Waarover spraken zij?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Waarover spraken zij?"

Transcriptie

1 Henk de Bont Zeefdruk Waarover spraken zij? Een onderzoek naar het agenderen van criminogene factoren in toezichtgesprekken Barbara Keuning Masterthesis Master Social Work Hogeschool van Amsterdam Mei 2013 Begeleider: Prof. Dr. L.W.C. Tavecchio

2 Abstract Wat is effectiviteit in het uitvoeren van de toezichtstaak van de reclassering? Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw is deze vraag het onderwerp van veel en grootschalig onderzoek naar werkzame principes in het reclasseringswerk. Een belangrijk principe stelt dat recidive kan worden voorkomen indien reclasseringsinterventies gericht zijn op het beïnvloeden van criminogene factoren. Toezichthouders kennen dit principe en worden geacht om criminogene factoren in gesprekken centraal te stellen. Maar doen ze dat ook? Deze vraag is onderzocht door middels observaties 25 gesprekken tussen toezichthouders en cliënten te analyseren. Hierbij werd onderzocht welke criminogene factoren besproken werden. Deze onderwerpkeuze is daarmee een maat voor wat toezichthouders en cliënten belangrijk vinden. Uit het onderzoek blijkt dat toezichthouders vooral in gesprek gaan over factoren die inzoomen op het gedrag van cliënten. Zij focussen daarbij vooral op houdingsaspecten. Ook praten zij veel over relationele problemen, maar zijn zij minder gericht op het verstevigen of uitbreiden van netwerken of relaties. Cliënten agenderen juist andere zaken. Zij willen graag geholpen worden bij praktische problemen zoals werk en geld. Zij lijken vooral belang te stellen in stabiliteit in hun leven. Zij zien dit als noodzakelijke voorwaarde om een delictvrij bestaan op te bouwen. Deze constatering bevestigt het belang om vanuit meer sociologische benaderingen, vanuit sociaal kapitaal, te kijken naar de beïnvloeding van (delictgerelateerd) gedrag. Bij deze sociologische verklaringen wordt het belang van prosociale netwerken benadrukt bij de vraag naar wat cliënten doet stoppen met het plegen van crimineel gedrag. Sleutelwoorden: criminogene factoren - reclassering - toezicht - RNR-model - gespreksonderwerpen, needprincipe - desistance - sociaal kapitaal

3 INHOUD VOORWOORD... 5 SAMENVATTING... 6 HOOFDSTUK 1: DE RECLASSERING EN HET PRAKTIJKPROBLEEM DE RECLASSERING IN EEN MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT TOEZICHT BIJ RECLASSERING HET PRAKTIJKPROBLEEM HET LECTORAAT WERKEN IN JUSTITIEEL KADER HOOFDSTUK 2: THEORETISCHE KADERS VAN HET ONDERZOEK EFFECTIVITEIT IN HET RECLASSERINGSWERK Het RNR-model Desistance from crime: het afbouwen van een criminele carriere RNR en Desistance: samen op weg AANSLUITING BIJ OVERIGE ONDERZOEKEN Het agenderen van criminogene factoren Doelgericht werken AFBAKENING VAN HET ONDERZOEK DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK HOOFDSTUK 3: ONDERZOEKSOPZET PLAATS EN AARD VAN HET ONDERZOEK Praktijkgerichtonderzoek Het interpretatieve paradigma Onderzoeksstrategie: een casestudy METHODISCHE VERANTWOORDING Onderzoekseenheid Reclasseringscontext: toezichtgesprekken Onderzoeksfasering DATAVERZAMELINGSMETHODEN: EEN NADERE BESCHRIJVING Literatuuronderzoek Observaties WERKWIJZE Codeformulieren Scoringsmogelijkheden ANALYSE KWALITEITSCRITERIA ONDERZOEK Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid Triangulatie Andere manieren om praktijkgericht onderzoek te evalueren Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 3

4 HOOFDSTUK 4: BEVINDINGEN UIT ONDERZOEK WELKE ONDERWERPEN WORDEN VAAK BESPROKEN EN WELKE MINDER? Onderwerpen die vaak worden besproken Onderwerpen die minder frequent of matig worden besproken Onderwerpen die weinig worden besproken Overige onderwerpen IN HOEVERRE ZIJN DEZE GESPREKSONDERWERPEN IN DE RISC GEIDENTIFICEERD ALS CRIMINOGENE FACTOR WIE AGENDEERT HET GESPREKSONDERWERP EN HOE REAGEERT DE GESPREKSPARTNER DAAROP? Wie agendeert het gespreksonderwerp Hoe reageert de client als de toezichthouder het gespreksonderwerp agendeert Hoe reageert de toezichthouder als de client agendeert IN WELKE MATE IS DE TOEZICHTHOUDER IN STAAT OM DE REGIE OVER DE GESPREKSONDERWERPEN VAST TE HOUDEN Cluster 1: Gesprekken met veel wisselingen en veel onderwerpen HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN BETEKENIS VOOR DE PRAKTIJK BEANTWOORDING VAN DE CENTRALE VRAAGSTELLING Conclusies ten aanzien van de besproken onderwerpen Conclusies over de regie in toezicht INTERPRETATIE VAN DE ONDERZOEKSGEGEVENS AANSLUITING BIJ OVERIGE ONDERZOEK Doelgericht werken Het agenderen van criminogene factoren TERUG NAAR HET PRAKTIJKPROBLEEM BETEKENIS VOOR DE PRAKTIJK AANBEVELINGEN Aanbevelingen voor toezichthouders aanbevelingen voor de opleidingen en deskundigheidsbevordering VERVOLGONDERZOEK DANKWOORD BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN BIJLAGE 1: AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN BIJLAGE 2: CODEBOEK EN CODEBESCHRIJVINGEN BIJLAGE 3: COHEN'S KAPPA BIJLAGE 4: VRAGEN VOOR DE PEER DEBRIEFING BIJLAGE 5: FACTSHEET RISC Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 4

5 VOORWOORD... Vakmanschap krijg je niet cadeau. Een vakman of - vrouw werkt professioneel. En dat betekent nogal wat. Verankerd zijn in de waarden van je vak, bijhouden van nieuwe kennis, nadenken over je professionele effectiviteit, expliciteren wat je doet en waarom je dat doet, zorgvuldig werken met de instrumenten en methoden die het handelen ondersteunen... 1 Deze tekst zou ik geschreven kunnen hebben. Het raakt de kern van mijn professioneel handelen. En juist het streven naar meer professionaliteit mijn motivatie geweest om de master social work te gaan doen. Reclasseringswerk is complex werk, maar vooral ook uitdagend werk. Reclasseringswerkers zijn continue bezig op het grensvlak tussen rechtethiek en zorgethiek. Zij hebben oog voor risico's en behoeften vanuit de maatschappij en justitiabelen 2. Het is complex werk dat vraagt om professioneel handelen. Ik wil daar graag een steentje aan bijdragen. Reclasseringswerk kent veel verschillende taken. In deze thesis beperk ik mij tot een facet van het reclasseringswerk: toezicht. Toezicht is het controleren en begeleiden van justitiabelen die door de rechter zijn veroordeeld tot een reclasseringscontact. Deze justitiabelen zijn de cliënten 3 van de reclassering. Het is juist deze, geïntegreerde, combinatie van handelen waardoor toezicht effectief is (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2012). Ik ben ervan overtuigd dat toezicht voor sommige cliënten een meerwaarde kan bieden boven vrijwillige hulpverlening. Gedragsverandering is moeilijk en gaat gepaard met verlies van zekerheden en ingeslepen gedragspatronen. Ook al willen cliënten best veranderen, de omstandigheden kunnen dit proces bemoeilijken. Hulp in een justitieel kan dan werken als een "zetje in de rug". Ik werk nu vijftien jaar bij Reclassering Nederland en heb meegemaakt hoe risicobeheersing steeds belangrijker is geworden in ons werk. Begrenzen, controleren, handhaven zijn termen die ik vijftien jaar geleden niet gebruikte en die inmiddels niet meer weg te denken zijn in de taal van reclasseringswerkers. Door deze veranderingen zijn methodische richtlijnen en concepten uit de (reguliere) hulpverlening niet altijd meer even goed bruikbaar in het bieden van handvatten aan het handelen van professionals in een gedwongen kader. In de zoektocht naar nieuwe methodische uitgangsprincipes is praktijkgericht onderzoek onmisbaar. Praktijkgericht onderzoek neemt de gehele context van het werk als uitgangspunt voor onderzoek en kan zo bijdragen aan het handelen van reclasseringswerkers. Met deze thesis draag ik daar een heel klein steentje aan bij. 1 Deze tekst komt uit de congresbundel: Het vakmanschap van de reclasseringswerker (Bosker, De Jonge, & Menger, 2011) 2 Justitiabele is de term voor iemand die onder de rechtspraak valt. 3 In deze thesis prefereer ik de term cliënt indien het gaat om een lopend contact tussen een justitiabele en een reclasseringswerker. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 5

6 SAMENVATTING Achtergrond In dit onderzoek wordt het praktijkhandelen van een specifieke groep van reclasseringswerkers, toezichthouders, onderzocht. Toezichthouders controleren, in opdracht van de rechter, of justitiabelen zich houden aan de bijzondere voorwaarden, gesteld in een vonnis. Bijzondere voorwaarden zijn sancties waarmee de rechter voorwaarden oplegt aan het gedrag van justitiabelen gericht op risicobeheersing en verandering van (delict)gedrag. De controle op en de begeleiding van de voortgang van deze sancties wordt reclasseringstoezicht genoemd. Toezicht is complex werk. Cliënten verkeren vaak in een zeer problematische situatie. Zij hebben het bij diverse hulpverlenende instanties verbruid en worden door hun medeburgers vaak met argwaan bekeken. De maatschappij verwacht veel van (justitiële) hulpverleningsorganisaties, zoals de reclassering, en accepteert het niet indien het toezicht of de hulpverlening niet heeft kunnen bijdragen aan het voorkomen van recidive 4. Burgers die met het strafrecht in aanraking zijn gekomen, worden als "vreemd" en "eng" gezien. Hun gedragingen moeten vooral gecontroleerd worden. Begeleiding wordt meer als gunst dan als interventie voor recidivevermindering gezien. Om op een goede manier het toezicht te kunnen voeren hebben toezichthouders houvast nodig aan een methodiek. Deze methodiek is in 2004 (eerste druk), voor het eerst in de Nederlandse praktijk beschreven in het boek Delict als Maatstaf in de vorm van uitgangspunten en principes (Menger & Krechtig, 2008). Toezichthouders kennen de methodische uitgangsprincipes en worden bij de uitvoering daarvan ondersteund door collega's en werkbegeleiders. Er is een netwerk aan praktische ondersteuning, ze weten door kennis van de methodiek wat ze moeten doen, maar toch twijfelen ze aan het hoe. Deze twijfels komen boven bij intercollegiale overleggen, vakcongressen en uit onderzoek van het lectoraat Werken in Justitieel Kader dat in 2008 werd geïnstalleerd om de ontwikkeling van de beroepspraktijk van het reclasseringswerk verder te professionaliseren. De reclassering wijkt, juist vanwege de steeds grotere roep om maatschappelijke verantwoording, op fundamentele punten af van het werk in vrijwillig kader. Concepten uit de vrijwillige hulpverlening zijn daardoor niet altijd meer even bruikbaar voor hulpverlening in een gedwongen kader. Reclasseringswerkers, en dus ook toezichthouders merken dat en komen met vragen over hun eigen methodisch handelen. Het lectoraat Werken in Justitieel Kader onderzoekt het methodisch handelen van reclasseringswerkers en geeft hen zodoende handvatten voor de alledaagse praktijk. Het onderzoek, zoals gepresenteerd in deze masterthesis, wordt uitgevoerd in samenwerking met het lectoraat als onderdeel van de onderzoekslijn Professionaliteit. In deze onderzoekslijn staat de vraag naar "hoe werkt het" centraal. Een goede toepassing van werkzame methoden, van de beschreven reclasseringsmethodiek, passend bij de 4 Heel recent zijn er wederom vragen gesteld naar het functioneren van bureau Jeugdzorg, toen bleek dat twee jongens die, waarschijnlijk, door hun vader zijn omgebracht daar bekend waren. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 6

7 clientèle en het probleem is hier een onderdeel van (Hermanns & Menger, 2009). Juist dit gegeven is het uitgangspunt van dit onderzoek. Theoretische concepten: de reclasseringsmethodiek. In dit onderzoek is de huidige reclasseringsmethodiek als uitgangspunt genomen. Deze Nederlandse methodiek is afgeleid van onderzoek naar het Risk-Need-Responsivity model (RNR-model) van Andrews en Bonta en beschreven in hun standaardwerk "The Psychology of Criminal Conduct" (Andrews & Bonta, 2010). Het RNR-model is het meest verspreide model aangaande reclasseringswerk en heeft tot nu toe ook de meeste empirische evidentie opgebouwd. Een groot aantal onderzoekers toonde met reviews en evidencebased onderzoekmethoden aan dat reclasseringswerk effectief is, mits wordt voldaan aan bepaalde principes (o.a. Andrews, et al., 1990; Aos, Miller, & Drake, 2006; Lipsey & Cullen, 2007). Deze principes staan bekend als de RNR-principes. Het RNR-model is een combinatie van verschillende psychologische theorieën waarbij elementen uit de sociale leertheorie en cognitief gedragsmatige technieken de basis vormt van het handelen in gedwongen kader. In het Nederlandse handboek, Delict als Maatstaf, zijn de RNRprincipes voor de Nederlandse praktijk beschreven (Menger & Krechtig, 2008). Het beïnvloeden van criminogene factoren is een van de belangrijkste uitgangspunten van de reclasseringsmethodiek. Beïnvloeding draagt bij aan het verminderen van recidive, terwijl interventies gericht op niet-criminogene factoren weinig of geen effect hebben (Andrews & Bonta, 2010). Met deze constatering zijn criminogene factoren een centraal begrip. Criminogene factoren zijn díe factoren die een risico vormen voor (toekomstig) delictgedrag. Deze criminogene factoren zijn voor elke cliënt specifiek. Dit heeft geleid tot risicotaxatie-instrumenten die reclasseringswerkers ondersteunen bij het inschatten van risico's en het identificeren van criminogene factoren. Nieuw onderzoek, en alternatieve sociologische en criminologische verklaringen over criminaliteit, heeft geleid tot nieuwe inzichten die vooral het belang van sociale netwerken benadrukken. Deze sociologische verklaringen zijn heel goed inpasbaar in de uitgangspunten van het RNR-model. In het nieuwe methodiekboek, dat in het najaar van 2013 verschijnt worden deze verschillende methodieken naast elkaar gezet. In dit onderzoek wordt daarom ook aandacht besteed aan deze verklaringen. Vraagstelling en onderzoeksmethode Het onderhavige onderzoek is een eerste, kleinschalige aanzet tot systematisch onderzoek naar het gebruik, in de Nederlandse situatie, van het RNR-model in gesprekken tussen toezichthouders en cliënten voor de Nederlandse situatie. Het is een casestudy naar een sociaal verschijnsel dat als volgt wordt omschreven: hoe dragen toezichthouders in hun gesprekken met cliënten bij aan de uitvoering van het methodisch handelen in reclasseringswerk. Met dit onderzoek wil de onderzoeker een bijdrage leveren aan meer en betere kennis van het praktijkhandelen. Deze praktijkkennis is het uitgangspunt bij de beschrijving van nieuwe methodische handreikingen in een volledig hernieuwd methodiekboek dat in het Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 7

8 najaar 2013 zal komen. Deze kennis draagt eveneens aan de ontwikkeling van nieuwe opleidingen en scholingen. De centrale vraagstelling in dit onderzoek luidt: In welke mate spreken toezichthouders met hun cliënten over criminogene factoren en hoe verloopt de interactie daarover. Om deze centrale vraagstelling te kunnen beantwoorden zijn 25 audiotapes van gesprekken tussen cliënten en toezichthouders geanalyseerd middels een gestructureerde observatiemethode. De validiteit en betrouwbaarheid van dit kwalitatieve onderzoek geborgd door gebruik te maken van triangulatiemethoden als peer debriefing en de interbeoordelaarbetrouwbaarheid. Resultaten Dit onderzoek geeft een eerste beschrijving van de onderwerpen die in de gesprekken aan de orde kwamen. Er waren methodologische beperkingen omdat niet in alle gevallen een koppeling gemaakt kon worden met het, cliëntspecifieke, risicoprofiel uit de RISc. Echter, ondanks deze beperking, gaven de audiotapes waardevolle informatie over de alledaagse praktijk. Deze eerste beschrijving heeft een aantal conclusies en aanbevelingen opgeleverd die ook in vervolg onderzoek verder uitgewerkt kunnen worden. Conclusies en aanbevelingen Een eerste en algemene bevinding in dit onderzoek is dat toezichthouders en cliënten het "goed met elkaar kunnen vinden". De gesprekken verlopen in een constructieve, open sfeer. Er zijn geen uitingen van agressie waargenomen en slechts weinig scheldwoorden worden er gebruikt. Tegelijkertijd valt ook de diversiteit in de gesprekken op. Er zijn korte en lange gesprekken; er worden veel en soms weinig onderwerpen besproken; er is veel of weinig aandacht andere onderwerpen dan criminogene factoren. Soms worden cliënten fors aangesproken op hun gedrag en soms worden zij heel praktisch begeleid. Uit onderhavig onderzoek blijkt dat toezichthouders hun werk redelijk methodegetrouw doen. Toezichthouders nemen criminogene factoren als uitgangspunt in de gesprekken, ze houden de regie vast waarbij ze beschikken over goede gesprekstechnieken. Ze zijn in staat cliënten te confronteren met hun gedrag op een manier dat cliënten daar mee verder kunnen. In hun gesprekken focussen ze zich vooral op het gedrag van cliënten. Daarbij focussen ze zich op houdingsaspecten en denkpatronen en het bespreken van relationele problemen met partner of gezinsleden. Minder aandacht is er voor onderwerpen die focussen op praktische zaken als huisvesting, werk en financiën. Ook valt in dit onderzoek op dat drug- en alcoholgebruik in slechts weinig gesprekken aan de orde komt. Toezichthouders agenderen tweederde van het aantal onderwerpen. Hierbij valt op dat ook hier vooral gekeken wordt naar onderwerpen waarbij de houding en cognities van de cliënt centraal staan. Toezichthouders hebben een, op het individu gerichte benadering waarbij gedragsverandering centraal staat. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 8

9 Cliënten agenderen, relatief gezien, juist andere onderwerpen en vragen daarbij meer om praktische oplossingen en steun. Het geven van praktische hulp heeft een aantal voordelen. Praktische problemen kunnen belangrijke belemmerende factoren zijn. Stabiliteit op gebieden als huisvesting, werk en financiën zorgt ervoor een gezamenlijke doelgerichtheid, in het Engels motivational congruence. Dit vergroot de kans dat cliënten ook andere problemen aan kunnen of willen pakken. Cliënten die geholpen worden bij praktische problemen voelen zich serieus genomen en zullen daardoor ook eerder willen samenwerken bij andere criminogene factoren die vooral de houding van de cliënt centraal stellen. Daarom is als aanbeveling opgenomen dat het goed is als toezichthouders concepten uit de sociologie en criminologie in hun werk integreren. Uit onderzoeken naar "desistance from crime", een sociologische benadering die het ontstaan en stoppen van crimineel gedrag verklaard, is bekend dat cliënten eerder afzien van criminaliteit indien ze meer te verliezen hebben (Vogelvang, 2009). Vanuit deze gedachte is juist aandacht voor prosociale netwerken en mensen die als steunbron kunnen fungeren een noodzakelijke voorwaarde voor zowel risicobeheersing als gedragsverandering. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 9

10 HOOFDSTUK 1: DE RECLASSERING EN HET PRAKTIJKPROBLEEM De reclassering 5 is een justitiële ketenorganisatie, verantwoordelijk voor de controle en begeleiding van de bijzondere voorwaarden bij een straf. In dit hoofdstuk wordt de positie van de reclassering in deze maatschappelijke context beschreven. Eerst wordt in grote lijnen beschreven hoe de professionalisering van het reclasseringswerk gestalte kreeg en wat dat betekende voor het reclasseringstoezicht. Deze beschrijving is van belang bij de formulering van het praktijkprobleem. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van lectoraat Werken in justitieel Kader te Utrecht. Daarom worden ook de werkzaamheden en de doelen van dit lectoraat beschreven. Hoofdstuk 1 sluit af met een afbakening van de onderzoeksvraag en de reikwijdte van het onderzoek DE RECLASSERING IN EEN MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT In de jaren zeventig van de vorige eeuw kantelde het vertrouwen in de verzorgingsstaat en het politieke klimaat. De onrustgerustheid over criminaliteit nam toe, net als de geregistreerde misdaad. Criminaliteitscijfers toonden een sterke toename van delicten als inbraak, winkeldiefstal, diefstal uit auto's en vandalisme (Ruller, 2001). Daarmee werd pijnlijk duidelijk dat het strafrecht niet in staat was om de wezenlijke maatschappelijke problemen aan te pakken. Voor het eerst werden burgers zich bewust van het feit dat zij zelf risico's liepen door gedrag van anderen. Gevoelens van onveiligheid namen snel toe (Boutellier, 2004). Vooral sociologen als Boutellier (2004) en Garland (2001) hebben onderzoek gedaan naar veranderingen in de maatschappelijke opinie over veiligheid. Centraal in hun redenering is dat door de ontmanteling van de verzorgingsstaat, rond medio jaren zeventig van de vorige eeuw, bij burgers het besef ontstond dat de overheid niet alles op kon lossen. Dit leidde tot het loslaten van het geloof en het vertrouwen in rehabilitatie van justitiabelen. In dezelfde tijd toonde wetenschappelijk onderzoek aan dat, de toen bekende, interventies geen enkele bijdrage leverden aan de rehabilitatie van justitiabelen (Martinson, 1974). Alle inspanningen om criminelen op het rechte pad te helpen bleken nutteloos. Rehabilitatie, ook momenteel nog een van de functies van het strafrecht, werd als een onmogelijk ideaal gezien. Alleen detentie zou, vanwege de afschrikkende werking, wellicht nog waarde hebben. Bovenstaande ontwikkeling heeft grote gevolgen voor de reclassering gehad. Eind jaren tachtig kwam er formeel een einde aan rol van de reclassering als hulpverleningsorganisatie. De reclassering werd een onderdeel van de justitieketen. Sindsdien is hulpverlening door de reclassering afhankelijk van een rechterlijke beslissing. 5 In dit onderzoek gebruik ik de algemene term reclassering en reclasseringswerker. In Nederland voeren drie organisaties reclasseringsactiviteiten uit: Reclassering Nederland (RN), Stichting verslavingsreclassering (ggz) en het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LJ&R). Deze organisaties richten zich op andere doelgroepen, echter het werk en de werkprocessen zijn hetzelfde. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 10

11 De veroordeelde werd dader in plaats van slachtoffer en de reclassering werd medeverantwoordelijk gemaakt voor het welslagen van strafrechtelijke beslissingen (Heinrich, 1996; Van Vliet, 2008). Tegelijkertijd minimaliseerde de overheid het zelfbeschikkingsrecht van de reclasseringsorganisaties. Het was minister van Justitie Donner die in 2003 vaststelde welk veiligheidsbeleid er gevoerd moest worden en wat daarvoor bij de reclassering moest veranderen. Het vergroten van de effectiviteit van de strafrechttoepassing was hierbij het belangrijkste doel. De reclassering moest een bijdrage leveren aan de doelstelling van het ministerie om de recidivecijfers op termijn met 15% tot 20% terug te dringen. Ook diende, aldus het ministerie, meer aandacht te worden besteed aan het controlerende en sanctionerende aspect van het reclasseringswerk. Daarbij moest het beleid zodanig worden ingericht dat effectiviteit kwantitatief meetbaar kon worden. Deze kwantificering leidde tot de invoering van landelijke prestatie-indicatoren in Dit sloot tegelijkertijd goed aan bij het managementmodel van het New Public Management (NPM), dat een populair model werd om de non-profitorganisaties in Nederland te sturen. NPM moest een antwoord formuleren op de vermeende inefficiëntie en ondoelmatigheid van de publieke sector (Stam, 2012; Tonkens, 2006b). Nonprofitorganisaties, waaronder de reclassering, zouden beter gefinancierd kunnen worden zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, met een duidelijke productafbakening en gericht op beantwoording aan de vraag van de opdrachtgever. De uitgangspunten van het NPM leidden bij de reclassering tot een systeem van outputfinanciering. In een output gefinancierde organisatie staat het proces niet meer centraal maar wordt er afgerekend op basis van resultaatafspraken en producten. Het reclasseringswerk werd opgeknipt in productietikken en financierbare producten. Voorbeelden van deze producten zijn adviesrapporten, vroeghulpbezoeken en toezichten. Jaarlijks werd met het ministerie van Justitie afgesproken hoeveel van deze producten geleverd moesten worden (Van Vliet, 2004). De reclassering had de regie over een eigen beleid ten aanzien van welke werkzaamheden op welke wijze noodzakelijk waren, verloren. Het opknippen van producten maakte verdere specialisatie mogelijk. Het totale reclasseringswerk werd opgesplitst in adviestaken, toezichttaken en werkstraftaken. Reclasseringswerkers kregen specifieke reclasseringstaken en individuele productieafspraken toebedeeld. Zo ontstonden er uiteindelijk verschillende typen werkers, toezichthouders, adviseurs en werkstrafmedewerkers. Het opsplitsen van verschillende taken leidde echter ook tot protocollisering. Sindsdien kent de reclassering strakke productiecriteria en normen waaraan de verschillende reclasseringstaken moeten voldoen. Individuele afwijkingen van deze normen (maatwerk genaamd) moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. De inhoud en uitvoering van reclasseringstaken wordt in mindere mate bepaald door de individuele reclasseringswerker, maar meer aan de "tekentafel". Risicotaxatie-instrumenten hebben hun intrede gedaan in het werk en de noodzaak tot verantwoording is toegenomen. Bij een aantal reclasseringswerkers leidde dit tot verzet tegen de nieuwe werkwijzen, echter over het geheel zijn reclasseringswerkers tevreden over de toegenomen taakspecialisatie. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 11

12 Werkzaamheden worden zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk bewezen methoden, zijn doel van onderzoek en veel werkers hebben ook gewoon houvast aan de richtlijnen TOEZICHT BIJ RECLASSERING De reclassering biedt, in opdracht van de rechter, hulp en steun aan mensen die door het strafrecht voorwaardelijk zijn veroordeeld. Er bestaat in de wet een groot aantal juridische sanctiemogelijkheden waarmee de rechter in een vonnis voorwaarden kan opleggen aan een justitiabele die gericht zijn op risicobeheersing en verandering van (delict)gedrag. De controle en de begeleiding op de voortgang van deze sancties wordt reclasseringstoezicht genoemd. Het houden van toezicht is complex werk. Cliënten verkeren vaak in een zeer problematische situatie, hebben het bij diverse hulpverlenende instanties verbruid en worden door hun medeburgers vaak zeer argwanend bekeken. Toezicht bestaat dus uit een combinatie van controlerende en gedragsbeïnvloedende middelen. Een toezichthouder controleert of een cliënt zich aan de bijzondere voorwaarden houdt en motiveert en ondersteunt de cliënt om dit vol te houden. Tegelijkertijd worden doelen aan het toezicht gesteld. Doelen die te maken hebben met beheersen van risico's, gedragsverandering en het voorkomen van delictgedrag in de toekomst. De toezichthouder begeleidt cliënten in een justitieel kader. Dit kader is een inperking van de vrijheid van de cliënt. Dit betekent dat werkers helderheid moeten bieden over de kaders waar cliënten zich aan moeten houden. Als een cliënt zich niet wil houden aan afspraken kan een voorwaardelijke sanctie worden omgezet in een onvoorwaardelijke straf. Tegelijkertijd wijst onderzoek uit dat een sterke nadruk op controlerende taken en sanctionerende activiteiten verzet tegen de kaders kan uitlokken, terwijl een werker met een te grote "therapeutische" inslag en een veronachtzaming van de strafrechtelijke context niet bijdraagt aan het volbrengen van het toezicht (Hermanns & Menger, 2009; Menger, 2011; Skeem & Manchak, 2008). Toezichthouders moeten dus tegelijkertijd steun en begeleiding bieden maar ook structuur door iemand waar nodig te begrenzen, te signaleren wanneer iemand dreigt af te haken. Zij motiveren en stimuleren cliënten om de gestelde doelen te halen. Ze ondersteunen cliënten bij het oplossen van praktische problemen en voeren regie over de casus. Toezichthouders hebben houvast nodig van een methodiek. Er is een methodiek beschreven, echter de methodiek heeft geen betrekking op enkelvoudige handelingen, maar op een complex samenspel van verschillende handelingen en op het niveau van algemene principes (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2012). Toezichthouders kennen deze principes en worden bij de uitvoering daarvan ondersteund door collega's en werkbegeleiders. Op deze algemene principes, de werkzame bestanddelen op basis van evidence-based onderzoeksmethoden, wordt verder ingegaan in hoofdstuk 2. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 12

13 1.3. HET PRAKTIJKPROBLEEM Toezichthouders zijn reclasseringswerkers en opgeleid als sociaal agogen. Zij willen mensen helpen. De, hier boven beschreven, maatschappelijke nadruk op veiligheid en controle, op normen en op risicobeheersing heeft ertoe geleid dat zij twijfelen aan hun methodisch handelen. Reclasseringswerkers weten in theorie wat ze moeten doen, maar soms twijfelen ze aan het hoe. Een reclasseringswerker hierover: "Als ik dat doe en hij gaat de fout in, dan is er een slachtoffer en ben ik ook het haasje. Ik ga steeds verkrampter werken". Toezichthouders dragen tegenwoordig meer verantwoordelijkheid voor risicomanagement en controle van hun cliënten. Bij deze, merendeels sociaalagogisch opgeleide, werkers leidt dit tot handelingsverlegenheid en methodische vragen met betrekking tot hun werk (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2011). Deze twijfels over eigen methodisch handelen, ontstaan als reclasseringswerkers een verschil ervaren tussen eigen waarden en geïnstitutionaliseerde (instellings)waarden (Van den Bersselaar, 2009). Of zoals De Jonge (2011) het omschrijft: professionals zijn gedreven mensen die in hun handelen voor hen belangrijke, humanitaire waarden nastreven. In de Nederlandse samenleving is het niet meer zo helder welke centrale waarden en normen ons binden (Tonkens, 2006a). Laat staan hoe professionals dit moeten uitdragen. Door de nadruk op individualisme heeft moraal een negatieve bijklank. Het staat tegenover vrijheid, respect, tolerantie, ruimdenkendheid (Tonkens, 2006a). Vooral in het reclasseringswerk is deze spanning aanwezig. Reclasseringswerkers werken met cliënten die hulp krijgen opgelegd omdat ze strafbaar handelen. Reclasseringswerkers willen mensen helpen. Zij zitten klem tussen enerzijds het hulpverleningsparadigma en anderzijds op het veiligheidsdenken gebaseerde nadruk op controle en begrenzing (Keuning, 2012; Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2011). Het reclasseringswerk kenmerkt zich door dilemma's, zoals spanningen tussen zorgethiek en rechtethiek. Hoe moet ik handelen? Wanneer moet ik protocollen volgen en wanneer niet? Wanneer grijp ik in en wanneer prevaleert de zorgethiek en krijgt de cliënt nog een kans? Reclasseringswerkers maken dagelijks dit soort afwegingen. Daarbij hanteren zij hun eigen normatieve referentiekader. Terwijl maatschappelijke instituties, zoals de overheid of de politiek, een andere opvatting kunnen hebben. Bijvoorbeeld "harde straffen werken afschrikwekkend en daardoor recidiveverminderend". Dit onderzoek is gestart vanuit de overtuiging dat het werk van de reclassering bijdraagt aan het verminderen van recidive. Dit blijkt ook onderzoek. Elk wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat repressiemaatregelen, zoals bootcamps en kale langdurige vrijheidstraffen averechts werken, maar dat maatregelen gericht op resocialisatie en reintegratie wel de potentie hebben om oplossingen te bieden voor veiligheidsvraagstukken (o.a. Andrews, et al., 1990; Aos, 2006; Bosker, De Jonge, & Menger, 2011; Boutellier, 2011; Fiselier, 1998; Wartna, 2004). Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 13

14 Het praktijkprobleem kan als volgt worden samengevat: De grotere nadruk van de samenleving op veiligheid en risicobeheersing leidt bij toezichthouders tot methodische vragen. Toezichthouders vragen zich af wat nu eigenlijk belangrijk is in hun werk 6. Dit praktijkprobleem, geformuleerd door het lectoraat Werken in Justitieel Kader is uitgangspunt voor verschillende soorten onderzoek naar "wat belangrijk is in het werk van toezichthouders". Het vraagt om een analyse op microniveau, op het niveau van het praktijkhandelen. Meer kennis en meer inzicht in "goede praktijken" geeft professionals meer handvatten voor de praktijk en hun eigen morele kaders. Maar het geeft het hen ook een weerwoord tegen de toenemende argwaan van de maatschappij over het werk in het justitiële domein. Over het lectoraat in de volgende paragraaf meer HET LECTORAAT WERKEN IN JUSTITIEEL KADER In 2008 werd het lectoraat Werken in Justitieel Kader geïnstalleerd. Dit lectoraat werd geïnitieerd door de drie reclasseringsorganisaties en wordt deels door hen bekostigd. Hiermee willen de drie reclasseringsorganisaties de mogelijkheid creëren om een structurele relatie tussen praktijkgericht onderzoek, ontwikkeling van beroepspraktijk en kennis en ontwikkeling van onderwijs mogelijk te maken (Hermanns & Menger, 2009). Het lectoraat heeft zich ten doel gesteld onderzoek te doen naar het functioneren van professionals die werken in een spanningsveld tussen zorg en toezicht, tussen begeleiden en controleren, tussen integratie en veiligheid (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2013). Met praktijkgericht onderzoek wil het lectoraat een bijdrage leveren aan het vergroten van kennis en een oplossingsrichting bieden voor het bovengenoemde praktijkprobleem. Het lectoraat kent twee onderzoekslijnen. De onderzoekslijn Continuïteit onderzoekt de kwaliteit van ketenafspraken tussen verschillende (justitiële) ketenpartners. Het gaat hier om onderzoek naar methodieken als "wrap around care". Bij de onderzoekslijn Professionaliteit staat de effectiviteit van het handelen van de professional centraal. Hierbij worden vragen gesteld zoals: wat zijn de effecten van gestructureerde interventies voor het werk van reclasseringswerkers? Is er een centrale plaats weggelegd voor effectieve methoden en technieken of zijn andere kenmerken bepalend? Welke kenmerken hebben effectieve professionals? (Hermanns & Menger, 2009). In de onderzoekslijn Professionaliteit staat onderzoek naar de werkalliantie centraal. Met de werkalliantie wordt de kwaliteit van de relatie tussen werker en cliënt, in het specifieke justitiële domein omschreven. Een goede werkalliantie draagt bij aan het gezamenlijk werken aan doelen in toezicht. Er zijn veel factoren die belangrijk zijn bij de werkalliantie. Bepalend voor een goede werkalliantie zijn onder andere: helderheid, doelgerichtheid, taakgerichtheid en een bewust gebruik van effectieve methoden en technieken, zoals het agenderen van criminogene factoren in toezichtgesprekken. 6 Zie voor een uitgebreidere beschrijving van het praktijkprobleem: Bronnen van Continuïteit (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2011) Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 14

15 Voor een juiste uitvoering van methodiek spelen twee componenten een rol: gebruik van de methodiek (modeltrouw) en competentie om de methodiek uit te voeren (Van Yperen, Van der Steege, Addink, & Boendemaker, 2010). Het lectoraat draagt met het werkalliantie-onderzoek vooral bij aan de tweede component: het vergroten van de handelingscompetentie. Maar daarvoor is ook nodig kennis over de eerste component nodig: gebruiken toezichthouders de methodische uitgangspunten. En dit is voor de Nederlandse praktijk nog niet onderzocht. Dit onderzoek geeft hier een aanzet toe en is bedoeld als eerste beschrijving van het gebruik van methoden en technieken in de dagelijkse praktijk van het reclasseringswerk. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 15

16 HOOFDSTUK 2: THEORETISCHE KADERS VAN HET ONDERZOEK In het eerste hoofdstuk zijn de kaders van de organisatie in de maatschappelijke context beschreven. Dat veranderingen in deze maatschappelijke context hebben bij toezichthouders geleid tot methodische vragen over hoe te handelen. In hoofdstuk 2 worden de theorieën over effectiviteit en werkzaamheid van het reclasseringswerk verkend. Hierbij gaat vooral aandacht uit naar meest geaccepteerde en uitgewerkte methodiek in het reclasseringswerk, namelijk het RNR-model. Dit model, ontstaan vanuit een heuristische zoektocht naar werkzame mechanismen in de re-integratie van justitiabelen, heeft een grote empirische onderbouwing en is, ook mondiaal gezien, de leidende methodiek voor de reclassering. Het RNR-model focust vooral op de herdefiniëring van cognitieve denkfouten en richt zich daardoor erg op aanpassing van het individu aan de maatschappij. Uit sociologische en criminologische invalshoeken komen alternatieve verklaringen en theorieën over het ontstaan van criminaliteit. Eén van deze theorieën, desistance from crime, is uitgewerkt in praktische richtlijnen voor het reclasseringswerk. Deze worden momenteel geïntegreerd in de huidige uitvoeringspraktijk, vandaar dat in ook deze benadering in het onderzoek wordt meegenomen en in dit hoofdstuk aandacht krijgt EFFECTIVITEIT IN HET RECLASSERINGSWERK De, in hoofdstuk 1 aangehaalde, conclusie van Martinson (1974) dat recidivevermindering door gedragsverandering niet mogelijk was, heeft in de jaren 80 van de vorige eeuw geleid tot een stroom aan onderzoeken die het tegendeel bewezen. Dit onderzoeksprogramma, ook wel "What Works" genoemd, heeft een grote hoeveelheid evidence-based onderzoek opgeleverd. Juist door de focus van deze onderzoekers op deze onderzoeksmethoden kon de discussie over effectiviteit worden gevoerd. Inmiddels is veel kennis ontwikkeld over de werkzame factoren van hulpverlening in een justitieel kader, waarbij vooral de noodzaak van interventies gericht op gedragsverandering en recidivevermindering centraal staat volgens de methodische uitgangspunten, bekend als de RNR-principes HET RNR-MODEL Het Risk-Need-Responsivity model (RNR-model) heeft tot nu toe de meeste empirische evidentie opgebouwd (Ward & Maruna, 2007). Onder andere Andrews et al. (1990) en Lipsey en Cullen (2007) toonden met reviews en evidence-based onderzoekmethoden aan dat reclasseringswerk effectief kon zijn, mits wordt voldaan aan bepaalde principes. Deze principes staan bekend als de RNR-principes. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 16

17 De drie bekendste principes zijn: Risicoprincipe: hoe groter het risico op recidive, des te intensiever dient er geïntervenieerd en gecontroleerd te worden. Met andere woorden, het risico voor de samenleving is het voornaamste uitgangspunt bij de beslissing te interveniëren. Needprincipe (in het Nederlands: behoefteprincipe): een interventie of behandeling dient gericht te zijn op de beïnvloeding van factoren die samenhangen met het criminele gedrag, de criminogene factoren. Responsiviteitsprincipe: interventies moeten aansluiten bij de belevingswereld en de ontvankelijkheid van de cliënt. Voorbeelden van responsiviteitsfactoren zijn: rekening houden met cognitieve aspecten, leerstijl, culturele achtergrond en bijvoorbeeld taalbeheersing. Het model is een combinatie van verschillende psychologische theorieën waarbij de sociale leertheorie en cognitief gedragsmatige technieken de basis van het handelen vormen. De totale methodiek is beschreven in het standaardwerk "the Psychology of Criminal Conduct" (Andrews & Bonta, 2010). Zij formuleerden in totaal zeventien uitgangsprincipes waaraan effectief reclasseringswerk moet voldoen (Andrews & Bonta, 2010, p. 46). Het RNR-model geeft aan wat er moet gebeuren om risico's te beheersbaar te maken en crimineel gedrag te stoppen. Het risicoprincipe stelt dat bij de uitvoering van een plan van aanpak rekening gehouden met worden met het risico op herhaling. Hoe groter het risico op recidive, des te intensiever de interventie. Vanuit het behoefteprincipe wordt gesteld dat risico's ontstaan door criminogene factoren. Criminogene factoren zijn díe factoren die een risico vormen voor (toekomstig) delictgedrag 7. Het beïnvloeden van criminogene factoren blijkt een effect te hebben op het verminderen van recidive, terwijl interventies gericht op niet-criminogene factoren weinig of geen effect blijken te hebben (Andrews & Bonta, 2010). Toezichthouders moeten hier bij de begeleiding van justitiabelen op inspelen door criminogene factoren als uitgangspunt van gesprekken te nemen. Het responsiviteitsbeginsel tenslotte, is bepalend voor de vraag hoe reclasseringswerkers hun werk doen. De sociale leertheoretische gedachte gaat uit van de gedachte dat alle, dus ook crimineel gedrag, is aangeleerd en ook afgeleerd kan worden. Vanuit de cognitieve gedragstherapie wordt benadrukt dat gedrag verandert indien de cognities aangepakt worden. Deze aannamen worden ondersteund door empirisch onderzoek. Uit onderzoek is gebleken dat interventies die zijn gebaseerd op de sociale leertheorie en cognitieve theorie het meest effectief zijn (Lipsey & Cullen, 2007: Menger & Krechtig, 2008). Dergelijke interventies zijn gericht op het vergroten van inzicht, op het denkproces en op het wegen van voor- en nadelen van crimineel gedrag om ze vervolgens te beïnvloeden. 7 In het reclasseringswerk worden de volgende criminogene factoren onderscheiden: het huidig delict en de delictgeschiedenis; huisvesting en wonen; opleiding, werk en dagbesteding; inkomen en omgaan met geld; relaties met partners, gezin en familie; sociaal functioneren; druggebruik, alcoholgebruik; emotioneel welzijn; denkpatronen, gedrag en vaardigheden; houding naar de maatschappij. Andere organisaties kunnen andere terminologie gebruiken, echter de inhoud van het begrip is gelijk. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 17

18 Toezichthouders maken plannen die, conform de theorie, rekening dienen te houden met RNR-principes. Bovenstaande methodische uitgangspunten zijn leidend geweest bij de eerste beschrijving van methodische richtlijnen voor het justitiële domein in Nederland. Met de komst van het boek Delict als Maatstaf (2008) werden de RNR-principes in het Nederlandse reclasseringswerk geïntroduceerd. Identificatie van criminogene factoren met behulp van de RISc. Risicotaxatie-instrumenten zijn begin 21e eeuw in Nederland geïntroduceerd om, in lijn met de RNR-principes, de risico's en criminogene factoren op een eenduidige manier te kunnen identificeren. Daarvoor werden risico's vooral op basis van een klinisch oordeel vastgesteld. Speciaal voor de reclassering en het gevangeniswezen is de RISc (Recidive Inschattings Schalen) ontwikkeld. De RISc bestaat uit twaalf schalen die leiden tot een profielscore met, voor de cliënt, specifieke criminogene factoren 8. De score op de RISc ondersteunt de professional bij de inschatting van het recidiverisico en de criminogene factoren die aan het delictgedrag ten grondslag liggen. Op basis van de RISc maakt de toezichthouder een plan van aanpak met doelen voor de beïnvloeding van criminogene factoren DESISTANCE FROM CRIME: HET AFBOUWEN VAN EEN CRIMINELE CARRIERE In het RNR-model staat het beheersbaar maken van risico's en recidivevermindering centraal. Echter, onderzoek uit onder meer Engeland laat zien dat ook andere factoren van belang zijn bij het besluit van de cliënt om criminaliteit af te zweren. Onderzoek door met name Mc Neill and White (2007) en specifiek voor Nederland, Vogelvang (2009), toonde aan dat het afzweren van crimineel gedrag en daarmee gedragsverandering vooral een proces van vallen en opstaan is. Dit proces wordt aangeduid met de Engelse term desistance from crime, of kortweg desistance (to desist betekent afzien van iets). Toezichthouders hebben als taak om dat proces van desistance te beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt verder dat de keuze om criminaliteit af te zweren positief beïnvloed wordt indien een cliënt "iets te verliezen heeft". Vooral betekenisvolle relaties, zoals een stabiele partnerrelatie of het hebben van een baan helpen de cliënt met zijn besluit zijn leven een andere wending te geven. Het hebben van sociale netwerken en bijvoorbeeld de mogelijkheid om op een prosociale manier een bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij wordt sociaal kapitaal genoemd. Daarnaast wordt individueel kapitaal onderscheiden, dat zijn vaardigheden en eigenschappen die mensen bezitten en nodig zijn om sociaal kapitaal op te kunnen bouwen (Bosker, Witteman, & Hermanns, 2013; McNeill & White 2007; Vogelvang, 2009). Desistance wordt vooral gezien als een proces dat met vallen en opstaan gepaard gaat en uiteindelijk wordt afgesloten als een persoon in staat is om het delinquente gedrag in het verleden een plaats te geven in een nieuw prosociaal zelfbeeld. Om dat te bereiken dient 8 De RISc is gebaseerd op het Engelse risicotaxatie-instrument OASys en naar de Nederlandse situatie vertaald door Adviesbureau Van Montfoort Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 18

19 de begeleiding door professionals gericht te zijn op het versterken van de capaciteiten van cliënten om de regie over zijn eigen leven te nemen (Mc Neill & White, 2007). In het najaar 2013 brengt het lectoraat een geheel vernieuwd methodiekboek uit voor professionals werkend in het justitiële domein. Desistance from crime, als een van de methodische keuzen, krijgt hierin een prominente plaats RNR EN DESISTANCE: SAMEN OP WEG Hoewel de theoretische uitgangspunten anders zijn - het RNR-model richt zich vooral op het herdefiniëren van cognities en gedrag, terwijl desistance zich vooral richt op het verstevigen van netwerken en zelfbeeld zijn er vooral veel overeenkomsten. Ook criminogene factoren, een begrip uit het RNR-model, kan ingedeeld worden in individueel kapitaal of sociaal kapitaal. Factoren die deels gericht zijn op het individu en verandering van zijn gedrag, zoals drugsen/of alcoholgebruik, cognitieve vaardigheden, houding ten aanzien van delictgedrag en psychisch functioneren, kunnen worden omschreven als individueel kapitaal, terwijl criminogene factoren die gericht zijn op omstandigheden en praktische problemen, zoals wonen, opleiding/werk, financiën, sociale relaties, als sociaal kapitaal kunnen worden omschreven (Bosker, Witteman, & Hermanns, 2013). Voor de dagelijkse reclasseringspraktijk betekent dit dat beide theorieën gemakkelijk geïntegreerd kunnen worden in een voor de cliënt bestwerkende aanpak AANSLUITING BIJ OVERIGE ONDERZOEKEN Er is veel onderzoek naar werkzame factoren in het reclasseringswerk. Onderhavig onderzoek sluit aan bij twee onderzoeken die hieronder worden beschreven HET AGENDEREN VAN CRIMINOGENE FACTOREN In Canada is grootschalig, kwantitatief onderzoek naar criminogene factoren in reclasseringswerk uitgevoerd door Bonta, Rugge, Scott, Bourgon & Yessine (2008). Uit dit onderzoek blijkt dat toezichthouders niet in alle gevallen even goed in staat waren om methodisch gebruik te maken van criminogene factoren in het toezicht. In gesprekken bleken toezichthouders niet structureel gericht op het agenderen van criminogene factoren. Zij waren, aldus het onderzoek van Bonta et al. te veel gefocust op het beheersen van risico's, terwijl er te weinig aandacht werd geschonken aan het verminderen van criminogene factoren. Verder concludeerden Bonta et al. dat met name aan de criminogene factoren huisvesting en werk weinig aandacht werd besteed. De meeste aandacht ging uit naar relaties en houdingsaspecten (Bonta, Rugge, Scott, Bourgon, & Yessine, 2008, p. 261)., 2008, p. 261) De Canadese reclasseringspraktijk wijkt op verschillende onderdelen af van de Nederlandse situatie, zodat deze bevindingen niet zonder meer bruikbaar zijn voor de Nederlandse praktijk. Nederlands onderzoek moet hier meer duidelijkheid over geven. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 19

20 DOELGERICHT WERKEN Jacqueline Bosker, senior onderzoeker bij het lectoraat Werken in Justitieel Kader doet onderzoek naar de mate waarin reclasseringswerkers zich laten leiden door criminogene factoren bij de ontwikkeling van interventieplannen (Bosker, Witteman, & Hermanns, 2013). Een van de eerste resultaten uit dit onderzoek toont aan criminogene factoren matig worden overgenomen in concrete plannen van aanpak. Verder blijkt dat plannen van aanpak van reclasseringswerkers sterk gericht zijn op het verminderen van individuele problemen, bijvoorbeeld op het gebied van drugs/alcohol of emotioneel welzijn en het verbeteren van individuele vaardigheden, zoals cognitieve vaardigheden. Terwijl er veel minder aandacht is voor contextuele problemen, zoals relaties met partner en/of gezin, relaties met vrienden, opleiding en/of werk, financiën en wonen. Eerder is al genoemd dat contextuele problemen in de desistancetheorie zijn omschreven als sociaal kapitaal (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2013) AFBAKENING VAN HET ONDERZOEK Het onderhavige onderzoek is een eerste, kleinschalige aanzet tot systematisch onderzoek naar het gebruik van methoden en technieken in gesprekken tussen toezichthouders en cliënten in de Nederlandse situatie. Het onderzoek maakt deels gebruik van het coding instruction manual van het Canadese onderzoek naar het agenderen van criminogene factoren van Bonta et al. (Corrections Research Unit Public Safety Canada, 2009). Delen uit dit manual zijn als leidraad gebruikt bij dit onderzoek. Het Canadese onderzoek is echter veel grootschaliger van aard. Een van de conclusies uit het onderzoek naar doelgericht werken van Bosker, Witteman en Hermanns (2013) is dat er weliswaar uit kwantitatief onderzoek geconcludeerd kan worden dat criminogene factoren in sommige gevallen matig tot slecht vertaald worden in concrete plannen van aanpak. Echter, hieruit kan niet geconcludeerd worden dat toezichthouders deze criminogene factoren niet agenderen in gesprekken. Door in het onderhavige onderzoek gesprekken tussen toezichthouders en cliënten als uitgangspunt van onderzoek te nemen kunnen hier wellicht, voorzichtig, conclusies over getrokken worden DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK Het doel van dit onderzoek is, zoals hier boven genoemd, is om inzicht te krijgen in de manier waarop reclasseringswerkers gebruik maken van specifieke methoden en technieken in het reclasseringswerk, in dit geval het agenderen van criminogene factoren. Hiermee wordt beoogd een beter begrip en inzicht te krijgen in het handelen van toezichthouders waardoor zij in de nabije toekomst beter gefaciliteerd kunnen worden met specifieke deskundigheidsbevordering en andere handvatten voor de praktijk. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 20

21 Doel voor de organisatie: Kennis voor beslissingen De reclassering wil een nieuwe koers gaan varen waarbij weer meer verantwoordelijkheid gelegd wordt bij de professional. Dit legt nog meer nadruk op kennis van effectieve methoden en technieken. Professionals krijgen meer "speelruimte", maar hebben daardoor wel up-to-date kennis nodig over werkzame factoren in het reclasseringswerk. Op dit moment bouwen de drie reclasseringsorganisaties aan een structuur om kennis een plaats te geven: het opleidingshuis. In het opleidingshuis kunnen ervaren reclasseringswerkers zich specialiseren in een van de facetten van het werk en dragen zij deze kennis over aan anderen. De resultaten in dit onderzoek worden beschreven in artikelen voor deze kenniskringen en in het nieuwe methodiekboek. Ook kunnen resultaten uit dit onderzoek worden vertaald naar het scholings- en opleidingenaanbod voor reclasseringswerkers. Doel voor het lectoraat Werken in Justitieel Kader: zoeken naar professionaliteit en effectiviteit in het reclasseringswerk Het lectoraat onderzoekt verschillende deelaspecten van professionaliteit en heeft uiteindelijk tot doel om een bijdrage te leveren aan de internationaal gevoerde discussie over effectiviteit van de reclassering en re-integratie van mensen die op een of andere manier buiten de normen en waarden van de maatschappij zijn gaan staan VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK De doelstelling van dit onderzoek, een beschrijving van hoe toezichthouders criminogene factoren agenderen heeft geresulteerd in de volgende centrale vraagstelling: In welke mate spreken toezichthouders met hun cliënten over criminogene factoren en hoe verloopt de interactie daarover. De onderzoeksvraag is geformuleerd als een beschrijvende vraagstelling. In een beschrijvend onderzoek gaat het om benoemen en inventariseren van karakteristieken van de onderzoekseenheden (Baarda, De Goede, & Teunissen, 2005). De centrale vraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen: Deelvraag 1: Welke onderwerpen worden vaak besproken en welke minder? Goed toezicht maakt gebruik van criminogene factoren, maar er ook andere gespreksonderwerpen kunnen belangrijk zijn. In deze deelvraag wordt gekeken welke gespreksonderwerpen er geagendeerd worden. Hierbij worden zowel criminogene factoren als niet-criminogene factoren beschreven. Deelvraag 2: In hoeverre worden deze gespreksonderwerpen in de RISc geïdentificeerd als criminogene factor In het RNR-model staat gedragsverandering door beïnvloeding van criminogene factoren centraal. Criminogene factoren worden vertaald in doelen en dienen als uitgangspunt bij gesprekken. In dit onderzoek wordt bekeken in welke mate criminogene factoren, die eerder door de RISc zijn geïdentificeerd ook geagendeerd worden in toezichtgesprekken. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 21

22 Deelvraag 3: Wie agendeert het gespreksonderwerp en hoe reageert de gesprekspartner daarop? Deze deelvraag is opgenomen in onderhavig onderzoek om te analyseren wie een belangrijke rol inneemt in het agenderen van gespreksonderwerpen en mogelijke criminogene factoren. Deze deelvraag komt ook deels tegemoet aan de analyse van het derde principe uit het RNR-model, responsiviteit. De theorie verondersteld dat interventies moeten aansluiten bij de responsiviteit van cliënten. Een te grote, eenzijdige, nadruk op gespreksonderwerpen die bij de cliënt weerstand oproepen kunnen averechts werken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor gesprekken die uitsluitend gaan over controle en correcties. Eén van de bevindingen uit het onderzoek van Bonta et al. is dat toezichthouders een (te) groot deel van hun tijd besteedden aan correcties en controlemiddelen. Deze deelvraag wil de bevinding uit dit Canadese onderzoek vergelijken met de Nederlandse praktijk. Deelvraag 4: In welke mate is de toezichthouder in staat om de regie over de gespreksonderwerpen vast te houden Vanuit de gedachte dat criminogene factoren het centrale thema is in gesprekken tussen toezichthouders en cliënten is het ook zinvol om te kijken of gespreksonderwerpen snel wisselen dan wel lang besproken worden. Bonta et al (2008) concludeerde een verband tussen lengte van gespreksduur over criminogene factoren en tweejaarsrecidive. Deze deelvraag kan worden beantwoord door te onderzoeken in hoe snel er gewisseld wordt en hoe vaak gespreksonderwerpen steeds weer terugkomen. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 22

23 HOOFDSTUK 3: ONDERZOEKSOPZET Nu de theoretische kaders zijn vastgesteld wordt in dit hoofdstuk de onderzoeksopzet, methodische verantwoording en onderzoeksfasering beschreven. Onderhavig onderzoek is kwalitatief onderzoek dat gebruik maakt van een gestructureerde observatiemethode. De theorie is hierbij als uitgangspunt genomen. Onderzoeksgegevens middels deductieve analyse onderzocht. Bij dit onderzoek is een codeboek geconstrueerd. De onderwerpen uit dit codeboek zijn vastgesteld aan de hand van de schalen uit de RISc. In dit hoofdstuk wordt verantwoording afgelegd hoe het codeboek tot stand is gekomen PLAATS EN AARD VAN HET ONDERZOEK PRAKTIJKGERICHTONDERZOEK Middels reviews en grootschalig kwantitatief onderzoek zijn theoretische principes in het reclasseringswerk geformuleerd die, zo blijkt uit onderzoek, bewezen effectief zijn. Inmiddels waarschuwen steeds meer onderzoekers voor het gevaar van alleen kwantitatief en evidence-based onderzoek als verklaringsmodel voor effectiviteit. Zo geeft onder andere Rovers ( 2007) aan dat de keuze voor evidence-based onderzoek in sociale wetenschappen altijd een inperking van het aantal mogelijke variabelen inhoudt. Daarmee is kwantitatief statistisch-toetsend onderzoek niet altijd bruikbaar voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk (Tavecchio, 2008; Tavecchio & Gerrebrands, 2012, p. 67). Kwalitatief onderzoek kenmerkt zich door een andere onderzoeksaanpak (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005). Kenmerkend voor kwalitatief onderzoek is het onderzoeken van gedrag in een bepaalde context. Bij kwalitatief onderzoek analyseert de onderzoeker de aard en de complexiteit van het gedrag. Anders dan in kwantitatief onderzoek worden de verschillende variabelen zoveel mogelijk meegewogen. Dat maakt dit type onderzoek bruikbaar voor de praktijk en zodoende wordt een kwalitatieve benadering vaak toegepast in praktijkgericht onderzoek. Juist praktijkgericht onderzoek draagt, door haar specifieke dataverzamelingsmethoden, bij aan een beter inzicht in HOE professionals deze theoretische principes in hun dagelijks handelen toepassen. In dit onderzoek wordt theoretische kennis over effectief reclasseringswerk als uitgangspunt genomen voor praktijkgericht onderzoek. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 23

24 Plaats in de regulatieve cyclus Figuur 1: De regulatieve en empirische cyclus gebaseerd op 't Hart et al. (2005) verbonden door praktijkgerichte en theoretische kennis. (uit: studiegids Master Social Work, Hogeschool van Amsterdam ) In fundamenteel wetenschappelijk onderzoek wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de empirische cyclus. Het praktijkgericht onderzoek neemt veel meer de regulatieve cyclus als uitgangspunt van handelen. Het verschil met de empirische cyclus is dat de regulatieve cyclus minder een onderzoekscyclus is, maar vooral aangeeft waar het onderzoek op kan ingrijpen (Boeije, 2005). In bovenstaand schema is dit visueel gemaakt. De start van de regulatieve cyclus is het praktijkprobleem. In de diagnostische fase wordt dit probleem onderzocht om daar vervolgens mogelijk op in te grijpen middels interventieplannen, bijvoorbeeld in de vorm van scholing. Het praktijkprobleem kan ook worden verkend met het oogmerk op kennis voor verder onderzoek. Dit onderhavig onderzoek pretendeert het uitgangspunt te zijn voor beide vervolgstappen. De HOE vraag wordt onderzocht, dat leidt tot betere praktijkkennis dat vervolgens bruikbaar zou kunnen zijn voor (grootschalig) empirisch onderzoek, maar ook voor het aanscherpen van methodische uitgangspunten HET INTERPRETATIEVE PARADIGMA In de wetenschap worden verschillende onderzoeksparadigma's onderscheiden. De keuze voor een specifiek paradigma houdt een keuze in voor het type onderzoek dat wordt gebruikt. Kenmerkend voor praktijkgericht onderzoek is onderzoek in het interpretatieve onderzoeksparadigma. Het woord interpretatief zegt al wat de onderzoeksrichting beoogd: onderzoekers zijn op zoek naar de interpretatie en betekenisgeving die personen aan een situatie geven, en niet slechts naar de kale cijfers. Onderhavig onderzoek wordt uitgevoerd in het interpretatieve paradigma. Ook in dit onderzoek is de interpretatie of nadere duiding van reclasseringswerk de kern van het Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 24

25 onderzoek. In het interpretatieve paradigma bestaat er niet zo iets als een externe, objectieve werkelijkheid, maar geven mensen betekenis aan verschijnselen en construeren zij zodoende gezamenlijk de werkelijkheid (Boeije, 2005). De vraag in dit onderzoek is namelijk HOE toezichthouders gebruik maken van methoden en technieken en niet OF ze het doen. Resultaten uit dit onderzoek worden vertaald naar beleidsbeslissingen en aanbevelingen voor trainingen, intervisie en deskundigheidsbevordering, waarmee de resultaten uit dit onderzoek tevens geconcretiseerd kunnen worden in daadwerkelijk handelen ONDERZOEKSSTRATEGIE: EEN CASESTUDY Een casestudy is een diepgravend onderzoek naar één casus (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2011 p. 128). Een casus kan ook een gebeurtenis of een (sociaal) verschijnsel zijn (Swanborn, 2010). Een casestudy is toepasbaar wanneer de focus ligt op relaties en processen, want in een casestudy is het mogelijk om datgene wat mensen zeggen en datgene wat ze feitelijk doen met elkaar in verband brengen. Baarda et al. (2005) noemen de volgende criteria voor een casestudy: Als een complex probleem onderzocht wordt Als een alledaagse situatie daarbij in tact gelaten wordt Als de onderzoekssituatie als samenvattend geheel moet worden gezien Als de onderzoekssituatie binnen een context geplaatst moet worden In dit onderzoek is de casestudy gebruikt als onderzoeksstrategie. Het sociale verschijnsel dat wordt onderzocht wordt als volgt omschreven "hoe dragen toezichthouders in hun gesprekken met cliënten bij aan de uitvoering van het methodisch handelen in reclasseringswerk" METHODISCHE VERANTWOORDING In dit onderzoek worden gesprekken tussen toezichthouders en cliënten onderzocht met behulp van audiotapes. In de onderstaande paragrafen wordt beschreven hoe het onderzoek is opgezet, welke methoden zijn gebruikt en in welke fasering dit heeft plaatsgevonden ONDERZOEKSEENHEID In dit onderzoek is gebruik gemaakt van audiotapes. Deze tapes zijn verzameld door het lectoraat Werken in Justitieel Kader ten behoeve van onderzoek naar onder andere de werkalliantie. Bij vijf reclasseringslocaties zijn in de periode maart 2012 tot januari audiotapes opgenomen van gesprekken tussen reclasseringswerkers (zowel toezichthouders als adviseurs) en cliënten. Het lectoraat heeft de keuze voor deze locaties bepaald op grond van spreiding over het land en reclasseringsorganisaties. Aan de leidinggevenden van de betreffende locaties is gevraagd een aantal ervaren medewerkers te selecteren voor deelname aan het onderzoek van het lectoraat. De individuele Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 25

26 capaciteiten van reclasseringswerkers staan in dit onderzoek niet ter discussie, het gaat alleen om hun handelen, vandaar dat er gekozen is voor reclasseringswerkers die door hun leidinggevende als ervaren worden aangeduid. De reclasseringswerkers hebben vervolgens cliënten om hun medewerking en toestemming gevraagd. Per reclasseringswerker werden één tot drie cliëntgesprekken opgenomen. Aan cliënten is door de reclasseringswerkers het doel van het onderzoek uitgelegd. Er is een informed consent opgesteld en cliënten kregen als vergoeding voor deelname een waardebon van 10, =. Om de privacy van cliënten zo goed mogelijk te kunnen waarborgen en daarmee de bereidwilligheid tot deelname te vergroten is gekozen voor audiotapes als observatiemethode, in plaats van video-opnamen of daadwerkelijk aanwezige observatoren. Alle audiotapes zijn getranscribeerd door medewerkers van het lectoraat en bachelorstudenten van verschillende hogescholen in Nederland. Voor onderhavig onderzoek zijn 25 van de oorspronkelijke 32 tapes bestudeerd. Alleen audiotapes met gesprekken tussen toezichthouders en cliënten werden meegenomen. Daarnaast werd één tape, waarbij sprake was van een eerste, inventariserend, gesprek tussen een toezichthouder en cliënt buiten dit onderzoek gehouden. Ook een gesprek waarin de cliënt werd aangesproken op het niet nakomen van afspraken en regels, maar waarbij geen andere doelen werden besproken is niet meegenomen in dit onderzoek. In Nederland voeren drie verschillende organisaties reclasseringstaken uit. Bij de verdeling van cliënten over deze organisaties gelden specifieke toewijzingscriteria. Cliënten met verslavingsproblematiek worden verwezen naar de verslavingsreclassering (SVG), dit is ongeveer 30% van de populatie. Het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (LJ&R) verricht reclasseringstaken aan dak- en thuislozen en aan cliënten met een instabiele huisvestingssituatie, 10% wordt naar deze organisatie verwezen. Overige cliënten (60%) gaan naar Reclassering Nederland (RN). Van de 25 tapes in dit onderzoek zijn er 14 tapes van RN (56%), vijf tapes van LJ&R (20%) en zes tapes SVG (24%). In deze verdeling zijn de RN en de SVG dus enigszins onderbelicht en LJ&R oververtegenwoordigd. Deze afwijkende verdeling kan invloed hebben op dit onderzoek. Immers, verwacht mag worden dat een huisvestingsproblematiek prominenter bij het LJ&R wordt besproken, terwijl bij de SVG meer aandacht uit zal gaan naar middelengebruik. Van de 25 cliënten waren er drie vrouw(12%) en 22 cliënten waren man (88%). Gemiddeld genomen duurde een gesprek 39 minuten en 44 seconden. Echter, er waren grote verschillen in gespreksduur. Het kortste gesprek werd gevoerd in 19 minuten, 48 seconden. Het langste gesprek duurde 1 uur, 10 minuten en 25 seconden. Gemiddeld werden er 6,6 onderwerpen per gesprek geagendeerd. De gesprekken werden gevoerd in uiteenlopende fasen van het toezicht. De tapes zijn uitgekozen op gesprekken die echt het karakter hebben van een voortgang. De tape met een eerste kennismakingsgesprek en een tape waarin de cliënt zich uitsluitend moest verantwoorden omdat hij wegens nieuwe strafbare feiten gedetineerd heeft gezeten werden buiten het onderzoek gehouden. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 26

27 RECLASSERINGSCONTEXT: TOEZICHTGESPREKKEN Het reclasseringstoezicht (hierna toezicht) bestaat uit het controleren of de cliënt de opgelegde voorwaarden nakomt, het signaleren van dreigende overtreding, het stimuleren en motiveren van de cliënt om zich aan de voorwaarden te houden en het begeleiden van de cliënt bij de aanpak van criminogene factoren zoals huisvesting, financiën, contacten, werk en zinvolle dagbesteding. Om dit te bereiken voeren toezichthouders gesprekken met cliënten op kantoor of gaan zij op huisbezoek. De intensiteit van het toezicht wordt bepaald aan de hand van een toezichtniveau. Het is een kader voor de inzet waarmee de reclassering het toezicht uitvoert. Die inzet gaat om de activiteiten van de toezichthouder en andere reclasseringsmedewerkers, niet om de inzet van de cliënt. Er zijn drie toezichtniveaus, die kenmerkend zijn voor de intensiteit van het toezicht. Het toezichtniveau wordt (via de RISc) vastgesteld op basis van de volgende indicatoren: het recidiverisico, de ernst en gewelddadigheid van het delict, het risico op het niet naleven van de (bijzondere) voorwaarden en de mate waarin meer dan gemiddeld intensieve begeleiding nodig is. In de afgelopen jaren heeft de reclassering gewerkt aan een grotere transparantie van de werkprocessen in toezicht (Lectoraat Werken in Justitieel Kader, 2012). Het gaat hierbij om controlerende en begeleidende activiteiten die tegelijkertijd plaatsvinden. Begeleiding wordt als volgt getypeerd: begeleiding is erop gericht om iemand te stimuleren en te motiveren zich aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden te houden (Poort, 2009). Daarnaast worden een aantal praktische zaken geregeld met als doel dat een cliënt op een verantwoorde manier re-integreert in de maatschappij. In toezicht staan de doelen centraal. Werken op basis van doelen vergroot het effect op succesvolle hulpverlening (Van Yperen & Veerman, 2008). Het helpt om te focussen en te expliciteren, zowel voor de cliënt als voor hulpverleners. Doelen worden voor een groot deel bepaald door toezichthouders. Echter hoe meer de geformuleerde doelen ook door de cliënt en zijn directe omgeving onderschreven worden, hoe effectiever een reclasseringstraject zal zijn ONDERZOEKSFASERING In dit onderzoek is gebruik gemaakt van bestaande data. Deze werden door het lectoraat ter beschikking gesteld. Bij een casestudy heeft het de voorkeur om verschillende soorten data te verzamelen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie dataverzamelingsmethoden: literatuuronderzoek, observatie en peer debriefing, waarin feedback werd gevraagd op de verkregen resultaten. In deze paragraaf wordt de fasering kort beschreven. In paragraaf 3.3 wordt nader op de inhoud van de dataverzamelingsmethoden ingegaan. Fase 1: Literatuuronderzoek Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 27

28 Als eerste is literatuuronderzoek verricht naar criminogene factoren in wetenschappelijke literatuur en in de uitvoeringspraktijk. De resultaten uit het literatuuronderzoek hebben geleid tot beschrijvingen van criminogene factoren ( templatebenadering) die zijn gebruikt om aan de hand daarvan coderingsschema's ten behoeve van dit onderzoek op te stellen. In paragraaf wordt verder op de templatebenadering ingegaan. Fase 2: ontwerp van een codeboek Aan de hand van de bevindingen uit het literatuuronderzoek is een concept codeboek ontwikkeld. Dit codeboek bevatte oorspronkelijk drie verschillende codeformulieren. Fase 3: Testen van het codeboek Met behulp van dit concept codeboek zijn vijf audiotapes door de onderzoeker geanalyseerd. Op grond van deze eerste bevindingen is het codeboek vereenvoudigd. Een aantal schalen uit de RISc werd samengevoegd in het codeboek. Bij het coderen bleek het namelijk lastig om deze afzonderlijke schalen van elkaar te onderscheiden. De RIScschalen houding en denkpatronen, gedrag en vaardigheden zijn bij elkaar gevoegd tot een nieuw onderwerp, houdingsaspecten en denkpatronen. Ook de twee afzonderlijke RIScschalen delictgeschiedenis en huidig delict zijn samengevoegd in een nieuw onderwerp: delictgeschiedenis en huidig delict. Het derde codeformulier III bleek geen meerwaarde te hebben voor de beantwoording van de vragen en is daardoor niet gebruikt. Fase 4: vaststellen van de interbeoordelaarbetrouwbaarheid Voor codeformulier I is de interbeoordelaarbetrouwbaarheid vastgesteld, aan de hand van maat, percentage overeenstemming (zie ook paragraaf en bijlage 3) Fase 5: Analyse van de audiotapes Uiteindelijk zijn alle tapes door de onderzoeker gecodeerd en geanalyseerd met behulp van het definitieve codeboek (zie ook paragraaf en bijlage 2) Fase 6: Bespreken onderzoeksresultaten De bevindingen in dit onderzoek zijn voorgelegd aan een groep experts. Deze experts zijn allen medewerkers die veel kennis hebben van de toezichttaak. Twee toezichthouders, een werkbegeleider/interne trainer toezichtvaardigheden en een beleidsmedewerker toezicht zijn als expert gevraagd hun mening te geven over de bevindingen. Hiervoor werden een aantal vragen opgesteld, zoals, komen de bevindingen uit deze analyse overeen met jullie bevindingen en hoe welke conclusies zijn er te trekken uit de onderzoeksresultaten (zie ook paragraaf ) Fase 7: Verslaglegging en presentatie Het onderzoek is vastgelegd in deze masterthesis. Naar verwachting zal in het najaar 2013 een vakcongres voor reclasseringswerkers worden georganiseerd, waar verschillende onderzoeken en ook dit onderzoek, gepresenteerd zullen worden. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 28

29 3.3. DATAVERZAMELINGSMETHODEN: EEN NADERE BESCHRIJVING In dit onderzoek zijn de volgende datazamelingsmethoden gebruikt: LITERATUURONDERZOEK Literatuuronderzoek is noodzakelijk ter oriëntatie op de methodiek. Welke literatuur werd bestudeerd? Er zijn talloze wetenschappelijke artikelen, en handboeken over de effectiviteit in reclasseringwerk. De discussie over werkzame factoren in het reclasseringswerk is vooral in het Angelsaksische cultuurgebied gevoerd. De meeste artikelen komen uit Canada en Engeland. De opkomst van nieuwe rehabilitatiebenaderingen, naast het RNR-model heeft gezorgd voor felle debatten in de wetenschappelijke vakliteratuur. Deze debatten zijn verkend met als doel nieuwe ontwikkelingen te kunnen traceren en in dit onderzoek onder te brengen. Er is literatuuronderzoek gedaan naar één belangrijk Canadees onderzoek (Bonta, Rugge, Scott, Bourgon, & Yessine, 2008). In dit onderzoek waren eveneens de criminogene factoren het uitgangspunt van onderzoek. De Canadese onderzoekers hebben het coding instruction manual (het codeboek) aan het lectoraat beschikbaar gesteld en dit is bestudeerd. De reclasseringsmethodiek in Nederland is grotendeels ontleend aan de RNR-principes. Maar in het nieuwe methodiekboek dat in het najaar 2013 uitkomt, zal er ook aandacht zijn voor andere, meer sociologische verklaringen over het afzien van criminaliteit. Dat leidde tot het meenemen in dit onderzoek van de theorie over desistance en het opbouwen van kapitaal. De organisatie van de Canadese en Engelse reclassering wijkt op sommige punten fundamenteel af van de Nederlandse situatie, zodat ook gezocht is naar artikelen die de Nederlandse praktijk als uitgangspunt van onderzoek nemen. Hiervoor is gekeken naar de uitkomsten van vergelijkbaar onderzoek en naar handboeken en handleidingen van de reclassering. Omdat dit onderzoek aansluit bij het onderzoek van het lectoraat Werken in Justitieel Kader naar de werkalliantie en gebruik gemaakt is van dezelfde onderzoeksdata is ook hier literatuuronderzoek naar verricht. Deze onderzoeken en artikelen zijn verschenen bij de twee lectoraten die zich met de Nederlandse reclassering bezig houden. Als laatste is de handleiding van de RISc bestudeerd. De RISc is het risicotaxatie-instrument bij het vaststellen van criminogene factoren. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 29

30 OBSERVATIES Dit onderzoek is een eerste aanzet tot het bestuderen van criminogene factoren in toezichtgesprekken. Gezien de beschikbare tijd is ervoor gekozen om vooral onderzoek te doen middels observaties. Andere dataverzamelingsmethoden die zich meer focussen op meningen en ervaringen van toezichthouders hebben zeker meerwaarde maar zullen in vervolgonderzoek moeten worden toegepast. In hoofdstuk 5 worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. Observaties worden gebruikt om gedragingen en gebeurtenissen in situaties te registeren en te analyseren (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2011 p. 153). Het observeren van mensen is een goede manier om kennis te nemen van het gedrag van mensen met als grote voordeel dat gedrag in de natuurlijke context wordt waargenomen. Een nadeel van observaties is dat niet alle beweegredenen van menselijk gedrag worden achterhaald. Voordelen van observatie Tapes zijn gemakkelijk te scoren Er is een vastgestelde handleiding Er kan gemakkelijk worden gefocust op specifiek gedrag Nadelen van observatie Er is veel inhoudelijke kennis nodig van de praktijk om te beslissen hoe het gedrag gescoord moet worden Onvoorziene gebeurtenissen kunnen belangrijk zijn maar passen niet in de templates Beweegredenen voor een bepaald gedrag worden niet meegenomen in het onderzoek In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een specifieke vorm van observatie, de gestructureerde observatie. Bij gestructureerde observaties gaat het om het exact weergeven van waarnemingen die precies zijn omschreven. Hiervoor worden observatiesystemen gebruikt. Daardoor is het bij een gestructureerde observatie gemakkelijker om te voldoen aan eisen van herhaalbaarheid en controleerbaarheid (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende vormen van gestructureerde observatie. De volgende observatiesystemen zijn gebruikt (Studion, 2013): - Systemen om te observeren of iets voorkomt (het observeren van repertoire). Dit observatiesysteem wordt gebruikt om het al dan niet optreden van gebeurtenissen vast te leggen. Deze systemen maken gebruik van tijdsintervallen, waarbij binnen een bepaald tijdsinterval één soort gedrag, ongeacht de frequentie, slechts één keer wordt gescoord. Gekeken wordt óf het gedrag voorkomt. Deze vorm van onderzoek wordt ook wel timesample onderzoek genoemd. Naast het beschrijven van repertoire, worden data in dit onderzoek middels de timesamples gecorrigeerd voor de voor de variabele tijd. Immers, bij het analyseren van de hoeveelheid gespreksonderwerpen die worden besproken is het van belang hoelang een gesprek heeft geduurd. In een lang gesprek is de Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 30

31 kans op een grote hoeveelheid onderwerpen waarschijnlijker. In dit onderzoek is, net als in het Canadese onderzoek van Bonta et al. (2008) een, op zich arbitraire, vijfminuten segment aangehouden. - Systemen om frequentie en duur te observeren Dit soort systemen maakt gebruik van eventsampling observatie. Hier bestudeert de onderzoeker bepaalde gebeurtenissen of gedragingen in zijn geheel. De onderzoeker wacht tot het te observeren gedrag zich voordoet en registreert vervolgens hoe en wanneer het optreedt. In dit onderzoek is ook gebruik gemaakt van eventsampling onderzoek WERKWIJZE In dit onderzoek zijn audiotapes van 25 gesprekken tussen toezichthouders en cliënten geanalyseerd. Deze gesprekken geven een "kijkje in de keuken" van de toezichthouder. De tapes leveren rijk materiaal op. Opvallend is de openheid in gesprekken tussen de toezichthouder en de cliënt. In slechts twee audiotapes is een "observationbias" merkbaar. Hierbij reageert de cliënt anders omdat het gesprek wordt opgenomen. In één tape wil de cliënt niet voluit praten over zijn relatie en in dit gesprek wordt besloten om het gespreksonderwerp "relatie" niet te agenderen CODEFORMULIEREN Voor dit onderzoek, aan de hand van gestructureerde observaties, zijn codeformulieren ontwikkeld, zie bijlage 2. Bij deze beschrijving wordt gebruik gemaakt van een template benadering. Een template benadering neemt als uitgangspunt van onderzoek verschijnselen uit bestaande concepten en theorieën (Baarda, De Goede, & Teunissen, 2005). Deze verschijnselen worden beschreven in templates (Nederlandse vertaling: mallen) waar vanuit gedrag kan worden geanalyseerd. De templates in dit onderzoek waren de criminogene factoren, beschreven door de RISc die als uitgangspunt diende voor onderhavig onderzoek. Alle tapes werden geanalyseerd in twee rondes: Ronde 1 en codeformulier I: In de eerste ronde werden steeds vijf minuten van een tape beluisterd. Vervolgens werd op het codeformulier I aangegeven welke onderwerpen in deze vijf minuten werden besproken. Vervolgens werden de volgende vijf minuten beluisterd en werd op hetzelfde codeformulier wederom aangegeven welke onderwerpen werden besproken. Onderwerpen die "over de vijf minuten" heen gingen, werden in beide segmenten gescoord. Onder aan het codeformulier was ruimte om bijzonderheden te vermelden. Om een onderwerp te scoren, moeten er minstens twee uitspraken over en weer over het onderwerp gedaan worden (door werker en/of cliënt). Onder de codetabel is ruimte gereserveerd voor algemene opmerkingen over het gesprek, in ieder geval werden bijzonderheden bij de onderwerpen algemene onderwerpen, condities toezicht en nieuwe Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 31

32 feiten beschreven. In een later stadium werd op dit codeformulier aangegeven of er sprake was van een, door de RISc geïdentificeerde, criminogene factor. Ronde 2 en codeformulier II: In deze ronde wordt per onderwerp gescoord hoe de interactie tussen toezichthouder en cliënt verloopt. Hiervoor werd codeformulier II ontwikkeld. Gesprekken werden opnieuw beluisterd. Elk nieuw gespreksonderwerp werd overgenomen op codeformulier II. Vervolgens werd bekeken wie het onderwerp agendeert en hoe de reactie van de gesprekspartner is SCORINGSMOGELIJKHEDEN In de codeformulieren worden onderwerpen genoteerd. Bij de totstandkoming van deze onderwerpen is het risicotaxatie-instrument RISc als uitgangspunt genomen. Een aantal schalen zijn samengevoegd (zie par ) om het scoren te vergemakkelijken. DE HU OW FI RP SF Delictgeschiedenis en huidig delict Huisvesting Opleiding, werk en dagbesteding Financiën Relatie met partner of gezinsleden Sociaal functioneren. Op dit onderwerp werd gescoord als het feitelijk delict waarvoor betrokkene werd veroordeeld of in het verleden werd geagendeerd. Indien er werd gesproken over delictgerelateerde gedragingen dan werd dat onder houdingsaspecten en denkpatronen genoteerd. Het onderwerp huisvesting werd gescoord indien er werd gesproken over huidige problemen rondom huisvesting dan wel toekomstige mogelijkheden om woonruimte te zoeken. Op dit onderwerp werd zowel opleiding, werk als dagbesteding gescoord en is vooral gericht op het hebben van een dagelijkse structuur. Indien het hebben van werk werd gekoppeld aan het verwerven van financiën werd dit bij financiën genoteerd. Dit onderwerp werd gescoord indien problemen op het gebied van financiën werden besproken. Relaties worden hier opgevat als emotionele verbintenissen met mensen uit de directe omgeving van de cliënt. Dit onderwerp wordt alleen gescoord als de relatie wordt besproken. Of juist als het ontbreken van een relatie een probleem is. Indien bijvoorbeeld een algemene situatie thuis werd besproken werd dat gescoord onder algemene onderwerpen. Indien werd het eigen aandeel werd besproken en de relatie meer als voorbeeld werd genoemd dan werd het gescoord onder houdingsaspecten en denkpatronen Hiermee werd de relatie met kennissen en vrienden buiten de directe omgeving van de cliënt gescoord. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 32

33 DR AL EW HO AG CT NF Druggebruik Alcoholgebruik Emotioneel welzijn. Houdingsaspecten en denkpatronen. Algemene onderwerpen Condities toezicht Nieuwe feiten Alle gesprekken over problemen met softdrugs of harddrugs werden genoteerd. Indien het (problematisch) gebruik van alcohol werd besproken werd op dit onderwerp gescoord. Dit onderwerp werd gescoord wanneer cliënten aangaven dat ze moeite hebben om zich staande te houden of in ieder geval veel stress ervaren in hun leven. Ook wanneer er aandacht was voor hulpverlening in de GGZ werd dit hier gescoord. Op dit onderwerp werd gescoord wanneer cognitieve denkfouten werden besproken. Ook werd hier de houding van de cliënt aangaande delictgerelateerd gedrag genoteerd. Net zo als de houding ten aanzien van de maatschappij en andere mensen, criminaliteit in het algemeen, houding tegenover interventies en beoogde veranderingen. Op de scoringslijst werd de mogelijkheid gecreëerd om andere onderwerpen te beschrijven. Hier werden uiteenlopende onderwerpen genoteerd. Regels van het toezicht, strafrechtelijke consequenties van het niet-nakomen van regels en afspraken werden hier gescoord. In een beperkt aantal gevallen van de audiotapes, werd nieuw delictgedrag besproken. Deze onderwerpen werden apart gescoord maar zijn niet meegenomen in de analyse van gespreksonderwerpen. De onderwerpen waren over het algemeen goed van elkaar te onderscheiden. Aan het einde van het onderwerp volgde er vaak een samenvatting en werden nieuwe onderwerpen geïntroduceerd, bijvoorbeeld door middel van een zin als "hoe is het nu met...? Toch bleek het in sommige gevallen lastig om onderscheid te maken tussen sommige onderwerpen. Sommige onderwerpen bleken nauwer met elkaar verbonden dan andere. Bijvoorbeeld de onderwerpen werk en financiën. Bijvoorbeeld: een gesprek gaat over financiën. De cliënt zegt een paar keer dat hij bang is zijn baan kwijt te raken en daardoor minder geld te hebben. Bij dit soort onderwerpen werd een inschatting gemaakt van de belangrijkste reden om het gespreksonderwerp te agenderen. Het hoofdonderwerp betreft hier financiën en werd ook zo gescoord. 3.5.ANALYSE De tapes worden geanalyseerd middels deductieve analyse. Bij deze vorm van analyse wordt de theorie als uitgangspunt genomen en worden observaties en data geanalyseerd met de theorie als uitgangspunt (Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2011). Het codeboek, bestaat uit items of templates die alle zijn omschreven. De gedragingen zijn kwantitatief gescoord en alle data zijn in excelsheets gezet. De keuze voor excel is Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 33

34 ingegeven door het feit dat met behulp van excel snel een overzicht of een patroon kan worden verkregen. Ook kunnen er vanuit excel gemakkelijk grafieken worden gemaakt. Het kwalitatief onderzoeksproces kenmerkt zich door een afwisseling van dataverzameling en data-analyse (Boeije, 2005). Ook dit onderzoek kende deze afwisseling. Op grond van bevindingen uit de eerste vijf tapes werd een eerste tussenevaluatie gedaan. Hieruit bleek dat een derde codeboek, een beoordelingsschaal afgeleid uit het eerder genoemde Canadese onderzoek, geen meerwaarde had voor de beantwoording van de deelvragen. Dit is er daarom uitgelaten KWALITEITSCRITERIA ONDERZOEK Elk onderzoek, zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek, is verbonden met de termen betrouwbaarheid en validiteit (Boeije, 2005). Daarnaast worden in verschillende handboeken nog andere criteria voor praktijkgericht onderzoek genoemd, zoals bruikbaarheid. In deze paragraaf worden deze drie kwaliteitscriteria langsgelopen BETROUWBAARHEID, VALIDITEIT EN BRUIKBAARHEID Een betrouwbaar onderzoek is een stabiel onderzoek, zonder verstorende meetfouten (Swanborn, 2010, p. 237). Hierbij zijn verschillende meetfouten mogelijk. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek veronderstelt systematisch, empirisch onderzoek onafhankelijk van de rol van de onderzoeker. Echter, juist in kwalitatief onderzoek is de rol van de onderzoeker altijd aanwezig. Dit kan leiden tot een aantal meetfouten. Een bekende fout is het halo-effect: de neiging om op grond van eerder opgemerkte positieve of negatieve beoordelingen ook andere kenmerken positiever of negatiever te waarderen (Studion, 2013). Onderzoekers die zich bewust zijn van dit soort fouten zijn hier beter tegen gewapend, maar ze kunnen ook in dit onderzoek niet worden uitgesloten. Validiteit van het onderzoek In wetenschappelijk onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe validiteit. Interne validiteit verwijst naar de causaliteit van het onderzoek, met andere woorden: wordt het onderzochte ook daadwerkelijk gemeten. Of specifiek voor kwalitatief onderzoek: is hetgeen dat men beoogde te bestuderen ook daadwerkelijk bestudeerd. Externe validiteit verwijst naar het feit of datgene dat gemeten wordt ook geldigheid heeft voor andere onderzoeksdomeinen. Kwalitatief onderzoek vraagt om extra aandacht voor valide conclusies (Tavecchio & Gerrebrands, 2012). Immers, door een veelvoud aan variabelen is het niet altijd eenvoudig om te bepalen of het effect aan een specifieke variabele kan worden toegeschreven (Rovers, 2011). Met andere woorden, validiteitcriteria, voor kwantitatief onderzoek, zijn niet altijd direct toepasbaar in praktijkgericht onderzoek. Sommige onderzoekers vertalen de term interne validiteit ten behoeve van praktijkgericht onderzoek in geloofwaardigheid (Bryman, 2008; Green, zoals geciteerd in Tavecchio & Gerrebrands, 2012). Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 34

35 Met de term generaliseerbaarheid, een belangrijke maat voor externe validiteit, wordt verwezen naar de vraag in hoeverre resultaten uit het onderzoek geldig blijken voor vergelijkbare groepen in de samenleving. Howe, geciteerd in Tavecchio en Gerrebrands (2012, p. 71) pleit ervoor om de vraag naar generaliseerbaarheid (of externe validiteit) voorrang te geven boven interne validiteit. Hoe minder onderzoeksgegevens generaliseerbaar zijn, des te minder bruikbare kennis het onderzoek oplevert. Bruikbaarheid Praktijkgericht onderzoek richt zich op de directe bruikbaarheid van onderzoeksresultaten door zich primair te richten op de beroepspraktijk. Dat betekent dat praktijkgericht onderzoek gebonden is aan de complexe realiteit van het professionele handelen en minder gericht is op het abstraheren van onderzoeksresultaten in een wetenschappelijk model. Daar waar werkers zich niet in de resultaten van (praktijk)gericht onderzoek kunnen vinden is het onderzoek niet bruikbaar voor de praktijk (Tavecchio & Gerrebrands, 2012) TRIANGULATIE Er zijn verschillende manieren om de betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief onderzoek te vergroten. Dit wordt triangulatie genoemd. Boeije (2005) omschrijft triangulatie als een methode waarbij meerdere metingen worden verricht vanuit verschillende invalshoeken en onder gebruikmaking van meerdere methoden en/of informanten. De twee vormen van triangulatie in dit onderzoek zijn interbeoordelaarbetrouwbaarheid en peer debriefing. Interbeoordelaarbetrouwbaarheid Ook het vaststellen van een interbeoordelaarbetrouwbaarheid kan een maat zijn voor betrouwbaar onderzoek. Interbeoordelaarbetrouwbaarheid zegt nog niets over de adequaatheid waarmee gescoord wordt, maar wel over de systematiek van de codering (Boeije, 2005). In dit onderzoek is een specifieke maat voor interbeoordelaarbetrouwbaarheid gebruikt, namelijk interobservatorbetrouwbaarheid. Baarda et al. (2005) gebruiken de term interobservatorbetrouwbaarheid als verschillende onderzoekers dezelfde tapes bekijken en analyseren. De interbeoordelaarbetrouwbaarheid van codeformulier I is verkend door twee afzonderlijke collega's te vragen om één tape te coderen. Alle codeurs identificeerden dezelfde gespreksonderwerpen. Wel waren er verschillen in welke tijdsfragmenten de onderwerpen werden geagendeerd. De maat voor interbeoordelaarbetrouwbaarheid bij nominale variabelen: Cohen's Kappa is.52. Dit is een redelijke overeenkomst (zie bijlage 3) Peer debriefing Peer debriefing wordt door Boeije opgevat als een bijzondere vorm van onderzoekstriangulatie. Bij peer debriefing worden bevindingen aan een kritisch panel van collega's en experts voorgelegd. Peer debriefing heeft in dit onderzoek de voorkeur boven memberchecking. Bij memberchecking worden respondenten gevraagd op onderzoeksbevindingen te reageren. Omdat in dit onderzoek gebruik is gemaakt van al Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 35

36 bestaande data en niet is gevraagd naar individuele meningen van respondenten, zijn zij niet daadwerkelijk betrokken bij dit onderzoek. Tegelijkertijd kunnen (inhoudelijke) experts meer als onafhankelijke personen de onderzoeksresultaten tegen het licht houden. Voor dit onderzoek zijn onderzoekers van het lectoraat, toezichthouders en beleidsmedewerkers gevraagd om te reflecteren op bevindingen in onderhavig onderzoek. De onderzoeksresultaten werden herkend en ondersteund. Aanvankelijk werd er in dit onderzoek ook een grafiek met de indeling in sociaal en individueel kapitaal gepresenteerd. Een indeling van gespreksonderwerpen in sociaal en individueel kapitaal werd niet zinvol gevonden en is uit dit onderzoeksverslag verwijderd. Meerdere experts vonden het jammer dat er voor deelvraag 2, slechts tien gesprekken konden worden onderzocht (zie paragraaf 4.2.) Bij een volgend onderzoek zou meer aandacht moeten worden besteed aan het verzamelen van cliëntnummers ten behoeve van onderzoeksdoeleinden ANDERE MANIEREN OM PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK TE EVALUEREN Tavecchio en Gerrebrands (2012) pleiten voor een andere benadering van praktijkgericht onderzoek. Daarbij is de eerste vraag, een vraag naar bruikbaarheid van onderzoek. In dit onderzoek is de bruikbaarheid getoetst door experts. De aanbevelingen in dit onderzoek zijn gericht op vervolgonderzoek en er zijn aanbevelingen voor de deskundigheidsontwikkeling in de praktijk. Een tweede vraag, is de vraag naar het belang van het onderzoek. Een onderzoek is belangrijk indien de gegevens nieuwe inzichten geven voor de praktijk en indien door deze gegevens wordt bijgedragen aan het realiseren van de doelstellingen van onderzoek. Dit onderzoek wil bijdragen aan meer kennis voor professionals. De laatste vraag is de vraag naar validiteit van onderzoek. De vraag die gesteld wordt is een vraag naar voldoende validiteit, waarbij gesteld wordt dat een hoge externe validiteit en een soepele interne validiteit een verhoogde relevantie geeft voor de praktijk (Tavecchio & Gerrebrands, 2012). In het onderhavig onderzoek wordt de externe validiteit gewaarborgd door de hele context in het onderzoek te betrekken. De data worden daarnaast op verschillende manieren verzameld. Door experts en anderen bij het onderzoek te betrekken en hun feedback te ontvangen wordt geprobeerd de validiteit zo groot mogelijk te laten zijn. Er is sprake van een holistische benadering, een thick description, en betekenisverlening voor de directe praktijk. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 36

37 Samengevat zijn in dit onderzoek de volgende maatregelen genomen om de kwaliteit te bewaken. In de onderstaande opsomming is gebruikgemaakt van de voorwaarden voor kwalitatief onderzoek van Boeije (2005) : Er is literatuuronderzoek verricht om de belangrijkste concepten te ontdekken en te operationaliseren; Er is een codeboek gemaakt (zie bijlage) met de beschrijving van de belangrijkste concepten en een handleiding hoe gegevens te scoren; De interbeoordelaarbetrouwbaarheid is onderzocht door twee collega's onafhankelijk van elkaar een gesprek te laten analyseren; Er is gebruik gemaakt van peer debriefing. De conceptgegevens zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers uit het werkveld, met de vraag of zij zich kunnen vinden in de toegekende betekenissen en interpretaties/commentaar op de verkregen onderzoeksresultaten; De onderzoeker heeft gebruik gemaakt van een logboek, ook bekend onder de term audit trail genoemd (Baarda, de Goede, & Teunissen, 2005). Hiermee wordt bedoeld dat er een systematische administratie is bijgehouden van de verschillende praktische stappen die in het onderzoeksproces zijn gebruikt. Dit logboek is op te vragen bij de onderzoeker; In de beschrijving van de onderzoeksresultaten wordt uitgegaan van het principe van thick description, het uitgebreid weergeven van onderzoeksresultaten waardoor de lezer inzicht krijgt in de relatie tussen de ruwe data en de interpretatie daarvan. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 37

38 HOOFDSTUK 4: BEVINDINGEN UIT ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de bevindingen gepresenteerd aan de hand van de vier deelvragen uit dit onderzoek. Deze deelvragen zijn het uitgangspunt voor de beantwoording van de centrale vraag in hoofdstuk 5. Per deelvraag wordt nog eens kort ingegaan op de, voor de deelvraag specifieke, werkwijze van dataverzameling. De bevindingen in de paragrafen worden vergezeld van tekstfragmenten. Voor de eenduidigheid zijn deze allemaal in de hij-vorm geschreven. Tz. staat voor toezichthouder en cl. voor cliënt. De onderstaande analyse geeft een beschrijving van de besproken onderwerpen in de audiotapes en is daarom niet representatief voor de totale cliëntenpopulatie. Daarnaast zijn er ook nog cliënten met een specifieke problematiek die vragen om een eigen specifieke benadering. Zo zullen problemen met druggebruik eerder besproken worden bij de verslavingsreclassering en zullen problemen met vrienden en kennissen vaker besproken worden bij jongvolwassenen. De conclusies aan de hand van de audiotapes worden in hoofdstuk 5 weergegeven. Criminogene factoren vormen het uitgangspunt voor dit onderzoek. Criminogene factoren zijn die factoren die, statisch gezien, een voorspellende waarde hebben voor (toekomstig) delictgedrag. Elke cliënt heeft specifieke criminogene factoren die ten grondslag liggen aan delictgedrag. Deze koppeling wordt in deelvraag 2 gemaakt. Ter onderscheid wordt in de overige deelvragen en in de conclusies bij voorkeur de term (gespreks)onderwerpen gebruikt WELKE ONDERWERPEN WORDEN VAAK BESPROKEN EN WELKE MINDER? Werkwijze Voor de beantwoording van deze vraag werd gebruik gemaakt van codeformulier I. Bij alle audiotapes werden per vijfminuten de besproken onderwerpen gescoord. Hierbij werden alle besproken onderwerpen, of ze nu lang of kort werden besproken, één keer meegeteld. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 38

39 30 Welke onderwerpen werden er besproken DE HU OW FI RP SF DR AL EW HO Ag CT NF Figuur 2: Welke onderwerpen werden er besproken DE: Delictgeschiedenis en huidig delict; HU: Huisvesting; OW: Opleiding, werk en dagbesteding; FI: Financiën; RP: Relatie met partner of gezinsleden; SF: Sociaal functioneren; DR: Druggebruik; AL: Alcoholgebruik; AG: Algemene onderwerpen; EW Emotioneel welzijn: CT: Condities toezicht; NF: Nieuwe feiten; HO: Houdingsaspecten en denkpatronen. Naast algemene onderwerpen (zie paragraaf ) werden de houdingsaspecten en denkpatronen het meest besproken, in 21 van de 25 onderzochte audiotapes. Het onderwerp relaties met partner of gezinsleden werd in achttien tapes besproken. Verder is opvallend dat er in de gesprekken weinig aandacht was voor alcohol en drugs. Dit heeft mogelijk deels te maken met het feit dat het aantal tapes van de verslavingszorg ondervertegenwoordigd is in de onderzoekseenheid. Hieronder wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de bevindingen per schaal ONDERWERPEN DIE VAAK WORDEN BESPROKEN Tot deze categorie behoorden onderwerpen die in meer dan tweederde van de gesprekken werden geagendeerd. Het betrof twee onderwerpen: houdingsaspecten en denkpatronen en relaties met partner of gezinsleden. Houdingsaspecten en denkpatronen In 21 van de 25 gesprekken werd het onderwerp houdingsaspecten en denkpatronen geagendeerd. Dit onderwerp nodigde uit tot het bespreken van het gedrag van de cliënt, maar werd niet zo maar even "aangestipt". Het waren meestal lange en uitgebreide besprekingen. Met deze onderwerpen confronteerde de toezichthouder de cliënt met zijn gedrag of gaf hij inzicht in wat het gedrag bij anderen kon oproepen, maar in alle confrontaties bleef de toezichthouder begripsvol: Tz: Maar weet jij dan ook X,... zie je dan ook al die boetes allemaal voor je... Je hebt al zoveel boetes en dat moet je allemaal een keer gaan betalen. Denk jij daar dan ook over na? Cl: Ja, daar denk ik wel over na natuurlijk. Tz: En waarom kies jij er dan toch zo bewust voor om dat risico te lopen? Cl: Ja gewoon, het is niet slim om te doen. Maar het moet soms hè. Tz: Nee, maar goed deze situatie was voor jou aanleiding om eigenlijk je kop weer in het zand te steken. Cl: Ja, ik denk gelijk, uh, ik denk gelijk heel groot en ik denk gelijk uh, echt heel erg ver door. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 39

40 Relaties met partner of gezinsleden In veel gesprekken (18 van de 25) werd gesproken over relaties met partner of gezinsleden. Dit onderwerp is alleen gescoord indien er echt over (problemen) in de relatie gesproken werd. Als er bijvoorbeeld gesproken werd over de studie van de kinderen werd dit genoteerd onder algemene onderwerpen. Over het algemeen werden relaties met partner of gezinsleden, net als houdingsaspecten en denkpatronen, langdurig en uitgebreid besproken. Eén gesprek over relationele problemen duurde langer dan een uur. Bij het bespreken van problemen in de relationele sfeer viel op dat cliënten het onderwerp vooral gebruikten als uitlaatklep voor hun onvrede op dit gebied. Niet altijd was de toezichthouder in staat om het gesprek te begrenzen. In de onderzochte gesprekken werd het onderwerp relaties met partner of gezinsleden alleen geagendeerd indien er daadwerkelijk sprake was van een relatie. In geen van de gesprekken werd het onderwerp geagendeerd bij ontbreken van een netwerk. In het volgende tekstfragment had de cliënt een uitlaatklep nodig, nadat zijn vrouw had aangegeven te willen scheiden: Tz: Maar je begon met uit te leggen hoe het thuis was...thuis gaat het niet goed Cl: nee Tz hoe komt dat? Jullie hebben samen besloten dat je wilt gaan scheiden Cl: ja daarom ik, ik,...eerste paar dagen zeg ik dan nee, nee, nee X (naam partner), jij moet nog een beetje denken, jij moet misschien nog tijd hebben, maar elke dag zegt X...Dus dit is eind, dit is... Tz: X. zegt eigenlijk: ik stop ermee? C: ja, ja, X zegt: ik moet rust, rustig wonen Tz: ja Cl: ik moet apart wonen ik moet zelf geld hebben, Tz: nee, maar goed, je zit niet lekker in je eigen huis... In een ander gesprek werden de positieve ontwikkelingen in de relatie besproken: Tz: In welk opzicht groeit de relatie? Cl: Vertrouwen, vertrouwen, communicatie. Uhm ja die twee zijn meest belangrijkste, het vertrouwen en communicatie. Tz: Oké en jij ervaart dus nu in jouw relatie, dat dat weer aan het groeien is, Cl: Ja. Tz: het vertrouwen wat vooral een probleem was hè binnen de relatie. Dus vertrouwen groeit weer en wat nog meer? Cl: Uhmm ja vertrouwen en communicatie ja. Tz: Jullie communiceren beter met elkaar of hoe moet ik dat zien? Cl: Ja tuurlijk. We communiceren beter met elkaar. Uhmm ja we spreken bijna alles met elkaar. Dusse gaat gewoon prima tot nu toe. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 40

41 ONDERWERPEN DIE MINDER FREQUENT OF MATIG WORDEN BESPROKEN In deze categorie behoorden gespreksonderwerpen die in tien tot vijftien gesprekken werden geagendeerd. Dat betekende dat deze gespreksonderwerpen besproken werden in een derde tot tweederde van het aantal gesprekken. Emotioneel welzijn Het onderwerp emotioneel welzijn werd in vijftien gesprekken genoemd. Dit onderwerp werd vooral geagendeerd bij aanvullende hulpverlening, bijvoorbeeld door een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ). In slechts weinig gesprekken werd inhoudelijk gesproken over emotionele problemen van de cliënt zoals aanpassingsproblemen of stressfactoren. De behandeling van dit soort problemen werd uitbesteed aan GGZinstellingen. De toezichthouder fungeerde als een casemanager en checkte de afspraken van de cliënt bij de GGZ. Tz: En wat hadden zij voor plan dan? Cl: Dat ik naar een vrouwenkliniek zou gaan. En daar wou ik niet heen Tz: En wat voor vrouwenkliniek is dat dan? Cl: Dat weet ik niet, maar dat je gewoon uhm op een gegeven moment op je zelf gaat wonen enzo... Tz: Dat is jou niet duidelijk gemaakt? Cl: Maar daar wou ik totaal niet heen, want ik wou gewoon mijn eigen plek. Financiën In vijftien gesprekken kwam het onderwerp financiën aan de orde. Soms werd het onderwerp even aangestipt. Maar juist hier gingen diverse toezichthouders heel praktisch met problemen aan de slag. In drie gesprekken belde de toezichthouder ter plekke een functionaris van een uitkeringsinstantie. Deze praktische hulp is voor cliënten, die niet altijd in staat zijn om te gaan met (bureaucratische) regels, erg waardevol. In het volgende tekstfragment belde de toezichthouder de sociale dienst: Cl. Maar ja dat weet ik niet hoor, of uhh G. dat allemaal heeft gedaan. En me vakantiegeld, dat ik nou een keer recht heb op me vakantiegeld. Tz: Zal ik daar anders even voor bellen. Cl: Ja. Kan je dan ook vragen of ik dan wat geld kan krijgen nog. Opleiding, werk en dagbesteding Over het algemeen werd dit onderwerp geagendeerd om de voortgang te monitoren. Er werd in slechts een klein aantal gesprekken aandacht besteed aan mogelijkheden om werk te vinden. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 41

42 In het volgende tekstfragment werd gerefereerd aan de examens die de cliënt moest doen: Tz: Oké. Hoe was het op school? Met examens? Cl: goed Tz: niet echt druk, je moet nog veel doen? Cl: ja en het echte, echte examen moet nog komen maar ja dat is begin juni Tz: hm hm... is dat van dat landelijke examen?.. zijn dit meer tentamens en dalijk is het landelijk examen? Cl: nee nee het landelijke moet nog komen... In een ander gesprek werd gerefereerd aan een bezoek aan een open dag van een MBOschool : Cl: Toen zei me broer voor de gein, ja je moet ook effe bij sport gaan kijken. Tz: Ja. Cl: Dus ben ik bij sport gaan kijken. Tz: Nee, maar jij hebt die dingen test gedaan, je hebt die beroepskeuzetest gedaan en daar kwamen een aantal dingen uit. Onder andere die administratie, maar die had je natuurlijk al in je hoofd, dus dat..is ook logisch dat dat dan uit die test komt. Maar het ging er met name om, van is dat nou echt wat je wilt, of zie jij vooral de arbeidsomstandigheden zitten? Sociaal Functioneren In twaalf gesprekken werd over relaties met vrienden en kennissen (sociaal functioneren) gesproken. Sociaal functioneren was in geen van de toezichtgesprekken een onderwerp waarbij lang werd stilgestaan. Cliënten spraken niet graag over hun netwerken met vrienden en kennissen (zie hiervoor ook paragraaf 4.3 ). In het onderstaande gespreksfragment wordt het onderwerp sociaal functioneren genegeerd door de cliënt. Cl: Goed. Ik heb verder niks. Tz: Verder niks? Geen verleidingen op je pad? Cl: Nee, sowieso niet. Tz: Geen matties, geweldige matties die je willen verleiden? Cl: Nee, ik ben goed bezig. Ik heb uhh.. inkomen, kan ik genoeg kopen wat ik wil In het volgende fragment werd de cliënt aangesproken op het feit dat hij samen met vrienden gesignaleerd werd in een gebied waar hij niet mocht komen (een gebiedsverbod opgelegd door de rechter). De cliënt wilde niet aangesproken worden op zijn gedrag: Tz: Jij moet gewoon, jij weet precies waar je wel en niet moet komen. Want kijk jij hebt vrienden die een goede invloed op je hebben en je hebt vrienden die geen goede invloed op jou hebben. Daar hebben we het laatst ook uitgebreid over gehad. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 42

43 Cl : En als ik zit te fietsen, toevallig overal, ja dat mag toch ook? Ik mag toch fietsen in de stad? Tz: Ja, maar goed die discussie gaan we niet meer aan want je kunt een andere route nemen, een alternatieve route, waardoor jij niet het contact, het gebiedsverbod overtreedt. We hebben het echt over die bewuste keuzes van chillen in het park met vrienden omdat je daar zin in hebt. Huisvesting In tien gesprekken werden problemen op het gebied van huisvesting besproken. Geen van de cliënten uit dit onderzoek was dakloos ten tijde van het onderzoek. In gesprekken werd gesproken over bijvoorbeeld een intake bij een beschermde woonvorm, inschrijving bij de sociale dienst of over de woonomgeving, zoals in dit onderstaande fragment: Cl: Relaxed man, ik heb deze kamer gekregen ben ik echt super blij mee. Tz: Vertel, hoe is dat zo gekomen dat je verhuisd bent? Cl: Ja, denk ook mede doordat ik mijn best heb gedaan in ieder geval. Enne, andere bewoners zijn coulant tegen mij geweest. Dat ze hebben gezegd van ja ik hoef nog maar twee maanden hier, hier te zitten je mag mijn kamer wel hebben, eigenlijk de langste wie het langste hier zit heeft het recht op de.., de ja betere kamer. Zeg maar. En dit is een, ja beste kamers. Tz: En waarom is dit de een na beste? Cl: Ja, Ja ik vind het de beste, eentje is echt heel groot is in een L-vorm ONDERWERPEN DIE WEINIG WORDEN BESPROKEN In deze categorie werden de onderwerpen gescoord die in minder dan tien gesprekken (minder dan een derde van de gesprekken) zijn besproken. Het lijkt alsof dit onderwerpen zijn die als "onveranderbaar", worden gezien of beschouwd. Het gaat dan over het delict en over alcohol en drugs. Delictgeschiedenis en huidig delict In acht gesprekken werd er over het delict gesproken. Op een gesprek na waren dit toezichten op basis van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Bij dit onderwerpen werd er vooral geïnventariseerd, zoals dit tekstfragment laat zien: Tz: Eeh om te beginnen is eh ja het delict. Eeh je bent in ieder geval verdachte van het in bezit zijn van wapen en munitie. Je was al verdachte van diefstal en dat blijkt nu niet meer aan de orde te zijn, dat klopt? Alcohol en drugs Problemen met middelenmisbruik hebben een sterke relatie met delictgedrag en behoren tot de grootste criminogene factoren (Reclassering 3RO, 2010). Toch werd dit onderwerp niet vaak geagendeerd. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat cliënten met problemen op dit gebied over het algemeen aanvullende hulpverlening ontvangen. In, op Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 43

44 twee na, alle gesprekken waarin alcohol- of druggebruik of een combinatie van deze twee factoren werd besproken werd ook het onderwerp emotioneel welzijn geagendeerd. Tegelijkertijd werd al in hoofdstuk 3 geconstateerd dat de verslavingsreclassering enigszins ondervertegenwoordigd is in de onderzoekspopulatie. In onderstaand fragment werd over druggebruik gesproken in relatie tot aanvullende hulpverlening. Cl: X...van de methadon? Tz: Je contactpersoon van de methadon Cl: Oh, nee nee, Ik ben er vrijdag geweest, maar ze heb niks gezegd Tz: Maar wel bij de afspraak van de arts enzo geweest? Cl: Ja Tz: Oké, En hoeveel sta je nu? C;. Zuiver Tz: Nog steeds zuiver? Cl: Nog steeds OVERIGE ONDERWERPEN In de tapes kwamen ook onderwerpen voor die niet tot een van de, hierboven beschreven, onderwerpen behoorden. Op het codeformulier werden deze onderwerpen apart genoteerd en gespecificeerd in de daarvoor beschikbare ruimte. Algemene onderwerpen Onder de noemer algemene onderwerpen valt een verzameling van allerlei onderwerpen, zoals het maken van een afspraak, de ziekte van een familielid, hobby's of de sportschool. In alle gesprekken kwamen algemene onderwerpen voor. De functie van deze algemene onderwerpen is divers. Aan het begin van een gesprek kon het onderwerp dienen als breekmiddel, als introductie voor een ander onderwerp of voor het neerzetten van een goede sfeer. Halverwege het gesprek kon de overgang naar een algemeen onderwerp bijdragen aan het "verluchtigen" van de stemming na een beladen of confronterend onderwerp. Zo vormden algemene gespreksonderwerpen de "smeerolie" van een gesprek. Na een gesprek waarin de toezichthouder de cliënt fors toesprak en waar de emoties opliepen ging de toezichthouder verder op een algemeen onderwerp: Tz: Enne dan eh ik weet nog dat je dan op een gegeven moment tegen me zei van ja, juffrouw maar je zegt elke keer keuzes hebben consequenties en die moet je zelf nemen. Weetje je nog? Cl: Ja, dat is irritant. Tz: Ja, maar toch heb je nu uiteindelijk juist zelf gekozen... Hoe gaat het met je kinderen? Cl: Ja goed, gelukkig ze doen het hartstikke goed. Tz: Op school ook? Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 44

45 Het aandeel algemene gespreksonderwerpen in de verschillende gesprekken wisselde sterk. Er waren gesprekken die praktisch helemaal gingen over algemene gespreksonderwerpen. Er waren ook gesprekken waarin nauwelijks over algemene onderwerpen werd gesproken. Deze laatste gesprekken waren over het algemeen confronterender en gaven de indruk van een doelgerichte actie van de toezichthouder om een bepaald onderwerp te bespreken. Condities toezicht In zestien gesprekken werd op een of andere wijze gerefereerd aan het feit dat de cliënt onder toezicht stond. Tijdens de bespreking viel op dat de toezichthouder steeds gericht was op het ondersteunen van de cliënt bij het volhouden van zijn afspraken en voorwaarden. Er werd bijvoorbeeld geïnventariseerd:... waarom heb je niet..., of de kaders werden benadrukt:... je hebt een toezicht opgelegd gekregen. Bij niveau twee hoort dat je een keer per veertien dagen hier komt... Ook werd er vaak gesproken over het volhouden van de afspraken bij de werkstraf: Tz: Ja dat wou ik net vragen, hoe zit het nu met je taakstraf? Cl: Nou ik ben gister of eergister...maare daar kreeg ik ook weer kreeg ik bijna ruzie met zo een kerel. Dacht als ie nog even doorgaat dan zeg ik er echt wel wat van. Tz: Wat dan? Cl: Nou ik moet die stickers plakken op een doos... Niet dat iemand zo naar die sticker gaat kijken want ze zijn allemaal hetzelfde. Maar een paar had ik er scheef opgeplakt. Ik denk het is toch productie werk... Zegt ie Ja uhh doe je het een beetje rekenschap houden dat het wel netjes moet? Dus ik zeg, ja hoor. Maar hij ging er wel een minuut lang op door... Tz: maar weet je, je moet wel oppassen..., je moet gewoon je taakstraf afmaken, klaar Of over de mogelijke oplegging van het toezicht: Tz: Wat vind jij er dan van als er toezicht opgelegd wordt? Cl:Toezicht? Tz:Ja! Cl: We hadden toch besproken dat we pas toezicht zou opleggen als ik nog iets zou plegen? Nieuwe Feiten In drie gesprekken "biechtte" de cliënt nieuw strafbaar gedrag, dat nog niet bij justitie bekend was, op. In één situatie werd nieuw delictgedrag opgebiecht. In de twee overige gevallen ging het om andere vormen van strafbaar gedrag, zoals zwartrijden in de trein. Omdat er op basis van drie feiten geen conclusies getrokken kunnen worden bij zo'n Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 45

46 precair onderwerp is deze categorie alleen bij het tellen meegenomen, maar verder niet inhoudelijk geanalyseerd IN HOEVERRE ZIJN DEZE GESPREKSONDERWERPEN IN DE RISC GEIDENTIFICEERD ALS CRIMINOGENE FACTOR Werkwijze In deze deelvraag wordt onderzocht of toezichthouders gebruik maakten van de geconstateerde criminogene factoren op basis van het risicotaxatie-instrument RISc. Immers, de RISc geeft een voor de cliënt specifiek profiel van criminogene factoren. Uit eerder onderzoek is gebleken dat criminogene factoren matig tot slecht vertaald werden in concrete plannen van aanpak (Bosker, Witteman, & Hermanns, 2013). Echter, dat hoeft nog niet te betekenen dat toezichthouders deze gesprekken niet agenderen. Deze deelvraag draagt bij aan de beantwoording van dit laatste aspect. Om deelvraag 2 te kunnen onderzoeken waren de specifieke cliëntnummers noodzakelijk en opgevraagd. Slechts vier toezichthouders reageerden op dit verzoek. In twee gesprekken werden de criminogene factoren in het gesprek genoemd zodat in totaal in tien gesprekken de, voor de cliënt specifieke, criminogene factoren konden worden vastgesteld. Deze steekproef is te klein om uitspraken te kunnen doen. De onderstaande gegevens zijn slechts een indicatie van hoe er in deze tien gesprekken met criminogene factoren werd omgegaan. De criminogene factoren uit de RISc werden overgenomen op codeformulier I. Vervolgens werd er een onderscheid gemaakt in criminogene factoren en niet-criminogene factoren. Nieuwe feiten en condities toezicht zijn niet meegenomen in de analyse omdat ze zo delictspecifiek zijn. Percentage criminogene factoren in een gesprek 16% Criminogene factoren 25% 59% Niet criminogene factoren algemene onderwerpen Figuur 3: percentage wel/geen criminogene factoren in een gesprek Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 46

47 In deze tien gesprekken ging het in 59% over criminogene factoren, 25 % over andere problemen en 16% over algemene onderwerpen. De vraag welke criminogene factor meer en welke minder werd besproken wordt hieronder weergegeven. Als criminogene factor herkend DE 7 2 HU 4 4 FI 7 6 RP 6 5 SF 3 2 DR 1 0 AL 3 2 EW 5 4 HO 7 7 Besproken Figuur 4: Als de criminogene factor wordt herkend, dan ook besproken? DE: Delictgeschiedenis en huidig delict; HU: Huisvesting; OW: Opleiding, werk en dagbesteding; FI: Financiën; RP: Relatie met partner of gezinsleden; SF: Sociaal functioneren; DR: Druggebruik; AL: Alcoholgebruik; AG: Algemene onderwerpen; EW Emotioneel welzijn: CT: Condities toezicht; NF: Nieuwe feiten; HO: Houdingsaspecten en denkpatronen. In zeven van de tien gesprekken werden delictgeschiedenis en huidig delict als criminogene factor aangemerkt. Echter, deze criminogene factoren werden in twee gesprekken ook daadwerkelijk geagendeerd. Het zijn statische factoren. Veel aandacht aan dit onderwerp leidt niet tot beïnvloeding van deze criminogene factor. Een criminogene factor die een sterke relatie heeft met het delict(gedrag), namelijk houdingsaspecten en denkpatronen werd wel in alle gevallen besproken. Bovenstaande gegevens moeten wel met een voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Immers het gaat om een zeer beperkte steekproef WIE AGENDEERT HET GESPREKSONDERWERP EN HOE REAGEERT DE GESPREKSPARTNER DAAROP? Werkwijze Voor de beantwoording van deze vraag werden op codeformulier II alle gespreksonderwerpen in chronologische volgorde onder elkaar genoteerd. Daarbij werd aangegeven of het gespreksonderwerp door de toezichthouder of door de cliënt werd geagendeerd. Ook werd bij de start van elk gestart gespreksonderwerp aangegeven hoe de gesprekspartner (toezichthouder of cliënt) op het onderwerp reageerde. In dit onderzoek werden drie verschillende reactiepatronen onderscheiden: een vermijdende reactie waarbij de opponent het onderwerp het liefste wilde negeren; een tegenwerping, of aanvallende reactie waarbij de opponent (verbaal) actief de aanval koos of "er tegen in ging" dan wel een meegaande of meewerkende reactie. Hierbij is vooral gekeken naar de eerste reactie op het agenderen van een onderwerp. Sommige gespreksonderwerpen werden lang en zorgvuldig besproken. Dat kon leiden tot het gaandeweg innemen van een Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 47

48 andere positie. Bijvoorbeeld is de reactie op een confronterende opmerking in eerste instantie vermijdend of agressief, dan kon dit in het verloop van het gesprek veranderen doordat de gesprekspartner toch meeging in het onderwerp. Reactiepatronen waren door middel van observaties goed onderzoekbaar omdat ook de intonatie werd meegenomen. Voor een reactie is naast WAT iemand zegt ook bepalend HOE iemand het zegt. In hoeverre een reactie vermijdend, aanvallend of meegaand was, bleef een inschatting van de onderzoeker en werd slechts na zorgvuldig beluisteren van audiotapes vastgesteld WIE AGENDEERT HET GESPREKSONDERWERP Het overgrote deel van de onderwerpen wordt door de toezichthouder geagendeerd, in percentages uitgedrukt: 66% van de gespreksonderwerpen wordt door een toezichthouder geagendeerd, en 34% door de cliënt ( 264 keer tegenover 137 keer). Dat is begrijpelijk gezien de aard van de relatie en het toezichtkader. De toezichthouder heeft de regie, bewaakt de voortgang van het gesprek, controleert of de cliënt zich ook aan de afspraken houdt en ondersteunt hem bij het uitvoeren van de doelen en taken. De meeste werkers namen het initiatief, blijkens het feit dat vooral zij de gespreksonderwerpen agendeerden. Echter, tegelijkertijd was ook een ondersteunende benadering zichtbaar waarbij de toezichthouder aansloot bij onderwerpen die de cliënt belangrijk vond. 50 Wie agendeert het gespreksonderwerp DE HU OW FI RP SF Dr AL EW HO AG CT NF toezichthouder Client Figuur 5: Wie agendeert het gespreksonderwerp DE: Delictgeschiedenis en huidig delict; HU: Huisvesting; OW: Opleiding, werk en dagbesteding; FI: Financiën; RP: Relatie met partner of gezinsleden; SF: Sociaal functioneren; DR: Druggebruik; AL: Alcoholgebruik; AG: Algemene onderwerpen; EW Emotioneel welzijn: CT: Condities toezicht; NF: Nieuwe feiten; HO: Houdingsaspecten en denkpatronen. Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 48

49 In deze analyse is verder gekeken naar welke onderwerpen vooral door de cliënt en welke vooral door de toezichthouder werden geagendeerd. Per onderwerp leverde dat het volgende beeld op: Wie agendeert het onderwerp (percentage) 100% 80% 60% 40% 20% 0% DE HU OW FI RP SF Dr AL EW HO AG CT NF toezichthouder Client Figuur 6: Wie agendeert het onderwerp (percentage) DE: Delictgeschiedenis en huidig delict; HU: Huisvesting; OW: Opleiding, werk en dagbesteding; FI: Financiën; RP: Relatie met partner of gezinsleden; SF: Sociaal functioneren; DR: Druggebruik; AL: Alcoholgebruik; AG: Algemene onderwerpen; EW Emotioneel welzijn: CT: Condities toezicht; NF: Nieuwe feiten; HO: Houdingsaspecten en denkpatronen. Uit het overzicht blijkt dat de onderwerpen alcohol en drugs, houdingsaspecten en denkpatronen, emotioneel welzijn en condities toezicht het meeste door de toezichthouder werden geagendeerd. Onderwerpen die meer behoren tot het sociaal kapitaal en praktische problemen, zoals de omgang met vrienden en kennissen, huisvesting, relaties met partner werden verhoudingsgewijs het meest geagendeerd door cliënten HOE REAGEERT DE CLIENT ALS DE TOEZICHTHOUDER HET GESPREKSONDERWERP AGENDEERT Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken hoe cliënten reageerden op het agenderen van een gespreksonderwerp door de toezichthouder. Overeenstemming over doelen, ook al kunnen toezichthouder en de cliënt verschillende belangen hebben, is een belangrijke factor bij een effectief reclasseringstoezicht (Menger & Krechtig, 2008). Ook is een gezamenlijke doelgerichtheid een belangrijk positief element voor de verhoudingen in toezicht en de werkalliantie (Menger, in press). Barbara Keuning - waarover spraken zij Pagina 49

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding Hybride werken bij diagnose en advies Inleiding Hybride werken is het combineren van 2 krachtbronnen. Al eerder werd aangegeven dat dit bij de reclassering gaat over het combineren van risicobeheersing

Nadere informatie

Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in!

Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in! Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in! Voorjaar 2010 Een organisatie van het CeSO-onderzoeksdomein Laatmoderniteit, verzorgingsstaat en sociaal werk en de opleiding Master in het Sociaal Werk Seminariereeks

Nadere informatie

Het delict als maatstaf

Het delict als maatstaf Het delict als maatstaf Methodiek voor werken in gedwongen kader Anneke Menger Lous Krechtig Hoofdstuk 1 Wat is methodiek? Begeleidingscommissie: Mw. A. Andreas Beleidsmedewerker, Reclassering Nederland

Nadere informatie

Continuïteit en vakmanschap. Beleidsplan

Continuïteit en vakmanschap. Beleidsplan 1 Continuïteit en vakmanschap Beleidsplan 2011-2015 2 Inhoud 3 Hoe zien wij de toekomst Onze kijk op reclasseringsbeleid 4 wat komt op ons af Vrijheid onder voorwaarden 6 hoe reageren wij erop Risicofactoren

Nadere informatie

Professionaliteit centraal in het reclasseringswerk

Professionaliteit centraal in het reclasseringswerk Professionaliteit centraal in het reclasseringswerk Anneke Menger 8 december 2017 Over vraagstukken, antwoorden en bijsluiters: Reclasseringswerkers in beweging Antwoord 1 (rond 2000 tot +/-2010) De reclasseringswerker

Nadere informatie

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op 30-8-2005, Sociëteit De Witte, te Den Haag Dames en heren, De Minister zei het al: de recidivecijfers zijn zorgwekkend. Van de

Nadere informatie

Voorwaardelijke straffen: Publieke steun, naleving en recidive

Voorwaardelijke straffen: Publieke steun, naleving en recidive Samenvatting (Dutch Summary) Voorwaardelijke straffen: Publieke steun, naleving en recidive Inleiding Sinds het begin van deze eeuw is de Nederlandse overheid bezorgd over de hoge recidivecijfers. Uit

Nadere informatie

Voorwoord van professionals

Voorwoord van professionals Voorwoord van professionals Dit boek is bestemd voor wie het beste uit zichzelf en zijn of haar professie wil halen en de verbinding aangaat met cliënten binnen het gedwongen kader. Het gaat over de verbinding

Nadere informatie

Lesley houdt er een vaste baan aan over

Lesley houdt er een vaste baan aan over Lesley houdt er een vaste baan aan over Op een werkstrafproject kun je niet zomaar iemand plaatsen. Je houdt rekening met de kwetsbaarheid van bijvoorbeeld de medewerkers, de bewoners en de contactpersoon

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

12 Een literatuuronderzoek naar de effectiviteit van de reclassering

12 Een literatuuronderzoek naar de effectiviteit van de reclassering Samenvatting In het najaar van 2002 hebben de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken gezamenlijk, namens het tweede kabinet- Balkenende, de nota Naar een veiliger samenleving aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

Interventie Grip op Agressie

Interventie Grip op Agressie Interventie Grip op Agressie 1 Erkenning Erkend door deelcommissie Justitiële interventies Datum: december 2012 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Hilde Niehoff (2012). Justitieleinterventies.nl:

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris Aanleiding Het ministerie van Justitie en Veiligheid, onderdeel dienst Justitiële Inrichtingen, is eind 2016 gestart met de pilot doorzorgfunctionaris.

Nadere informatie

Verslaafd aan Regels? Een reactie vanuit professioneel perspectief. Coreferaat bij de lezing van prof.dr. Paul Frissen

Verslaafd aan Regels? Een reactie vanuit professioneel perspectief. Coreferaat bij de lezing van prof.dr. Paul Frissen Verslaafd aan Regels? Een reactie vanuit professioneel perspectief. Coreferaat bij de lezing van prof.dr. Paul Frissen Bij de aanbieding aan Minister Hirsch Ballin van het essay van de denktank verslavingsreclassering:

Nadere informatie

Reclasseringsmedewerkers aan het woord over 2014 Jaarverslag in het kort Reclassering Nederland

Reclasseringsmedewerkers aan het woord over 2014 Jaarverslag in het kort Reclassering Nederland Reclasseringsmedewerkers aan het woord over 2014 Jaarverslag in het kort Reclassering Nederland Reclasseringsmedewerkers aan het woord over 2014 Jaarverslag in het kort Reclassering Nederland 2 3 Inhoud

Nadere informatie

Inleiding deel I 21 Dood punt 22 Trees Roose

Inleiding deel I 21 Dood punt 22 Trees Roose Inhoudsopgave Inleiding 17 Deel I Kaders Inleiding deel I 21 Dood punt 22 Trees Roose 1 Professionaliteit als kader 23 Anneke Menger en Ed de Jonge 1.1 Model van professionaliteit 23 1.2 Professionele

Nadere informatie

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Sanctietoepassing voor volwassenen Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Oktober 2008 / F&A 8880 Ministerie van Justitie Directie Voorlichting Schedeldoekshaven 100 Postbus

Nadere informatie

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Met de Jeugdwet komt de verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering en de jeugdhulp 1 bij de gemeenten te liggen. Jeugdreclassering

Nadere informatie

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE Inleiding Dit proefschrift staat in het teken van de professionaliteit van de jeugdzorgwerker in de Provinciale residentiële Jeugdzorg, de Justitiële residentiële

Nadere informatie

DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN

DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN 1 DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN Bas Vogelvang ~ expertadviseur VanMontfoort ~ lector reclassering en veiligheidsbeleid Expertisecentrum Veiligheid Avans

Nadere informatie

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Het belang van de relatie Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking Hoe zou je in één woord werkalliantie omschrijven bij jongeren met een LVB? Programma en doelen

Nadere informatie

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering Justitiële Verslavingszorg De reclassering JVz is een onderdeel van Inforsa, een instelling gespecialiseerd in intensieve en forensische zorg. JVz biedt reclasseringsprogramma s voor mensen die - mede

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Inleiding 15. Inleiding deel I 19 Dood punt 20 Trees Roose

Inleiding 15. Inleiding deel I 19 Dood punt 20 Trees Roose Inhoudsopgave Inleiding 15 Deel I Kaders Inleiding deel I 19 Dood punt 20 Trees Roose 1 Professionaliteit als kader 21 Anneke Menger en Ed de Jonge 1.1 Model van professionaliteit 21 1.2 Professionele

Nadere informatie

- Samenvatting - Kies voor Verandering

- Samenvatting - Kies voor Verandering - Samenvatting - Kies voor Verandering Evaluatie van de theoretische onderbouwing, de uitvoering en uitkomsten van de training voor volwassen gedetineerden Janine Plaisier Daniëlle Bouma Allard Feddes

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 29 270 Reclasseringsbeleid Nr. 112 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Intensieve zorg bij hoog risico. Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht

Intensieve zorg bij hoog risico. Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht Intensieve zorg bij hoog risico Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht Programma Vraag vanuit de samenleving What Works Zorgprogramma Intensieve Zorg Casus Discussie RVZ:

Nadere informatie

bureau buitenland Reclassering houdt niet op bij de grens Alles over het werk van Bureau Buitenland

bureau buitenland Reclassering houdt niet op bij de grens Alles over het werk van Bureau Buitenland bureau buitenland Reclassering houdt niet op bij de grens Alles over het werk van Bureau Buitenland Bureau Buitenland heeft drie hoofdtaken: Gedetineerdenbegeleiding De Buitenlandbalie Internationale samenwerking

Nadere informatie

De rol van de reclassering. Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten

De rol van de reclassering. Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten De rol van de reclassering Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten Oog voor slachtoffers en nabestaanden Als slachtoffer

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen

Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen Anouk Bosma Universiteit Leiden Symposium gevangenismuseum 20 juni 2014 PRISONPROJECT.NL N S C R UL UU Wat ik vandaag wil vertellen Rehabilitatie

Nadere informatie

Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules

Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules VOOR WIE IS DEZE CRITERIAWAAIER? - Deze criteriawaaier is opgesteld voor cliënten- en familievertegenwoordigers in de GGz. Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules Vanuit een cliënten- en

Nadere informatie

HET BELANG VAN DE RELATIE

HET BELANG VAN DE RELATIE HET BELANG VAN DE RELATIE Een onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een licht verstandelijke beperking - samenvatting eindrapport - Regioplan:

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 8. Leeswijzer 10

Inhoud. Inleiding 8. Leeswijzer 10 Inhoud Inleiding 8 Leeswijzer 10 1 Motiverende gespreksvoering: een introductie 14 1.1 Wat is motiverende gespreksvoering? 14 1.2 Kenmerken van motivatie 15 1.3 Waarom werkt motiverende gespreksvoering?

Nadere informatie

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren 1 Samenvatting Inleiding en methode In 2009 wordt de verlofprocedure voor volwassen gedetineerden in het Nederlandse gevangeniswezen gewijzigd. Deze wijziging is onderdeel van het programma Modernisering

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II Opgave 2 Rondhangen Bij deze opgave horen de teksten 2 en 3 en tabel 1. Inleiding De Kamer ontvangt elk jaar een rapportage van de minister van Justitie over de voortgang van de aanpak van problematische

Nadere informatie

Opgave 3 De burger als rechter

Opgave 3 De burger als rechter Opgave 3 De burger als rechter Bij deze opgave horen tekst 5 en de tabellen 2 en 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Hoe behoren volgens het Nederlandse publiek veroordeelde plegers van misdrijven gestraft

Nadere informatie

De forensische zorgketen

De forensische zorgketen De forensische zorgketen Inkoop, Indicatiestelling, Plaatsing en Financiering 17 juni 2019 Forensische Zorg Forensische zorg is: geestelijke gezondheids-, verslavings- en verstandelijk gehandicaptenzorg

Nadere informatie

Intensieve begeleiding na meerdere delicten of detentie. Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer

Intensieve begeleiding na meerdere delicten of detentie. Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer Intensieve begeleiding na meerdere delicten of detentie. Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer Speciaal voor jongeren tussen 16 en 24 jaar die terugkeren uit detentie of

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Langdurig ziekteverzuim is een erkend sociaal-economisch en sociaal-geneeskundig probleem op nationaal en internationaal niveau. Verschillende landen hebben wettelijke maatregelen genomen

Nadere informatie

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens Jaarverslag 2012 Professionaliseren en versterken van de ketens Inleiding H et Veiligheidshuis is dé plek waar veiligheid, zorg en bestuur samen komen rond complexe problematiek. Het is een netwerksamenwerking

Nadere informatie

Reclassering Nederland. hoofd Personeel & Organisatie en Financiën

Reclassering Nederland. hoofd Personeel & Organisatie en Financiën Reclassering Nederland hoofd Personeel & Organisatie en Financiën Profiel 'hoofd Personeel & Organisatie en Financiën' bij Reclassering Nederland te Utrecht Algemeen Reclassering Nederland is een onafhankelijke

Nadere informatie

BEGELEIDINGSACTIVITEITEN in de RECLASSERING. Lectoraat Werken in Justitieel Kader Hogeschool Utrecht

BEGELEIDINGSACTIVITEITEN in de RECLASSERING. Lectoraat Werken in Justitieel Kader Hogeschool Utrecht BEGELEIDINGSACTIVITEITEN in de RECLASSERING Lectoraat Werken in Justitieel Kader Hogeschool Utrecht Auteurs Lous Krechtig, Marije Lans, Ada Andreas en Anneke Menger Met medewerking van Jaap van Vliet Eindredactie

Nadere informatie

Gestructureerd beslissen over reclasseringsinterventies

Gestructureerd beslissen over reclasseringsinterventies ARTIKELEN Gestructureerd beslissen over reclasseringsinterventies Jacqueline Bosker 1. Inleiding De reclassering adviseert justitiële opdrachtgevers zoals het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

Wat werkt en wie werkt?

Wat werkt en wie werkt? Over effectiviteit en professionaliteit in het reclasseringswerk Wat werkt en wie werkt? Anneke Menger zette samen met haar lectoraat de vraag who works? op de onderzoeksagenda. Daarmee voegt ze een nieuwe

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

Hoe slachtofferbewust werkt de reclassering? *

Hoe slachtofferbewust werkt de reclassering? * ARTIKELEN Hoe slachtofferbewust werkt de reclassering? * Inleiding 1 Het strafproces is in de eerste plaats bedoeld om vast te stellen of de verdachte de criminele daad heeft gepleegd. En daarnaast onder

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Inleiding De veiligheid van het kind is een van de belangrijkste

Nadere informatie

Jongerencoaching Raster

Jongerencoaching Raster Jongerencoaching Raster School is de plek waar jonge mensen kennis en vaardigheden ontwikkelen, maatschappelijk toegerust worden tot verantwoordelijke burgers en ondersteund worden hun talenten te ontwikkelen.

Nadere informatie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Begrenzen én ondersteunen

Begrenzen én ondersteunen Begrenzen én ondersteunen De reclasseringswerker als professional en gezagsdrager Ada Andreas en Jaap A. van Vliet Inleiding Onlangs gaf een Poolse politie agent zichzelf een bekeuring voor het lopen op

Nadere informatie

Juni 2012 Roeland van Geuns Nadja Jungmann. Naar efficiënter werken met klantprofielen

Juni 2012 Roeland van Geuns Nadja Jungmann. Naar efficiënter werken met klantprofielen Juni 2012 Roeland van Geuns Nadja Jungmann Naar efficiënter werken met klantprofielen Achtergrond Uitvoering schuldhulpverlening in transitie Loslaten beleidsdoel iedereen schulden vrij Bezuinigingen Toename

Nadere informatie

Leren & Leven in het Kindcentrum

Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven Leren & Leven heeft een aanpak en een programma waarmee alle kinderen ondersteund en uitgedaagd worden in het ontwikkelen van hun unieke talenten. De aanpak

Nadere informatie

POST-HBO OPLEIDING. Forensische psychiatrie. mensenkennis

POST-HBO OPLEIDING. Forensische psychiatrie. mensenkennis POST-HBO OPLEIDING Forensische psychiatrie mensenkennis Post-hbo opleiding forensische psychiatrie Initiatief De post-hbo opleiding is een initiatief van de: Dr. Henri van der Hoeven Stichting (Forum Educatief),

Nadere informatie

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91 Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Prisma MST-LVB Multi Systeem Therapie Licht Verstandelijk Beperkt Prisma heeft

Nadere informatie

Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport

Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Samenwerkend Toezicht Sociaal Domein Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport Info toezichtonderzoek Na de vrouwenopvang door Samenwerkend Toezicht Jeugd / Toezicht

Nadere informatie

Wat maakt een goede diagnose?

Wat maakt een goede diagnose? Wat maakt een goede diagnose? 1) Relevante kenmerken in kaart brengen 2) Op een betrouwbare manier 3) Eenvoudig als het kan, verdiepend als het moet 4) Staat niet op zichzelf, maar is de start van een

Nadere informatie

Forensisch Psychiatrisch Toezicht; Evaluatie van de testfase van een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden

Forensisch Psychiatrisch Toezicht; Evaluatie van de testfase van een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden Samenvatting Forensisch Psychiatrisch Toezicht; Evaluatie van de testfase van een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden Forensisch Psychiatrisch Toezicht In 2006 deed de commissie Visser, de tijdelijke

Nadere informatie

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken Ervaringen uit het veld Overzicht programma Wie ben ik: - Philip Stein - masterstudent sociologie - afgerond A&O-psycholoog Programma: - half uur presentatie,

Nadere informatie

Samenvatting. Adviesaanvraag

Samenvatting. Adviesaanvraag Samenvatting Adviesaanvraag De afgelopen decennia is de omvang en het maatschappelijk belang van toezicht op de gezondheidszorg gegroeid. De introductie van marktwerking, de privatisering en de toenemende

Nadere informatie

Post-hbo opleiding forensische psychiatrie. Door de casuïstiek kan ik praktijk en theorie combineren en kan ik het direct toepassen in mijn werk.

Post-hbo opleiding forensische psychiatrie. Door de casuïstiek kan ik praktijk en theorie combineren en kan ik het direct toepassen in mijn werk. mensenkennis Post-hbo opleiding forensische psychiatrie Door de casuïstiek kan ik praktijk en theorie combineren en kan ik het direct toepassen in mijn werk. Post-hbo forensische psychiatrie Werken in

Nadere informatie

Vrijdag 7 oktober Symposium. Dames en heren, geachte leden van de vakgroep. Strafrecht en Criminologie, beste studenten,

Vrijdag 7 oktober Symposium. Dames en heren, geachte leden van de vakgroep. Strafrecht en Criminologie, beste studenten, Vrijdag 7 oktober 2010 - Symposium Norgherhaven Dames en heren, geachte leden van de vakgroep Strafrecht en Criminologie, beste studenten, beste collega's, goedemiddag Straffen, hoe doe je dat? Over die

Nadere informatie

opleggen en uitvoeren

opleggen en uitvoeren Fundamenten voor toezicht Over de grondslagen voor de ontwikkeling van reclasseringstoezicht R. Poort opleggen en uitvoeren oorwaardelijke sanctiemodaliteiten en zo de ordelijkheid van de hele keten Fundamenten

Nadere informatie

OPLOSSINGSGERICHT WERKEN MET JONGEREN MISSION POSSIBLE

OPLOSSINGSGERICHT WERKEN MET JONGEREN MISSION POSSIBLE OPLOSSINGSGERICHT WERKEN MET JONGEREN MISSION POSSIBLE OPEN INSCHRIJVING IN UTRECHT WAT IS MISSION POSSIBLE? Bent u geïnteresseerd te ontdekken waar de motivatie van jongeren ligt om hun problemen zelf

Nadere informatie

verwijzers Behandeling en begeleiding Forensische zorg voor mensen met een LVB

verwijzers Behandeling en begeleiding Forensische zorg voor mensen met een LVB verwijzers Behandeling en begeleiding Forensische zorg voor mensen met een LVB Forensische cliënten met een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben na een delict strafrechtelijk zorg opgelegd gekregen.

Nadere informatie

Veiligheid in de lokale veiligheidsketen

Veiligheid in de lokale veiligheidsketen Veiligheid in de lokale veiligheidsketen Swing project 18-04-2016 Miriam Doeser, Reclassering Nederland Sijta de vries, Samen Veilig Midden-Nederland Swing perspectief Focus project:? Vanuit verschillende

Nadere informatie

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017 Bloody Mary Vrouwen als dader Mars versus Venus of een beetje van beiden Anne-Marie Slotboom Universitair hoofddocent strafrecht en criminologie, VU 1 2 o Veel stereotypen over verschillen tussen mannen

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

op zoek naar good practices

op zoek naar good practices Werken met psychische klachten op zoek naar good practices Presentatie Congres Mensenwerk 9 februari 2015 Philip de Jong en Femke Reijenga Agenda 1. Het onderzoek 2. De bevindingen 3. De betekenis 4. Discussie

Nadere informatie

a. Hebben de professionals die rondom een cliënt samenwerken hetzelfde doel voor (eigen werkgebied overstijgend)?

a. Hebben de professionals die rondom een cliënt samenwerken hetzelfde doel voor (eigen werkgebied overstijgend)? Toetsingskader Verantwoorde zorg voor delictplegers met ernstige psychische en/of psychiatrische klachten (Cliëntniveau / Uitvoerend niveau); concept, 23 maart 2010 Aspect 1: Doelconvergentie De mate waarin

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen vwo 2018-I

maatschappijwetenschappen vwo 2018-I Opgave 2 Juridische aanpak jihadi s Bij deze opgave horen de teksten 2 en 3. Inleiding In januari 2016 gaf strafrechter Jan van der Groen een interview aan NRC Handelsblad, waarin hij zijn twijfel uitte

Nadere informatie

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel Diagnostiek fase Samenvattingskaart WANNEER, HOE? 1. Diagnostiek middelengebruik 2. Vaststellen problematisch middelengebruik en relatie met delict Aandacht voor interacties psychische problemen en middelengebruik

Nadere informatie

Een verslag van coachende begeleidingsgesprekken met een klasgenoot over de leerdoelen en leerpunten tijdens de stage.

Een verslag van coachende begeleidingsgesprekken met een klasgenoot over de leerdoelen en leerpunten tijdens de stage. Specificaties Medewerker maatschappelijke zorg Titel: Soort: Werksituatie: Eindproduct: Coachend begeleiden en sociaal activeren Cursus Gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg,

Nadere informatie

Bronnen van professionele effectiviteit

Bronnen van professionele effectiviteit 24 Bronnen van professionele effectiviteit Over verantwoordelijkheid en ruimte van reclasseringswerkers A. Menger en A.G. Donker * Zonder inzet van reclasseringswerkers had de samenleving veel grotere

Nadere informatie

Forensische zorg en LVB. Een beter leven in een veilige maatschappij

Forensische zorg en LVB. Een beter leven in een veilige maatschappij Forensische zorg en LVB Een beter leven in een veilige maatschappij Position Paper Forensische zorg en LVB: Een beter leven in een veilige maatschappij November 2017 Een hogere kwaliteit van bestaan voor

Nadere informatie

Methodiek EQUIP Kòrsou

Methodiek EQUIP Kòrsou De methodiek wordt in het Papiaments, Nederlands en Engels aangeboden. Naast het geven van onderwijs hebben scholen ook een opvoedende rol. Een zware taak in deze maatschappij, waar hoge eisen worden gesteld

Nadere informatie

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Samen met Jeugdige Taken van de Gezinsvoogd/Casemanager/ Gezinsmanager Opvoeder(s) / verzorger(s) Hulpverleners, behandelaars Andere professionals en

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht

De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht Verwey-Jonker Instituut Mr. dr. Katinka Lünnemann Mr. Ceciel Raijer De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht Evaluatie Tijdelijke Instellingswet Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

Nadere informatie

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene

Nadere informatie

CIVIELE KRACHT Hoe betrek je burgers bij de re-integratie van reclasseringscliënten?

CIVIELE KRACHT Hoe betrek je burgers bij de re-integratie van reclasseringscliënten? CIVIELE KRACHT Hoe betrek je burgers bij de re-integratie van reclasseringscliënten? Miranda Werson Hanneke Geurts Neeltje van Grinsven Reclassering Nederland Bas Vogelvang Expertisecentrum Veiligheid

Nadere informatie

Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische

Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische PVT Steven Degrauwe U.P.C. Sint- FRT, een visie gebaseerd op rehabilitatie

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene.

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Jeugdreclassering Informatie voor ouders en verzorgers Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Is uw kind tussen de

Nadere informatie

Voortgangsrapportage deelproject 3: methodiek werken in gedwongen kader. Ada Andreas, Lous Krechtig, Anneke Menger. Maart 2012

Voortgangsrapportage deelproject 3: methodiek werken in gedwongen kader. Ada Andreas, Lous Krechtig, Anneke Menger. Maart 2012 Voortgangsrapportage deelproject 3: methodiek werken in gedwongen kader. Ada Andreas, Lous Krechtig, Anneke Menger. Maart 2012 I Inleiding De resultaten van het onderzoeksprogramma vinden hun weg naar

Nadere informatie

Reflectie op besluitvorming en handelen

Reflectie op besluitvorming en handelen Reflectie op besluitvorming en handelen Methodiek Omschrijving: De kwaliteit van besluitvorming heeft een invloed op de kwaliteit van de hulpverlening en het gevoel van effectiviteit. Dit is een belangrijk

Nadere informatie

Verslag Kennisplatform Wraparound care-model Utrecht

Verslag Kennisplatform Wraparound care-model Utrecht Verslag Kennisplatform Wraparound care-model Utrecht 2 e Bijeenkomst Thema: Regie Januari 2011 1 De essentie van het Wraparound Care-model is om een gezin met een opeenstapeling van problemen op een integrale

Nadere informatie

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht Vaardig en veilig verder helpen Een diversiteit aan mensen In Veldzicht bieden we een beschermde omgeving voor het intensief behandelen van mensen met

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

NL COACH CONGRES 01/12/2017

NL COACH CONGRES 01/12/2017 Persoonlijke ontwikkeling van de sportcoach 60graden feedback assessment NL COACH CONGRES 0//07 MARK.KAPTEIN@SPORTCOACHEXCEL.NL YARA@PUREPERFORMANCECOACHING.NL WELKOM Be here Be safe Be well Doel vandaag

Nadere informatie

Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen

Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen Factsheet s-hertogenbosch Mill en Sint Hubert Sint- Michielsgestel Sint Anthonis Voorwoord Een nieuwe fase is aangebroken voor de Veiligheidshuizen, zowel

Nadere informatie

multiprobleem gezinnen

multiprobleem gezinnen Een literatuurstudie naar de verbinding tussen veiligheid en zorg op gebied van multiprobleem gezinnen 1. achtergrond en AANPAK Multiprobleem gezinnen (MPG) zijn al decennia lang onderwerp van studie.

Nadere informatie

De paradox van de burger als uitgangspunt

De paradox van de burger als uitgangspunt GEMEENTE WINTERSWIJK De paradox van de burger als uitgangspunt De dialoog als methodiek Rhea M. Vincent 1-11-2013 In het nieuwe zorgstelsel staat de vraag van de burger centraal. De professional en de

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene.

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Jeugdreclassering Informatie voor jongeren Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Ben jij tussen de twaalf en achttien

Nadere informatie

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden. 10 vaardigheden 3 Netwerken 7 Presenteren 1 Argumenteren 10 Verbinden Beïnvloeden 4 Onderhandelen Onderzoeken Oplossingen zoeken voor partijen wil betrekken bij het dat u over de juiste capaciteiten beschikt

Nadere informatie

Minor Toegepaste Psychologie

Minor Toegepaste Psychologie Minor Toegepaste Psychologie 1 Inleiding Waarom houden mensen zich niet aan dieetvoorschriften? Hoe kan ik ze dan stimuleren om dat wel te doen? Hoe kan ik teamsporters leren om beter om te gaan met zelfkritiek?

Nadere informatie