BESCHIKKING OMGEVINGSVERGUNNING

Transcriptie

1 BESCHIKKING OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan FriesiandCampina Cheese & Butter ten behoeve van het wijzigen van een inrichting bedoeld voor de productie van kaas (Locatie: Noordernngsweg 33, Marum) Groningen, 15 maart 2011 GR-VERG Nr /11, MV

2 Inhoudsopgave 1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT Onderwerp Besluit Verhouding aanvraag-vergunning Procedure Ondertekening en verzending 4 2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Huidige vergunningsituatie Bevoegd gezag Ontvankelijkheid Procedure (regulier) Adviezen 5 3. HET VERANDEREN VAN (HET IN WERKING HEBBEN VAN) EEN INRICHTING Aspecten die bij deze beslissing worden betrokken Bodem Geluid Veiligheid Best beschikbare technieken Conclusie Beoordeling 7 4. HET (VER)BOUWEN VAN EEN BOUWWERK Inleiding Wettelijk kader Toetsing Bestemmingsplan Bouwverordening Bouwbesluit Monument Welstand Conclusie 7 VOORSCHRIFTEN EN VOORWAARDEN 8

3 GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN Groningen, 15 maart 2011 Nr /11, MV Verzonden: ^ g ^^j ^011 Beschikken hierbij op de aanvraag van FriesiandCampina Cheese & Butter om een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de uitbreiding van haar bestaande inrichting te Marum met een nieuwe kaasopslag en -behandelingsruimte. De inrichting is gelegen aan de Noorderringweg 33 te Marum, kadastraal bekend gemeente Marum, sectie F, nrs en OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 1.1 Onderwerp Gedeputeerde Staten hebben op 19 januari 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van FriesiandCampina Chees & Butter. De aanvraag betreft uitbreiding van de kaasopslagen behandelingsruimte van haar bestaande inrichting te Marum. 1.2 Besluit Gedeputeerde Staten zijn voornemens, gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de omgevingsvergunning te verlenen, overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden. Aan de vergunning verbinden wij de bijgevoegde voorschriften. De vergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten en werkzaamheden: het veranderen van (het in werking hebben van) een bestaande inrichting, betreffende de uitbreiding van de inrichting met een nieuwe kaasopslag en -behandelingsruimte welke zal worden voorzien van een ammoniak koelinstallatie; het (ver)bouwen van een bouwwerk, betreffende een nieuwe kaasopslag en - behandelingsruimte en het renoveren van gevelbekleding. 1.3 Verhouding aanvraag-vergunning De gehele aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het veranderen van het in werking hebben van een inrichting en het (ver)bouwen van een bouwwerk maken deel uit van de vergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende gewaarmerkte stukken deel uitmaken van deze omgevingsvergunning: dë alllvraag van de omgevingsvergunning d.d ; d.d met betrekking tot vrijstelling bodemonderzoek ten behoeve de bouwaanvraag; brandveiligheidsadviesd.d ; d.d als reactie / afspraken omtrent brandveiligheidsadvies; situatietekening 1:1000 met uitbreiding; veiligheidsplattegronden bestaand / nieuw; rapport beheersbaarheid van brand nr Sijperda - Hardy; specificatie isolatiepanelen (Roma isolatie systemen); toelichting Wabo, behandelingsruimte en opslag FriesiandCampina d.d ; Libau Welstandsadvies d.d ; geveltekening nummer A d.d ; begane grond gewijzigd nummer d.d ; verdieping gewijzigd nummer d.d ; - doorsneden nummer d.d ; principe details nummer d.d van 10

4 1.4 Procedure De ioesiüitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.2 juncto artikel 3.10, derde lid van de Wabo (de reguliere voorbereidingsprocedure). Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor, paragraaf 4.3). 1.5 Ondertekening en verzending Gedeputeerde Staten van Groningen, Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het hoofd van de afdeling Milieuvergunningen van de provincie Groningen. Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan: FriesiandCampina Cheese & Butter, Noorderringweg 33, 9363 HA MARUM; het College van Burgemeester en Wethouder van Marum, Postbus 2, 9363 ZG MARUM; het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest, Postbus 18, 9700 AA GRONINGEN; de commandant van de Regionale brandweer Groningen, Postbus 584, 9700 AN GRONINGEN. 2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 2.1 Gegevens aanvrager De werkmaatschappij FriesiandCampina Cheese & Butter maakt onderdeel uit van de FriesiandCampina Nederland Holding B.V.. Op de productielocatie in Marum wordt melk verwerkt tot kaas en verwerking van wei tot ingedikte wei. De inrichting heeft een verwerkingscapaciteit van ton melk per dag en een productiecapaciteit van (Edammer) kaas van 120 ton per dag en 40 ton dikwei per uur. 2.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd betreft de realisatie van een nieuwe, geautomatiseerde, opslag/behandelingsruimte voor kaas. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het veranderen van (het in werking hebben van) een bestaande inrichting, betreffende de uitbreiding van de inrichting met een nieuwe kaasopslag en -behandelingsruimte welke, ter vervanging van een HCFK-koeling, zal worden voorzien van een ammoniak koelinstallatie; het (ver)bouwen van een bouwwerk, betreffende een nieuwe kaasopslag en - behandeiingsruimte en het renoveren van gevelbekleding. 2.3 Huidige vergunningsituatie Bij besluit van 10 december 1996 (kenmerk 96/19.162/50, RMM) hebben wij aan FriesiandCampina een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor het wijzigen van het in werking hebben van een bestaande inrichting, bedoeld voor de ontvangst en verwerking van melk tot kaas en voor de verwerking van wei tot dikwei. Bij besluit van 10 oktober 2006 (kenmerk /41, MV) is deze vergunning ambtshalve gewijzigd. Bij besluit van 26 juni 2009 (kenmerk /26, MV) is voornoemde vergunning op verzoek van vergunninghoudster gewijzigd, waarbij een tweetal voorschriften zijn ingetrokken. In de periode 1997 tot heden zijn in verband met diverse wijzigingen binnen de inrichting 12 meldingen ex artikel 8.19 van de Wm ingediend en door ons geaccepteerd. 2.4 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Bor en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 4 van 10

5 2.5 Ontvankelijkheid Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden overlegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in paragraaf 4.3 van de Mor, juncto hoofdstuk 2 in geval van bouwactiviteiten. Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. 2.6 Procedure (regulier) Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. De ontvangst van de aanvraag hebben wij op 21 januari 2011 bevestigd. Gelet hierop hebben wij, conform artikel 3.8 van de Wabo, van de aanvraag kennis gegeven in het Dagblad van het Noorden van 29 januari 2011 en op de provinciale website. Het besluit wordt aan de aanvrager en aan de betrokken adviseur bekend gemaakt. Het besluit wordt gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden van 19 maart 2011 alsook op de provinciale website. 2.7 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Marum gezonden. Naar aanleiding hiervan hebben wij op 11 maart 2011 een advies aangaande de uit te voeren bouwwerkzaamheden ontvangen van Burgemeester en Wethouders. Dit bindend advies is door ons opgenomen in deze vergunning (zie hoofdstuk 4). 3. HET VERANDEREN VAN (HET IN WERKING HEBBEN VAN) EEN INRICHTING 3.1 Aspecten die bij deze beslissing worden betrokken Bij de beslissing op de aanvraag moeten wij als bevoegd gezag ingevolge artikel 3.10, derde lid van de Wabo juncto artikel 4.21, onder e van de Mor het volgende beoordelen; Artikel 4.21, onder e, sub 1 Mor: De voorgenomen verandering mag niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken Bodem Voor de bestaande inrichting zijn in 1994 en 1995 een inventariserend respectievelijk een nader bodemonderzoek uitgevoerd welke samen de beschrijving van de nulsituatie van de kwaliteitvan de bodem vormen voor de gehele locatie. Het nadere onderzoek had betrekking op een drietal, niet urgente, saneringslocaties. Dit betreft niet de locatie waar thans de uitbreiding van de inrichting zal worden gerealiseerd. Voor de uitbreiding van de inrichting zijn de voorschrift 2.1.1, en van de vigerende revisievergunning van toepassing. In voorschrift is het beschikbaar hebben van een inspectieplan voor de bedrijfsriolering vastgelegd. Voorschrift heeft betrekking op de uitvoering van een bodemeindonderzoek bij (gedeeltelijke) beëindiging van bedrijfsactiviteiten. Voorschrift bepaald dat ten aanzien van bodembedreigende activiteiten, conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB), zodanige bodembeschermende voorzieningen dienen te zijn aangebracht, dat wordt voldaan aan een bodemrisicocategorie A (een verwaarloosbaar risico) of A* (een aanvaardbaar risico). De enige met betrekking tot onderhavige aanvraag relevante nieuwe bodembedreigde activiteit betreft de nieuw te realiseren acculaadplaats. In de aanvraag is aangegeven dat accu's in een vloeistofdichte bak worden opgesteld. Hiermee wordt voldaan aan een bodemrisicocategorie A. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in voorschrift van de vigerende revisievegunning Geluid Bij de aanvraag zijn de resultaten van een akoestisch onderzoek gevoegd (rapportnr. I R001, d.d. 19 januari 2011). Het akoestische onderzoek heeft betrekking op de nieuwe 5 van 10

6 geiuidbronnen ais gevolg van de uitbreiding van de inrichting, betreffende 3 afzuigventilatoren, 3 aanzuigroosters en de nieuwe ammoniak koelinstallatie alsook 9-tal geluidsbronnen (condersors en ventilatoren) die als gevolg van de uitbreiding komen te vervallen. In de aanvraag is aangegeven dat de wijziging van de inrichting geen gevolgen heeft voor de routing van transportverkeer en de hierbij behorende geiuidemissie. In het akoestisch onderzoek zijn de wijzigingen ten aanzien van vervoersbewegingen van het personeel en vrachtverkeer (4 extra vrachtwagen in de avondperiode) meegenomen. Uit het akoestische onderzoek valt te concluderen dat ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau blijvend wordt voldaan aan de hiervoor in voorschrift tot en met van de vigerende revisievergunning vastgelegde waarden. Met betrekking tot transportverkeer en laad- en loswerkzaamheden zijn voor de wijziging van de inrichting de voorschriften en van toepassing Veiligheid In de aanvraag is aangegeven dat de nieuwe ammoniak koelinstallatie zal voldoen aan het bepaalde in de richtlijn PGS 13 'Ammoniak als koudemiddel in koelinstallaties en warmtepompen' (versie februari 2009). In de voor de wijziging van de inrichting van toepassing zijnde voorschriften tot en met is vastgelegd aan welke bepalingen van de PGS 13-richtlijn dient te worden voldaan. In de aanvraag is aangegeven dat voor de ammoniak koelinstallatie minder dan kg ammoniak zal worden toegepast. Op basis van deze maximale inhoud aan ammoniak en de te hanteren werktemperatuur, valt te concluderen dat deze koelinstallatie niet onder de werkingsfeer van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) danwei het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt Voor onderhavige inrichting worden brandveiligheidsaspecten (aanwezigheid en onderhoud brandblusmiddelen alsook opslag van brandbare niet-gevaarlijke materialen) gereguleerd via het op 1 november 2008 van kracht geworden Gebruiksbesluit. Daartoe worden aan de omgevingvergunning geen voorschriften verbonden. De voorschriften tot en met 5.2.5, betrekking hebbende op het beschikbaar hebben van een bedrijfsnoodplan, zijn van toepassing voor onderhavige wijziging van de inrichting Best beschikbare technieken De wijziging van de inrichting dient ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met de Regeling aanwijzing BBT-documenten. Voor gpbv-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van bijlage 1 van de in de Regeling omgevingsrecht (Mor) opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Onderhavige inrichting valt onder de in bijlage I van de IPPC-richtlijn genoemde categorie 6.4.c. De inrichting betreft daarmee een gpbv -installatie. De wijzigingen binnen de inrichting zijn daarom getoetst aan de in tabel 1 van bovengenoemde regeling genoemde BREF Voedingsmiddelen en zuivel (versie januari 2006) en BREF Industriële koelsystemen (versie december 2001). Ten aanzien van de wijziging van de inrichting wordt - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - ons inziens voldaan aan de BBT Conclusie De voorgenomen verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken Artikel 4.21, onder e, sub 2 Mor: De voorgenomen verandering kent niet de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. De voorgenomen verandering kent niet de verplichting tot het maken van een milieu-effectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm, aangezien er geen uitbreiding van de productiecapaciteit aan de orde is. Artikel 4.21, onder e, sub 3 van de Mor: De voorgenomen verandering mag niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend. 6 van 10

7 De vigerende revisievergunning is verleend voor het in werking Hebben van een inricliting bedoeld voor de ontvangst en verwerking van melk tot kaas en voor de verwerking van wei tot dikwei. De verandering leidt daarmee niet tot een andere inrichting dan die waarvoor de hierboven aangegeven vergunning is verieend, 3.2 Beoordeling Wij hebben vastgesteld dat: De voorgenomen verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan gebonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken; De voorgenomen verandering kent niet de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm. De verandering leidt niet tot een andere inrichting dan die waarvoor de hierboven aangegeven vergunning isvedeend. Op grond van bovenstaande hebben wij besloten als onder HET (VER)BOUWEN VAN EEN BOUWWERK 4.1 Inleiding De omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. De aangevraagde bouwwerkzaamheden hebben betrekking op de realisatie van een bijgebouw, betreffende een expeditie, behandelingruimte en opslag voor kaas. 4.2 Wettelijk kader De aanvraag is getoetst aan het Bor, het Mor, artikel 2.10 Wabo, welstands advies d.d. 7 februari 2011, de Woningwet, het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit, de Bouwverordening, de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bestemmingsplan "Marum 2005". 4.3 Toetsing Bestemmingsplan Het bouwplan is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Marum 2005" geprojecteerd op grond met de bestemming (B) bedrijven (zf) zuivelfabriek. Het bouwplan voldoet aan de geldende bestemmingsplanvoorschriften Bouwverordening Vergunninghoudster overlegd nog een technische uitwerking voor de oplossing van een bluswatervoorziening op een bestaande waterbuffertank met voldoende capaciteit als gelijkwaardige oplossing. Verder is voldoende aannemelijk gemaakt dat het bouwplan voldoet aan de overige voorschriften van de bouvwerordening Bouwbesluit Met uitzondering van de nog in te dienen bescheiden is voldoende aannemelijk gemaakt dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit Monument Het onderhavige pand ts niet aangewezen als monument Welstand Het bouwplan is niet in strijd met redelijke eisen van welstand, Libau adviesdatum Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (ver)bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien van de door FriesiandCampina aangevraagde bouwactiviteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Aan deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorwaarden verbonden. 7 van 10

8 VOORSCHRIFTEN EN VOORW.AARDEN INHOUDSOPGAVE 1 HET VERANDEREN VAN (HET IN WERKING HEBBEN VAN) EEN INRICHTING Van toepassing zijnde voorschriften revisievergunning 9 2 HET (VER)BOUWEN VAN EEN BOUWWERK Algemeen Intrekking vergunning Uitvoering bouwwerk Schriftelijke kennisgevingen Verbod voor ingebruikneming Nog in te dienen gegevens en bescheiden 10 8van 10

9 1 HET VERANDEREN VAN (HET IN WERKING HEBBEN VAN) EEN INRICHTING 1.1 Van toepassing zijnde voorschriften revisievergunning de voorschriften en bepalingen zoals die zijn vermeld in: 1 Installaties voorschriften tot en met 1.2.2; 2 Bodem voorschriften 2.1.1, en 2.1.3; 3 Geluid voorschrift tot en met 3.1.7; 5 Veiligheid voorschriften tot en met van de bij beschikking van 10 oktober 2006 (kenmerk /41, MV) aan de revisievergunning van 10 december 1996 (kenmerk 96/19.162/50, RMM) verbonden voorschriften zijn van toepassing op de verandering binnen de inrichting waarvoor bij de onderhavige beschikking vergunning wordt verieend en dienen als zodanig te worden nageleefd. 2 HET (VER)BOUWEN VAN EEN BOUWWERK 2.1 Algemeen De vergunninghoudster dient ervoor te zorgen dat de omgevingsvergunning altijd op het werk aanwezig is en op aanvraag van de toezichthouders getoond kan worden. 2.2 Intrekking vergunning De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) artikel 2.33 bepaalt de gevallen waarin het bevoegd gezag de omgevingsvergunning mag en kan intrekken. 2.3 Uitvoering bouwwerk Het bouwwerk moet worden uitgevoerd conform de bij deze beschikking gevoegde gewaarmerkte tekeningen/bijlagen Er moet worden gebouwd volgens de bepalingen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening. 2.4 Aanvang werkzaamheden Aan het bevoegd gezag moet schriftelijk kennis worden gegeven van; 1. de peilhoogte van het bouwwerk ten opzichte van de weg indien dit niet is aangegeven; 2. de rooilijnen van het bouwwerk op het bouwterrein indien dit niet is uitgezet 2.5 Schriftelijke kennisgevingen Aan het bevoegd gezag moet schriftelijk kennis worden gegeven van: 1. verandering van het adres van degene onder wiens leiding het werk wordt uitgevoerd; 2. de aanvang van grond- en ontgravingswerkzaamheden, tenminste twee dagen van tevoren; 3. de aanvang van heiwerkzaamheden, het vervaardigen van boor-, of in de grond gevormde funderingspalen en het slaan van buispalen, tenminste twee dagen van tevoren; 4. de aanvang van grondverbetering draagkrachtige van de ondergrond, tenminste twee dagen van tevoren; 9 van 10

10 5. de aanvang van het storten van beton ter controle van de wapening, tenminste één dag van tevoren; 6. de oplevering van grondleidingen en afvoerputten onmiddellijk na voltooiing, vóór het dichten van de sleuven. 2.6 Verbod voor ingebruikneming Het is verboden het bouwwerk in gebruik te geven of te nemen indien: 1. het bouwwerk niet gereed is gemeld bij het bevoegd gezag; 2. er niet gebouwd is overeenkomstig de verieende omgevingsvergunning. 2.7 Nog in te dienen gegevens en bescheiden Uiteriijk 3 weken voor aanvang van de betreffende bouwwerkzaamheden moeten de volgende bescheiden worden ingediend bij het bevoegd gezag: 1. constructieve gegevens volgens correspondentie InterConcept, nummer ; 2. gegevens met betrekking tot ventilatievoorziening van de sturingskamer als verblijfsruimte 3. gegevens met betrekking tot het maken van een bluswatervoorziening, Brandveiligheidsadvies (Bouwverordening) d.d. 11 februari 2011; 4. gegevens verwerking op bouwkundige tekeningen van het brandveiligheidsrapport en de e- mail van FriesiandCampina d.d van 10