Inhoudsopgave. Bijlagen bij toelichting 3. Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB URVS vastgesteld3 2

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inhoudsopgave. Bijlagen bij toelichting 3. Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB URVS vastgesteld3 2"

Transcriptie

1 Buitengebied

2 Inhoudsopgave Bijlagen bij toelichting 3 Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB URVS vastgesteld3 2

3 Bijlagen bij toelichting Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB URVS vastgesteld3 3

4 BIJLAGE 1: BELEIDSKADER De ruimtelijke structuur van de gemeente Eersel is in het verleden veelvuldig onderzocht en vormt de basis voor het huidige ruimtelijke en functionele beleid zoals vastgelegd in bijvoorbeeld het streekplan, reconstructieplan, structuurvisie en bestemmingsplannen. De structuurschets buitengebied in deze nota is afgeleid uit deze veelheid aan analyses en beleidskaders. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving op hoofdlijnen van het beleidskader. Europa Vogel- en Habitatrichtlijngebied (Natura 2000 gebieden; zie ook natuurbeschermingswet onder rijksbeleid) De Europese Habitatrichtlijn voorziet in een afwegingskader voor de beoordeling van plannen en projecten in of nabij een richtlijngebied. Hierbij zijn uitsluitend de gevolgen voor die natuurwaarden bepalend, waarvoor deze richtlijngebieden zijn aangewezen. Het navolgende afwegingskader moet door gemeenten verplicht worden gehanteerd en bestaat grofweg uit de volgende stappen: 1. bestuursorganen moeten bij het nemen van beslissingen over plannen rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden; 2. In geval van mogelijke significante effecten ten gevolge van een plan moet een passende beoordeling worden gemaakt, waarbij onder meer de gevolgen in kaart moeten worden gebracht; 3. Indien significante gevolgen worden verwacht, kan het plan slechts worden toegestaan, bij afwezigheid van een alternatief voor het plan en indien er sprake is van aantoonbaar maatschappelijk nut; 4. Als er daadwerkelijk significante gevolgen zijn dan zal in compensatie van de verloren gegane natuurwaarden dienen te worden voorzien. In de directe nabijheid van het plangebied is geen Natura 2000 Vogel-en habitatrichtlijngebied gelegen. Rijk Nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Bestemmingsplannen die na 1 juli 2008 in ontwerp ter visie gaan moeten voldoen aan de eisen uit deze nieuwe wet. Dat geldt dus ook voor dit ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Eersel. De nieuwe wet heeft vooral gevolgen voor de procedure van het bestemmingsplan. Belangrijkste wijziging hierbij is het vervallen van de goedkeuringsprocedure bij Gedeputeerde Staten. Dit betekent dat ná de beleidskader ontwerp bp bg mei

5 vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad direct de beroepsprocedure bij de Raad van State volgt. De inhoud van het bestemmingsplan is niet wezenlijk verandert als gevolg van de nieuwe wet. Wel is de naamgeving van een aantal bepalingen verandert (bijvoorbeeld ontheffing in plaats van binnenplanse vrijstelling) en gelden er standaardregels voor bijvoorbeeld overgangsrecht. Daarnaast zijn een aantal algemene bepalingen verdwenen, doordat deze nu in de wet zelf geregeld worden (bijvoorbeeld de gebruiksbepaling). Voor de vormgeving van bestemmingsplannen zijn ook nieuwe wettelijke standaarden opgesteld. Deze standaarden worden vanaf 1 januari 2010 verplicht, maar hier is voor dit plan reeds bij aangesloten. Nota Ruimte De nota Ruimte bevat een visie op hoofdlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland op lange termijn en de bijbehorende doelstellingen. Kerndoel is het creëren van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte beschikbare oppervlak in Nederland. Daarbij worden de volgende algemene doelstellingen in onderlinge samenhang nagestreefd: - versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie; - bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; - waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; - waarborging van de veiligheid. Het kabinet streeft daarbij naar meer ruimte voor ontwikkeling onder het motto: Decentraal wat kan, centraal wat moet. In de nota Ruimte wordt de zogenaamde Ruimtelijke Hoofdstructuur onderscheiden. Dit betreft gebieden die het kabinet van nationaal belang acht. In de gemeente Eersel behoren alleen de natuurbeschermingsgebieden en de EHS (= Ecologische HoofdStructuur) tot de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. De Kleine Beerze ten oosten en noorden van Vessem behoort tot de robuuste ecologische verbindingen. Het beleid is er op gericht dat de robuuste ecologische verbindingen in 2018 zijn afgerond. De realisatie van de robuuste verbindingen wordt gefaseerd uitgevoerd. Voor het overige gemeentelijke grondgebied wordt een generieke basiskwaliteit nagestreefd. Natuurbeschermingswet Om te voldoen aan de internationale richtlijnen is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet opgesteld, welke in 2005 in gewijzigde vorm in beleidskader ontwerp bp bg mei

6 werking is getreden. Deze Natuurbeschermingswet richt zich alleen op de gebiedsbescherming; de verplichtingen voor soortbescherming zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. Met het in werking treden van de (nieuwe) nationale wetgeving verdwijnen de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar de achtergrond. Flora- en faunawet In deze wet wordt de wettelijke bescherming van in het wild levende planten en dieren geregeld. Dit is met name van belang voor natuurwaarden die buiten de EHS en de beschermde natuurgebieden voorkomen. Dit betekent dat handelingen waarmee beschermde dieren worden verontrust, verjaagd, gevangen of gedood zijn verboden. Ook het verontrusten en beschadigen van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde dieren is verboden. Provincie Interim structuurvisie en Paraplunota ruimtelijke ordening Brabant in ontwikkeling Het Streekplan 2002 is vanaf 1 juli 2008 opgevolgd door de Paraplunota ruimtelijke ordening en de Interimstructuurvisie Noord-Brabant. De provinciale Interimstructuurvisie wordt in 2008/2009 uitgewerkt in een provinciale verordening die - voor die onderwerpen waar een provinciaal belang in het geding is - een juridische basis vormt voor het geven van een zogeheten reactieve aanwijzing, waarmee een (gedeelte van) een bestemmingsplan door de provincie buiten werking kan worden gesteld. In de Interim-structuurvisie is het ruimtelijk beleid opgenomen, zoals reeds opgenomen in het Streekplan Noord-Brabant Verouderde teksten zijn daarbij geactualiseerd en er is rekening gehouden met besluitvorming die na de vaststelling van het Streekplan heeft plaatsgevonden. Daarnaast is in aansluiting op het provinciaal bestuursakkoord een uitvoeringsagenda opgenomen. De Paraplunota ruimtelijke ordening heeft de status van beleidsregel en vormt de basis voor het dagelijkse handelen van Gedeputeerde Staten c.q. het beoordelen van bestemmingsplannen. In de Paraplunota wordt het bestaande beleid zoals vastgelegd in het Streekplan 2002 en de diverse thematische beleidsnota s voortgezet. Op slechts een aantal onderdelen is het beleid (marginaal) aangepast. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de mogelijkheden c.q. voorwaarden voor het realiseren van nieuwe bouwblokken voor agrarische bedrijven, de huisvesting van tijdelijke werknemers en de mogelijkheden voor het realiseren van biomassa- vergistinginstallaties. beleidskader ontwerp bp bg mei

7 Deel I van de Paraplunota bevat de beleidslijnen zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van het Streekplan, waarbij tevens is rekening gehouden met nieuwe wetgeving, nieuw rijksbeleid en nieuwe onderwerpen waarover reeds provinciale besluitvorming plaatsgevonden heeft. In Deel II wordt bevestigd dat diverse bestaande provinciale beleidsnota s (zoals uitwerkingsplannen, reconstructieplannen, ecologische bouwstenennota en de cultuurhistorische waardenkaart) ook onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening uitgangspunten van beleid en handelen vormen. Het uitgangspunt voor het provinciaal beleid is het realiseren van een goed evenwicht tussen mens, economie en natuur. Hiervoor worden vijf leidende principes gehanteerd: 1. aandacht voor de onderste lagen (watersysteem, bodemgesteldheid en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden respectievelijk de infrastructuur); 2. zuinig ruimtegebruik (middels inbreiden, herstructureren en intensiveren); 3. concentratie van verstedelijking; 4. zonering van buitengebied (in een agrarische en groene hoofdstructuur); 5. grensoverschrijdend denken en handelen. Om in het landelijk gebied de drie hoofdfuncties (landbouw, natuur en recreatie) maximaal tot hun recht te laten komen wordt een groene hoofdstructuur (GHS) en een agrarische hoofdstructuur (AHS) onderscheiden. Binnen de gemeente zijn delen van de Groene hoofdstructuur (GHS) van de provincie Noord-Brabant aanwezig. In de GHS is in beginsel alleen plaats voor natuur, extensieve landbouw, extensieve recreatie en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer. Binnen de GHS wordt onderscheid gemaakt tussen GHS-natuur en GHS-landbouw. De GHS-natuur bestaat uit natuurparels; bos- en natuurgebieden en ecologische verbindingszones zoals: De natuurgebieden bij de Run (o.a. Grootgoor), de Spekdonken en de Cartierheide zijn door de provincie aangewezen als natuurparel. De bos- en natuurgebieden rondom Steensel, Knegsel, Vessem en Wintelre herbergen minder kwetsbare natuurwaarden. De ecologische verbindingszones zoals delen van de Kleine Beerze, de Run, de Ekkersrijt en twee zones bij Wintelre. gebieden aan de randen van de natuurgebieden zijn aangeduid als GHS-landbouw; veelal landbouwgronden waarop struweelvogels of andere zeldzame planten of dieren voorkomen, die vanwege hun specifieke biotoop eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun leefgebieden. beleidskader ontwerp bp bg mei

8 De GHS-landbouw bestaat uit leefgebieden kwetsbare soorten (waaronder bv amfibieën, reptielen, vlinders, vleermuizen en bijzondere planten), leefgebieden voor struweelvogels en natuurontwikkelingsgebieden. In Eersel zijn enkele gronden aan met name de Kleine Beerze en de Run evenals ten zuiden van de kern Eersel als natuurontwikkelingsgebied aangewezen. In de Agrarische Hoofdstructuur (AHS) staat instandhouding en versterking van de landbouw voorop, waarbij ook volop mogelijkheden voor toerisme en recreatie worden geboden. Ten westen en ten oosten van Vessem is AHS landschap gelegen: RNLE landschapsdeel. Gronden binnen het RNLE bezitten zelf geen bijzondere actuele danwel bekende potentiële natuurwaarden, maar worden tot een Regionale Natuur- en Landschapseenheid gerekend, vanwege hun ligging ten opzichte van belangrijke bos- en natuurgebieden en landbouwgronden met bijzondere natuurwaarden. beleidskader ontwerp bp bg mei

9 Regionaal Structuurplan regio Eindhoven/ Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven is in de Wet gemeenschappelijke regelingen aangeduid als een speciaal Kaderrichtlijngebied (Wgr-plusregio). De nieuwe Wet ruimtelijke ordening kent geen nieuwe bevoegdheden op het gebied van de ruimtelijke ordening toe aan Wgr-plusregio's. In het overgangsrecht dat hoort bij de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, is geregeld dat het regionaal structuurplan de status krijgt van provinciale structuurvisie. In het SREgebied betreft dit het bestaande Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (2005) dat tegelijk vastgesteld is met het Uitwerkingsplan Zuidoost- Brabant en dat daarmee goeddeels overeenkomt. Om ongewenst en verwarrende plansituaties te voorkomen is het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven door GS ingetrokken. Het uitwerkingsplan is onderdeel van de Paraplunota ruimtelijke ordening en sluit daarom geheel aan op deze Interimstructuurvisie Noord-Brabant. Het uitwerkingsplan beschrijft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015, met name voor wonen en werken. Het gebied is opgedeeld in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond en drie landelijke regio s Groot Kempen, Heeze-Leende Cranendonck en De Peel. De gemeente Eersel maakt deel uit van de landelijke regio Groot Kempen. Om te kunnen bepalen waar in de toekomst nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen mogelijk zijn, is gekeken naar het beleid van de verschillende overheden voor bodem en water, natuur, cultuurhistorie en landschap. Dat maakt duidelijk dat grote delen van het plangebied, zoals de beekdalen (Beerze, Run en Gender), de bossen en natuurgebieden en waardevolle agrarische landschappen niet geschikt zijn voor verstedelijking. Bij elke bebouwde kom in het plangebied blijft echter in meer of mindere mate nog zoekruimte voor toekomstige verstedelijking over. Rekening houdend met de verkeersstructuur, de stedelijke structuur en bestaande plannen van de gemeenten (StructuurvisiesPlus e.d.) zijn deze zoekgebieden voor verstedelijking in kaart gebracht. Er wordt met de betrokken overheden een regionaal planningsoverleg ingesteld om de uitvoering van het uitwerkingsplan en de geformuleerde projecten ten aanzien van woningbouw, bedrijventerreinen, zuinig ruimtegebruik, landschapsontwikkeling etc. te kunnen volgen en evalueren en waar nodig het plan in de toekomst bij te stellen. beleidskader ontwerp bp bg mei

10 Voor de gemeente Eersel is een landschappelijke buffer tussen Duizel en Eersel met Meerheide (industrieterrein) voorzien. Deze landschappelijke buffer dient nog uitgewerkt te worden. Hier is daarom een globale begrenzing aangegeven. Aanleiding daarvoor is de meervoudige opgave, om een landschappelijke buffer tussen Duizel en Meerheide te realiseren, rekening te houden met de kwaliteit van het lint van de Knegselse dijk en verder te anticiperen op de natte kwelsituatie. In de planvorming zal maatwerk nodig zijn, die uiteindelijk kan leiden tot een goede en duurzame afronding voor Meerheide. Rond Eersel zijn belangen vanuit de reconstructie en water maatgevend voor de ruimte voor verstedelijking. Zo is het kwelgebied aan de zuidoostzijde positief gewaardeerd, waardoor ook de ruimte tussen het lint van Stokkelen en Eersel open blijft. Voor de overige kernen en het omliggend landelijke gebied zijn op regioniveau geen grotere ontwikkelingen voorzien in het kader van het Uitwerkingsplan. Beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen TOV 2007 Deze notitie vormt het toetsingskader van GS voor het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen (TOV) door bedrijven die inkomsten halen uit plantaardige teelten in de volle grond (akkerbouw, tuinbouw respectievelijk boomteelt). De notitie vormt een eenvoudigere regeling voor de eerder opgestelde Beleidsnota Teeltondersteunende beleidskader ontwerp bp bg mei

11 voorzieningen 2003, die als dermate ingewikkeld en detaillistisch werd beschouwd dat doorvertaling naar het bestemmingsplan als zeer moeilijk werd ervaren. Teeltondersteunende kassen betreffen teeltondersteunende voorzieningen, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden ook beschouwd als teeltondersteunende kas. Voor deze kassen is reeds ander beleid van kracht, zoals verwoord in de Beleidsnota Glastuinbouw (2006), zie ook hieronder. Dergelijke voorzieningen zijn niet toegestaan in de GHS. In de AHS zijn dergelijke voorzieningen toegestaan tot maximaal 5000 m 2. Permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd gebruikt worden, dit betreft zowel hoge voorzieningen (bakken op stellingen en regenkappen) als lage voorzieningen (containervelden). Vanwege de relatief grote ruimtelijke uitstraling, de duurzaamheid van de voorziening en het ontbreken van een directe relatie met het grondgebruik dienen deze permanente voorzieningen altijd binnen het agrarisch bouwblok opgericht te worden. Tijdelijke voorzieningen betreffen voorzieningen die op dezelfde locatie worden gebruikt zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Aangezien de ruimtelijke impact van dergelijke voorzieningen minder groot wordt geacht is oprichting van deze voorzieningen buiten het agrarisch bouwblok toegestaan. Op lokaal niveau dient echter wel een nadere afweging plaats te vinden of aanwezige waarden niet in het gedrang komen bij een tijdelijke voorziening en of hier verdere bescherming aan gegeven dient te worden middels een aanlegvergunningstelsel en/of bouwvergunning. Voor overige voorzieningen, die niet binnen eerder genoemde categorie voorzieningen zijn te scharen zoals bv boomteelthekken dient door de gemeente maatwerk verricht te worden. Beleidsnota Glastuinbouw, inclusief teeltondersteunende kassen (2006) Deze nota vormt een herijking van het beleid ten aanzien van glastuinbouw, zoals eerder neergelegd in de nota Beleidsnota Glastuinbouw (1999). Met de nota wenst de provincie in aangeduide gebieden ontwikkelingsruimte te bieden voor de glastuinbouw. Daarnaast wordt als doel gesteld de glastuinbouw te concentreren in specifieke concentratiegebieden en tevens glastuinbouwbedrijven te saneren in beleidskader ontwerp bp bg mei

12 kwetsbare gebieden. Tenslotte wordt ingezet op verduurzaming van de ontwikkeling van de glastuinbouw. Ten aanzien van teeltondersteunende kassen wordt het provinciaal beleid gehandhaafd dat dergelijke voorzieningen niet zijn toegestaan in de GHS. In de AHS-landschap wordt evenwel een verruiming toegestaan tot maximaal 5000 m 2 binnen het agrarische bouwblok, waarbij de goedkeuringsvereiste van GS vervalt. Ook in de AHS-landbouw wordt een omvang tot maximaal 5000 m 2 binnen het agrarische bouwblok toegestaan. Vanwege de toename van eisen van marktpartijen en de strenge exportgerichtheid van de tuinbouwsector zal in een aantal nog nader te begrenzen gebieden binnen de AHS-landbouw een verruiming van de maximaal toegestane omvang aan teeltondersteunende kassen kunnen worden toegestaan tot maximaal 1,5 ha. Handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij (2 december 2003) De handleiding is bedoeld als ondersteuning voor de planvorming in het kader van de Revitalisering Landelijk Gebied. De handleiding geeft een nadere invulling en verduidelijking van het in het voormalige Streekplan Noord-Brabant 2002 en het Koepelplan Reconstructie aan zet (2001) geformuleerde provinciale beleid met betrekking tot duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij. Definitie duurzame locatie intensieve veehouderij: Een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank, etc.) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap e.d.) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwblok van maximaal 2,5 ha voor een intensieve veehouderij. Om een duurzame ontwikkeling te bereiken wordt gelet op de locatie, de productiewijze en het regionaal gebiedsniveau. Er zal een balans moeten zijn tussen gebieden waar gestreefd wordt naar uitplaatsing van intensieve veehouderij en gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van bedrijven, die elders geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben. Hiertoe worden op basis van de GHS zonering in de GHS-natuur en de GHS-landbouw, subzone natuurontwikkelingsgebied en GHS-landbouw, subzone kwetsbare soorten (met uitzondering van weidevogels) geen mogelijkheden geboden voor een duurzame locatie. Dit geldt eveneens voor de in het Reconstructieplan aangewezen extensiveringsgebieden. Voor alle overige gebieden zijn er wel ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij bedrijven. Hier zijn wel een aantal randvoorwaarden aan verbonden, afhankelijk van de aanwezige waarden in het gebied (waaronder bv. cultuurhistorische waarden, aardkundige waarden, landschappelijke waarden, waterhuishoudkundige waarden). beleidskader ontwerp bp bg mei

13 Reconstructieplan Beerze Reusel Ter uitvoering van de Reconstructiewet zijn in Noord-Brabant zeven Reconstructiegebieden aangewezen. Voor ieder deelgebied is een Reconstructieplan opgesteld waarin de zoneringen en gebiedsgerichte maatregelen ter verbetering van het economische, ecologische en sociaal-culturele functioneren van het buitengebied zijn vastgelegd. Belangrijk uitgangspunt van het reconstructieplan betreft de integrale zonering van het plangebied in drie zones: het Primair landbouwontwikkelingsgebied: hier krijgt de landbouw (intensieve veehouderij) de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen; (dit betreft binnen de gemeente 3 gebieden: Ten noorden van Wintelre, ten noorden van Duizel en Eersel aan de westzijde van Knegsel en ten zuiden van Eersel); het Secundair landbouwontwikkelingsgebied: dit betreft landbouwontwikkelingsgebied dat overlap heeft met de volgende functies: meter rondom Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden, meter rondom Natuurbeschermingswetgebieden, zoekgebied rivierverruiming, potentieel noodoverloopgebied, leefgebied weidevogels en waterpotentiegebieden. Binnen deze gebieden geldt een verbod op nieuwvestiging van nieuwe bedrijven; Extensiveringsgebieden: hier wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van natuur en landschap of stedelijke functies. In deze gebieden dient de intensieve veehouderij op termijn te verdwijnen en worden geen uitbreidingsmogelijkheden meer geboden; Natuurwaarden ofwel stedelijke functies kunnen voorkomen naast of verweven zijn met grondgebonden landbouw, of met kleinschalige extensieve recreatie. Verwevingsgebieden, waar verweving van functies (agrarische bedrijvigheid, wonen en natuur) wordt voorgestaan en waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. In het reconstructieplan is voor de gemeente Eersel tevens een klein in te richten waterbergingsgebied opgenomen ten noorden van de kern Vessem in het beekdal van de Kleine Beerze ten behoeve van regionale waterberging. Tevens zijn in het beekdal van de Beerze, Run en Gender reserveringsgebieden 2050 opgenomen. Dit betreft gebieden, die 1 keer in de 20 jaar of vaker overstromen. Voor deze gebieden zijn in de nabije toekomst nog geen directe ingrepen verwacht in het kader van mogelijke waterberging. Op langere termijn is dit echter wel mogelijk. Daarom wordt ter plekke de ontwikkeling van nieuwe, kapitaalintensieve functies vermeden. De overige functies worden niet belemmerd in hun ontwikkeling. Bovendien worden bestaande rechten verbonden aan (intensieve) functies tevens gerespecteerd. beleidskader ontwerp bp bg mei

14 Correctieve herziening Reconstructieplan Boven - Dommel Op 6 april 2007 is bij uitspraak van de Raad van State de rechtstreekse doorwerking van enkele beleidsaspecten, zoals opgenomen in het Reconstructie plan Beerze Reusel, vernietigd. De provincie zal op basis van deze uitspraak het reconstructieplan deels moeten herzien. Tussen 18 februari 2008 en 31 maart 2008 heeft het ontwerp van de herziening van het Reconstructieplan ter visie gelegen. Weliswaar is de rechtstreekse planologische doorwerking van bepaalde beleidsaspecten komen te vervallen, de achterliggende beleidskader ontwerp bp bg mei

15 beleidsuitgangspunten zijn evenwel als aanvaardbaar beoordeeld en dienen derhalve te worden meegenomen in de herziening van een bestemmingsplan buitengebied. Wel heeft er op enkele percelen een aanpassing van de begrenzing van de integrale zonering plaatsgevonden, voor zover dit doorsneden bouwblokken betrof danwel een ingediende zienswijze. Daarnaast is de motivering ten aanzien van de waterbergingsgebieden en de beschermingszone natte natuurparel aangepast. Uitsnede herziening reconstructieplan beleidskader ontwerp bp bg mei

16 Beleidsnota Buitengebied in ontwikkeling Deze beleidsnota beoogt voor de daarin besproken onderwerpen de gemeenten de mogelijkheid te bieden om hun eigen beleidsruimte gebiedsspecifiek in te vullen op basis van een visie die past binnen de doelen en randvoorwaarden van het provinciaal beleid. Het betreft hier met name de mogelijkheid om ruimte te bieden aan nieuwe activiteiten in het buitengebied. De provincie wil bijdragen aan een vitaal platteland en ruimte geven aan de daarbij passende oude en nieuwe economische dragers voor het buitengebied. De sociale aspecten van veranderingen in de landbouwsector dienen te worden opgevangen. Belangrijkste doelstelling van het beleid is dat de ruimtelijke kwaliteit behouden wordt en waar mogelijk versterkt door middel van het stimuleren van economische functies op het platteland die tevens zorgen voor een duurzaam beheer en behoud van gebiedseigen kwaliteiten en passen bij die functies van het landelijk gebied. Hierbij vormen de vijf leidende principes uit de interim structuurvisie uitgangspunt. De nota bespreekt drie thema s: a. Hergebruiksmogelijkheden voor VAB s en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van bebouwingsconcentraties; b. Verruiming van de hergebruiksmogelijkheden van VAB s in het buitengebied (buiten bebouwingsconcentraties); c. Verduidelijking van de beleidslijn ten aanzien van paardenhouderijen, verbrede landbouw en nevenfuncties. Algemene doelstelling is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Sanering van niet meer in gebruik zijnde agrarische opstallen heeft prioriteit en voor het vergoeden van sloopkosten van overtollige bebouwing in het buitengebied wordt een subsidieverordening vastgesteld als uitwerking van de regeling ruimte-voor-ruimte verbreed (31 oktober 2004). Ad a) In bebouwingsconcentraties, waaronder kernrandzones, is hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties voor nietagrarische functies alsmede (beperkte) toevoeging van nieuw bouwvolume mogelijk, indien dit past danwel (in)direct bijdraagt aan leidende principes van het landelijk gebied en/of de leefbaarheid van het platteland. Belangrijke randvoorwaarde is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Voor toepassing van dit beleid is het noodzakelijk dat de gemeente vooraf een integrale visie van het gebied met zijn omgeving opstelt, voorzien van een gedegen ruimtelijke onderbouwing, en waarin wordt aangegeven hoe een verbetering van de kwaliteit van de omgeving zal worden bereikt. Ad b) De verruiming van hergebruiksmogelijkheden van VAB s in het buitengebied moet passen binnen de functies, die aan het buitengebied beleidskader ontwerp bp bg mei

17 worden toebedeeld, te weten landbouw, natuur en recreatie en stedelijk uitloopgebied. Ingevolge deze beleidslijn wordt in afwijking van de Paraplunota een verruiming voorgestaan van het hergebruik van VAB s buiten bebouwingsconcentraties voor recreatieve voorzieningen, opslagactiviteiten en hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor wonen, mits hierbij een bijdrage wordt geleverd aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Gelet op het streven om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te behouden is het toegestaan cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsbebouwing voor wonen te benutten. Hergebruik van VAB s in het buitengebied ten behoeve van opslagactiviteiten is toegestaan, buiten de locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven (landbouwontwikkelingsgebied) en buiten de locaties waar sloop van bedrijfsgebouwen heeft plaatsgevonden met behulp van de RBV-regeling en regeling ruimtevoor-ruimte. Ad c) Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in diverse vormen van paardenhouderijen. Ook in GHS-landbouw is vestiging van een paardenhouderij mogelijk, waarbij de oprichting van een in omvang beperkte rijhal aanvaardbaar wordt geacht mits er geen publieks- en verkeersaantrekkende activiteiten worden uitgeoefend. Vestiging van paardenhouderijen met een publieks- en verkeersaantrekkende werking, zoals maneges, dient primair vestiging in bebouwingsconcentraties overwogen te worden. Alleen functies die ingevolge het Parapluplan als vervolgfunctie kunnen worden toegelaten kunnen als nevenactiviteit worden ontplooid. Deze activiteiten kunnen echter niet ontwikkeld worden op plaatsen waarvan de agrarische bestemming gehandhaafd kan worden voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven (landbouwontwikkelingsgebied). De ontwikkeling van verbrede landbouwactiviteiten is als specifieke nevenfunctie in beginsel op alle bestaande agrarische bouwblokken toelaatbaar mits de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt (landbouwontwikkelingsgebied). De activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de aanwezige waarden in het gebied maar zijn er op gericht de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Bovendien dient een passende maximale maatvoering te worden gesteld. Voor de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten is een maximale bedrijfsoppervlakte van ca 100 m 2 in het algemeen voldoende. GS zijn bevoegd in uitzonderingssituaties van bovenstaande beleidsregels af te wijken, indien het hierin geformuleerde generieke beleid onredelijke gevolgen met zich meebrengt voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, mits een dergelijke ontwikkeling past binnen de doelstellingen van deze beleidsnota ( de hardheidsclausule ). beleidskader ontwerp bp bg mei

18 Ruimte-voor-ruimte regeling De regeling heeft een directe verbetering van de ruimtelijke kwaliteit tot doel. Deze regeling is gericht op sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen. Om dit te bereiken wordt nieuwbouw van woningen toegestaan op planologisch verantwoorde locaties in extensiveringsgebied overig. Via de RvR kan worden afgeweken van de programmering voor woningbouw en zonodig ook van de regel dat aan het buitengebied geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd. In ruil voor de sloop van ten minste 1000 m 2 aan agrarische bedrijfsgebouwen en het uit de markt halen van tenminste 3500 kg fosfaat in een reconstructiegebied is nieuwbouw van een burgerwoning in het buitengebied mogelijk. Uiteraard zal een planologische afweging plaats moeten vinden om te beoordelen of een locatie geschikt is. De regeling ruimte-voor-ruimte luidt als volgt. 1. In ruil voor sloop van agrarische bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste m 2 en het uit de markt halen van tenminste 3500kg fosfaat in een reconstructiegebied mag een woning worden gebouwd; er geldt een ondergrens van ten minste 200 m 2 voor saldering. 2. De bouw van de woning mag uitsluitend binnen de bebouwde kom plaatsvinden dan wel binnen een kernrandzone of een bebouwingscluster en dient bovendien zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande bebouwing. Tevens kan een locatie worden benut die in het kader van een structuurvisieplus door Gedeputeerde Staten als geschikt voor woningbouw is aanvaard. 3. De bouw van de woning dient te passen binnen de ruimtelijke structuur van de gemeente. 4. Bouw van een woning in de groene hoofdstructuur is niet toegestaan. 5. Cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden moeten behouden dan wel versterkt worden. De milieuhygiënische en waterhuishoudkundige situatie ter plaatse moet zoveel mogelijk verbeterd worden. 6. De agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de nabijheid van de woning worden niet beknot. 7. Een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de woning in de omgeving dient gewaarborgd te zijn door middel van een beeldkwaliteitsplan dan wel een vergelijkbaar instrument. 8. De te slopen bedrijfsgebouwen mogen geen bijzondere cultuurhistorische waarde hebben. 9. Zeker gesteld moet zijn dat de te slopen bedrijfsgebouwen niet worden vervangen door nieuwe bebouwing en dat aan de voormalige agrarische bedrijfslocatie een passende andere bestemming wordt toegekend. Van deze vereisten kan worden afgeweken in het belang van de revitalisering van het buitengebied. Beleidsnota verbrede aanpak Ruimte voor ruimte (2005) In navolging van wat reeds is aangegeven in het Streekplan Noord- Brabant 2002 dat de regeling ruimte voor ruimte kan worden ingezet ter bevordering van de sloop van kassen in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste (agrarische) bebouwing in het buitengebied is een nieuwe stimuleringsregeling beleidskader ontwerp bp bg mei

19 opgesteld. In deze verbrede inzet van de regeling ruimte voor ruimte kunnen de slooplocaties zich in de hele provincie bevinden. Dit in tegenstelling tot de (basis)aanpak ruimte voor ruimte, volgens welke de slooplocaties in het reconstructiegebied moeten liggen. Naar verwachting zullen in het kader van de regeling ruimte voor ruimte ongeveer 2400 woningen worden ontwikkeld en kunnen vervolgens nog eens minstens 600 woningen worden ontwikkeld in het kader van de verbrede aanpak ruimte voor ruimte. Hier zijn door GS wel een aantal beleidsregels aangekoppeld. 1. deze woningen vallen onder de afspraken uit het Pact van Brakkenstein De woningen kunnen indien nodig worden gebouwd in afwijking van de beleidslijnen voor zuinig ruimtegebruik of de beleidslijn dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied. 3. De woningen mogen alleen worden gebouwd op locaties die voldoen aan de planologische voorwaarden voor een ruimte voor ruimteontwikkeling zoals vastgelegd in de regels 4 t/m 9 van de regeling ruimte voor ruimte in het Streekplan Noord-Brabant De woningen mogen alleen worden ontwikkeld indien in een overeenkomst tussen de provincie en de ontwikkelaar van of bouwer op de locatie is zeker gesteld dat er, voor de ontstening en de ontglazing van delen van het buitengebied die vanuit een oogpunt van natuur en landschap kwetsbaar zijn, minimaal per kavel aan de provincie wordt overgemaakt en dat indien de netto-opbrengst van de kavel hoger uitvalt dan , de netto-opbrengst wordt afgedragen aan de provincie. 5. De provincie stort de opbrengsten die zij in dit kader ontvangt in een fonds dat wordt ingezet voor de bekostiging van de beëindiging en de sloop van glastuinbouwbedrijven en de sloop van andere bebouwing in delen van het buitengebied die vanuit een oogpunt van natuur en landschap kwetsbaar zijn. Notitie nieuwe landgoederen in Brabant Betreffende notitie geeft uitwerking aan het rood-voor-groen beleid en het landgoederenbeleid zoals dat in het streekplan 2002 is opgenomen. Via dit beleid is het mogelijk om een aantal landhuizen te realiseren in het buitengebied (rood), op voorwaarde dat een aanzienlijke oppervlakte aan de nieuwe natuur (groen) wordt ontwikkeld. Een nieuw landgoed wordt gedefinieerd als: een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering, Het geheel omvat minimaal 10 ha grond, (waarvan tenminste 7,5 ha nieuwe natuur) en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijke kenmerk geldt dat er een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische, en esthetische eenheid 1 Overeenkomst van 15 maart 2000 tussen de Ministers van LNV en VROM, vertegenwoordigers van de vijf reconstructieprovincies en van de VNG over de aanpak van ammoniak, stank en mest van (intensieve) veehouderijen, met name in de reconstructiegebieden. beleidskader ontwerp bp bg mei

20 waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid. Idealiter is het landgoed gelegen in een overgangszone tussen het stedelijk gebied en de nabijgelegen (waardevolle) natuur. Het landgoed fungeert op die manier als uitloopgebied voor het stedelijk gebied en kán als buffer dienen voor de aanwezige zwaardere natuur. Ook in gebieden die niet voldoen aan de geformuleerde voorkeur zijn nieuwe landgoederen in principe inpasbaar. In dergelijke situaties is sprake van een zodanige meerwaarde van het landgoed uit het oogpunt van natuur, water, landschap, cultuurhistorie en/of recreatie dat het realiseren van een nieuw landgoed acceptabel is. Uitgangspunt is dat nieuwe landgoederen gerealiseerd kunnen worden op locaties waar vanuit provinciaal en/of gemeentelijk beleid de versterking van natuur- en landschapswaarden wenselijk is en waar ten behoeve van realisatie ervan géén reguliere middelen bestaan. Waterhuishoudingsplan 2 Samen werken aan water ( ) Het waterhuishoudkundig beleid van de provincie Noord-Brabant is gericht op het bereiken en in stand houden van watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde. Doel is dat de waterhuishoudkundige situaties zodanig zijn dat de grond- en oppervlaktewatersystemen in kwalitatief en kwantitatief opzicht een geschikte basis vormen voor menselijk gebruik en voor natuurlijke ontwikkelingen. Partiële herziening op het Waterhuishoudingsplan 2, Op de herziene plankaart worden conform de systematiek van het vastgestelde streekplan de navolgende functies onderscheiden: water voor de GHS-natuur; water voor de GHS-landbouw; water voor de AHS-landschap; water voor de AHS-landbouw. deelfunctie ecologische verbindingszone langs waterloop (de Run, de Kleine Beerze en de waterloop ten oosten van Wintelre); Per deelfunctie kiest de provincie voor een eigen waterhuishoudkundige instrumentenmix van beschermingsbeleid en ontwikkelingsbeleid. De Provincie heeft het voornemen een vernieuwd provinciaal Waterhuishoudingsplan (WHP) op te stellen. De Brabantse waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta gaan daarnaast ook hun Waterbeheersplannen (WBP s) actualiseren. De beleidskader ontwerp bp bg mei

21 plannen hebben tot doel het bereiken van een goede chemische en ecologische toestand voor het oppervlaktewater en een goede chemische en kwantitatieve toestand van het grondwater. Verder zijn de plannen gericht op het op orde houden van het watersysteem qua veiligheid en wateroverlast, op aanpak van watertekorten en het terugdringen van verdroging en verzilting. Omdat de genoemde plannen wettelijk verplicht zijn en omdat ze een kader (kunnen) vormen voor toekomstige milieueffectrapportage-plichtige besluiten zal een zogenoemde strategische milieueffectrapportage (plan-mer) procedure gevolgd worden. Gemeente StructuurvisiePlus Eersel beleidskader ontwerp bp bg mei

22 Op 17 december 2002 is door de gemeenteraad van Eersel de StructuurvsiePlus gemeente Eersel vastgesteld. De StructuurvisiePlus ligt mede aan de basis voor het uitwerkingsplan van het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven/ Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost- Brabant. In de visie is een ruimtelijk structuurbeeld opgenomen voor zowel de kernen als het buitengebied, voor een periode van jaar. Het gaat daarbij om stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten. Het ruimtelijke structuurbeeld is het skelet waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in het kader van deze studie wordt voorgestel, worden afgewogen. De visie wordt binnenkort in afstemming op de nieuwe Wro geactualiseerd, waarbij het beleid ongewijzigd zal blijven. In het ruimtelijk model (zie afbeelding) zijn aan de bestaande structuur koersen toegekend. Deze koersen geven sturing aan de ontwikkeling van het gebied op basis van bestaande kwaliteiten. Aan het ruimtelijk structuurbeeld zijn de volgende vier koersen gekoppeld: Blauwe koers Centraal in de blauwe koers staat de uitvoering van het Waterplan Eersel. Alle toekomstige ontwikkelingen die te maken hebben met het blauwe raamwerk dienen conform het Waterplan plaats te vinden. In het ruimtelijk model zijn een aantal zoekgebieden voor waterberging aangegeven, zoals die voortkomen uit het Streekplan Noord-Brabant en het Integraal Hydrologisch Streefbeeld. Het zijn gebieden bij de Kleine Beerze bij Vessem, de Run ten oosten van Steensel en de Gender ten noordoosten van Steensel. Groene koers In de groene koers wordt aangegeven dat de bestaande bossen worden gehandhaafd, evenals de relatief open gebieden in het midden van de gemeente, bij Wintelre en de Landschotse Heide. Hierdoor blijft het contrast tussen open en gesloten landschap in stand. Een belangrijk element voor het Ruimtelijk Model is het landschappelijk raamwerk. De structuur met kleinschalige elementen als houtwallen, laanbeplantingen, struwelen etc. zal versterkt worden. Naast deze ontwikkeling gaat de aandacht ook uit naar de ontwikkeling van natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De ontwikkeling hiervan zal plaatsvinden conform de provinciale Groene Hoofdstructuur en zal in relatie staan tot het Waterplan Eersel en het reconstructieplan van de provincie Noord- Brabant. Op deze wijze worden de vele groene waarden binnen de gemeente Eersel behouden en versterkt. Verder zijn in het ruimtelijk model een aantal mogelijke locaties aangegeven voor de realisatie van Ruimte-voor-ruimte woningen. Hier liggen kansen om de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteiten van het gebied te versterken. De voorkeurslocaties voor Ruimte-voor- Ruimte woningen liggen in Duizel Noord, Steensel Oost, Eersel Zuid, beleidskader ontwerp bp bg mei

23 Wintelre Noordoost en aan de bosrand bij Knegsel en Vessem aansluitend op het bestaande gebied met boswoningen. Oranje koers De oranje koers heeft betrekking op recreatie. Eersel is vanwege zijn landschap en haar karakteristieke dorpen een aantrekkelijk recreatiegebied. Voor de toekomst heeft de kwaliteit van het aanbod prioriteit boven uitbreiding van het aantal toeristisch-recreatieve voorzieningen. De gemeente acht grootschalige, intensieve recreatieve ontwikkelingen ongewenst. Voor de ontwikkeling van hotelaccommodaties is in beperkte mate ruimte. Rode koers Belangrijk uitgangspunt bij de rode koers is dat ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur, wonen, voorzieningen en bedrijvigheid passen binnen het gele (archeologie en cultuurhistorie), blauwe en groene raamwerk. In het ruimtelijk model vormen de zoekgebieden het startpunt voor het aanwijzen van de meest geschikte uitbreidingslocaties. Uitgangspunt is echter om middels zuinig ruimtegebruik het aantal claims op het buitengebied tot een minimum te beperken. Bij de verdeling van de woningen is spreiding over de verschillende kernen het uitgangspunt. Landschapsontwikkelingsplanbeleidsplan Gemeente Eersel In 2006 heeft de gemeente Eersel het landschapsbeleidsplan opgesteld, waarin het zowel een visie op het beheer, behoud en ontwikkelen van het landschap als concrete uitvoeringsprojecten heeft opgenomen. Met het opstellen van een landschapsontwikkelingsplan geeft de gemeente gevolg aan de wens om de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren. Hiervoor werd subsidie aangevraagd in het kader van het Besluit Ontwikkeling van Landschappen (BOL). Binnen de gemeente Eersel komen de volgende landschapstypen voor: a) Oude cultuurgronden met kampen en essen; b) Beekdallandschap; c) Heideontginning. Ad a) Het oude cultuurlandschap van de Kempen wordt aangeduid als kampenlandschap. De kampen bestonden uit kleine clusters van boerderijen, de eromheen gelegen weide en omzoomde bolle akkers (essen). Van daaruit zijn de dorpen Knegsel, Wintelre, Vessem, Eersel, Duizel en Steensel ontstaan. Op enkele plekken zoals rondom Vessem en Knegsel zijn bolle akkerlanden nog in het landschap herkenbaar. Echter, de openheid en grensmarkering door een houtwal of singel ontbreekt veelal. Ad b) Het beekdal is herkenbaar door de meanderende loop van de beek zelf met zijn oeverzone en wordt begrensd door hogere terreindelen. Het beleidskader ontwerp bp bg mei

24 grootste deel van het beekdal is begroeid met graslanden. Het beekdallandschap in de Gemeente Eersel is vooral aan de Kleine Beerze ten noorden van Vessem (Spekdonken) nog op plaatsen herkenbaar. De meanderende ligging van de beek is zelf vrijwel geheel verdwenen, maar er zijn bosjes, nog enkele singels en restanten van singels aanwezig. Ad c) Door de mechanisatie van de landbouw en de opkomst van kunstmest werd het rond 1900 mogelijk om de woeste gronden, die tot dan toe gebruikt waren voor de beweiding van schapen, te ontginnen. De slechtste gronden werden hierbij geselecteerd voor de aanleg van bossen (productie van mijnhout) en de betere gronden waren voor de landbouw. Met name rondom Eersel is vrij kort na de 2 e wereldoorlog begonnen met de ruilverkaveling en is een grootschalig en open landschap ontstaan. Rondom Wintelre vond de ruilverkaveling pas in de jaren 60 en 70 plaats. Deze verkaveling was een stuk kleinschaliger en er werden op tal van plaatsen bedrijven gevestigd met 10 ha grond omgeven door singels en bosjes.om de ruimtelijke identiteit te behouden en te versterken wordt het volgende landschapsbeeld nagestreefd: Het versterken van kenmerkende elementen (structuren, patronen) van de landschapstypen; Het vergroten van de contrasten in groeiplaats en identiteit tussen de landschapstypen: Zichtbaar maken van de verschillende groeiplaatsen: nat droog, arm rijk; Het aangeven van de openheid en beslotenheid per landschapstype. Aanleggen van bosranden, groenbufferzones rond dorpen etc. om beslotenheid te vergroten; Het tegengaan van verstoringen in het landschapsbeeld: aangeven inrichtingseisen voor nieuwe bebouwing, renovatie die aansluiten bij het landschapstype. Slechte aansluiting van wegbeplanting opheffen; Het creëren van zachte overgangen tussen bebouwde kom, grote boskernen en buitengebied; Het zoneren van landgebruikfuncties. De reconstructie is er op gericht om het landelijk gebied te zoneren van intensief naar extensief agrarisch gebruik. Het is van belang dat de gemeente zich hierbij actief opstelt om kansen en mogelijkheden voor de ruimtelijke zonering te benutten. Men kan hierbij denken aan meewerken aan bedrijfsverplaatsing, creeren van mogelijkheden voor landgoederen, agrarisch natuurbeheer en het ontmoedigen van landschaps- en beeldvervuilende activiteiten (planologische sturing); Het op elkaar aansluiten van bestaande wandelroutes en het aantal wandelroutes verhogen. Aanpassen van het voorzieningenniveau rondom wandelroutes en fietsroutes. beleidskader ontwerp bp bg mei

25 Streefbeeld oude cultuurgronden Kenmerkend is de kleinschaligheid die in standgehouden gebieden dient te worden. Deze wordt bepaald door kleine percelen en een veelheid aan groene elementen (singels, houtwallen, wegbeplantingen en bosjes). De bolle akkers of essen dienen open te blijven. Geen wegbeplantingen op of over de es. Enkele solitaire bomen of boomgroepen op de es zijn toegestaan. Rondom bebouwingen op de es zijn erfbeplantingen in de vorm van bomen of boomgroepen aanwezig. De es wordt van oorsprong begrensd door hakhoutsingels. Deze vegetatie dient laag te blijven, dus zonder boomvormers. Op een aantal plaatsen zijn nog slechts restanten van deze singels aanwezig en dient aanvulling plaats te vinden. Bij het aanleggen van nieuwe singels kunnen historische kaarten o.a gebruikt worden om de locaties van verdwenen singels op te sporen. Meestal geven solitaire bomen de oude ligging nog aan. De bebouwing is beleidskader ontwerp bp bg mei

26 verspreid rondom de es geconcentreerd. Nieuwe bebouwing op de es is ongewenst. Streefbeeld beekdallandschap Kenmerkend is de meanderende loop van de beek met de oeverzone, dan de graslanden en de begrenzing door hogere terreindelen. Het beekdal wordt van oorsprong begrensd door singels op de hogere terreindelen die parallel lopen aan de beek. Het beekdal zelf bestaat grotendeels uit grasland en kleine bosjes (broekbos) en de lijnvormige beplantingen (singels, wegbeplantingen) die naar de beek zijn toegericht. Deze lijnvormige beplantingen zijn veelal verdwenen en dienen (waar mogelijk) aangevuld te worden. Hier en daar is de ligging door solitaire bomen als restanten nog herkenbaar. Kenmerkend zijn natte broekbosjes en singels van elzen en berken. Streefbeeld heideontginning Kenmerkend voor de heideontginning is, afhankelijk van de periode van ontginning, de grootschaligheid (grote blokvormige kavels) en de openheid. Op de slechtere gronden bevinden zich de grote boskernen en de natuurterreinen die buiten het landschapsontwikkelingsplan vallen. Er dient binnen het bosbeheer gewerkt te worden met bosranden die de overgangen tussen landelijk gebied en boskernen verzachten. De landbouwpercelen bestaan uit een afwisseling van akkerland en weiland afhankelijk van bodem en grondwater. De perceelsvormen zijn blokvormig en worden begrensd door singels, houtwallen en struwelen. Structuurversterkende elementen zijn: opgaande singels, doorgaande wegbeplantingen en blokvormige erfbeplantingen met een aansluiting naar de hoofdstructuur. De ontsluiting en de daaraan gekoppelde wegbeplanting is langgerekt en doorlopend zonder onderbrekingen van andere groene elementen. Op sporadisch voorkomende overhoekjes zijn bosjes en boomgroepen te vinden. Bestemmingsplan buitengebied Eersel De gemeenteraad van de toenmalige gemeente Eersel heeft op 7 november 1989 het bestemmingsplan Buitengebied 1988 vastgesteld. Hierin staat het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van de gemeente Eersel vastgelegd, met betrekking tot de bestemmingen van bedrijven en woningen, alsmede mogelijke ontwikkelingen op de locaties d.m.v. vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden. Bestemmingsplan buitengebied Vessem De voormalige gemeente Vessem heeft op 26 juni 1986 het bestemmingsplan Buitengebied herziening 86 vastgesteld. Hierin staat beleidskader ontwerp bp bg mei

27 het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van de voormalige gemeente Vessem, te weten Vessem, Knegsel en Wintelre, met betrekking tot de bestemmingen van bedrijven en woningen, alsmede mogelijke ontwikkelingen op de locaties d.m.v. vrijstellingen en wijzigingsbevoegdheden. Wintelre Oerle, Ontwerp- Inrichtingsplan (concept, nov 2008) Reeds in 1986 is verzocht om landinrichting voor het betreffende gebied. Inmiddels is in 2007 de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) in werking getreden, waaronder onderhavig inrichtingsplan ook vastgesteld zal worden. Het plangebied heeft betrekking op het landelijk gebied rondom Wintelre, dat deels in de gemeente Eersel en deels in de gemeente Veldhoven is gesitueerd. Het plangebied kan worden onderverdeeld in een vijftal deelgebieden, waaronder het kampenlandschap van Wintelre, het beekdal van de Bruggenrijt en de jonge ontginningen tussen de Oostelbeerse Dijk en de Oirschotse Dijk. Hoofddoel van het inrichtingsplan vormt het vitaal houden van het landelijk gebied van Wintelre-Oerle. Hiertoe zijn verschillende streefdoelen gesteld op het gebied van water, natuur, landbouw, recreatie, landschap en cultuurhistorie, waaronder: Vermindering van de verdroging voor zowel landbouw als natuur; Verbetering van de waterkwaliteit van de Bruggenrijt; Realisering van de natte ecologische verbindingszone de Bruggenrijt; Verbetering van de landbouwkundige structuur; Verbetering van de ontsluiting; Behoud, versterken en ontwikkelen van de cultuurhistorische kampenstructuur; Verbetering van de routestructuren voor recreatief medegebruik. Genoemde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen die hiertoe genomen dienen te worden. Tevens zijn de bijbehorende begroting, doelrealisatie en effecten van de maatregelen beschreven. Voor de realisatie van de doelstellingen dienen gronden verworven te worden, dit gebeurd op vrijwillige basis. Daarnaast zullen agrarische gronden van eigenaar wisselen. Welstandsnota Gemeente Eersel Het bestemmingsplan regelt de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische beleidskader ontwerp bp bg mei

28 vormgeving van bouwwerken valt evenwel buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt in de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Een gemeentelijk welstandsbeleid bevat de welstandsaspecten en de criteria waaraan bouwplannen in die gemeente worden getoetst. Bouwaanvragen in een bepaald gebied worden met behulp van de beschreven gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen en op basis van het vastgestelde niveau beoordeeld. Na een inventarisatie van de ruimtelijke-morfologisch samenhangende gebieden en een globale waardebepaling is in het buitengebied een onderverdeling gemaakt in twee hoofdgebieden: boerenerven en natuurgebieden. Voor alle gebieden is een ruimtelijk ambitieniveau vastgesteld. Dit ambitieniveau bepaald de aard en intensiteit waarmee de bouwplannen aan de diverse criteria zullen worden getoetst. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2) of laag (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden. Hoe waardevoller de gebiedskarakteristiek, hoe hoger de het welstandsniveau. Boerenerven Er is een rijke verzameling van gebieden die zijn ontstaan uit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het landschap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische gebieden beschermd. De oudere erven nemen een eigen positie in binnen het landschap. Meestal liggen ze op de overgang van hoge naar lage gronden. Het zijn clusters van relatief forse bouwmassa s; onregelmatig ten opzichte van elkaar geplaatst. Veel oude erven zijn daarnaast belangrijke schakels in de landschappelijke structuur. De oude gebouwen vormen een waardevol cultuurhistorisch erfgoed. De jongere erven liggen langs een weg. Meestal is het voorhuis naar de weg gekeerd en liggen daarachter de schuren in een rechthoekig patroon. Deze tezamen dienen een ensemble te vormen. De bebouwing sluit in schaal en karakter aan op het omliggende landschap. Sommige erven maken deel uit van een bebouwingslint. De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalvergroting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere schuren maken plaats voor grote loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de schaal van het landschap. Ook vindt er op voormalige boerenerven een functieverschuiving plaats naar wonen en andersoortige bedrijvigheid. Voor alle aanpassingen of wijzigingen van de bebouwing moet zorgvuldig worden omgegaan met de historische en cultuurhistorische bebouwing. De oorspronkelijke karakteristiek van de erven staat hierdoor eveneens beleidskader ontwerp bp bg mei

29 onder druk. De bebouwing bestaat overwegend uit één bouwlaag met een kap. De oudere agrarische bebouwing bestaat uit bakstenen boerderijen en schuren. De boerderijen zijn in sommige gevallen rijk aan details. De oudere, bakstenen schuren hebben in een aantal gevallen plaats gemaakt voor grote damwand loodsen. Deze loodsen zijn vaak in grijs, groen of bruintinten uitgevoerd. Deze gebieden vormen de ruggengraat van het buitengebied. De van oudsher over het algemeen goed bewaard gebleven boerderijen zijn onderleggers voor de cultuurhistorische waarde van grote delen van het buitengebied. Inpassing van modernere bedrijfsbebouwing voor deze beroepsgroepen is noodzakelijk. Deze vernieuwing van bedrijfsgebouwen mag echter geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische opbouw van het Brabantse buitengebied. Kritisch wordt getoetst op materialen en massa s. Natuurgebieden Natuurgebieden worden gekenmerkt door de beschermde status die ze genieten. Vaak worden deze gebieden beheerd door instanties zoals Staatsbosbeheer, Stichting Natuurmonumenten en het Brabants Landschap. Van overheidswege wordt de situering van nieuwe bebouwing tegengegaan ter bescherming van het natuurgebied. Bij eventuele bebouwing dient het karakter van het omliggende natuurgebied niet te domineren. In deze gebieden komt vrijwel geen bebouwing voor. Op enkele plaatsen is nog bebouwing aanwezig die geplaatst is voordat het gebied een beschermde status kreeg. Deze bebouwing heeft vaak de verschijningsvorm van een boerderij bestaande uit één laag met een kap. Ook zijn er vaak enkele gebouwen aanwezig ten behoeve van natuureducatie, voorlichting en onderhoud. Deze gebouwen hebben vaak een zeer duidelijk natuurvriendelijk en ecologisch verantwoord karakter. De bebouwing die gebouwd is voordat het gebied de status kreeg van natuurgebied heeft vaak de verschijningsvorm van een boerderij. Vaak zijn de gevels opgetrokken van steen en bestaat de bebouwing uit één laag met een kap. De bebouwing die geplaatst is ten behoeve van het natuurgebied (bebouwing ten behoeve van natuureducatie, voorlichting en onderhoud) is vaak opgetrokken van hout en bestaat uit één laag. Bij wijzigingen of aanpassingen van de gebouwen is de bestaande materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt. Het kleurgebruik dient afgestemd te zijn op de directe omgeving. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk mits passend binnen de karakteristiek van de omgeving. De incidenteel voorkomende bebouwing mag geen afbreuk doen aan de rust en het natuurschoon dat dit gebied kenmerkt. Vorm en detaillering zijn niet van belang, maar kleur en materiaalgebruik zijn erg belangrijk. Bedrijfsmatige uitstraling moet worden voorkomen. Hekwerken mogen beleidskader ontwerp bp bg mei

30 niet de boventoon voeren. Open afscheidingen in de vorm van schrikdraad, greppels of houten hekwerken hebben de voorkeur. beleidskader ontwerp bp bg mei

31 Regionale beleidsvisie Dag- en Verblijfsrecreatie De Kempen De gemeenten Bergeyk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden vormen een toeristische eenheid in De Kempen. Vanwege deze toeristische eenheid streven de gemeenten naar één toekomstbeeld van de dag- en verblijfsrecreatie in de Kempen en naar eenheid in de (wettelijke) instrumenten van beleid die de gemeenten daarvoor gaan inzetten. Dit beleid heeft ten doel: - de ontwikkelingskaders te bieden voor de op te stellen bestemmingsplannen in elk va de afzonderlijke gemeenten met betrekking tot recreatieve doeleinden; - een kader te bieden ter voorbereiding op het intrekkingsbesluit van de WOR; - uitgangspunten te bieden ter voorbereiding op de doorwerking naar bestemmingsplannen en de APV. Het geformuleerde beleid in de visie beoogt te sturen op ontwikkeling. De toeristisch recreatieve sector in de Kempen kan groeten met inachtneming van andere belangen: natuur, cultuurhistorie, bewoners en andere economische sectoren. De beleidskeuzes die ten grondslag liggen aan deze beleidsvisie zijn gemaakt op grond van een belangenafweging, die heeft geleid tot een zonering van de geografische ruimte in een range van gebieden waar veel ontwikkelingsruimte wordt geboden aan toerisme en recreatie tot gebieden waar geen of weinig mogelijkheden zijn voor toerisme en recreatie. Belangrijk geformuleerde uitgangspunten voor ontwikkelingen zijn: - kwaliteit gaat boven kwantiteit; - voldoende aandacht voor ontwikkelingsruimte van de bestaande bedrijven; - diversiteit en verrijking van het toeristisch recreatief product, zowel door middel van uitbreiding van bestaande bedrijven als door nieuwe bedrijvigheid; - de draagkracht van het gebied wordt in acht genomen; - behoud of kwalitatieve verbetering van de landschappelijke aspecten van de kernen en natuurbeleving; - kleinschaligheid in nieuwe bedrijvigheid maar wel met voldoende economisch perspectief; - versterken van perspectief volle verblijfsrecreatie. Binnen de gemeente Eersel zijn een drietal gebieden aangewezen als kansrijk extensief recreatief landelijk gebied, te weten: - de omgeving rond Eersel, Duizel en Knegsel; - De omgeving Vessen en Wintelre; - Projectlocatiegebied E3-strand. beleidskader ontwerp bp bg mei

32 Betreffende gebieden zijn kansrijk voor toerisme vanwege hun aantrekkelijkheid vanuit landschappelijk en / of cultuurhistorisch oogpunt en/of de nabijheid van een aantrekkelijk natuurgebied en/of de nabijheid van een dorpskern of water. De samenhang in deze gebieden wordt versterkt, met aandacht voor de versterking van de omgevingskwaliteiten (landschap). Het toerisme in de kansrijk extensief recreatieve gebieden krijgt meer ruimte zich te ontwikkelen dan in de andere zones waar al intensieve bedrijvigheid aanwezig is of kwetsbare natuur- of landschappelijke waarden een sterke toename van toerisme niet toelaten. Nieuwe dagrecreatieve voorzieningen en uitbreiding van bestaande voorzieningen is in kansrijk extensief recreatief gebied mogelijk. Evenzeer zijn nieuwe grootschalige extensieve verblijfsrecreatie en kleinschalige intensieve verblijfsrecreatie passend, bijvoorbeeld een kleinschalige extensieve accommodatie als het betere boerenbed (als nevenactiviteit), trekkershutten of groepsappartementen. beleidskader ontwerp bp bg mei

33 In het landelijk extensief recreatief gebied zijn combinaties tussen historie / archeologie en landschap mogelijk, waarbij de beleving van natuurontwikkeling en de cultuurhistorie centraal staat in onder andere voor wandel-, fiets- en ruiterpaden. Kleinschalige dag- en verblijfsvoorzieningen als een boerenkamer, natuurcamping, boerderijwinkel en een boerenterras passen in deze gebieden. ndere suggesties zijn bedrijven die zich toespitsen op creatieve cursussen, vergaderen congresruimtes al dan niet in combinatie met een bescheiden aantal overnachtingsmogelijkheden. Projectlocatie E3strand ligt in deze zone. Mensen zijn op zoek naar het back to basic gevoel en het verlangen naar minder (consuminderen in plaats van consumeren). De wegeninfrastructuur in De Kempen is vele eeuwen oud. Een prachtig aanknopingspunt om in een wandel- en fietsroute het verleden te laten beleven. Het behouden of terugbrengen van zandpaden laat de toerist meer nog de nabijheid van natuur ervaren. De landelijk extensieve gebieden lenen zich dus prima voor primitief genieten. De overige gronden binnen de gemeente Eersel maken onderdeel uit van het overig recreatief gebied. Het toerisme in de zone overig recreatief gebied is gericht op het beleven van het platteland en de landbouw. Het toerisme in deze zone is voornamelijk een nevengeschikte economische activiteit, een ondersteunende activiteit aan andere economische activiteiten. Overig recreatief gebied wordt toeristisch-recreatief niet bijzonder geacht. Nieuwe kleinschalige extensieve dag- en verblijfsrecreatieve ontwikkelingen zijn dus mogelijk als nevenactiviteit, evenals kwaliteitsverbetering van bestaande voorzieningen. Nieuwe kleinschalige verblijfsrecreatie is mogelijk, bij voorbeeld bij recreatieplas De Spartelvijver, mits de ontwikkelingen rondom de Spartelvijver worden afgestemd op de realisatie van een Recreatieve Poort Weelsedijk. Het platteland in overig recreatief gebied wordt beleefd door middel van huisverkoop van agrarische producten (boerderij- of Streekwinkel), boerderijterrassen en routegebonden vormen van recreatie, wandelen over boerenland, fietsen en dergelijke. De routestructuren en informatievoorziening worden verbeterd met informatiepanelen, GPSroutes en bewegwijzering (knooppuntensysteem), informatieverstrekking en arrangementen bij dag- en verblijfsaccommodaties. Voor de aanwezige stilte gebieden gelden algemene regels ter voorkoming van geluidsoverlast. Functies die tot verhoging van het heersende geluidsniveau leiden worden in deze gebieden geweerd. Veelal is dat een waarde tussen de 40 db(a) ( bijvoorbeeld het ruisen van bomen) en maximaal 50 db(a) aan de randen van het stiltegebied. In stiltegebieden worden permanente en tijdelijk verblijfsrecreatieve voorzieningen en dagrecreatieve voorzieningen met grote verkeers- of publiekaantrekkende werking geweerd. Het is geen plaats voor motorcrosses, evenementen en tijdelijk/ kortstondig overnachten. beleidskader ontwerp bp bg mei

34 Mogelijk zijn onder voorwaarden nieuwe routestructuren voor wandelen, fietsen, paardrijden, struinen, huifkartochten e.d. (Nieuwe) verblijfsrecreatie is in de stiltegebieden niet mogelijk. Bestaande accommodaties worden gehandhaafd. In LOG s,`zowel de primaire als de secundaire, staat maximale invulling van de landbouw voorop. In de LOG s worden geen andere toeristisch recreatieve activiteiten gewenst dan routegebonden vormen van recreëren als wandelen, fietsen en skaten of aan de agrarische bedrijfsvoering verbonden bescheiden vormen van dagrecreatie. Hieronder worden verstaan incidentele activiteiten als een rondleiding op het eigen bedrijf, de huisverkoop van eigen producten. Recreatieve Poort De interne samenhang van toeristisch-recreatief aanbod in de vier Kempengemeenten kan verbeteren. Door samenwerking van de recreatieve (mini)poorten en ondernemers in de andere zones (arrangementen en ketenvorming), ontstaat een wisselwerking en uitwisseling tussen de zones en met name met de kernen. In de toeristische regio De Kempen worden een zestal recreatieve (mini-) poorten voorzien. De zoeklocaties voor een Recreatieve Poort zijn vastgelegd in het Reconstructieplan. Eersel telt twee zoeklocaties voor Recreatieve Poorten: het gebied rondom recreatiecentrum Ter Spegelt en het gebied ter hoogte van de Oirschotsedijk in Wintelre. Gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Eersel Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het nieuwe toetsingskader bij aanvragen om een milieuvergunning van veehouderijen. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. De wet biedt de gemeente mogelijkheid een eigen geurbeleid te gaan voeren en daarmee af te wijken van de wettelijke normen (binnen een in de wet vastgelegde bandbreedte). Daarvoor moet op gebiedsniveau worden gezocht naar normen die passen bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De gevonden normen moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. De verordening wordt onderbouwd met een gebiedsvisie. In de gebiedsvisie wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied weergegeven en gekoppeld aan een beoordeling van de geurbelasting van het gebied. Op basis van de uitgevoerde gebiedsvisie kan worden geconcludeerd dat de norm van 1 ou E /m 3 op de woonkernen en 7ou E /m 3 in het extensiveringsgebied met primaat wonen de gewenste balans tot stand brengt tussen het belang van de veehouderij en het belang van beleidskader ontwerp bp bg mei

35 bescherming van het leefklimaat. Naar de toekomst toe wordt het leefklimaat in de woonkernen afdoende beschermd tegen hoge geurbelastingen, blijft er ruimte behouden voor woningbouwplannen en heeft de veehouderij voldoende mogelijkheden voor ontwikkeling. Kaart behorend bij de geurverordening gemeente Eersel In de verordening geurhinder en veehouderij kunnen in bepaalde gebieden andere dan de wettelijke normen worden gesteld voor de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten. De verordening voor de gemeente Eersel (vastgesteld 23 september 2008) stelt conform de resultaten van de gebiedsvisie voor de maximale geurbelasting op de woonkernen een norm voor van 1 ou E /m 3 voor de beleidskader ontwerp bp bg mei

36 kernen Eersel, Duizel, Knegsel en Wintelre. Voor de kernen Steensel en Vessem is een norm van 2 ou E /m 3 vastgesteld. Een norm van 7 ou E /m 3 geldt voor de maximale geurbelasting binnen het extensiveringsgebied met het primaat wonen. De normstelling is onderbouwd in de gebiedsvisie geurhinder en veehouderij. Buiten de gebieden genoemd in de verordening, dus voor het overige grondgebied van de gemeente, gelden de wettelijke standaardnormen. Gebiedsproject de Kleine Beerze De doelstellingen van het gebiedsproject de Beerze bestaan uit het versterken van het landschappelijk en cultuurhistorisch karakter, een duurzaam waterbeheer en betere recreatiemogelijkheden. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een betere uitgangspositie voor de landbouw door te werken aan de verkaveling en mogelijkheden voor verbreding van activiteiten. De Beerze wordt op termijn over bijna de gehele lengte opnieuw ingericht. De beek krijgt zijn oorspronkelijke slingerende loop terug. Daarmee wordt het typische landschap van vroeger teruggebracht en krijgt de natuur een nieuwe kans. Daarnaast worden waterbergingsgebieden ingericht om regenwater langer vast te houden en wateroverlast in de dorpen en steden tegen te gaan. Met de robuuste ecologische verbinding worden verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbonden. Robuust wil zeggen dat de verbinding zelf groot genoeg is om als leefgebied te dienen voor de dieren en planten die er leven. Bovendien is de natuur met een robuuste zone voorbereid op klimaatverandering: de leefgebieden van planten en dieren kunnen meebewegen met de veranderende omstandigheden. In totaal wordt 1150 ha nieuwe natuur en landschapselementen gerealiseerd. Het beekdal van de Beerze wordt in de toekomst een fantastische omgeving om te wandelen, te fietsen of gewoon even tot rust te komen. Tussen recreatie en natuur moet een balans ontstaan. Dit houdt bijvoorbeeld in dat wandelpaden niet strak en constant naast de Beerze liggen en dat bepaalde delen rustig worden gehouden om de natuur een kans te geven. Waterrelevant beleid Kaderrichtlijn Water Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de beleidskader ontwerp bp bg mei

37 ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en de vervuiler betaalt. De KRW beoogt vanuit een stroomgebiedbenadering te komen tot: het behoeden van aquatische en terrestrische systemen voor verdere achteruitgang een verhoogde bescherming en verbetering bereiken van het aquatisch milieu bevorderen van een duurzaam gebruik van water geleidelijke vermindering van de vervuiling van het grondwater en preventieve maatregelen afzwakking gevolgen van overstroming en droogte harmonisatie van Europese waterwetgeving In de periode tot 2009 worden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (o.a. Zwemwateren, Vogelen habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ( tandje erbij ). Waterbeheer 21 eeuw (WB21) Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken. Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem op orde te krijgen en erna te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nota Ruimte Het ruimtelijk waterbeleid is gebaseerd op het principe meebewegen en anticiperen op water. Bij de uitwerking hiervan spelen beleidskader ontwerp bp bg mei

38 deelstroomgebiedsvisies een belangrijke rol. Deze visies laten zien wat de ruimtelijke gevolgen zijn van het op orde brengen en houden van de regionale watersystemen. Gemeenten hebben de deelstroomgebiedsvisies uitgewerkt in stedelijke waterplannen. Ter voorkoming van problemen met de (grond)waterkwantiteit wordt de ruimte bestemd, ingericht en gebruikt volgens het principe vasthoudenbergen-afvoeren en wordt hergebruik nagestreefd. Ter voorkoming van problemen met de (grond)waterkwaliteit wordt de ruimte bestemd, ingericht en gebruikt volgens het principe voorkomen-scheiden-zuiveren. In ruimtelijke visies en plannen dienen locatiekeuzen en inrichtings- en beheersmaatregelen nadrukkelijk op grond van waterhuishoudkundige argumenten te worden afgewogen. Het instrument hiervoor is de watertoets. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding schept kaders voor de functies die in het Provinciaal Waterhuishoudingsplan verder worden uitgewerkt. Hoofddoelstelling van de nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en instandhouding en versterking van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. In deze nota zijn MTR normen opgenomen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Paraplunota ruimtelijke ordening Eén van de uitgangspunten van het provinciale beleid is het streven naar een robuust water- en bodemsysteem. Voor grondwater wordt aansluiting gezocht bij het systeem van kwel en infiltratie: op de hoge gronden zo veel mogelijk water vasthouden, in intermediaire gebieden zo min mogelijk onttrekking en in laaggelegen gebieden hoge (grond)waterpeilen. Verder is ruimte nodig voor waterberging. Ruimtelijke plannen moeten qua locatiekeuze, inrichting en beheer zoveel mogelijk aansluiten op het natuurlijke systeem. In de Paraplunota worden deze uitgangspunten verder geconcretiseerd. Voor een aantal gebieden worden harde of zachtere planologische beperkingen opgelegd. Dit geldt voor potentieel natte gebieden, zoekgebieden voor regionale waterberging en rivierverruiming, infiltratiegebieden, boven- en middenstroomse gebieden, grondwaterbeschermingsgebieden van beken, natte natuurparels en waterpotentiegebieden. Reconstructieplan Boven-Dommel (inclusief correctieve herziening) Het Reconstructieplan geeft op basis van de lagenbenadering de duurzame ontwikkeling aan die in het gebied wordt nagestreefd. Het plan vormt het integrerend kader van provinciaal beleid voor het landelijk gebied. Hierin is meervoudig ruimtegebruik toegepast voor natuur- en beleidskader ontwerp bp bg mei

39 landschapsbehoud en elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwetenschappelijke waarde. De beschermingszones rondom de natte natuurparels, waar waterdoelen gelden, en de concrete gebieden voor waterberging zijn planologisch beschermd. Partiële herziening Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2 Verder met water ( ) In dit plan geeft de provincie aan hoe ze wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant. Een omgeving waarin we veilig kunnen wonen en waar ruimte is voor economische en ecologische ontwikkeling. Het plan vormt onder meer het uitgangspunt voor het beleid van het waterschap en voor integratie van waterhuishoudkundige doelen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Er zijn vijf kernthema s die geïntegreerd worden aangepakt: 1. Realiseren van een duurzame watervoorziening 2. Verbetering van waterhuishoudkundige voorwaarden 3. Verbeteren van de waterkwaliteit 4. Inrichten van waterlopen in het buitengebied 5. Omgaan met water in bebouwd gebied Nota Lozingen buitengebied Ongezuiverd afvalwater vormt een bedreiging voor het grondwater en het oppervlaktewater. Ter behoud en bescherming van de kwaliteit hiervan hebben Gedeputeerde Staten nieuw beleid ontwikkeld om de lozingen van afvalwater in het buitengebied aan te pakken. In de beleidsnota hanteert GS het uitgangspunt dat elke veroorzaker van een lozing in het buitengebied bij de aanpak van die lozing door de gemeente in beginsel op gelijke wijze behandeld dient te worden. In de provinciale beleidslijn speelt verbreding van de gemeentelijke zorgplicht daarom een belangrijke rol. Verbreding van de zorgplicht betekent dat de gemeente de zorg heeft voor de afvoer van het afvalwater van álle bewoners in het buitengebied, niet alleen van diegenen die op de riolering worden aangesloten. Ter stimulering van de realisatie van het geformuleerde beleid hebben GS een subsidieregeling aangekondigd en wordt meer vrijheid geboden om af te wijken van de verplichting om riolering aan te leggen. In de nota is onderscheid gemaakt naar gebieden die meer of minder kwetsbaar zijn voor verontreinigingen als gevolg van ongezuiverde lozingen van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater. Een gebied is als kwetsbaar benoemd indien de waterkwaliteit van het grond- en/of oppervlaktewater van belang is voor de realisatie van de waterkwaliteitsdoelstelling. Binnen een als kwetsbaar benoemd gebied worden strengere voorwaarden gesteld voor oppervlaktewater- en beleidskader ontwerp bp bg mei

40 bodemlozingen als binnen een niet-kwetsbaar gebied. Binnen deze gebieden is de lozing van afvalwater aan strengere voorwaarden verbonden. Kwetsbare gebieden zijn onder meer: alle stromende wateren met functie waternatuur, hydrologische gevoelige delen van de Groene Hoofdstructuur met de daarbij behorende beïnvloedingszone, grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden die vallen onder de natuurbeschermingswet en/of de vogelrichtlijn- en habitatrichtlijn. Waterbeheerplan II, Door water gedreven Het Waterbeheerplan II is een concretisering van het Provinciaal Waterhuishoudingsplan II. Voor het gehele beheersgebied van Waterschap De Dommel wordt gestreefd naar de realisatie van een bepaald basisniveau van de waterhuishoudkundige situatie. De algemene milieukwaliteit (AMK) vormt het beheersuitgangspunt voor in principe al het oppervlaktewater en de bijbehorende waterbodem. Daarnaast zijn er specifieke waterkwaliteitsdoelstellingen voor waterhuishoudkundige systemen met de functie waternatuur en viswater. Daartoe geschikte wateren moeten voldoen aan de wettelijke kwaliteitsdoelstellingen voor zwemwater. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van een duurzame watervoorziening, het verbeteren waterhuishoudkundige voorwaarden, verbetering van de waterkwaliteit, inrichting, het beheer en onderhoud van watergangen en het omgaan met water in bebouwd gebied. Emissiebeheersplan fase 1, Koersen op schoon water Het Emissiebeheersplan bevat een gebiedsgerichte strategie die aangeeft op welke wijze en in hoeverre effectief en efficiënt de kwaliteitsdoelstellingen voor de beken in het beheergebied worden nagestreefd. De verplichtingen voor het emissiebeheer volgen uit belangrijke mate uit de Kaderrichtlijn Water. Hiermee wordt de chemische en ecologische toestand van een waterlichaam opgehangen aan de referentietoestanden van het betreffende type oppervlaktewater. De inspanningen die hiermee samenhangen richten zich vooral op verbetering van de chemische en ecologische toestand van de zogenaamde prioritaire beken. Waterbodembeheerplan Het waterbodembeheerplan geeft weer hoe waterschap De Dommel om wil gaan met de verontreinigde waterbodem. In de Kempen zijn waterbodems verontreinigd met cadmium en zink. Hier is gekozen om in te zetten op een goed beheer. In het gebied van Beerze en Reusel komen overmatige hoeveelheden nikkel voor. Dit wordt gezien de beleidskader ontwerp bp bg mei

41 oorsprong ervan geaccepteerd. In het gebied van de Leijen (Nieuwe Ley, Voorste Stroom, Essche Stroom en Zandleij) komen verhoogde concentraties van chroom en plaatselijk zink voor. Deze verontreinigingen worden gesaneerd. Voor de waterbergingsgebieden geldt dat een toename van inundatiefrequentie mogelijk is zolang er geen sprake is van een toename van de belasting van het overstromingsgebied met verontreinigd slib. Waterbergingsvisie In de waterbergingsvisie geeft Waterschap De Dommel aan wat er tot 2015 moet gebeuren om de wateroverlast in haar beheersgebied beheersbaar te maken. Hierbij wordt het principe vasthouden-bergenafvoeren gehanteerd. Naast het benoemen van voorkeurslocaties voor gestuurde waterberging wordt beekherstel als bijdrage aan meestromende waterberging beschouwd. Vanuit de vrachtenbenadering volgt dat de totale hoeveelheid afgezet sediment/slib binnen een watersysteem (op termijn) niet mag toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Keur oppervlaktewateren Een van de instrumenten van het waterschap om haar taak uit te oefenen is de Keur. De Keur kent gebods- en verbodsbepalingen die erop gericht zijn watergangen te beschermen. Zo is het in bepaalde gevallen verboden om zonder vergunning water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewater. Ook legt de Keur in sommige gevallen aan burgers een onderhoudsplicht op. Daarnaast mag men zonder Keurontheffing geen activiteiten ontplooien of bouwwerken plaatsen die het onderhoud aan watergangen kunnen belemmeren. Dit betekent dat voor bepaalde activiteiten nabij leggerwatergangen (tot 5 meter uit de insteek) of met mogelijke invloed op watergangen een ontheffing bij Waterschap De Dommel moet worden aangevraagd. Ook is het verboden binnen meanderzones (tot 25 meter uit de insteek van leggerwateren met de functie waternatuur) te bouwen, te graven of kabels e.d. aan te leggen. Waterplan gemeente Eersel Het Waterplan Eersel biedt inzicht in het functioneren van het Eerselse watersysteem en in de daarmee samenhangende problemen. Er worden maatregelen voorgesteld waarmee wordt gestreefd naar verbetering van de waterhuishouding. De aandacht voor water als belangrijk onderdeel van onze leefomgeving is de laatste jaren sterk gegroeid. Daarbij is samenwerking geboden tussen de verschillende partijen die een rol spelen in het waterbeheer op lokaal niveau. beleidskader ontwerp bp bg mei

42 De problemen met de waterhuishouding vragen om doelgerichte maatregelen. Een deel hiervan is gericht op het voorkomen van nieuwe knelpunten. Dit kan worden bereikt door water op een meer gestructureerde wijze een rol in de ruimtelijke planvorming te laten spelen. Water als ordenend principe voor de locatiekeuze van stedelijke functies, landbouw en natuur. Andere maatregelen zijn vooral gericht op herstel: het corrigeren van situaties die niet functioneren. Het draait daarbij enerzijds om het oplossen van kwantiteitsproblemen (wateroverlast, herstel van grondwaterstromen) en anderzijds om het oplossen van knelpunten ten aanzien van de waterkwaliteit (opheffen van lozingen). Een derde categorie maatregelen is gericht op betere aansturing van bepaalde beheerstaken (handhaving, onderzoek). Maatregelen In het waterplan Eersel is vervolgens een beperkt aantal maatregelen verder uitgewerkt: Water als ordenend principe voor de ruimtelijke planvorming van stedelijke ontwikkeling. Dit onderdeel is op twee schaalniveaus uitgewerkt namelijk voor de gemeente als geheel (1:50.000) en voor enkele deellocaties (1:10.000); Maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit gelet op de functie van de verschillende watergangen. In dit kader is vooral ingegaan op de mogelijkheden van afkoppeling en sanering van overstortlocaties; Het tegengaan van wateroverlast op enkele locaties binnen de gemeente: Hooge Akker (Vessem), Smitseind en Ganzestaartdijk (Duizel) en De Dijk (Eersel); Mogelijkheden voor waterretentie op regionale schaal. In dit kader zijn zoekgebieden geïdentificeerd die geschikt zijn als tijdelijk inundatiegebied om wateroverlast verder benedenstrooms in het beekstelsel te voorkomen; Afspraken ten aanzien van de organisatie van het waterbeheer zowel met betrekking tot de verdeling van taken als het opstellen van nieuwe meetprogramma s. beleidskader ontwerp bp bg mei

43 beleidskader ontwerp bp bg mei

44 Provincie Noord-Brabant Handleiding duurzame (project)locaties Intensieve veehouderij Auteur Provincie Noord-Brabant Datum 2 december 2003

45

46 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Opbouw 5 3 Achtergrond 7 4 Beleidskader Duurzaamheid Planologisch kader streekplan Revitalisering Landelijk Gebied 12 5 Beoordelingskader Omvang bedrijf Beoordeling duurzame locatie en duurzame projectlocatie Procedure 17 6 Beoordelingstabel duurzame locaties Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering (GHS en AHS) Overige randvoorwaarden 24 7 Beoordelingstabel duurzame projectlocaties Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering (AHS) Overige randvoorwaarden 38 Bijlage 1 Omvang bedrijven in verband met MER en IPPC 47 Provincie Noord-brabant, 2 december

47 Provincie Noord-brabant, 2 december

48 1 Inleiding Voorliggende handleiding vormt het toetsingskader voor Gedeputeerde Staten voor de beoordeling van duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij. De handleiding geeft een nadere invulling en verduidelijking van het in het Streekplan Noord-Brabant 2002, het Koepelplan Reconstructie aan zet (2001) en de uitgangspuntennota Hand aan de ploeg voor West-Brabant (2001) geformuleerde provinciaal beleid met betrekking tot duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij. Dit provinciaal beleid is de afgelopen jaren op enkele punten nader ingevuld en aangevuld met nieuwe inzichten (o.a. naar aanleiding van het akkoord van Cork in juli 2003). De handleiding is bedoeld als ondersteuning voor de planvorming in het kader van de Revitalisering Landelijk Gebied (RLG), welke plannen worden vastgelegd in Reconstuctieplannen en (voor West-Brabant) Gebiedsplannen, voor het ruimtelijk ordeningsbeleid van gemeenten en voor het beoordelen door de provincie van initiatieven en plannen in het kader van de ruimtelijke ordening. Over een concept van deze handleiding hebben Gedeputeerde Staten advies gevraagd aan de Provinciale Planologische Commissie (PPC) en de Provinciale Commissie Landelijk Gebied (PCLG). Provincie Noord-brabant, 2 december

49 Provincie Noord-brabant, 2 december

50 2 Opbouw De handleiding is als volgt opgebouwd: - Achtergrond: Hier wordt kort de positie van duurzame (project)locaties aangegeven. - Beleidskader: In het Streekplan is aangeven in welke gebieden onder voorwaarden duurzame (project)locaties mogelijk zijn en welke ontwikkelingen mogelijk zijn op een duurzame (project)locatie. Daarnaast bieden ook de in het kader van RLG op te stellen Reconstructieplannen en Gebiedsplannen een ruimtelijk kader. - Beoordelingskader: In algemene zin wordt aangegeven op welke wijze tot een beoordeling van duurzame (project)locaties moet worden gekomen en welke procedure hiervoor geldt. - Beoordelingstabel duurzame locaties: In de beoordelingstabel wordt op basis van provinciaal en rijksbeleid aangegeven met welke aspecten bij de beoordeling van duurzame locaties rekening dient te worden gehouden en op welke wijze dit dient te gebeuren. - Beoordelingstabel duurzame projectlocaties: In de beoordelingstabel wordt op basis van provinciaal en rijksbeleid aangegeven met welke aspecten bij de beoordeling van duurzame projectlocaties rekening dient te worden gehouden en op welke wijze dit dient te gebeuren. Provincie Noord-brabant, 2 december

51 Provincie Noord-brabant, 2 december

52 3 Achtergrond In het kader van de Revitalisering Landelijk Gebied (RLG) zijn de begrippen duurzame locatie en duurzame projectlocatie voor de intensieve veehouderij ontwikkeld. In het Streekplan hebben deze begrippen een verankering in het ruimtelijk ordeningsbeleid van de provincie gekregen en zijn deze als volgt gedefinieerd: Duurzame locatie intensieve veehouderij Een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwblok van maximaal 2,5 hectaren voor een intensieve veehouderij. Een locatie kan ook bij een kleiner oppervlak dan 2,5 ha. als duurzaam worden aangemerkt. Daarnaast zijn er bestaande situaties waarbij het vigerende bouwblok groter is dan 2,5 ha.; ook in deze gevallen kan er sprake zijn van duurzame locaties. Duurzame projectlocatie intensieve veehouderij Een locatie met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu- oogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om daar enkele bouwblokken voor intensieve veehouderijen te projecteren. Op een duurzame projectlocatie intensieve veehouderij is dus nieuwvestiging mogelijk. De omvang van een duurzame projectlocatie ligt in de orde van grootte van 10 hectaren. Duurzame projectlocaties zijn alleen mogelijk in landbouwontwikkelingsgebieden, omdat alleen in deze gebieden nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is toegestaan. De beoordeling of locaties of projectlocaties duurzaam zijn, dient door gemeenten in het kader van het bestemmingsplan of een zelfstandige projectprocedure (artikel 19 WRO) te worden gemaakt. Het streekplan geeft aan binnen welke gebiedscategoriëen van het streekplan duurzame (project)locaties aan de orde kunnen zijn. De Reconstructie- en Gebiedsplannen hebben de mogelijkheid om dit streekplankader nader in te vullen. Deze in het kader van RLG op te stellen plannen moeten aangeven in welke gebieden de intensieve veehouderij zal moeten afbouwen (de extensiveringsgebieden) en in welke gebieden cq op welke locaties onder voorwaarden ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij aanwezig zijn (de verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden). Zowel voor gemeenten als voor reconstructie- en gebiedscommissies is het dus van belang om duidelijkheid te hebben over in welke gebieden en onder welke voorwaarden duurzame locaties en duurzame projectlocaties kunnen voorkomen. Ook voor de provincie, in haar rol als planbegeleider/-toetser is het van belang om op eenduidige wijze te kunnen adviseren en oordelen over initiatieven ten aanzien van duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij. Indien men wil afwijken van de gehanteerde definities van duurzame (project)locaties zal een streekplanafwijkingsprocedure moeten worden gevolgd. Dit vereist uiteraard een zorgvuldige onderbouwing en een goed vooroverleg. Reconstructieplannen bieden een wettelijk kader hier rechtstreeks in te voorzien. Provincie Noord-brabant, 2 december

53 Provincie Noord-brabant, 2 december

54 4 Beleidskader 4.1 Duurzaamheid Een duurzame ontwikkeling is gericht op het bereiken van een meerwaarde ten aanzien van economie, ecologie en maatschappij. In het streekplan zijn deze belangen integraal afgewogen. Ten aanzien van een duurzame ontwikkeling van de intensieve veehouderij spelen een drietal duurzaamheidsaspecten: - Duurzaamheidscriteria locatie - Duurzaamheidscriteria productiewijze - Duurzaamheidscriteria op gebiedsniveau Duurzaamheidscriteria locatie Het RO-, water-, natuur-, landschaps- en milieubeleid geven kaders voor waar en onder welke voorwaarden ontwikkeling van intensieve veehouderij mogelijk is. Dit op basis van de afweging tussen het beschermen van kwetsbare waarden en functies en het geven van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden (zoals de grootte van het bouwblok) voor de intensieve veehouderij. Binnen RLG worden deze kaders middels de integrale zonering nader uitgewerkt. In de paragrafen 6 en 7 worden vanuit verschillende beleidscategorieën randvoorwaarden geformuleerd voor de duurzame ontwikkeling van locaties. Duurzaamheidscriteria productiewijze Via wet- en regelgeving (mestbeleid, welzijnseisen, e.d.) en maatschappelijke wensen (biologische productiewijze, voedselveiligheid) worden eisen gesteld aan de productiewijze. De markt en het (EU-) beleid bepalen in belangrijke mate het economisch perspectief. Op deze aspecten wordt in deze handleiding niet verder ingegaan1. Duurzaamheidscriteria op (regionaal) gebiedsniveau Er zal een balans moeten zijn tussen gebieden waar gestreefd wordt naar uitplaatsing van intensieve veehouderij en gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van bedrijven die elders geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben. Ten aanzien van deze balans is in het kader van RLG vastgesteld dat groei in de landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden gekoppeld is aan een meer dan evenredige krimp in de extensiveringsgebieden en dat er geen uitplaatsing zonder inplaatsing zal plaatsvinden. In de toelichtende tekst van het streekplan is aangegeven dat nieuwvestiging van intensieve veehouderij aan de orde kan zijn als er onvoldoende geschikte (bestaande) bouwblokken vrijkomen voor de opvang van intensieve veehouderijen die moeten worden verplaatst uit kwetsbare gebieden of vanwege stedelijke uitbreidingen. 1 Aan deze duurzaamheidscriteria wordt verder inhoud gegeven in het project Op weg naar een duurzame intensieve veehouderij in Brabant, dat als doel heeft om met behulp van een Menukaart duurzame intensieve veehouderij het provinciaal bestuur concrete en praktisch uitvoerbare voorstellen voor te leggen, op basis waarvan de transitie naar een duurzame veehouderij, tesamen met de maatschappelijke partners, ter hand kan worden genomen. Provincie Noord-brabant, 2 december

55 4.2 Planologisch kader streekplan In het streekplan wordt voor het landelijk gebied een indeling gemaakt in de Groene en de Agrarische Hoofdstructuur (GHS en AHS). De GHS en AHS zijn beide onderverdeeld in twee hoofdzones, namelijk GHS-natuur, GHS-landbouw, AHS-landschap en AHSlandbouw. Deze indeling is nader onderverdeeld in subzones. De mogelijkheden voor duurzame (project)locaties verschillen per subzone. In de onderstaande tabel is aangegeven in welke subzones onder voorwaarden mogelijkheden voor duurzame (project)locaties aanwezig zijn. Hoofdzone GHS-Natuur GHS-Landbouw AHS -Landschap AHS-Landbouw Subzone Onder voorwaarden mogelijkheden voor: Duurzame locaties Natuurparels Nee Nee Overig bos- en natuurgebied Nee Nee Ecologische verbindingszones Nee Nee Leefgebied kwetsbare soorten: Ja Nee weidevogels Leefgebied kwetsbare soorten: overig Nee Nee Leefgebied struweelvogels Ja Nee Natuurontwikkelingsgebied Nee Nee Leefgebied dassen: gelegen in RNLE Ja Nee Leefgebied dassen: niet gelegen in RNLE Ja Ja Waterpotentiegebied Ja Nee RNLE-Landschapsdeel Ja Nee Zoekgebied veeverdichtingsgebieden Ja Ja Vestigingsgebied glastuinbouw Ja Ja Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw Ja Glasboomteeltgebied Ja Ja AHS-overig Ja Ja Duurzame projectlocaties Ja Het streekplanbeleid is gericht op zuinig ruimtegebruik. Centraal staat het agrarisch hergebruik van vrijkomende (agrarische) bouwblokken boven het toestaan van nieuwe bouwblokken. In Noord-Brabant hebben veel intensieve veehouderijbedrijven meerdere locaties. Het samenvoegen van locaties op een duurzame locatie is een optie die past binnen zuinig ruimtegebruik. Nieuwe bouwblokken op duurzame projectlocaties zijn dus alleen mogelijk als er geen reële mogelijkheden aanwezig zijn om gebruik te maken van vrijkomende bouwblokken of locaties waar het bedrijf kan samenvoegen. Het streekplan maakt ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw onderscheid in: nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van het bouwblok. Daarnaast zijn er nog de begrippen: hervestiging en samenvoegen locaties. Provincie Noord-brabant, 2 december

56 Hieronder zijn deze begrippen omschreven. Nieuwvestiging De projectie van een agrarisch bouwblok op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwblok. 2 Omschakeling Het omzetten van een bouwblok van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm of het omzetten van een niet-agrarisch bouwblok in een agrarisch bouwblok.3 Omschakeling wordt dus niet beschouwd als nieuwvestiging. Omschakeling van een niet-agrarisch bouwblok naar een agrarisch bouwblok voor de intensieve veehouderij is conform het streekplan overigens alleen mogelijk in de AHS-Landbouw; in de GHS en in de AHS-Landschap moet een duurzame locatie altijd een bestaand agrarisch bouwblok betreffen. Uitbreiding bouwblok Het vergroten van een bestaand (vigerend) agrarisch bouwblok ten behoeve van de continuering van de huidige agrarische bedrijfsvorm. Hervestiging Het overnemen van een (vigerend) agrarisch bouwblok door een agrariër die elders een (vigerend) agrarisch bouwblok verlaat. Hervestiging komt dus neer op het verplaatsen van een activiteit van het ene agrarische bouwblok naar het andere agrarische bouwblok. Planologisch verandert op de locatie waar de activiteit naartoe wordt verplaatst niets, tenzij sprake is van een andere agrarische bedrijfsvorm. In dat geval is er sprake van hervestiging in combinatie met omschakeling. Ook vanuit milieuoogpunt behoeft er niets te veranderen (de milieuvergunning is gekoppeld aan de locatie), tenzij sprake is van een verandering in aard of aantal van de te houden dieren. Samenvoegen locaties Het samenvoegen van één of meerdere locaties op een reeds bestaande locatie. Dit zal vrijwel altijd leiden tot uitbreiding van het bouwblok. Het streekplanbeleid ten aanzien van duurzame locaties voor de intensieve veehouderij is: 2 Volgens de streekplandefinitie is er alleen sprake van nieuwvestiging als de nieuwvestigingslocatie niet is voorzien van een agrarisch bouwblok en is er dus ook sprake van nieuwvestiging als er op de nieuwvestigingslocatie al wel een niet-agrarisch bouwblok aanwezig is. Conform de streekplantekst valt echter de omzetting van een niet-agrarisch bouwblok in een agrarisch bouwblok onder omschakeling en niet onder nieuwvestiging. Voor deze laatste interpretatie wordt gekozen en de tegenstrijdigheid tussen streekplandefinitie en streekplantekst zal middels een (correctieve) herziening van het streekplan worden opgeheven. 3 Volgens de streekplandefinitie is er alleen sprake van omschakeling bij het overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm. Conform de streekplantekst wordt echter ook de omzetting van een niet-agrarisch bouwblok in een agrarisch bouwblok als omschakeling beschouwd. Voor deze laatste, bredere, interpretatie wordt gekozen en de tegenstrijdigheid tussen streekplandefinitie en streekplantekst zal middels een (correctieve) herziening van het streekplan worden opgeheven. Provincie Noord-brabant, 2 december

57 geen nieuwvestiging; een duurzame locatie betreft per definitie een bestaande locatie; hervestiging kan; omschakeling kan (omschakeling van een niet-agrarisch bouwblok is alleen mogelijk in de AHS-Landbouw); uitbreiding bouwblok kan tot maximaal 2,5 hectare. Het streekplanbeleid ten aanzien van duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij is: - nieuwvestiging kan; - hervestiging kan; - omschakeling kan (omschakeling van een niet-agrarisch bouwblok is alleen mogelijk in de AHS-landbouw); - uitbreiding bouwblok kan : er is geen maximale maatvoering opgenomen; de totale omvang van een projectlocatie bedraagt ca. 10 ha. Mestbewerking Conform het streekplan is in bijzondere gevallen vestiging van een mestbewerkingsinstallatie mogelijk op een duurzame (project)locatie voor de intensieve veehouderij. Het bijzondere betekent dat deze locaties pas als stap 3 aan de orde kunnen komen als het zogenoemde stappenplan mestlocaties conform het streekplan (pag 127) is doorlopen. Dat wil zeggen dat eerst locaties moeten worden gezocht die voldoen aan stap 1: bedrijventerrein, veeverdichtingsgebied, vestigingsgebied glastuinbouw, terreinen voor rioolwaterzuiveringsinstallaties of stortplaatsen. Als dit aantoonbaar niet tot resultaten leidt, komen locaties aan bod die voldoen aan stap 2: bouwblokken gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied. Als ook dit niet tot resultaten leidt komen locaties aan bod die voldoen aan stap 3. In de praktijk betekent dit dat in stap 3 alleen nog duurzame locaties aan de orde zijn, omdat duurzame projectlocaties altijd gelegen zijn in een landbouwontwikkelingsgebied (stap 2). De capaciteit van een mestbewerkingsinstallatie op een duurzame locatie of op een duurzame projectlocatie mag niet meer bedragen dan ton per jaar. 4.3 Revitalisering Landelijk Gebied Het reconstructieplan cq het gebiedsplan zal een ruimtelijk kader bieden. In het reconstructieplan cq gebiedsplan zal, middels de integrale zonering, worden aangegeven in welke gebieden duurzame locaties en duurzame projectlocaties mogelijk zijn. Dit zal veelal een nadere afweging en inkadering zijn van de uitgangspunten uit het RO-, milieu-, natuur-, landschaps- en waterbeleid. In de terminologie van de Revitalisering landelijk Gebied zullen duurzame locaties voor de intensieve veehouderij uitsluitend te vinden zijn binnen de landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden en niet in de extensiveringsgebieden. In verwevingsgebieden kunnen de bestaande agrarische locaties duurzame locaties zijn, mits de omgevingskwaliteiten in brede zin (natuur, landschap, water, milieu, e.d.) dat toelaten. De insteek in verwevingsgebieden met betrekking tot duurzame locaties betreft al met al een ja mits - en tegelijkertijd een maatwerk-benadering. In paragraaf 6 van deze handleiding wordt Provincie Noord-brabant, 2 december

58 deze benadering nader gepreciseerd door de randvoorwaarden te benoemen die vanuit de verschillende omgevingsaspecten aan duurzame locaties worden gesteld. Duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij zullen uitsluitend in landbouwontwikkelingsgebieden te vinden zijn. Gezien de omvang van een duurzame projectlocatie (circa 10 hectaren) en de mogelijkheid hier nieuwe intensieve veehouderijen te vestigen, dient een dergelijke locatie of het gebied waarbinnen een dergelijke locatie ligt als een landbouwontwikkelingsgebied conform de Reconstructiewet te worden betiteld. Provincie Noord-brabant, 2 december

59 Provincie Noord-brabant, 2 december

60 5 Beoordelingskader 5.1 Omvang bedrijf Een bedrijf zal een bepaalde omvang moeten hebben om economisch duurzaam te zijn. Ontwikkeling naar een bedrijf van de toekomst (bedrijf met een omvang van wat over jaar als perspectiefrijke omvang noodzakelijk wordt geacht) dient mogelijk te zijn om te kunnen spreken van een duurzame (project)locatie. Voor het bepalen of de locatie voldoende duurzaam is voor een dergelijke ontwikkeling is het van belang om te weten wat een dergelijke ontwikkeling betekent ten aanzien van de impact op het milieu (met name stank en ammoniak) en op de ruimte (omgevingskwaliteiten in brede zin). Ontwikkeling naar bedrijf van de toekomst kan als minimumvariant worden gezien waaraan een duurzame (project)locatie zal moeten voldoen. Welke omvang en bijbehorende impact op milieu en ruimte hieraan is verbonden, is sterk afhankelijk van ontwikkelingen in markt en maatschappij, de bedrijfsspecifieke situatie en strategie van de ondernemer. Zo is bijvoorbeeld de noodzakelijke omvang en bijbehorende impact voor een zeugenbedrijf van een andere orde dan die voor een vleesvarkensbedrijf. Het is dan ook niet doenlijk om algemene normen vast te stellen voor de omvang en impact van bedrijven. Om een beeld te krijgen van de omvang van het bouwblok in relatie tot het aantal gehouden dieren is als voorbeeld een toekomstgericht gesloten varkensbedrijf van 350 zeugen met 2100 vleesvarkens (en bijbehorende biggen) genomen. De omvang van het totale bouwblok (inclusief erfbeplanting, aan- en afvoerwegen, mestopslag, voersilo s, woonhuis e.d.) bedraagt op basis van de huidige praktijk dan ongeveer 1,75 ha. Door efficiënt te bouwen kan dit echter omlaag worden gebracht tot ongeveer1,25 ha. Op een bouwblok van 2,5 ha kunnen bij een efficiënte indeling zelfs 3 tot 4 keer zoveel dieren (dus zeugen met vleesvarkens) worden gehouden. Vigerende bouwblokken voor intensieve veehouderijen die nu al groter zijn dan 2,5 hectaren ( en ingevuld met bedrijfsbebouwing) kunnen niet verkleind worden, onder andere in verband met planschade-aspecten. In zo n geval wordt de huidige situatie erkend en vastgelegd/bevroren en kan er dus sprake zijn van een duurzame locatie, bijvoorbeeld in een verwevingsgebied, met een bouwblok groter dan 2,5 ha. 5.2 Beoordeling duurzame locatie en duurzame projectlocatie Hergebruik boven nieuwvestiging Centraal uitgangspunt van het streekplan is zuinig ruimtegebruik, waarbij is aangegeven dat het agrarisch hergebruik van bestaande bouwblokken centraal staat boven het toestaan van nieuwe bouwblokken. Dat betekent dat duurzame projectlocaties (met mogelijkheden voor nieuwvestiging!) alleen aan de orde zijn als, uit onafhankelijk onderzoek, blijkt dat er binnen het desbetreffende reconstructiegebied geen alternatieve bestaande locaties beschikbaar zijn. Bij het bepalen van deze mogelijkheden speelt het tijds- of kostenaspect in eerste instantie geen doorslaggevende rol. Uit het (onafhankelijk) onderzoek moet voldoende moeten blijken welke inspanningen zijn verricht bij het Provincie Noord-brabant, 2 december

61 zoeken naar vrijgekomen of vrijkomende locaties en moet per onderzochte locatie kunnen worden gemotiveerd waarom een bepaalde locatie wel of niet geschikt is voor de vestiging van het bedrijf. Wijze van beoordeling Binnen de aanduiding duurzame (project)locaties is een gradatie in ontwikkelingsmogelijkheden mogelijk. Ook is de benodigde ontwikkelingsruimte sterk afhankelijk van het type bedrijf en de strategie van de ondernemer. Zo zullen niet alle duurzame locaties geschikt zijn voor bouwblokken van 2,5 ha, maar kunnen desondanks nog voldoende ontwikkelingsruimte hebben (zeker als efficiënt wordt gebouwd binnen het bouwblok en allerlei emissiereducerende maatregelen worden getroffen) voor een duurzame economische ontwikkeling voor de komende 10 tot 15 jaar. Kortom, een locatie voor intensieve veehouderij kan in bepaalde gevallen ook bij een kleinere oppervlakte dan 2,5 ha. als duurzaam worden aangemerkt. Ook binnen duurzame projectlocaties is een verscheidenheid aan ontwikkelingsmogelijkheden mogelijk en is maatwerk, afgestemd op de specifieke locale omstandigheden en de strategie van de betrokken ondernemer(s), noodzakelijk. Deze constatering maakt dat het vooraf concreet bestempelen van bestaande locaties als duurzame locaties, evenals het op voorhand concreet begrenzen en bestempelen van duurzame projectlocaties niet goed mogelijk is. Vanuit het oogpunt van speculatie en eventuele prijsopdrijving lijkt het op voorhand aanduiden van locaties ook niet wenselijk. Het begrip duurzame (project)locatie moet daarom veeleer als een bepaalde manier van toetsen van concrete initiatieven worden gezien. In paragraaf 4.2. is al aangegeven in welke (sub)zones van het streekplan geen respectievelijk (onder voorwaarden) wel mogelijkheden bestaan voor duurzame locaties en/of duurzame projectlocaties. Voor zover de streekplanzonering duurzame (project)locaties mogelijk maakt is in hoofdstuk 6 respectievelijk 7 middels een beoordelingstabel voor duurzame locaties respectievelijk duurzame projectlocaties aangegeven met welke randvoorwaarden rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling van dergelijke locaties. Deze randvoorwaarden zijn afkomstig uit het rijks- en provinciaal beleid en zijn nader uitgewerkt ten behoeve van het kunnen maken van een beoordeling van duurzame (project)locaties. De beoordeling is alleen gericht op de effecten van(uit) het agrarisch bouwblok. Voor een beoordeling of sprake is van een duurzame (project)locatie dient in eerste instantie door de initiatiefnemer zelf te worden aangeven op welke wijze met de thema s in de beoordelingstabel rekening is gehouden. Dit kan worden gezien als een integrale omgevingstoets. Zeker bij duurzame projectlocaties zal gezien de te verwachten omvang van de hier nieuw te vestigen bedrijven waarschijnlijk ook een MER(beoordelings)plicht gelden. De gemeente is uiteindelijk verantwoordelijk voor een benodigde herziening van het bestemmingsplan, wijzigingsplan of zelfstandige projectprocedure (Artikel 19-1, WRO). Voor een aantal thema s geldt dat als een locatie hier negatief op scoort er geen sprake kan zijn van een duurzame (project)locatie. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van ligging binnen 250 meter van een voor verzuring zeer kwetsbaar bos- en natuurgebied volgens de definitie in het Streekplan en de PUN (verplicht extensiveringsgebied!). Voor de meeste thema s geldt echter dat ontwikkeling er mogelijk is mits wordt voldaan aan een Provincie Noord-brabant, 2 december

62 aantal voorwaarden (gericht op instandhouden en versterken van aanwezige waarden of het compenseren van aangetaste waarden) of dat ontwikkeling niet mogelijk is, tenzij wordt aangetoond dat dit geen nadelige effecten met zich meebrengt. Indien sprake is van een stapeling van waarden (bijvoorbeeld een gebied in de GHSlandbouw met zeer hoge cultuurhistorische, aardkundige en landschappelijke waarden) zullen de mogelijkheden voor duurzame (project)locaties geringer zijn. Hoe deze afweging uitvalt is maatwerk per gebied en zal moeten blijken uit een degelijke ruimtelijke onderbouwing, waarin aandacht moet worden besteed aan minimaal alle genoemde aspecten uit de beoordelingstabel. Hierbij is het van belang om RO- en milieu-aspecten in onderlinge samenhang en in het licht van de komende RLG-zonering te bezien. Wanneer op grond van milieu-aspecten, dan wel de komende RLG-zonering, twijfels over de duurzaamheid van een locatie bestaan, kan dit reeds een argument zijn om ook in het kader van de RO de locatie niet als duurzaam te bestempelen. Het is aan de commissie AAB (Advies Agrarische Bouwaanvragen) om concrete initiatieven te beoordelen ten aanzien van een duurzame economische omvang. Volwaardigheid en voldoende continuïteit zijn hierbij belangrijke toetsingsaspecten. Deze taak heeft de commissie AAB reeds nu. 5.3 Procedure Deze handleiding is een nadere verduidelijking van het Streekplan. Bij de toepassing hiervan zijn dan ook de gebruikelijke RO-procedures van kracht. Dat betekent dat gemeenten in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor het toepassen van de handleiding. De provincie zal bij het beoordelen van gemeentelijke bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of artikel 19-aanvragen beoordelen of gemeenten voldoende rekening met deze handleiding hebben gehouden. Gedeputeerde Staten zien geen noodzaak om duurzame locaties in bestemmingsplannen buitengebied concreet aan te wijzen. Zij raden dit zelfs af. Iedere voorgenomen ontwikkeling op een bepaalde locatie zal immers telkens opnieuw moeten worden beoordeeld of zij voldoet aan de in deze handleiding geformuleerde uitgangspunten. Duurzame projectlocaties kunnen eventueel wel concreet worden aangewezen. Hiervoor geldt immers een ander planologisch beleid. Ook hier geldt echter dat iedere nieuwe ontwikkeling telkens opnieuw zal moeten worden beoordeeld. Provincie Noord-brabant, 2 december

63 Provincie Noord-brabant, 2 december

64 6 Beoordelingstabel duurzame locaties In de onderstaande tabel staan alle randvoorwaarden waarmee bij de beoordeling van duurzame locaties minimaal rekening dient te worden gehouden. 6.1 Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering (GHS en AHS) Streekplansubzone GHS- Landbouw Leefgebied kwetsbare soorten: subcategorie weidevogels Randvoorwaarde Uitwerking De handhaving van rust, openheid, hoge waterpeilen en stabiliteit in de inrichting en het beheer van het gebied dienen gewaarborgd te zijn (Streekplan). Duurzame locaties zijn mogelijk, mits op een goede manier rekening wordt gehouden met de genoemde randvoorwaarden. Indien dit het geval is, is de invloed van uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven op weidevogels beperkt. Daarom worden de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande intensieve veehouderijbedrijven zoveel mogelijk gerespecteerd. Bij uitbreiding en omschakeling dient nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud van de genoemde randvoorwaarden en de hier volgende uitwerking: - De ligging van het bouwblok. De effecten van uitbreiding of omschakeling zijn bij ligging midden in het leefgebied weidevogels veelal groter dan bij de ligging aan de rand van het leefgebied. - De richting van uitbreiding. Uitbreiding dient zo veel mogelijk niet plaats te vinden in de richting van de kern van het leefgebied weidevogels. - De mate van uitbreiding. Bij een substantiële vergroting van het bouwblok (meer dan 25%) zal er veelal eerder sprake zijn van onaanvaardbare aantasting van de aanwezige waarden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

65 Streekplansubzone GHS- Landbouw Leefgebied Struweelvogels Randvoorwaarde Uitwerking De handhaving van een besloten of halfopen landschapsstructuur met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden dient gewaarborgd te zijn (Streekplan) Duurzame locaties zijn mogelijk, mits op een goede manier rekening wordt gehouden met de genoemde randvoorwaarden. Indien dit het geval is, is de invloed van uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven op struweelvogels beperkt. Daarom worden de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande intensieve veehouderijbedrijven zoveel mogelijk gerespecteerd. Bij uitbreiding en omschakeling dient nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud van de genoemde randvoorwaarden en de hier volgende uitwerking: - Het totaal aan groenstructuren en waardevolle landschapselementen binnen het desbetreffende leefgebied dient gelijk te blijven. Bij aantasting van bestaande groenstructuren of andere waardevolle elementen dient deze aantasting gecompenseerd te worden. Bij compensatie dient het om behoud en versterking van de aanwezige groenstructuren en andere waardevolle elementen te gaan. - Bij uitbreiding dient een ruime verplichte, functioneel groene inpassing van het bouwblok plaats te vinden. De aanleg en het beheer van groenstructuren wordt gestimuleerd (via de stimuleringsregeling SNBL en eventuele aanvullende regelingen). Uitgangspunt bij de versterking van groenstructuren is dat nieuw groen, vrij groen is (er komen dus geen verdere beleidsbeperkingen uit voort). Provincie Noord-Brabant, 2 december

66 Randvoorwaarde Uitwerking Leefgebied Dassen De handhaving van bestaansvoorwaarden van de das dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat burchten met rust worden gelaten, de dassen kunnen fourageren en er voldoende landschappelijke structuren als houtwallen, begroeide slootkanten, vochtige graslanden en dergelijke aanwezig zijn (Streekplan). Duurzame locaties zijn mogelijk, mits op een goede manier rekening wordt gehouden met de genoemde randvoorwaarden. Indien dit het geval is, is de invloed van uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven op dassen beperkt. Daarom worden de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande intensieve veehouderijbedrijven zoveel mogelijk gerespecteerd. Bij uitbreiding en omschakeling dient nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud van de genoemde randvoorwaarden en de hier volgende uitwerking: - De locatie mag geen burcht en geen specifieke fourageergebieden (bijvoorbeeld een boomgaard of een vochtig grasland) nadelig beïnvloeden. - Het totaal aan groenstructuren en waardevolle landschapselementen binnen het desbetreffende leefgebied dient gelijk te blijven, Bij aantasting van bestaande groenstructuren en landschapselementen dient deze aantasting gecompenseerd te worden. Bij compensatie dient het om behoud en versterking van de aanwezige groen- en landschapsstructuren te gaan. - Bij uitbreiding dient een ruime, verplichte, functionele groene inpassing van het bouwblok plaats te vinden. Streekplansubzone AHS- Landschap De aanleg en het beheer van groenstructuren wordt gestimuleerd (via de stimuleringsregeling SNBL en eventuele aanvullende regelingen). Uitgangspunt bij de versterking van groenstructuren is dat nieuw groen, vrij groen is (er komen dus geen verdere beleidsbeperkingen uit voort). Waterpotentie- De geschiktheid voor mogelijke Duurzame locaties zijn mogelijk, mits op een goede manier rekening wordt gehouden met de gebied natuurontwikkeling (kwel-natuur) in de verre toekomst moet behouden blijven (Streekplan) kwelpotentie. In de praktijk zal de invloed van de uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven op de kwelpotentie gering zijn. Indien sprake is van een structurele ingreep in de waterhuishouding, welke tot gevolg heeft dat de kwelpotentie onomkeerbaar verminderd, is een duurzame locatie niet toegestaan. Provincie Noord-Brabant, 2 december

67 Randvoorwaarde Uitwerking Ontwikkeling van natuur en landschap in de RNLE als geheel dient te worden ondersteund (Streekplan) Duurzame locaties zijn mogelijk, mits op een goede manier rekening wordt gehouden met de genoemde randvoorwaarde. De ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven worden zoveel mogelijk gerespecteerd. Bij uitbreiding en omschakeling dient nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud van de genoemde randvoorwaarde en de hier volgende uitwerking: - Het totaal aan groenstructuren en waardevolle lansschapselementen binnen de desbetreffende RNLE dient gelijk te blijven. Bij aantasting van bestaande groenstructuren en waardevolle landschapselementen dient deze aantasting gecompenseerd te worden. Bij compensatie dient het om behoud en versterking van de aanwezige groenstructuren en waardevolle landschapselementen te gaan. - Bij uitbreiding dient een ruime verplichte functioneel groene inpassing van het bouwblok plaats te vinden. veeverdichtingsgebieden Vestigingsgebied glastuinbouw Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw De aanleg en het beheer van groenstructuren wordt gestimuleerd (via de stimuleringsregeling SNBL en eventuele aanvullende regelingen). Uitgangspunt bij de versterking van groenstructuren is dat nieuw groen, vrij groen is (er komen dus geen verdere beleidsbeperkingen uit voort). AHS- Zoekgebied Geen specifieke Landbouw Streekplansubzone RNLElandschapsdeel randvoorwaarden voor duurzame locaties Ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van deze gebieden voor de glastuinbouw niet te frustreren (Streekplan) ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van deze gebieden voor de glastuinbouw niet te frustreren Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de uitbreiding van of omschakeling naar intensieve veehouderij de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de glastuinbouw niet belemmert. Dat betekent dat niet alleen rekening dient te worden gehouden met bestaande glastuinbouwbedrijven en hun uitbreidingsmogelijkheden, maar ook met toekomstige nieuwvestigingen. Pas als voldoende duidelijk de benodigde ruimte en locaties voor de glastuinbouw binnen het vestigingsgebied in beeld zijn, kan worden bezien in hoeverre en waar er nog mogelijkheden voor duurzame locaties zijn. Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de uitbreiding van of omschakeling naar intensieve veehouderij de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de in het gebied aanwezige glastuinbouw niet belemmert. Dat betekent dat rekening dient te worden gehouden met de hier liggende glastuinbouwbedrijven en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

68 Streekplansubzone Randvoorwaarde Uitwerking Glasboomteeltgebied ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van dit gebied voor de glasboomteelt niet te frustreren AHS-overig Geen specifieke randvoorwaarden voor duurzame locaties Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de uitbreiding van of omschakeling naar intensieve veehouderij de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de glasboomteelt niet belemmert. Dat betekent dat rekening dient te worden gehouden met de hier liggende glasboomteeltbedrijven en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

69 6.2 Overige randvoorwaarden Naast de specifieke randvoorwaarden per subzone uit het streekplan kunnen er randvoorwaarden van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische wateren bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard aanwezig zijn. Hieronder staan de thema s genoemd waarmee en op welke wijze rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling of een locatie al dan niet duurzaam is. Thema Randvoorwaarde Uitwerking Stankgevoelige objecten In kernrandzones zijn duurzame locaties niet mogelijk (streekplan) Het streekplan definieert een kernrandzone als volgt: Een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar. In de praktijk wordt in de provinciale plantoetsing vooralsnog een zone van 250 meter rondom de kern als kernrandzone beschouwd. Afgesproken is dat in de reconstructie- en gebiedsplannen uiteindelijk wordt aangegeven waar rond de bebouwde kommen vanuit stankoogpunt extensiveringsgebieden zijn gelegen, alwaar geen duurzame locaties mogelijk zijn. Provincie Noord-Brabant, 2 december

70 Thema voor verzuring gevoelige gebieden (ammoniak) Randvoorwaarde Uitwerking De ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor stank (stankwet en - regelgeving) In een zone van 250 meter rondom de zeer kwetsbare bos- en natuurgebieden zijn duurzame locaties niet mogelijk. (Streekplan). Duurzame locaties zijn mogelijk, mits er voldoende afstand tot stankgevoelige objecten wordt aangehouden. De vigerende wet- en regelgeving ten aanzien van stank is hierbij het kader voor de minimaal noodzakelijke afstanden. Momenteel is de regelgeving op basis van de brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en de Richtlijn Veehouderij en stankhinder 1996 met inbegrip van de daarover gevormde jurisprudentie bepalend. Zodra voor de gebieden die vallen onder het regime van de Reconstructiewet het Reconstructieplan is vastgesteld, zal voor de daarin aangewezen verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden van kracht worden. Verschil met de huidige regelgeving is, dat cumulatie (totale effect van meerdere bedrijven op het stankgevoelige object) van geurhinder niet wordt meegenomen in de vergunningverlening voor die bedrijven die zijn gelegen in landbouwontwikkelings- of verwevingsgebied. De wet- en regelgeving geeft aan welk aantal dieren maximaal gehouden mag worden afhankelijk van de afstand tot verschillende categorieën stankgevoelige objecten. Zonder rekening te houden met cumulatie moet op basis van de wet- en regelgeving (zowel huidig als toekomstig) worden gedacht aan de volgende te hanteren afstanden tot de verschillende categorieën (indeling in categorieën conform de nieuwe stankwetgeving): - Afstand tot cat. 1 > 400 respectievelijk 600 meter - Afstand tot cat. 2 > 300 respectievelijk 450 meter - Afstand tot cat. 3 > 200 respectievelijk 300 meter - Afstand tot cat. 4 > 150 respectievelijk 200 meter - Afstand tot cat. 5 > 50 meter Bovengenoemde afstanden zijn indicaties (afgerond op 50 meter) op basis van een bedrijf van 2500 respectievelijk 5000 mestvarken-eenheden (mve). De te hanteren afstand is afhankelijk van de omvang van het bedrijf en het type stalsysteem. De afstanden zijn dan ook puur indicatief. De voor verzuring gevoelige gebieden worden bepaald door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Hierbinnen maken GS onderscheid in kwetsbare (B-) en zeer kwetsbare (A-)gebieden. Zeer kwetsbare gebieden zijn de voor verzuring gevoelige bos- en natuurgebieden, waarvoor GS een natuurdoeltype hebben vastgesteld met een kritische depositiewaarde kleiner dan 1400 mol stikstof per hectare per jaar. In een zone van 250 meter, nader aan te wijzen als extensiveringsgebied, rondom deze zeer kwetsbare gebieden zijn duurzame locaties niet mogelijk. Provincie Noord-Brabant, 2 december

71 Thema Randvoorwaarde Uitwerking De ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor ammoniak (Wet ammoniak en veehouderij, MER, IPPC, Natuurbeschermingswetgebieden, Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden) Wet Ammoniak en Veehouderij (Wav) Binnen 250 meter van de kwetsbare bos- en natuurgebieden hebben intensieve veehouderijbedrijven ontwikkelingsmogelijkheden binnen hun bedrijfsemissieplafond, welke voortkomt uit de Wav. Inmiddels is door het kabinet (Balkenende II) een wijziging van de Wav aangekondigd en zal het Rijk een voorstel doen voor de invulling van de vereisten die voortvloeien uit de Vogel-, Habitat- en IPPC-richtlijn. Na vaststelling van een nieuwe Wav en de duidelijkheid over de Europese richtlijnen zullen de reconstructie- en gebiedsplannen aangepast worden aan deze nieuwe wet en zal ook de beoordeling van duurzame locaties voor de intensieve veehouderij vanuit het beoordelingsaspect verzuring nog kunnen veranderen. Natuurbeschermingswet- en Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden Er dient te worden getoetst of door omschakeling of uitbreiding van een intensieve veehouderij geen significante gevolgen optreden voor de te beschermen Natuurbeschermingswet- en Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden. Depositie van ammoniak op Natuurbeschermingswetgebieden en Habitatrichtlijngebieden is hierbij het belangrijkste item. Dat betekent dat een aanvullende toetsing, naast de toetsing in het kader van de Wav, noodzakelijk kan zijn. Indien omschakeling of uitbreiding significante gevolgen voor het gebied heeft, en deze gevolgen niet middels passende maatregelen zijn weg te nemen, moet de milieuvergunning worden geweigerd en zijn duurzame locaties dus niet mogelijk. Indien het bedrijf MER-plichtig is, dient in het MER een eventuele toets ten aanzien van de Natuurbeschermingswet- en Habitatrichtlijn te worden opgenomen. Voor Natuurbeschermingswetgebieden zal het ministerie van LNV in gevallen waar dat speelt een Natuurbeschermingswetvergunning moeten afgeven. De provincie brengt hierover advies uit. Voor de beoordeling of sprake is van schadelijke handelingen (in de zin van de Natuurbeschermingswet) wordt door de provincie momenteel gebruikt gemaakt van de systematiek uit de inmiddels vervallen Uitvoeringsregeling Ammoniak en Veehouderij. Provincie Noord-Brabant, 2 december

72 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Voor Habitatrichtlijngebieden gaat het om een rechtstreekse toepassing van deze richtlijn. Dat betekent dat het bevoegd gezag (de gemeente) in het kader van de milieuvergunning een passende beoordeling zal moeten maken, Daarbij dient rekening te worden gehouden met de cumulatieve gevolgen van het voorgenomen initiatief. De EU heeft in een handleiding uiteen gezet wat wordt verstaan onder een passende beoordeling en significante gevolgen. Deze handleiding heeft echter geen juridische status. In bijzondere gevallen kan een aanvullende toetsing ook noodzakelijk zijn voor Vogelrichtlijngebieden. Over het algemeen leidt depositie van ammoniak in deze gebieden niet tot significante gevolgen voor het gebied en de daarin aanwezige vogelsoorten. Er dient evenwel in concrete gevallen wel te worden beoordeeld of mogelijke andere gevolgen kunnen optreden. In de nieuwe Natuurbeschermingswet, welke mogelijk in 2003 door de Tweede Kamer zal worden behandeld, zal door het Rijk worden aangegeven op welke wijze deze beoordeling (procedureel) zal moeten plaatsvinden. MER / IPPC Bij grote uitbreidingen of oprichtingen (in geval van omschakeling) dient rekening te worden gehouden met een omgevingstoets vanuit de MER of IPPC. Gemeenten moeten zeker stellen dat de vergunningaanvraag aan de IPPC- en MER-richtlijn voldoet. Als uit de omgevingstoets blijkt dat omschakeling of uitbreiding tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voor het milieu leidt en deze gevolgen niet middels passende maatregelen zijn weg te nemen, moet de milieuvergunning worden geweigerd en zijn duurzame locaties dus niet mogelijk. Deze omgevingstoets heeft onder meer betrekking op de aspecten verzuring (ammoniak) en stankhinder. In bijlage1 is aangegeven vanaf welke omvang van bedrijven een dergelijke omgevingstoets vanuit de MER of IPPC van toepassing is. Ecologische De breedte en inrichting van Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de uitbreiding van het bouwblok de breedte en inrichting van een bestaande of verbindingszone s de ecologische vebindingszone dient gehandhaafd te worden. toekomstig te realiseren ecologische verbindingszone niet aantast; het functioneren van de ecologische verbinding dient voorop te staan. De uitbreiding van het bouwblok dient in principe gepaard te gaan met de inrichting van een aangrenzende ecologische verbindingszone. Provincie Noord-Brabant, 2 december

73 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Cultuur-historisch In de historisch waardevolle landschappelijke vlakken met gebieden hoge en zeer hoge waarden, zoals weergegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden (Streekplan). Openheid Instandhouding van openheid in de zee- en rivierkleigebieden (Streekplan). Duurzame locaties zijn in principe niet mogelijk, tenzij wordt aangetoond dat uitbreidingen van bestaande bedrijven de cultuurhistorische waarden (hieronder worden ook historische groenstructuren en de historische bouwkunst verstaan) niet aantasten. Een beeldkwaliteitsplan moet in deze situaties duidelijk maken hoe de cultuurhistorische waarden worden behouden en waar mogelijk versterkt. De mogelijkheid om aan de genoemde randvoorwaarde te voldoen verschilt per type gebied. Zo zal bijvoorbeeld in jonge heide-ontginningen eerder aan deze randvoorwaarde kunnen worden voldaan dan in bijvoorbeeld oude cultuurlandschappen. Duurzame locaties zijn mogelijk, mits rekening wordt gehouden met de volgende randvoorwaarden: - uitbreiding van het bouwblok leidt niet tot verstoring van belangrijke zichtrelaties; - de openheid op provinciale schaal blijft herkenbaar; - er wordt zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande bebouwing(sconcentraties). Provincie Noord-Brabant, 2 december

74 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Archeologische waarden In gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, zoals deze is weergegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) dienen door middel van vooronderzoek de archeologische waarden in beeld te worden gebracht (streekplan) Duurzame locaties zijn mogelijk, mits door middel van archeologisch vooronderzoek in beeld wordt gebracht of daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig en er voldoende garanties zijn dat eventuele archeologische waarden ter plekke behouden zullen blijven (behoud in situ). Dit betekent dat uitbreiding van bestaande vestigingen alleen kan geschieden wanneer rekening wordt gehouden met de archeologische waarden. Bij uitbreiding van het bouwblok geldt voor archeologische waarden dat deze geconsolideerd dienen te worden. Het archeologisch waardevol terrein wordt ingericht, ingepast of ingesloten als groenstructuur binnen het plangebied of archeologievriendelijk overbouwd. Provincie Noord-Brabant, 2 december

75 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Aardkundig waardevolle gebieden Aardkundig waardevolle gebieden zoals beekdalen, kreekgebieden, stuifzand- en landduinen dienen behouden te blijven (Streekplan, Aardkundige Waardenkaart Noord-Brabant; zie ook het thema ruimte voor beek-en kreekherstel in het Integraal Hydrologisch Streefbeeld) In aardkundig waardevolle gebieden gelegen in de GHS of in de AHS-landschap zijn duurzame locaties in principe niet mogelijk, tenzij wordt aangetoond dat dit geen fysieke aantasting (van reliëf en bodemopbouw) en visuele aantasting (zichtbaarheid en herkenbaarheid van deze gebieden in het landschap) met zich meebrengt, alsmede geen verstoring van landschappelijke samenhangen (bijv. overgangen van hoog naar laag of overgangen tussen en binnen landschapstypen) veroorzaakt. Hierbij zal altijd een goede hoogwaardige inpassing vereist zijn. In aardkundig waardevolle gebieden gelegen in de AHS-landbouw zijn duurzame locaties mogelijk, mits wordt gezorgd voor een goede hoogwaardige inpassing en de zichtbaarheid van het aanwezige reliëf niet vermindert. Dit is met name het geval in het grote en gevarieerde gebied van de Maasterrassen in Noordoost-Brabant. Onder een hoogwaardige inpassing verstaan we een inpassing waarbij geen schade wordt veroorzaakt aan de fysieke en visuele aspecten van deze gebieden en hun samenhang met het omliggende landschap, maar deze juist worden geaccentueerd. Ook in de gebieden aangrenzend aan de aardkundig waardevolle gebieden dient rekening te worden gehouden met de effecten van duurzame locaties op de zichtbaarheid van en de landschappelijke samenhang met de aanwezige aardkundige waarden. Grondwaterbeschermingsgebieden De risico s voor de kwaliteit van het grondwater mogen niet toenemen (Streekplan, Provinciale Milieu- Verordening) Duurzame locaties zijn mogelijk in de 25-jaars(beschermings)zone van kwetsbare en in het gebied tussen de 25- en 100-jaars-zonegrens van de zeer kwetsbare grondwaterwinningen, mits bij de uitbreiding van agrarische bedrijfsgebouwen en voorzieningen er aanvullende beschermende maatregelen (conform de provinciale milieuverordening) worden getroffen om te voorkomen dat de risico s voor de kwaliteit van het grondwater toenemen. Een en ander moet blijken uit een watertoets, waarbij het waterwinbedrijf wordt betrokken. Duurzame locaties zijn alleen mogelijk in de 25-jaarszone rond zeer kwetsbare grondwaterwinningen voor zover er geen sprake is van oprichten van vormen van intensieve veehouderij als omschreven in de PMV. Omschakeling van bijvoorbeeld een akkerbouwbedrijf naar een intensieve veehouderij wordt als oprichten in de zin van de PMV beschouwd! Het verdient verder aanbeveling om naast de grondwaterwinningen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, zoals in het streekplan aangegeven, ook aan industriële winningen aandacht te besteden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

76 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Regionale waterberging Geschiktheid van zoekgebied voor regionale waterberging dient niet verloren te gaan (Streekplan, Integraal Hydrologisch streefbeeld) Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de capaciteit van waterberging of -afvoer of een efficiënte en duurzame inrichting van een waterbergingsgebied hierdoor niet of nauwelijks wordt beperkt De zoekgebieden regionale waterberging houden geen beperking in voor de in het buitengebied gebruikelijke bebouwing. De definitieve aanwijzing van de regionale waterbergingsgebieden vindt plaats in één of meer uitwerkingsplannen regionale waterberging. De aangewezen waterbergingsgebieden worden voorzien van een op de waterberging afgestemd planologisch regime. Totdat deze uitwerkingsplannen zijn vastgesteld zijn duurzame locaties mogelijk, mits de capaciteit van waterberging of afvoer of een efficiënte en duurzame inrichting van een waterbergingsgebied hierdoor niet of nauwelijks wordt beperkt. Ruimte voor de rivier Geschiktheid van zoekgebied voor rivierverruiming dient niet verloren te gaan (Streekplan, Integraal Hydrologisch Streefbeeld) Duurzame locaties zijn in principe mogelijk, De zoekgebieden rivierverruiming houden geen beperking in voor de in het buitengebied aanwezige bebouwing. Bestaande rechten worden gerespecteerd. Aan uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen zal over het algemeen medewerking kunnen worden verleend. Omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet wenselijk vanuit de gedachte om in deze zoekgebieden (grootschalige) kapitaalintensieve ontwikkelingen tegen te gaan; nieuwe intensieve veehouderijen zijn dan ook in beginsel niet toegestaan. De overstromingsfrequentie van de uiteindelijk aan te wijzen gebieden is naar verwachting relatief gering, maar de impact hiervan kan behoorlijk groot zijn. Bij definitieve aanwijzing/begrenzing van deze gebieden zal hierover meer duidelijkheid bestaan. Dan zullen ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden nader worden vastgelegd. Wanneer een gebied feitelijk geschikt gemaakt wordt voor inzet ten behoeve van rivierverruiming zullen passende maatregelen voor de hierbinnen gelegen bedrijven genomen moeten worden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

77 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Potentieel natte gebieden Potentieel natte gebieden zijn van nature niet of minder geschikt voor bebouwing (Streekplan) Duurzame locaties zijn in principe mogelijk. Alleen ten aanzien van nieuwe grootschalige kapitaalintensieve functies gelden restricties. Binnen het Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) geldt dit regime met name voor de legendaeenheden landbouwgebied beperkt door op de EHS afgestemde waterhuishouding, extra maatregelen nodig voor het herstellen van de gewenste kwel, aanpassen waterhuishouding hydrologische isolatie en herstel brongebied, binnen welke gebieden maatregelen gericht op het behoud en de versterking van de hydrologische bufferwerking, zoals het dichten en verondiepen van waterlopen, waterconservering en het verhogen van het (grond)waterpeil, gewenst zijn. Bij de inrichting van een duurzame locatie dient rekening te worden gehouden met deze specifieke waterdoelen en daarvoor benodigde maatregelen. Varkensvrije zones Varkensvrije zones dienen varkensvrij te worden gemaakt (Reconstructiewet) Duurzame locaties voor de varkenshouderij zijn niet mogelijk. Duurzame locaties voor intensieve veehouderijtakken, anders dan varkens, zijn wel mogelijk. Beperken van directe hinder Er dient rekening te worden gehouden met andere (agrarische) functies Vanuit de praktijk zijn gevallen bekend waarbij sprake is van directe hinder vanuit intensieve veehouderijbedrijven op andere (agrarische) functies. Te denken valt hierbij aan stofhinder vanuit met name pluimveebedrijven voor de glastuinbouw (tuinbouwglas vervuilt extra) of directe ammoniakschade op boomkwekerijen. Het is wenselijk om bij de beoordeling van duurzame locaties met dit hinderaspect rekening te houden en te bezien of in dergelijke gevallen passende maatregelen kunnen worden genomen. Naast de hierboven genoemde thema s dient tevens te worden bezien hoe het voorgenomen initiatief past binnen de (komende) reconstructiezonering en andere (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen. Provincie Noord-Brabant, 2 december

78 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Reconstructiezonering Duurzame locatie moet passen binnen doelstellingen reconstructiezonering Binnen de reconstructie vindt op gebiedsniveau een integrale afweging plaats tussen de diverse belangen in het buitengebied. Er dient dan ook altijd te worden getoetst of de locatie past binnen de (komende) reconstructiezonering; uitgangspunt is dat duurzame locaties gelegen zijn binnen de zones verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied (zie verder par van deze handleiding). Bij eventuele strijdigheden tussen de reconstructiezonering en het Streekplan prevaleert het uiteindelijk vastgestelde Reconstructieplan. Tot die tijd is het Streekplan leidend; eventuele afwijkingen van het streekplanbeleid vereisen dan ook een streekplanafwijkingsprocedure. (Toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen Rekening houden met de ontwikkeling van andere functies. Bij de beoordeling van duurzame locaties dient rekening te worden gehouden met de toekomstige geplande en vastgestelde ontwikkeling van andere functies. Denk hierbij aan andere vormen van (intensieve) landbouw, recreatie, stadsuitbreiding en infrastructuur. Ontwikkeling van dergelijke functies kan betekenen dat geen sprake meer kan zijn van een duurzame locatie. Provincie Noord-Brabant, 2 december

79 Provincie Noord-Brabant, 2 december

80 7 Beoordelingstabel duurzame projectlocaties In de onderstaande tabel staan alle randvoorwaarden waarmee bij de beoordeling van duurzame projectlocaties minimaal rekening dient te worden gehouden. 7.1 Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering (AHS) AHS- Landschap Streekplansubzone Randvoorwaarde Uitwerking Leefgebied Dassen, niet zijnde RNLE De handhaving van bestaansvoorwaarden van de das dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat burchten met rust worden gelaten, de dassen kunnen fourageren en er voldoende landschappelijke structuren als houtwallen, begroeide slootkanten, vochtige graslanden en dergelijke aanwezig zijn (Streekplan). Duurzame projectlocaties zijn in principe mogelijk, mits wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de genoemde randvoorwaarden en mits de locatie noodzakelijk is voor de opvang van te verplaatsen intensieve veehouderijen in het kader van het project Revitalisering Landelijk Gebied. Realisatie van een projectvestiging in een dassenleefgebied kan gezien de omvang en uitstraling een behoorlijk effect hebben op de leefomstandigheden voor de das. Bij eventuele realisatie dient nadrukkelijk aandacht te zijn voor behoud van de genoemde randvoorwaarden en de hier volgende uitwerking: - De locatie mag geen burcht en geen specifieke fourageergebieden (bijvoorbeeld een boomgaard of vochtig grasland) nadelig beïnvloeden. - Het totaal aan groenstructuren en waardevolle landschapselementen binnen het desbetreffende leefgebied dient gelijk te blijven, Bij aantasting van bestaande groenstructuren en landschapselementen dient deze aantasting gecompenseerd te worden. Bij compensatie dient het om behoud en versterking van de aanwezige groen- en landschapsstructuren te gaan. - Bij nieuwvestiging en uitbreiding dient een ruime, verplichte, functioneel groene inpassing van het bouwblok plaats te vinden. De aanleg en het beheer van groenstructuren wordt gestimuleerd (via de stimuleringsregeling SNBL en eventuele aanvullende regelingen). Uitgangspunt bij de versterking van groenstructuren is dat nieuw groen, vrij groen is (er komen dus geen verdere beleidsbeperkingen uit voort). Provincie Noord-Brabant, 2 december

81 AHS- Landbouw Streekplansubzone Randvoorwaarde Uitwerking Zoekgebied veeverdichtingsgebieden Geen specifieke randvoorwaarden voor aanwijzing duurzame projectlocaties Vestigingsgebied glastuinbouw Ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van deze gebieden voor de glastuinbouw niet te frustreren (Streekplan) Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits de aanwijzing van een duurzame projectlocatie de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de glastuinbouw niet belemmert. Dat betekent dat niet alleen rekening dient te worden gehouden met bestaande glastuinbouwbedrijven en hun uitbreidingsmogelijkheden, maar ook met toekomstige nieuwvestigingen. Pas als voldoende duidelijk de benodigde ruimte en locaties voor de glastuinbouw binnen het vestigingsgebied in beeld zijn, kan worden bezien in hoeverre en waar er nog mogelijkheden voor duurzame projectlocaties zijn. Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw Ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van deze gebieden voor de glastuinbouw niet te frustreren Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits de aanwijzing van een duurzame projectlocatie de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de in het gebied aanwezige glastuinbouwbedrijven niet belemmert. Dat betekent dat rekening dient te worden gehouden met de hier liggende glastuinbouwbedrijven en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Glasboomteelt-gebied Ontwikkeling intensieve veehouderij dient ontwikkeling van dit gebied voor de glasboomteelt niet te frustreren Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits de aanwijzing van een duurzame projectlocatie de huidige en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de glasboomteelt niet belemmert. Dat betekent dat rekening dient te worden gehouden met de hier liggende (glas)boomteeltbedrijven en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Provincie Noord-Brabant, 2 december

82 Streekplansubzone Randvoorwaarde Uitwerking AHS-overig Geen specifieke randvoorwaarden voor aanwijzing duurzame projectlocaties Provincie Noord-Brabant, 2 december

83 7.2 Overige randvoorwaarden Naast de specifieke randvoorwaarden per gebiedscategorie uit het streekplan kunnen er randvoorwaarden van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard aanwezig zijn. Hieronder staan de thema s genoemd waarmee en op welke wijze rekening dient te worden gehouden bij de beoordeling of een projectlocatie al dan niet duurzaam is. Thema Randvoorwaarde Uitwerking Stank In kernrandzones zijn duurzame projectlocaties niet mogelijk (Streekplan) Het streekplan definieert een kernrandzone als volgt: Een gedeelte van het buitengebied dat grenst aan de bebouwde kom, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar. In de praktijk wordt in de provinciale plantoetsing vooralsnog een zone van 250 meter rondom de kern als kernrandzone beschouwd. Afgesproken is dat in de reconstructie- en gebiedsplannen uiteindelijk wordt aangegeven waar rond de bebouwde kommem vanuit stankoogpunt extensiveringsgebieden zijn gelegen, alwaar geen duurzame projectlocaties mogelijk zijn (duurzame projectlocaties zijn alleen mogelijk in landbouwontwikkelingsgebieden). De ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor stank (stankwet en regelgeving) Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits er voldoende afstand tot stankgevoelige objecten wordt aangehouden. De wet- en regelgeving ten aanzien van stank is hierbij het kader voor de minimaal noodzakelijke afstanden. Momenteel is de regelgeving op basis van de brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en de Richtlijn Veehouderij en stankhinder 1996 met inbegrip van de daarover gevormde jurisprudentie bepalend. Zodra voor de gebieden die vallen onder het regime van de Reconstructiewet het Reconstructieplan is vastgesteld, zal voor de daarin aangewezen verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden van kracht worden. Verschil met de huidige regelgeving is, dat cumulatie (totale effect van meerdere bedrijven op het stankgevoelige object) van geurhinder niet wordt meegenomen in de vergunningverlening voor die bedrijven die zijn gelegen in landbouwontwikkelings- of verwevingsgebied. De wet- en regelgeving geeft aan welk aantal dieren maximaal gehouden mag worden afhankelijk van de afstand tot verschillende categorieën stankgevoelige objecten. Zonder rekening te houden met cumulatie (totale effect van meerdere bedrijven op het stankgevoelige object) van stank van de op de projectlocatie aanwezige bedrijven (3-5) kan worden uitgegaan van de indicatie-afstanden zoals vermeld onder duurzame locaties (paragraaf 6.2). Provincie Noord-Brabant, 2 december

84 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Voor verzuring gevoelige gebieden (ammoniak) In een zone van 250 meter rondom de zeer kwetsbare natuurgebieden zijn duurzame projectlocaties niet mogelijk. (streekplan). De voor verzuring gevoelige gebieden worden bepaald door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Hierbinnen maken GS onderscheid in kwetsbare (B-) en zeer kwetsbare (A-)gebieden. Zeer kwetsbare gebieden zijn de voor verzuring gevoelige natuurgebieden, waarvoor GS een natuurdoeltype hebben vastgesteld met een kritische depositiewaarde kleiner dan 1400 mol stikstof per hectare per jaar. In een zone van 250 meter rondom deze zeer kwetsbare gebieden zijn duurzame projectlocaties niet mogelijk. De ontwikkeling moet passen binnen de wet- en regelgeving voor ammoniak (Wet ammoniak en veehouderij, MER, IPPC, Natuurbeschermingswetgebieden, Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden) Wet ammoniak en veehouderij (Wav) Binnen 250 meter van de kwetsbare natuurgebieden hebben intensieve veehouderijbedrijven ontwikkelingsmogelijkheden binnen hun bedrijfsemissieplafond, welke voortkomt uit de Wav. Nieuwvestiging en daarmee duurzame projectlocaties zijn niet mogelijk. Inmiddels is door het kabinet (Balkenende II) een wijziging van de Wav aangekondigd en zal het Rijk een voorstel doen voor de invulling van de vereisten die voortvloeien uit de Vogel-, Habitat- en IPPC-richtlijn. Na vaststelling van een nieuwe Wav en de duidelijkheid over de Europese richtlijnen zullen de reconstructie- en gebiedsplannen aangepast worden en zal ook de beoordeling van duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij vanuit het beoordelingsaspect verzuring nog kunnen veranderen. Natuurbeschermingswet- en Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden Er dient te worden getoetst of door nieuwvestiging (omschakeling of uitbreiding) van een intensieve veehouderij geen significante gevolgen optreden voor de te beschermen Natuurbeschermingswet- en Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden. Depositie van ammoniak op Natuurbeschermingswetgebieden en Habitatrichtlijngebieden is hierbij het belangrijkste item. Dat betekent dat een aanvullende toetsing, naast de toetsing in het kader van de Wav, noodzakelijk kan zijn. Indien nieuwvestiging (omschakeling of uitbreiding) significante gevolgen voor het gebied heeft en deze gevolgen niet middels passende maatregelen zijn weg te nemen, moet de milieuvergunning worden geweigerd en is een duurzame projectlocatie dus niet mogelijk. Indien het bedrijf MER-plichtig is, dient in het MER een eventuele toets ten aanzien van de Natuurbeschermingswet en Habitatrichtlijn te worden opgenomen. Voor Natuurbeschermingswetgebieden zal het ministerie van LNV in gevallen waar dat speelt een Natuurbeschermingswetvergunning moeten afgeven. Provincie Noord-Brabant, 2 december

85 Thema Randvoorwaarde Uitwerking De provincie brengt hierover advies uit. Voor de beoordeling of sprake is van schadelijke handelingen (in de zin van de Natuurbeschermingswet) wordt door de provincie momenteel gebruikt gemaakt van de systematiek uit de inmiddels vervallen Uitvoeringsregeling Ammoniak en Veehouderij. Voor Habitatrichtlijngebieden gaat het om een rechtstreekse toepassing van de richtlijn. Dat betekent dat het bevoegd gezag (de gemeente) in het kader van de milieuvergunning een passende beoordeling zal moeten maken. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de cumulatieve gevolgen van het voorgenomen initiatief. De EU heeft in een handleiding uiteen gezet wat wordt verstaan onder een passende beoordeling en significante gevolgen. Deze handleiding heeft echter geen juridische status. In bijzondere gevallen kan een aanvullende toetsing ook noodzakelijk zijn voor vogelrichtlijngebieden. Over het algemeen leidt depositie van ammoniak in deze gebieden niet tot significante gevolgen voor het gebied en de daarin aanwezige vogelwaarden. Er dient evenwel in concrete gevallen wel te worden beoordeeld of mogelijk andere gevolgen kunnen optreden. In de nieuwe Natuurbeschermingswet, welke mogelijk in 2003 door de Tweede Kamer zal worden behandeld, zal door het Rijk worden aangegeven op welke wijze deze beoordeling (procedureel) zal moeten plaatsvinden. MER / IPPC Bij grote uitbreidingen of oprichtingen (in geval van nieuwvestiging of omschakeling) dient rekening te worden gehouden met een omgevingstoets vanuit de MER of IPPC. Bij duurzame projectlocaties zal altijd sprake zijn van zo n omgevingstoets. Gemeenten moeten zeker stellen dat de vergunningaanvraag aan de IPPC- en MERrichtlijn voldoet. Als uit de omgevingstoets blijkt dat nieuwvestiging, omschakeling of uitbreiding tot ontoelaatbare nadelige gevolgen voor het milieu leidt en deze gevolgen niet middels passende maatregelen zijn weg te nemen, moet de milieuvergunning worden geweigerd en zijn duurzame projectlocaties dus niet mogelijk. Deze omgevingstoets heeft onder meer betrekking op de aspecten verzuring (ammoniak) en stankhinder. In bijlage1 is aangegeven vanaf welke omvang van bedrijven een dergelijke omgevingstoets vanuit MER of IPPC van toepassing is. Provincie Noord-Brabant, 2 december

86 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Ecologische verbindingszone's De breedte en inrichting van de ecologische verbindingszone dient gehandhaafd te worden. Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits de nieuwvestiging cq uitbreiding van het bouwblok de breedte en inrichting van een bestaande of toekomstig te realiseren ecologische verbindingszone niet aantast; het functioneren van de ecologische verbindingszone dient voorop te staan. Als een duurzame projectlocatie in de onmiddellijke nabijheid ligt van een ecologische verbindingszone dient de inrichting van de locatie gepaard te gaan met de inrichting van deze (aangrenzende) ecologische verbindingszone. Landschap Bij de inrichting van een duurzame projectlocatie dient een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie te worden toegepast. Een belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van een duurzame projectlocatie is dat daarbij gestreefd wordt naar een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap, in combinatie met een goed functionerende sociaal-economische structuur. De ruimtelijke kwaliteit is af te lezen aan een herkenbare identiteit en een hoge informatie- en belevingswaarde van het landschap. Over het algemeen dient een goede architectonische en landschappelijke inpassing van bedrijven gegarandeerd te zijn; een beeldkwaliteitsplan vormt hierbij een uitstekend hulpmiddel. In paragraaf van het Koepelplan wordt nader aandacht besteed aan het beleid voor de ontwikkeling en het behoud van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. In de onderstaande thema s wordt aangegeven hoe met de specifieke aspecten cultuurhistorie, openheid en archeologische en aardkundige waarden moet worden omgegaan. Cultuurhistorie In de historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden, zoals weergegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart, zijn alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden (Streekplan). Duurzame projectlocaties zijn in principe niet mogelijk, tenzij realisatie van een projectlocatie de cultuurhistorische waarden (hieronder worden ook historische groenstructuren en de historische bouwkunst verstaan) niet aantast. Een beeldkwaliteitsplan moet in deze situaties duidelijk maken hoe de cultuurhistorische waarden worden behouden en waar mogelijk versterkt. Cultuurhistorische waarden behoeven niet altijd een belemmering te zijn, maar kunnen ook als inspiratiebron dienen bij het lokaliseren en inrichten van duurzame projectlocaties. In een aantal typen gebieden zal gezien de aard van deze gebieden nieuwvestiging uitgesloten zijn. Nieuwvestiging in gebieden met een historisch-landschappelijk hoge of zeer hoge waarde, die getypeerd zijn als oude ontginningen is uitgesloten. Nieuwvestiging in gebieden met een hoge tot zeer hoge waarde, die geclassificeerd zijn als jonge heide-ontginningen is in principe niet mogelijk, tenzij wordt aangetoond dat aan de eerder genoemde randvoorwaarden is voldaan. In gebieden die een andere classificatie hebben, zal per gebied moeten worden beoordeeld of nieuwvestiging op voorhand is uitgesloten of dat dit in principe niet mogelijk is, tenzij wordt aangetoond dat aan de eerder genoemde randvoorwaarden is voldaan. Provincie Noord-Brabant, 2 december

87 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Openheid Instandhouding van openheid in de zee- en rivierkleigebieden (Streekplan). Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits rekening wordt gehouden met de volgende randvoorwaarden: - realisatie van de projectlocatie leidt niet tot verstoring van belangrijke zichtrelaties - de openheid op provinciale schaal blijft herkenbaar - er wordt zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande bebouwing(sconcentraties) Archeologische waarden Aardkundig waardevolle gebieden In gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde (zie Cultuurhistorische Waardenkaart) dienen door middel van vooronderzoek de archeologische waarden in beeld te worden gebracht (Streekplan) Aardkundig waardevolle gebieden zoals beekdalen, kreekgebieden, stuifzand- en landduinen dienen behouden te blijven (Streekplan, Aardkundige Waardenkaart Noord-Brabant; zie ook het thema ruimte voor beek- en kreekherstel in het Integraal Hydrologisch Streefbeeld ) Duurzame projectlocaties zijn mogelijk, mits door middel van archeologisch vooronderzoek in beeld wordt gebracht of daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig en er voldoende garanties zijn dat eventuele archeologische waarden ter plekke behouden zullen blijven (behoud in situ). Dit betekent dat uitbreiding van bestaande vestigingen en nieuwvestiging alleen kan geschieden wanneer rekening wordt gehouden met de archeologische waarden. Bij nieuwvestiging of uitbreiding van het bouwblok geldt voor archeologische waarden dat deze geconsolideerd dienen te worden. Het archeologisch waardevol terrein wordt ingericht, ingepast of ingesloten als groenstructuur binnen het plangebied of archeologie-vriendelijk overbouwd. Duurzame projectlocaties zijn in principe niet mogelijk in aardkundig waardevolle gebieden, tenzij sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en nadat onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn, of andere oplossingen waardoor aantasting van de hier aanwezige waarden wordt voorkomen. In het geval van een dergelijke onontkoombaarheid moet verzekerd zijn dat de aantasting van de aardkundige waarden en de daarmee samenhangende natuur- en landschapswaarden tot het minimum wordt beperkt en wordt gecompenseerd. Duurzame projectlocaties vallen namelijk onder het nee-tenzij principe uit het Streekplan. In het Streekplan is aangegeven wat moet worden verstaan onder zwaarwegende maatschappelijke belangen, alternatieve locaties of andere oplossingen en compensatie. Grondwaterbeschermingsgebieden De risico s voor de kwaliteit van het grondwater mogen niet toenemen (Streekplan, Provinciale Milieu-Verordening) Duurzame projectlocaties zijn niet mogelijk binnen de beschermimgszones van grondwaterwinningen. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is conform het streekplan namelijk uitgesloten in alle beschermingszones van kwetsbare (25-jaars zones) en zeer kwetsbare (100- en 25-jaars zones) grondwaterwinningen. Het verdient aanbeveling om naast de grondwaterwinningen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, zoals in het streekplan aangegeven, ook aan industriële winningen aandacht te Provincie Noord-Brabant, 2 december

88 Thema Randvoorwaarde Uitwerking besteden. Regionale Waterberging Geschiktheid van zoekgebied voor regionale waterberging dient niet verloren te gaan (Streekplan, Integraal Hydrologisch Streefbeeld) Duurzame projectlocaties zijn in principe niet toegestaan, tenzij uit de watertoets blijkt dat de geschiktheid van het zoekgebied voor regionale waterberging niet verloren gaat. De impact van een projectlocatie op bergingsen afvoercapaciteit kan behoorlijk zijn. Duurzame projectlocaties worden volgens het streekplan gezien als grootschalige, kapitaalintensieve functies waarvoor een watertoets verplicht is. Ruimte voor de rivier Potentieel natte gebieden Geschiktheid van zoekgebied voor rivierverruiming dient niet verloren te gaan (Streekplan, Integraal Hydrologisch Streefbeeld) Potentieel natte gebieden zijn van nature niet of minder geschikt voor bebouwing (Streekplan). Binnen het Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) geldt dit regime met name voor de legenda-eenheden landbouwgebied beperkt door op de EHS afgestemde waterhuishouding, extra maatregelen nodig voor het herstellen van de gewenste kwel, aanpassen waterhuishouding hydrologische isolatie en herstel brongebied. Duurzame projectlocaties zijn in principe niet toegestaan, tenzij uit de watertoets blijkt dat de geschiktheid van het zoekgebied voor rivierverruiming niet verloren gaat en de investering vanuit het oogpunt van veiligheid en schaderisico s verantwoord is. Duurzame projectlocaties worden volgens het streekplan gezien als grootschalige, kapitaalintensieve functies waarvoor een watertoets verplicht is. Duurzame projectlocaties zijn in principe niet mogelijk. Dit conform het streekplanbeleid ten aanzien van de ontwikkeling van grootschalige, kapitaalintensieve functies in potentieel natte gebieden, gelegen in de landelijke regio s, zoals aangeduid in het Streekplan. Een uitzondering is mogelijk als alternatieven voor de ontwikkeling van dit soort functies elders in de betreffende landelijke regio ontbreken of de ontwikkeling hiervan duidelijke ruimtelijke voordelen oplevert. Ruimtelijke voordelen zijn bijvoorbeeld het sparen van belangrijke natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische (landschaps)waarden. Wel moet in dat geval op basis van een watertoets worden aangetoond, dat afdoende rekening wordt gehouden me de redelijkerwijs te verwachten opgaven vanuit het waterbeheer. De schaderisico s en het gebruik van ophoogzand moeten hierbij binnen aanvaardbare grenzen blijven. Provincie Noord-Brabant, 2 december

89 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Watertoets Voor duurzame projectlocaties is de watertoets verplicht (Streekplan). Bij de locatiekeuze, de (her)inrichting en het beheer van nieuwe ruimtelijke functies, waaronder duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, dienen relevante waterhuishoudkundige aspecten (rekening houden met natte gebieden, waterberging, kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, tegengaan van verdroging) te worden meegenomen. Het is van belang om de desbetreffende waterbeheerders in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke waterhuishoudkundig relevante aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Het advies van de waterbeheerder weegt zwaar mee in de beoordeling van het plan. Varkensvrije zones Varkensvrije zones dienen varkensvrij te worden gemaakt (Reconstructiewet). Duurzame projectlocaties voor de varkenshouderij zijn niet mogelijk. Duurzame projectlocaties voor intensieve veehouderijtakken, anders dan varkens, zijn in principe wel mogelijk. Meest geschikte gronden voor de grondgebonden landbouw Agrarisch belang van deze GS geven hiervoor geen nadere uitwerking gronden moet worden meegewogen bij aanduiding als duurzame projectlocatie (Streekplan) Beperken van directe hinder Er dient rekening te worden gehouden met andere (agrarische) functies Vanuit de praktijk zijn gevallen bekend waarbij sprake is van directe hinder vanuit intensieve veehouderijbedrijven op andere (agrarische) functies. Te denkenvalt hierbij aan stofhinder vanuit met name pluimveebedrijven voor de glastuinbouw (tuinbouwglas vervuilt extra) of directe ammoniakschade op boomkwekerijen. Het is wenselijk om bij de beoordeling van duurzame projectlocaties met dit hinderaspect rekening te houden en te bezien of in dergelijke gevallen passende maatregelen kunnen worden genomen. Provincie Noord-Brabant, 2 december

90 Thema Randvoorwaarde Uitwerking Verkeer en vervoer Eventuele toename van verkeersbewegingen moet passen binnen algemene randvoorwaarden gebied Mobiliteitseffecten veroorzaakt door een duurzame projectlocatie (toename van relatief zwaar transport) mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Bij de locatiekeuze dient hiermee rekening te worden gehouden en zonodig dient de infrastructuur daarop te worden afgestemd. Naast de hierboven genoemde thema s dient tevens te worden bezien hoe het voorgenomen initiatief past binnen de (komende) reconstructiezonering en andere (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen. Thema Randvoorwaarde Uitwerking Reconstructiezonering Duurzame projectlocatie moet passen binnen doelstellingen reconstructiezonering Binnen de reconstructie vindt op gebiedsniveau een integrale afweging plaats tussen de diverse belangen in het buitengebied. Er dient dan ook altijd te worden getoetst of de projectlocatie past binnen de (komende) reconstructiezonering; uitgangspunt is dat projectlocaties deel uitmaken van de zone landbouwontwikkelingsgebied. Bij eventuele strijdigheden tussen de reconstructiezonering en het Streekplan prevaleert het uiteindelijk vastgestelde Reconstructieplan. Tot die tijd is het Streekplan leidend; eventuele afwijkingen van het Streekplan vereisen een streekplanafwijkingsprocedure. (Toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen Rekening houden met de ontwikkeling van andere functies. Bij de beoordeling van duurzame projectlocaties dient rekening te worden gehouden met de toekomstige (geplande en vastgestelde) ontwikkeling van andere functies. Denk hierbij aan andere vormen van (intensieve) landbouw, recreatie, stadsuitbreiding en infrastructuur. Ontwikkeling van dergelijke functies kan betekenen dat geen sprake meer kan zijn van een duurzame projectlocatie. Provincie Noord-Brabant, 2 december

91 Provincie Noord-Brabant, 2 december

92 Bijlage 1 Omvang bedrijven in verband met MER en IPPC Milieu Effect Rapportage (MER) Voor een aantal diersoorten geldt vanaf een bepaalde omvang van de veestapel een MER-plicht of een MER-beoordelingsplicht bij de aanvraag om een milieuvergunning. Bij een beoordelingsplicht moet de gemeente beoordelen of deze bedrijven een MER moeten laten opstellen. Of dit het geval is hangt af van de omgeving van het bedrijf. Indien hier kwetsbare waarden op het gebied van natuur, landschap, milieu, e.d. voorkomen kan een gemeente besluiten om een MER verplicht te stellen. Tabel 1 geeft de ondergrens voor de beoordelings- en MER-plicht voor verschillende diersoorten (Besluit milieu-effectrapportage 1994). Tabel 1: ondergrens voor MER-plicht en MER-beoordelingsplicht Diersoort MER verplicht vanaf oprichting of uitbreiding met meer dieren dan: MER-beoordelingsplicht bij oprichting of uitbreiding met meer dieren dan: Mesthoenders Hennen Mestvarkens Zeugen International Pollution Prevention Control (IPPC) De IPPC-richtlijn is een Europese richtlijn die verplicht dat bedrijven die uitbreiden boven een bepaalde omvang, de beste beschikbare emissie-beperkende technieken moeten toepassen. Daarnaast geldt voor deze bedrijven een verplichte omgevingstoets. De richtlijn is van toepassing op pluimveebedrijven vanaf dierplaatsen, vleesvarkensbedrijven vanaf 2000 dieren en fokzeugenbedrijven vanaf 750 zeugen. Provincie Noord-Brabant, 2 december

93 Provincie Noord-Brabant, 2 december

94 Retrospectieve toets Bestemmingsplan Buitengebied September 2009

95 Straatnaam Nummer Postcode reden tot bestemmingswijziging Toegestane bebouwing Vigerend plan Toegestane bebouwing Herziening Conform feitelijke situatie zorgboerderij (in de woning) aangeduid tot maximaal 110 Bijsterveld NN m2. Bijsterveld NN Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Bijsterveld 6B 5513 NN Er is conform vergunningen en feitelijke situatie een agrarisch bedrijf met nevenactiviteit loonwerkbedrijf aangeduid. De bestemming agrarisch is niet gewijzigd. Nvt Nvt Bijsterveld 12A 5513 NN Het betreft een voormalige stoeterij. Er wordt statische opslag zonder bedrijfswoning bestemd conform de feitelijke situatie. De agrarische bestemming wordt gewijzigd in een bedrijfsbestemming m2 870 m2 Bijsterveld NN Het betreft de voormalige bedrijfswoning van de voormalige stoeterij op 12A. De woning wordt conform gebruik als afgesplitste burgerwoning bestemd. De agrarische bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Boevenheuvel NL Conform verzoek van de eigenaar wordt de nevenactiviteit paintballterrein opgenomen. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats. De agrarische bestemming wordt niet gewijzigd. Nvt Nvt Boksheide PM Breemakkerweg 2B 5511 LA Breemakkerweg LA Broekstraat/Stokkelen 2/ NG Buikheide PB Buikheide PB Buikheide PB Buikheide 10A 5512 PB de Weege KL t Dekske PB Dijkakkerweg KX Dijkakkerweg KX Dijkakkerweg KX Conform verzoek van de eigenaar een woonbestemming met aanduiding hovenier opgenomen. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats. 95 m2 80 en 20 m2 Bestemmen als vrijstaand schuurtje conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 250 m3 Bestemmen als stacaravan conform verleende vergunning. Bosbestemming wordt gewijzigd in recreatiebestemming. Nvt 55 m2 Het betreft een voormalige diervoederfabriek. Het bedrijf wordt bestemd conform de feitelijke situatie als worstenbroodjesfabriek m m2 De woning is met een bouwvergunning gebouwd als boswachterswoning. De woning wordt bestemd conform feitelijke gebruik als burgerwoning. Bosbestemming Woning 650 m3 wordt gewijzigd in recreatiebestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een afgesplitste tweede bedrijfswoning welke bestemd is conform de feitelijke situatie. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform vergunning en feitelijke situatie een aanduiding minicamping opgenomen. Nvt Nvt Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform vergunning en feitelijke situatie een aanduiding minicamping opgenomen. Nvt Nvt Bestemmen als recreatiewoning conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 250m3 Bestemmen als recreatiewoning conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 250m3 Bestemmen als recreatiewoning conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 250m3

96 Dijkakkerweg KX Domineespad KJ Donk NK Eerselseweg KM Eerselseweg KM Eerselseweg KL Eerselseweg KL Eerselseweg Ong KM Ganzestaartsedijk KC Groenstraat NC Groenstraat NC Grote Aardweg RL Hazenstraat 11, 11A 5521 NH Heikesestraat PA Hoekse Akker 1A 5511 KW Ir van Meelweg NN Koemeersdijk PA Kreiel 7A/7A NW Kreiel 11/18A 5513 NW Kreiel NW Bestemmen als recreatiewoning conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 250m3 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. In de 600 m2 sloop, stallen vindt statische opslag plaats. De agrarische bestemming is gewijzigd in een 300 m2 vervangende bestemming voor een recreatiebedrijf. Nvt nieuwbouw Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een bedrijfsbestemming voor een kleinschalig bedrijf voor groepstraining en individuele coaching. Nvt 220 m2 waarvan: m2 bijgebouw m2 bedrijfsgebouw Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Hergebruik VAB als dierenpension op verzoek van de eigenaar. De agrarische bestemming is gewijzigd in een bestemming agrarisch verwant bedrijf. Gebouwd: 725 m2 500 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De bestemming is, conform eerder verleende vergunningen en gevolgde artikel 19- procedure bestemd als recreatiebedrijf (minicamping en groepsaccommodatie). Nvt 660 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Conform feitelijk gebruik de bestemming bos gewijzigd in hondensportterrein zonder daarbij bebouwing toe te staan. Nvt 0 m2 Conform verzoek van de eigenaar een woonbestemming met aanduiding hovenier opgenomen. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats. 95 m2 80 en 20 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 2 maal wooneenheden opgenomen. Nvt 80 en 20 m2 Hergebruik VAB als agrarisch technisch hulpbedrijf en opslag op verzoek eigenaar. De agrarische bestemming is gewijzigd in een bestemming agrarisch technisch hulpbedrijf. 520 m2 520 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. In de stallen vindt statische opslag plaats. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 1000 m2 opslag Er is conform vergunning en feitelijke situatie een aanduiding minicamping opgenomen. Nvt Nvt Bestemmen als paardenstal bij nummer 1 conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt Nvt Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor de vergunning ingetrokken gaat worden. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform een verleende vergunning en feitelijke situatie aanduiding voor de minicamping en de groepsaccommodatie opgenomen. Nvt Nvt Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2

97 Meerven NR Meerven NR Molenveld 5/5A 5521 NP Molenveld NP Mostheuvel NV Mostheuvel 17 & NT Mostheuvel 20 & 20A 5513 NV Mostheuvel NT Mr de la Courtstraat AS Mr. van Hasseltweg NV Oeyenbos LE Oirschotsedijk 6/ NR Oirschotsedijk NR Oirschotsedijk NR Oirschotsedijk 54 & NR Past Eykenweg KV Past Eykenweg KV Postelseweg RD Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Tevens is een aanduiding opgenomen voor een beeldentuin/theetuin als ondergeschikte nevenactiviteit bij het wonen. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform een verleende vergunning en feitelijke situatie voor minicamping de minicamping een aanduiding opgenomen. Daarnaast op verzoek van eigenaar voor bed&breakfast en veldwerkcentrum in bestaande bebouwing aanduidingen opgenomen. Nvt Nvt Uitbreiding aan bebouwing voor paardensportcentrum. Ruimtelijke onderbouwing voor de uitbreiding is toegevoegd als bijlage m m2 Conform feitelijke situatie is het bestemmingsvlak recreatie aangepast aan de midgetgolfbaan. Nvt Nvt Conform feitelijke situatie gewijzigd van agrarisch verwant bedrijf naar nietagrarisch bedrijf (transportbedrijf). 750 m2 750 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 wooneenheden opgenomen. Nvt 2 maal 80 en 20 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 2 maal wooneenheden opgenomen. Nvt 80 en 20 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 2 maal wooneenheden opgenomen. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een voormalige voorheen 2e bedrijfswoning welke bestemd is conform de feitelijke situatie als burgerwoning. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming met een aanduiding statische opslag. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf met 2 bedrijfswoningen. Er is een keukenbedrijf en een woonbestemming opgenomen conform de feitelijke situatie. Nvt Keukenbedrijf 350 m2 Woning 80 en 20 m2 Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf zonder bedrijfswoning. Er is een bedrijfsbestemming statische opslag bestemd conform de feitelijke situatie. Nvt 215 m2 Alle in Veldhoven vergunde bebouwing positief bestemd. De bestemming horeca is Bestemd 370 m2 niet gewijzigd. Bestaand 600 m2 600 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Beide bedrijfswoningen bestemd als aparte burgerwoningen. De agrarische bestemming 2 maal is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Voorheen 1 bedrijf met nummer 9. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Voorheen 1 bedrijf met nummer 7. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Beide bedrijfswoningen bestemd als aparte burgerwoningen. Op nummer 179 is tevens Nvt 80 en 20 m2

98 Postelseweg RD Roestenberg 1/1A 5513 NA Roestenberg NA Schadewijk NN Schadewijk NN Schadewijk NN Scherpenering RA Stokkelen NC Stokkelen NC Stokkelen (LOG) ND Tasbroekwegje NT Urnenweg 5 & 5A 5511 KK Veldhovenseweg 4/ KJ Veldhovenseweg KJ Veneind 2/2a 5513 NE Vogelenzang NH Vondereind 8 & ND Wolfshoek 8 & 8A 5511 KH Zandhoefseweg PN een aanduiding opgenomen voor statische opslag. Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. Beide bedrijfswoningen bestemd als aparte burgerwoningen. Nvt 80 en 20 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 2 maal wooneenheden opgenomen. Nvt 80 en 20 m2 Boerderijsplitsing conform vergunning en feitelijke situatie bestemd. Aanduiding 2 wooneenheden opgenomen. Nvt 2 maal 80 en 20 m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform verleende vergunningen en feitelijke situatie een aanduiding voor de minicamping en de zorgboerderij opgenomen. Nvt Nvt Varkensmuseum als nevenactiviteit bij agrarisch bedrijf opgenomen. Nevenactiviteit is 571 m2 groot. Nvt Nvt Bestemmingsvlak aan noordzijde vergroot conform geldende milieuvergunning. 0 m2 0 m2 Er is een mogelijkheid tot boerderijsplitsing opgenomen omdat het pand voldoet aan de voorwaarden voor boerderijsplitsing. Conform feitelijke situatie gewijzigd van staalkabelfabriek naar opslag. 95 m2 2 maal 80 en 20 m2 400 m2 400 m2 Conform feitelijke situatie gewijzigd van agrarisch verwant bedrijf naar nietagrarisch bedrijf (grondwerk- en transportbedrijf) m2 400 m2 silo 3100 m2 400 m2 silo Conform feitelijke situatie en verleende vergunning aanduiding voor paardenhouderij opgenomen. Nvt Nvt Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 De bestemming bouwmaterialenhandel is conform feitelijk gebruik en eerdere toezeggingen gewijzigd in een bestemming voor een bedrijfsverzamelgebouw voor maximaal 2 bedrijven tot maximaal milieucategorie m m2 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Tevens voldoet het pand aan de mogelijkheid tot boerderijsplitsing. Aanduiding 2 wooneenheden opgenomen. Nvt 80 en 20 m2 Het pand voldoet aan de mogelijkheid tot boerderijsplitsing. Aanduiding 2 wooneenheden opgenomen. Bestemmen als recreatiewoning conform verleende bouwvergunning. De bosbestemming is gewijzigd in een recreatiebestemming. Nvt 250m3 Voor de Eurocamping zijn diverse wijzigingen ten opzichte van het plan in hoofdzaak. O.a. bouwblok, maximale bebouwingsoppervlakte en bescherming van het bosgebied. Nvt 2500 Het betreft een gestopt agrarisch bedrijf waarvoor geen vergunning meer is. De agrarische bestemming is gewijzigd in een woonbestemming. Nvt 80 en 20 m2 Er is conform vergunning en feitelijke situatie een aanduiding minicamping opgenomen. Nvt Nvt

99 Lijst nog op te nemen panden: Achterste Donk 4A Achterste Donk 19/19A Achterste Donk 2 Achterste Donk 1 Donk 2 Donk 13 Donk 15 Donk 7 en 7a Heike 15-15a Heike 16-16a Heikesestraat 5 Heikesestraat 4-4a Buikheide 4 Buikheide 10-10a Meerven 3 Meerven 10 Meerven 12-12a Ir van Meelweg 11 Ir van Meelweg 9a Ir van Meelweg 6 Stroomkesberg 5-5a Driehuizen 1 Driehuizen 3 Mr de la Courtstraat 32 Mr de la Courtstraat 28 Mr de la Courtstraat 24-24a Postels Huufke 2 (alle vier de panden) Maaskant 3 Maaskant 4 Maaskant 5 Maaskant 7 Maaskant 11 Vondereind 2 Vondereind 3 Vondereind 4-4b Lantie 3 Lantie 7 Lantie 8 Lantie 9 Lantie 10 Hoogeloonseweg 2 Oostelbeersedijk 2a Oostelbeersedijk 6 Oostelbeersedijk 18 Kreiel 18 Kreiel 16 Kreiel 8-8a Slikdijk 18 Slikdijk 20 Bijsterveld 14 Oirschotsedijk 6-8 Oirschotsedijk 18 Oirschotsedijk 22 Oirschotsedijk 1 Mostheuvel 15A Mostheuvel 23 Mostheuvel 24 Mostheuvel 27 Merenweg 1 Merenweg 2a Merenweg 3 Merenweg 4 (industrieel erfgoed) pompstation inclusief filtergebouw uit de jaren vijftig Merenweg 5 De Wetering 2 Wolfshoek 1 Wolfshoek 3-5 Veldhovenseweg 9 Veldhovenseweg 7 Veldhovenseweg 5 Veldhovenseweg 10 Veldhovenseweg 15 Oeyenbos 4 Oeyenbos 5a Oeyenbos 6 Oeyenbos 8 Eerselseweg 13 Eerselseweg 15 Eerselseweg 17 Eerselseweg 23 Eerselseweg 29 Eerselseweg 18 Eerselseweg 41 Eerselseweg 22 Sneidershoek 1 Hoekdries 12-12a Hoekdries 10 Hoekdries 6-6a Hoek 10 Hoek 12 Hoef 14 Hoef 17-17a Hoef 22-22a Hoef 23 Dukesvoort 2 Stevert 15 (industrieel erfgoed) Stevert 35 (industrieel erfgoed) Hees 20 Hees 35 Hees 34 Hees 32 Hees 52 Hees 54 Hees 56 Boksheide 9 Boksheide 18 13

100 2. Lijst met vrijstaande bijgebouwen Dalemsedijk, Eersel Perceel sectie M, nummer 465 Broekstraat, Eersel Perceel sectie L, nummer 131 Heibloem, Eersel Perceel sectie M, nummer 1009 Stokkelen, Eersel Perceel sectie L, nummer

101 Boevenheuvel, Eersel Perceel sectie L, nummer 9 Tasbroekwegje, Steensel Perceel sectie K, nummer 1135 Zandstraat, Steensel Perceel sectie G,nummers 528 en 529 Zandstraat, Steensel Perceel sectie K,nummers 806 en

102 Dalemsedijk, Duizel Perceel sectie H, nummer 537 Knegselsedijk, Duizel Perceel sectie H, nummer 532 Duiselseweg, Knegsel Perceel sectie M,nummer 78 Molenveld, Knegsel Perceel M594 69

103 De Wetering, Knegsel Perceel sectie M, nummer 379 Oeyenbos, Knegsel Perceel sectie M, nummer 272 Hoekdries, Knegsel Perceel sectie M, nummer 124 Sneijdershoek, Knegsel Perceel sectie M, nummer

104 Hemelrijksestraat, Wintelre Perceel sectie D, nummer 4048 Oirschotsedijk, Wintelre Perceel sectie D, nummer 4401 Kreiel, Wintelre Perceel sectie D, nummer 3752 Heikesestraat, Vessem Perceel sectie K, nummer

105 Kekkeneind, Wintelre Perceel sectie D, nummer 4089 Groenstraat, Wintelre Perceel sectie D, nummer 3655 Rietven, Vessem Perceel sectie K, nummer 332 Dalemsedijk, Eersel Perceel sectie M, nummer

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

1. INLEIDING...3 2. HOOFDLIJNEN BELEID...9 3. GEBIEDSBESTEMMINGEN...23 4. BESTEMMINGSREGELING OMGEVINGSKWALITEIT...31

1. INLEIDING...3 2. HOOFDLIJNEN BELEID...9 3. GEBIEDSBESTEMMINGEN...23 4. BESTEMMINGSREGELING OMGEVINGSKWALITEIT...31 INHOUD BLZ 1. INLEIDING...3 1.1. Aanleiding... 3 1.2. Doel van het bestemmingsplan... 3 1.3. Ligging en begrenzing plangebied... 5 1.4. Karakteristiek plangebied... 6 1.5. Opzet toelichting... 7 2. HOOFDLIJNEN

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling. Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout

Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling. Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout Inhoud presentatie BIO Landerd Algemeen Wat is een Structuurvisie Provinciale beleidsnota buitengebied in

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

Lijst van gebruikte afkortingen

Lijst van gebruikte afkortingen Bijlage 1 Lijst van gebruikte afkortingen AHS Agrarische hoofdstructuur AO Autonome ontwikkeling EHS Ecologische hoofdstructuur GHS Groene hoofdstructuur GS Gedeputeerde Staten HS Huidige situatie IKAW

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Toelichting 3. Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB ERVS onherroepelijk1 2

Inhoudsopgave. Toelichting 3. Buitengebied NL.IMRO.0770.BPB ERVS onherroepelijk1 2 Inhoudsopgave Toelichting 3 1 2 Toelichting 1 3 GEMEENTE EERSEL Bestemmingsplan Toelichting / Projectnr. 114-001 / 20 maart 2013 INHOUD BLZ 1. INLEIDING... 3 1.1. Aanleiding... 5 1.2. Doel van het bestemmingsplan...

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Uden, juni 2009 Inhoudsopgave blz 1. Inleiding 3 2. Stimuleren ontwikkelingen in het landelijk gebied

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert

Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert 1. Inleiding Het plan betreft vormverandering van het agrarische bouwblok van de intensieve veehouderij(pluimveebedrijf)

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

GEMEENTE SON EN BREUGEL

GEMEENTE SON EN BREUGEL GEMEENTE SON EN BREUGEL Bestemmingsplan Buitengebied; Driehoek 7 Toelichting NL.IMRO.0848.BP813BUITENGEBIED-VA01/ Vastgesteld Projectnr. 021-012 / 19 december 2013 INHOUD BLZ 1. INLEIDING... 3 2. BESTAANDE

Nadere informatie

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen Bestemmingen algemeen Diverse benamingen Wettelijke verplichting 2011 Diverse benamingen De benaming van de bestemmingen, de volgorde en de opzet en deels de inhoud van de regels zijn afgestemd op de standaarden

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips Duurzame locatie toets Toets duurzame locatie Klotterpeellaam 3, De Rips Projectlocatie Omschrijving project Duurzame locatietoets varkensbedrijf aan de Klotterpeellaan 3 De Rips Projectnummer: TR13.OV01

Nadere informatie

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bestemmingsplan: Oud bestemmingsplan: Gemert-Bakel Buitengebied 2006 Bouwblok: Agrarisch bedrijf, met de aanduiding Intensieve

Nadere informatie

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Besluit Provinciale Staten van Utrecht; Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Gelezen het concept van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf.

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Hoogdijk / Steenfortseweg Neereind bebouwing dorpsrand - hard opgaande beplanting - lijn opgaande beplanting - blok Kwaliteiten gave

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013 Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied Lith 2013 26 januari 2012 Inhoud presentatie 1. Voortraject 2. Wat is een bestemmingsplan? 3. Inhoud van het voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied CDA Zundert Thema avond Bestemmingsplan buitengebied programma Presentatie 15 minuten pauze Gelegenheid tot het stellen van vragen Einde officieel programma Gelegenheid tot het bekijken van de plankaarten

Nadere informatie

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag)

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) 1.1 Inleiding Het buitengebied van de gemeente Deurne, dat behalve de kernen van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant en Helenaveen, het gehele grondgebied van

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk Beeldkwaliteitsplan Goorstraat 35 en Goorstraat ongenummerd (tussen 21 en 23) Te Soerendonk Oktober 2010 1 Inhoudsopgave 1) Inleiding.3 2) Provinciaal en gemeentelijk beleid m.b.t. buitengebied 4 3) Uitwerking

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren Gemeente Someren Opdrachtgever: Projectlocatie: Dhr. N.H.L. Michiels Hollandseweg 19 5712RM Someren Hollandseweg 19, Someren Projectnummer: 16418-001 Datum:

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

BIJLAGE 2: BELEIDSKADER

BIJLAGE 2: BELEIDSKADER BIJLAGE 2: BELEIDSKADER Rijksbeleid Nota Ruimte In de Nota Ruimte, die op 23 april 2004 door de Ministerraad is vastgesteld, staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland beschreven.

Nadere informatie

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten 1. Aanleiding De aanleiding voor het opstellen van een facetbestemmingsplan Ruimte-voorbedrijfsruimte is de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied door middel van een beheersverordening. Hiertoe

Nadere informatie

Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen

Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen Notitie Ruimte voor ruimte 2016, gemeente Drimmelen Gemeente Drimmelen 25 februari 2016 Inhoudsopgave 1. Inleiding pagina 3 2. Beleidsregels pagina 3 3. Bouwlocatie pagina 3 4. Eisen woning pagina 4 5.

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold project: bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold status: datum: projectnummer: auteur: ontwerp 17-09-2009 Ivan Schalk Inhoud Inleiding Aanleiding 1 Ligging plangebied 1 Het vigerende bestemmingsplan

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Oirschot

Bestemmingsplan Buitengebied Oirschot kaderstellende discussienota Bestemmingsplan Buitengebied Oirschot gemeente Oirschot 3 juli 2007 projectnummer 62250 INHOUD 1 INLEIDING 1 1.1 AANLEIDING 1 1.2 PLANGEBIED 1 1.3 DOEL VAN DE NOTA 2 1.4 LEESWIJZER

Nadere informatie

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen Toetsingskader Ruimte voor ruimteregeling Gemeente Heumen Vastgesteld: 20 december 2011 Inleiding In de raadsvergadering van 21 april is toegezegd dat er vooruitlopend op de structuurvisie die de gehele

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN Zaaknummer *190812* BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN VASTGESTELD TOELICHTING Inleiding In 2007 heeft

Nadere informatie

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing. Wijzigingen nieuw en huidig Rood voor Rood beleid In het nieuwe Rood voor Rood beleid 2015 zijn een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van het in 2011 vastgestelde beleid. Dit betreffen wijzigingen

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg In opdracht van G.C. Nagel december 2013 Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a Nederhorst den Berg

Nadere informatie

De beleidsopgave vanaf 1990

De beleidsopgave vanaf 1990 1 De beleidsopgave vanaf 1990 Kustzone Slufter in de duinenrij bij Bergen, bij (hoge) vloed kan zeewater in de eerste duinvallei binnenstromen. Dit biedt een geschikt milieu voor veel zeldzame (planten)soorten.

Nadere informatie

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering Pina Dekker Gemeente Ooststellingwerf, beleidsmedewerker en ondersteunend lid van de werkgroep Es van Tronde. Deze notitie

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Centrumgebied Groene Peelvallei Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Programma Opening en korte toelichting project Presentatie PlanMER Vragen Hoe verder? (20.15 20.25 uur) (20.25 20.55 uur)

Nadere informatie

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 De Verordening Romte Fryslân 2014, zoals vastgesteld op 24 juni 2014, en in werking getreden op 1 augustus 2014, en laatstelijk gewijzigd op 18 februari 2015 wordt

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de meest belangrijke wijzigingen in bevoegdheden en procedures die worden toegepast

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij

Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij De in de notitie opgenomen beleidsregels worden gehanteerd voor verzoeken om een vergroting of vormverandering

Nadere informatie

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015 Gemeente Haaksbergen Rood voor Rood beleid 2015 Ruimtelijke ontwikkeling 20-8-2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Begrippen 3 3. Beleidskaders 4 3.1 Kaders 4 3.2 Voorwaarden 4 3.3 Bijzondere gevallen

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Betreft Actualisatie natuurcompensatieplan Waalre-Noord Fase 1 1 Algemeen De gemeente Waalre is voornemens woningbouw te realiseren

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het projectbesluit Op 15 januari 2010 is er een

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED GEMEENTE HAAREN

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED GEMEENTE HAAREN BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED GEMEENTE HAAREN Gemeente Haaren Bestemmingsplan Buitengebied Toelichting bijlagen Regels bijlage Plankaarten schaal 1:5.000 projectgegevens: TOE05-HAA00015-01A REG05-HAA00015-01A

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 3 1.1. Het project 3 2. Beschrijving huidige en

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur.

Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur. Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur. Project : Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81, Doetinchem Datum : 21 juni 2013 Status : Definitief

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Inleiding Initiatiefnemer heeft een agrarisch bouwvlak aan Leveroyseweg 14 te Heythuysen. Op deze locatie worden varkens gehouden op extensieve wijze.

Nadere informatie

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre

Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre ROBGB-1100019 maart 2011 Nota functieverandering buitengebied Oost Gelre 1. Samenvatting Oost Gelre heeft beleid voor functieverandering van vrijkomende

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad van Sint-Oedenrode Postbus 44 5490 AA Sint-Oedenrode. Sint-Oedenrode, 22 augustus 2011

Aan de gemeenteraad van Sint-Oedenrode Postbus 44 5490 AA Sint-Oedenrode. Sint-Oedenrode, 22 augustus 2011 Aan de gemeenteraad van Sint-Oedenrode Postbus 44 5490 AA Sint-Oedenrode Sint-Oedenrode, 22 augustus 2011 Betreft: inspraakreactie ontwerpbestemmingsplan buitengebied Geachte heer, mevrouw, Middels deze

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland Code 03-61-02 / 09-06-03

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef Gemeente Hollands Kroon 12 oktober 2016 Toelichting Inhoud: 1. Inleiding... 3 1.1 Voorgeschiedenis... 3 1.2 Initiatiefnemer... 3 1.3 Planvoornemen...

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9 Toelichting vastgesteld 23 februari 2016 Meeuwisdijk 9 Hoofdstuk 1 Inleiding Het perceel Meeuwisdijk 9 in het noordelijk buitengebied van Etten-Leur heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied (2013)

Nadere informatie

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans

Ruimte voor Limburg. Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Ruimte voor Limburg Limburg in VORm: Ruimtelijke ontwikkelingen in balans Colofon Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 361 80 99 E-mail: postbus@prvlimburg.nl

Nadere informatie

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Levende Beerze Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Vanavond: Den Bosch De Levende Beerze structuurvisie planmer Esche Stroom en De Levende Beerze Procedure Bergeijk Waarom aan de slag? Nota Ruimte:

Nadere informatie

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied 1. Inleiding In het buitengebied is een groot aantal voormalige agrarische locaties en woningen waar veel

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING 2 BELEIDSKADER EN WETGEVING De kern van deze bewonersvisie is dat natuur de belangrijkste beleidsfunctie is van het gebied waarbij de gebiedswaarden rust, stilte en donkerte centraal moeten staan en dat

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT Gemeente Mill en Sint Hubert Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties projectgegevens: BEL03-MLH00002-01d Rosmalen,

Nadere informatie

Wijzigingsplan Buitengebied Goirle, Burgerwoningen Gemeente Goirle

Wijzigingsplan Buitengebied Goirle, Burgerwoningen Gemeente Goirle ! " Wijzigingsplan Buitengebied Goirle, Burgerwoningen 2014 Gemeente Goirle Wijzigingsplan Buitengebied Goirle, Burgerwoningen 2014 Toelichting Regels Verbeelding schaal 1 : 5.000 Projectgegevens: TOE02-0252672-01a

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Jonkerstraat 16

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Jonkerstraat 16 Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr. G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren ONTWERP Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

Rood voor groen Nieuwe landgoederen in Brabant

Rood voor groen Nieuwe landgoederen in Brabant Rood voor groen Nieuwe landgoederen in Brabant 1. Inleiding Voorliggende notitie geeft uitwerking aan het rood-voor-groen -beleid met betrekking tot nieuwe landgoederen in Brabant. Deze vorm van ontwikkelingsplanologie

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega Ruimtelijke onderbouwing Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina

Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina Ruimtelijke onderbouwing bij aanvraag omgevingsvergunning Boxtel, januari 2013 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding...

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Buitengebied 2002 23e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel 3 Hoofdstuk 2 Plangebied 4 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke - en milieuaspecten 5 Hoofdstuk 4 Landschappelijke

Nadere informatie

"Buitengebied Helmond

Buitengebied Helmond Ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied Helmond Inhoud. Toelichting Regels Kaart nr. 080198 IDN nummer : NL.IMRO.0794.0000BP080198-1002 Procedure. Kennisgeving voorbereiden bestemmingsplan Gepubliceerd d.d.

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing Vijf onderkomens voor recreatieve overnachtingen bij camping aan Drachtster Heawei 38 De Veenhoop 1 2 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING VIJF RECREATIEVE ONDERKOMENS DRACHTSTER HEAWEI 38

Nadere informatie

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo (ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo Gemeente Tynaarlo Maart 2011 Projectgebied Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 2. Huidige en beoogde situatie... 6 2.1 Beschrijving van

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Verordening Ruimte ontwerp wijzigingsbesluit ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van Zuid-Holland; Gelezen het

Nadere informatie