Aanvullend zijn de eisen vanuit het vigerende beleid opgenomen op basis waarvan de toekomstige waterhuishouding dient te worden ontworpen.

Transcriptie

1 Provincie Noord-Holland Directie Beheer en Uitvoering Dhr. P. Hopman Postbus AE OVERVEEN Ruimte & Mobiliteit Monitorweg 29 Postbus AA Almere-Stad T (036) F (036) datum 29 mei 2009 uw kenmerk uw brief van ons kenmerk onderwerp Definitieve briefrapport "Toelichting watertoets reconstructie Westerterpweg te Slootdorp" Geachte heer Hopman, In deze brief (inclusief bijgevoegd briefrapport) doen wij u verslag van het watertoetsproces dat is doorlopen voor de reconstructie van de N240, Westerterpweg te Slootdorp, gemeente Wieringermeer. Om de reconstructie mogelijk te maken dient er een partiële herziening van het bestemmingsplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening zoals die per 1 juli 2008 van kracht is geworden. Onderdeel van het bijgevoegde briefrapport (bijlage 1 - bijlage A) kan als waterparagraaf worden toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing voor het bestemmingsplan. In het briefrapport (bijlage 1) is als eerste een beschrijving van de huidige situatie gemaakt. Deze heeft zich allereerst op het aanwezige watersysteem en waterketen gericht. De beschrijving van de huidige situatie maakt enerzijds inzichtelijk welke waterhuishoudkundige (on)mogelijkheden er bestaan voor de toekomstige inrichting, anderzijds geldt de huidige situatie als referentiebeeld voor de effectbeschrijving van de toekomstige waterhuishouding en riolering. Aanvullend zijn de eisen vanuit het vigerende beleid opgenomen op basis waarvan de toekomstige waterhuishouding dient te worden ontworpen. Tenslotte is de toekomstige inrichting beschreven, de effecten hiervan op het watersysteem en de benodigde compenserende maatregelen. Voorliggende briefrapport (bijlage 1) betreft een definitieve rapportage. De opmerkingen van het waterschap HHNK op de conceptrapportage zijn in deze rapportage verwerkt. contactpersoon: M. van Bergen T marije.vanbergen@oranjewoud.nl F typ.: MvB bijlage(n): Wateradvies waterschap coll.:mvg Handelsregister Leeuwarden ingeschreven onder Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. btw.nr. NL B03 Vestigingen in Heerenveen / Assen / Schoonebeek / Deventer / Almere / Capelle a/d IJssel / Goes / Oosterhout / Geleen

2 Blad 2 van 24 Verder in het ontwikkelingstraject (bijvoorbeeld na goedkeuring van bestemmingsplan) kan het zijn dat bij bijvoorbeeld het vergunningstraject een waterstructuurplan en/of waterhuishoudkundig inrichtingsplan/rioleringsplan dient te worden samengesteld. Mocht u een gedetailleerde planuitwerking wensen, dan kunnen wij u daar een aanvullende aanbieding voor doen. Wij hopen u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Ingenieursbureau 'Oranjewoud' B.V. Marije van Bergen

3 Blad 3 van 24 Bijlage 1: Toelichting watertoets reconstructie Westerterpweg te Slootdorp Huidige Situatie Ligging + hoogte Het plangebied ligt in Slootdorp, en maakt onderdeel uit van de gemeente Wieringermeer. Het plangebied wordt gedomineerd door de N240 (Westerterpweg) en betreft het gedeelte tussen de Koningin Emmaweg en de N248. Het plangebied heeft als hoofdfunctie verkeer, deze functie is grofweg onder te verdelen in wegen, bermen en watergangen. De hoogteligging het terrein rondom het plangebied bedraagt circa N.A.P. -3,0 à -4,5 m (waarvan het stedelijk gebied is iets hoger gesitueerd). Het wegtracé is opgehoogd. Bodem Boringen Dino-loket In het Dino-loket van TNO zijn rondom het plangebied boringen aangetroffen. De bodem bestaat globaal uit een deklaag van klei tot circa 2 à 4,5 meter min maaiveld (m -mv.) met daaronder tot op diepte (ca. 80 m - mv.) fijn tot grof zand (hoe dieper hoe grover). In deze zandlaag zijn op verscheidene diepten kleilaagjes aanwezig. Plaatselijk (rondom kern Slootdorp) is in de bovenlaag tot ongeveer 0,5 à 1 m - mv. een zandlaag aanwezig. Bodemkaart van Nederland Op de bodem- en grondwaterkaart van Nederland wordt het gebied iets ten noorden van het plangebied overwegend beschreven als Wieringermeergronden; zware zavel en lichte klei met homogeen profiel, kalkrijk. Veldwerk Oranjewoud Door Oranjewoud zullen er grondboringen worden uitgevoerd (naar verwachting week 15) en grondwaterstanden worden gemeten. Deze kunnen nog een bijdrage leveren in het inzicht in de situatie ter plaatse (bodemsamenstelling en grondwatersituatie (momentopname)). De resultaten van dit onderzoek kunnen in een later stadium (bijvoorbeeld bij verwerking wateradvies waterschap) worden verwerkt in onderhavig rapport (zie status verder op in rapport). Grondwater Grondwaterkaart van Nederland (Medemblik, 14 West, 14 oost (9D en 15C), Dienst grondwaterverkenning TNO, mei 1980) Voor het freatische grondwaterstand zijn geen representatieve gegevens bekend, in verband met het gecompliceerde afwateringsysteem van polderland en het geringe aantal peilbuizen. De stijghoogte van het watervoerend pakket bedraagt van circa N.A.P.-3,25 (westzijde traject) tot circa N.A.P.-4,0 m (oostzijde traject). Regionaal stroomt het grondwater in oostelijke richting, in de richting van de Wieringermeerpolder (vanuit het westen), en treedt hier als kwel aan de dag (naar verwachting ca. 1,2 mm/dag). Lokaal worden de peilen van het oppervlaktewater kunstmatig gehandhaafd hetgeen het grondwater beïnvloed (qua richting en diepte).

4 Blad 4 van 24 Bodemkaart van Nederland en Dinoloket Het plangebied ligt voor een groot gedeelte (m.u.v. stukje bij stedelijk gebied van Slootdorp) in een gebied waar grondwatertrap IV aanwezig is. In dit gebied komt een Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) van dieper dan 40 cm -mv. voor. De gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) in het gebied ligt op cm -mv. In de direct omgeving en/of het plangebied zijn geen representatieve meetgegevens van peilbuizen in het Dinoloket bekend. In een buis aan de westzijde van het traject bedraagt een inschatting van de gemiddelde grondwaterstand circa N.A.P. - 4,0 m voor een buis aan de oostzijde van het traject geldt N.A.P. -4,85 m. Deze gegevens zijn van meer recente datum (t/m oktober 2008) dan die uit de grondwaterkaart. Kwel Het waterschap heeft aangegeven dat in de Wieringermeerpolder sterke (zoute) kwel aanwezig is, afkomstig door de hoger gesitueerde polders ten westen van deze (laag gelegen) polder. In de (infiltratie)sloten ter plaatse wordt de kwel niet in het bijzonder opgemerkt (in de vorm van extra stroming o.i.d.), waarschijnlijk door de aanwezigheid van klei. Gezien de aanwezigheid van kwel is het niet gewenst om de deklaag (grotendeels) af te graven en is de locatie niet geschikt voor infiltratie van water. Waterhuishouding De waterhuishouding en riolering zijn beschreven aan de hand van diverse gegevens verkregen van het waterschap. Het plangebied bevindt zich met name in het peilgebied met een streefpeil van N.A.P. -6,1 m (peilgebied ). Langs het gehele wegtracé loopt een watergang dat dient als infiltratiesloot ten behoeve van de omliggende agrarische percelen. Door middel van klepstuwen wordt het peil in de infiltratiesloot getrapt onderhouden op, van west naar oost gezien, N.A.P. -4,8 m (7703-8), N.A.P. -5,0 m ( ), en N.A.P. -5,4 m ( ). De infiltratiesloot watert af via een stuw op het peilgebied met N.A.P. -6,1 (7703-1). Bron; Waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Een ander is weergegeven in onderstaande figuur 1. peilvak peilvak peilvak N.A.P. -4,9 m N.A.P. -5,0 m N.A.P. -5,4 m Figuur 1: Westerterpweg van Slootdorp tot aan Wieringerwerf met peilvakken

5 Blad 5 van 24 De infiltratiesloot heeft een zeer belangrijke functie voor de watervoorziening en het onder controle houden van de waterkwaliteit (zoute kwel) van een groot gebied van de Wieringermeerpolder. De infiltratiesloot wordt van circa mei tot oktober (afhankelijk van behoefte en weersomstandigheden) voorzien van water voor de watervoorziening van de omliggende agrarische percelen. Het overig oppervlaktewater in de omgeving is te zout van samenstelling. Het water wordt middels deze sloot naar de agrarische percelen geleid waar het via de drainagebuizen kan worden geïnfiltreerd op deze percelen of kan gebruikt voor beregening. Overtollig water wordt uiteindelijk via stadswater afgevoerd over een overstort op de Dolfijntocht aan de oostzijde van het plangebied (Wieringerwerf). De afvoer van het water afkomstig van de agrarische percelen (bijv. drains) vindt niet plaats middels deze infiltratiesloot, maar elders (noord en zuidzijde van resp. noordelijke en zuidelijke percelen). Overig Het plangebied is niet gesitueerd in een grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn derhalve geen aanvullende eisen waar rekening mee dient te worden gehouden. (On)mogelijkheden plangebied Ontwateringsdiepte De ontwateringsdiepte rondom het plangebied (daar waar geen weg aanwezig is) voldoet voor zover bekend rondom het plangebied in de huidige situatie niet aan de norm voor woningbouw en/of wegenbouw (grondwaterstand dieper dan 0,80 m -mv.). Het huidige maaiveldhoogte ter plaatse van het huidige wegtracé voldoet naar verwachting wel, deze is namelijk opgehoogd. Infiltratie van hemelwater Op basis van de geohydrologische kenmerken (klei deklaag) wordt geconcludeerd dat het plangebied niet geschikt is voor de infiltratie van hemelwater naar het watervoerend pakket. Ook is het afgraven van de deklaag en diepte infiltratie niet gewenst in verband met de aanwezigheid van kwel. Realisatie van oppervlaktewater In het plangebied is het mogelijk om oppervlaktewater te realiseren. Om een eventuele watergang permanent watervoerend te houden dient een minimale diepte van naar verwachting N.A.P. -6,2 m aangehouden te worden (inschatting GLG (o.b.v. bodemkaart) -0,50 m). Een grotere waterdiepte kan wenselijk zijn in verband met dichtslibben en tegengaan van (dichte) begroeiing. Het huidige oppervlaktewater (profiel) beschikt niet over extra bergingscapaciteit om eventuele toename van verhard oppervlak te compenseren. Het is echter niet wenselijk om eventueel oppervlaktewater te diep aan te leggen in verband met het aansnijden van het watervoerend pakket (naar verwachting op circa N.A.P. -6,0 m op basis van literatuur onderzoek, maar is niet precies bekend). Ook dient te worden onderzocht of de aanleg van een eventuele waterpartij op diepte geen opbarsting van de (resterende) deklaag tot gevolg kan hebben. Opgemerkt wordt dat in de huidige watergang over het algemeen geen water staat (wordt water ingelaten circa mei-okt).

6 Blad 6 van 24 Beleid Europees- en rijksbeleid water In het jaar 2000 is de nieuwe Europese Kaderrichtlijn water in werking getreden. De richtlijn is in verschillende stukken beschreven. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap. In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt: Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (WB21), is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat water een medesturend aspect is binnen de ruimtelijke ordening en dat het watersysteem op orde moet worden gebracht. Dit betekent dat het watersysteem robuust en veerkrachtig moet zijn en moet voldoen aan de normen voor wateroverlast, nu en in de toekomst. Voor gemeenten en waterschappen geldt dat voor de eerste helft van 2006 het gemeentelijk waterplan (incl. de basisinspanning riolering, mogelijke optimalisaties en de grondwaterproblematiek) opgesteld moet zijn. Hierbij dienen de partijen rekening te houden met de ruimteclaims voortvloeiend uit de toepassing van de (werk)normen. De watertoets vormt hierbij een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. In de Nota Ruimte zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De basisprincipes van bovengenoemd beleid zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd. Dit is in WB21 geconcludeerd in de twee drietrapsstrategieën voor: Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) en Waterkwaliteit (schoonhouden, schoon en vuil scheiden, zuiveren). Beleid waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) In het Waterbeheersplan 4 beschrijft HHNK de doelstellingen voor de periode voor de drie kerntaken, veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig en wordt hierin omschreven als: 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren. 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden. 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren.

7 Blad 7 van Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit. De Watertoets Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, structuurplannen en ook ruimtelijke onderbouwingen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies. Randvoorwaarden Beheerder(s) Voor de ontwikkeling rondom de N240 tussen Slootdorp en Wieringerwerf is gesproken met het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (mvr. C. aan de Stegge en dhr. W. Bouwes) en de gemeente Wieringermeer (mvr. José Tesselaar). Waterschap HHNK Het waterschap hanteert bij de advisering in kader van de watertoets een aantal uitgangspunten (richtlijnen in de vorm van een checklist Wateraspecten). De initiatiefnemer dient bij de planvorming invulling te geven aan deze uitgangspunten. De checklist Wateraspecten watertoets van waterschap HHNK is opgenomen in Bijlage B. Tijdens het (voor)traject van het voorlopig ontwerp is reeds contact geweest tussen de provincie Noord- Holland en het waterschap HHNK omtrent het project. Hierbij is reeds een wateradvies door het waterschap afgegeven. Aanvullend heeft ook meer recent overleg plaatsgevonden en heeft het waterschap een informeel wateradvies afgegeven. De adviezen en besprekingsverslag zijn opgenomen in Bijlage C. Uit het advies en aanvullende overleggen zijn de navolgende (belangrijkste) aandachtspunten voortgekomen: Bij het dempen van watergangen dient eenzelfde watergang te worden gegraven ter compensatie (100% compensatie van gedempt oppervlaktewater binnen het plangebied). Als gevolg van demping mogen er geen doodlopende watergangen ontstaan. Voor de maatvoering van de watergangen zijn uitgangspunten opgesteld (zie wateradvies Bijlage C); Voor de diepte van de toekomstige (te verleggen) watergang(en) graag de ontwerpdiepte van de huidige waterlopen aanhouden (variërend van N.A.P. -5,5 tot -5,9 m), mits dit niet leidt tot opbarsten of aansnijden van watervoerend pakket; De infiltratiesloot heeft een zeer belangrijke functie, aanpassingen van deze sloot mogen dan ook niet leiden tot verslechtering van deze functies. De infiltratiesloot mag in zijn doorstroomcapaciteit niet verslechteren; Door het verleggen van de sloot moeten bestaande kunstwerken (stuwen en duikers) worden aangepast. Voor de afmetingen zijn uitgangspunten opgenomen in het wateradvies (zie Bijlage C); Bij de aansluiting van sloten en duikers mogen geen (verschillende) peilgebieden worden kortgesloten;

8 Blad 8 van 24 Afwatering van de weg kan plaatsvinden middels bermpassage. De afwatering van de rotonde mag bij verzameling niet direct worden geloosd op het oppervlaktewater. De lozing op oppervlaktewater is WVO-vergunning plichtig; Het van het extra verhard oppervlak (verbreding weg) afkomstige hemelwater dient te worden gecompenseerd door het realiseren van aanvullend oppervlaktewater (gelijk aan 18,5% van het totaal verhard oppervlak). Deze compensatie dient plaats te vinden binnen het peilgebied waarin de toename van de verharding plaatsvindt. Indien niet mogelijk dient deze plaats te vinden binnen het ontvangende (benedenstrooms gelegen) peilgebied ( ); Voor het graven en dempen van waterlopen dient een Keurontheffing worden aangevraagd. De afmetingen van de kunstwerken moeten hierbij worden aangeleverd en er moet worden aangegeven waar de compensatie voor de demping plaats gaat vinden; Bij de reconstructie dient eerst de nieuwe watergang te worden gerealiseerd alvorens de huidige watergang kan worden gedempt; De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, financiering en realisatie van compenserende maatregelen. Gemeente Wieringermeer Bij het telefonisch overleg plaatsgevonden met de gemeente over dit plangebied zijn de volgende punten voortgekomen. De gemeente onderschrijft de (algemene) uitgangspunten van het waterschap en heeft ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling geen aanvullende uitgangspunten/eisen ten aanzien van de waterhuishouding. Toekomstige Situatie Voorgenomen ontwikkeling De provincie Noord-Holland is voornemens om de N240 en het naastgelegen fietspad tussen de Koningin Emmaweg en de N248 te verbreden in zuidelijke richting. Hiertoe dient de ter plaatse gesitueerde huidige infiltratiesloot te worden verplaatst (gedempt en zuidelijker te worden hergegraven). Ook zal binnen dit project compensatie voor demping van water uit een ander project (vervanging brug DenOeverse vaart) worden gerealiseerd. Het profiel van de watergang zal worden aangepast om de toename van het verhard oppervlak en demping van water te compenseren. Aanvullend wordt een rotonde gerealiseerd op de kruising Westerterpweg en DenOeverseweg. Functiewijziging Met het bestemmingsplan wijzigt de gebruiksfunctie van het plangebied (uitbereidingsgedeelte) van agrarisch/ landbouw naar verkeer. Dit stelt andere eisen aan het functioneren van het watersysteem (berging, afwatering en ontwatering) en aan de inrichting van het gebied (volksgezondheid en beheer en onderhoud). Toename verharding Bij de ontwikkelingen in het plangebied zal het totaal aan verharding toenemen. De exacte toename van de verharding als gevolg van de verbreding van het wegdek is op het moment van schrijven nog niet bekend. Uitgaande van het huidige (voorlopig) ontwerp bedraagt de toename van de verharding 8840 m 2. Door de toename van verhard oppervlak komt het water sneller tot afvoer. Om wateroverlast tegen te gaan, dient er dus berging gerealiseerd te worden. Het plangebied is niet geschikt voor de realisatie van infiltratievoorzieningen.

9 Blad 9 van 24 Negatieve effecten De voorgenomen ontwikkeling beïnvloedt het watersysteem van het plangebied. Zonder compenserende maatregelen heeft de voorgenomen ontwikkeling de volgende negatieve effecten: 1. de aanvulling van (freatisch) grondwater neemt af (verdroging); 2. de afvoer van hemelwater vindt versneld plaats (wateroverlast); 3. afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken (wegen + rotonde). Aanvulling grondwatervoorraad In de huidige situatie is het uitbereidingsgebied overwegend onverhard waardoor het merendeel van het regenwater (uiteindelijk) in de bodem infiltreert. Dit komt dus ten goede aan het (freatisch) grondwater. In de toekomst is een deel van het plangebied verhard, hier kan het hemelwater niet meer infiltreren in het freatisch pakket. Zonder maatregelen zal de hoeveelheid (gering) infiltratiewater ten behoeve van het freatisch pakket dus afnemen. Door de beperkte infiltratie (bodemsamenstelling klei) en de aanwezigheid van kwel wordt het effect (verdroging) gering verondersteld. Het is derhalve waarschijnlijk niet noodzakelijk om het hemelwater in de toekomstige situatie te infiltreren of anders vast te houden (vasthouden). Versnelde afvoer In de huidige situatie is het uitbereidingsgebied onverhard, waardoor het overtollige water geleidelijk uit het gebied wordt afgevoerd. Door het aanbrengen van de verharding zal dit proces versneld optreden. Daarom dient de afvoer van verharde oppervlakken vertraagd plaats te vinden (berging). Waterkwaliteit Het water afkomstig vanaf de wegen en rotonde is mogelijk verontreinigd. Dit water kan de kwaliteit van het oppervlaktewater ter plaatse negatief beïnvloeden. Het wordt ongewenst geacht dit water ongezuiverd in het grondwater en/of oppervlaktewater terecht te laten komen. Daarom dient een systeem te worden aangelegd dat dit water zuivert alvorens het naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd of wordt geïnfiltreerd. Oplossingsrichtingen Voor de bovengenoemde knelpunten zijn oplossingsrichtingen opgesteld. De oplossingsrichting zijn uitgewerkt binnen het vigerende beleid. Benodigde hoeveelheid compensatie (oppervlaktewater) Op basis van de voorgenomen ontwikkeling is de benodigde compensatie (graven oppervlaktewater) berekend. Hierbij is het uitgangspunt van het waterschap gehanteerd dat 18,5% van het totaal verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door het graven van oppervlaktewater. Op basis van het schetsontwerp wordt naar verwachting m 2 verhard. Hiervoor dient compensatie van 1635 m 2 (18,5% van toename verharding) in de vorm van extra te graven oppervlaktewater plaats te vinden. Ten behoeve van de vervanging van de brug over de DenOeverse vaart dient ter compensatie 580 m 2 aan oppervlaktewater te worden gerealiseerd. In totaal dient derhalve m 2 aan extra oppervlaktewater te worden gerealiseerd.

10 Blad 10 van 24 Door het graven van extra oppervlaktewater (verbreding watergang), welke in de toekomst ook getrapt dient te worden onderhouden, kan het water vertraagd worden afgevoerd (worden geborgen). De uiteindelijke dimensies van de watergangen dienen verder uitgewerkt te worden in een waterhuishoudkundig- en rioleringsplan. Waterkwaliteit Verondersteld wordt dat het hemelwater afkomstig van de verharding van de weg gezuiverd tot afvoer zal komen (vertraagd). Dit kan plaatsvinden middels een bodempassage/ (in)filtratieberm, zoals nu reeds gebeurd. Indien dit in te toekomst niet kan plaatsvinden en/of waterverzameling plaatsvindt, kan het water niet ongezuiverd op het oppervlaktewater worden geloosd/afgevoerd. Als oplossing kan worden gedacht aan een verbeterd gescheiden stelsel, waarbij de first flush (begin van bui, welke het meeste vervuiling bevat) wordt ondervangen. De details hiervan zullen nader worden uitgewerkt in het waterhuishoudkundigen rioleringsplan. De toepassing van uitloogbare bouwmaterialen moet worden vermeden en er moet gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen volgens de uitgangspunten zoals onder andere vastgelegd in de Nationale Pakketten Duurzame Stedebouw en Duurzaam Bouwen. Het hemelwater afkomstig van dergelijke materialen dienen in principe niet te worden gezuiverd. Voor het aan- en afkoppelen van al dan niet vervuilde oppervlakken dienen de aanbevelingen va n de werkgroep Riolering West-Nederland (WrW), weergegeven in het rapport "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken" (d.d. 10 juli 2003), te worden gevolgd. Toetsingscriteria voor het ontwerp In het vervolg op de watertoets dient een ontwerp van de waterhuishouding en de riolering opgesteld te worden. Dit ontwerp dient getoetst te worden door het waterschap. Naast het voorgaande hanteert het waterschap hiervoor een vijftal "Wateraspecten in de watertoets van HHNK". Deze zijn opgenomen in bijlage B. Conclusie/aanbevelingen Voor deze ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten: De watergang die door de uitbereiding moet worden gedempt dient te worden hergraven en mag hierbij niet in haar (huidige) functies worden belemmerd; Door het verleggen van de sloot moeten bestaande kunstwerken (stuwen en duikers) worden aangepast; Gezien de aanwezigheid van kwel is het niet gewenst om de deklaag (grotendeels) af te graven en is de locatie niet geschikt voor diepte infiltratie van water; De toename aan verhard oppervlak (verbreding weg) dient te worden gecompenseerd in de vorm van oppervlaktewater. Ook dient compensatie in de vorm van oppervlaktewater te worden meegenomen van het project brugreconstructie DenOeverse vaart. In totaal dient hiertoe m 2 aan oppervlaktewater te worden gerealiseerd; De afwatering van de weg mag niet ongezuiverd op het oppervlaktewater worden geloosd. De afwatering kan plaatsvinden middels bermpassage en daar waar niet mogelijk middels een verbeterd gescheiden stelsel. Eventuele (directe) lozing op oppervlaktewater is WVO-vergunning plichtig;

11 Blad 11 van 24 Voor het graven en dempen van waterlopen en werkzaamheden in rondom watergangen dient een Keurontheffing worden aangevraagd. Naar aanleiding van het doorlopen proces wordt aanbevolen: Het ontwerp van de waterhuishouding en riolering op te stellen na vaststelling van (of in samenloop met) het definitief ontwerp en zal moeten worden besproken met het waterschap en gemeente. Het bevat een uitwerking van het stelsel en de voorzieningen; Te onderzoeken waar de onderkant van de deklaag zich ongeveer bevindt ter plaatse van de te graven watergang over het traject. De resultaten van het voorgenomen bodemonderzoek kan hier mogelijk voldoende inzicht in verlenen. Aanvullend kunnen ook de resultaten van de gemeten grondwaterstanden bij het bodemonderzoek worden verwerkt in de rapportage; Te onderzoeken of de aanleg van een eventuele oppervlaktewater op diepte geen opbarsting van de (resterende) deklaag tot gevolg kan hebben of deze volledig wordt ontgraven (niet gewenst). Status Voorliggende rapport betreft een definitieve rapportage. De opmerkingen van het waterschap op de conceptrapportage zijn in onderhavige rapportage verwerkt.

12 Blad 12 van 24 Bijlage A: Waterparagraaf (concept) In opdracht van provincie Noord-Holland heeft Oranjewoud het proces van de watertoets doorlopen voor de reconstructie van de N240, Westerterpweg te Slootdorp, gemeente Wieringermeer. Voor deze ontwikkeling wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Sinds 2002 is het bij een bestemmingsplan(wijziging) verplicht om het proces van de watertoets te doorlopen en de resultaten (door middel van de waterparagraaf) op te nemen, zoals in dit geval, in het bestemmingsplan of in een ruimtelijke onderbouwing. De basis voor deze waterparagraaf vormt het rapport ''Watertoets reconstructie Westerterpweg te Slootdorp". Het rapport is opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. en beschrijft de waterhuishoudkundige situatie voor het plan. Algemeen Het plangebied ligt in Slootdorp, en maakt onderdeel uit van de gemeente Wieringermeer. Het plangebied wordt gedomineerd door de N240 (Westerterpweg) en betreft het gedeelte tussen de Koningin Emmaweg en de N248. Het plangebied heeft als hoofdfunctie verkeer, deze functie is grofweg onder te verdelen in wegen, bermen en watergangen. De provincie Noord-Holland is voornemens om de N240 en het naastgelegen fietspad tussen de Koningin Emmaweg en de N248 te verbreden in zuidelijke richting. Hiertoe dient het ter plaatse gesitueerde huidige infiltratiesloot te worden verplaatst (gedempt en zuidelijker te worden hergegraven). Ook zal binnen dit project compensatie voor demping van water uit een ander project (vervanging brug DenOeverse vaart) worden gerealiseerd. Het profiel van de watergang zal worden aangepast om de toename van het verhard oppervlak en demping van water te compenseren. Aanvullend wordt een rotonde gerealiseerd op de kruising Westerterpweg en DenOeverseweg. Beleid Bij het opstellen van deze paragraaf is rekening gehouden met het vigerende beleid. Het betreffen de onderstaande beleidsstukken: Het vigerend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4), 1998; Waternood; Waterbeheer voor de 21 e eeuw (WB21); Nota Ruimte; Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), 2003; De Europese Kaderrichtlijn Water (EKW); De 'Handreiking watertoets 2', 2004; Waterbeheersplan 4 ( ): 'Van veilige dijken tot schoon water'; Wateraspecten in de watertoets van HHNK (handreiking watertoets) Inventarisatie knelpunten en aandachtspunten Bij de ontwikkeling van het gebied dient rekening gehouden te worden met mogelijke knelpunten en aandachtspunten ten aanzien van de waterhuishouding en riolering.

13 Blad 13 van 24 Conform de 'de wateraspecten in de watertoets van HHNK' zijn aan de navolgende uitgangspunten invulling gegeven: 1) Waterkwantiteit; 2) Waterkwaliteit; 3) Waterkeringen; 4) Afvalwaterketen; 5) Beheer en onderhoud nieuw oppervlaktewater. Waterkwantiteit Door de uitbereiding wordt het watersysteem beïnvloed. Het verharde oppervlak neemt toe (wegverbreding). Dit versnelt de afvoer van hemelwater en kan leiden tot wateroverlast. Het water zal in de toekomst worden vastgehouden in het gebied. Om de vereiste waterberging te realiseren, gaat de voorkeur uit naar berging in oppervlaktewater. Om aan de compensatie eis te kunnen voldoen (verbreding wegdek en reconstructie brug DenOeversevaart) zal in totaal m 2 extra oppervlaktewater worden gerealiseerd. Hiervoor zal het profiel van de watergangen worden aangepast waardoor het oppervlaktewater wordt vergroot. De watergang die door de uitbereiding moet worden gedempt zal worden hergraven en zal niet in haar (huidige) functies worden belemmerd. Hierbij zal de ontwerpdiepte van de huidige watergang(en) worden overgenomen, mits dit niet leidt tot opbarsten of aansnijden van het watervoerend pakket. Bij het verleggen van de sloot zullen bestaande kunstwerken (stuwen en duikers) worden aangepast. Bij de reconstructie zal de watergang eerst worden verlegd alvorens de huidige watergang zal worden gedempt. De uitwerking van de voorzieningen dient plaats te vinden binnen een waterhuishoudkundig- en rioleringsplan. Voorkomen wordt dat het bestaande gebied, waar het plan op aansluit, geen hinder ondervindt van het plan. De grondwaterstand blijft ongewijzigd. Verondersteld wordt dat bij de uitbereiding wordt aangesloten op het huidige maaiveldhoogte ter plaatse van de wegverharding waardoor de ontwateringsdiepte overeenkomstig zal zijn met het huidige situatie. Deze voldoet voor zover bekend aan de norm voor woningbouw en/of wegenbouw (grondwaterstand dieper dan 0,80 m -mv.). Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn derhalve geen extra eisen waar rekening mee moet worden gehouden. Waterkwaliteit Het hemelwater afkomstig van de verharding van de weg zal gezuiverd tot afvoer komen (vertraagd). Dit zal plaatsvinden middels een bodempassage/ (in)filtratieberm. Indien dit niet kan plaatsvinden en/of waterverzameling plaatsvindt, zal het water niet ongezuiverd op het oppervlaktewater worden geloosd/afgevoerd. Hierbij wordt gedacht aan een verbeterd gescheiden stelsel, waarbij de first flush wordt ondervangen. De details hiervan zullen nader worden uitgewerkt in het waterhuishoudkundig- en rioleringsplan. De toepassing van uitloogbare bouwmaterialen zal worden vermeden en er zal gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen volgens de uitgangspunten zoals onder andere vastgelegd in de Nationale Pakketten Duurzame Stedebouw en Duurzaam Bouwen. Voor het aan- en afkoppelen van al dan niet vervuilde oppervlakken zullen de aanbevelingen va n de werkgroep Riolering West-Nederland (WrW), weergegeven in het rapport "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken" (d.d. 10 juli 2003), worden gevolgd.

14 Blad 14 van 24 Waterkeringen Het plangebied ligt niet in de buurt van bestaande waterkeringen en/of waterstaatswerken. Afvalwaterketen Het (schone) hemelwater afkomstig van de wegverharding zal niet op het rioleringssyteem worden aangesloten. Waar bermpassage niet kan plaatsvinden en/of bij waterverzameling zal de first flush plaatselijk wel op het (droogweer)systeem kunnen worden aangesloten. Hierbij worden echter geen piekafvoeren op het droogweersysteem afgevoerd. Beheer en onderhoud nieuw oppervlaktewater In de huidige situatie zijn reeds watergangen ten behoeve van de afwatering aanwezig. Het waterbeheer en regulering zal tenminste overeenkomstig met de huidige situatie zijn, al dan niet worden verbeterd. Zowel de watergangen/partijen als de kunstwerken zijn bereikbaar voor beheer en onderhoud. De watergangen zijn voorzien van een onderhoudsstrook aan één zijde van de watergang (strook van minimaal 5 meter breed).

15 Blad 15 van 24 Bijlage B: De checklist Wateraspecten watertoets van waterschap HHNK

16 Blad 16 van 24

17 Blad 17 van 24 Bijlage C: Wateradvies waterschap d.d. 6 november en 18 december 2008

18 Blad 18 van 24

19 Blad 19 van 24

20 Blad 20 van 24

21 Blad 21 van 24

22 Blad 22 van 24

23 Blad 23 van 24

24 Blad 24 van 24 Informeel wateradvies (per mail) Goedemorgen Marije, Allereerst mijn excuses voor deze zeer late reply. Op het concept briefrapport "Toelichting watertoets reconstructie Westerterpweg te Slootdorp" heb ik de volgende opmerkingen; Onze eerdere wateradvies ( ), met daarin onder andere het percentage van 18,5% te graven oppervlaktewater ter compensatie van verharding van het oppervlak, is juist, en goed overgenomen. Blz 5 Realisatie oppervlaktewater. Voor de dimensionering van nieuwe waterlopen had ik in een eerder schrijven ( ) verwezen naar archieftekeningen van de huidige watergangen. Uit de paragraaf maak ik op dat de diepte van de watergang nog onzeker is. Ik stel voor de ontwerpdiepte van de huidige waterlopen (varierend van NAP -5,5m tot NAP -5,9m) in principe aan te houden, mits het niet leidt tot opbarsten of aansnijding van de deklaag tot gevolg heeft. Blz 6/bijlage A Beleid: Noem hier ook het beleid van HHNK, namelijk Waterbeheersplan zie Bijlage A blz 13; Kopje Waterkwaliteit. Voor het aan- en afkoppelen van al dan niet vervuilde oppervlakken volgt het hoogheemraadschap op dit moment de aanbevelingen van de werkgroep Riolering West-Nederland (WrW). Deze werkgroep heeft onderzoek gedaan naar aan- en afkoppelen van regenwaterlozingen in relatie tot de kwaliteit van het oppervlaktewater. Dit onderzoek is vastgelegd in het rapport Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken (d.d. 10 juli 2003). Ik hoop je zo voldoende te hebben geinformeert. Nogmaals mijn excuses, Met vriendelijke groet, Caroline aan de Stegge Adviseur Integraal Waterbeheer (tot 1 juni) Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Cluster Planadvies Bezoekadres: Schepenmakersdijk 16, Edam Postadres: Postbus 130, 1135 ZK Edam t f e. c.aandestegge@hhnk.nl w. werkdagen: ma ochtend, di, wo, vr