ECLI:NL:RBMNE:2013:2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:RBMNE:2013:2014"

Transcriptie

1 ECLI:NL:RBMNE:2013:2014 Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer: vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 april 2013 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1971], gedetineerd in het Huis van Bewaring Nieuwegein. 1 Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting, laatstelijk op 28 maart De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M. Lochs, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. 2 Tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op de terechtzitting van 28 maart 2013 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

2 De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: zich in de periode van 1 september 2001 tot en met 24 april 2012 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, door: [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen om in de prostitutie te (blijven) werken, door het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengsten van hun prostitutiewerk dan wel door hen te dwingen hem te bevoordelen uit die opbrengsten, alsmede door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar een ander land te brengen ten behoeve van prostitutiewerk. 3 Voorvragen De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4 Waardering van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Ten aanzien van [slachtoffer 1] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij in eerste instantie op de verklaringen van [slachtoffer 1]. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]. Voorts worden haar verklaringen ondersteund door het buurtonderzoek in Utrecht, het onderzoek naar de kamerhuur in Utrecht, de onderzoeksresultaten van het rechtshulpverzoek aan België, het financieel onderzoek, de vondst van het paspoort van [A] in de kluis van verdachte en de bevindingen van de politie. De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 1] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het een ander beschikbaar stellen voor de prostitutie en uitbuiting. Voorts kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden. Ten aanzien van [slachtoffer 2] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 1 en 4 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer 2] (welke de officier van justitie betrouwbaar acht). Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 7]. Voorts worden haar verklaringen ondersteund door medische informatie ten aanzien van de borderline-problematiek van [slachtoffer 2], de bevindingen van de politie en de vondst van foto s van onder anderen [slachtoffer 2] in een koffer van verdachte. De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 2] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft haar hierdoor bewogen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie, heeft haar hierdoor bewogen nagenoeg de hele opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en heeft opzettelijk voordeel getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden.

3 Ten aanzien van [slachtoffer 3] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 2 en 5 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij zowel op de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf als op de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1], [getuige 8], [getuige 9] en [getuige 10]. Deze verklaringen worden ondersteund door de tapgesprekken, het onderzoek naar [bedrijf] BV, het financieel onderzoek en de onderzoeksresultaten van het rechtshulpverzoek aan België. De officier van justitie acht niet geloofwaardig de verklaring van [slachtoffer 3] dat zij niet door verdachte is gedwongen in de prostitutie te werken en dat zij haar verdiensten zelf mocht houden. De officier van justitie is van mening dat de ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 3] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 3]. Voorts kan worden bewezen dat verdachte haar heeft bewogen de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden. Ten aanzien van [slachtoffer 3] kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan. De officier van justitie is dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdediging heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] bepleit dat op basis van het dossier niet de gerechtvaardigde conclusie kan worden getrokken dat [slachtoffer 1] gedurende haar huwelijk met verdachte door verdachte is gedwongen om in de prostitutie te werken, is uitgebuit en dat zij geen andere keuze had dan in de toestand van uitbuiting te blijven. Ten eerste dienen vraagtekens te worden gezet bij de reden waarom [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan jegens verdachte. Uit het dossier blijkt dat zij de relatie met verdachte wilde verbreken en dat een ander haar heeft bewogen tot die aangifte. [slachtoffer 1] kan blijkens het dossier worden beschouwd als een mondige prostituee. De moeilijkheden die inherent zijn aan het beëindigen van een relatie moeten niet te gemakkelijk worden aangezien voor dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het feit dat het voor [slachtoffer 1] lastig was om haar banden met verdachte te verbreken, hangt immers voor een belangrijk deel samen met het feit dat zij samen een kind hebben. Deze mogelijk deels ongewenste dan wel onvrijwillige verbondenheid maakt echter nog niet dat kan worden gesproken van een situatie van onvrijwilligheid ten aanzien van het al dan niet blijven in de prostitutie. Ten tweede kunnen de in de tenlastelegging opgesomde gedragingen waaruit de dwang of misleiding zou hebben bestaan niet wettig en overtuigend worden bewezen.

4 De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij haar geld moest afstaan aan verdachte vindt geen steun in enig ander bewijs dan een aantal getuigenverklaringen die de auditu zijn. Daarbij komt dat het in het licht van een huwelijk niet vreemd is een gezamenlijke huishouding te voeren en daarvoor financiële middelen uit inkomsten beschikbaar te stellen. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte ook heeft bijgedragen aan het gezinsinkomen. Ten aanzien van de tatoeages van [slachtoffer 1] geeft het dossier geen blijk van enige dwang of drang. [slachtoffer 1] wilde zelf een tatoeage en vond de naam van verdachte een goed idee. De verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte haar bankpas en haar telefoon zou hebben afgepakt vindt geen steun in enig ander bewijs. Het dossier geeft geen blijk van een gewelddadig huwelijk. Verdachte en [slachtoffer 1] hebben aan het einde van hun huwelijk weliswaar heftige conflicten gehad, maar niet kan worden bewezen dat verdachte jegens [slachtoffer 1] geweld heeft gebruikt. En voor zover er een enkele keer door verdachte geweld zou zijn gebruikt, dan is dit geen dwangmiddel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, nu dit geweld geen verband houdt met het door [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerk. De verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de bedreigingen die verdachte jegens haar zou hebben geuit vinden geen steun in enig ander bewijs. Dat verdachte hun dochter zou meenemen als zij hem zou verlaten, volgt niet zonder meer uit het dossier. Het is slechts een eigen invulling van [slachtoffer 1]. Het dossier geeft verder geen blijk van controle op [slachtoffer 1] door verdachte. [slachtoffer 1] ging voornamelijk zelfstandig van en naar haar werk. Nergens blijkt uit dat de telefonische contacten tussen verdachte en [slachtoffer 1] ter controle van [slachtoffer 1] waren. Voorts is het binnen een huwelijk niet vreemd om elkaar naar het werk te brengen en regelmatig met elkaar te bellen. Kortom, er is geen sprake van het voor mensenhandel vereiste (oogmerk van) uitbuiting. Evenmin is er wat betreft de verdediging voldoende bewijs voor het gebruik van voor mensenhandel vereiste ongeoorloofde dwangmiddelen door verdachte. Nu er geen sprake is van uitbuiting, kan evenmin sprake zijn van het voordeel trekken uit die uitbuiting. De verdediging is ten aanzien van [slachtoffer 2] eveneens van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe primair aangevoerd dat zich in het dossier geen steunbewijs bevindt voor de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij het slachtoffer was van mensenhandel door verdachte. Voor zover zich in het dossier wel steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] bevindt, gaat dit uitsluitend om zaken die niet in verband staan met verdachte. Dit betekent dat voor alle op de tenlastelegging opgesomde gedragingen waaruit de dwang of misleiding zou hebben bestaan, niet is voldaan aan het vereiste van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een uitbuitingssituatie van [slachtoffer 2], laat staan dat verdachte haar daar met ongeoorloofde middelen in heeft gebracht. Het feit dat [slachtoffer 2] wel in de prostitutie werkte doet daaraan niet af.

5 De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als onvoldoende betrouwbaar moeten worden beschouwd. De rechtbank dient ten eerste behoedzaam om te gaan met haar verklaringen, nu er sprake is van een groot tijdsverloop tussen de periode waarin een en ander zich zou hebben afgespeeld en de periode waarin de verklaringen door haar zijn afgelegd. Ten tweede zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] inconsistent en is er sprake van onduidelijkheden. Het is bovendien aannemelijk dat [slachtoffer 2] keuzes in het verleden probeert te verklaren vanuit haar verlatingsangst en het is dan ook de vraag in hoeverre feiten en fictie in haar verklaringen door elkaar zijn gaan lopen, mede gelet op haar borderline-stoornis en haar verleden. Voornoemde inconsistenties en onduidelijkheden zijn met name problematisch nu er voor de verklaringen van [slachtoffer 2] nauwelijks steunbewijs is. Indien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] wel bruikbaar acht, verzoekt de verdediging dat een psychologisch onderzoek wordt verricht ter beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De verdediging is ten aanzien van [slachtoffer 3] eveneens van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe bepleit dat het dossier geen steun biedt voor de stelling van de officier van justitie dat [slachtoffer 3] zich in de ten laste gelegde periode in een situatie van mensenhandel heeft bevonden en evenmin dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft bediend van de dwangmiddelen, als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. [slachtoffer 3] ontkent dit zelf ten stelligste en de getuigen [getuige 8] en [getuige 9] ondersteunen voornoemde verklaring. Voorts wijzen ook de andere bevindingen uit het dossier niet op mensenhandel. Zo biedt het feit dat [slachtoffer 3] een tatoeage heeft met de naam van verdachte geen aanknopingspunt voor mensenhandel. Tevens blijkt nergens uit dat verdachte op enigerlei wijze (financieel) voordeel heeft genoten van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 3]. Kortom, van enige bemoeienis van verdachte met het prostitutiewerk van [slachtoffer 3] is niet gebleken en [slachtoffer 3] kan bovendien worden beschouwd als een mondige prostituee. Indien de rechtbank dit verweer niet volgt, verzoekt de verdediging om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting om [slachtoffer 3] als getuige ter zitting te horen. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Ten aanzien van [slachtoffer 1] Vaststelling van de feiten Ten aanzien van de feiten 1 en 4

6 Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het navolgende verklaard. In januari 2003 leerde zij verdachte kennen toen zij werkzaam was als prostituee te Amsterdam. Zij is verliefd op hem geworden en zij kregen een relatie. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat hij nog andere meisjes voor hem had werken, maar dat hij die meisjes alleen had voor het geld. [slachtoffer 1] en verdachte zijn gaan samenwonen en vervolgens getrouwd. 1 Ze woonden toen in Voorburg. 2 [slachtoffer 1] werkte in Amsterdam en haar werktijden waren doordeweeks van uur tot uur en in het weekend van uur tot uur. Op een gegeven moment werd ze zwanger. Ze werkte door tot in de vijfde maand van haar zwangerschap. Verdachte stimuleerde dat zij moest werken. 3 In [2004] is hun dochter [A]geboren. 4 Verdachte verwachtte van haar dat zij na de zwangerschap weer ging werken. In april 2004 is ze weer gaan werken. Al snel werkte zij gemiddeld zes dagen per week van uur tot uur. 5 [slachtoffer 1] heeft eerst in Amsterdam gewerkt (van november 2002 tot september 2003) en is na haar zwangerschap (vanaf april 2004) in Utrecht aan het Zandpad gaan werken. 6 Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat zij haar geld aan hem moest afgeven. 7 Zij gaf het geld dat zij verdiende aan verdachte, zodat zij later niet meer zou hoeven te werken en zodat ze voor [A]en misschien nog een ander kindje dat ze samen zouden krijgen, kon zorgen. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat hij later een winkeltje voor haar zou kopen, waar ze iets met nagels kon gaan doen, zodat ze kon stoppen met haar prostitutiewerk. 8 [slachtoffer 1] gaf het door haar verdiende geld af aan verdachte en hield zelf 50,- om boodschappen van te doen. 9 Verdachte bewaarde het geld contant en stortte bedragen op een rekening als er iets moest worden betaald. 10 Verdachte betaalde alles van de inkomsten van [slachtoffer 1]. Hij had zelf geen inkomsten. 11 Ze heeft nagenoeg alles wat zij verdiende aan verdachte afgedragen. 12 [slachtoffer 1] had een tatoeage met de naam van verdachte, [verdachte], boven haar navel. 13 Op haar linkerbeen heeft zij CS, dat staat voor [verdachte], laten tatoeëren en in haar nek [verdachte] in het Arabisch. 14 Zij wilde graag een tatoeage en het was verdachte zijn idee om zijn naam te laten tatoeëren. Dat was in het begin van de relatie toen zij nog verliefd was op verdachte. Deze verliefdheid ging echter snel over. 15 [slachtoffer 1] heeft meermalen aangegeven het werk niet meer te willen doen. Verdachte vroeg haar telkens weer om nog een jaar door te gaan. Hij speelde in op haar gevoelens. 16 Dat zij naar haar werk moest gaan liet verdachte blijken met de woorden: doe nou maar en we hebben geld nodig, anders kunnen we de rekeningen niet betalen. 17 Verdachte bedreigde haar ook dat zij moest gaan werken, dit was voornamelijk verbaal. 18 Wanneer [slachtoffer 1] en verdachte ruzie hadden, schreeuwde verdachte tegen haar. 19 In het begin van hun relatie heeft verdachte haar verteld dat hij bekend stond als vuurwapengevaarlijk. 20 Verdachte bracht en haalde [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek. Vanaf het moment dat verdachte in detentie zat (de rechtbank begrijpt: in het jaar 2005) is ze zelf gaan rijden. 21 In de periode vlak voor de aangifte door [slachtoffer 1] ging verdachte haar weer gaan halen en brengen.

7 Verdachte controleerde [slachtoffer 1]. Hij wilde altijd weten waar ze was. 22 Verdachte kwam bij haar langs en belde vaak. 23 Ze moest de telefoon altijd opnemen. Verdachte wilde dan weten of zij wel bezig was. Hij belde vijf tot zes keer per dag. 24 [slachtoffer 1] mocht van verdachte geen contact hebben met andere mensen. Ze had geen sociale contacten en moest alles samen met verdachte doen. 25 [slachtoffer 1] heeft tot begin december 2011 voor verdachte in de prostitutie gewerkt en het door haar verdiende geld aan hem afgedragen. 26 De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de navolgende bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] begin 2003 heeft leren kennen. Zij werkte als prostituee in Amsterdam. Zij kregen vervolgens een relatie, zijn gaan samenwonen, zijn getrouwd en hebben een dochter gekregen. Op een gegeven moment is [slachtoffer 1] in Utrecht als prostituee gaan werken. 27 Getuige [getuige 1] heeft ongeveer van 2001 tot 2003 een relatie gehad met [slachtoffer 1]. 28 Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte en dat hij en [slachtoffer 1] naar Amsterdam zijn gegaan. [slachtoffer 1] is er in de prostitutie gaan werken en kwam op een nacht niet meer thuis. Getuige is daarop teruggegaan naar Duitsland. Op een gegeven moment belde [slachtoffer 1] hem en vertelde dat ze waarschijnlijk nooit weer naar Duitsland zou komen, ook niet als ze dat wilde. 29 Getuige [getuige 2], de moeder van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat [slachtoffer 1] verdachte ongeveer 10 jaar geleden heeft leren kennen en dat zij, getuige, wist dat verdachte een pooier was. 30 Pas sinds [slachtoffer 1] bij hem weg is heeft ze weer contact met haar. Daarvoor mocht dat niet van verdachte. Verdachte zei alleen maar wat [slachtoffer 1] moest doen. 31 In december 2011 heeft [slachtoffer 1] verteld dat zij jarenlang door verdachte werd gedwongen in de prostitutie te werken, dat verdachte geen geld had en dat zij, [slachtoffer 1], daarvoor moest werken. 32 Verdachte had altijd veel geld en reed in een grote auto als getuige hem zag. 33 Aangeefster [slachtoffer 2] heeft over verdachte verklaard dat hij zei dat hij altijd wel een wapen of twee had. 34 Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat van verdachte over 2002 een fiscaal loon bekend is van ,-. Van de jaren 2003 en 2004 zijn geen inkomensgegevens van verdachte bekend bij de Belastingdienst. 35 Uit bankrekeninggegevens blijkt voorts dat ten aanzien van een privérekening op naam van verdachte er vanaf 2003 contante stortingen en opnamen worden gedaan. 36 Aanvullend ten aanzien van de feiten 2 en 5

8 Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het navolgende verklaard. Nadat zij en verdachte in Voorburg hadden gewoond, zijn zij nog verhuisd naar Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam. Verdachte regelde telkens deze woningen. 37 [slachtoffer 1] heeft tot begin december 2011 voor verdachte in de prostitutie gewerkt en het door haar verdiende geld aan hem afgedragen. Al eerder ging haar gevoel voor verdachte weg, maar verdachte wilde haar niet laten gaan. Hij dreigde dat hij haar dochter zou afpakken. 38 In de laatste paar maanden waarin zij en verdachte samen waren heeft verdachte meermalen fysiek geweld tegen haar gebruikt. De eerste keer was nadat verdachte erachter was gekomen dat zij per sms contact had met een vriend. Verdachte had haar klappen gegeven. Ook zei verdachte dat hij ervoor zou zorgen dat iemand haar in elkaar kwam slaan en dat hij, verdachte, het gezicht van [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken. Verdachte heeft haar hierna nog een keer geslagen. [slachtoffer 1] en verdachte hadden toen s nachts ruzie. De buren hadden hiervoor de politie gebeld. 39 [slachtoffer 1] is eenmaal onder behandeling geweest van een dokter, nadat verdachte haar had geslagen. 40 Het geweld van verdachte tegen [slachtoffer 1] bestond uit schoppen tegen haar lichaam en slaan met de vlakke hand tegen haar gezicht. 41 Verdachte had het bankpasje van [slachtoffer 1]. 42 Bankrekeningnummer [rekeningnummer] bij ABN Amro, op naam van [slachtoffer 1], is in gebruik bij verdachte. 43 Voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen. Uit de Gemeentelijke Basis Administratie blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 23 maart 2005 stond ingeschreven te Den Haag, vanaf 18 maart 2008 te Zoetermeer en vanaf 21 juni 2010 te [woonplaats], op het adres [adres]. 44 Uit bevindingen van de politie blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 2005 werkzaam was als prostituee op het Zandpad te Utrecht. 45 Bij controles van voertuigen op onder andere 21 mei en 20 augustus 2009 op en nabij het Zandpad is zij, telkens als bijrijdster, aangetroffen in een auto waarvan de bestuurder verdachte was. 46 Voorts is verdachte bij een controle op 18 oktober 2007 als bestuurder van een voertuig op het Zandpad aangesproken. Verdachte zei dat hij een meisje kwam ophalen. Vervolgens stapte [slachtoffer 1] in de auto. 47 Getuige [getuige 11] heeft verklaard dat zij in september of oktober 2011 de buurvrouw van de [adres] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1]) s nachts heeft horen gillen en schreeuwen. In december 2011 hoorde zij haar wederom s nachts schreeuwen. Zij hoorde: blijf van mij af, blijf van mij af. Ze hoorde eveneens dat er dingen omvielen. 48 Op 26 september 2011 heeft [slachtoffer 1] contact gehad met de huisartsenpost. 49 Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 28 september zag dat [slachtoffer 1] een grote bloeduitstorting op haar dijbeen en krassen en plekken op haar rug had. 50 Dat was in Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem had verteld dat verdachte haar had geslagen en geschopt naar aanleiding van hun contact via de sms op 24 september Getuige heeft een blauwe plek gezien op het been van [slachtoffer 1]. 52

9 Naar aanleiding van een melding op 8 december 2011, gedaan door buren, gaat de wijkagent naar de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [woonplaats]. [slachtoffer 1] verklaarde dat ze in de nacht van 7 op 8 december 2011 ruzie had gehad met een vriend en dat ze de relatie had verbroken. 53 Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte de bankpas van [slachtoffer 1] had afgenomen. Verdachte en [slachtoffer 1] waren een keer op bezoek bij getuige. [slachtoffer 1] had een pasje van de Duitse bank. Ze wilde geld halen en verdachte zei: nee. Hij heeft het pasje afgepakt en geld genomen. 54 Op 18 december 2011 heeft zij een sms-bericht van [slachtoffer 1] gekregen met de tekst Ich bin jetzt weg. Op die dag belde verdachte haar en heeft hij gezegd dat hij maar vijf uur nodig had om bij haar te komen. Hij vertelde ook een wapen te hebben. 55 Op 24 april 2012 vond een doorzoeking plaats op de [adres] te [woonplaats]. Aldaar is een safebox aangetroffen met daarin onder andere het paspoort van [A]. 56 Verdachte heeft verklaard dat hij (regelmatig) verblijft op de [adres] te [woonplaats] en dat [A] de dochter is van hem en [slachtoffer 1]. 57 Verdachte en [slachtoffer 1] hebben verschillende bankrekeningen op hun naam staan. 58 Uit bankrekeninggegevens blijkt dat ten aanzien van bankrekeningnummer [rekeningnummer] bij ABN Amro in de periode van 26 september 2005 tot en met 14 maart 2012 in totaal ,25 is gestort, dat er diverse contante opnamen en betalingen plaatsvonden en dat het saldo op 31 december ,81 bedroeg. 59 Uit financieel onderzoek blijkt dat over voornoemde periode ten aanzien van verdachte geen noemenswaardig inkomen bekend is. 60 Aanvullend ten aanzien van feit 3 Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat zij eveneens een periode van een paar maanden als prostituee in Antwerpen heeft gewerkt en dat zij daarna weer is teruggekeerd naar Utrecht. 61 Verdachte heeft haar in die periode een aantal malen naar haar werk in Antwerpen gebracht en haar daar weer opgehaald. 62 Voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen. Verdachte heeft ondermeer verklaard dat hij [slachtoffer 1], de eerste keer dat zij naar Antwerpen ging om aldaar in de prostitutie te werken, heeft gebracht naar en heeft opgehaald van haar werkplek aldaar. Voorts heeft hij verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] toen daar in de prostitutie ging werken. 63 Uit bevindingen van het rechtshulpverzoek aan België blijkt dat [slachtoffer 1] op 28 januari 2009 is aangemeld bij het prostitutieteam in Antwerpen. 64 Uit onderzoek naar de kamerhuur in Utrecht blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 16 april 2009 weer een boot in Utrecht huurde Aanvullende bewijsoverwegingen De betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] De verdediging heeft vraagtekens gezet bij de reden waarom [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan tegen verdachte.

10 De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en acht de verklaringen van [slachtoffer 1] dan ook betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten bevestigd door ander bewijs. Dat uit haar verklaringen naar voren komt dat ze aangifte heeft gedaan om los te kunnen komen van verdachte is eerder een ondersteuning dan een contra-indicatie voor het aannemen van een situatie van mensenhandel en is in het licht van de overige inhoud van het dossier ook invoelbaar. De betrouwbaarheid van [getuige 11] De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de buren van [slachtoffer 1], waaronder die van [getuige 11], slechts ongeloofwaardig burengeroddel betreffen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 11] en acht die verklaring dan ook betrouwbaar. Haar verklaring is consequent en wordt op belangrijke punten bevestigd door ander bewijs. De betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] wel betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs. De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 1 en 4 bezien in het licht van artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht Inleidende opmerkingen Onvrijwillige prostitutie is een vorm van mensenhandel en impliceert derhalve een uitbuitingssituatie. Conform het bepaalde in de jurisprudentie kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het bestaan van een dergelijke situatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid, hetgeen inhoudt dat degene die de prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Dit is niet anders indien deze relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan. Een bewezenverklaring van mensenhandel op grond van artikel 250a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (oud) kan dus volgen indien verdachte door gebruik van dwangmiddelen (artikel 250a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht) een persoon in de prostitutie heeft gebracht dan wel heeft gehouden. In de hieronder opgenomen bewijsmotivering zal hierop worden ingegaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet ieder (feitelijk) onderdeel van de tenlastelegging dubbel belegd hoeft te zijn met bewijsmiddelen. Voor zover het feitelijkheden betreft die op zichzelf een strafverzwarende

11 omstandigheid kunnen inhouden, heeft de rechtbank evenwel telkens tenminste twee bewijsmiddelen opgenomen. De dwangmiddelen Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 250 lid1 sub 1 en 6 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de (uitbuitings)situatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 1] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. [slachtoffer 1] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door wetende dat zij verliefd op hem was haar te pushen het werk te blijven doen, haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken, haar te bedreigen en door haar te controleren. [slachtoffer 1] raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt. Voordeel trekken en bevoordelen Voorts dient voor het onder 4 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 250a lid 1 sub 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte uit het voorgaande opzettelijk voordeel heeft getrokken en/of dat hij haar heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] het door haar door middel van prostitutie verdiende geld voor het overgrote deel heeft afgegeven aan verdachte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van de hiervoor door de rechtbank bewezen geachte dwangmiddelen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van aangeefster met een derde én aangeefster heeft gedwongen en bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij heeft overwogen onder dwangmiddelen en overweegt aanvullend dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen noemenswaardige legale inkomsten had en nauwelijks heeft bijgedragen aan het gezinsinkomen, zodat de conclusie kan worden getrokken dat hij zijn levensonderhoud heeft gefinancierd met de prostitutieopbrengsten van [slachtoffer 1]. Deze situatie kan naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, gezien de bewezenverklaarde feitelijkheden en dwangmiddelen geenszins worden aangemerkt als een normale gezamenlijke huishouding, waarbij de vrouw de belangrijkste kostwinner is.

12 De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 bezien in het licht van artikel 273a (oud) en 273f (vigerend) van het Wetboek van Strafrecht Inleidende opmerkingen Onvrijwillige prostitutie is een vorm van mensenhandel. Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Conform het bepaalde in de jurisprudentie kan van een dergelijke uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het bestaan van een uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid, hetgeen inhoudt dat degene die de prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Dit is niet anders indien deze relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan. Een bewezenverklaring van mensenhandel ingevolge artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht 66 kan volgen indien verdachte een persoon met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van dwangmiddelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten: handelingen ) (artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht), dan wel indien verdachte door het hanteren van dergelijke dwangmiddelen een persoon in de prostitutie heeft gebracht dan wel gehouden (artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht ). In de hieronder opgenomen bewijsmotivering zal op deze onderdelen worden ingegaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet ieder (feitelijk) onderdeel van de tenlastelegging dubbel belegd hoeft te zijn met bewijsmiddelen. Voor zover het feitelijkheden betreft die op zichzelf een strafverzwarende omstandigheid kunnen inhouden, heeft de rechtbank evenwel telkens tenminste twee bewijsmiddelen opgenomen. De dwangmiddelen Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de uitbuitingssituatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen geweld of een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 1] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

13 [slachtoffer 1] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door wetende dat zij verliefd op hem was en later wetende dat zij haar kind niet wilde kwijtraken haar te pushen het werk te blijven doen, haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken, haar te bedreigen, te dreigen dat hij haar kind zou afnemen als zij met het prostitutiewerk zou stoppen en/of hem zou verlaten, haar te controleren en door geweld tegen haar te gebruiken. [slachtoffer 1] raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt. Voornoemde feitelijkheden en dwangmiddelen hebben naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, niets te maken met een normaal huwelijk en de problemen die daaruit voortkomen wanneer een dergelijk huwelijk dreigt te stranden terwijl er een kind in het spel is. De handelingen Voorts dient te worden vastgesteld welke handelingen als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht verdachte heeft verricht. Verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen [slachtoffer 1] vervoerd, gehuisvest en opgenomen en haar aangezet tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. (Het oogmerk van) uitbuiting Vervolgens dient voor het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vastgesteld of verdachte het oogmerk had van uitbuiting ex artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Het oogmerk van uitbuiting is in het onderhavige geval gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. De rechtbank stelt vast dat verdachte financieel gewin heeft gehad van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte vrijwel al het door haar verdiende geld heeft ontvangen. Verdachte had in de ten laste gelegde periode geen noemenswaardige legale inkomsten en heeft nauwelijks bijgedragen aan het gezinsinkomen, zodat de conclusie kan worden getrokken dat hij zijn levensonderhoud heeft gefinancierd met de prostitutieopbrengsten van [slachtoffer 1]. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij hiervoor genoemde handelingen verrichtte, maar dat hij [slachtoffer 1] daardoor ook feitelijk uitbuitte. Zij kon immers niet, zoals zelfstandige en mondige prostituees dat wel kunnen, zelfstandig over haar eigen verdiensten beschikken nu er door verdachte gebruik werd gemaakt van diverse dwangmiddelen. Deze situatie kan zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, gezien de bewezenverklaarde feitelijkheden en dwangmiddelen geenszins worden aangemerkt als een normale gezamenlijke huishouding, waarbij de vrouw de belangrijkste kostwinner is.

14 Voordeel trekken en bevoordelen Voorts dient voor het onder 5 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 273f lid 1 sub 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1], alsmede dat verdachte door het hanteren van de dwangmiddelen haar heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van dat prostitutiewerk. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] het door haar door middel van prostitutiewerk ontvangen geld grotendeels heeft afgestaan aan verdachte. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor omtrent de dwangmiddelen en uitbuiting heeft overwogen, acht de rechtbank ook deze onderdelen wettig en overtuigend bewezen. Grensoverschrijding Ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde grensoverschrijdende mensenhandel als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht verwijst de rechtbank naar de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] naar Antwerpen gebracht wetende dat zij daar in de prostitutie zou gaan werken. Reeds daarmee kan de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit onderdeel komen. De conclusie Gelet op voornoemde feiten, omstandigheden en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4 en Ten aanzien van [slachtoffer 2] Vaststelling van de feiten Ten aanzien van de feiten 1 en 4 Aangeefster [slachtoffer 2] heeft onder meer het navolgende verklaard. Zij leerde verdachte in oktober 2002 kennen. 67 Verdachte versierde haar. Ze wist dat verdachte een pooier was en meerdere meisjes voor zich had werken, maar hij wist haar ervan te overtuigen dat zij zijn favoriete meisje was. 68 Verdachte zei haar dat hij van die andere meisjes niet hield. 69 Verdachte liet haar geloven dat zij zijn vaste vriendin was en dat de anderen er niet toe deden. 70 Verdachte zei haar dat hij een woning voor haar ging regelen om samen een nieuw leven te beginnen. Verdachte regelde voor haar een woning in Amsterdam. 71 Toen zij ongeveer een week in Amsterdam woonde, is zij op de Wallen gaan werken als prostituee. 72 Verdachte wilde dat zij op andere dagdelen ging werken dan zij reeds deed. Verdachte zei tegen haar dat er iemand rondliep die op haar lette. 73 Na oud en nieuw van 2002 op 2003 is zij verhuisd naar Voorburg, omdat verdachte dat wilde. Verdachte huurde die woning. 74

15 Verdachte kwam regelmatig kijken of het wel druk was. Hij zei dan wat de andere meisjes verdienden en ging vergelijken. [slachtoffer 2] wilde de beste zijn. Nadat ze een vaste kamer in Amsterdam kreeg moest zij heel hard werken. Verdachte had altijd wel een eis: je moet zoveel verdienen op een avond. Verdachte kwam meestal om uur langs en vroeg dan aan haar wat ze al had. Hij zei: geef maar vast wat je hebt. Soms liet hij wat geld achter voor de huur van de kamer, eten of voor de taxi. Hij gaf dan precies wat ze de volgende dag kwijt zou zijn. 75 Het geld dat ze verdiende ging aldus naar verdachte. 76 Voorts kende [slachtoffer 2] een klant uit Amerika die haar iedere week via het GWK geld stuurde. Samen met verdachte haalde ze dit geld op, waarop verdachte het geld aanpakte en wegstopte. 77 Hij liet haar geloven dat hij alles wat zij verdiende voor hen samen zou bewaren en dat hij er binnenkort mee wilde stoppen om een normaal leven te gaan leiden. Zij zouden een normaal leven gaan leiden. 78 Verdachte bepaalde wanneer [slachtoffer 2] vrij nam. Haar werktijden waren over het algemeen in het weekend van uur tot uur en door de week van uur tot uur. Dat was in Amsterdam. Op een gegeven moment moest ze overdag in Utrecht gaan werken. Dan werkte ze zes dagen per week van uur tot uur in Utrecht. 79 Vervolgens moest ze s avonds in Amsterdam werken. 80 Zij werkte dan door tot uur. Op een gegeven moment kon ze het niet meer aan, maar zij was bang dat verdachte bij haar weg zou gaan als zij zou stoppen. Hij zei: Dan stop je er maar mee, dan kunnen we elkaar niet meer zien. Op een gegeven moment had [slachtoffer 2] geen contact meer met haar ouders. Zij had alleen verdachte nog. 81 Ze had geen sociale contacten meer doordat ze zes dagen in de week werkte. 82 Ze had daar geen tijd meer voor. 83 Bovendien moest ze van verdachte constant liegen. 84 [slachtoffer 2] heeft in de periode dat zij voor verdachte werkte een borstoperatie en liposuctie ondergaan. Verdachte vond dat [slachtoffer 2] een week na de operatie weer kon gaan werken, terwijl zij zelf vond dat dit nog niet kon. Verdachte zei tegen haar dat zij hem anders niet zou zien. [slachtoffer 2] was verliefd op verdachte en verdachte kon haar overtuigen van zijn gevoelens. [slachtoffer 2] is toen toch gaan werken. 85 Verdachte heeft haar ook gezegd dat het voor een eenmaal verbroken relatie geen zin had om die te lijmen. Ook dat was voor [slachtoffer 2] een reden om voor hem te blijven werken. 86 Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat iedereen wist hoe gevaarlijk hij was. Hij zei dat veel meisjes om hem heen aangifte gingen doen tegen jongens als hij. Hij zei: als ze dat bij mij doen, maak ik ze dood. 87 Verdachte zei ook dat hij altijd wel een wapen of twee had. 88 [slachtoffer 2] heeft ongeveer een jaar voor verdachte gewerkt. 89 Na 30 oktober 2003 is het contact tussen [slachtoffer 2] en verdachte verbroken. 90 De verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen. Verdachte heeft verklaard dat hij ook [bijnaam] wordt genoemd en dat hij [slachtoffer 2] eind 2002 heeft leren kennen. Zij werkte als prostituee op de Wallen in Amsterdam. Zij hebben een periode contact gehad en hebben seks met elkaar gehad (zonder dat verdachte daarvoor hoefde te betalen). Verdachte heeft voor haar een woning in Voorburg geregeld. 91

16 De politie heeft op 24 november 2002 vastgesteld dat [slachtoffer 2] in Amsterdam als prostituee werkzaam was. 92 Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat in de periode dat zij, [slachtoffer 1], voor verdachte werkte, er nog een meisje voor verdachte werkte. Zij heette [slachtoffer 2] of [naam] en gaf haar geld ook aan verdachte Getuige [getuige 7], de moeder van [slachtoffer 2], heeft ondermeer het navolgende verklaard. [slachtoffer 2] werkte in de prostitutie voor ene [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: verdachte) 95. In die tijd had [getuige 7] weinig contact met haar. [slachtoffer 2] had nooit geld Aanvullende bewijsoverwegingen De betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] wel betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs. De rechtbank ziet in de aanwezigheid van een borderline-stoornis bij [slachtoffer 2] geen reden om aan haar betrouwbaarheid te twijfelen. De rechtbank acht een onderzoek naar de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] dan ook niet noodzakelijk. De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 1 en 4 bezien in het licht van artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht Inleidende opmerkingen De rechtbank verwijst voor de inleidende opmerkingen over mensenhandel naar hetgeen zij hiervoor onder heeft overwogen met betrekking tot de aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van [slachtoffer 1]. De dwangmiddelen Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 250 lid 1 sub 1 en 6 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de (uitbuitings)situatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en misleiding wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 2] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

17 [slachtoffer 2] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door wetende dat zij verliefd op hem was en hem niet kwijt wilde haar te pushen het werk te blijven doen; haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken; dat de relatie zou eindigen als zij dat werk niet zou doen; door haar indirect te bedreigen; en door haar te controleren. Zij raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt. Voordeel trekken en bevoordelen Voorts dient voor het onder 4 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 250a lid 1 sub 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte uit het voorgaande opzettelijk voordeel heeft getrokken en/of dat hij [slachtoffer 2] heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen met een derde. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] het grootste deel van het door haar door middel van de prostitutie verdiende geld heeft afgegeven aan verdachte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van de hiervoor door de rechtbank bewezen geachte dwangmiddelen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van aangeefster met een derde én aangeefster heeft gedwongen en bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij heeft overwogen onder dwangmiddelen. De conclusie Gelet op voornoemde feiten, omstandigheden en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 15 november 2003 ten aanzien van [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en Ten aanzien van [slachtoffer 3] De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2, 3 en 5 ten aanzien van [slachtoffer 3] en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] geen aangifte heeft gedaan van mensenhandel door verdachte. Het ontbreken van een aangifte van mensenhandel hoeft echter niet te betekenen dat een bewezenverklaring niet mogelijk is. Voor de bewezenverklaring van mensenhandel is een aangifte immers niet noodzakelijk, mits er vanuit andere bewijsmiddelen voldoende indicaties zijn voor mensenhandel.

18 Verdachte is eerder veroordeeld voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] in een periode tot en met 18 augustus Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld heeft verdachte zich in diezelfde periode eveneens schuldig gemaakt aan mensenhandel van twee andere vrouwen. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat verdachte zich ook na 18 augustus 2005 schuldig zou hebben gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3], maar dit vermoeden kan niet worden gestaafd met objectief bewijs dat in deze tot een bewezenverklaring van mensenhandel kan leiden. 5 Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte: Feit 1 ten aanzien van [slachtoffer 1] op tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland telkens een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (sub 1) door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde (sub 1) bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding en/of die onder voormelde omstandigheden ondernomen handeling (telkens) hieruit dat hij, verdachte, - een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en - die [slachtoffer 1] op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en - die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en - die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen op haar heeft lichaam laten zetten en - tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788 Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak: 07-10-2010 Datum publicatie: 08-10-2010 Zaaknummer: 14.810141-07 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 ECLI:NL:GHDHA:2016:3990 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 23-06-2016 Datum publicatie 04-01-2017 Zaaknummer 22-004558-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 ECLI:NL:RBOVE:2015:3340 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 09-07-2015 Datum publicatie: 13-07-2015 Zaaknummer: 08.963556-14 (LP) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:GHARL:2014:3064 ECLI:NL:GHARL:2014:3064 Instantie Datum uitspraak 15-04-2014 Datum publicatie 15-04-2014 Zaaknummer 21-000541-12 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 ECLI:NL:RBOVE:2016:5140 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/963658-14 (LP) (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 ECLI:NL:RBGEL:2013:4039 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Zutphen Meervoudige kamer Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/860948-13 Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

Nadere informatie

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. ECLI:NL:GHARL:2015:7181 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 25-09-2015 Datum publicatie: 25-09-2015 Zaaknummer: 21-004143-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 ECLI:NL:RBNNE:2016:5552 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 15-12-2016 Datum publicatie 19-12-2016 Zaaknummer 18-730123-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450

ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 ECLI:NL:GHAMS:2016:4450 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 13-07-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer 23-004114-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Vindplaatsen

Nadere informatie

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013

vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 ECLI:NL:RBMNE:2013:5594 Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht Parketnummer: 16/711877-11 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 november 2013 in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 21-10-2011 Datum publicatie 21-10-2011 Zaaknummer 06/940112-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 24-01-2012 Datum publicatie 27-01-2012 Zaaknummer 06/850686-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:7844

ECLI:NL:RBMNE:2013:7844 ECLI:NL:RBMNE:2013:7844 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 12-09-2013 Datum publicatie: 01-05-2014 Zaaknummer: 16/800236-12 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 september

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 ECLI:NL:RBMNE:2015:5690 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 14-07-2015 Datum publicatie: 17-08-2015 Zaaknummer: 16-994267-14 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 04-01-2011 Rechtbank Zwolle-Lelystad Zaaknummer 07.620273-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 ECLI:NL:RBOBR:2014:1214 Instantie Datum uitspraak 20-03-2014 Datum publicatie 20-03-2014 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/865006-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2015:2577 ECLI:NL:GHARL:2015:2577 Uitspraak Arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Strafrecht Parketnummer: 21-008157-13 Datum uitspraak: 9 april 2015 Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd

Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/04458 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd ECLI:NL:HR:2016:2909 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 15/04458 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1277, Gevolgd Rechtsgebieden Strafrecht

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-05-2006 Datum publicatie 23-05-2006 Zaaknummer 21-000822-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:GHARL:2013:4611 ECLI:NL:GHARL:2013:4611 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer: 24-002670-09 Uitspraak d.d.: 1 juli 2013 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:RBMNE:2017:469 ECLI:NL:RBMNE:2017:469 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-02-2017 Datum publicatie 03-02-2017 Zaaknummer 16.706608-16 (P) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 ECLI:NL:RBAMS:2014:7911 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 21-11-2014 Datum publicatie: 06-01-2015 Zaaknummer: 13-730021-13 Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg- meervoudig Uitspraak Vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:RBROT:2014:2715 ECLI:NL:RBROT:2014:2715 Uitspraak Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 09-04-2014 Datum publicatie: 09-04-2014 Zaaknummer: 10/750175-11 Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 ECLI:NL:RBNNE:2014:2799 Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak: 05-06-2014 Datum publicatie: 05-06-2014 Zaaknummer: 18/670632-11 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:GHARL:2013:4611 ECLI:NL:GHARL:2013:4611 Instantie Datum uitspraak 01-07-2013 Datum publicatie 01-07-2013 Zaaknummer 24-002670-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 Instantie Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak 09-08-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 22-000623-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:5418

ECLI:NL:RBMNE:2017:5418 ECLI:NL:RBMNE:2017:5418 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 27-10-2017 Datum publicatie 27-10-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Vindplaatsen 16/804804-13 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 ECLI:NL:GHDHA:2014:3838 Instantie: Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak: 13-11-2014 Datum publicatie: 28-11-2014 Zaaknummer: 22-000767-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 02-666988-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, ECLI:NL:RBLIM:2013:5859 Uitspraak RECHTBANK Limburg Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer : 03/993017-11 Datum uitspraak : 17 september 2013 Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2013:14050. 1 Tenlastelegging. Uitspraak. Rechtbank Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2013:14050 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak: 24-12-2013 Datum publicatie: 25-06-2014 Zaaknummer: 15/740698-13 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-03-2012 Datum publicatie 21-03-2012 Zaaknummer 23-004614-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626

ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 ECLI:NL:RBLIM:2014:10626 Instantie: Rechtbank Limburg Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 03/702586-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659 ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 18-04-2011 Zaaknummer 23-000014-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 ECLI:NL:RBOVE:2015:1985 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 20-04-2015 Zaaknummer 08/951389-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:1486

ECLI:NL:RBGEL:2013:1486 ECLI:NL:RBGEL:2013:1486 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Arnhem Promis II Parketnummer : 05/900959-12 Datum zitting : 24 juni 2013 Datum uitspraak : 08 juli 2013 TEGENSPRAAK

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHAMS:2016:709 ECLI:NL:GHAMS:2016:709 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2016 Datum publicatie 23-03-2016 Zaaknummer 23-001797-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:327

ECLI:NL:RBAMS:2014:327 ECLI:NL:RBAMS:2014:327 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM VONNIS Parketnummer: 13/708083-12 (Promis) Datum uitspraak: 9 januari 2014 Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 10-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer 08/760127-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

CLI:NL:RBMNE:2014:6501 CLI:NL:RBMNE:2014:6501 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 16/711877-11 (ontneming) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4189

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4189 ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4189 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 26-06-2012 Datum publicatie 10-08-2012 Zaaknummer 06-950415-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 ECLI:NL:RBGEL:2014:2835 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 29-04-2014 Zaaknummer 05/900024-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 10-03-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 02/628386-08 [P] Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976

ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 ECLI:NL:GHSGR:2012:BX3976 Instantie Datum uitspraak 26-07-2012 Datum publicatie 08-08-2012 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000638-11 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312 ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 23-05-2012 Zaaknummer 19.605400-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

3 Eis officier van justitie De officieren van justitie mr. I.M. Muller en mr. M. Kappeyne van de Coppello hebben gevorderd:

3 Eis officier van justitie De officieren van justitie mr. I.M. Muller en mr. M. Kappeyne van de Coppello hebben gevorderd: ECLI:NL:RBROT:2016:3977 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 26-05-2016 Zaaknummer 10/963090-11 Rechtsgebieden Materieel strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:9415

ECLI:NL:GHARL:2014:9415 ECLI:NL:GHARL:2014:9415 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 04-12-2014 Datum publicatie: 17-12-2014 Zaaknummer: 21-005927-13 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2013:CA2936

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5076

ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5076 ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5076 Instantie: Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak: 25-11-2010 Datum publicatie: 25-11-2010 Zaaknummer: 09-650040-10 Rechtsgebieden: Strafrecht (Promis) De rechtbank 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 ECLI:NL:RBNHO:2017:2863 Instantie Datum uitspraak 30-01-2017 Datum publicatie 07-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland 15/871465-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 27-04-2011 Datum publicatie 27-04-2011 Zaaknummer 14.701108-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 ECLI:NL:RBOVE:2017:1209 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 20-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 08/760032-15(P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830 ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 12-02-2010 Datum publicatie 19-02-2010 Zaaknummer 16/604126-08 [P] Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 ECLI:NL:RBGEL:2014:6552 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 16-10-2014 Datum publicatie 16-10-2014 Zaaknummer 05/840573-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 23-08-2011 Datum publicatie 23-08-2011 Zaaknummer 19.810178-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie