.). De checklist is een nuttig instrument voor: - de individuele leden om hun oordeel over de verschillende facetten te expliciteren; - de commissie als geheel omdat verschillen in oordelen zichtbaar worden zodat ze bediscussieerd kunnen worden; - de secretaris om op basis van de ingevulde checklisten het opleidingsrapport/visitatierapport te kunnen schrijven. De ingevulde checklists zijn interne vertrouwelijke documenten. Tijdens de installatievergadering wordt de checklist overlopen. Indien de visitatiecommissie het nodig acht, kunnen aandachtspunten aan de lijst worden toegevoegd. Bezoekschema s en concrete afspraken 1 Tijdens de installatievergadering worden ook de bezoekschema s besproken en worden concrete afspraken gemaakt over een mogelijke taakverdeling binnen de visitatiecommissie, de manier waarop 2 Dient zeker te gebeuren tijdens de installatievergadering.

51 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 51 de commissie zal omgaan met eventuele verzoeken tot het beoordelen van bijzondere kwaliteitsaspecten 4.3. Bezoek De visitatiecommissie bezoekt de instellingen in principe gedurende twee en een halve dagen, waarbij zij afzonderlijke gesprekken voert met de verschillende geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn op het centraal niveau, het niveau van het departement/de faculteit en op het niveau van de opleiding. Deze gesprekken gebeuren op basis van de lectuur van het zelfevaluatierapport en de bijlagen, een representatieve set van studiemateriaal, relevante verslagen van vergaderingen, een aantal masterproeven, eindwerken en/of stageverslagen dat vooraf wordt bestudeerd. Het bezoek van de commissie wordt afgesloten met een mondelinge rapportering van de eerste voorlopige bevindingen en aanbevelingen. Voorbereiding door de betrokken opleiding Voor het bezoek van de commissie aan de opleiding, worden met de contactpersoon van de instelling en van de opleiding afspraken gemaakt over de praktische organisatie van het bezoek hetzij via een vergadering in de betrokken instelling, hetzij via schriftelijke correspondentie. Het bezoekschema, dat door de secretaris van de visitatiecommissie anderhalve maand voor het bezoek aan de betrokken opleidingen is bezorgd, wordt toegelicht en concrete afspraken met betrekking tot het verloop van het bezoek worden gemaakt. Indien om bepaalde redenen nog wijzigingen in het bezoekschema worden voorgesteld, moeten deze de goedkeuring van de voorzitter van de commissie krijgen. Bezoekschema essentiële elementen In het algemeen bevat een bezoek volgende essentiële elementen: - interne overlegmomenten van de visitatiecommissie, - informele ontmoeting met betrokken geledingen, - gesprekken met onder andere: - algemeen directeur/instellingsbestuur, - faculteitsbestuur/departementshoofd, - opleidingsverantwoordelijken, - opstellers zelfevaluatierapport, - studenten betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsmatig overleg, - personeel betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsmatig overleg, - kwaliteitsverantwoordelijken/-coördinatoren, - studenten, - personeel (voor de universiteiten: zelfstandig academisch personeel, assisterend academisch, personeel, bursalen en administratief & technisch personeel, voor de hogescholen: onderwijzend personeel en administratief & technisch personeel) - afgestudeerden van de opleiding, - vertegenwoordigers van het beroepenveld, - verantwoordelijken studieadvies en -begeleiding, - verantwoordelijken internationalisering, - ombudspersonen en/of vertrouwenspersoon, - verantwoordelijken onderwijsontwikkeling en onderwijsondersteuning, - bezoeken van de door de opleiding gebruikte faciliteiten, - spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de visitatiecommissie,

52 52 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora - voorbereiding mondelinge rapportering, - mondelinge rapportering. Interne overlegmomenten visitatiecommissie Desgevallend kan voorafgaand aan de gesprekken een intern overlegmoment worden vastgelegd waarop de visitatiecommissie het bezoek aan de betrokken opleidingen verder voorbereidt. De zelfevaluatie en ander ter beschikking gesteld materiaal (masterproeven, eindwerken, ) worden nader besproken, specifieke aandachtspunten worden vastgelegd en onderlinge afspraken worden gemaakt. Het overleg tijdens het bezoek biedt de mogelijkheid voor de commissie om tussentijds de reeds aan de hand van de gevoerde gesprekken verkregen informatie te bespreken. Verder kan het intern beraad worden benut om het materiaal dat ter inzage ligt, in te kijken. Met betrekking tot dit materiaal kunnen de commissieleden desgevallend op basis van de studiegids en/of de cursusfiches op voorhand een selectie maken van syllabi en handboeken die ze tijdens het bezoek zeker wensen in te kijken. Informele ontmoeting met betrokken geledingen De informele ontmoeting(en) wordt (worden) georganiseerd met de bedoeling de visitatiecommissie kennis te laten maken met de verschillende betrokken geledingen. Gesprekken De gesprekken met de algemeen directeur (hogescholen), het faculteitsbestuur (universiteiten), het departementshoofd (hogescholen), instellingsbestuur (ander ambtshalve geregistreerde instellingen) zijn er op gericht verdere informatie te krijgen omtrent het onderwijsbeleid van de instelling/faculteit/departement/ opleiding. Tijdens een gesprek tussen de commissie enerzijds en de opleidingsverantwoordelijken, de opstellers van het zelfevaluatierapport en een student van de opleiding betrokken bij onderwijskundig overleg anderzijds, wordt het referentiekader van de commissie besproken. Beide partijen kunnen hun respectievelijke visies toelichten. Naast de discussie over het referentiekader kan de commissie een deel van het gesprek ook aangrijpen om opheldering te vragen over passages in het zelfevaluatierapport die niet duidelijk zijn, extra toelichting te krijgen bij bepaalde delen, Verder zijn er gesprekken gepland met de leden betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsmatig overleg (studenten en personeel afzonderlijk). In het gesprek dat de commissie voert met de studentenvertegenwoordiging moet de werking van de onderwijskundige overlegorganen en de rol en de betrokkenheid van de studenten hierin zeker aan bod komen. Met de kwaliteitsverantwoordelijken/-coördinatoren wordt gesproken om een duidelijk beeld te krijgen van het kwaliteitsbeleid binnen de instelling/opleiding. De gesprekken met de studenten gaan vooraf aan de gesprekken met de leden van het zelfstandig academisch personeel en het onderwijzend personeel, om de commissieleden in de gelegenheid te stellen de mening van de studenten te toetsen aan de ideeën van het personeel. De gesprekken met de studenten zijn vooral van belang om een zicht te krijgen op de studeerbaarheid van het programma, de studietijd, de didactische kwaliteiten van de staf, de samenhang van het programma, bekendheid met de doelstellingen, de onderwijsorganisatie (beschikbaarheid leermid-

53 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 53 delen, faciliteiten ). Ze worden gevoerd zonder aanwezigheid van een staflid, zodat de studenten zoveel mogelijk vrijuit kunnen praten. De samenstelling van de studentengroepen waarmee de commissie zal praten, vraagt bijzondere aandacht. De studentendelegaties worden best beperkt tot een 15-tal studenten en moeten een zo getrouw mogelijke afspiegeling zijn van de studentenpopulatie. Dit betekent dus dat de groep zal samengesteld worden uit mannelijke en vrouwelijke studenten, met verschillende studieresultaten, eventueel van verschillende afkomst, gespreid over de verschillende afstudeerrichtingen en locaties indien van toepassing Tijdens de gesprekken met het personeel komen de verschillende onderwerpen aan bod. Bij universitaire opleidingen worden afzonderlijke gesprekken gevoerd met enerzijds het assisterend en bijzonder academisch personeel en, indien relevant, het administratief en technisch personeel en anderzijds het zelfstandig academisch personeel. Het gesprek met het AAP/BAP en ATP is er op gericht een zicht te krijgen op hun betrokkenheid bij het onderwijs: hoe en op welke wijze dragen zij bij aan het onderwijs, hoe worden ze daarbij begeleid, hoe vindt hun onderzoek zijn vertaling in het onderwijs. Bij de hogeschoolopleidingen worden gesprekken gevoerd met het onderwijzend personeel en indien relevant, het administratief en technisch personeel. Tijdens de gesprekken zal in het bijzonder ook aandacht worden besteed aan de interactie met de beroeps- of kunstpraktijk. De gesprekken met de afgestudeerden zullen duidelijkheid moeten scheppen over waar afgestudeerden tewerkgesteld worden en hoe ze in relatie daarmee terugkijken naar hun opleiding. Bij de samenstelling van deze gespreksgroep dient dan ook rekening te worden gehouden met de beroepssituatie van de afgestudeerden. De gesprekken met vertegenwoordigers van het beroepenveld zijn bedoeld om een zicht te krijgen op hun waardering van de afgestudeerden. Het gesprek met de verantwoordelijken voor studieadvies en -begeleiding en de ombudspersonen en/of vertrouwenspersoon moet de commissie een verder inzicht geven in de studieadvisering en studiebegeleiding tijdens onderwijs- en examenperiodes. De internationalisering van het onderwijs in al zijn aspecten wordt besproken met de verantwoordelijken internationalisering. De verantwoordelijken onderwijsontwikkeling en onderwijsondersteuning kunnen verduidelijking geven over de inhoudelijke en organisatorische aspecten van het onderwijsgebeuren. Bezoeken van de door de opleiding gebruikte faciliteiten Een gedeelte van het programma is voorzien voor het bekijken van de gebouwen en infrastructuur: collegezalen en werkgroepruimten, bibliotheek, computerruimten, laboratoria, atelierruimte en dergelijke. Afhankelijk van de situatie kan de commissie zich voor deze bezoeken opsplitsen. Spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de visitatiecommissie Om studenten en personeelsleden in de gelegenheid te stellen om, indien ze dit wensen, individueel of in groep een gesprek te voeren met de commissie is er een spreekuur voorzien. De commissie kan tijdens het spreekuur ook zelf personen uitnodigen waarmee zij een individueel gesprek wil voeren. Aan

54 54 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora de opleiding wordt gevraagd dit spreekuur op brede schaal aan te kondigen zodat iedereen ervan op de hoogte is. Aanmelding voor dit spreekuur geschiedt rechtstreeks bij de secretaris van de visitatiecommissie tijdens het bezoek. Voorbereiding mondelinge rapportering Na het laatste gesprek, trekt de commissie zich terug ter voorbereiding van de mondelinge rapportering. Aan de hand van de onderwerpen, facetten en criteria uit de checklist, evalueert de commissie de opleiding. Ieder commissielid vult de checklist in die hij/zij aan het begin van elk bezoek van de secretaris heeft gekregen. Van de commissieleden wordt verwacht dat ze de ingevulde checklist op het einde van het visitatiebezoek of maximaal een week na het bezoek zouden overhandigen aan de secretaris van de commissie. Mondelinge rapportering Het bezoek van de commissie wordt afgesloten met een mondelinge rapportering waarin de commissie haar eerste voorlopige bevindingen en aanbevelingen weergeeft. De voorzitter zal tijdens de rapportering uitdrukkelijk benadrukken dat het om voorlopige bevindingen gaat, die onder andere door de bezoeken aan andere opleidingen nog aangepast kunnen worden. Zowel sterke als zwakke punten van de opleiding worden tijdens de rapportering aangegeven. Onmiddellijk na de mondelinge rapportering is geen discussie met de commissie mogelijk. Op de mondelinge rapportering worden, naast een vertegenwoordiging van de academische overheid/hogeschool, zeker alle partners waarmee de commissie heeft gesproken uitgenodigd. Aan de opleiding wordt gevraagd tijdstip en plaats van de mondelinge rapportering op grote schaal bekend te maken binnen de instelling Schriftelijke rapportering Nadat alle bezoeken zijn afgelegd, schrijft de secretaris van de commissie op basis van de zelfevaluaties en de ingevulde checklists, nota s van de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoeken heeft gevoerd, het intern beraad en de mondelinge rapportering, het concepteindrapport. Het visitatierapport van de commissie, dat openbaar is, bevat een algemeen inleidend deel, een specifiek deel waarin de opleidingsrapporten zijn opgenomen en een aantal verplichte bijlagen. Algemeen deel Het algemeen deel van het visitatierapport bevat: - een inleidend hoofdstuk met: - opsomming van de betrokken opleidingen, - samenstelling van de visitatiecommissie, - een verantwoording van de werkwijze van de visitatiecommissie, - het (de) domeinspecifieke referentiekader(s) en de onderbouwing ervan, - algemene bevindingen van de visitatiecommissie, - een tekstuele vergelijking tussen de opleidingen (zie verder), - een vergelijkende tabel waar per onderwerp en de bijbehorende facetten de score wordt gegeven. Opleidingsrapporten De opleidingsrapporten worden geschreven per opleiding en per instelling en bevatten per onderwerp enerzijds een beschrijvend gedeelte en anderzijds een deel met de beoordeling en de aanbevelingen

55 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 55 van de commissie. In het kader van de verbeterfunctie van het visitatiestelsel is het van belang dat de visitatiecommissie uitdrukkelijk aandacht besteedt aan verbeterpunten en dat ze de nodige aanbevelingen doet om waar mogelijk tot kwaliteitsverbetering te komen. Uit het rapport moet blijken dat de visitatiecommissie de handleiding heeft gevolgd. Verder moeten de oordelen van de visitatiecommissie in het rapport geargumenteerd en gemotiveerd worden: de visitatiecommissie geeft op grond van de oordelen over de facetten een gemotiveerd en beargumenteerd oordeel over de onderwerpen en uiteindelijk geeft ze een gemotiveerd en beargumenteerd oordeel over de basiskwaliteit van de opleiding (zie ook ). Tijdens een bijeenkomst worden de oordelen definitief vastgelegd. Het opleidingsrapport bevat in ieder geval de volgende informatie: - naam van de opleiding (indien relevant afstudeerrichtingen, locaties), - behandeling van de onderwerpen en de daarbij behorende facetten (beschrijving, beoordeling en aanbevelingen): - doelstellingen van de opleiding, - programma, - inzet van personeel, - voorzieningen, - interne kwaliteitszorg, - resultaten, - een oordeel over het zelfevaluatierapport, - een tabel met de scores per facet en het eindoordeel per onderwerp, - een integraal oordeel over de opleiding. Indien een opleiding meerdere afstudeerrichtingen heeft en/of op meerdere locaties wordt aangeboden, zal uit het rapport moeten blijken of elke afstudeerrichting en/of locatie aan de criteria voldoet. Indien een instelling heeft gevraagd om bijzondere kwaliteitskenmerken te beoordelen wordt in het rapport melding gemaakt van de wijze waarop de visitatiecommissie tot een oordeel hierover is gekomen. Eerste terugmelding door de visitatiecommissie en mogelijke reacties van de opleidingen en de instellingsbesturen 1 De ontwerpen van de opleidingsrapporten worden aan de commissieleden voorgelegd en tijdens een vergadering besproken. Na goedkeuring worden de opleidingsrapporten onder embargo naar de betrokken opleiding en instelling gezonden voor een reactie. Elke opleiding/instelling krijgt hierbij enkel zijn eigen opleidingsrapport toegestuurd. De opleidingen/instellingen worden verzocht om alleszins feitelijke onjuistheden in het concept opleidingsrapport te corrigeren, maar ook opmerkingen van inhoudelijke aard kunnen aan de visitatiecommissie worden overgemaakt. De reacties van de opleidingen worden met instemming van het instellingsbestuur 1 aan de (secretaris van de) visitatiecommissie overgemaakt. De visitatiecommissie is autonoom in haar beslissing om al dan niet rekening te houden met de bemerkingen van de opleidingen/instellingen. Feitelijke onjuistheden worden sowieso aangepast. 1 Voor hogescholen wordt hier bedoeld de algemene directie

56 56 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Vergelijking tussen de opleidingen Het vergelijkend hoofdstuk dat een onderdeel vormt van het algemeen deel van het visitatierapport, geeft de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de commissie vergelijkenderwijs weer. Dit hoofdstuk wordt geschreven op basis van de definitief vastgelegde opleidingsrapporten. De oordelen van de visitatiecommissie worden ook in een vergelijkende tabel weergegeven, waarbij per onderwerp en de bijbehorende facetten wordt weergegeven in welke mate de opleiding volgens de visitatiecommissie aan de gestelde eisen voldoet. Tweede terugmelding door de visitatiecommissie en mogelijke reacties van de opleidingen en de instellingsbesturen 1 Het vergelijkend gedeelte wordt, samen met de reacties van de opleidingen/instellingen op het hun aanbelangende opleidingsrapport in een slotvergadering met alle commissieleden besproken, en wordt vervolgens voor reactie aan de opleidingen toegezonden. Ook de desgevallend aangepaste opleidingsrapporten worden, samen met een schriftelijke reactie van de visitatiecommissie waarin wordt aangegeven waarom zij al dan niet is ingegaan op de bemerkingen van de opleiding/instelling, opnieuw aan de opleidingen en instellingen toegezonden. Indien de opleiding/instelling niet tevreden is over de wijze waarop de commissie met de bemerkingen heeft rekening gehouden, en indien de opleiding/instelling het noodzakelijk acht, kan er een reactie van de instelling als bijlage bij het rapport worden opgenomen. Het geheel van reacties wordt in een dossier bijeengebracht binnen de cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA. Tot de uiteindelijke publicatie van het visitatierapport staat er een embargo op de ontwerpteksten. Dit betekent niet dat de instelling/opleiding haar beleid niet zou kunnen afstemmen op eventuele aanbevelingen van de visitatiecommissie vóór het proces is afgerond. Wel worden de instellingen/ opleidingen verzocht in afwachting van de publicatie niet uit het rapport te citeren in openbare documenten, noch delen ervan of het conceptrapport integraal te publiceren. Bijlagen Bij het visitatierapport zijn verplicht volgende bijlagen opgenomen: - de beslissing van de Erkenningscommissie betreffende de bekrachtiging van de samenstelling van de visitatiecommissie; - de curricula vitae van de commissieleden ter onderbouwing van de onafhankelijkheid, het gezag en de deskundigheid van de visitatiecommissie; - de onafhankelijkheidsverklaring van de commissieleden (bijlage ). Formele aanbieding van het rapport Als laatste stap in het visitatieproces wordt het visitatierapport persklaar gemaakt en gepubliceerd. Het rapport wordt op een bijeenkomst formeel door de voorzitter van de visitatiecommissie aangeboden aan de bestuursorganen van de VLIR en/of de VLHORA. Het visitatierapport van de commissie is een openbaar document. De cel kwaliteitszorg van de VLIR en/of de VLHORA zorgt voor de verspreiding ervan naar de instellingen en naar de minister van Onderwijs. De bestuursorganen van de VLIR en/of de VLHORA geven ook in onderling overleg met de voorzitter van de commissie een persbericht uit waarin de belangrijkste bevindingen van de commissie worden samengevat. 1 Voor hogescholen wordt hier bedoeld de algemene directie

57 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 57 Het visitatierapport wordt, met een duidelijke datering, op de webstek van de VLIR en/of de VLHORA geplaatst zodat het publiek toegankelijk is Opvolging Wat er uiteindelijk met de resultaten van de visitaties wordt gedaan is in eerste instantie een aangelegenheid van de instellingen zelf. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen om acties te ondernemen op basis van de bevindingen en aanbevelingen van de visitatiecommissies. Ook het initiatief voor accreditatie ligt bij de instellingen zelf (zie hoofdstuk 5). In het kader van de verbeterfunctie is duidelijk dat kwaliteitszorg een continu proces is dat niet stopt met de publicatie van het visitatierapport. De rapportering van de commissies is er net op gericht het kwaliteitszorgproces te bevorderen door concrete aanbevelingen te formuleren ten aanzien van afzonderlijke opleidingen of aanbevelingen te doen die instellingsoverschrijdend zijn en die een gezamenlijke aanpak van vastgestelde problemen vergen. De visitatiecommissies zullen trouwens expliciet aandacht besteden aan de opvolging van bevindingen en aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie. Over de opvolging van visitaties moet zowel intern als extern worden gerapporteerd. Voor wat betreft de interne rapportering bestaat binnen de meeste instellingen een systeem, bijvoorbeeld een verplicht formeel opvolgingsverslag van de opleiding aan de academische overheid/diensten van de algemeen directeur, waardoor zorgvuldig kan worden nagegaan hoe en in welke mate de visitatierapporten tot verandering en verbetering hebben geleid. De externe rapportering gebeurt via de jaarverslagen aan de overheid, waarin de instellingen aangeven wat zij met de resultaten van de visitaties hebben gedaan of gaan doen. In het kader van de verantwoordingsfunctie moet naar buiten toe duidelijk zijn dat het systeem ook iets teweegbrengt. Dit gebeurt enerzijds via de publicatie van het visitatierapport en anderzijds via de accreditatie en het openbaar maken van het accreditatiebesluit.

58 58 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora

59 Hoofdstuk 5 Accreditatieproces

60 60 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 5.1. Aanvraag accreditatie Ten vroegste 18 maanden en ten laatste 9 maanden voor het verstrijken van de geldigheid van de lopende accreditatie moet het instellingsbestuur een accreditatieaanvraag indienen bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Bij de accreditatieaanvraag wordt het betreffende visitatierapport gevoegd, eventueel aangevuld met een reactie vanwege de opleiding. Dit rapport mag niet meer dan één jaar voor het indienen van de accreditatieaanvraag zijn gepubliceerd. De zelfevaluatie van de opleidingen vormt geen onderdeel van het aanvraagdossier. Voor iedere bachelor- of masteropleiding moet afzonderlijk accreditatie worden aangevraagd. In het visitatierapport is door de visitatiecommissie dan ook voor elke betrokken opleiding een onderbouwd eindoordeel over de basiskwaliteit opgenomen. De visitatiecommissie geeft daarbij aan of binnen de opleiding voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Wanneer er sprake is van verschillende afstudeerrichtingen of wanneer een opleiding op verschillende locaties wordt aangeboden, dan komt bij een positieve beoordeling van de visitatiecommissie tevens naar voor dat binnen elke afstudeerrichting en/of locatie voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Bij een negatief oordeel over een bepaalde afstudeerrichting en/of opleiding op een locatie kan het instellingsbestuur besluiten om de betreffende afstudeerrichting en/of locatie niet te betrekken bij de accreditatieaanvraag. Op die wijze kan de accreditatie van de opleiding, behoudens de betreffende afstudeerrichting/locatie, alsnog rechtsgeldig worden verleend. In het accreditatiebesluit wordt melding gemaakt van de uitsluiting van de betrokken afstudeerrichting(en) en/of locatie(s) en de instelling verliest, totdat een nieuw en positief accreditatiebesluit wordt verkregen, de bevoegdheid om de uitgesloten afstudeerrichting(en) en/of de betrokken opleiding in de uitgesloten locatie(s) aan te bieden. Overgangsaccreditatie Het structuurdecreet (Art. 124) 1 voorziet in een overgangsaccreditatie om te vermijden dat alle opleidingen binnen eenzelfde beperkte tijdsperiode een accreditatieaanvraag zouden moeten indienen. Gedurende de periode waarin een opleiding van een overgangsaccreditatie geniet, wordt zij geacht geaccrediteerd te zijn. De duur van deze overgangsaccreditatie is afhankelijk van het verschijnen van het laatste visitatierapport. Opleidingen waarvan het visitatierapport tussen 1 januari 1998 en 31 december 2004 is gepubliceerd, krijgen accreditatie voor een periode van acht jaar, te rekenen vanaf het jaar na publicatie van het visitatierapport. Opleidingen waarvan de externe beoordeling verschijnt vanaf 1 januari 2005 krijgen een overgangsaccreditatie van twee jaar na het verschijnen van het visitatierapport. Alle overgangsaccreditaties vervallen in elk geval aan het eind van het academiejaar Voortgezette opleidingen die worden omgevormd tot bachelor na bachelor, master na bachelor of master na master krijgen een overgangsaccreditatie van vier jaar te rekenen met ingang van het academiejaar waarin de omgevormde opleidingen voor het eerst worden georganiseerd. Opleidingen aan de hogescholen die ontstaan zijn uit omvorming van opleidingen van sociale promotie krijgen eveneens een overgangsaccreditatie van vier jaar. Andere ambtshalve geregistreerde instellingen dan universiteiten en hogescholen krijgen een overgangsaccreditatie tot het einde van het academiejaar Op deze algemene regeling zijn beperkte uitzonderingen mogelijk (art structuurdecreet). 1 Zie ook

61 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 61 Overgangsregeling academisering Zoals vermeld in hoofdstuk 2 (zie 2.2.5) voorziet het structuurdecreet in een specifieke overgangsregeling voor de accreditatie van de tot academische opleidingen omgevormde opleidingen aan de hogescholen, in geval het visitatierapport verschijnt na 1 januari Deze overgangsregeling betreft de aspecten onderzoeksgebondenheid van de academische opleidingen en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek. In de periode zal voor deze aspecten bij de visitatie nagegaan worden in hoe ver de opleiding is gevorderd in het academiseringsproces en of de feitelijke realisatie en de voornemens het aannemelijk maken dat de opleiding in het academiejaar volledig aan de eisen zal voldoen. In geval ze gebruik maken van de overgangsregeling betreffende de onderzoeksgebondenheid en de verwevenheid onderwijs en onderzoek, krijgen tot academische bachelor en master omgevormde opleidingen aan de hogescholen een accreditatie van vier jaar wanneer de accreditatieaanvraag wordt ingediend vóór einde , of van zes jaar wanneer de accreditatieaanvraag wordt ingediend vanaf en vóór eind Opleidingen moeten in hun zelfevaluatierapport expliciet aangeven of zij gebruik wensen te maken van deze overgangsregeling. Accreditatie tijdens het bachelor-master omvormingsproces In de periode van omvorming van de opleidingen naar de bachelor-masterstructuur zullen visitaties plaatsvinden waarbij de commissies zowel kijken naar de oorspronkelijke opleidingen als naar de reeds gerealiseerde trajecten in de omgevormde opleidingen en de verdere plannen. In hoofdstuk 2 is aangegeven hoe de opleidingen hiermee moeten omgaan met het oog op het opstellen van het zelfevaluatierapport. De beoordeling van de visitatiecommissie stelt de NVAO in staat een accreditatiebesluit te nemen omtrent de omgevormde opleiding Accreditatie De NVAO accrediteert een opleiding op basis van een accreditatieaanvraag: deze bevat tenminste een gepubliceerde externe beoordeling (visitatierapport). De accreditatieorganisatie beoordeelt het visitatierapport van de visitatiecommissie en het daarin uitgesproken samenvattend oordeel over de opleiding en toetst het aan het accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs. Indien een instelling daarom heeft verzocht, toetst de NVAO tevens of is voldaan aan de criteria voor de bijzon-dere kwaliteitskenmerken. De accreditatie kan ook worden verleend op grond van een buitenlandse accreditatie die de NVAO als equivalent erkent. De NVAO neemt binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit dat positief of negatief kan zijn. Het besluit wordt onderbouwd door bevindingen die zijn vastgelegd in een accreditatierapport. Het accreditatierapport en accreditatiebesluit worden, vooraleer ze definitief worden vastgelegd, aan het instellingsbestuur bezorgd dat binnen een termijn van 15 kalenderdagen na ontvangst, bezwaren en opmerkingen kan formuleren. Het accreditatiebesluit treedt bij bekendmaking in werking of - in de toekomst - met ingang van de vervaldag van het vorige besluit. Indien de NVAO binnen de gestelde termijn geen besluit heeft getroffen, wordt de geldigheidsduur van de lopende accreditatie verlengd tot het einde van het academiejaar waarin het accreditatiebesluit uiteindelijk wordt genomen.

62 62 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Indien de NVAO oordeelt dat het visitatierapport onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd of geformuleerd om op basis daarvan een accreditatiebeslissing te kunnen nemen, geldt de volgende procedure: - de leden van de visitatiecommissie worden door de NVAO gehoord. Hiervan wordt een proces-verbaal opgemaakt dat bij het accreditatiedossier wordt toegevoegd; - Indien het proces-verbaal en het visitatierapport onvoldoende elementen bevatten om tot een accreditatiebeslissing te kunnen komen, wordt het instellingsbestuur daarvan op de hoogte gebracht. De NVAO vermeldt daarbij door welke gebreken de externe beoordeling is aangetast en binnen welke termijn een nieuwe dan wel aanvullende externe beoordeling moet worden afgeleverd. De NVAO neemt geen accreditatiebeslissing waardoor de lopende accreditatie wordt verlengd tot het einde van het academiejaar waarin het accreditatiebesluit wordt genomen Opvolging Een positief besluit van de NVAO leidt tot accreditatie van de opleiding voor een periode van 8 jaar, gemeten in academiejaren, vanaf het academiejaar waarin de bestaande accreditatie (van rechtswege) vervalt. Hogeschoolopleidingen van twee cycli die gebruik maken van een overgangsregeling betreffende de onderzoeksgebondenheid en de verwevenheid onderwijs en onderzoek, krijgen een accreditatie van vier jaar wanneer de accreditatieaanvraag wordt ingediend vóór einde , of van zes jaar wanneer de accreditatieaanvraag wordt ingediend vanaf en vóór eind Bij een negatief besluit kan de instelling voor de betreffende opleiding niet langer de graad van bachelor of master uitreiken. Verder wordt de opleiding geschrapt uit het Hoger Onderwijsregister. In het geval dat een opleiding niet langer wordt aangeboden moet het instellingsbestuur maatregelen nemen ten aanzien van de studenten die de opleiding nog niet hebben voltooid. Indien het instellingsbestuur instemt met een negatief accreditatiebesluit kan het binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de bekendmaking van het negatief besluit een aanvraag voor een tijdelijke erkenning, vergezeld van een gedetailleerd verbeterplan, indienen bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering neemt binnen een termijn van 3 maanden, na advies van de erkenningscommissie, een besluit dat bij de bekendmaking in werking treedt. Indien het besluit niet binnen de gestelde termijn is genomen, wordt het geacht positief te zijn. Tijdelijke erkenning kan variëren van één tot drie jaar. Na afloop van de tijdelijke erkenning kan de accreditatie van een opleiding via een verkorte procedure verlopen. De beoordeling (zelfevaluatie, visitatie en beoordeling door de NVAO) wordt beperkt tot de onderwerpen, afstudeerrichtingen en/of locaties die oorspronkelijk ondermaats werden geëvalueerd. De rest van de opleiding werd immers reeds positief beoordeeld. Indien het instellingsbestuur niet instemt met een negatief accreditatiebesluit kan bij de Vlaamse regering beroep worden aangetekend. De Vlaamse regering toetst de betwiste beslissing en kan deze, afhankelijk van haar bevindingen, vernietigen. In bepaalde gevallen kan een opleiding bij een negatief accreditatiebesluit, genieten van een tijdelijke erkenning van rechtswege.

63 Hoofdstuk 6 Bijlagen

64 64 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 6.1. NVAO-accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen, Overzicht verplicht op te nemen bijlagen bij het zelfevaluatierapport 6.3. Tabellen ten behoeve van de zelfevaluatie 6.4. Checklist 6.5. Onafhankelijkheid van de visitatiecommissie Inleiding Algemene waarborgen en maatregelen Gedragsregels voor de leden van de visitatiecommissie Onverenigbaarheidsgronden Onafhankelijkheidsverklaring 6.6. Besluit van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs tot vaststelling van criteria voor bekrachtiging van de samenstelling van visitatiecommissies voorgesteld door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad Internetlinks met nuttige informatie omtrent decreten, ministeriële besluiten, accreditatie(kader)

65 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 65 BIJLAGE 6.1. NVAO-accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 14 februari 2005

66 Macintosh HD:Users:erik:Klanten:handleiding vlir_vlhora:ontwerp-accreditatiek#9eb2a.doc Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 14 februari 2005 Dit kader werd definitief vastgesteld door het Bestuur van de NVAO op De tekst wordt nu ter bekrachtiging voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Artikel 10 van het Accreditatieverdrag bepaalt dat de kaders slechts van toepassing worden in de Vlaamse Gemeenschap wanneer zij door de Vlaamse Regering zijn bekrachtigd. Parkstraat 28 Postbus CN Den Haag P.O. Box CN The Hague The Netherlands T +31 (0) F +31 (0) info@nvao.net

67 Inhoud 1 Opbouw accreditatiekader 3 2 Accreditatie van opleidingen op grond van een gepubliceerde externe beoordeling Kader ter beoordeling Doelstellingen opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten Bijzondere kwaliteitskenmerken Beslisregels beoordeling Beoordeling facetten Beoordeling opleiding Beslisregels accreditatie Evaluatie van de externe beoordeling Beslisregels accreditatie 14 3 Accreditatie van opleidingen op grond van een buitenlandse accreditatie 15 4 Overgangsregeling voor beoordeling en accreditatie van omgevormde academische opleidingen aan de hogescholen, met betrekking tot de verwevenheid onderwijs-onderzoek (periode ) Inleiding Betrokken onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader Beoordeling van het overgangsmatig karakter Invulling accreditatiecriteria in de overgangsperiode 20 Toelichting 22 Toelichting per hoofdstuk 28 Toelichting bij het stelsel van overgangsaccreditatie 33 Bijlage 1. Invulling accreditatiecriteria in overgangsperiode voor academische opleidingen die voortkomen uit omvorming van hogeschoolopleidingen (met betrekking tot onderzoeksinbedding) 34 Pagina 2 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

68 1 Opbouw accreditatiekader De NVAO wordt door het Accreditatieverdrag belast met de accreditatie van bestaande bachelors- en mastersopleidingen en met de toets nieuwe opleiding in Nederland en in de Vlaamse Gemeenschap. Voorliggend Accreditatiekader 1 heeft betrekking op de aanvragen voor accreditatie die worden ingediend door besturen van hogeronderwijs-instellingen in de Vlaamse Gemeenschap. De NVAO kan bij de accreditatie op twee manieren de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen (art. 58 van het structuurdecreet) nagaan: ofwel baseert de NVAO haar oordeel op een gepubliceerde externe beoordeling van de opleiding (het zgn. visitatierapport ) ; ofwel kan een opleiding worden geaccrediteerd op basis van een reeds verkregen buitenlandse accreditatie als de NVAO meent dat de buitenlandse accreditatie werd verleend volgens een vergelijkbare methodologische aanpak. Hoofdstuk 2 omvat het kader voor de beoordeling van bestaande hogeronderwijs opleidingen op grond van een externe beoordeling. Ten behoeve van de accreditatie wordt de opleiding beoordeeld aan de hand van zes onderwerpen (zie rubriek 2.1). Deze onderwerpen zijn: doelstellingen van de opleiding programma inzet van personeel voorzieningen interne kwaliteitszorg resultaten. De genoemde onderwerpen worden beoordeeld aan de hand van facetten en daarbij behorende criteria, met een differentiatie in functie van het niveau (bachelor of master) en van de oriëntatie (professioneel of academisch gericht) van de opleiding. Optioneel kan een instelling een evaluatieorgaan verzoeken om een beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken van de opleiding te laten uitvoeren, waarover in het accreditatierapport een aantekening kan worden opgenomen. De beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken is niet van invloed op de uitkomst van de accreditatie (zie rubriek 2.2). Bij de beoordeling wordt een beoordelingsschaal toegepast en worden beslisregels gehanteerd die gebaseerd zijn op een weging van de facetten (zie rubriek 2.3). Accreditatie is afhankelijk van validering door het Accreditatieorgaan van de externe beoordeling. Hiertoe zijn criteria vastgesteld voor beoordeling van de gevolgde werkwijze en het rapport van het evaluatieorgaan (zie rubriek 2.4). 2 Hoofdstuk 3 omschrijft de criteria op grond waarvan de NVAO een buitenlandse accreditatie equivalent kan verklaren. Deze criteria hebben betrekking op de gelijkwaardigheid van de door het buitenlandse accreditatieorgaan gehanteerde methodiek. Als de equivalentie wordt vastgesteld, kan de NVAO op grond daarvan een accreditatie aan de betrokken opleiding verlenen. 1 Artikel 10.1 van het Accreditatieverdrag machtigt de NVAO om een beoordelingskader te ontwikkelen. Op grond van het kader toetst de NVAO opleidingen op de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen. Dit beoordelingskader moet door de Vlaamse regering worden bekrachtigd. 2 De werkwijze bij de behandeling van accreditatieaanvragen wordt ten informatieve titel eveneens beschreven in een door de NVAO opgestelde Handleiding accreditatie Vlaamse Gemeenschap. Pagina 3 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

69 Hoofdstuk 4 omschrijft de overgangsregeling (periode ) voor de beoordeling en de accreditatie van omgevormde academische opleidingen aan de hogescholen, met betrekking tot de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek. Het Toelichtend gedeelte geeft duiding bij: de bepalingen van het Accreditatiekader; de decretaal toegekende overgangsaccreditaties bij de invoering van het accreditatiestelsel. Bijlage 1 geeft een overzicht van de invulling in de overgangsperiode van die criteria uit het accreditatiekader die relevant zijn voor de onderzoeksinbedding van academische bachelors- en mastersopleidingen die voortkomen uit omvorming van basisopleidingen van twee cycli aan de hogescholen. Pagina 4 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

70 2 Accreditatie van opleidingen op grond van een gepubliceerde externe beoordeling 2.1 Kader ter beoordeling Doelstellingen opleiding Facetten Niveau en oriëntatie: Bachelor hoger professioneel onderwijs Criteria De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar Niveau en oriëntatie: bachelor academisch onderwijs De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden Pagina 5 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

71 Niveau en oriëntatie: master Domeinspecifieke eisen 3 De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake Voor professioneel gerichte bachelorsopleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld Voor academisch gerichte bachelorsopleidingen en mastersopleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld 3 De domeinspecifieke eisen operationaliseren de generieke kwaliteitswaarborgen. Zij zijn hiërarchisch aan deze waarborgen ondergeschikt. Pagina 6 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

72 2.1.2 Programma Facetten Eisen professionele en academische gerichtheid Criteria Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor professionele of academische gerichtheid: Professioneel gerichte bachelorsopleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepsof kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk Academisch gerichte bachelorsopleiding en mastersopleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma Studielast De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen Pagina 7 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

73 Toelatingsvoorwaarden Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten 4 : Bachelor: Diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend Door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen Bachelor na bachelor: Bachelorsgraad, met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), eventueel aangevuld met een onderzoek naar geschiktheid of bekwaamheid of een voorbereidingsprogramma Master: Bachelorsgraad, met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), en in voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsprogramma of een schakelprogramma Master na master: Mastersgraad, met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), eventueel aangevuld met een onderzoek naar geschiktheid of bekwaamheid of een voorbereidingsprogramma Studieomvang De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de studieomvang: Bachelor: tenminste 180 studiepunten Bachelor na bachelor: tenminste 60 studiepunten Master: tenminste 60 studiepunten Master na master: tenminste 60 studiepunten Afstemming tussen vormgeving en inhoud Beoordeling en toetsing Masterproef Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd De mastersopleiding wordt afgesloten met een masterproef, waarmee de student blijk geeft van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritischreflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student De masterproef heeft een omvang van tenminste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten 4 De beschreven toelatingsvoorwaarden zijn deze vastgelegd in het structuurdecreet. Vanaf worden de toelatingsvoorwaarden in het hoger onderwijs geregeld door het flexibiliseringsdecreet. Deze toelatingsvoorwaarden zullen inhoudelijk identiek zijn aan deze die hier worden opgesomd. Pagina 8 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

74 2.1.3 Inzet van personeel Facetten Eisen professionele/ academische gerichtheid Criteria De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte of een academisch gerichte opleiding: Professioneel gerichte opleidingen: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk Academisch gerichte opleidingen: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) Bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Voorzieningen Facetten Materiële voorzieningen Criteria De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten Interne kwaliteitszorg Facetten Evaluatie resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Criteria De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken Pagina 9 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

75 2.1.6 Resultaten Facetten Gerealiseerd niveau Criteria De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers Pagina 10 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

76 2.2 Bijzondere kwaliteitskenmerken Accreditatie is gericht op het vaststellen of de opleiding aan de generieke kwaliteitswaarborgen voldoet. Daarbij wordt de opleiding beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader uit hoofdstuk 2. Om een instelling de gelegenheid te geven zich te profileren kan de instelling daarnaast het Accreditatieorgaan verzoeken om een oordeel te geven over bijzondere kenmerken van kwaliteit van een opleiding. Dit kan leiden tot een aantekening in het accreditatierapport dat daadwerkelijk sprake is van bijzondere kenmerken. Het oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerken heeft geen invloed op de accreditatiebeslissing van het Accreditatieorgaan. De bijzondere kenmerken moeten voldoen aan de volgende criteria: Facetten Differentiatie en profilering Criteria Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs Kwaliteit Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding Concretisering De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd Pagina 11 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

77 2.3 Beslisregels beoordeling Beoordeling facetten De beoordeling van de opleiding wordt uitgevoerd door een externe visitatiecommissie (panel van deskundigen) onder coördinatie van een evaluatieorgaan dat het visitatieprotocol vaststelt. Bij de beoordeling van de facetten uit het beoordelingskader wordt gebruik gemaakt van de volgende schaal: excellent goed voldoende onvoldoende Beoordeling opleiding Voor een positief eindoordeel over de opleiding moet het oordeel over elk onderwerp voldoende zijn. De visitatiecommissies hanteren voor de beoordeling van de onderwerpen de indeling voldoende/onvoldoende. Het oordeel per onderwerp komt tot stand op basis van weging van oordelen over de afzonderlijke facetten van dat onderwerp. De visitatiecommissie moet inzichtelijk maken hoe de beoordeling van de verschillende facetten heeft geleid tot het samenvattende oordeel over een onderwerp, met andere woorden hoe - gegeven de criteria uit dit accreditatiekader en het gebruikte referentiekader - op basis van de analyse per facet tot het oordeel per onderwerp is gekomen. Bij het eindoordeel over kwaliteit van de opleiding dient de visitatiecommissie aan te geven hoe dit is gebaseerd op de feiten, zijn analyse van de feiten en de beoordeling van de opleiding op basis van dit accreditatiekader en het gebruikte referentiekader. In het eindoordeel over de opleiding geeft de visitatiecommissie aan of op grond van de criteria uit dit beoordelingskader voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn om te komen tot een positief eindoordeel over de opleiding. Wanneer er sprake is van verschillende afstudeerrichtingen, dan is voor een positief resultaat van de beoordeling vereist dat uit de beoordeling blijkt dat voor elke afstudeerrichting voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Indien een zelfde opleiding wordt aangeboden op meerdere locaties, dan is voor een positief resultaat van de beoordeling vereist dat uit de beoordeling blijkt dat voor elke locatie voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Pagina 12 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

78 2.4 Beslisregels accreditatie Evaluatie van de externe beoordeling Het evaluatieorgaan brengt een door de visitatiecommissie vastgesteld rapport uit over de kwaliteit van de opleiding. Het Accreditatieorgaan beoordeelt het rapport om te bezien of op basis daarvan een beslissing over accreditatie van de opleiding kan worden genomen. In het rapport wordt tevens de bij de externe beoordeling gevolgde werkwijze beschreven, zodat het Accreditatieorgaan deze kan beoordelen. Het Accreditatieorgaan gaat na of de externe beoordeling is vastgesteld in overeenstemming met de krachtens het Accreditatieverdrag of het decreet vastgestelde regelen. Het Accreditatieorgaan gaat daartoe na : 1. of de visitatiecommissie het door het evaluatieorgaan vastgestelde visitatieprotocol heeft gevolgd, 2. of het door de visitatiecommissie gehanteerde referentiekader de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader bestaande opleidingen van het Accreditatieorgaan omvat, inclusief een domeinspecifieke vertaling. 3. of de visitatiecommissie de in het accreditatiekader beschreven beslisregels adequaat heeft toegepast. 4. of de gevolgde procedure in overeenstemming is met het toetsingskader voor de werkwijze van de VLIR en VLHORA als evaluatieorgaan of in de erkenningsregeling van andere evaluatieorganen. Het Accreditatieorgaan gaat ook na of de externe beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen. Het Accreditatieorgaan controleert daarbij : 1. of het kwaliteitsoordeel van de visitatiecommissie mede gebaseerd is op een vergelijking met verwante andere opleidingen en zo mogelijk met internationaal gehanteerde normen voor opleidingen in het desbetreffende domein. 2. of het door de visitatiecommissie vastgestelde rapport van het evaluatieorgaan voldoende evidentie bevat dat de opleiding al dan niet aan de criteria uit het beoordelingskader (hoofdstuk 2) voldoet zodat voldoende generieke kwaliteitswaarborgen voorhanden zijn. Het rapport behandelt minimaal de zes in dit accreditatiekader genoemde onderwerpen, waarbij per onderwerp aan alle facetten aandacht wordt besteed. Voor ieder facet wordt een oordeel op de vierpuntsschaal gegeven, op basis waarvan per onderwerp een oordeel wordt gegeven. De oordelen worden zo goed mogelijk onderbouwd met feiten en analyses. Het rapport wordt afgerond met een samenvattend oordeel over de opleiding. 3. of het rapport tevens inzicht verschaft in de kwaliteit van de visitatiecommissie (het panel van deskundigen) dat de opleiding heeft gevisiteerd. Daarbij wordt informatie gegeven over de omvang en samenstelling van de visitatiecommissie naar ingebrachte kennis en ervaring, de onafhankelijkheid, de deskundigheid en gezaghebbendheid van de leden. Pagina 13 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

79 2.4.2 Beslisregels accreditatie Als het Accreditatieorgaan oordeelt dat de externe beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen 5, spreekt het zich uit over de vraag of al dan niet voldoende generieke kwaliteitswaarborgen voorhanden zijn. Het Accreditatieorgaan hanteert bij deze beslissing dezelfde beslisregels als deze die gelden in hoofde van de visitatiecommissies. De essentie van deze beslisregels is neergelegd in het reglement tot bepaling van bestuursbeginselen die van toepassing zijn bij de besluitvorming inzake accreditatie en toets nieuwe opleiding ten aanzien van opleidingen in de Vlaamse Gemeenschap. De tekst van de artikelen 7 en 8 van dat reglement luidt : Art. 7. Een accreditatiebesluit c.q. toetsingsrapport is positief indien alle samenvattende oordelen over de in het Accreditatiekader c.q. Toetsingskader genoemde onderwerpen voldoende zijn. Indien als onvoldoende beoordeelde facetten naar het oordeel van de NVAO gecompenseerd worden door sterktes binnen andere facetten van hetzelfde onderwerp, wordt een onderwerp als voldoende beoordeeld. Art. 8. Wanneer er sprake is van verschillende afstudeerrichtingen en/of vestigingen, dan is voor de beoordeling van een onderwerp als voldoende vereist dat deze beoordeling ten aanzien van de verschillende afstudeerrichtingen en/of vestigingen afzonderlijk wordt gegeven. 5 Desgevallend na uitputting van de in artikel 59bis van het structuurdecreet bedoelde remediëringsmogelijkheden. Pagina 14 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

80 3 Accreditatie van opleidingen op grond van een buitenlandse accreditatie De regeling van dit hoofdstuk operationaliseert de bepaling van art. 60sexies van het structuurdecreet. Dit stelt dat het Accreditatieorgaan bij de beoordeling van accreditatieaanvragen gesteund op een reeds verkregen buitenlandse accreditatie na dient te gaan of de buitenlandse accreditatie werd verleend volgens een vergelijkbare methodologische aanpak als de accreditaties gesteund op een externe beoordeling. Equivalentiecriteria Algemeen De equivalentie van een concrete buitenlandse accreditatie wordt getoetst aan de hand van equivalentiecriteria, die inhoudelijk gegroepeerd kunnen worden in vijf thema s : de buitenlandse accreditatie geeft een positieve beoordeling van de kwaliteit van de betrokken opleiding ; de buitenlandse accreditatie is voldoende actueel ; de buitenlandse accreditatie stoelt op een openbare externe beoordeling ; het buitenlandse accreditatieorgaan heeft een adequate organisatiestructuur ; het buitenlandse accreditatieorgaan hanteert valabele kwaliteitscriteria. In beginsel moet per thema aan alle equivalentiecriteria zijn voldaan, vooraleer het Accreditatieorgaan de accreditatie kan verlenen. Thema 1. De buitenlandse accreditatie geeft een positieve beoordeling van de kwaliteit van de betrokken opleiding Uit de buitenlandse accreditatie of uit het daaraan voorafgaand onderzoek moet blijken dat de kwaliteit van de betrokken opleiding positief werd beoordeeld. De buitenlandse accreditatie mag eventueel nog betrekking hebben op andere opleidingen, zolang maar zo n positieve kwaliteitsbeoordeling ten aanzien van de individueel beschouwde opleiding voorhanden is. Thema 2. De buitenlandse accreditatie is voldoende actueel De buitenlandse accreditatie moet voldoende actueel zijn om een redelijke beoordeling van de equivalentie te kunnen maken. Om die reden wordt geëist dat tussen de datum waarop de buitenlandse accreditatie is uitgebracht en de datum van de accreditatieaanvraag bij de NVAO niet meer dan 1 jaar verlopen is. Thema 3. De buitenlandse accreditatie stoelt op een openbare externe beoordeling De buitenlandse accreditatie moet zijn verleend op grond van een externe beoordeling van de opleiding, van de groep van opleidingen waartoe de opleiding behoort, of van de instelling. De externe beoordeling is neergelegd in een rapport, dat openbaar moet zijn gemaakt. De externe beoordeling moet zijn uitgevoerd op basis van vooraf kenbaar gemaakte kwaliteitsrichtlijnen. Deze richtlijnen moeten zijn uitgevaardigd door een instantie die onafhankelijk is ten opzichte van de hogeronderwijsinstellingen. Daaronder wordt verstaan : een internationaal samenwerkingsverband of orgaan, de wetgevende of uitvoerende macht van de betrokken (deel)staat, het buitenlandse accreditatieorgaan zelf, een door het buitenlandse accreditatieorgaan erkend evaluatieorgaan, of een evaluatieorgaan waarmee Pagina 15 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

81 het buitenlandse accreditatieorgaan een bestuurlijke overeenkomst gesloten heeft die in het bijzonder betrekking heeft op de onafhankelijke werking van het evaluatieorgaan. De externe beoordeling moet zijn uitgevoerd door een onafhankelijk expertenpanel, dat ten minste bestond uit peers en één of meerdere student(en), tenzij geen kandidaat-student(en) werden gevonden en/of de betrokkenheid van de studenten bij de externe beoordeling in de schoot van de opleiding, groep van opleidingen of instelling op een andere wijze wordt gerealiseerd. In de schoot van het expertenpanel waren ten minste volgende expertises aanwezig : domeinspecifieke deskundigheid met betrekking tot de betrokken discipline en het afnemend veld. Deze deskundigheid wordt voor zover relevant aangevuld met deskundigheid op het vlak van de internationale ontwikkeling van de discipline ; onderwijsdeskundigheid en deskundigheid op het vlak van de didactiek ; evaluatiedeskundigheid. Thema 4. Het buitenlandse accreditatieorgaan heeft een adequate organisatiestructuur De buitenlandse accreditatie moet zijn verleend door een autonoom accreditatieorgaan. Autonoom betekent dat de politieke overheid van de betrokken (deel)staat en de betrokken instelling geen doorslaggevende invloed kunnen uitoefenen op het beslissingsproces in de schoot van het accreditatieorgaan. Het feit dat tegen beslissingen van een accreditatieorgaan administratief beroep kan worden ingesteld, betekent op zich niet dat het orgaan geen autonome werking kent. Voorwaarde is wel dat het administratief beroep enkel kan leiden tot een schorsing of vernietiging van de bestreden accreditatiebeslissing. Het administratief beroep mag niet voor gevolg hebben dat een andere instantie zelf een definitieve beslissing over (niet-)accreditatie neemt in plaats van het accreditatieorgaan. In zo n geval wordt de eindbeslissing immers niet genomen door een accreditatieorgaan (wat een vereiste is), maar wel door een daarvan losstaande (overheids)instantie. De buitenlandse accreditatie moet zijn verleend door een organisatie die een reële en continue accreditatiepraktijk uitbouwt op grond van kenbare werkingsregels. De accreditatie mag niet ad hoc zijn verleend. De accreditatie van opleidingen moet om die reden de hoofddoelstelling (of één van de hoofddoelstellingen) van het buitenlandse accreditatieorgaan zijn. Als waarborg voor de duurzaamheid van het buitenlandse accreditatieorgaan, wordt vereist dat het orgaan een erkenning geniet van overheidswege. Die erkenning kan academisch en/of professioneel gericht zijn. Het buitenlandse accreditatieorgaan moet regelmatig contact houden met de stakeholders van het hoger onderwijs in de betrokken (deel)staat, waardoor het kennis heeft van de ontwikkelingen in het hoger onderwijs. Het Accreditatieorgaan gaat daarenboven na of het buitenlandse accreditatieorgaan een kennelijk adequaat systeem van interne kwaliteitszorg hanteert en respecteert. Thema 5. Het buitenlandse accreditatieorgaan hanteert valabele kwaliteitscriteria Het buitenlandse accreditatieorgaan moet alleszins hebben gepeild naar de onderwerpen die in het Accreditatiekader worden getoetst. Om die reden moet het buitenlandse accreditatieorgaan aantoonbaar een onderzoek hebben verricht naar : Pagina 16 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

82 de coherentie en de relevantie van de doelstellingen van de opleiding of de groep van opleidingen, of de wijze waarop deze coherentie en relevantie bij de opleidingen in de schoot van de instelling worden gegarandeerd ; de coherentie van het programma van de opleidingen of de groep van opleidingen, of van de wijze van curriculumopbouw in de schoot van de instelling ; de kwaliteit van het ingezette personeel bij de opleiding of de groep van opleidingen, of bij de opleidingen in de schoot van de instelling ; de kwaliteit van de faciliteiten en voorzieningen bij de opleiding of de groep van opleidingen, of bij de opleidingen in de schoot van de instelling ; de werking van de interne kwaliteitszorg met betrekking tot de opleiding of de groep van opleidingen, of met betrekking tot de opleidingen in de schoot van de instelling ; de kwaliteit van de output van de opleiding of de groep van opleidingen, of van de opleidingen in de schoot van de instelling. Het buitenlandse accreditatieorgaan moet bij de toetsing van de kwaliteit gebruik hebben gemaakt van de Dublindescriptoren voor hogeronderwijskwaliteit of van een ander coherent set van criteria dat niet op substantiële wijze van de Dublindescriptoren verschilt. De buitenlandse accreditatie moet inzichtelijk maken of de opleiding een academisch dan wel professioneel karakter heeft. Het buitenlandse accreditatieorgaan moet bij de toetsing ook op aantoonbare wijze hebben nagegaan in welke mate de opleiding of de groep van opleidingen, of de opleidingen in de schoot van de instelling, aan breed gedragen en behoorlijk geïnventariseerde domeinspecifieke eisen voldoet. Pagina 17 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

83 4 Overgangsregeling voor beoordeling en accreditatie van omgevormde academische opleidingen aan de hogescholen, met betrekking tot de verwevenheid onderwijs-onderzoek (periode ) 4.1 Inleiding Een wezenlijk kenmerk van een academische opleiding, zowel een bachelors- als een mastersopleiding, is dat in voldoende mate wetenschappelijke ondersteuning en verwevenheid van het onderwijs met wetenschappelijk onderzoek in de opleiding aanwezig zijn. Dit kenmerk van het academisch karakter, dat bestaat uit de twee genoemde aspecten 6, wordt verder in deze nota inbedding van onderwijs in wetenschappelijk onderzoek, of kortweg onderzoeksinbedding genoemd. Het beoordelingskader in het accreditatiekader verwijst in verschillende criteria, facetten en onderwerpen naar de vereiste aanwezigheid van dit kenmerk in een academische opleiding. Bij de omvorming tot academische opleiding van hogeschoolopleidingen van twee cycli kan men er niet van uitgaan dat vanaf het begin van de invoering van de omgevormde opleiding de vereiste onderzoeksinbedding in al deze opleidingen voldoende aanwezig is. De omvorming tot academische opleiding is ongetwijfeld voor vele van deze opleidingen een zware opgave, inzonderheid met betrekking tot bovenvermelde aspecten. Deze opleidingen worden de volgende jaren geacademiseerd. Met de term academisering wordt het proces aangeduid dat er toe leidt dat het onderwijs van een opleiding steeds meer ingebed wordt in het wetenschappelijk onderzoek tot de opleiding volledig aan de voorwaarden van een academische opleiding voldoet. Uiterlijk op het eind van het academiejaar moet het academiseringsproces voleindigd zijn. Daarom geldt bij accreditatie van die opleidingen, waarvan het visitatierapport gepubliceerd wordt na 1 januari 2005, een overgangsregeling voor de beoordeling van het academisch karakter van de opleidingen. In de periode tot 2013 worden bij accreditatie van deze opleidingen met name minder zware eisen gesteld aan de onderzoeksinbedding dan dit het geval is bij de andere academische opleidingen. Voor de andere onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader moeten deze opleidingen (net als andere academische opleidingen) vanaf 2005 wel volledig aan de eisen uit het accreditatiekader voldoen. Deze overgangsregeling wordt decretaal beschreven in het door het aanvullingsdecreet toegevoegde Art in het structuurdecreet: Art Het Accreditatieorgaan beoordeelt de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de academische opleidingen aan de hogescholen bedoeld in 1 en 4 en in artikel 125ter, met inachtname van het overgangsmatig karakter van de wetenschappelijke ondersteuning en de verwevenheid van het onderwijs in de opleidingen met wetenschappelijk onderzoek, voor zover de hogeschool het accreditatiedossier heeft ingediend voor het einde van het academiejaar Dit hoofdstuk heeft tot doel de overgangsregeling te expliciteren met betrekking tot de beoordelingselementen in het accreditatiekader. Daartoe wordt vooreerst nagegaan in welke onderwerpen van het accreditatiekader facetten of criteria aanwezig zijn die rechtstreeks verband houden met de onderzoeksinbedding. Vervolgens wordt besproken op 6 Het eerste aspect heeft in de eerste plaats te maken met de wetenschappelijke omgeving rond de opleiding, dus vooral de wijze waarop medewerkers aan het onderwijs actief bij onderzoek betrokken zijn; het tweede aspect is gerelateerd aan de manier waarop de studenten met het wetenschappelijk onderzoek in contact gebracht worden. Pagina 18 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

84 welke manier de betrokken criteria worden beoordeeld in het kader van de hierboven geformuleerde overgangsregeling. Deze overgangsregeling is van toepassing voor de academische opleidingen aan de hogescholen die voortkomen uit de omvorming van opleidingen van twee cycli en waarover nog geen visitatierapport gepubliceerd is voor het einde van Ze is eveneens van toepassing voor de academische opleidingen aan de hogescholen die voortkomen uit de omvorming van voortgezette opleidingen en uit de omvorming van de door hogescholen overgenomen afdelingen van de centra voor volwassenenonderwijs. Deze overgangsregeling is niet van toepassing op de academische opleidingen die voortkomen uit de omvorming van hogeschoolopleidingen van twee cycli, waarvan het visitatierapport gepubliceerd is voor einde Voor deze opleidingen geldt een overgangsaccreditatie tot 1 oktober 2012 of 1 oktober 2013, naargelang het visitatierapport werd gepubliceerd in 2003, respectievelijk Voor deze opleidingen wordt een voortgangstoets georganiseerd einde 2007 om de stand van de academisering te toetsen. Deze voortgangstoets gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de Erkenningscommissie. Deze opleidingen dienen voor accreditatie in 2012, respectievelijk 2013 volledig aan alle eisen uit het accreditatiekader te voldoen. 4.2 Betrokken onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader Bij nazicht van de onderwerpen, facetten en criteria die in het accreditatiekader voorkomen, blijken volgende onderwerpen rechtstreeks verband te houden met de onderzoeksinbedding: Doelstellingen, Programma, Inzet personeel, Voorzieningen. Daarbij zijn volgende facetten relevant: Doelstellingen niveau en oriëntatie bachelor academisch onderwijs niveau en oriëntatie master domeinspecifieke eisen Programma: eisen professionele en academische gerichtheid relatie tussen doelstellingen en inhoud programma masterproef Inzet van personeel academische gerichtheid Voorzieningen materiële voorzieningen (voor onderwijs relevante onderzoeksgerelateerde infrastructuur) In Bijlage 1 worden alle onderwerpen, criteria en facetten hernomen die betrekking hebben op academische opleidingen; daarbij worden in schuinschrift die criteria of deelcriteria aangegeven die relevant zijn met betrekking tot de beoordeling van het overgangsmatig karakter van de onderzoeksinbedding. 4.3 Beoordeling van het overgangsmatig karakter De essentie van de overgangsmatige beoordeling is dat in de overgangsperiode ( ) minder strenge eisen gesteld worden aan de criteria die verband houden met de onderzoeksinbedding. Algemeen principe bij de overgangsregeling is dat het op basis van de realisatie op het moment van visitatie en de plannen voor de verdere invulling van de academisering van de opleiding aannemelijk moet zijn dat de opleiding in 2013 volledig aan alle eisen uit het accreditatiekader zal voldoen. De werkwijze voor de accreditatie van deze opleidingen gedurende de periode komt overeen met de algemene werkwijze bij accreditatie van bestaande opleidingen, zoals Pagina 19 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

85 beschreven in het ontwerp-accreditatiekader bestaande opleidingen. Het omvormingsdossier (inclusief door de Erkenningscommissie gevraagde aanvullende informatie) vormt hierbij, naast de verdere academiseringsplanning, een informatiebron voor de visitatiecommissies. Deze commissies dienen te beoordelen of de realisatie van de academisering tot het moment van de externe beoordeling aansluit bij de voornemens uit het omvormingsdossier en de verdere academiseringsplannen en of de realisaties en de verdere plannen het aannemelijk maken dat de opleiding uiterlijk in 2013 volledig aan de eisen uit het accreditatiekader zal voldoen met betrekking tot de onderzoeksinbedding. Vanaf oktober 2013 evenwel wordt bij de accreditatie van deze opleidingen uitsluitend rekening gehouden met de effectieve realisaties en niet langer aanvullend met de aanwezige potentialiteit als compensatie voor de eventueel nog niet voldoende opgebouwde capaciteit. Het onderwerp Doelstellingen 7 dient daarbij op een specifieke manier behandeld te worden. Door de omvorming naar academische opleidingen moet het uiteraard de bedoeling zijn dat de opleidingen zouden voldoen aan de criteria die in het accreditatiekader gesteld worden aan de doelstellingen van een academische opleiding. Anderzijds zal meestal de mogelijkheid nog niet aanwezig zijn om dit academisch karakter volledig te realiseren. Daarom zullen in de overgangsperiode realiseerbare doelstellingen voor de opleiding gesteld worden, die in de loop van de overgangsperiode zullen evolueren naar de doelstellingen van een academische opleiding. In de beoordeling zal dan ook onderscheid gemaakt worden tussen: lange-termijn-doelstellingen: de doelstellingen van de (academische) opleiding inzake aan te brengen competenties geldig wanneer het academiseringsproces zal zijn voltooid; korte-termijn-doelstellingen: de doelstellingen van de opleiding inzake aan te brengen competenties die men in de loop van de overgangsperiode wil realiseren. Bij de beoordeling dient de visitatiecommissie na te gaan of deze korte-termijndoelstellingen (door het opleidingsprogramma) worden gerealiseerd en of het aannemelijk is dat de lange-termijndoelstellingen uiterlijk in 2013 zullen worden gerealiseerd. De omvorming zal de komende jaren geleidelijk tot stand komen. Academische bachelors gaan van start in het academiejaar 2004/2005 of 2005/2006, de aansluitende masters gaan van start in het academiejaar 2007/2008 of 2008/2009. Bij de beoordeling dient hiermee rekening te worden gehouden. Concreet betekent dit bij accreditatie van de betrokken hogeschoolopleidingen: dat in de eerste jaren de nadruk voornamelijk zal liggen op beschrijvingen van de doelstellingen en het programma en de voornemens m.b.t. inzet van personeel en voorzieningen betreffende onderzoeksinbedding, dat voor de bachelorsopleidingen vanaf het academiejaar 2005/2005 of 2006/2007 en voor de mastersopleidingen vanaf het academiejaar 2008/2009 of 2009/2010 geleidelijk meer aandacht zal worden besteed aan de realisaties inzake de onderzoeksinbedding. 4.4 Invulling accreditatiecriteria in de overgangsperiode In het aanvullingsdecreet is vastgelegd dat academische bachelors- en mastersopleidingen aan hogescholen waarop de overgangsregeling van toepassing is een accreditatie voor 4 jaar krijgen, wanneer zij voor het einde van het academiejaar accreditatie aanvragen en gebruik maken van de overgangsregeling. Dergelijke opleidingen die na deze datum accreditatie aanvragen krijgen een accreditatie voor 6 jaar. Daarom is bij het hanteren van de accreditatiecriteria een onderscheid gemaakt tussen de periode De term Doelstellingen in het structuurdecreet en het accreditatiekader geeft aan tot welke competenties de opleiding de student wil brengen. Pagina 20 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

86 2008 en de periode Daarmee wordt een invulling gegeven aan de vraag wat er ongeveer in welke periode gerealiseerd moet worden om het aannemelijk te maken dat de opleiding in 2013 volledig aan de eisen uit het accreditatiekader voldoet. Het gaat dus meer om ijkpunten dan om harde criteria. Het aangegeven tijdstip is evenmin een strikt gegeven, maar dient eerder als een referentiedatum beschouwd te worden. De tabel van Bijlage 1 geeft een overzicht van de invulling in de overgangsperiode van die criteria uit het ontwerp-accreditatiekader die relevant zijn voor de onderzoeksinbedding van academische bachelors- en mastersopleidingen die voortkomen uit omvorming van basisopleidingen van twee cycli aan de hogescholen. Deze criteria worden in de overgangsperiode tot 2013 voor de betrokken opleidingen soepeler beoordeeld dan het geval is voor de andere academische opleidingen. Voor de andere criteria, facetten en onderwerpen, die niet gerelateerd zijn aan de onderzoeksinbedding, is geen overgangsmatige beoordeling voorzien. De tabel is als volgt opgebouwd: kolom 1 beschrijft alle onderwerpen, facetten en criteria uit het ontwerp-accreditatiekader bestaande opleidingen voor academisch gerichte opleidingen en duidt in schuinschrift expliciet de elementen aan die gerelateerd zijn aan onderzoeksinbedding; kolom 2 beschrijft de daaraan gerelateerde invulling voor de overgangsmatige beoordeling van de aan de onderzoeksinbedding gerelateerde criteria of deelcriteria met het oog op accreditatie van deze opleidingen wanneer de beoordeling plaats vindt voor 2008; kolom 3 beschrijft hetzelfde voor opleidingen wanneer de beoordeling plaats vindt vanaf 2008; als toelichting voor evaluatieorganen en de Erkenningscommissie is in kolom 4 aangegeven op grond van welke informatie beoordeeld kan worden of de opleiding aan de criteria m.b.t. onderzoeksinbedding voldoet. Deze informatie betreft zowel effectieve realisaties als plannen. Het omvormingsdossier, dat voor deze opleidingen mede de stand van de onderzoeksinbedding op het ogenblik van opmaak van dit dossier en de voornemens beschrijft betreffende academisering, wordt hierbij als informatiebron gehanteerd, naast de verdere academiseringsplannen. Ook de verdere beleidsplannen tot uiterlijk 2013 betreffende het academiseringsproces van de opleiding zijn noodzakelijke informatiedocumenten. Voor de voortgangstoets die zal uitgevoerd worden onder verantwoordelijkheid van de Erkenningscommissie, geldt het omvormingsdossier eveneens als referentie. Daar de voortgangstoets eind 2007 wordt voorzien, geeft dit een bijkomende reden voor de keuze van 2008 als scharnierpunt in de overgangsregeling. Pagina 21 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

87 Toelichting Algemeen Uitgangspunten Accreditatie is de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten. Ze is afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen. Accreditatie vormt het sluitstuk van de beoordeling van de kwaliteit van opleidingen door het verlenen van een formeel kwaliteitskeurmerk. Het keurmerk wordt toegekend door een Accreditatieorgaan na toetsing van een externe beoordeling die is opgesteld door een visitatiecommissie onder coördinatie van een evaluatieorgaan. Het aangrijpingspunt voor accreditatie is de opleiding. Het initiatief voor aanvraag van de accreditatie ligt bij de instelling. Met de ondertekening van de Bologna-verklaring hebben alle Europese landen besloten om, in het licht van het streven naar een Europese onderwijsruimte, een onderwijsmodel in twee cycli in te voeren. Daaraan gekoppeld worden in veel landen accreditatiestelsels ingevoerd, zodat bachelor- en masterniveau en kwaliteit van de opleiding kunnen worden vastgesteld. Daardoor wordt ook de internationale mobiliteit van studenten bevorderd. Het Accreditatieorgaan voor Vlaanderen is via een verdrag tussen de Vlaamse en de Nederlandse regering ingesteld. In het verdrag zijn de taken, samenstelling en bevoegdheden van het Accreditatieorgaan geregeld. In het verdrag is ook geregeld op welke wijze het door het Accreditatieorgaan vast te stellen accreditatiekader rechtskracht krijgt. Het Accreditatieorgaan beslist afzonderlijk over accreditatie van bachelors- en mastersopleidingen. Dat neemt niet weg dat de visitatie van verwante bachelors- en mastersopleidingen gemeenschappelijk kan plaatsvinden. De visitatiecommissie zal echter per opleiding (dus ook afzonderlijk voor bachelors- en (aansluitende) mastersopleidingen) een totaaloordeel - voldoende of onvoldoende - moeten uitspreken. Accreditatiekader Bij het opstellen van dit accreditatiekader zijn het Vlaamse structuurdecreet en het door de Nederlandse Accreditatie Organisatie (NAO) vastgestelde Accreditatiekader bestaande opleidingen d.d. 14 februari 2003 tot uitgangspunt genomen. Mede gezien de opvattingen van de bij het overleg geraadpleegde organisaties is enerzijds gestreefd naar een zo groot mogelijke mate van overeenstemming tussen het Nederlandse en het Vlaamse kader, terwijl anderzijds van het Nederlandse kader is afgeweken waar het Vlaamse structuurdecreet of verschillen tussen het Vlaamse en het Nederlandse hoger onderwijs dat nodig maakten. In deze toelichting wordt bij verschillende aspecten expliciet de relatie gelegd met de regelgeving van het Vlaamse hoger onderwijs en worden eveneens de onderwerpen, facetten en criteria geduid in het kader van de Vlaamse situatie. De accreditatie van bestaande opleidingen wordt gebaseerd op een beoordeling van zes onderwerpen: doelstellingen programma inzet van personeel voorzieningen interne kwaliteitszorg resultaten Pagina 22 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

88 Deze onderwerpen zijn nader onderverdeeld in facetten en criteria, met een differentiatie in functie van het niveau (bachelor of master) en van de oriëntatie (professioneel of academisch gericht) van de opleiding. Onderstaande tabel geeft aan hoe de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader aansluiten bij de generieke kwaliteitswaarborgen uit het structuurdecreet (artikel 58). Generieke kwaliteitswaarborgen structuurdecreet Onderwijsinhoud: aard en niveau onderwijs samenhang programma studielast relatie doelstellingen inhoud Onderwijsproces: afstemming vormgeving inhoud studiebegeleiding inzichtelijke beoordeling en toetsing Materiële voorzieningen, kwaliteit van het personeel, organisatie en interne kwaliteitszorg Methoden zelfbeoordeling Accreditatiekader bestaande opleidingen Vlaanderen Doelstellingen: niveau en oriëntatie: bachelor hoger professioneel onderwijs niveau en oriëntatie: bachelor academisch onderwijs niveau en oriëntatie: master domeinspecifieke eisen Programma: eisen professionele en academische gerichtheid relatie doelstellingen inhoud samenhang programma studielast toelatingsvoorwaarden studieomvang Programma: afstemming vormgeving inhoud beoordeling en toetsing masterproef Voorzieningen: studiebegeleiding Inzet van personeel: eisen professionele/academische gerichtheid kwantiteit personeel kwaliteit personeel Voorzieningen: materiële voorzieningen Interne kwaliteitszorg: evaluatie resultaten maatregelen tot verbetering betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Beoordeling door visitatiecommissie van de kwaliteit (waaronder de gehanteerde methoden bij het opstellen) van de zelfevaluatie Bij de indeling van het accreditatiekader, de keuze van onderwerpen, facetten en criteria en het gehanteerde abstractieniveau is zoveel mogelijk aangesloten bij het Nederlandse accreditatiekader. Pagina 23 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

89 Domeinspecifiek referentiekader Beoordeling van de opleiding kan niet alleen gebaseerd worden op algemene criteria op het gebied van doelstellingen, programma, voorzieningen, inzet van personeel en interne kwaliteitszorg. Er moet nadrukkelijk gekeken worden of de opleiding voldoet aan de eisen die vanuit (buitenlandse) vakgenoten en de beroeps- of kunstpraktijk gesteld worden aan deze specifieke opleiding en het betreffende studiegebied. Hierbij moet, ingeval van gereglementeerde beroepen, ook rekening gehouden worden met de reglementeringen of regelgeving ter zake. De visitatiecommissie moet derhalve zowel de domeinspecifieke kwaliteit als de algemene kwaliteit van de opleiding kunnen beoordelen. Dat stelt eisen aan de samenstelling van de visitatiecommissie. Bovendien moet de visitatiecommissie beschikken over een domeinspecifiek referentiekader aan de hand waarvan de opleiding wordt beoordeeld. Hiervoor stelt het evaluatieorgaan in het visitatieprotocol een werkwijze op. Voor academisch gerichte opleidingen kan worden aangesloten bij (internationale) ontwikkelingen in de discipline. In het decreet is aangegeven dat professioneel gerichte bachelors moeten voldoen aan 'beroepsspecifieke competenties' en dat academische opleidingen moeten voldoen aan 'specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van kennis'. Deze competenties moeten de academisch afgestudeerde in staat stellen hetzij zelfstandig onderzoek te verrichten of de kunsten te beoefenen, hetzij de wetenschappelijke of artistieke kennis zelfstandig aan te wenden op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Deze bepalingen vormen de decretale basis waarop domeinspecifieke referentiekaders kunnen worden gebaseerd. Zonder een dergelijk referentiekader kan een evaluatieorgaan niet beoordelen of een bepaalde opleiding voldoet aan de eisen die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of door de relevante beroepspraktijk. Als sprake is van bestaande beroeps- en opleidingsprofielen kan het evaluatieorgaan deze eventueel overnemen, mits ze beschikken over draagvlak in de sector en het beroepenveld en aansluiten bij relevante ontwikkelingen in het beroepenveld en het vakgebied. Het evaluatieorgaan zal de procedure moeten aangeven voor het opstellen van een domeinspecifiek referentiekader. Desgevallend kan, voorzover deze voldoende actueel zijn en beschikken over een draagvlak binnen de discipline en de relevante (nationale en internationale) beroepspraktijk, gebruik gemaakt worden van in het kader van vroegere visitaties opgestelde referentiekaders of van door de opleidingen aangereikte referentiekaders. Uiteindelijk is de visitatiecommissie verantwoordelijk voor het vaststellen van een domeinspecifiek referentiekader. Inbedding van academisch gerichte opleidingen in wetenschappelijk onderzoek Een wezenskenmerk van academisch gerichte opleidingen is de onderzoeksgebondenheid van die opleidingen en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek. Het onderwijs in academisch gerichte opleidingen dient immers gestoeld te zijn op wetenschappelijk onderzoek. Op verschillende plaatsen in het accreditatiekader zijn eisen m.b.t. de onderzoeksgebondenheid geformuleerd. Deze eisen hebben betrekking op: de doelstellingen van de opleidingen (conform de bepalingen uit artikel 58 van het structuurdecreet) het programma (eisen t.a.v. academische gerichtheid, zoals interactie tussen onderwijs en onderzoek, aansluiting bij wetenschappelijke ontwikkelingen en actuele wetenschappelijke theorieën, waarborgen van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en de masterproef) de inzet van personeel (het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun vakgebied) de materiële voorzieningen die betrekking hebben op de voor onderwijs relevante onderzoeksgerelateerde infrastructuur. Pagina 24 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

90 Deze eisen gelden voor alle academisch gerichte opleidingen. Toetsing van deze eisen dient mede aan de hand van de onderzoeksactiviteiten van het personeel (o.a. onderzoeksprojecten, doctoraatsonderzoek, wetenschappelijke output) te gebeuren. Deze eisen zullen verschillend moeten ingevuld worden afhankelijk van de opleiding (bachelor, master of master na master) en de plaats in het opleidingstraject. Zo zal in de regel de inbedding van de opleiding in het onderzoek sterker zijn in de mastersopleiding dan in de bachelorsopleiding en zal de introductie van onderzoeksvaardigheden in de opleiding vooral in de mastersopleiding aan bod komen, het meest uitgesproken bij de masterproef. Het structuurdecreet vernoemt als mogelijke doelstellingen van een mastersopleiding enerzijds het brengen tot het beheersen van de nodige wetenschappelijke competenties die de afgestudeerde in staat moet stellen zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of de zelfstandige beoefening van de kunsten te realiseren op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, of anderzijds het brengen tot het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Afhankelijk van het domeinspecifieke karakter van de opleiding zullen de eisen aan de opleidingen verder worden gespecificeerd. Zo zal bijvoorbeeld voor mastersopleidingen, die in het bijzonder op opleiding tot onderzoeker gericht zijn (zoals research-masters ), gelden dat bij de domeinspecifieke eisen aansluiting wordt gezocht bij de internationale standaarden voor dergelijke opleidingen, dat bij de beoordeling van de doelstellingen van deze opleidingen meer gewicht wordt toegekend aan de beheersing van de competenties die nodig zijn voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek op het niveau van beginnend onderzoeker en dat er hogere eisen worden gesteld aan de inbedding van de opleidingen in wetenschappelijk onderzoek. Dat betekent dat hogere eisen worden gesteld aan onder andere de onderzoekscapaciteit van het personeel en hun ervaring in het opleiden van beginnende onderzoekers, aan ruime onderzoeksgerichtheid in het curriculum, aan de wetenschappelijke invulling van de masterproef en aan de aansluiting bij actuele wetenschappelijke ontwikkelingen. Externe kwaliteitszorg en accreditatie Uitgangspunt bij de inrichting van de accreditatie is dat deze voortbouwt op de externe kwaliteitszorg. De externe kwaliteitszorg is vooral gericht op kwaliteitsverbetering (verbeterfunctie), terwijl de accreditatie gericht is op het beoordelen of wordt voldaan aan de eisen voor basiskwaliteit, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van dit accreditatiekader. De VLIR en de VLHORA zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van de externe beoordeling voor de ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs. Alle door deze instellingen georganiseerde bachelors- en mastersopleidingen moeten deelnemen aan de door de VLIR en de VLHORA gecoördineerde visitaties. De VLHORA coördineert de gezamenlijke externe beoordeling van professioneel gerichte bachelorsopleidingen. De VLIR coördineert de gezamenlijke externe beoordeling van opleidingen die worden aangeboden door de universiteiten en de ambtshalve geregistreerde instellingen die geen universiteit of hogeschool zijn. De VLIR en de VLHORA coördineren tezamen de gezamenlijke externe beoordeling van de door hogescholen in het kader van een associatie aangeboden academisch gerichte bachelors- en mastersopleidingen en van de gezamenlijk door een universiteit en hogeschool georganiseerde opleidingen. Het structuurdecreet schrijft gezamenlijke externe beoordeling voor van dezelfde opleidingen aan alle universiteiten of hogescholen en andere ambtshalve geregistreerde instellingen in het kader van de externe kwaliteitszorg door VLIR en VLHORA. De externe beoordeling van (clusters van) opleidingen wordt uitgevoerd door visitatiecommissies. De evaluatieorganen publiceren de uitkomst van de beoordeling van de opleidingen in een door de visitatiecommissie vastgesteld openbaar verslag. Pagina 25 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

91 Voor accreditatie is decretaal de volgende procedure vastgelegd. Het Accreditatieorgaan besluit tot verlening van accreditatie als het op basis van het rapport van een externe beoordeling van oordeel is dat de opleiding aan de generieke kwaliteitswaarborgen voldoet. Het Accreditatieorgaan beoordeelt het rapport van het evaluatieorgaan. Het rapport van het evaluatieorgaan bevat een samenvattend oordeel of de opleiding voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van dit accreditatiekader. De externe beoordeling in functie van de accreditatie kan worden uitgevoerd door de VLIR, de VLHORA of een ander door het Accreditatieorgaan erkend evaluatieorgaan. Alleen door het Accreditatieorgaan erkende evaluatieorganen mogen, benevens VLIR en VLHORA, externe beoordelingen in functie van de accreditatie uitvoeren. Bij de externe beoordeling in functie van de externe kwaliteitszorg die onder verantwoordelijkheid van de VLIR en de VLHORA wordt uitgevoerd en gebruikt wordt als externe beoordeling in functie van de accreditatie, dienen het rapport en de gevolgde werkwijze te voldoen aan de eisen die het Accreditatieorgaan stelt. Het is van groot belang dat de invoering van de accreditatie niet leidt tot aantasting van de verbeterfunctie van de externe kwaliteitszorg, die gezien kan worden als een belangrijke verworvenheid van het visitatiestelsel. Het waarborgen van de verbeterfunctie is een verantwoordelijkheid van de VLIR en de VLHORA, als onderdeel van hun decretale taak om de externe kwaliteitszorg te coördineren. Reikwijdte Accreditatie heeft betrekking op opleidingen van ambtshalve geregistreerde instellingen, en op opleidingen van niet-ambtshalve geregistreerde instellingen. Accreditatie is voorwaarde voor opname van de opleiding in het Hoger Onderwijsregister. Opname van de opleiding in het Hoger Onderwijsregister is voorwaarde voor het verlenen van erkende bachelors- en mastersgraden door de opleiding. Het structuurdecreet voorziet, in afwachting van een nieuw financieringssysteem, in de periode voor hogescholen en universiteiten in individueel vastgelegde ('bevroren') enveloppen. Het decreet voorziet dat alleen opleidingen die zijn opgenomen in het Hoger Onderwijsregister voor financiering in aanmerking komen. Aangenomen mag worden dat in het toekomstige financieringssysteem de financiering van opleidingen in de ambtshalve geregistreerde instellingen afhankelijk zal zijn van het behalen van een accreditatie. In het structuurdecreet wordt de mogelijkheid geschapen dat andere instellingen geregistreerd worden, erkende bachelors- en mastersopleidingen kunnen aanbieden en de beschermde graden van bachelor en master kunnen verlenen. Voorwaarde is dat de betreffende opleidingen geaccrediteerd zijn en ingeschreven worden in het Hoger Onderwijsregister. Opleidingen die door deze geregistreerde instellingen worden aangeboden hoeven niet te voldoen aan alle bepalingen van het structuurdecreet (b.v. de taalregeling). Deze niet ambtshalve geregistreerde instellingen worden niet door de overheid gefinancierd. Pagina 26 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

92 Academisering In het kader van de academisering kunnen hogeschoolopleidingen van twee cycli omgevormd worden tot academisch gerichte bachelors- en mastersopleidingen, in associatie met een universiteit. Ten laatste op het einde van de periode van overgangsaccreditatie (vastgelegd eind academiejaar ) moeten alle academische opleidingen aan de universiteiten en aan de hogescholen aan dezelfde accreditatie-eisen voldoen. Deze eisen zijn in hoofdstuk 2 van dit accreditatiekader beschreven. Een aantal hogeschoolopleidingen van twee cycli zal op korte termijn wellicht niet kunnen voldoen aan de in dit beoordelingskader vastgelegde eisen met betrekking tot de criteria gerelateerd aan de inbedding van de opleiding in het wetenschappelijk onderzoek. Bovendien zal de inbedding van de opleidingen in het onderzoek binnen de associaties nog een aantal jaren in beslag nemen. Daarom kan bij de accreditatie van deze opleidingen tijdens de overgangsperiode tot 2013 op hun verzoek een overgangsregeling worden gehanteerd. Deze overgangsregeling in beschreven in Hoofdstuk 4. Ze geldt voor opleidingen waarvoor het eerste visitatierapport na 31 december 2004 wordt gepubliceerd. Deze opleidingen moeten binnen het jaar na de verschijningsdatum van dit rapport accreditatie aanvragen op een ogenblik dat het academiseringsproces nog volop in uitvoering is. De mate waarin het academiseringsproces reeds gerealiseerd is, zal voor deze opleidingen sterk afhankelijk zijn van het tijdstip van accreditatie in de overgangsperiode. De beoordeling van de inbedding van de opleiding in het onderzoek (academisering) aan academische opleidingen van hogescholen, die gebruik maken van de overgangsregeling, zal in de periode tot 2013 gebaseerd worden op de mate van realisatie van zowel de criteria uit het accreditatiekader als van de voornemens voor de academisering van de opleiding. Hiervoor is door het Accreditatieorgaan een regeling vastgesteld, die als bijlage aan dit ontwerp-kader is toegevoegd. Deze overgangsmatige beoordeling geldt eveneens voor de academische opleidingen in de hogescholen die voortkomen uit de omvorming van voortgezette opleidingen of uit de omvorming van opleidingen die overgenomen werden van de centra voor volwassenenonderwijs. De opleiding moet in de zelfevaluatie aangeven in welke mate de academisering is gerealiseerd en welke stappen gezet worden om aan het einde van de overgangsperiode volledig aan de criteria uit het accreditatiekader te voldoen. Dit wordt getoetst door de visitatiecommissie. Indien een opleiding voor de accreditatie gebruik maakt van deze overgangsregeling, wordt de accreditatietermijn teruggebracht tot vier jaar indien de instelling de accreditatieaanvraag indient voor het einde van het academiejaar , en tot zes jaar indien de instelling de accreditatieaanvraag indient tussen 1 oktober 2009 en het einde van het academiejaar Indien de opleiding in de periode tot 2013 geen beroep wenst te doen op de overgangsmatige beoordeling van de wetenschappelijke ondersteuning en de verwevenheid van het onderwijs met het wetenschappelijk onderzoek, geeft zij dit expliciet aan in de zelfevaluatie. Hoger kunstonderwijs In Vlaanderen bestaat een beperkt aantal kunstopleidingen van één cyclus, die omgevormd worden tot professioneel gerichte bachelorsopleidingen. Daarnaast zijn er opleidingen van twee cycli in de studiegebieden audiovisuele en beeldende kunsten en muziek en podiumkunsten. Deze opleidingen worden omgevormd tot academisch gerichte opleidingen; ze moeten worden aangeboden in het kader van een associatie met een universiteit en moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden aan academische bachelorsopleidingen en aan mastersopleidingen, zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 van dit accreditatiekader. Dat betekent onder meer dat de opleiding verweven moet zijn met onderzoek en dat een belangrijk deel van de docenten actief moet zijn in het onderzoek in de kunsten. Bachelor na bachelor en master na master Voor bachelor-na-bachelors- en master-na-mastersopleidingen gelden andere instroomeisen dan voor reguliere bachelors- en mastersopleidingen. Voor het overige moeten deze opleidingen voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen als andere bachelors- en mastersopleidingen. Pagina 27 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

93 Toelichting per hoofdstuk Hoofdstuk 1: opbouw accreditatiekader Het accreditatiekader bestaat uit inhoudelijke criteria en criteria voor de gevolgde werkwijze en het rapport van het evaluatieorgaan. De criteria voor beoordeling van bijzondere kwaliteitskenmerken hebben een andere status dan de overige criteria, omdat het oordeel hierover geen invloed heeft op de accreditatie. Hoofdstuk 2: accreditatie van opleidingen op grond van een gepubliceerde externe beoordeling kader ter beoordeling Het beoordelingskader bevat de criteria aan de hand waarvan het Accreditatieorgaan toetst of de opleiding voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit. Ad 2.1. Doelstelling opleiding Niveau en oriëntatie van de doelstellingen van de opleiding worden getoetst aan de hand van de eindkwalificaties voor professioneel gerichte bachelors-, academisch gerichte bachelors- en mastersopleidingen, zoals opgenomen in artikel 58 van het structuurdecreet. Daarnaast worden de doelstellingen getoetst aan domeinspecifieke eisen, die door het betreffende vakgebied en/of de beroeps- of kunstpraktijk aan de opleiding worden gesteld. Voor professioneel gerichte bachelorsopleidingen geldt dat de eindkwalificaties getoetst moeten zijn bij het relevante beroepenveld, dat daarbij breed wordt opgevat en ook het relevante maatschappelijk veld kan omvatten. Ad 2.2. Programma In het opleidingsprogramma moeten de nagestreefde algemene en domeinspecifieke eindkwalificaties (te verwerven competenties) overtuigend zijn geconcretiseerd. Tevens moeten instromende studenten met de voorgestelde inhoud en vormgeving van dat programma (inclusief de leerdoelen binnen dat programma) de eindkwalificaties kunnen bereiken binnen de termijn die daarvoor staat. Voor een beoordeling van de vertaling van de doelstellingen in het programma is een inhoudelijke beoordeling van het programma noodzakelijk. Professioneel gerichte bachelorsopleidingen moeten aansluiten bij relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk, academisch gerichte bachelorsopleidingen en mastersopleidingen moeten aansluiten bij relevante ontwikkelingen in de relevante onderzoeksdisciplines. Bij de beoordeling van academisch gerichte opleidingen vormt de inbedding van de opleiding in het onderzoek een essentieel aspect, evenals de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten). Academische mastersopleidingen kunnen er op gericht zijn competenties aan te reiken voor het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, en/of gericht zijn op het brengen tot het beheersen van beroepsgerichte competenties voor de zelfstandige aanwending van kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. In dit laatste geval is sprake van een bijkomende beroepsgerichtheid.daarom is bij de eisen aan de academische bachelor en de master ook opgenomen dat bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen het programma aantoonbare verbanden moet hebben met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Ook de inrichting van het programma is voorwerp van beoordeling. Daarbij gaat het om de samenhang tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma, de samenhang tussen de onderdelen binnen het programma, de studielast, de aansluiting op de instroom, de afstemming tussen vorm en inhoud, de beoordeling/toetsing (inclusief de Pagina 28 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

94 toetsingsvormen en de informatie aan studenten betreffende de werkwijze en de vorm van evalueren) en de organisatie van het studieprogramma. Wat de beoordeling van de studielast betreft wordt ook de overeenstemming tussen reële en begrote studietijd nagegaan. De gehanteerde normering in dit kader moet gezien worden in het licht van de huidige decretale bepalingen terzake. De in het kader opgenomen facetten sluiten aan bij de vragen in de huidige visitaties door de VLHORA en de VLIR. Steeds wordt beoordeeld of het programma bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen. Daarbij zijn formuleringen gebruikt die voldoende ruimte laten voor actuele ontwikkelingen aangaande de genoemde facetten. De kwaliteit van het programma zal ook moeten blijken uit de aansluiting van het programma op de kwalificaties van instromende studenten. Hierbij zijn de decretale en reglementaire toelatingsvoorwaarden van belang. Naast het voldoen aan de formele toelatingsvoorwaarden zal de opleiding moeten zorgen voor een effectieve aansluiting van het programma op het gemiddelde bereikte niveau van instromende studenten. Hierbij zal ook de kwaliteit van voorbereidings- en schakelprogramma s en van het toelatingsbeleid worden beoordeeld. Waar het opleidingsprogramma wordt beoordeeld als modeltraject voor het realiseren van de opleidingsdoelstellingen, worden voor de studenten geïndividualiseerde opleidingstrajecten, flexibele leeromgevingen, curricula en onderwijsorganisatie, en erkenning van elders verworven competenties en kwalificaties mogelijk gemaakt door de toepassing van het decreet op de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. In voorkomend geval worden deze vormen van flexibilisering en de keuze- en studievoortgangbegeleiding van studenten mee in rekening gebracht bij de beoordeling van de betrokken onderwerpen, facetten en criteria. Ad 2.3. Inzet van personeel Bij de criteria over de inzet van personeel is van belang dat de expertise van het in de opleiding ingezette personeel 8 voldoende aansluit bij het niveau (bachelor of master) en de gerichtheid (academisch of professioneel) van de opleiding. Dat wil zeggen dat bij professioneel gerichte opleidingen voldoende personeel een verbinding moet kunnen leggen met de beroepspraktijk. Bij de academische opleidingen moet een belangrijk deel van het in de opleiding ingezet personeel bestaan uit actieve onderzoekers en bij de daartoe in aanmerking komende academische opleidingen moet daarenboven voldoende personeel beschikken over ervaring, kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk en/of over internationale deskundigheid. Het eerste facet verwijst naar de eisen aan het personeel, gegeven de oriëntatie van de opleiding (professioneel of academisch). Het derde facet (de kwaliteit van personeel) verwijst naar de noodzaak van aanwezigheid van een diversiteit aan kwalificaties, al naar gelang de doelstellingen van de opleiding en de onderwijsorganisatie, en naar het daarmee samenhangend bijscholingsbeleid. Het facet kwantiteit van personeel is in het structuurdecreet niet expliciet vermeld onder de generieke kwaliteitswaarborgen 9. Het is in het accreditatiekader opgenomen omdat de aanwezigheid van voldoende personeel een evidente voorwaarde voor basiskwaliteit is. Ad 2.4. Voorzieningen De voorzieningen moeten toereikend zijn voor realisatie van het programma. Tot de voorzieningen behoren ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan 8 Hiermee wordt niet enkel personeel bedoeld dat verbonden is met de instelling die de opleiding aanbiedt, maar in voorkomend geval ook alle personen, ongeacht hun statuut, die meewerken aan de opleiding. 9 Ook in de Nederlandse wetgeving ontbreekt de expliciete vermelding van dit facet. Pagina 29 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

95 studenten. Hierbij wordt de studiebegeleiding bedoeld over het gehele studietraject. De informatievoorziening en de studiebegeleiding moeten aansluiten bij de behoeften van studenten. Ook de toekomstige studenten moeten op adequate wijze worden geïnformeerd over de verwachtingen die de opleiding heeft m.b.t. hun competenties. De voorzieningen bestaan uit faciliteiten zoals bijvoorbeeld mediatheken, laboratoria, uitrusting, atelierruimte of vakspecifieke databanken. De aard en het niveau van deze voorzieningen verschillen met het karakter van de opleiding. In de beoordeling wordt nagegaan of deze in overeenstemming zijn met het algemeen geldende kwaliteitsniveau voor dergelijke voorzieningen. Ad 2.5. Interne kwaliteitszorg De instelling moet aantonen dat kwaliteit structureel en permanent wordt bewaakt en verbeterd. De kwaliteit van de kwaliteitszorg vormt de beste garantie dat de opleiding bezig is met het in beeld brengen van zwakke plekken en maatregelen neemt om die aan te pakken. Daarmee is kwaliteitszorg de beste waarborg voor behoud en verbetering van de in de accreditatie geconstateerde kwaliteit gedurende de periode waarvoor de opleiding is geaccrediteerd. De betrokkenheid, in het bijzonder van medewerkers en studenten, en ook van alumni en het beroepenveld is een wezenlijk kenmerk van interne kwaliteitszorg. Deze betrokkenheid zal moeten blijken uit de wijze waarop de genoemde groepen worden geraadpleegd, hun rol in de besluitvorming en de doorwerking van hun aanbevelingen in de opleiding. Ad 2.6. Resultaten Uiteindelijk gaat het er om of de beoogde doelstellingen ook gerealiseerd zijn. Dat wordt vastgesteld door de gerealiseerde resultaten te vergelijken met de beoogde resultaten, naar niveau, oriëntatie en domeinspecifieke kenmerken. Toetsing van de feitelijke resultaten aan de beoogde resultaten omvat ook de beoordeling of sprake is van voldoende maatschappelijke relevantie van de bereikte eindkwalificaties van afgestudeerden van de opleiding, zoals vermeld in artikel 58 van het decreet. In de doelstellingen van de opleiding (in het bijzonder de domeinspecifieke eisen) komt immers de maatschappelijke relevantie van de opleiding tot uitdrukking. Voorts moeten de rendementen aanvaardbaar zijn. De bepaling hierover uit het decreet (voldoende rendement) is in het facet onderwijsrendement geoperationaliseerd door in de criteria op te nemen dat streefcijfers moeten worden geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Bij het formuleren van de streefcijfers kan ook rekening gehouden worden met de aan instromende studenten te stellen eisen, met de voor de meeste opleidingen open toegang tot het hoger onderwijs en met de eigen profilering van de opleiding. Het bereikte rendement dient in de zelfevaluatie door de opleiding te worden geduid in relatie tot de aangehaalde streefcijfers en de rendementen van andere relevante opleidingen. Bijzondere kwaliteitskenmerken Naast accreditatie, gericht op het vaststellen van de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen, biedt het decreet (artikel 59) de mogelijkheid om in het accreditatierapport opmerkingen te maken over bijzondere kenmerken van de opleiding. In dit accreditatiekader zijn daarvoor de volgende criteria opgenomen: het kenmerk moet een betekenisvolle bijdrage leveren tot differentiatie en profilering binnen het Vlaamse hoger onderwijs, dat wil zeggen het kenmerk moet leiden tot meer verscheidenheid in de vormgeving van opleidingen; het kenmerk moet bijdragen tot de kwaliteit van de opleiding, dat wil zeggen dat de betreffende opleiding zonder dat kenmerk (of zonder alle aspecten die dat kenmerk uitmaken) niet zo goed zou zijn; Pagina 30 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

96 de gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs moeten zijn geoperationaliseerd, dat wil zeggen dat duidelijk is wat de consequenties zijn van het kenmerk voor doelstellingen, inhoud en vormgeving van het programma en voorzieningen. De instelling moet, voorafgaandelijk aan de visitatie, een beoordeling vragen aan het evaluatieorgaan omtrent het bijzondere kwaliteitskenmerk. Zij moet daarbij de relevante informatie bezorgen over de facetten van het bijzondere kenmerk op grond waarvan het evaluatieorgaan een oordeel kan geven. Voorbeelden van bijzondere kwaliteitskenmerken zijn een sterke regionale of internationale oriëntatie, een bijzondere band met wetenschappelijk onderzoek, een onderscheidend onderwijsconcept of een zeer effectieve aansluiting op het beroepenveld. Beslisregels beoordeling De visitatiecommissie geeft een samenvattende beoordeling van de kwaliteit van de opleiding met een positieve of negatieve totaalconclusie aangaande de aanwezigheid van voldoende generieke kwaliteitswaarborgen. Het Accreditatieorgaan heeft beslisregels opgesteld die beschrijven op welke wijze de visitatiecommissie stapsgewijs tot deze eindconclusie komt. Voor een positief eindoordeel moet de opleiding op alle onderwerpen uit het accreditatiekader voldoende scoren. De visitatiecommissie moet haar afwegingen op alle niveaus - facetten, onderwerpen en eindoordeel - inzichtelijk maken, zodat duidelijk is waarop de eindconclusie is gebaseerd en hoe de verschillende facetten tegen elkaar zijn afgewogen. Voor de beoordeling op facetniveau wordt een vierpuntsschaal gehanteerd: onvoldoende, voldoende, goed en excellent. De waarderingen onvoldoende en voldoende zijn het eerste markeringspunt voor de beoordeling. De waardering goed laat zien dat de kwaliteit uitstijgt boven de basiskwaliteit. De waardering excellent is als score op de beoordelingsschaal opgenomen om best practices in beeld te brengen die een voorbeeldwerking kunnen hebben voor andere opleidingen. Binnen een onderwerp kunnen bepaalde facetten een onvoldoende halen. Op het niveau van een onderwerp moet een opleiding evenwel altijd voldoende scoren. Als bepaalde facetten onvoldoende scoren maar de opleiding op het niveau van onderwerpen voldoende scoort, zal de visitatiecommissie haar afweging inzichtelijk moeten maken, zodat het Accreditatieorgaan deze kan volgen en beoordelen. Veel opleidingen kennen afzonderlijke afstudeerrichtingen. Sommige opleidingen worden op meerdere vestigingen aangeboden. De accreditatie vindt echter plaats op het niveau van de hele opleiding en niet op dat van de afzonderlijke afstudeerrichtingen of vestigingen. Wanneer een afstudeerrichting of een vestiging van een opleiding onvoldoende kwaliteit heeft en als gevolg hiervan de opleiding een onvoldoende beoordeling verkrijgt, kan deze afstudeerrichting of vestiging door de betrokken instelling van de accreditatieaanvraag uitgesloten worden. Het uitsluiten van een afstudeerrichting of vestiging van een opleiding uit de accreditatieaanvraag impliceert dat deze bij accreditatie van de opleiding niet meer kan worden aangeboden. Beslisregels accreditatie De visitatiecommissie verantwoordt de gevolgde werkwijze bij de externe beoordeling in het rapport. Het Accreditatieorgaan beoordeelt de gevolgde werkwijze aan de hand van het rapport van de visitatiecommissie en het visitatieprotocol van het evaluatieorgaan. Onafhankelijkheid, deskundigheid en gezaghebbendheid van de door het evaluatieorgaan samengestelde visitatiecommissie staan daarbij centraal. Bij deskundigheid gaat het zowel Pagina 31 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

97 om kennis van het eigen vakgebied en het betrokken beroepenveld als om expertise op het gebied van kwaliteitsbeoordeling en onderwijskundige aspecten van opleidingen in het hoger onderwijs. Het Accreditatieorgaan zal de werkwijze ook beoordelen op de inbreng van studenten, zowel bij de visitatie (in hoeverre is met studenten van de opleiding gesproken) als in de samenstelling van de visitatiecommissie. De visitatiecommissie moet haar conclusies beargumenteren aan de hand van het door haar gebruikte referentiekader (waarin ook de domeinspecifieke eisen zijn opgenomen) en de analyse van de feiten. Vergelijking van de opleiding met andere opleidingen, bij voorkeur internationaal, moet deel uitmaken van de gevolgde werkwijze. Als het Accreditatieorgaan heeft vastgesteld dat de externe beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen, oordeelt het definitief over de vraag of er voldoende kwaliteitswaarborgen voor de opleiding aanwezig zijn. Het Accreditatieorgaan kan zich daarbij uiteraard aansluiten bij de externe beoordeling. In dat geval geldt de externe beoordeling als motivering voor het accreditatiebesluit. Het Accreditatieorgaan kan evenwel ook geheel of ten dele afwijken van de gegeven externe beoordeling. In dat geval is wel vereist dat het accreditatiebesluit tot stand komt op grond van de beslisregels die gelden voor de visitatiecommissies (zie Hoofdstuk 4). Het accreditatieorgaan zal het besluit uitdrukkelijk motiveren in het accreditatierapport. Pagina 32 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

98 Toelichting bij het stelsel van overgangsaccreditatie Ten behoeve van de invoering van de accreditatie is bij decreet een overgangsaccreditatie vastgesteld. De duur van de overgangsaccreditatie is afhankelijk van het verschijnen van het laatste visitatierapport. Opleidingen waarvan het visitatierapport tussen en is gepubliceerd, worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het academiejaar dat aanvangt in het achtste kalenderjaar na het jaar waarin het visitatierapport is gepubliceerd. Opleidingen waarvan de externe beoordeling verschijnt na worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het academiejaar dat aanvangt in het jaar na het jaar van publicatie van het visitatierapport. Alle overgangsaccreditaties vervallen in elk geval aan het eind van het academiejaar Tot bachelorsopleidingen of mastersopleidingen omgevormde voortgezette opleidingen ontvangen een overgangsaccreditatie voor een periode van vier jaar, met uitzondering van voortgezette opleidingen die via samenvoeging met een basisopleiding worden omgevormd tot een initiële bachelors- of mastersopleiding. In dit laatste geval geldt de regeling van de omgevormde initiële bachelors- of mastersopleidingen. De periode van vier jaar voor de overgangsaccreditatie geldt eveneens voor de bachelors- en mastersopleidingen die ontstaan uit de omvorming van door de hogescholen overgenomen afdelingen van de centra voor volwassenenonderwijs. De Vlaamse regering kan de duur van de overgangsaccreditatie of de aanvraagtermijnen aanpassen voor omgevormde opleidingen die voortkomen uit (delen van) meerdere oorspronkelijke opleidingen of om het gezamenlijk visiteren van opleidingen mogelijk te maken. Bij opleidingen waarvan het visitatierapport na wordt gepubliceerd moet de externe beoordeling gebaseerd worden op de criteria uit dit accreditatiekader. In de komende jaren zal externe beoordeling ten dienste van de accreditatie nog maar in beperkte mate betrekking kunnen hebben op de nieuwe bachelors- en mastersopleidingen. De visitatierapporten waarop de accreditatiebesluiten worden gebaseerd, zullen de komende jaren vooral de neerslag bevatten van de externe beoordeling van de kwaliteit van de bestaande opleidingen, vervolgens van de in opbouw zijnde bachelors- en mastersopleidingen en de in afbouw zijnde 'oude' opleidingen en pas aan het eind van de overgangsperiode van de omgevormde bachelors- en mastersopleidingen. Er is gekozen voor deze procedure om te voorkomen dat te veel visitaties op hetzelfde moment, dat wil zeggen als de bachelors- en mastersopleidingen volledig zijn uitgebouwd, moeten plaatsvinden. Pagina 33 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005

99 Bijlage 1. Invulling accreditatiecriteria in overgangsperiode voor academische opleidingen die voortkomen uit omvorming van hogeschoolopleidingen (met betrekking tot onderzoeksinbedding) Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 1. Doelstellingen Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Facet: 1.1. Niveau en oriëntatie bachelor professioneel onderwijs Criteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren niet van toepassing in deze problematiek Idem als hiernaast links het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar Pagina 34 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke Informatie

100 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Facet: 1.2. Niveau en oriëntatie bachelor academisch onderwijs Criteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden Vanaf 2004/5 of 2005/6: De lange-termijn-doelstellingen van de opleiding inzake beoogde competenties van afgestudeerden wat wetenschappelijke ondersteuning en verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek betreft sluiten aan bij algemene doelstellingen van academische bachelorsopleidingen uit het ontwerpaccreditatiekader bestaande opleidingen, onder andere m.b.t.: - kennis en toepassing van onderzoeksmethoden en technieken - onderzoekende houding - oordeelsvorming - wetenschappelijk-disciplinaire vaardigheden De doelstellingen voor de korte termijn dienen progressief te evolueren om het aannemelijk te maken dat de lange-termijn-doelstellingen uiterlijk in 2013 bereikt worden. Pagina 35 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Vanaf 2008/9 Idem als hiernaast links Specifieke Informatie Beschrijving doelstellingen opleiding op korte en op lange termijn

101 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Facet: 1.3. Niveau en oriëntatie master Criteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijkdisciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar Vanaf 2004/5 of 2005/6: De lange-termijn-doelstellingen van de opleiding inzake beoogde competenties van afgestudeerden zijn minstens in hoofdlijnen uitgewerkt en sluiten aan bij algemene doelstellingen van mastersopleidingen uit het ontwerp-accreditatiekader bestaande opleidingen, onder andere m.b.t.: - gebruik van onderzoeksmethoden en technieken - ontwerp van onderzoek - gebruik van paradigma s - oordeelsvorming - wetenschappelijk-disciplinaire vaardigheden De doelstellingen voor de korte termijn dienen progressief te evolueren om de lange-termijndoelstellingen uiterlijk in 2013 te bereiken. Pagina 36 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Vanaf 2007/8 of 2008/9: De lange-termijn-doelstellingen van de opleiding inzake beoogde competenties van afgestudeerden zijn integraal uitgewerkt en sluiten aan bij algemene doelstellingen van mastersopleidingen uit het ontwerpaccreditatiekader bestaande opleidingen De doelstellingen voor de korte termijn dienen progressief te evolueren om de lange-termijndoelstellingen uiterlijk in 2013 te bereiken Specifieke Informatie Beschrijving doelstellingen opleiding op korte en op lange termijn

102 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Facet: 1.4. Domeinspecifieke eisen Criteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake Voor academisch gerichte bachelorsopleidingen en mastersopleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld Vanaf 2004/5 of 2005/6 (academische bachelor) resp. 2007/8 of 2008/9 (master): De lange-termijn-doelstellingen van de opleiding inzake onderzoeksinbedding sluiten aan bij eisen van (buitenlandse) vakgenoten De doelstellingen voor de korte termijn dienen progressief te evolueren om het aannemelijk te maken dat de lange-termijn-doelstellingen uiterlijk in 2013 bereikt worden. Pagina 37 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Idem als vorige kolom De doelstellingen voor de korte termijn dienen progressief te evolueren om de lange-termijndoelstellingen uiterlijk in 2013 te bereiken. Specifieke Informatie Beschrijving doelstellingen opleiding op korte en op lange termijn

103 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 2. Programma Facet: 2.1. Eisen professionele en academische gerichtheid Criteria: Academisch gerichte bachelorsopleiding en mastersopleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen Vanaf 2004/5 of 2005/6 (academische bachelor) (resp uiterlijk 2007/8 of 2008/9 (master)): In de beschrijving van het programma op lange termijn is voldoende sprake van: a. interactie met wetenschappelijk onderzoek (o.a. aanreiken onderzoeksthema s en terugkoppeling onderzoeksvraagstukken en resultaten in onderwijs, inschakeling studenten in onderzoek) b. verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën uit de betrokken disciplines c. ontwikkeling van vaardigheden m.b.t. wetenschappelijk onderzoek Het programma dient progressief te evolueren om de vereisten uiterlijk in 2013 te vervullen. Facet: 2.2. Relatie doelstellingen en inhoud programma Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken Vanaf 2004/5 of 2005/6 (academische bachelor)-(en uiterlijk vanaf 2007/8 of 2008/9 ((academische) master)): er is sprake van toenemende mate van realisatie van het beschreven programma op lange termijn de realisatie van het programma op korte termijn maakt het aannemelijk dat het programma uiterlijk in 2013 volledig aan de eisen uit het accreditatiekader m.b.t. de verwevenheid met het onderzoek zal voldoen. Pagina 38 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Specifieke Informatie Zie tot 2008 Aanvullend: Vanaf 2008/9 of 2009/10 (master): Er is sprake van toenemende mate van realisatie van het beschreven programma- de mate van realisatie van het programma maakt het aannemelijk dat het programma in 2013 volledig aan de eisen uit het accreditatiekader m.b.t. de verwevenheid met het onderzoek zal voldoen Beschrijving opleidingsprogramma op korte en op lange termijn Het programma dient progressief te evolueren om de vereisten in 2013 te vervullen. Idem als hierboven Beschrijving opleidingsprogramma op korte en op lange termijn

104 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Facet: 2.3. Samenhang programma Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma Facet: 2.4. Studielast Criteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen Facet: 2.5. Toelatingsvoorwaarden Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: Bachelor: Diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend Door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen Master: Bachelorsgraad, met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), en in voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsprogramma of een schakelprogramma Master na master: Mastersgraad, met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s), eventueel aangevuld met een onderzoek naar geschiktheid of bekwaamheid of een voorbereidingsprogramma Pagina 39 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Specifieke Informatie

105 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Facet: 2.6. Studieomvang Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de studieomvang: Bachelor: tenminste 180 studiepunten Master: tenminste 60 studiepunten Master na master: tenminste 60 studiepunten Facet: 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Criteria: Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept Facet: 2.8. Beoordeling en toetsing Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd Facet: 2.9. Masterproef: Criteria: De mastersopleiding wordt afgesloten met een masterproef, waarmee de student blijk geeft van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student De masterproef heeft een omvang van tenminste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten Het concept op lange termijn van de masterproef sluit aan bij de decretale bepalingen, onder andere m.b.t. de substantiële wetenschappelijke onderbouwing Het concept voor de korte termijn dient progressief te evolueren om het aannemelijk te maken dat de vereisten uiterlijk in 2013 vervuld zijn. Pagina 40 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 (afhankelijk van start implementatie mastersopleiding vanaf 2008/9 of 2009/10): Het concept op lange termijn van de masterproef sluit aan bij de decretale bepalingen, onder andere m.b.t. de substantiële wetenschappelijke onderbouwing Het concept voor de korte termijn en de realisatie ervan dient progressief te evolueren om de vereisten uiterlijk in 2013 te vervullen. Specifieke Informatie Beschrijving opleidingsprogramma op korte en op lange termijn

106 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 3. Inzet personeel Facet: 3.1. Eisen professionele/academische gerichtheid Criteria: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een (professioneel gerichte of een) academisch gerichte opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) Bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk Het is aannemelijk dat in 2013 het onderwijs voor een belangrijk deel zal worden verzorgd door medewerkers die actief onderzoek verrichten en hierdoor een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun vakgebied, op grond van de feitelijke realisatie en de voornemens m.b.t.: a. het personeelsbeleid en het wervingsbeleid b. de onderzoekstaakstelling en de kwalificaties van het personeelsbestand (o.a. de mate waarin een substantiële onderzoekstaakstelling is opgenomen in vacatures voor nieuwe personeelsleden, toename aantal doctorandi, toename aantal doctores, toename onderzoekstaakstellling personeel in relatie tot totale taakstelling) c. de eventuele inzet van actieve onderzoekers vanuit partners binnen en buiten de associatie in het onderwijs d. de omvang van het onderzoek waar het personeel van de opleiding in participeert Facet: 3.2. Kwantiteit personeel Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen Facet: 3.3. Kwaliteit personeel Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Pagina 41 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Idem als vorige kolom. Eerste realisaties zijn reeds duidelijk zichtbaar Specifieke Informatie Personeelsbeleid: - wervingsbeleid - maatregelen om kwalificaties personeelsleden m.b.t. onderzoek te verhogen Beschrijving personeelsbestand - onderzoekstaakstelling personeelskader (aantal fte en verhouding t.o.v. totale taakstelling), incl. uitsplitsing naar nieuwe personeelsleden en doctoraatsmandaten - meerjarenplannen Beschrijving onderzoeksbeleid (structuren, organisatie, strategie) Onderzoeksprojecten waarin personeel van de opleiding participeert (incl. doctoraatsmandaten) Kwalificaties personeelsleden (in fte): - doctoraat - onderzoekservaring - huidige onderzoeksactiviteiten Inzet wetenschappelijk personeel vanuit partners: - binnen associatie - buiten associatie

107 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 4. Voorzieningen Facet: 4.1. Materiële voorzieningen Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Op basis van de feitelijke realisatie en de voornemens is het aannemelijk dat de kwaliteit en kwantiteit van de onderzoeksfaciliteiten (infrastructuur, uitrusting, wetenschappelijke databanken e.a.), die nodig zijn om de inbedding van het onderwijs in het onderzoek te waarborgen, uiterlijk in 2013 toereikend zijn. Facet: 4.2. Studiebegeleiding Criteria: De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten Pagina 42 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Specifieke Informatie Idem als vorige kolom Onderzoeksfaciliteiten (realisaties en planning in instelling en via samenwerking binnen en buiten Associatie), gerelateerd aan de inbedding van onderwijs in onderzoek te realiseren Inzet academiseringsgelden en andere financiële middelen voor onderzoek en -onderzoeksinbedding

108 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 5. Interne kwaliteitszorg Facet: 5.1. Evaluatie resultaten Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen Facet: 5.2. Maatregelen tot verbetering Criteria: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen Facet: 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken Pagina 43 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Specifieke Informatie

109 Onderwerpen, facetten, criteria Specifieke beoordeling van aangeduide elementen tot 2008 Onderwerp: 6. Realisaties Facet: 6.1. Gerealiseerd niveau Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen Facet: 6.2. Onderwijsrendement Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers Pagina 44 NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen Februari 2005 Specifieke beoordeling van aangeduide elementen na 2008 Specifieke Informatie

110 110 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora BIJLAGE 6.2. OVERZICHT VERPLICHT OP TE NEMEN BIJLAGEN BIJ HET ZELFEVALUATIE- RAPPORT Onderwerp 2: Programma - Studiegids, - Overzicht van de opbouw en de inhoud van het programma volgens tabel I.1, - Beschrijving opleidingsonderdelen volgens tabel I.2, - Voor elk opleidingsonderdeel een exemplaar van de meest recente examenopgaven, - Onderwijs- en examenreglement, - * Lijst van titels van maximaal 30 recente masterproeven/eindwerken en/of stageverslagen, die minimum voldoende zijn beoordeeld, met de vermelding van het cijfer, gespreid over de verschillende afstudeerrichtingen en beoordelingen (voor de jongste drie academiejaren), - * Lijst van stageplaatsen, - * Lijst van stagementoren met vermelding van functie en kwalificatie, Onderwerp 3: Inzet van personeel - Gegevens met betrekking tot personeelsbezetting (omvang, leeftijd, geslacht) per opleiding volgens tabellen II.1 t.e.m. II.3, - Overzichtelijke lijst van de namen van personeel met een onderwijs- of onderwijsondersteunende opdracht met vermelding van titel, competentiedomein en verantwoordelijkheden voor het onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en beoefening van de kunsten (volgens tabel II. 4 en voor zover relevant), * Indien van toepassing: een lijst van personeelsleden die ervaring en kennis vanuit de beroepsof kunstpraktijk in de opleiding brengen. - * Voor academische opleidingen: een overzicht van voor het onderwijs relevante onderzoeksoutput van de staf: in functie van de structuur van de opleiding c.q. faculteit/departement wordt verwacht dat er per onderzoeksteam, onderzoeksgroep of vakgroep (of desgevallend van de opleiding als geheel) een set van maximaal 15 publicaties (referenties) wordt opgegeven die gezien worden als representatief voor de onderzoeksoutput en die daarnaast relevant zijn voor/gebruikt worden in het onderwijs in de opleiding. Geef daarnaast ook een overzicht van de afgewerkte doctoraten van de jongste vijf jaren. - * Voor te academiseren hogeschoolopleidingen van twee cycli die gebruik maken van de overgangsregeling, is het aanleveren van de gevraagde gegevens met betrekking tot de onderzoeksoutput in de overgangsfase geen strikte eis. Deze opleidingen krijgen de gelegenheid om ook andere indicaties te geven zoals een overzicht van onderzoekseindrapporten, lezingen als resultaat van wetenschappelijk onderzoek, lopende onderzoeksprojecten e.d. Zoals eerder aangegeven (zie Overgangsthematiek) dienen deze opleiding tegen 2013 wel aan deze eis te voldoen. Onderwerp 6: Resultaten - Internationale studentenmobiliteit: aantallen inkomende en uitgaande studenten van de jongste drie academiejaren,

111 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Internationale docentenmobiliteit: aantallen inkomende en uitgaande personeelsleden van de jongste drie academiejaren, - Overzicht van de internationale projecten van de jongste drie academiejaren, - Overzicht internationale partners, - Overzichtstabel studentenaantallen en slaagcijfers verdeeld over de verschillende studiejaren, voor de jongste vijf academiejaren (zie tabel III.1), - Gemiddelde studieduur per opleiding, retrospectief berekend volgens tabel III.2. BIJLAGE 6.3. TABELLEN TEN BEHOEVE VAN DE ZELFEVALUATIE Onderwerp 2: Programma Tabel I.1. Tabel I.2. Opbouw van het programma (in te vullen voor elk studiejaar) Beschrijving opleidingsonderdelen Onderwerp 3: Inzet van personeel Deel universiteiten: Tabel II.1. Aantallen ZAP, AAP en ATP op werkingsuitkeringen, verbonden aan de opleiding Tabel II.2. Leeftijdstructuur van het ZAP, AAP en ATP op werkingsuitkeringen, verbonden aan de opleiding Tabel II.3. Wetenschappelijk personeel buiten de werkingsuitkeringen, verbonden aan de opleiding Tabel II.4. Lijst met namen van het personeel, betrokken bij de opleiding, met competentie domein, onderwijsbelasting en % onderwijs- en onderzoeksopdracht Deel hogescholen: Tabel II.1. Tabel II.2. Tabel II.3. Tabel II.4. Statutair personeel (OP en ATP), verbonden aan de opleiding Leeftijdstructuur statutair personeel (OP en ATP), verbonden aan de opleiding Contractueel personeel, verbonden aan de opleiding Lijst met namen van het personeel, betrokken bij de opleiding, met competentie domein, onderwijsbelasting en % onderwijs- en onderzoeksopdracht Onderwerp 6: Resultaten Afspraken met betrekking tot het opnemen van de cijfergegevens met betrekking tot studentenaantallen en slaagcijfers Tabel III.1. Overzicht studentenaantallen en slaagcijfers verdeeld over de verschillende studiejaren, voor de jongste vijf academiejaren (hogescholen) en tien academiejaren (universiteiten) Tabel III.2. Gemiddelde studieduur per opleiding De tabellen zijn elektronisch beschikbaar via de website van de VLIR ( 02thema%27s/03kz.htm) en de VLHORA ( De opleidingen worden gevraagd van deze formats gebruik te maken. Bovendien wordt gevraagd de tabellen III.1 en III.2 als apart bestand en in excell-formaat aan de (secretaris van de) visitatiecommissie te zenden.

112 112 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora ONDERWERP 2: Tabel I.1. PROGRAMMA Opbouw van het programma (in te vullen voor elk studiejaar) Titel van het Contacturen/studietijd Studieomvang opleidings- uitgedrukt onderdeel in studiepunten Hoorcollege Werkcol. Practicum Overige Totaal of oefen. Verplicht - / / / / / - / / / / / - / / / / / - / / / / / - / / / / /... Keuze... / / / / / / / / / / / / / / / Stage / / / / / Master-proef/ / / / / / Eindwerk... Totaal / / / / /

113 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 113 Tabel I.2. Beschrijving opleidingsonderdelen Naam van het opleidingsonderdeel: Verantwoordelijke docent: Onderwijsvorm: Contacturen Begrote studietijd ( 1 ) - hoorcollege... uur... uur - werkcollege... uur... uur - oefeningen... uur... uur - practica... uur... uur - overige onderwijsvormen:... uur... uur uur... uur uur... uur Totaal... uur... uur Wijze van examineren: Korte beschrijving van de doelstellingen, inhoud van het opleidingsonderdeel en invulling van onderwijsvormen: Gebruikte literatuur: 1 Indien de opleiding beschikt over resultaten van een studietijdmeting, kunnen deze tevens aan de tabel worden toegevoegd.

114 114 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora ONDERWERP 3: INZET VAN PERSONEEL Deel universiteiten Tabel II.1. Aantallen ZAP, AAP en ATP op werkingsuitkeringen (niet IWT, FWO, ), verbonden aan de opleiding (=departement of faculteit, zonder inkomend service-onderwijs)

115 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 115 Tabel II.2. Leeftijdstructuur van het ZAP, AAP en ATP op werkingsuitkeringen, verbonden aan de opleiding Personeelscategorie Leeftijdsklassen N N N N N ZAP Gewoon (buitengewoon) hoogleraar Hoogleraar Hoofddocent Docent Hoofdbibliothecaris Faculteitsgeaggr. en geaggr. conserv. Werkleider en conservator E.a. assistent en bibliothecaris Vastbenoemd assistent Gastprofessor Totaal AAP Assistent (uitgez. praktijkass.) Praktijkassistent Doctor-assistent Tijdelijk ped. en wet. medewerker Totaal ATP Graad 7 en hoger Graad 6 Graad 5 Graad 4 Graad 3 Graad 2 Graad 1 Totaal

116 116 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Tabel II.3. Wetenschappelijk personeel buiten de werkingsuitkeringen, verbonden aan de opleiding Personeelscategorie Voltijds Deeltijds Voltijdse eenheden M V M V M V AP Onbepaalde Internationale en Europese programma's duur Nationale programma's: IUAP Nationale programma's: andere dan IUAP Vlaamse programma's: FWO Vlaamse programma's: geassocieerde fondsen FWO Vlaamse programma's: IWONL/IWT Vlaamse programma's: BOF (GOA/SOF) Vlaamse programma s: V.I.B. Vlaamse programma s: Fondsen V.I.B. Vlaamse programma's: andere Onderzoeksfonds eigen instelling Eigen inkomsten Andere bronnen Totaal AP Bepaalde Internationale en Europese programma s duur Nationale programma s: IUAP Nationale programma s: andere dan IUAP Vlaamse programma s: FWO Vlaamse programma s: geassocieerde fondsen FWO Vlaamse programma s: IWONL/IWT Vlaamse programma s: BOF (GOA/SOF) Vlaamse programma s: V.I.B. Vlaamse programma s: Fondsen V.I.B. Vlaamse programma s: andere Onderzoeksfonds eigen instelling Eigen inkomsten Andere bronnen Totaal

117 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 117 Tabel II.4. Lijst met namen van het personeel, betrokken bij de opleiding, met competentiedomein, onderwijsbelasting en % onderwijs- en onderzoeksopdracht

118 118 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Deel hogescholen Tabel II.1. Statutair personeel (OP en ATP), verbonden aan de opleiding Personeelscategorie Voltijds Deeltijds Eenheden Benoemd Tijdelijk (1) (2) voltijds (3) (4) (5) M V M V M V M V M V 0P Gewoon hoogleraar Hoogleraar Hoofddocent Docent Werkleider Doctor-assistent Assistent Praktijkassistent Hoofdlector Lector Hoofdpraktijklector Praktijklector Totaal ATP Graad A.4 Graad A.3 Graad A.2 Graad A.1 Graad B.3 Graad B.2 Graad B.1 Graad C.2 Graad C.1 Graad D.2 Graad D.1 Totaal Aantal doctores:

119 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 119 Tabel II.2. Leeftijdstructuur statutair personeel (OP en ATP), verbonden aan de opleiding Personeelscategorie Leeftijdsklassen (1) N N N N N OP Gewoon hoogleraar Hoogleraar Hoofddocent Docent Werkleider Doctor-assistent Assistent Praktijkassistent Hoofdlector Lector Hoofdpraktijklector Praktijklector Totaal ATP Graad A.4 Graad A.3 Graad A.2 Graad A.1 Graad B.3 Graad B.2 Graad B.1 Graad C.2 Graad C.1 Graad D.2 Graad D.1 Totaal

120 120 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Tabel II.3. Contractueel personeel, verbonden aan de opleiding Personeel volgens betalingsfonds Voltijds Deeltijds Voltijdse (1) (2) eenheden (3) M V M V M V Onbepaalde duur Bediende met opdracht als onderwijsmedewerker (o.a. gastprofessoren) Bediende met opdracht als onderzoeker op betoelaagde projecten Bediende met opdracht als onderzoeker op eigen instelling Bediende met opdracht als onderzoeker op andere bronnen Administratief bediende Totaal Bepaalde duur Bediende met opdrachts als onderwijsmedewerker (o.a. gastprofessoren) Bediende met opdracht als onderzoeker op betoelaagde projecten Bediende met opdracht als onderzoeker op eigen instelling Bediende met opdracht als onderzoeker op andere bronnen Administratief bediende Totaal

121 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 121 Tabel II.4. Lijst met namen van het personeel, betrokken bij de opleiding, met competentiedomein, onderwijsbelasting en globaal % onderwijs- en onderzoeksopdracht Naam Competentiedomein VTE Opdrachten in jaaruren (3) Globaal % Globaal % (1) (2) onderwijs- onderzoeksopdracht opdracht (4) Prof. Acad. Ma Ba- Ma- scha- toba ba naba nama kel taal Onderwijzend personeel (Buiten)gewoon hoogleraar Hoogleraar Hoofddocent Docent Werkleider Doctor-assistent Assistent Praktijkassistent Hoofdlector Lector Hoofdpraktijk-lector Praktijklector Administratief en technisch personeel Graad A.4 Graad A.3 Graad A.2 Graad A.1 Graad B.3 Graad B.2 Graad B.1 Graad C.2 Graad C.1 Graad D.2 Graad D.1 Contractueel personeel Bediende met opdracht als onderwijsmedewerker (o.a. gastprofessoren)

122 122 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora ONDERWERP 6: RESULTATEN Afspraken met betrekking tot het opnemen van de cijfergegevens met betrekking tot studentenaantallen en slaagcijfers Voor het verzamelen van de gegevens gelden volgende afspraken: 1) De peildatum is 1 februari; 2) De aangeleverde gegevens hebben betrekking op de jongste vijf academiejaren voor de hogescholen, op de jongste tien academiejaren voor de universiteiten; 3) Wanneer gegevens ontbreken wordt dit verantwoord; 4) Voor de generatiestudenten wordt de DTO-definitie gebruikt: Een generatiestudent is een student die voor het eerst ingeschreven is in het eerste jaar van een basisopleiding in het hoger onderwijs en op 1 februari nog is ingeschreven. De aantallen generatiestudenten worden met terugwerkende kracht volgens deze definitie aangeleverd; 5) De bijkomende inschrijvingen voor een studiejaar, en de slaagcijfers van studenten met een bijkomende inschrijving, worden ook opgenomen in de tabellen van het betreffende studiejaar. Naast de gevraagde tabellen die verplicht in het zelfevaluatierapport moeten worden opgenomen, kunnen de opleidingen indien zij dit wensen aanvullende cijfergegevens als bijlage bij het rapport toevoegen.

123 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora 123 Tabel III.1. Overzicht studentenaantallen en slaagcijfers verdeeld over de verschillende studiejaren, voor de jongste tien academiejaren + tabel

124 124 Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Tabel III.2. Gemiddelde studieduur per opleiding + tabel

Brussel september 2008. Deel 1 Handleiding onderwijsvisitaties

Brussel september 2008. Deel 1 Handleiding onderwijsvisitaties Brussel september 2008 Deel 1 Handleiding onderwijsvisitaties Brussel september 2008 Handleiding onderwijsvisitaties DEEL 1 VLIR Ravensteingalerij 27 B 1000 Brussel t e l +32 (0)2 792 55 00 f a x +32 (0)2

Nadere informatie

Handleiding onderwijsvisitaties aangevuld protocol ter ondersteuning an de opleidingen in academisering DEEL 1

Handleiding onderwijsvisitaties aangevuld protocol ter ondersteuning an de opleidingen in academisering DEEL 1 Brussel september 2008 Handleiding onderwijsvisitaties aangevuld protocol ter ondersteuning an de opleidingen in academisering DEEL 1 VLIR Ravensteingalerij 27 B 1000 Brussel TEL +32 (0)2 792 55 00 FAX

Nadere informatie

2QWZHUS$FFUHGLWDWLHNDGHU EHVWDDQGHRSOHLGLQJHQKRJHU RQGHUZLMV9ODDQGHUHQ $SULO

2QWZHUS$FFUHGLWDWLHNDGHU EHVWDDQGHRSOHLGLQJHQKRJHU RQGHUZLMV9ODDQGHUHQ $SULO 2QWZHUS$FFUHGLWDWLHNDGHU EHVWDDQGHRSOHLGLQJHQKRJHU RQGHUZLMV9ODDQGHUHQ $SULO Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN Den Haag P.O. Box 556 2501 CN The Hague The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 F +31 (0)70

Nadere informatie

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding Informatievergadering Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding Wie zijn we? Besluit Vlaamse Regering Visitatieprotocol Planning ZER en beoordelingskader Visitatieproces Visitatiecommissie 23/04/2014 2

Nadere informatie

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling Wie zijn wij? Patrick van den Bosch Expert Kwaliteitszorg Patrick.vandenbosch@vluhr.be Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling Wouter Teerlinck Expert Kwaliteitszorg Wouter.teerlinck@vluhr.be

Nadere informatie

Ontwerp Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen April 2004

Ontwerp Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen April 2004 Ontwerp Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen April 2004 Lange Voorhout 20 Postbus 556 2501 CN Den Haag P.O. Box 556 2501 CN The Hague The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 F +31

Nadere informatie

Visitaties in de hogescholen en universiteiten. VEP 7 december 2012

Visitaties in de hogescholen en universiteiten. VEP 7 december 2012 Visitaties in de hogescholen en universiteiten VEP 7 december 2012 1 Visitaties in de hogescholen en universiteiten 1. Situering van de visitaties in de kwaliteitsbewaking 2. Onderzoek van Belgische Rekenhof

Nadere informatie

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland 17 december 2015 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Wanneer een Toets Nieuwe Opleiding? 4 3 Werkwijze Toets Nieuwe Opleiding 5 4 Aanvraagdossier ten behoeve van

Nadere informatie

H a n d l e i d i n g O n d e r w i j s v i s i t a t i e s v l i r v l h o r a 125

H a n d l e i d i n g O n d e r w i j s v i s i t a t i e s v l i r v l h o r a 125 H a n d l e i d i n g O n d e r w i j s v i s i t a t i e s v l i r v l h o r a 125 BIJLAGE 6.4. CHECKLIST Inleiding De onderwerpen en facetten waarover de commissie zich een oordeel moet vormen, zijn

Nadere informatie

Kwaliteitszorg en accreditatie

Kwaliteitszorg en accreditatie Infofiche Kwaliteitszorg en accreditatie Om kwaliteitsvol onderwijs te garanderen, worden opleidingen en instellingen beoordeeld. Enerzijds is er interne kwaliteitszorg die binnen de hogeschool of universiteit

Nadere informatie

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie dr. Steven Van Luchene [VLIR Cel Kwaliteitszorg] op weg naar accreditatie 1. routebeschijving: tno visita e accredita e 2. de meet: generieke

Nadere informatie

Opleiding Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde. Competenties en gedragsindicatoren

Opleiding Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde. Competenties en gedragsindicatoren Opleiding Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde Competenties en gedragsindicatoren IW&T De competenties werden uitgeschreven in een meer begrijpbare taal. Vervolgens werden daar uit een beperkt

Nadere informatie

Dat de instellingen en evaluatieorganen voldoende kwaliteitsbewustzijn zullen tonen om de verbeterfunctie van de externe kwaliteitszorg

Dat de instellingen en evaluatieorganen voldoende kwaliteitsbewustzijn zullen tonen om de verbeterfunctie van de externe kwaliteitszorg Accreditatie hoger onderwijs Onder welke voorwaarden kan accreditatie in de toekomst een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs. Blijvend succes

Nadere informatie

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase 11 februari 2008 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Accreditatiekader, toegespitst

Nadere informatie

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning. Ontwerp van accreditatierapport en -besluit met een positieve beoordeling van de accreditatieaanvraag voor de opleiding Master of Science in de architectuur (master) van de Universiteit Antwerpen (na tijdelijke

Nadere informatie

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning. nvao nederiands - viaamse accreditatieorganisatie Besluit datum 21 november 2016 onderwerp Definitief accreditatiebesluit (004107) bijlage 1 Intrekking en nieuwe vaststelling van het accreditatiebesluit

Nadere informatie

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009 Visitatieprotocol specifieke lerarenopleidingen 9 10 12 november 2009 Programma 1. Wie zijn we? 2. Terminologie 3. De specifieke lerarenopleiding 4. Stelsel van kwaliteitszorg 5. Genese visitatieprotocol

Nadere informatie

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs 2 december 2008 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Beoordelingskader 4 pagina 2 1 Inleiding Dit beoordelingskader bevat een aantal facetten

Nadere informatie

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING Opzet en structuur De sjabloon van het aanvraagdossier

Nadere informatie

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs. (professioneel gerichte bachelor)

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs. (professioneel gerichte bachelor) Arteveldehogeschool Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs (professioneel gerichte bachelor) Accreditatie bestaande Opleiding NVAO Ontwerp van Accreditatierapport en besluit 2 december 2008 Inhoud

Nadere informatie

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs 12 november 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Handreiking voor specifieke invulling van de standaarden

Nadere informatie

Handleiding Onderwijsvisitatie Specifieke Lerarenopleiding. Brussel oktober 2009

Handleiding Onderwijsvisitatie Specifieke Lerarenopleiding. Brussel oktober 2009 Handleiding Onderwijsvisitatie Specifieke Lerarenopleiding Brussel oktober 2009 VLIR Ravensteingalerij 27/1 B 1000 Brussel TEL +32 (0)2 792 55 00 FAX +32 (0)2 211 41 99 WEB www.vlir.be E-MAIL administratie@vlir.be

Nadere informatie

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA Versie juli 2013 Concept Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders April 2012 0 Inhoud Gebruikte begrippen en afkortingen... 2 Inleiding... 5 Opbouw

Nadere informatie

Het domeinspecifieke referentiekader masteropleiding Monumenten- en landschapszorg

Het domeinspecifieke referentiekader masteropleiding Monumenten- en landschapszorg Uittreksel uit het visitatierapport, 7 december 2010 Het domeinspecifieke referentiekader masteropleiding Monumenten- en landschapszorg 1.1 Inleiding Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader

Nadere informatie

Kader Opleidingsaccreditatie. - Vlaanderen 2015-2021

Kader Opleidingsaccreditatie. - Vlaanderen 2015-2021 Kader Opleidingsaccreditatie - Vlaanderen 2015-2021 20 maart 2015 Pagina 2 van 17 Inhoud 1 Opzet 5 2 Beoordelingskader 6 3 Beoordelingsschaal en beslisregel 7 4 Samenstelling van de visitatiecommissie

Nadere informatie

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010 Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree 7 juni 2010 versie februari 2011 Inhoud Voorwoord 3 1 Inleiding 3 2 Wanneer kan een toets nieuwe opleiding leidend

Nadere informatie

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie Breakout sessie 2-5 Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling De voorstellen beschreven in deze notitie dienen als uitwerking van (aangekondigde) wetswijzigingen. Op basis van deze wetswijzigingen

Nadere informatie

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs. (professioneel gerichte bachelor)

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs. (professioneel gerichte bachelor) Arteveldehogeschool Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs (professioneel gerichte bachelor) Accreditatie bestaande Opleiding NVAO Accreditatierapport en besluit 2 december 2008 Inhoud 1 Samenvattende

Nadere informatie

Addendum (april 2014) bij de Handleiding onderwijsvisitatie Specifieke lerarenopleiding, Brussel, 2009

Addendum (april 2014) bij de Handleiding onderwijsvisitatie Specifieke lerarenopleiding, Brussel, 2009 Addendum (april 2014) bij de Handleiding onderwijsvisitatie Specifieke lerarenopleiding, Brussel, 2009 Nieuwe organisatiestructuur VLUHR Sinds 1 januari 2013 zijn de Cellen kwaliteitszorg van VLIR en VLHORA

Nadere informatie

Onderwijsvisitaties van de eerste academiserende opleidingen van de hogescholen afgerond

Onderwijsvisitaties van de eerste academiserende opleidingen van de hogescholen afgerond PERSBERICHT Onderwijsvisitaties van de eerste academiserende opleidingen van de hogescholen afgerond maandag 7 december 2009 van 14.00 tot 17.00 uur, Brussel Paleis der Schone Kunsten Volgens het structuurdecreet

Nadere informatie

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Reglement betreffende de erkenning van evaluatieorganen die een coördinerende taak hebben ten aanzien van de externe beoordeling van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap Gelet op het decreet

Nadere informatie

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Het is aan het beoordelingspanel om te bepalen of deze toelichting relevant is bij de beoordeling van de onderhavige opleiding. Positionering

Nadere informatie

[AFDELING 2 ACCREDITATIE, PROGRAMMATIE EN REGISTRATIE VAN OPLEIDINGEN ONDERAFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (verv. decr. 19 maart 2004, art. V.

[AFDELING 2 ACCREDITATIE, PROGRAMMATIE EN REGISTRATIE VAN OPLEIDINGEN ONDERAFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (verv. decr. 19 maart 2004, art. V. [AFDELING 2 ACCREDITATIE, PROGRAMMATIE EN REGISTRATIE VAN OPLEIDINGEN ONDERAFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (verv. decr. 19 maart 2004, art. V. 10)] Art. 56. [ 1. De instellingen voor hoger onderwijs verlenen

Nadere informatie

Inleiding. I. Decretaal kader en eisen vanuit het accreditatiekader

Inleiding. I. Decretaal kader en eisen vanuit het accreditatiekader Leidraad ten behoeve van de leden van visitatiecommissies van academiserende opleidingen: Beoordeling van de potentialiteit van het academiseringsproces Inleiding Deze leidraad heeft tot doel de visitatiepanels

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Concept Academisering Concrete vereisten Evolutie naar academisch: quid? Academisering. Anton Schuurmans. 8 oktober 2009

Concept Academisering Concrete vereisten Evolutie naar academisch: quid? Academisering. Anton Schuurmans. 8 oktober 2009 Concept 8 oktober 2009 Concept Wat vooraf ging... Invoering Bologna Concept Bolognaverklaring 19 juni 1999: verhoging mobiliteit binnen Europa bachelor-masterstructuur studiepunten (credits) uitwisseling

Nadere informatie

Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017

Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017 Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017 Situering van de Kwaliteitscode Afstemming op Europese referentiekaders De regie-pilots De uitgebreide instellingsreview In de periode 2015-2017 krijgen de universiteiten

Nadere informatie

Competentie-invullingsmatrix

Competentie-invullingsmatrix Competentie-invullingsmatrix masterprf Master of Science in de wiskunde Academiejaar 2016-2017 Legende: W=didactische werkvormen E=evaluatievormen Competentie in één of meerdere wetenschappen Wetenschappelijke

Nadere informatie

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST SAMENWERKINGSOVEREENKOMST werving kandidaat-student-commissieleden Algemeen Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

Nadere informatie

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen (Raad van Bestuur, 23 april 2013, 27 mei 2014, 31 maart 2015, 12 april 2016, 28 maart 2017 en 27 maart 2018) UITGANGSPUNTEN De Universiteit Antwerpen wenst

Nadere informatie

Een nieuw stelsel van kwaliteitszorg en. Vlaanderen. NVAO-najaarscongres Vlaanderen, 16 november Micheline Scheys Secretaris-generaal

Een nieuw stelsel van kwaliteitszorg en. Vlaanderen. NVAO-najaarscongres Vlaanderen, 16 november Micheline Scheys Secretaris-generaal Een nieuw stelsel van kwaliteitszorg en accreditatie ti voor het hoger onderwijs in Vlaanderen NVAO-najaarscongres Vlaanderen, 16 november 2011 Micheline Scheys Secretaris-generaal 1 2005-2013: eerste

Nadere informatie

Accreditatie in Nederland en Vlaanderen

Accreditatie in Nederland en Vlaanderen Vlaanderen en Nederland werken samen bij de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de oprichting van een gezamenlijke accreditatieorganisatie en afstemming

Nadere informatie

De lijst vermeldt de gegevens bedoeld in artikel 64, 2, 2 [... geschr. decr. 19 maart 2004, art. V.25,I: 1 januari 2003)].

De lijst vermeldt de gegevens bedoeld in artikel 64, 2, 2 [... geschr. decr. 19 maart 2004, art. V.25,I: 1 januari 2003)]. AFDELING 3 OVERGANGSBEPALINGEN ONDERAFDELING 1 OMVORMING NAAR BACHELOR-MASTERSTRUCTUUR Art. 123. 1. De universiteiten en hogescholen vormen hun academische opleidingen c.q. hun basisopleidingen die zij

Nadere informatie

Kader Toets Nieuwe Opleiding. - Vlaanderen 2015-2021

Kader Toets Nieuwe Opleiding. - Vlaanderen 2015-2021 Kader Toets Nieuwe Opleiding - Vlaanderen 2015-2021 28 mei 2015 Pagina 2 van 13 Inhoud 1 Opzet 5 2 Beoordelingskader 6 3 Beoordelingsschaal en beslisregel 7 4 Samenstelling van de visitatiecommissie 8

Nadere informatie

Advies over het nieuwe NVAO-reglement

Advies over het nieuwe NVAO-reglement Raad Hoger Onderwijs 8 oktober 2013 RHO-RHO-ADV-002 Advies over het nieuwe NVAO-reglement Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99 F +32 2 219 81 18 www.vlor.be info@vlor.be

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland Brussel, 10 december 2003 111903_Advies_accreditatieverdrag Advies Accreditatieverdrag met Nederland Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding en situering adviesvraag... 3 2. Samenvatting... 4 3. Advies...5 2 1.

Nadere informatie

Operationeel kader vermindering studieomvang masteropleidingen

Operationeel kader vermindering studieomvang masteropleidingen Bijlage. Operationeel kader vermindering studieomvang masteropleidingen als vermeld in artikel 1. Operationeel kader vermindering studieomvang masteropleidingen 13 april 2018 Inhoud 1 Inleiding 4 2 De

Nadere informatie

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs OCW Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs 22 mei 2003/Nr. WO/BS-2003/24136- II Nederlandse Accreditatie Organisatie 1 Opbouw accreditatiekader Het accreditatiekader voor bestaande opleidingen

Nadere informatie

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE EEN KIJK VAN ONDERUIT Prof.dr. Rita Godyns, decaan Faculteit Toegepaste Taalkunde Hogeschool Gent Universiteit Gent Overzicht: situering van de opleiding het visitatieproces

Nadere informatie

Protocol TNO Educatieve Master

Protocol TNO Educatieve Master Protocol TNO Educatieve Master NVAO 14 maart 2016 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Werkwijze toets nieuwe opleiding educatieve master (womaster) 4 3 Toelichting op het beoordelingskader beperkte toets nieuwe opleiding

Nadere informatie

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS M.H.O. OP TOETS NIEUWE OPLEIDING Opzet en structuur Dit sjabloon met richtlijnen

Nadere informatie

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Het is aan het beoordelingspanel om te bepalen of deze toelichting relevant is bij de beoordeling van de onderhavige

Nadere informatie

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Reglement betreffende de vormvereisten voor aanvragen tot uitvoering van een accreditatie, een instellingsreview of een toets nieuwe opleiding ten aanzien van opleidingen in de Vlaamse Gemeenschap Gelet

Nadere informatie

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS COMMISSIE HOGER ONDERWIJS SJABLOON T.B.V. DE AANVRAGENDE INSTELLINGEN EN VLIR EN VLHORA VOOR AANVRAAGDOSSIER MACRODOELMATIGHEIDSTOETS M.H.O. OP TOETS NIEUWE OPLEIDING /VRIJSTELLING VERPLICHTE AFBOUW Opzet

Nadere informatie

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs opleidingen hoger onderwijs Mededelingen OCenW Bestemd voor: Instellingen voor hoger onderwijs Bijlage 3: Wettelijk kader (WHW, hoofdstuk 5a: Accreditatie in het hoger onderwijs) Voorlichting Datum: 12

Nadere informatie

Protocol voor Nederlandse Aanvragen Accreditatie leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Protocol voor Nederlandse Aanvragen Accreditatie leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010 Protocol voor Nederlandse Aanvragen Accreditatie leidend tot een Joint degree 7 juni 2010 versie februari 2011 Inhoud Voorwoord 3 1 Inleiding 3 2 Wanneer kan een accreditatie voor een joint degreeopleiding

Nadere informatie

Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK)

Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) De instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) is een periodieke, externe en onafhankelijke beoordeling van de interne kwaliteitszorg van een instelling. Interne kwaliteitszorg

Nadere informatie

Standpunt van de VLIR betreffende de visitatie van het onderwijs aan de universitaire instellingen in Vlaanderen

Standpunt van de VLIR betreffende de visitatie van het onderwijs aan de universitaire instellingen in Vlaanderen Standpunt van de VLIR betreffende de visitatie van het onderwijs aan de universitaire instellingen in Vlaanderen Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België Yvette Michotte 27 februari 2016 10-3-2016

Nadere informatie

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014 PEER REVIEWS Managementgroep Interactum September 2014 Met peer review wordt een systeem bedoeld waarbij de betreffende opleidingen structureel gebruik maken van elkaars deskundigheid en elkaars critical

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten)

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten) Doel van de functiefamilie Vanuit een specialisatie professioneel advies of begeleiding geven aan externe klanten deze klanten oplossingen aan te reiken of maximaal te ondersteunen in het vinden van een

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs - Principiële goedkeuring 1. INHOUDELIJK

Nadere informatie

Handleiding voor de externe kwaliteitszorg in het Vlaamse hoger onderwijs

Handleiding voor de externe kwaliteitszorg in het Vlaamse hoger onderwijs Handleiding voor de externe kwaliteitszorg in het Vlaamse hoger onderwijs AUGUSTUS 2013 Augustus 2013 1 Algemene inleiding Deze handleiding beschrijft het visitatieprotocol dat de Vlaamse Universiteiten

Nadere informatie

Standpunt nieuw accreditatiestelsel

Standpunt nieuw accreditatiestelsel Standpunt nieuw accreditatiestelsel VVS heeft in de discussie rond het nieuw accreditatiestelsel volgend standpunt a) met betrekking tot de instellingsaudits: - akkoord met het principe van instellingsaudits

Nadere informatie

Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde

Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde 13 mei 2013 pagina 2 Inhoud 1 Opbouw van het stelsel 4 2 Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde 6

Nadere informatie

Besluit. Voozieningen (facet 4.1 )

Besluit. Voozieningen (facet 4.1 ) n ed erl a n d s - v I a a ms e a ccr ed itati eo r ga ni sati e Besluit Accreditatierapport en -besluit met een positieve beoordeling van de accreditatieaanvraag voor de opleiding Bachelor in de interieurvormgeving

Nadere informatie

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde 25 januari 2013 Inhoud 1 Opzet 4 2 Generieke kwaliteitswaarborgen 4 2.1 Generieke kwaliteitswaarborg 1: beoogd eindniveau 4 2.2

Nadere informatie

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe College van Bestuur Hogeschool Drenthe Postbus 2080 7801 CB EMMEN Besluit Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool

Nadere informatie

Academiejaar 2008-2009. Programmagids. Verpleegkunde (PBA) 1eBa verpleegkunde

Academiejaar 2008-2009. Programmagids. Verpleegkunde (PBA) 1eBa verpleegkunde Academiejaar 2008-2009 Programmagids Verpleegkunde (PBA) 1eBa verpleegkunde Opleidingsonderdeel Groep Stp Semester Deeltijds (OO)Filosofie - ethiek - recht 7.0 2 (OA) Filosofie 2.0 2 1282008 2 6 Opleidingsonderdeel

Nadere informatie

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document GROEP WETENSCHAP & TECHNOLOGIE FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN W. DE CROYLAAN 6 BUS 2000 3001 HEVERLEE, BELGIË HEVERLEE 30 juli 2013 Nota Generieke leerresultaten van FIIW 1 Genese van het

Nadere informatie

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Toelichting bij de procedure voor het beoordelen van de macrodoelmatigheid van nieuwe opleidingen voor ambtshalve geregistreerde instellingen 1. Situering 1.1. De Commissie

Nadere informatie

Versie juli 2013, Accreditatiekader voor aanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie. met toelichting. [22 april RN/AR/DP] Pagina 0

Versie juli 2013, Accreditatiekader voor aanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie. met toelichting. [22 april RN/AR/DP] Pagina 0 Versie juli 2013, Accreditatiekader voor aanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie met toelichting [22 april 2012- RN/AR/DP] Pagina 0 Inhoud 1 Inleiding... 2 2. Beoordelingskader equivalentie

Nadere informatie

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies Toetsplan Masteropleiding Studies 2017-2018 JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2 vaktitel vakcode week 1-7 colleges week 8/9/10 (her)toetsing week 11-17 colleges week 18/19/20 (her)toetsing Conflicten in het

Nadere informatie

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Oordeel bij de aanvraag tot inrichting van een anderstalige equivalente initiële bachelor- of masteropleiding (Codex Hoger Onderwijs dd. 20 december 2013, deel 2. Structuur

Nadere informatie

NVAO NEDERLAND RICHTLIJN PANELSAMENSTELLING

NVAO NEDERLAND RICHTLIJN PANELSAMENSTELLING NVAO NEDERLAND RICHTLIJN PANELSAMENSTELLING FEBRUARI 2019 NVAO NEDERLAND Richtlijn panelsamenstelling RICHTLIJN BEHOREND BIJ BEOORDELINGSKADER ACCREDITATIE HOGER ONDERWIJS NEDERLAND 2018 FEBRUARI 2019

Nadere informatie

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement Opleidingsraden reglement REGLEMENT OPLEIDINGSRADEN Zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april 2012 INHOUDSTABEL Hoofdstuk I: Definities en toepassingsgebied Hoofdstuk II: Samenstelling van

Nadere informatie

Industriële wetenschappen: industriële kunststofverwerking

Industriële wetenschappen: industriële kunststofverwerking O N D E R W I J S V I S I T A T I E Industriële wetenschappen: (industriële) kunststofverwerking Een onderzoek naar de kwaliteit van de masteropleiding Industriële wetenschappen: kunststofverwerking en

Nadere informatie

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN Bijlage. Operationeel kader inrichting onderzoeksmaster als vermeld in artikel 1. NVAO VLAANDEREN KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN 2019-2025 OPERATIONEEL KADER INRICHTING ONDERZOEKSMASTER OKTOBER 2018

Nadere informatie

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen 22 november 2011 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Beoordeling van het bijzonder kenmerk ondernemen 5 2.1 Uitgangspunten voor de beoordeling van het bijzonder

Nadere informatie

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Teamscan op accreditatiewaardigheid Teamscan op accreditatiewaardigheid De Teamscan accreditatiewaardigheid (in vervolg: scan) geeft inzicht in hoe het opleidingsteam ervoor staat met betrekking tot de opleidingsaccreditatie. De scan bestaat

Nadere informatie

Kader Toets Nieuwe HBO5-Opleiding. Omvorming

Kader Toets Nieuwe HBO5-Opleiding. Omvorming Kader Toets Nieuwe HBO5-Opleiding Omvorming Versie 15 januari 2017 Inhoud 1 Opzet 3 2 Beoordelingskader 4 3 Beoordelingsschaal en beslisregel 6 4 Samenstelling van de visitatiecommissie 7 5 Beoordelingsproces

Nadere informatie

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: verpakkingstechnologie. Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90 info@vlhora.

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: verpakkingstechnologie. Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90 info@vlhora. ONDERWIJSVISITATIE Industriële wetenschappen: verpakkingstechnologie Een onderzoek naar de kwaliteit van de academische bachelor en master Industriële wetenschappen: verpakkingstechnologie aan de Vlaamse

Nadere informatie

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning. se a ccr ed tati eorga n t s att e Besluit Accreditatierapport en -besluit met een positieve beoordeling van de accreditatieaanvraag voor de opleiding Bachelor of Arts in de taal- en letterkunde: combinatie

Nadere informatie

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie. Doelstellingen. Programma

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie. Doelstellingen. Programma n ed erl a n ds - v I a a mse a ccr e ditati eo r ga ni sati e Besluit Accreditatierapport en -besluit met een positieve beoordeling van de accreditatieaanvreag voor de opleiding Master of Arts in de bedrijfscommunicatie*

Nadere informatie

De 6 Friesland College-competenties.

De 6 Friesland College-competenties. De 6 Friesland College-competenties. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen. Het vermogen om in te schatten in welke

Nadere informatie

Handleiding VOOR DE EXTERNE KWALITEITSZORG IN HET VLAAMSE HOGER ONDERWIJS

Handleiding VOOR DE EXTERNE KWALITEITSZORG IN HET VLAAMSE HOGER ONDERWIJS Handleiding VOOR DE EXTERNE KWALITEITSZORG IN HET VLAAMSE HOGER ONDERWIJS www.vluhr.be Brussel augustus 2015 HANDLEIDING VOOR DE EXTERNE KWALITEITSZORG IN HET VLAAMSE HOGER ONDERWIJS Ravensteingalerij

Nadere informatie

Format informatiedossier accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse accreditatie

Format informatiedossier accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse accreditatie Format informatiedossier accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse accreditatie Dit format moet worden gebruikt voor het informatiedossier voor een accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse

Nadere informatie

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN Bijlage. Operationeel kader wijziging studieomvang als vermeld in artikel 1. NVAO VLAANDEREN KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN 2019-2025 OPERATIONEEL KADER WIJZIGING STUDIEOMVANG OKTOBER 2018 Pagina 1 van

Nadere informatie

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden. Opleidingsspecifiek deel Art.2.1 toelatingseisen opleiding 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over

Nadere informatie

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen

Nadere informatie

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding Decretale context De aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- of masteropleiding

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING MEMORIE VAN TOELICHTING Decreet houdende bekrachtiging van het reglement tot bepaling van de bestuursbeginselen die van toepassing zijn bij de besluitvorming door de Nederlands- Vlaamse Accreditatieorganisatie

Nadere informatie

Academiejaar Programmagids. Vroedkunde (PBA) 1eBa Vroedkunde

Academiejaar Programmagids. Vroedkunde (PBA) 1eBa Vroedkunde Academiejaar 2008-2009 Programmagids Vroedkunde (PBA) 1eBa Vroedkunde Opleidingsonderdeel Groep Stp Semester Deeltijds (OO)Filosofie - ethiek - recht 7.0 2 (OA) Filosofie 2.0 2 1282008 2 6 Opleidingsonderdeel

Nadere informatie

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40 ECTS-fiche 1. Identificatie Opleiding Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3 Code Ad3 Lestijden 40 Studiepunten n.v.t. Ingeschatte totale 120 studiebelasting (in uren)

Nadere informatie

Academiejaar Programmagids. Sociaal werk (PBA) 2eBa sociaal werk

Academiejaar Programmagids. Sociaal werk (PBA) 2eBa sociaal werk Academiejaar 2008-2009 Programmagids Sociaal werk (PBA) 2eBa sociaal werk Opleidingsonderdeel Groep Stp Semester Deeltijds (OO)Filosoferen, Religie, Zingeving en Levensbeschouwing 5.0 2 (OA) Filosoferen

Nadere informatie

INFOSESSIE DE OPLEIDINGSBEOORDELING IN HET NIEUWE

INFOSESSIE DE OPLEIDINGSBEOORDELING IN HET NIEUWE INFOSESSIE DE OPLEIDINGSBEOORDELING IN HET NIEUWE VISITATIE- EN ACCREDITATIESTELSEL Welkom! OVERZICHT I. Hoofdlijnen van het nieuwe visitatie- en accreditatiestelsel ( NAS ) 1.1 Naar een nieuw stelsel

Nadere informatie

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen Oordeel bij de aanvraag tot inrichting van een anderstalige equivalente initiële bachelor- of masteropleiding (Codex Hoger Onderwijs dd. 20 december 2013, deel 2. Structuur

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 536 Besluit van 24 oktober 2011, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11,

Nadere informatie

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica ONDERWIJSVISITATIE Industriële wetenschappen: informatica Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica aan de Vlaamse

Nadere informatie

Bijlage 1: Toetsingskader opleidingsschool

Bijlage 1: Toetsingskader opleidingsschool Bijlage 1: Toetsingskader opleidingsschool NVAO, 3 maart 2009 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Definitie 5 3 Beoordelingskader 6 4 Werkwijze 12 pagina 2 1 Inleiding In de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren

Nadere informatie