Stoep der schande De toegankelijkheid van krediet in pre-industrieel Europa ( )

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Stoep der schande De toegankelijkheid van krediet in pre-industrieel Europa (1614-1861)"

Transcriptie

1 Stoep der schande De toegankelijkheid van krediet in pre-industrieel Europa ( ) Stefan van der Leeden, Tafelbergdreef AE UTRECHT 16 augustus 2013 Masterscriptie Geschiedenis Faculteit Geesteswetenschappen Scriptiebegeleider: Dr. C.J. van Bochove

2 Foto titelblad: Overzicht gevelwand bankgebouw aan gracht (1940) Vervaardiger: Onbekend Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Ref. Beeldbank: ) CC-by-SA-3.0 ( 1

3 Inhoud Inleiding... 3 Probleemstelling... 8 Plan van aanpak Pandkrediet van de Bank van Lening te Amsterdam Toegankelijkheid pandkrediet Betrouwbaarheid Flexibiliteit Structuur Gemak Inbrengers: De toegang tot krediet Gemak Betrouwbaarheid Inbrengen van panden, pandbriefjes en boetes Flexibiliteit Structuur Inbrengers: Onmisbare instrumenten Gebruik pandkrediet in Gebruik pandkrediet per wijk Einde van een tijdperk Conclusie Betrouwbaarheid Flexibiliteit Structuur Gemak Literatuurlijst Secundaire literatuur Primaire bronnen Digitale bronnen Afkortingen

4 Inleiding In de vroegmoderne tijd zochten inwoners van steden krediet bij een uiteenlopende reeks aan kredietverstrekkers. Krediet was onmisbaar voor mensen uit alle sociale klassen, vooral voor degenen met beperkte en incidentele inkomsten. Incidenteel en seizoenswerk resulteerde in onregelmatig loon waardoor velen, zo niet de meesten, van de populatie in loondienst te maken hadden met periodieke tekorten aan loon. Niet alleen mensen in loondienst, maar ook kleine ambachtslieden en handelaren in de steden ervoeren deze schommelingen in hun inkomen. Het beheren van de financiën van het gezin onder deze omstandigheden was een uitdaging. De afwezigheid van een kleinschalig en toegankelijk bankwezen leidde ertoe dat kleine bedragen meestal geleend werden van familie of buren. Voor huishoudens in de steden waren kortlopende leningen van essentieel belang om de primaire behoeften van het gezin zoals onderdak, kleding en voedsel te bekostigen. 1 Iedere vorm van krediet kan beschouwd worden als een uitwisseling van twee, in de tijd uiteen liggende tegenprestaties. De eerste partij verleent een dienst aan de tweede partij die na een bepaalde tijd vergoed dient te worden. Het betreft hier niet alleen contant geld, er is ook sprake van krediet wanneer een bakker niet tegen contante betaling een brood levert, maar het op de kerfstok van de schuldenaar aantekent. Het consumptief krediet zoals omschreven door Soetaert was een veel gebruikte vorm van lening. Vele diensten en goederen werden onderling geruild binnen de gemeenschap zonder dat hier geld mee ging gepaard ging. 2 Mensen die zich echter niet konden wenden tot een buurman, familielid of plaatselijke winkelier voor een lening waren gedwongen om alternatieven buiten hun sociale netwerk te zoeken. Het pandjeshuis was een essentieel onderdeel van de kredietnetwerken in steden in zowel vroegmodern als modern Europa. De pandjesbazen verleenden krediet in ruil voor onderpand, ofwel pandkrediet, dat een bron van contant geld bood in een tijd waarin er nog geen brede toegang was tot banken en officieel gereguleerd consumentenkrediet. Het pandkrediet had een vooraf vastgestelde looptijd, wanneer deze termijn verstreken was en de lening niet was voldaan werd het onderpand eigendom van kredietverstrekker. Aan dergelijk krediet waren echter hoge kosten verbonden: het pand moest bij het pandjeshuis worden opgeslagen en verzekerd tegen brand, diefstal en schade totdat de lening inclusief rente werd terugbetaald. Deze kosten werden doorberekend in de rente van het pandkrediet. De kosten van verpanden en lenen wogen zwaar op het budget van vooral de huishoudens uit de lagere sociale klassen. De mogelijkheid om kleine, kortetermijnleningen af te sluiten door het verpanden van persoonlijke bezittingen was echter een 1 McCants, Goods at Pawn, 216; Van Wijngaarden, Zorg voor de kost, ; Lemire, Petty Pawns and Informal Lending, 112, 117; Soetaert, Consumptief Krediet te Antwerpen, Soetaert, Consumptief Krediet te Antwerpen, 3; Van Wijngaarden, Zorg voor de kost,

5 belangrijke overlevingsstrategie. Het pandkrediet was onmisbaar aangezien het een directe bron van liquide middelen bood in de periode waarin alternatieven beperkt waren. 3 Men ging volgens Tomkins over tot het verpanden van persoonlijke bezittingen om een viertal behoeften te vervullen: toegang tot een korte termijnlening (vaak wekelijks krediet), seizoensgebonden verpanden door langere perioden van financiële nood, de betaling van doktersrekeningen of het verlies van inkomsten en constante verpandingen voor langere perioden van werkeloosheid. Het pandkrediet werd bijvoorbeeld gebruikt bij plotselinge geldnood: het afsluiten van een pandlening kon zeer snel plaatsvinden aangezien alleen het pand getaxeerd diende te worden en de kredietwaardigheid van de persoon niet onderzocht hoefde te worden. Het krediet van iemand in commerciële zin was volledig afhankelijk van publiekelijk erkende integriteit van het individu. Wanneer de lener geen bekende was van de kredietverstrekker nam het vaststellen van de financiële positie van de lener vanzelfsprekend meer tijd in beslag. 4 Het verpanden was verre van marginaal, het vormde voor vrijwel iedereen een manier om contant geld te verkrijgen en was daarom een belangrijke economische activiteit. De mogelijkheid om kleine, kortetermijnleningen af te sluiten door het verpanden van persoonlijke bezittingen was niet alleen in Europa, maar ook in Amerika,een belangrijke overlevingsstrategie in de zeventiendeen achttiende eeuw. De pandkredietsector was daar onderdeel van een kleine informele economie maar groeide uit tot een essentiële manier voor de middenklasse om kortetermijnleningen af te sluiten in de negentiende eeuw. De pandjesbazen in de Verenigde Staten floreerden door het ontbreken van een toegankelijk bankwezen. 5 De groeiende vraag naar commercieel krediet zorgde voor een bloei van de particuliere pandjeshuizen. Sinds de dertiende eeuw hadden deze pandbanken zich gevestigd in een groot deel van Europa en stonden direct onder streng toezicht van lokale overheden. Ondanks de strikte controle op de rentetarieven van de pandbanken waren er regelmatig conflicten door beschuldigingen van woeker. De publieke opinie over deze Lombarden en hun praktijken was negatief. Het overgrote deel van de bevolking was volgens Tomkins zelfs extreem kritisch. Sinds hun ontstaan waren pandbanken altijd gereguleerd op lokaal niveau. Lokale autoriteiten stelden regels in voor het verlenen van pandkrediet en begonnen met het verlenen van vergunningen om particuliere pandjesbazen te vervangen. Verscheidene van deze officieel erkende Lombarden werden omgevormd tot gemeentelijke instellingen, de Monte di pieta of Banken van Lening, om wangedrag 3 Lemire, Petty Pawns and Informal Lending, , 127; Woloson, In Hock: Pawning in Early America, 36; Soetaert, Consumptief Krediet te Antwerpen, 4; McCants, Goods at Pawn, ; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 15-16; Tomkins, The experience of Urban Poverty, 220; Lemire, Petty Pawns and Informal Lending, Woloson, In Hock: Pawning in Early America,

6 zoals woeker en oplichting tegen te bestrijden. Het principe van Mont-de-Piété ging uit van liefdadigheid en berekende de leners zo min mogelijk kosten voor een lening, deze pandbanken waren gebonden aan renteplafonds en duidelijke voorwaarden over de leningen. 6 Sinds de val van Antwerpen in 1585 was Amsterdam sterk gegroeid ten koste van de voormalige metropolis en opgeklommen op tot de financiële hoofdstad van de wereld. Het was dan ook niet vreemd dat Amsterdam de eerste stad was die de exploitatie van de Bank van Lening op zich nam in De directe aanleiding hiervoor was een conflict over de rentetarieven. Het stadsbestuur was van mening dat de rentetarieven te hoog waren. De Lombarden weigerden echter hun tarieven te verlagen waardoor het stadsbestuur de kredietinstelling overnam en de particuliere tak van deze leenbank verbood. De Bank van Lening moest tegenwicht bieden aan de woekerrentes van de vroegere Lombardiers, maar zou zich niet schuldig maken aan de slechte praktijken die de pandjeshuizen omringden. Het doel van de bank was soulagement van de armen ende weringe van alle andere onbehoorlijcke woeckerijen. De Bank van Lening leende geld tegen lage rentetarieven en met duidelijke voorwaarden aan voornamelijk kleine zakenlieden die hun bedrijf wilden uitbreiden in ruil voor onderpand. De Amsterdamse Bank van Lening werd echter steeds belangrijker in het leveren van kleine tot middelgroot krediet. 7 De exploitatie van de Bank van Lening door de stad werd gezien als een succes. Andere steden in de Republiek volgden het Amsterdamse voorbeeld. In 1635 begonnen de steden Rotterdam en Hoorn met de exploitatie, één jaar later gevolgd door Middelburg. Gouda, Den Haag en Leiden volgden in respectievelijk 1654, 1671 en Tot aan het einde van de achttiende eeuw zouden 24 steden Banken van Lening gaan exploiteren, de laatste was Brielle in De reden voor overgang tot exploitatie van de banken verschilde van stad tot stad. De meeste genoemde redenen waren volgens Maassen echter dat de hoge rentepercentages van particuliere leenbanken en pandjesbazen het opnemen van krediet ontmoedigde, en dus een belemmering vormde voor economische groei in de stad. De voornaamste andere reden kwam overeen met de reden van de oprichting van de Bank van Lening in Amsterdam, namelijk: liefdadigheid. De banken werden vanuit sociaal oogpunt door de stad geëxploiteerd om woekerrentes tegen te gaan en een uitweg te bieden aan de arme huishoudens die niet voor andere vormen van liefdadigheid zoals armenzorg in aanmerking kwamen. De toegang tot kapitaal in de vorm het pandkrediet van de Banken van Lening vormde een uitkomst voor deze huishoudens in geval van het verlies van inkomen of ziekte. De bedragen die werden 6 Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 5-6; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 10-11, 94-95; Tomkins, The Experience of Urban Poverty, 205; Dehing en t Hart, Linking the fortunes, 44 7 Dehing en t Hart, Linking the fortunes, 42-44, 48; Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 11-12; Deneweth,Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 5-6; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 115; Jansen, Geschiedenis van de Stadsbank van Lening te Amsterdam ,

7 geleend waren meestal klein, ze werden gebruikt voor consumptiedoeleinden en niet om aan de armoede te ontsnappen door te investeren in een eigen bedrijf. De pandkredietsector was voor arme huishoudens geen oplossing om de armoede te ontstijgen maar een lapmiddel om de kasstromen te beheren. Het was een toevoeging op, en soms een vervanging van, andere middelen zoals het lenen uit het sociale netwerk, renteschulden of winkelierskrediet. 8 Recent onderzoek naar het financiële gedrag van arme huishoudens van onder andere Collins et al. heeft onze kennis over hun behoeften verbreed en verdiept. De drie belangrijkste bevindingen van het onderzoek geven nieuwe inzichten in het geldbeheer van de armen. De eerste bevinding is dat de voornaamste zorg van arme huishoudens niet sparen, lenen of verzekeren is, maar hun dagelijkse cashflow en de voortdurende discrepantie tussen hun inkomsten en uitgaven. De tweede bevinding is dat arme huishoudens hun kasstromen op zeer geraffineerde wijze beheren en een scherp oog hebben voor de kosten. Als laatste dat alle financiële transacties voornamelijk onderdeel van het sociale netwerk van deze huishoudens zijn niet alleen geanalyseerd dienen te worden in het kader van economische behoeften, maar ook in het kader van sociale relaties. 9 De door Collins et al. onderzochte huishoudens probeerden de Triple Whammy, de combinatie van lage inkomens, onregelmatigheid en onvoorspelbaarheid hiervan en het gebrek aan financiële instrumenten, te overwinnen door inkomen te generen uit een breed scala van bronnen. Zij trachtten geld te verdienen door het uitoefenen van reguliere gesalarieerde banen, incidentele arbeid, seizoensgebonden landarbeid en het aanvragen van armensubsidies. Ten tweede beheerden zij vrijwel alle financiële transacties binnen hun sociale netwerk van familie, buren, winkeliers en werkgevers. De huishoudens waren compleet afhankelijk van het vermogen van dit netwerk om het schaarse geld zo efficiënt mogelijk te gebruiken door het te laten circuleren tussen de leden. Deze onderlinge afhankelijkheid had echter een aantal nadelen. Het maakte het voor haar leden vrijwel onmogelijk om voldoende te sparen om een bedrijf te starten, een opleiding te volgen of een buffer op te bouwen voor onvoorziene uitgaven zoals ziekte of overlijden. 10 De lijsten van activa en passiva uit pre-industrieel Europa suggereren dat de arme tot de middenklasse een vergelijkbaar financiële gedrag vertoonden in een situatie die overeenkwam met de arme huishoudens van Collins et al.. De schuldenlast, het ontbreken van spaargeld, de beperkte toegang tot pandkrediet, het vele gebruik van winkelkrediet en de financiële banden met familie en buren zijn overeenkomstig met de situatie van de arme huishoudens die Collins et al. omschrijven. 8 Lemire, Petty Pawns and Informal Lending, 117; McCants, Goods at Pawn, 217; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, ; Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6-7; Tebutt, Making Ends Meet, Deneweth, Gelderblom en Jonker Microfinance and the decline of poverty, 2; Collins et al., Portfolios of the Poor, Deneweth, Gelderblom en Jonker Microfinance and the decline of poverty, 3-4; Collins et al, Portfolios of the Poor, 16. 6

8 De flexibiliteit en mate van onafhankelijkheid van het pandkrediet laten zien dat het kan worden beschouwd als een vorm van zelfhulp. De lage bedragen die geleend werden suggereren dat pandjesbazen dienden als hulpmiddel bij het beheer van kasstromen. 11 De arme huishoudens van Collins et al. waren op zoek naar betrouwbaarheid, gemak, flexibiliteit en structuur in hun financiële instrumenten. Onder betrouwbaarheid wordt het leveren van producten en diensten op de beloofde tijd en tegen beloofde prijs verstaan. Uit het onderzoek van Collins et al. blijkt dat het hieraan nogal eens aan ontbreekt bij de aangeboden diensten en producten van zowel de formele als informele instrumenten. Flexibiliteit is het tweede criterium waaraan een instrument dient te voldoen. Hierop doelen Collins et al. op het gemak waarmee transacties kunnen worden afgestemd op de kasstromen van het huishouden. Er dient een reeks aan verschillende leningen te worden aangeboden zodat er een lening kan worden aangegaan met voorwaarden die passen bij de kredietnemer. Zo kunnen de termijnen waarin de lening dient te worden terugbetaald ingepast worden in de dagelijkse financiën van het arme gezin. Hoewel flexibiliteit een belangrijk criterium is, dient het instrument ook structuur te bieden. Een regelmatig bezoek van bankmedewerkers en terugbetalingsschema s zijn enkele voorbeelden die discipline eisen van de kredietnemer. Structuur wordt steeds belangrijker naarmate de grootte en termijn van de lening groter en langer worden. Het laatste criterium waaraan een financieel instrument moet voldoen is gemak. Collins et al. verstaan onder gemak de mogelijkheid tot het opnemen en aflossen van krediet, het frequent en onregelmatig opnemen en terugbetalen van deze lening, in de buurt van huis of werk, snel, persoonlijk en onopvallend. 12 De nieuwe inzichten uit het onderzoek van Collins et al. bieden mogelijkheden voor historisch onderzoek. Tot aan het einde van de negentiende eeuw leefde 25 tot 50 procent van de Europese bevolking in armoede. De overeenkomsten tussen de kasstromen van arme huishoudens in hedendaags onderzoek en de economies of makeshift, zoals deze omschreven worden door de sociaal historici zoals McCants, zijn sterk aanwezig. Deneweth, Gelderblom en Jonker concluderen dat de beginselen van de financiën van arme huishoudens in het verleden zeer veel lijken op die van arme gezinnen vandaag de dag. Het inzicht in het centrale probleem van het arme huishouden namelijk kasstroombeheer, transformeert wat historici altijd omschreven hebben als een economy of makeshift tot een rationeel en zeer actief beheer van kasstromen. De beschikbare opties verschillen van netwerk tot netwerk en van tijd tot tijd, maar de dagelijkse afhankelijkheid van een huishouden op wederzijdse hulp verankerde hen in hun netwerk totdat stijgende lonen aan het begin van de twintigste eeuw het sociale risico van externe opties verlaagden. Arme huishoudens waren volledig 11 Tomkins, The Experience of Urban Poverty, 212; Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 4-5, 22-23; McCants, Goods at Pawn, Collins, Portfolios of the Poor,

9 bewust van hun financiën en maakten gebruik van de formele markt wanneer hun inkomen en het sociale netwerk niet toereikend was. 13 Probleemstelling Vandaag de dag voldoen de beschikbare financiële instrumenten niet altijd aan de behoeften van de armen. De vraag rijst of dit ook aan de orde was ten tijde van de Republiek. In deze periode werd er op grote schaal gebruik gemaakt van krediet. We mogen aannemen dat de toegang tot verschillende vormen van krediet evenals tegenwoordig van levensbelang was. In hoeverre voldeed het pandkrediet dat werd aangeboden in pre-industrieel Europa aan de vier criteria opgesteld door Collins et al.? Om bovenstaande onderzoeksvraag te beantwoorden zal het onderzoek zich richten op het pandkrediet dat werd aangeboden door de Stadsbank van Lening te Amsterdam. Het onderzoek zal de periode van de oprichting van de Bank in 1614 tot de invoering van het nieuwe reglement van 1861 analyseren. Het reglement van 1861 bracht een periode van reorganisatie met zich mee, waardoor de functie van inbrenger kwam te vervallen. Deze reorganisatie werd opgelegd door een Koninklijk besluit dat voorschreef dat alle liefdadigheidsinstellingen moesten [worden] ingerigt en bestuurd [ ] ten meesten nutte dergenen, die zich genoodzaakt zullen zien tot dezelve hunne toevlugt te nemen. De Banken van Lening moesten voortaan bestuurd worden door een administratie van liefdadigheid die dit zonder belooning waarneemt. Tevens moest het aantal medewerkers tot een minimum worden teruggebracht. De Bank van Lening bleef na 1861 nog steeds pandkrediet aanbieden, maar met hulp van een negental hulpbanken, daarom zal het onderzoek zich richten op de toegankelijkheid van pandkrediet in de periode Plan van aanpak De bevindingen van Collins et al. zijn zeer goed toepasbaar op negentiende-eeuwse arme huishoudens. Er zijn echter geen financiële portfolio s uit deze tijd dus er kunnen niet gemakkelijk conclusies getrokken worden wat betreft de bevindingen van hedendaags onderzoek. Er is echter wel een uitgebreide historiografie over armoede, armenzorg en de talloze pogingen om het armenprobleem op te lossen en deze historische gegevens doen vermoeden dat er een parallel is tussen het financiële gedrag van arme huishoudens in het verleden en degenen die werden onderzocht door Collins et al. Het probleem is in de basis hetzelfde: lage, onregelmatige en onvoorspelbare inkomens veroorzaken onzekerheid. Dit werd in zeventiende tot en met de 13 Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 2-3, 22; Lis en Soly, Armoede & Kapitalisme in pre-industrieel Europa, ; McCants, Goods at Pawn, ; Collins et al, Portfolios of the Poor, Jansen, Geschiedenis van de Stadsbank van Lening te Amsterdam , 124; Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 62-63, 67. 8

10 negentiende eeuw nog eens versterkt door factoren zoals ziekte, sterke fluctuaties in voedselprijzen, lage lonen en onregelmatige en onvoldoende baanmogelijkheden. Door het gebruik van het raamwerk van Collins et al. kan het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank van Lening worden geanalyseerd. 15 Het bronnenmateriaal bestaat uit het archief van de Stadsbank van Lening te Amsterdam dat ondergebracht is bij het Stadsarchief van Amsterdam. In dit archief bevinden zich bepalingen, reglementen en instructies die van toepassingen waren op de functie van inbrenger voor de Stadsbank van Lening te Amsterdam. 16 Door literatuur- en bronnenonderzoek te doen naar de bovenstaande criteria van financiële instrumenten zal er getracht worden een beter beeld te schetsen van het bedrijf van de Stadsbank van Lening te Amsterdam, de bedrijfsvoering van de inbrengers, en de toegang tot krediet in de periode De literatuur over het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank van Lening in Amsterdam is enigszins verouderd, de meest recente studie is van Maassen uit Een aantal registers waarin gedetailleerde informatie over aantallen ingebrachte en geloste panden en weekpanden zijn genoteerd zijn in het archief van de Bank van Lening bewaard gebleven. Eén register bevat informatie over het aantal panden in de periode 1835 tot 1854 en een ander bevat zeer gedetailleerde informatie over ingebrachte panden door de inbrengers in het jaar Het archief van de Bank van Lening bevat een grote hoeveel aan informatie over het pandkrediet dat door de bank werd aangeboden. Deze registers zijn nog nooit in detail onderzocht en geven een uniek inzicht in de functie van de inbrengers en de diensten die zij verleenden. 18 In hoofdstuk één zal het pandkrediet dat werd aangeboden door Bank van Lening geanalyseerd worden aan de hand van de vier criteria zoals opgesteld door Collins et al.. De resultaten van deze analyse hebben ertoe geleid dat het onderzoek zich in de daaropvolgende hoofdstukken verder zal richten op de inbrengers en de diensten die zij verleenden. In hoofdstuk twee zal daarom ingegaan worden in hoeverre de toegankelijk van het pandkrediet werd vergroot door de inzet van inbrengers. In hoofdstuk drie zal middels bronnenonderzoek onderzocht worden in hoeverre er gebruik gemaakt werd van pandkrediet in Amsterdam. De bevindingen van het onderzoek zullen worden opgenomen in de conclusie. 15 Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, Stadsarchief Amsterdam, Archief Bank van Leening, Toegangsnummers 368, 368.A en 368.B: Tweede aanvulling 17 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 170; Register houdende aantekening van de jaarlijkse opnemingen der panden bij de inbrengers beleend , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

11 1. Pandkrediet van de Bank van Lening te Amsterdam 1.1. Toegankelijkheid pandkrediet De Nederlandse pandkredietsector was in de negentiende eeuw strikt gereguleerd om wangedragingen, zoals woeker en het aannemen van gestolen goederen, te voorkomen, tegelijkertijd probeerden de autoriteiten niet te strikt te zijn om te voorkomen dat men gebruik ging maken van clandestiene leveranciers. De twee instituten van de sector, de particuliere pandjesbazen en de Banken van Lening, richtten zich op twee verschillende specifieke marktsegmenten. De pandjesbazen hadden zich gespecialiseerd in zeer kleine leningen die met een hoge frequentie werden aangegaan. De Banken van Lening leverden hogere bedragen voor langere tijd. De pandkredietsector bleef stabiel en groeide mee met de bevolking. De groei van kleinere leningen met een hoge frequentie suggereert dat er meer en meer huishoudens afhankelijk waren het verpanden voor het beheren van de kasstromen. Dit is te verklaren door de Nederlandse economische aanhoudende depressie of de algemene verarming van sociale netwerken. 19 Ondanks de druk die de overheden in Amerika en Engeland uitoefende door middel van strikte wetten en boetes op het verstrekken van krediet floreerden de pandjeshuizen in steden zoals Philadelphia, New York en Londen door het ontbreken van een toegankelijk bankwezen. De wetgeving omtrent het pandjeswezen was in dergelijke steden minder streng en creëerde andere omstandigheden dan in steden waarin de pandjesbazen door strikte regulering in de clandestiniteit werden gedreven. In de steden van de Republiek zoals Amsterdam werd echter een ander beleid gevoerd door de oprichting van de Banken van Lening. De steden trachtten een toegankelijk bankwezen te creëren middels de exploitatie van de Bank van Lening. De dagelijkse leiding van de Bank was in handen van vier Commissarissen die behoorden tot het Amsterdam patriciaat gezien de leiding van liefdadigheidsinstellingen berustte bij de stedelijke aristocratie. De Bank van Lening had als voornaamste doel het bestrijden van woeker en werd daarom beschouwd als een instelling van liefdadigheid. Het succes van de Bank van Lening in Amsterdam kreeg veel navolging. Het vele gebruik van het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank suggereert dat het een belangrijke behoefte van een groot deel van de bevolking voldeed. Men kan zich echter afvragen of dit ook daadwerkelijk het geval was. Collins et al. noemen een viertal criteria waaraan financiële instrumenten moeten voldoen om te kunnen voldoen aan de eisen van de arme huishoudens. Wanneer het pandkrediet dat werd aangeboden door de Stadsbank van Lening te Amsterdam geanalyseerd wordt aan de hand van deze vier criteria kunnen er conclusies worden getrokken wat 19 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 26-30; Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6-7; Tebutt, Making Ends Meet,

12 betreft de toegankelijkheid van dergelijk krediet en het voldoen van de behoeften van arme huishoudens Betrouwbaarheid Volgens de studie van Collins et al. zijn de armen onder andere op zoek naar betrouwbaarheid in hun financiële instrumenten. Hieronder verstaan zij het leveren van producten en diensten op de beloofde tijd, het beloofde bedrag en de beloofde prijs. Uit het onderzoek van Collins et al. blijkt dat het hieraan nogal eens schort bij de aangeboden diensten en producten van zowel de formele als informele instrumenten. 21 De Bank van Lening kende in de loop der eeuwen een groot aantal eufemismen. In Noord- Nederland sprak men over Ome Jan, in de Zuid-Nederlandse literatuur kwam al in de zeventiende eeuw Mijn oom of Mijn oompje voor. In de Zaanstreek kende men de term Jan Snotneus, in Groningen heette de lommerd de lange lepel, omdat daar het geld in een lange koperen lepel werd geteld en overhandigd. De Vlaamse schrijver Vercouillie schreef over Janoom: een oude oom, die geen kinders heeft of nog jonggezel is, is de geldschieter zijner neven. De dichter August von Kotzebue schreef de woorden: Armoede is geen schande is een spreekwoord dat iedereen in de mond neemt, en niemand in het hart. In de stad waren er genoeg goede luyden die haar armoede niet durven openbaren. Zij leden liever in stilte dan dat zij in het openbaar in de Lombardsteeg de stoep der schande betreden. 22 Von Kotzebue schreef dan wel dat velen liever in armoede leefden dan de gang naar de Bank van Lening te maken, toch werd er volgens Maassen veel gebruik gemaakt van het pandkrediet dat door haar werd aangeboden. Wanneer men een lening wilde aangaan bij de Bank van Lening in Amsterdam wist men bij voorbaat dat er een voorwerp als onderpand moest worden ingeleverd. Er werden geen andersoortige leningen door de Bank van Lening aangeboden. De rente die de banken mochten rekenen werd al vanaf de dertiende eeuw door de betreffende overheden vastgesteld. 23 De Bank van Lening kende drie soorten panden: kleine panden met een waarde tot 100 gulden, middelgrote panden ter waarde van 100 tot 475 gulden en grote panden met een waarde boven de vijfhonderd gulden. De rentes die werden gevraagd waren respectievelijk zestien, tien en negen procent. Een pand werd verstaan na één jaar en zes weken. Zes weken na verloop van deze tijd werden dit pand publiekelijk geveild tenzij de rente was betaald of een verlenging was afgesproken. Wanneer de verkoop van een pand meer opleverde dan de beleende som werd het verschil tot drie jaar achtergehouden voor de oorspronkelijke eigenaar. Deze tijd werd echter al snel 20 Collins, Portfolios of the Poor, Ibidem, Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 14-15, 74; Lemire, Petty Pawns and Informal Lending, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

13 verkort na een jaar. Wanneer de eigenaar het geld niet opeiste kwam deze winst ten goede aan de armen van de stad. Hierin onderscheidde de Bank van Lening zich ten opzichte van particuliere pandjeshuizen die dergelijke winst in eigen zak staken. 24 De tarieven werden voor de Stadsbank van Lening vastgesteld en diende gehanteerd te worden. In het reglement van de Stadsbank van Lening uit het jaar 1788 werden de tarieven verhoogd: voor een pandlening met een waarde tot 101 gulden werd nu een rentetarief van zestien procent gerekend, voor leningen tot 1001 gulden werd twaalf procent in rekening gebracht. Alle pandleningen met een waarde boven de 1001 gulden werd vanaf dat moment tien procent rente gevraagd. Het was in het reglement opgenomen dat de bank geen panden met een waarde van onder de één gulden mochten aannemen. Wanneer er een pand met een waarde van boven de duizend gulden werd ingebracht, moest dit eerst besproken worden met het bestuur van de Stadsbank van Lening voordat de lening kon worden verstrekt. 25 De ingebrachte panden werd opgeslagen in het magazijn van de Bank. Dit gebouw op de Oudezijds Voorburgwal 300 was door de stad Amsterdam in 1614 ter beschikking gesteld aan de Bank van Lening. Het was voorzien van brandmuren en andere voorzieningen om de brandveiligheid van zowel het gebouw zelf als de opgeslagen panden te verzekeren. Klanten van de Bank hoefden zich geen zorgen te maken over het eventuele verlies van hun bezittingen door brand. 26 In de ordonnantie van 1614 stond tevens vermeld dat de stad Amsterdam in stond voor alle beleende panden en zou deze aan de houder van de leencedul (pandbriefje) teruggeven tegen de betaling van de geleende som, inclusief rente. Wanneer het pand onverhoopt beschadigd was door brand of breuk dan werd de kredietnemer door de Bank schadeloos gesteld. De Bank van Lening te Amsterdam werd opgericht als antwoord op het groeiende wantrouwen jegens de particuliere pandjesbazen of wel Lombarden. Het belang van de minder- en onvermogende mensen moest worden gediend. Betrouwbaarheid was daarom een belangrijk speerpunt in het beleid van de Bank van Lening. Het was belangrijk voor de Bank om het vertrouwen van de klanten te winnen en te houden. De voorwaarden van de pandleningen werden daarom nauwkeurig vastgelegd in ordonnanties en reglementen. Iedere lening werd zorgvuldig geadministreerd om de rente nauwkeurig te kunnen berekenen. De door de klanten ingebrachte panden werden opgeslagen in het magazijn van de Bank van Lening en moesten, volgens het reglement in dezelfde staat aan de eigenaar worden teruggeven na afbetaling van de lening. Klanten hoefden dus niet bang te zijn dat zij hun pand zouden verliezen, zij werden immers schadeloos 24 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Emeis, Leentjebuur en Pandverbeuren, 11; Janssen, Geschiedenis van de Stads Bank van Lening te Amsterdam ,

14 gesteld wanneer het schade opliep. Het lenen bij de Bank van Lening was volgens het criterium van Collins et al. als betrouwbaar te bestempelen Flexibiliteit Flexibiliteit is het tweede criterium dat Collins et al. constateerden waaraan een instrument diende te voldoen. De mate waarop transacties konden worden afgestemd op de kasstromen van het huishouden is hierbij van belang. Er diende een reeks aan verschillende leningen te worden aangeboden zodat er een lening kan worden aangegaan met voorwaarden die pasten bij de kredietnemer. Zo konden de termijnen waarin de lening diende te worden terugbetaald ingepast worden in de dagelijkse financiën van het arme gezin. De flexibiliteit van het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank van Lening zat niet in het pakket van verschillende leningen die zij aanbood. De enige vorm van lening die aangegaan kon worden was pandkrediet. Waarin de bank echter wel flexibel was, was de inbreng van panden. De bank accepteerde een zeer breed scala aan voorwerpen als onderpand. In Londen was kleding goed voor meer dan driekwart van alle onderpanden. Het archief van de Bank van Lening laat zien dat er ook in Amsterdam veel kleding als onderpand werd gebruikt voor leningen, precieze aantallen ontbreken echter. 27 In de verordening van de oprichting van de Bank van Lening in 1614 stond een omschrijving met de werkzaamheden van de bank en de goederen die zij aannam als onderpand. De bank accepteerde alle panden aldaer gebraecht en de ghelevert sullen worden. 28 In de praktijk kwam dit tijdens de zeventiende en achttiende eeuw echter neer op goud, zilver, juwelen, parels, koper, tin, wol en linnen. Grotere panden zoals stoelen, tafels en bedden en panden die onderhevig waren aan bederf werden veelal geweigerd. Op 31 juli 1699 werd de suppoosten verboden beddengoed, wollen dekens, porselein en spiegels in belening te nemen zonder toestemming van de Commissarissen. De bank leed namelijk aanzienlijke schade bij de verkoop van niet geloste panden omdat de panden waren beschadigd door breuk of motten. Wanneer de Commissarissen toestemming verleende mochten linnen en wollen panden niet langer dan één jaar en zes weken beleend worden. De bewaring van de panden geschiedde met de grootst mogelijke zorgvuldigheid aangezien de bank enige schade aan het pand zou vergoeden aan de klant. De klanten letten daarom goed op de kwaliteit van het pand. Vanaf het jaar 1617 moesten de eigenaren van middelgrote en grote panden 27 Collins, Portfolios of the Poor, ; Tomkins, The experience of urban poverty, 204.; Tebbutt, Making Ends Meet, 2-33; Beleenboek van een inbrenger , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 188, folionr Ordonnantie en de willekeure nopende het Huys van Leeninge Checundicht den 25 april. Anno 1614, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr

15 dit risico echter zelf dragen. De bank probeerden op deze wijze de belening van deze grote panden te ontmoedigen. 29 Bij wollen of linnen panden moest goed gecontroleerd worden of het niet aangevreten was door motten of anderzijds beschadigd was. In het begin van de negentiende eeuw waren er veel epidemieën, onder andere cholera. Daarom werden ten tijde van een dergelijke epidemie geen panden aangenomen die een ziekte zouden kunnen overbrengen, zoals wol en linnen. 30 Het blijkt uit de administratie van de Bank van Lening dat het niet werd gewaardeerd wanneer er veel weekpanden werden beleend. Weekpanden waren panden die slechts voor enkele dagen, met een maximum van tien dagen, beleend werden. Dit had te maken met de geringe opbrengst in verhouding met de administratie, er diende namelijk zoveel geadministreerd te worden als bij een lening met de looptijd van een jaar, maar bracht veel minder op in de vorm van rente. Hoewel het niet werd gestimuleerd was het niet verboden om panden voor enkele dagen te belenen, men kon dus een lening afsluiten voor een aantal dagen om dezelfde periode financieel te overbruggen. Het voorwerp kon dan later wederom dienen als onderpand voor een lening. Het was een flexibele manier van lenen, omdat hetzelfde voorwerp vele malen per jaar kon dienen als onderpand. 31 Voor de aflossing voor een krediet werd er geen termijn afgesproken. De kredietnemer was vrij om op ieder moment af te lossen. Er was echter wel een maximale tijdsduur van de lening vastgesteld. De duur van de lening kon vastgesteld worden op één jaar en één dag, één jaar en zes weken of veertien maanden. Deze termijnen waren sinds de Middeleeuwen onveranderd gebleven. De meest gebruikte vorm bij de Bank van Lening was de lening van één jaar en zes weken. Wanneer men niet voor de afloop van de afgesproken leentermijn de geleende som en de betreffende rente afloste was het pand verstaan. Hierna mocht er niet meer afgelost worden. Het pand werd vervolgens door de bank verkocht om de hoofdsom van de lening en de rente terug te verdienen. 32 De lener was dus vrij om op elk moment binnen de vastgestelde tijdsduur de lening aflossen. De lening diende echter wel in één keer afgelost te worden. De rente over de lening daarentegen kon op ieder moment gedeeltelijk worden afgelost. Verder was de kredietnemer niet beperkt tot een enkele lening. De lener kon een nieuw pand inbrengen en hiermee opnieuw een lening afsluiten met dezelfde voorwaarden als de eerste lening, mits de voorwaarden intussen niet waren veranderd, wat 29 Generale ordonnantie en instructie van den Huyze van leeningen deser stede 31 juli 1699, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr. 1-5; Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr. 10, Aanteekening Boek der bevinding van Heren Commissarissen bij het nazien der Beleenboeken van de Inbrengers en Inbrengsters, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 161, folionr. 1-66; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

16 zich zelden voordeed. Het was zelfs mogelijk om de eerste lening af te lossen met behulp van de verkregen som geld van de tweede lening. De Bank van Lening was opgericht om pandkrediet aan te bieden aan de armen van de samenleving, andere leningen werden niet aangeboden. Dit kwam de flexibiliteit van een dergelijk financieel instrument volgens Collins et al. niet ten goede. De bank accepteerde echter wel een breed scala aan panden waardoor de klant vrijwel ieder goed dat hij bezat kon verpanden. Hoewel niet alle panden werden geaccepteerd was het beleid flexibel genoeg zodat dit geen drempel hoefde te vormen voor het afsluiten van een pandlening. De mogelijkheid om (een gedeelte van) de rente van de lening op ieder moment binnen de looptijd van de lening af te lossen, meerdere leningen af te sluiten en hetzelfde pand meerdere malen per jaar te gebruiken maakte dat een pandlening zeer flexibel was voor de klanten Structuur Flexibiliteit was een belangrijk criterium maar een financieel instrument diende ook structuur te bieden. Een regelmatig bezoek van bankmedewerkers en terugbetalingsschema s waren enkele voorbeelden in het onderzoek van Collins et al. die discipline eisten van de kredietnemer. Structuur werd volgens Collins et al. steeds belangrijker naarmate de grootte en termijn van de lening groter en langer werden. 34 De Bank van Lening in Amsterdam kende geen terugbetalingsschema s zoals deze omschreven worden door Collins et al. De klanten werden geacht om zelf de discipline op te brengen om hun lening binnen de vooraf vastgestelde termijn van één jaar en zes weken af te lossen. De klant werd door de Bank van Lening niet herinnert om zijn lening binnen deze looptijd af te lossen. De datum waarop zijn lening afliep stond vermeld op zijn pandbriefje dat hij overhandigd kreeg bij het aangaan van de lening. De Bank was flexibel in de terugbetaling: de rente kon op elk moment worden terugbetaald. De geleende som moest echter in één keer worden terugbetaald, wanneer het bedrag werd betaald kreeg de klant zijn pand terug van de Bank. 35 Het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank van Lening kende, buiten de maximale looptijd, geen enkele structuur, en voldeed daarom niet of nauwelijks aan het criterium zoals is opgesteld door Collins et al.. De Bank zal waarschijnlijk geen noodzaak om haar klanten meer structuur te bieden: de kosten van de lening waren immers gedekt door het pand dat door de klant werd ingebracht. 33 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 23-24; Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Collins, Portfolios of the Poor, ; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 34; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , Collins, Portfolios of the Poor,

17 1.5. Gemak Het laatste criterium dat Collins et al. identificeerden was gemak. Zij verstaan hieronder de mogelijkheid tot het opnemen en aflossen van krediet, in de buurt van huis of werk, snel, persoonlijk en onopvallend. De locatie waar men de mogelijkheid heeft tot het nemen van krediet is hier een belangrijk onderdeel van. Tot ver in de negentiende eeuw waren de banken van lening door de wet beperkt tot een vestiging per stad. Vooral in een grote stad als Amsterdam vormde dit een obstakel. 36 Sinds de oprichting van de Banken van Lening werden ze meer en meer kredietbanken voor de armen. Lenen bij dergelijke instellingen werd in de samenleving minderwaardig geacht. Kredietnemers schaamden zich om gezien te worden bij Bank van Lening. Dit werd vooral duidelijk in de bijnamen als stoep der schande en Ome Jan die men gebruikten voor de bank. Tevens werden er vele gedichten gewijd aan de schande van het lenen bij de Bank van Lening. De geheimhouding werd, juist gezien de gêne betreffende pandleningen, zeer serieus genomen. Vrijwel alle instructies voor ambtenaren en beambten van de Bank van Lening in Amsterdam had een artikel waarin de geheimhouding van de identiteit van de kredietnemers en hun leningen werd benadrukt. In Dordrecht moesten zelfs de commissarissen van de bank een eed van geheimhouding zweren. 37 Men kon ook geheimhouding en discretie kopen door zogenaamde sluitgelden te betalen. Het sluitgeld was een additionele vergoeding die werd betaald om bediend te worden buiten de reguliere openingstijden van de bank. Vooral degenen die zich schaamden om gezien te worden bij Bank van Lening maakten gebruik van deze voorziening. Bij betaling van sluitgeld opende een ambtenaar de bank op de afgesproken tijd, dit kon dus ook s-nachts zijn. In 1812 werd er een huis te koop aangeboden aan de Bank van Lening te Bergen op Zoom dat beschikte over een geheime ingang voor dergelijke nachtelijke transacties. Het was dus voor klanten dus mogelijk om in het geheim leningen af te sluiten, wat het gemak ten goede kwam. Velen zouden echter de extra kosten die dit met zich meebracht niet hebben kunnen betalen, of hiertoe niet bereid zijn geweest. Zij waren afhankelijk van de reguliere openingstijden van de vestiging van de Bank van Lening in Amsterdam. 38 Iedere Bank van Lening in de Republiek was onderverdeeld in twee streng gescheiden afdelingen: de beleenbank, waar de te belenen goederen werden ingebracht, en de losbank, waar de ingebrachte goederen werden teruggehaald of gelost. De beleen- en losbank was zes dagen per week open, van acht tot elf uur s-ochtends en van twee tot vijf uur s-middags. Wanneer een klant een pand wilden belenen wendde hij zich tot een van de vijf beleenders, die bepaalde de hoeveelheid geld dat kond worden verstrekt op het aangeboden pand. De beleender maakte van de 36 Collins, Portfolios of the Poor, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 16; Instructiën voor de verschillende ambtenaren en beambten , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

18 leggen. 39 De bovenstaande openingstijden vormen echter een probleem wat betreft het criterium van transactie een cedel en gaf die ter inboeking aan de boekhouder. Wanneer de boekhouder de cedel correct te boek had gesteld overhandigde hij deze aan de kassier. De kassier betaalde de klant vervolgens uit. De beleenbank werd in de zeventiende eeuw druk bezocht en het kon erg lawaaierig worden daarom behield de kassier het recht om rumoerige klanten een boete van zes stuivers op te toegankelijkheid. De bank was maar zes uur per dag open en op zon- en feestdagen gesloten. Het aantal dagen dat de beleen- en losbank daadwerkelijk open was, was ongeveer driehonderd dagen per jaar. Dit betekende dat de bank een beperkte capaciteit had voor de afhandeling van pandleningen. In de registers van de Bank van Lening zijn de aantallen panden dat per jaar werd beleend te achterhalen. De volgende berekening wordt gehanteerd om het aantal beschikbare arbeidsminuten te achterhalen: 300 dagen x 6 uur x 60 minuten x 5 beleenders = minuten per jaar. Wanneer de aantallen per jaar tegenover het aantal beschikbare arbeidsminuten wordt gezet resulteert dit in Tabel 1.1. Onderstaande Tabel 1.1. laat zien dat het aantal leningen dat werd verleend per jaar in de periode onmogelijk kon worden verwerkt door een enkele locatie. Dit zou betekenen dat iedere twee minuten één pand moest worden verwerkt door één beleender, ervan uitgaande dat zij continue doorwerkten. Gezien de handelswijze zoals deze zojuist omschreven is, is deze efficiëntie simpelweg niet haalbaar. 40 Tabel 1.1: Aantal te verwerken leningen per minuut per jaar ( ). Jaar Aantal leningen Te verwerken leningen (per minuut) Jaar Aantal leningen Te verwerken leningen (per minuut) , , , , , , , , , , , , , , , , , ,85 39 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 11-12, 18-19; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam, , 57; Generale Ordonnantie en instructie van den Huyze van Leeningen deser Stede, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 11-12; De Vries en Van der Woude, The First Modern Economy,

19 ,71 Bron: Register houdende aantekening van de jaarlijkse opnemingen der panden bij de inbrengers beleend , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr De Banken van Lening waren bij de wet beperkt tot een vestiging per stad. In een grote stad zoals Amsterdam kon de weg naar locatie van de bank lang en tijdrovend zijn. Vooral voor mensen die niet in het centrum van de stad leefden was de reis naar de dichtstbijzijnde Bank van Lening vaak vele kilometers lang. Kaart 1.1. illustreert dat de locatie van de Bank van Lening in Amsterdam, hoewel centraal gelegen, vooral voor inwoners in de buurt van de stadswal en de Singel, minder goed bereikbaar was. Zelfs wanneer men in de stad Amsterdam woonde was de gang naar de vestiging van de Bank van Lening niet altijd een korte. Kaart 1.1: Toegang tot de vestiging van de bank van Lening in Amsterdam Bron; Amsterdam 1835, Maps of the society for diffusion of Useful Knowledge. Vol Uit Tabel 1.2 blijkt hoeveel geld het een lener kost om zelf een lening af te sluiten bij de bank. De Vries en Van der Woude stellen dat een ongeschoolde arbeider halverwege de negentiende eeuw achttien stuivers per dag verdiende. Dit resulteert in (18 stuivers x 5 cent) / (12 uur x 60 minuten) = 0,125 cent per minuut. Het kostte een lener in zone vijf dus minimaal tussen de zes en acht cent per 18

20 keer dat hij de gang naar de Bank van Lening moest maken. Eigenlijk kostte deze gang de lener geen geld, maar hij verloor de mogelijkheid om in deze tijd geld te verdienen. Deze zogenaamde oppertunity costs voor het afsluiten van een lening zijn te vinden in de kolom Totaal kosten (centen) in Tabel Deze tabel gaat uit van een wachttijd van dertig minuten, de Generale Ordonnantie en instructie van den Huyze van Leeningen deser Stede duidt echter op grote drukte bij de vestiging van de bank waaruit geconcludeerd mag worden dat deze wachttijd flink kon oplopen. 41 Tabel 1.2: Kosten van een gang naar de Bank van Lening voor de lener, gebaseerd op een inkomen van 18 stuivers per dag (12 uur) halverwege de negentiende eeuw. Zone Afstand (meters) Aantal minuten Kosten reistijd (centen) Kosten wachttijd (centen)* Totaal kosten (centen)** tot 6 0,125 0,75 3,75 3,875 4, tot 12 0,75 1,5 3,75 4,5-5, tot 18 1,5 2,25 3,75 5, tot 24 2,25 3 3,75 6 6, tot ,75 3,75 6,75 7,5 *) Uitgaande van 30 minuten wachttijd Bron: De Vries en Van der Woude, The First Modern Economy, De lener moest, wanneer hij doordeweeks een lening wenste af sluiten, vrij nemen van zijn werk. Als hij dit niet wenste was hij aangewezen op de enige vrije dag in de week: zondag. Dit creëerde een probleem voor vele Amsterdammers. De meerderheid was niet in staat om vrij te nemen om tijdens werkdagen een lening af te sluiten, zij konden simpelweg de inkomsten niet missen. Het enige moment dat zij naar de bank konden was op zondag, dit zou betekenen dat het overgrote deel van de leners op deze dag aanklopte, waar het niet dat de Bank op zondagen haar deuren gesloten hield. 42 De toename van de bevolking en de vraag naar leningen creëerden een nieuwe uitdaging voor de Banken van Lening. Het gemiddelde aantal leningen verdubbelde van tot bijna in de periode van 1830 tot Het gemiddelde geleende bedrag per lening bleef echter gelijk, dit 41 De Vries en Van der Woude, The First Modern Economy, ; Generale Ordonnantie en instructie van den Huyze van Leeningen deser Stede, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr. 31; University of Rhone Island, Introduction to Economics, (31 juli 2013) 42 Van Leeuwen, Bijstand in Amsterdam,

21 creëerde een grote administratieve last voor het bankpersoneel. Het personeel moest honderden kleine transacties van vijf gulden of minder administreren. 43 Grafiek 1.1: Het gemiddelde aantal jaarlijkse leningen bij private en publieke leenbanken in Nederland, Bron: Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6, 27. De Bank van Lening in Amsterdam kampte al met capaciteitsproblemen sinds de Franse bezetting ( ). In 1805 besloot het stadsbestuur dat de particuliere pandjeshuizen in Amsterdam een vergunning kregen om leningen te verstrekken tot 70 cent. Dit viel buiten de segmenten die werden bediend door de bank van lening, aangezien zij pas panden beleenden met een waarde van boven de twee gulden. Het stadsbestuur schatte dat ongeveer een derde van de 180 duizend inwoners van Amsterdam afhankelijk waren van reguliere leningen bij pandjeshuizen aangezien zij geen materiële bezittingen hadden die meer waard waren dan één gulden. Deze pandleningen van een waarde onder de één gulden werden voornamelijk gebruikt om eten te kopen. 44 De banken van lening hielpen bij het beheren van de kasstromen van honderden arme huishoudens. Zoals een tijdgenoot opmerkte: "In the big cities hundreds or even thousands pawn the same goods every week, for kermis or sunday's celebrations (...) and they do so especially when their income is highest, i.e. in the summer". Deze grote omzet komt volgens Deneweth, Gelderblom en Jonker overeen met het patroon dat werd gevonden voor Parijs in de late achttiende eeuw. 45 Het gemak waarmee een pandlening kon worden afgesloten bij de Bank van Lening werd voornamelijk bepaald door de mogelijkheid tot geheimhouding van de transactie. Deze geheimhouding bracht echter wel extra kosten met zich mee in de vorm van sluitgelden. De mate 43 Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 7; Jonker, Merchants, Bankers, Middlemen, Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6. 20

22 van toegankelijkheid tot het pandkrediet wordt volgens Collins et al. bepaald door de locatie waar het kan worden opgenomen en de tijdstippen waarop dit mogelijk is. Er kan geconcludeerd worden dat het pandkrediet dat werd aangeboden door de Bank van Lening door de beperking van één vestiging en de beperkte openingstijden verre van toegankelijk was voor de Amsterdamse bevolking. Wanneer een persoon een pandlening wilde afsluiten moest hij vrij nemen van zijn werk, gezien de Bank alleen op werkdagen open was. Tevens was voor velen de gang naar de Bank van Lening in het centrum van de stad een reis van enkele kilometers, dat de toegankelijkheid tevens negatief beïnvloedde. Het pandkrediet was dus niet gemakkelijk te verkrijgen wanneer de criteria van Collins et al. worden gehanteerd. Er worden echter grote hoeveelheden pandleningen verstrekt in de periode Het was onmogelijk voor de vestiging op de Oudezijds Voorburgwal om al deze leningen te verwerken. De aantallen leningen die werden uitgegeven en de panden die werden verwerkt door de Bank van Lening in Amsterdam duiden erop dat andere instanties leningen verstrekten in naam van de Bank. In hoofdstuk twee zal uitgebreid ingegaan worden op de inbrengers die het antwoord lijken te zijn op de vraag hoe de Bank van Lening in Amsterdam zulke enorme aantallen panden per jaar kon verwerken. 21

23 2. Inbrengers: De toegang tot krediet Inbrengers hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Bank van Lening. Hun oorsprong was het resultaat van de behoefte van de bevolking. Vrijwel alle grote Banken van Lening maakten gebruik van de diensten van inbrengers. Zij beleenden tegen betaling panden bij de Bank van Lening in opdracht van de lener in ruil voor een commissie. Zij werden aangesteld door de commissarissen van de Stadsbank van Lening en aangestuurd en gecontroleerd door de werknemers van de bank. Ten tijde van de Republiek verkregen zij een monopoliepositie aangezien het de particuliere pandjesbazen werd verboden om pandleningen aan te bieden in hetzelfde segment als de Bank van Lening. De particuliere pandjesbazen mochten alleen in het laagste segment tot anderhalve gulden leningen aanbieden, bedragen daarboven werden aangeboden door de Bank van Lening. Aan het einde van de achttiende eeuw werd de monopoliepositie versterkt door de ondergrens te verlagen naar één gulden. De verlaging leverde meer en meer klandizie op wat resulteerde in 1812 dat het verplicht werd om bij de belening van panden gebruik te maken van de diensten van de inbrengers vanwege de capaciteitsproblemen die de Bank van Lening ondervond. 46 Maassen benadrukte in zijn onderzoek de belangrijke rol die de inbrengers vervulden, maar beperkte zich tot een omschrijving van de functie. Hij vergeleek de inbrengersfunctie in verschillende Nederlandse steden maar ging niet dieper in op de (dagelijkse) invulling hiervan. Gezien het toegankelijkheidsprobleem dat de Bank van Lening ondervond is een diepere analyse van de functie van inbrenger op zijn plaats. Dit hoofdstuk tracht nieuwe inzichten te verschaffen over hoe de inbrengers functioneerden, wie zijn waren en of hun bestaan daadwerkelijk het probleem omtrent toegankelijkheid wegnam. Het inbrengen van panden kon op verschillende manieren georganiseerd worden. In Delft waren inbrengers puur en alleen intermediair tussen de bank en lener. Zij voorzagen de lener van een pandbriefje, brachten het pand naar de bank en overhandigde hem vervolgens een officieel bankbriefje en het geleende bedrag. In ruil voor deze dienst ontvingen zij een vastgesteld inbrengloon. Wanneer de inbrenger het geleende bedrag voor de lener ging lossen kreeg hij van de lener de geleende som inclusief de rente en het uithaalloon of losloon. In Dordrecht, Rotterdam en Amsterdam was dit echter anders opgezet. Hier voorzagen de inbrengers de lener van een voorschot zodra zij het pand getaxeerd hadden. Het kapitaal om deze voorschotten te verlenen werd in Dordrecht door de Bank van Lening beschikbaar gesteld. Hetzelfde gold in de negentiende eeuw voor de inbrenger in Delft. In Amsterdam werkte de inbrengers uitsluitend met eigen kapitaal. De 46 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 34; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam ,

24 inbrengers brachten het pand naar de Bank van Lening en ontving hij een som gebaseerd op de taxatie. 47 In de zeventiende eeuw was het inbrengen van panden bij de Bank van Lening in het bijzonder een vrouwelijke activiteit. In de bronnen is namelijk vrijwel altijd sprake van inbrengsters in plaats van inbrengers. In een ordonnantie van de stad Amsterdam in 1615 is er voor het eerst sprake van het bestaan van officiële inbrengsters. Met deze ordonnantie verleende de plaatselijke overheid, in dit geval de Stad Amsterdam, de inbrengsters een officiële positie en monopolie. Dit hield in dat inbrengsters van de Stadsbank van Lening het alleenrecht verkregen om namens leners panden in te brengen bij de bank. De schippers in Gouda vormden hierbij de enige uitzondering op deze regel. Ook zij mochten panden inbrengen bij de bank, volgens Maassen had dit te maken met dat zij veelal voor mensen buiten de stad werkten waar geen inbrengsters van de bank werkzaam waren. Op deze wijze werd de klantenkring en het bereik van de bank vergroot. Aan het eind van de zeventiende eeuw en gedurende de achttiende eeuw werd de functie steeds meer door mannen vervuld. In een namenlijst van inbrengers en inbrengsters uit komen nog maar vier vrouwen voor in tegenstelling tot 41 mannen. De trend is ook te zien in de verhouding tussen mannen en vrouwen die zich aanmelden voor de functie als inbrenger. Gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw melden er 323 mannen zich aan tegenover zeven vrouwen. 48 De inbrengers van de Stadsbank van lening in Amsterdam namen tot het einde van de negentiende eeuw een aparte positie in. Hoewel de bank een totaal van vijftig inbrengers in dienst had, kampte zij alsnog met een capaciteitsprobleem. Het werd toegestaan dat de inbrengers de bij hen beleende panden tot een maximum van tien dagen bij hun thuis op te slaan alvorens ze naar de Bank van Lening te brengen. Door deze maatregel werd er voorkomen dat een grote hoeveelheid weekpanden hun weg zouden vinden naar de bank. De voorwaarde was echter dat zij deze panden uit eigen kapitaal beleenden. Ook behielden zij het recht om panden van glas en porselein voor eigen rekening te belenen. De Bank van Lening beleende deze panden liever niet in verband met de vergrote kans op breuk. Een logisch gevolg van deze extra rechten was dat de Amsterdam inbrengers werkten met een aanzienlijk eigen kapitaal. 49 In een rapport van de Raad van State in 1840 staat omschreven dat de inbrengers in Amsterdam de spil van het werk van de Bank van Lening vormden, terwijl in andere steden zij slechts eenvoudige werktuigen waren. Dit kwam omdat de inbrengers van de Bank van Lening in 47 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , 39-40; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 34; Provisionele Ordonnantie anno 1615, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr. 4-5; Lijst van de namen en woonplaatsen der inbrengers , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 215; Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

25 Amsterdam opereerden met een groot eigen kapitaal kwam het ook voor dat zij een pand hoger taxeerden dan de bank. Zij betaalden dan een hoger bedrag uit aan de lener dan de bank dat zou doen. Op deze manier konden de inbrengers profiteren van het zogenaamde achteropgeld. Het achteropgeld was de rente over het verschil. De inbrengers hoefden namelijk alleen maar de rente over het door de bank getaxeerde bedrag te betalen, terwijl zij de rente over de grotere uitbetaalde som kregen van de lener. Hier hadden zowel de inbrengers als de leners voordeel bij, aangezien de inbrengers het achteropgeld en de lener een groter leenbedrag ontvingen. Dit kwam volgens Maassen in Rotterdam in de zeventiende eeuw ook voor. Er was echter wel een risico voor de inbrenger aan verbonden: wanneer het pand niet gelost werd door de lener en het uiteindelijk geveild werd kon de inbrenger het bedrag wat meer uitbetaald was niet terugkrijgen gezien de bank het pand zou veilen voor het normaal getaxeerde bedrag. In Utrecht werd het in 1775 verboden voor inbrengers om rente te vragen over de som die zij meer hadden geleend dan dat van de bank terwijl dit in Leiden al in 1729 was verboden. 50 De inbrengers in Amsterdam hadden ook het recht op de surplussen van de bij hen beleende panden wanneer deze niet binnen drie jaar door de leners werden opgehaald. De Amsterdamse inbrenger moesten de jaarlijkse bankhuur (verpachting van inbrengersplaatsen) van 70 tot 100 gulden en de eventuele verliezen bij de verkoop van verstane, door hen beleende panden aftrekken van hun inkomsten Gemak De inbrengers woonden door de hele stad verspreid. In 1665 waren er inmiddels twaalf actief, twaalf jaar later waren dit er al vijftig. Zij moesten de bij hen ingekomen panden binnen 24 uur bij de Bank van Lening inbrengen en kregen daar de aan de eigenaren van de panden uitbetaalde leensommen terug, mits deze volgens de taxatie van de bank niet te hoog waren. De inbrengers waren niet in dienst bij de Bank maar verdienden hun geld door commissie te vragen over de panden die zij inbrachten. Een inbrenger kon alleen werkzaam zijn wanneer hij door de Bank was erkend. Een dergelijke erkenning stond in feite gelijk aan een aanstelling en de intrekking hiervan aan een ontslag. Door deze situatie konden de Commissarissen naar eigen inzicht een reglement opstellen waaraan de inbrengers zich dienden te houden. De belangrijkste bepaling van de inbrengerseed die sinds 1637 moest worden afgelegd was dat een inbrenger onder geen beding een privaat leenbankje mocht opzetten maar alle panden zo snel mogelijk naar de bank moest brengen. Er was veel animo voor het beroep van inbrenger waardoor de Commissarissen zeer streng konden optreden bij overtredingen. De Bank van Lening te Amsterdam had zonder de werkzaamheden van inbrengers 50 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Ibidem 24

26 geen bestaansrecht. Zeker na het jaar 1812 toen het verplicht werd voor de leners om gebruik te maken van de diensten van de inbrengers. Het werd voor leners dus onmogelijk om zelf panden te belenen bij de bank. 52 Dat de Banken van Lening gebruik maakten van de werkzaamheden van inbrengers is voornamelijk te verklaren door geografische factoren. De Banken van Lening waren bij de wet beperkt tot een vestiging per stad. In een grote stad zoals Amsterdam kon de weg naar locatie van de bank lang en tijdrovend zijn. Vooral voor mensen die op het platteland leefden was de reis naar de dichtstbijzijnde Bank van Lening vaak vele kilometers lang. In Amsterdam, net zoals in andere steden zoals Delft en Rotterdam, resulteerde dit in een dicht net van inbrengers. In 1739 waren er in Leiden veertig inbrengers actief. De banken in Utrecht en Delft hadden inbrengers in hun randsteden Maassluis en Maarssen. De locaties van de inbrengers waren van belang voor de bedrijfsvoering van de Banken. In Leiden was het zelfs voor de inbrengers in het begin van de negentiende eeuw verboden om zonder toestemming van de bank te verhuizen. Op deze wijze trachtte de Delftse bank een zo goed mogelijke spreiding van haar inbrengers te bewerkstellingen. In 1810 werd een Leidsche inbrengster door de commissarissen van de bank opgedragen om binnen de stad te verhuizen. 53 Op onderstaande kaart is te zien dat de inbrengers goed waren verspreid over de stad Amsterdam. Kaart 2.1 toont een cirkel met een straal van 250 meter om iedere inbrenger, en laat zien dat ongeveer 95% van alle huishoudens in de stad Amsterdam (binnen de Singelgracht en stadswal) op minder dan 250 meter van hun woning toegang hadden tot de diensten van een inbrenger. Wanneer we de straal zouden vergroten tot 350 meter zou dit percentage 100% zijn. Dit was een zeer groot voordeel van de leners, gezien de huishoudens in de buitenwijken soms wel 1250 meter van de vestiging van de Bank van Lening woonden. De geografische bezwaren wat betreft toegankelijk van pandkrediet worden met behulp van de spreiding van de inbrengers vrijwel volledig weggenomen. 52 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

27 Kaart 2.1: Bereikbaarheid van inbrengers in Amsterdam in 1842 Bron: Amsterdam 1835, Maps of the society for diffusion of Useful Knowledge. Vol Bovenstaande kaart toont de locaties van alle vijftig inbrengersplaatsen in de stad Amsterdam in de periode van 1825 tot Gezien de spreiding van de plaatsen kan geconcludeerd worden dat er geen wijken waren die een voorkeursbehandeling kregen. Iedere wijk had gelijke toegang tot een inbrenger. Opvallend zijn de drie inbrengersplaatsen vlakbij de Stadsbank van Lening. Deze plaatsen nummer 27 op de Rokin bij de Wijde Lombardsteeg, nummer 45 in de Agnietenstraat en nummer 48 op de Fluwele Burgwal bij het Gebed Zonder End waren gevestigd op nog geen tweehonderd meter van de bank op de Oudezijds Voorburgwal 300. Dit bewijst dat de locatie niet zaligmakend was wanneer de lener koos om gebruik te maken van de diensten van een inbrenger. 54 Dit onderzoek tracht ook inzicht te verschaffen hoe deze functie in de dagelijkse praktijk in elkaar stak. De locatie van een inbrengersplaats had gevolgen voor zowel de inkomsten als de moeite de inbrenger moest doen voor zijn inkomsten, waardoor de inkomsten verschilden van inbrenger tot inbrenger. Sommige inbrengersplaatsen waren op nog geen 150 meter van de Stadsbank van Lening gevestigd, terwijl anderen 1,3 kilometer moesten afleggen. Op onderstaande kaart 1.2 staat getekend wat de afstand was tussen de vestiging van de bank op de Oudezijds Voorburgwal en de 54 Register houdende aantekening van de jaarlijkse opnemingen der panden bij de inbrengers beleend , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

28 inbrengersplaatsen. De vijf zones zijn met een interval van 250 meter opgetekend. Er is gekozen voor dit interval omdat het de afstand is tussen de vestiging van de Bank van Lening en de Dam. Ervanuit gaande dat een persoon 5km per uur loopt en iedere dag (met uitzondering van zondag) de route loopt van zijn inbrengersplaats naar de bank krijgen we de volgende tabel. Na de heenreis moesten de inbrengers wachten bij de balie totdat zij aan de beurt waren en dezelfde afstand weer teruglopen. Tabel 2.1: Afstand van de inbrengersplaats tot de Bank van Lening, heen en terugreis Zone Afstand (meters) Dagelijks (min.) Maandelijks (uren)* Jaarlijks (dagen) tot 6 25min 2,5 5uur 2, tot 12 2,5 5 2, tot ,5 5 7, tot 24 7,5 10 7, tot , ,5 *) Uitgaande van 25 werkdagen in één maand In tabel 2.1. staan de tijden die de inbrenger kwijt was op basis van zijn locatie wanneer hij zijn dagelijkse gang naar de Bank van Lening maakten. Het betreft hier alleen de reistijd, met wachttijd bij de balie van de Bank is hier geen rekening gehouden. De inbrengers uit zone 5 waren dus dagelijks tussen de 24 en 30 minuten kwijt aan de gang naar de bank en terug naar zijn inbrengersplaats. Tevens wordt er hierbij vanuit gegaan dat hij de vijf kilometer per uur haalt, wanneer de inbrenger veel panden naar de bank moest brengen kon het zijn dat hij tweemaal moest lopen of een kar mee moest nemen waardoor de reistijd alleen maar meer werd. Kaart 2.2. geeft aan waar de inbrengersplaatsen in 1842 gelokaliseerd waren. De locaties van de inbrengers veranderde in de loop der tijd, maar de geografische spreiding over de stad bleef gehandhaafd. Uit onderzoek van de Kohier personeele quotisatie te Amsterdam uit 1742 blijken de mensen die inbrenger als beroep opgaven in een soortgelijke spreiding in de stad woonden. 55 In organisatorisch opzicht hadden de Banken van Lening ook belang bij het bestaan van de inbrengers. Zij kwamen op vastgestelde tijden langs bij de bank om panden te belenen of te lossen. In een ordonnantie uit 1805 moesten de inbrengers in Gouda langskomen om negen uur s-morgens of om twee uur s-middags. In Amsterdam moesten de inbrengers volgens een ordonnantie in 1817 iedere maandag voor twaalf uur hun panden bij de bank inbrengen. Als maandag op een feestdag viel moesten zij de eerstvolgende werkdag alsnog hun panden inbrengen. De banken konden op deze manier veel efficiënter te werk gaan. Panden kwamen op gezette tijden en in partijen binnen in 55 Oldewelt, Kohier personeele quotisatie 1742 Amsterdam,

29 plaats van mondjesmaat gedurende de dag door particulieren. In Amsterdam werd dit zo belangrijk geacht dat vanaf 1812 alleen de belening van panden door inbrengers werd toegestaan. In Rotterdam werd dit nooit verboden, maar er werd wel een ontmoedigingsbeleid gevoerd wat betreft de particuliere inbreng van panden. De inbrengtijden werden menigmaal veranderd in de geschiedenis van de bank van Lening. Inbrengers dienden volgens een kennisgeving van de Stadsbank van Lening vanaf 3 november 1817 iedere maandag, of wanneer het feestdag was de eerstvolgende dag, voor twaalf uur s-middags hun panden in te brengen bij de Stadsbank van Lening. 56 De beloning van de inbrengsters werd op 25 januari 1646 in een resolutie door de Commissarissen van de Bank van Lening vastgesteld. De commissie bedroeg tussen de één of vijf stuivers naar gelang de waarde van de ingebrachte panden. Uit de tabel van tarieven blijkt dat panden met een waarde van boven de 96 gulden niet werden ingebracht door de inbrengers. 57 Deze panden werden waarschijnlijk persoonlijk door de leners ingebracht. In deze resolutie werden de inbrengsters ook op het hart gedrukt dat de ontvangen panden spoedig naar de bank diende te worden gebracht. De eigenaar van deze panden diende namelijk binnen vier weken na belening zijn of haar ceel of pandbriefje moeten kunnen afhalen bij de desbetreffende inbrengster. 58 De inbrenger op nummer één, de heer M.J. Vallet beleende in 1842 een totaal van 9016 panden met waarvoor hij in totaal het inbrengloon van 636,90 gulden ontving. Tevens loste hij in hetzelfde jaar een totaal van 8460 panden waarvoor hij 601,10 gulden aan losgeld ontving. De totale inkomsten van de heer Vallet bedroeg in 1842 in totaal 1238,60 gulden (inclusief overschotten: 1516,38). Wanneer men dit vergelijkt met het jaarinkomen van ongeveer 300 gulden van een ongeschoolde arbeider in deze periode was dit een aanzienlijk bedrag. Het inkomen van de heer Vallet was in het jaar 1842 vrij laag, zeker in vergelijking met Grietje Blom en Eva Rina Vredenburg die respectievelijk 2689,65 en 3484,45 gulden in hetzelfde jaar verdienden Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 36; Kennisgeving anno 1817, BVL, SAA, Toegangsnummer 368, inv.nr Protocol van resolutiën, later van notulen , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 1; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , Ibidem 59 Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en het loon , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 170; De Vries en Van der Woude, The First Modern Economy, ; 28

30 Kaart 2.2: Bereikbaarheid voor inbrengers van Bank van Lening in Amsterdam (1842). Bron: Amsterdam 1835, Maps of the society for diffusion of Useful Knowledge. Vol

31 De pandsegmenten en het loon dat inbrengers mochten rekenen werden middels een ordonnantie in 1700 veranderd. Dit tarief kwam bovenop de kosten van de lening in de vorm van rente. De rente werd betaald aan de Bank van Lening en het loon werd direct betaald aan de inbrenger. Het werd de inbrengers expliciet verboden om andere rentetarieven te rekenen of anderzijds geld in ontvangst te nemen. Dit loon was volgens tijdgenoot Van Heel nog al matig. De inbrenger moest tijd en moeite doen en het werk was zijn voornaamste bron van bestaan. 60 Tabel 2.2: Loon van inbrengers per pandsegment van Waarde (in guldens) Waarde (in guldens) Loon (in centen) 1* t/m 2,5 5 2,5 t/m t/m t/m t/m t/m (iedere 100 gulden 30 daarboven) *) Tot het einde van de achttiende eeuw was de ondergrens vastgesteld op 1,5 gulden. Bron: Generale ordonnatie en instructie voor de gesworen inbrengers en inbrengsters van de Bank van Leeningen 27 may 1700, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13. Bovenstaande tabel 2.2. toont de tarieven die de inbrengers rekenden per prijssegment vanaf 27 mei Wanneer deze tarieven vergeleken worden het loon dat een klant misliep (zie tabel 1.2.) door zelf een pand bij de Bank van Lening in te brengen blijkt dat deze tarieven niet hoog waren. Alleen de mensen die binnen een straal van 250 meter van de Oudezijds Voorburgwal woonden waren iets goedkoper uit door geen gebruik te maken van de diensten van een inbrenger. Hierbij wordt er wel vanuit gegaan dat men een aantal uur van de totale werkdag vrij kon nemen. Dit was voor velen echter niet mogelijk, dagloners werden bijvoorbeeld ingehuurd voor een hele dag en konden geen enkele uren, of een dagdeel, vrij nemen. Dit betekende dat een gemiddelde arbeider een dagloon van 18 stuivers misliep wanneer hij zelf een pandlening wilde afsluiten. Dit dagloon stond gelijk aan het tarief voor het inbrengen van een pand met een waarde van 300 gulden. Het was dus veel goedkoper voor de Amsterdammers om voor of na de werkdag naar een inbrenger te gaan om een 60 Generale ordonnatie en instructie voor de gesworen inbrengers en inbrengsters van de Bank van Leeningen 27 may 1700, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13; Van Heel Dz., Een woord over de statistiek der Bank van Leening te Amsterdam,

32 pandlening af te sluiten. Men verloor ook minder tijd, aangezien er door de geografische spreiding altijd een inbrenger in de buurt woonde. 61 Het gemak waarmee een lener een pandlening kon afsluiten bij een inbrenger werd voornamelijk gekenmerkt door geografische ligging. De inbrenger had zijn standplaats binnen een straal van 250 meter van de woning van de lener. Door de flexibele werktijden die de inbrengers hanteerden was het mogelijk om na het werk langs te gaan. Dit had het voordeel dat men de inkomsten van een dag niet werken niet hoefde te missen, de extra kosten in de vorm van het inbrengerstarief waren hiervoor laag genoeg. De inzet van inbrengers door de Bank van Lening lijkt het toegankelijkheidsprobleem vrijwel volledig weg te nemen. De vijftig inbrengers fungeerden als kleine vestigingen van de Bank van Lening door de gehele stad Amsterdam. Het aangeboden pandkrediet door de inbrengers voldeed volledig aan het criterium gemak van een financieel instrument. Gemakkelijk op te nemen krediet diende volgens de opgestelde criteria van Collins et al. ook betrouwbaar te zijn. De volgende paragraaf geeft een analyse weer van de betrouwbaarheid van het aangeboden pandkrediet door de inbrengers Betrouwbaarheid Het afsluiten van pandkrediet met behulp van inbrengers had een voordeel wat betreft het lenen van geld van familie, vrienden of de gemeenschap. Schaamte en geheimhouding speelden in het onderzoek van Collins et al. een rol. Het werd door de arme huishoudens als schaamtevol ervaren om geld te lenen van naasten. Tevens werd er met dergelijke kortelijnsleningen snel bekend in de gemeenschap dat iemand geld had geleend. Dit had een negatief effect op de kredietwaardigheid van de persoon in kwestie. Het was daarom van belang dat een lener een inbrenger kon vertrouwen, door de transacties geheim te houden en zich aan de regels van de Bank van lening te houden. 63 De commissarissen van de bank bepaalden wie aangesteld werd als inbrenger. In 1655 waren er, voor zover bekend, twaalf inbrengsters actief in Amsterdam. In 1668 was dit aantal gegroeid naar 26. Naarmate het aantal inbrengsters groeiden, werd de noodzaak om het bedrijf te reguleren steeds groter. De inmenging van de commissarissen werd daarom in de loop der tijd steeds meer merkbaar en langzaam maar zeker werden de werkzaamheden van de inbrengers gereglementeerd en vastgesteld. In een resolutie uit januari 1637 is er voor het eerst sprake van inbrengers. In deze resolutie was opgenomen dat zij vanaf dat moment verplicht waren om een eed af te leggen. Voor 1637 bestond een dergelijke eed niet. Wanneer men aantrad als inbrenger van de Stadsbank van Lening te Amsterdam, Rotterdam en Leiden moest men, net zoals de rest van het personeel, een eed afleggen. In deze eed was onder andere opgenomen dat zij onder geen beding en tegenover wat 61 De Vries en Van der Woude, The First Modern Economy, Collins, Portfolios of the Poor, Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

33 voor prijs dan ook particulier panden mochten beleenden. Tevens mochten zij geen diensten verlenen aan mensen of andere Banken van Lening buiten de stad Amsterdam. Zij werden geacht van elk pand een briefje op te stellen met daarop het pand en de prijs. Zij werden tevens tot geheimhouding bezworen, en mochten alleen informatie bekendmaken wanneer dit nodig werd geacht door de heren commissarissen van de Bank van Lening. De eed sluit af met de woorden Soo waerlick moet my God Almachtigh helpen 64 Deze eed bleef gedurende de zeventiende en tot aan het einde van de achttiende eeuw ongewijzigd. 65 De oudste bron over de aanstelling van een inbrengster dateert van 27 januari Hierin staat vermeld dat Grietgen Harmans als zesde inbrenger werd aangesteld en haar functie zou vervullen onder bank nummer zes. De eerste maal dat er volgens het archief van de Bank van Lening sprake was van een man die de functie van inbrenger vervulde was op 28 januari De heer Samuel Adamsz. kreeg op die datum de functie van zijn vrouw toegewezen nadat zij overleden was. Dit was volgens Jansen in deze tijd waarschijnlijk nog een uitzondering. Volgens het onderzoek van Maassen waren inbrengers veelal getrouwde vrouwen of weduwen die het werk van inbrenger vanuit hun huis konden verrichten. 66 In de loop van de achttiende eeuw werden er meer en meer mannen aangesteld als inbrenger. In achttiende-eeuws Leiden werden de inbrengsters omschreven als welgestelde burgeressen met een bakker, metselaar of timmerman als echtgenoot die in het bezit waren van een eigen huis. Zij behoorden dus niet tot de laagste sociale klassen van de samenleving. De opmars van de man als inbrenger kan worden verklaard door de opkomst van de burgerlijke normen en waarden waarin de man zich in de publieke en de vrouw in de privésfeer verkeerde. De functie van inbrenger werd uitgevoerd in de publieke sfeer waardoor de vrouw steeds minder in aanmerking kwam omdat zij thuis het huishouden diende te leiden. Dat de functie door zowel mannen als vrouwen mocht worden ingevuld komt voor het eerst naar voren in de instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening te Amsterdam die in 1788 van kracht werd. De directeur van de Bank van Lening in Delft stelde in 1846 dat het inkomen van een inbrenger een burgerlijk leven moest kunnen garanderen. De Banken wilden voorkomen dat de inbrengers in verleiding zouden komen om te frauderen wanneer zij in financieel zwaar weer zouden verkeren. De Stadsbank van Lening selecteerden hun inbrengers daarom op basis van een aantal vooraf 64 Eed voor de Inbrenghsters van den Huyse van Leeninge 19 januari 1677, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , 39-40; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 34-38; Publicatie met de eed uit 1677 af te leggen door de inbrengers(sters), BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

34 vastgesteld criteria. Later zal er uitvoerig ingegaan worden op deze criteria. Tevens werd de boekhouding van de inbrengers scherp gecontroleerd en waren de boetes bij overtredingen fors. 67 Wanneer iemand inbrenger wilde worden voor de Stadsbank van Lening in Amsterdam moest hij eerst kenbaar maken dat hij een dergelijke functie ambieerde. Een mogelijkheid was om een brief te sturen naar de Stadsbank van Lening met een open sollicitatie naar de functie van inbrenger. Men kon zich echter ook in persoon aanmelden bij de bank. Wanneer er een vacature ontstond voor een nieuwe inbrenger, bijvoorbeeld door ontslag of overlijden, kon men direct solliciteren naar deze functie. Na aanmelding werd er een onderzoek gestart naar de afkomst en sociale status van de persoon in kwestie. De Stadsbank van Lening in Amsterdam hield een register bij waarin de resultaten van dergelijke onderzoeken opgeschreven werden. De personen die goed werden bevonden konden dan later alsnog in aanmerking komen voor de functie. Bij gelijke geschiktheid van twee of meer personen werd er geloot wie de opengevallen inbrengersplaats mocht vervullen. Het oudste voorbeeld hiervan dateert van 28 januari 1704, waarbij de Commissarissen geloot hadden voor de invulling van een tweetal vrije inbrengersplaatsen. 68 Het register uit de eerste helft van de negentiende eeuw geeft een uniek inzicht in de personen die zich aanmeldden voor de functie van inbrenger. De informatie die ingewonnen werd over deze personen lijkt gebaseerd te zijn op roddel uit de buurten waar zij woonden. Een voorbeeld was de heer A. Adriaansz.. Hij was loodgieter en woonde in de Nieuwe Leliestraat. Hij was getrouwd met de weduwe Van Leeuwen en had haar kind aangenomen. Volgens het register stond hij bekend als een stil en ordentelijk man. De relatie met de weduwe deed echter stof opwaaien. Zijn vrouw had een dubbelzinnige reputatie. Al twee dagen na de dood van haar man was Adriaansz. al in haar huis ingetrokken. Hieruit werd geconcludeerd dat zij tijdens het leven van haar eerste man reeds zeer vertrouwd [waren] geweest. Zij hadden gezamenlijk geen eigendommen of geldelijk vermogen waardoor de heer Adriaansz. werd afgekeurd om de functie als inbrenger te vervullen. 69 In de bronnen word niet vermeld waarom personen wel of niet goedgekeurd werden. Maar in het geval van de heer Adriaansz. zou dit zeer waarschijnlijk de combinatie van een niet bestaand eigen vermogen en onzedelijkheid zijn. Volgens de burgerlijke normen en waarden van de negentiende eeuw zoals omschreven door Davidhoff en Hall en Baggerman en Dekker werd het 67 Davidoff en Hall, Family Fortunes, , Protocol van resolutiën, later van notulen , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 1; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam, , 40; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 34; Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr. 1; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 216; Protocol van resolutiën, later van notulen , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 2; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 216, folionr 1. 33

35 samenwonen met een weduwe, zeker zo snel na de dood van haar man, als niet zedelijk beschouwd. Volgens de burgerlijke standaard moest men beheerst en zedelijk gedragen. Een voorbeeld hiervan is de heer J.N.J. Doctor. Hij was apotheker op de Warmoesstraat en had een apotheek met een grote klantenkring. Hij stond bekend als een braaf man en was bovendien diaken bij de Nederlands Duitsche Hervormde Gemeente. Zijn apotheek gaf hem de financiële zekerheid die de Bank van Lening zocht in haar inbrengers. Het feit dat hij zich inzette voor zijn christelijke gemeente strookte ook met de burgerlijke deugd. Hij werd op 27 januari 1829 goedgekeurd voor de positie van inbrenger. 70 Het huwelijk was een belangrijk onderdeel van de burgerlijke deugd, maar was geen voorwaarde voor de functie van inbrenger. Het feit dat het beroep in de zeventiende eeuw veelal door vrouwen werd uitgeoefend getuigd hiervan. In de achttiende eeuw waren er echter nog maar weinig weduwen die inbrengsters waren, maar getrouwd zijn was nog steeds geen voorwaarde. Een voorbeeld hiervan was de heer N.C.L. Achilles. Hij was een makelaar en woonde op de Leliegracht. Toen zijn vrouw overleed was hij de enige erfgenaam, hierdoor was hij in bezit geraakt van een behoorlijk kapitaal. Hij stond bekend als zeer ordentelijk en zeer welgesteld en werd daarom goedgekeurd. 71 De burgerlijke deugd was een belangrijk criterium voor de goedkeuring om inbrenger te worden, zo blijkt uit het geval van de heer Achilles. Dit werd ook nog eens bevestigd door de situatie van de heer J. den Bois. Hij was winkelier en handelde in tabak op de Bloemgracht. Hij had een groot eigen vermogen en stond bekend als een ordentelijk man die kundig was in zijn beroep. Toch werd hij afgekeurd om als inbrenger te fungeren. Hij was namelijk voor de derde maal getrouwd. Hoewel dit niet staat vermeld kan men ervanuit gaan dat dit de reden is geweest voor zijn afkeuring. 72 De heer P.J. Adrian was kastelein in de sociëteit Concordia op de Pijpenmarkt. Hij had geen eigen huis, maar had wel een kapitaal in de vorm van een gebouw bij de Leidsche poort, en twee huizen op de Schans, waarvan hij er één verhuurde. Hij had een royaal inkomen en werd dus goed bevonden. Het uitoefenen van een beroep was geen strikte voorwaarde om inbrenger te worden, zoals blijkt uit het geval van de heer Teunis van Asfelt. Hij was zonder beroep, maar verhuurde kamers. Hij was getrouwd, maar had geen kinderen. Gezien zijn financiële kapitaal werd hij goedgekeurd. Zelfs medewerkers van de Bank van Lening besloten te solliciteren op de functie als inbrenger. Bijvoorbeeld de heer J. Broertjes die werkzaam was als suppoost bij de Bank van Lening. 70 Davidoff en Hall, Family Fortunes, ; Baggerman en Dekker, Kind van de toekomst, ; Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 216, folionr Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 216, folionr Ibidem, folionr

36 bezat. 74 Het eigen vermogen was een belangrijk criterium in de goedkeuring en uiteindelijke Hij was een burgerlijk, welgesteld en ordentelijk man. Hij had volgens het register zijn leven lang zuinig geleefd waardoor hij twee huizen in zijn bezit had, waarop geen hypotheken meer rustten. De heer P.J. van de Ende was een broodbakker in de Pijlsteeg en stond bekend als een lastig persoon. Hij woonde in een huurhuis en had geen eigen vermogen, hij werd dan ook afgekeurd. 73 Vooral het eigen vermogen en eigendom in combinatie met een goede reputatie schenen cruciale criteria te zijn om uiteindelijke aangenomen te worden als inbrenger. Toch was een groot eigen vermogen niet doorslaggevend. De heer W. Donk werd in 1829 aangenomen als inbrenger zonder dat een financieel eigen vermogen bezat. Hij was zeer lang bediende geweest bij een niet nader genoemde bank en werd tot compagnon genomen. Hij werd goedgekeurd op basis van het vertrouwen die men in hem had als bankhouder. De heer G. van Egmond daarentegen was een koopman met een niet geheel feilloze reputatie. Hij was een koopman en leefde samen met een vrouw met wie hij niet getrouwd was. Toch werd hij goedgekeurd doordat hij een groot vermogen aanstelling van een inbrenger. Een groot eigen vermogen was vooral voor inbrengers in Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht van belang. Zij gebruikten hun eigen kapitaal om voorschotten te verlenen aan de leners. 75 Tevens was het tot het einde van de achttiende eeuw verplicht voor iedere inbrenger om een borgsom van vijftienhonderd gulden te stellen. Dit was een fors bedrag in vergelijking met het jaarsalaris van een ongeschoolde arbeider wat rond het jaar 1600 tussen de gulden en aan het einde van de achttiende eeuw tussen de gulden lag. Men moest dus als nieuw aangestelde inbrenger een groot bedrag, wel 3 tot 5 jaarsalarissen, borg stellen bij de bank. Om dit alles te administreren gebruikte de Bank van Lening boeken met voorgedrukte akten waarop de datum, naam, nummer van de inbrenger en handtekening gezet kon worden. Aan het einde van de achttiende eeuw werd dit bedrag met nog eens vijfhonderd gulden verhoogd. Volgens artikel drie van de instructie voor de inbrengers in 1788 waren de inbrengers verplicht om een borgsom van tweeduizend gulden te stellen. Dit bedrag werd jaarlijks vernieuwd door middel van een handtekening op de originele borgakte tegen betaling van één gulden twintig. Naast de borgsom moesten ook twee personen garant staan voor de inbrenger. De personen tekenden ervoor dat zij zowel financieel als persoonlijk garant stonden voor de inbrenger Register van informatiën, ingewonnnen omtrent personen, die solliciteren naar de plaats van inbrengers, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 216, folionr Ibidem, folionr Hierop zal nader ingegaan worden in hoofdstuk 2, het inbrengen van panden. 76 Protocol van akten van borgtocht ten behoeve van inbrengsters , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr. 3; J. de Vries en A. van der Woude, The First Modern Economy, ; Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr 3. 35

37 Wanneer zij aangenomen werden ontvingen zij een akte van aanstelling. Voor het opmaken van deze akte betaalden de persoon in kwestie drie gulden. Vervolgens werd door de Stadsbank van Lening bepaald waar de inbrenger zijn standplaats had en onder welk nummer hij bekend zou staan. Het was hen verboden om op een andere plaats hun beroep uit te oefenen. Op hun woning diende zij een bordje te plaatsen met daarop Bank van Leening, No. en daaropvolgend het nummer die zij ontvingen van de Bank van Lening. Het was voor inbrengers verplicht om hun functie in persoon uit te voeren. Zij mochten geen vennoot aanstellen of anderen hun beroep laten uitoefenen. Alleen in uitzonderlijke gevallen konden zij een vergunning aanvragen waarin vermeld was dat een ander persoon tijdelijk de functie mocht waarnemen. Op het adres van hun standplaats mochten zij geen beroep uitoefenen die op enige wijze in strijd was met het belang van de Stadsbank van Lening. 77 De instructie van 1700 had als doel om alle inbrengactiviteit van de inbrengsters te laten richten op de Bank van Lening. Het werd hen verboden om een uitdragerij op de inbrengersplaats te beginnen waarin zij kleding, zilver en andere goederen verhuurden. Verder mochten zij hun beroep alleen uit hun eigen woning uitoefenen en de bij hen beleende panden de volgende ochtend om acht uur bij de Bank inleveren. De verpachting van inbrengersplaatsen werd in Amsterdam pas in 1797 door de vroedschap verboden. Er werd door de Bank van Lening besloten dat de toenmalige eigenaars van de plaatsen per jaar 80 gulden aan pacht ontvingen. Wanneer een eigenaar overleed zou de stad Amsterdam de inbrengersplaats gaan verpachten. De stad streefde ernaar om het verpachten van de inbrengersplaatsen te laten uitsterven, maar er in 1837 is er nog steeds sprake van verpachting van enkele plaatsen. Deze jaarlijkse betaling stond bekend als bankhuur Inbrengen van panden, pandbriefjes en boetes Naarmate de zeventiende eeuw vorderde ontstonden er meer en meer voorschriften en regelingen betreffende de werkzaamheden van de inbrengsters. Er is voor het eerst sprake van een Instructie voor inbrengers in een resolutie uit 1703, wanneer staat dat de voorschriften voor de inbrengers werd ingevoerd op 29 december Deze regels werden samengevoegd in een Generale Ordonnantie en Instructie voor de inbrengsters. In deze ordonnantie werd tevens opgenomen dat het aantal inbrengsters tot maximaal vijftig mocht groeien. 79 Op 27 mei 1700 werd er door de raad van Commissarissen van de Bank van Lening een geheel nieuwe instructie voor de inbrengers vastgesteld. In de loop der jaren was de behoefte 77 Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 210, folionr Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 37; Generale Ordonnatie en instructie voor de gesworen inbrengers en inbrengsters van de Bank van Leeningen 27 may 1700, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13; Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 30; Generaale Ordonnatie en instructie voor de gesworen inbrengers en inbrengsters van de Bank van Leeninge 31 july 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr Protocol van resolutiën, later van notulen , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 2; Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam ,

38 ontstaan voor nieuwe voorschriften en regels en deze werden hierin opgenomen. Een nieuwe regel die opgenomen werd was bijvoorbeeld het verbod op de handel van tweedehands goederen en geen kleding, zilver e.a. mochten verhuren. Tevens was het hen verboden om panden te combineren en vervolgens in te brengen bij de Bank van Lening. Dit was voor 1700 ook al verboden, aangezien de inbrengster Susanna de Wees in 1676 werd beboet met vijftig gulden voor het combineren van panden om een hogere rente te vermijden. De tarieven werden ook gewijzigd. Nog steeds was de commissie van de inbrenger afhankelijk van de waarde van de ingebrachte panden, maar de bovengrens van 96 gulden bestond niet meer. Hieruit blijkt dat de inbrengers vanaf mei 1700 grote panden mochten belenen, wat tot op dat moment verboden was onder de resolutie uit Hoewel de inbrengers in alle steden een vertrouwenspositie innamen, waren zij verre van onfeilbaar. In Rotterdam werden er in 1677 en 1680 inbrengers ontslagen wegen fraude en slecht gedrag. Tevens werden er boetes uitgedeeld wegens het vragen van hogere vergoedingen dan de tarieven die officieel door de bank waren vastgesteld. De commissarissen van de Bank van Lening in Dordrecht besloten in 1754 zelfs naar aanleiding van de vele overtredingen door hun inbrengers een nieuw regelement op te stellen. Een van de wijzigingen die werden doorgevoerd is dat zij zich zelf persoonlijk verantwoordelijk maakten voor de controle op de inbrengers. 81 In 1759, tijdens een huiszoeking bij twee inbrengers in Dordrecht, werden er panden in huis gevonden die zij privé hadden verpand en waarvan zij zelf de rente hadden geïncasseerd. Beide inbrengers werden beboet met 70 gulden. In Delft werd een inbrengster ontslagen omdat zij had nagelaten om panden te lossen en het geld zelf te houden, waardoor deze uiteindelijk verstaan en verkocht waren. De leners in kwestie werden door de Bank van Lening schadeloos gesteld. 82 Ondanks de incidentele misstanden werd er ten tijde van de Republiek geen kritiek geuit op het instituut van de inbrengers. 83 Het was een inbrenger ten strengste verboden om geld voor te schieten op: onroerende goederen, obligaties, akten, aandelen, sieraden, goederen die waren uitgegeven door een liefdadigheidsinstelling, militaire goederen en wapens en Bijbels, getekend met het merk van het Bijbelgenootschap. Sinds april 1817 was het verboden voor zowel beleenders als inbrengsters om panden aan te nemen van kinderen uit het Burgerweeshuis en alle andere weeshuizen. Deze regel kon vrij gemakkelijk worden nageleefd aangezien weeskinderen herkenbaar waren aan hun gestichtskleding. De invoering van de dienstplicht in 1810 had tot gevolg dat sommige militairen van zowel de land- als zeemacht die zich financieel in de nesten hadden gewerkt via de Bank van Lening aan geld te komen. Het personeel van de bank en de inbrengsters werd in 1821 verboden om 80 Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Ibidem 83 Ibidem 37

39 goederen aan te nemen die van aan de marine behoorden. In 1824 mochten zij ook geen kledingstukken en goederen van de landmacht accepteren. In het jaar 1832 begon het Nederlandsch Bijbel-Genootschap de Bijbels die zij uitgaven te bestempelen. Deze Bijbels werden gratis uitgegeven en mochten niet worden beleend bij de Bank van Lening. De dekens die werden uitgedeeld door de Commissie ter Verzorging van Choleralijders moesten uit hygiënisch oogpunt ook worden geweigerd. Bij overtreding werd hun een boete opgelegd. Bij de eerste overtreding diende de inbrenger 25 gulden te betalen, bij de tweede overtreding was dit bedrag vijftig gulden. Bij de derde overtreding werd hun akte van aanstelling door de Stadsbank van Lening ingetrokken. 84 In een ordonnantie uitgegeven op 25 april 1817 werd vermeld dat inbrengers geen panden meer mochten aannemen van kinderen die in een weeshuis werden opgevoed. Wanneer een inbrenger niet voldeed aan deze ordonnantie, die zich beroept op artikel acht van de instructie voor inbrengers werd hun vergunning ingetrokken. Wanneer een inbrenger niet voldeed aan deze nieuwe regel werd hij geacht een boete van dertig stuivers te betalen. Bij de eerstvolgende overtredingen werd dit bedrag respectievelijk zes en vijfentwintig gulden. Een vierde overtreding leidde automatisch tot de beëindiging van de functie als inbrenger. Hieruit blijkt dat in de loop der tijd de werkzaamheden van de inbrengers steeds beter gereguleerd en vastgesteld werden. De consequenties bij overtreding van deze regels werden dan ook steeds zwaarder. 85 De voornaamste taak van de commissarissen van de Banken van Lening in de Republiek was het controleren van de bedrijfsvoering van de banken. Zij moesten erop toezien dat de panden op correcte wijze bewaard werden, dat de banken winst maakten en dat de ordonnanties zorgvuldig werden nageleefd. De dagelijkse gang van zaken bij de bank werden geregeld door dergelijke ordonnanties. De commissarissen konden op elk moment de bank ter inspectie binnentreden, zij dienden dit volgens het regelement minimaal vier maar per jaar te doen. Als onderdeel van deze controlerende taak moesten zij de bedrijfsvoering van de inbrengers controleren, welke zij bijhielden in een register. 86 Het reglement waaraan de inbrengers zich moesten houden moest voor een ieder inzichtelijk zijn. Daarom werden de inbrengers verplicht om het reglement in huis te hebben en dit ter inzage aan een potentiele lener te geven. In het regelement was tevens opgenomen dat de inbrengers hun huis moesten openstellen ter controle van een beambte van de Stadsbank van Lening. De beambte was volgens het regelement gemachtigd om het huis, met de daarin bevindende kasten, kisten en 84 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 50; Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Ordonnantie 25 april 1817, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 50; Kennisgeving 3 oktober 1817, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, 31; Register houdende aantekening der bevindingen van commissarissen bij het nazien der beleenboeken van de inbrengers , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

40 andere plaatsen, grondig te doorzoeken. Deze controle had als doel om vast te stellen dat de inbrenger geen illegale panden in zijn huis had opgeslagen. 87 Bij de invoering van de nieuwe instructie voor de inbrengers van de Bank van Lening werd een nieuwe regeling betreffende het beleenboek van kracht. Vanaf dat moment werden de inbrengers verplicht om een registerboek aan te schaffen en dit zeer nauwkeurig in te vullen. Hierin werd ieder beleend pand geadministreerd. Dit boek werd regelmatig door het personeel van de Stadsbank van Lening gecontroleerd. Dit boek viel tevens onder geheimhoudingsplicht die de inbrenger in de eed had gezworen. Dit boek moest volgens artikel acht van het regelement in de eerste week van iedere maand ter controle ingeleverd worden bij de Stadsbank van Lening. 88 In een communiqué op 26 oktober 1824 aan de inbrengers delen de commissarissen van de Bank van Lening mede dat zij de gewenste dikte van hun nieuwe beleenboek voor half november moesten opgeven aan de boekverkopers Kramer en Zoon. Op dat moment werd het gebruik gemaakt van beleenboeken met een standaardopmaak, zodat deze gemakkelijker ingevuld en gecontroleerd konden worden. De regels die opgenomen waren in de instructie voor de inbrengers werden streng nageleefd door de Stadsbank van Lening. Dit blijkt uit de uitgebreide administratie die werd bijgehouden omtrent de bekeuringen van inbrengers. Zo werd op 1 januari 1829 inbrenger nummer drie voor zeven gulden beboet omdat zij haar verstande panden verkeerd had opgegeven. Niet alleen inbrengers werden beboet voor het niet volgen van de regels. Ook suppoosten en kassiers kregen bekeuringen voor hun fouten Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Register van de bekeuringen der inbrengsters , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 199; Instructie voor de inbrengers bij de groote stads bank van leening, te Amsterdam 1788, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Register van de bekeuringen der inbrengsters , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 199; Ordonnantie 26 oktober 1824, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

41 Afbeelding 2.1: Vijf perkamenten pandbriefjes uit de negentiende eeuw. Bron: Stadsarchief Amsterdam, Vijf perkamenten pandbriefjes uit de negentiende eeuw, ml (30 juni 2013) Het beleenboek van een inbrenger vormde de basis voor zijn of haar administratie. Een ander belangrijk onderdeel van de administratie was het pandbriefje (zie afbeelding 2.1.). De briefjes werden voorzien van naam en handtekening en bevatte een omschrijving van de panden en de desbetreffende bedragen. Dit briefje werd vervolgens overhandigd aan de lener en was het bewijs dat hij de eigenaar was van het pand en de lening. Op 3 oktober 1817 werd er door de Stadsbank van Lening te kennen gegeven dat iedere inbrenger voortaan gebruik moest maken van een standaard pandbriefje. De kennisgeving werd aan de inbrengers uitgereikt met een stapeltje voorgedrukte pandbriefjes. 90 Het beleenboek van een inbrenger werd dus elke maand gecontroleerd door de stadsbank van Lening. Dit werd bijgehouden in een speciaal aantekeningenboek. Zo kreeg inbrenger nummer 1, Maria Vallet op 15 april 1845 de aantekening goed, maar wel met een kanttekening dat zij duidelijker moest schrijven. De controle was zeer grondig. Zo werd inbrenger nummer 2, Grietje 90 Kennisgeving 3 oktober 1817, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

42 Blom, berispt dat zij haar nummer op de voorkant van haar beleenboek moest schrijven en dat lampen niet als weekpanden beleend konden worden. 91 De heer G. de Hoest op 13 april 1826 was maar een korte tijd actief als inbrenger voor de Stadsbank van Lening. Hij werd voor twintig gulden beboet omdat hij de panden te lang in huis had. Uiteindelijk werd hij op 5 december datzelfde jaar ontslagen omdat hij voor de tweede maal panden te lang had bewaard. Wilhelmina de Wit werd ook tweemaal vermaand omdat zij haar panden te lang in huis had. Dit was een ernstige overtreding aangezien Johanna Bakker, inbrenger nummer 6, in 1830 hiervoor een boete van tien gulden kreeg. Twee jaar later werd zij hier nogmaals voor beboet, maar ditmaal voor het bedrag van 25 gulden omdat zij verkeerde data in haar beleenboek had geschreven om dit te verbloemen. Netheid van het boek werd ook belangrijk geacht door de controleurs. Meerdere malen wordt er melding van gemaakt dat het beleenboek slordig is of netter kan. Inbrenger nummer 10, Hendrik Meijer werd op 4 april 1837 beboet omdat hij zijn beleenboek niet naar waarheid had ingevuld. Wanneer men meerdere malen niet goed werd bevonden tijdens dergelijke controles waren de consequenties te zien in dit boek. Johan Brandt, inbrenger 11, werd driemaal achter elkaar beboet voor tien gulden omdat hij zijn panden te lang in huis hield. Bij de vierde overtreding werd hij per direct ontslagen. 92 Een inbrenger kon door de controleurs beboet worden voor slordigheid, valsheid in geschriften, verkeerd belenen etc. Maar het was ook mogelijk dat een inbrenger werd bestraft met een verplichte sluiting van zijn zaak. Dit overkwam inbrenger nummer 18, Hendrik Stuijver, op 25 april Hij werd al een aantal malen hiervoor berispt dat zijn beleenboek slordig was en dat hij zijn panden te laat inleverde. Op 25 april 1829 werd hij hiervoor bestraft met een verplichte sluiting van twee maanden. In de jaren daarna werd hij nog enkele malen beboet voor overtredingen, op 5 juni 1838 was de maat vol en werd hij ontslagen. Enige mate van coulance is ook te bespeuren in de administratie. Zo werd Marretje brouwer, die inbrenger was op nummer 20, berispt over het feit dat de data niet correct waren ingevuld in haar beleenboek, maar werd niet beboet omdat zij ziek was geweest. 93 Gedurende de looptijd van de lening werd het pand opgeslagen bij de Bank van Lening op de Oudezijds Voorburgwal 300. Bij het afsluiten van het pandkrediet verkreeg de lener een pandbriefje met de waarde van de lening, de toestand van het pand en de datum van afsluiting. Bij aflossing van de lening werd het pand overhandigd aan de houder van het pandbriefje, de lening bij de Bank van Lening was immers niet persoonsgebonden. De pandbriefjes werden dan ook vaak opgesteld aan 91 Aanteekening Boek der bevinding van Heren Commissarissen bij het nazien der Beleenboeken van de Inbrengers en Inbrengsters, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Ibidem 93 Ibidem 41

43 toonder in plaats van de naam van de kredietnemer. Dit was belangrijk gezien één van de pijlers van de Bank van Lening geheimhouding was. 94 De voorwaarden van een pandlening bij de Bank van Lening stonden vast en waren inzichtelijk voor alle partijen. Zowel de bank, inbrengers als kredietnemers waren bekend met de condities en dienden zich hieraan te conformeren. Dat alle ordonnanties en regels niet tot op de letter werden nageleefd blijkt uit de verschillende ordonnanties die de importantie van voorgaande ordonnanties benadrukken. In een ordonnantie uitgeven door Bank van Lening op 31 juli 1799 stond dat de commissarissen hadden geconstateerd dat de inbrengers en inbrengsters nalatig waren in het inbrengen van panden. Ook constateerden zij dat sommige inbrengers in gebreke bleven om kleinere panden zoals linnen lakens, wollen kleding, goud, zilver en juwelen bij de Bank van Lening in te leveren. Zij werden in deze ordonnantie opgedragen om al hun panden in te brengen. Wanneer men hieraan niet voldeed kreeg men een boete opgelegd van twaalf stuivers voor ieder pand. Zij moesten hun Kyk-cedullen, ofwel hun beleenboek, iedere maandag om acht uur s-morgens inleveren, op straffe van zes stuivers. Beleners werden opgeroepen een inbrenger aan te geven bij de Bank van Lening wanneer zij hem ervan verdachten zich niet aan de afspraken te houden. 95 Zoals reeds besproken werden de inbrengers pas erkend na een strenge selectieprocedure, zodat alleen de meest geschikte mensen de functie bekleedden. Het eigen kapitaal dat werd inbracht was fors zodat niet iedereen zomaar in staat was om inbrenger te worden. Dit zorgde voor een goede vertrouwenspositie tegenover de potentiele klanten. De gang naar de stoep der schande werd volgens Emeis maar al te graag vermeden. Dit strookt ook met de bevindingen van Collins et al. in Portfolios of the Poor de lener moest het vertrouwen hebben dat de afspraken daadwerkelijk werden nageleefd en dat hij niet het slachtoffer werd van woeker of andere slechte praktijken. 96 Het bedrijf van de inbrengers werd in de loop van de zeventiende tot de negentiende eeuw steeds betere gereguleerd. De Commissarissen van de Bank van Lening hielden scherp toezicht op de inbrengers en hun administratie en traden hard op wanneer zij een overtreding begingen. De Bank van Lening werd geëxploiteerd door de stad Amsterdam, waardoor het stadsbestuur garant stond voor eventuele schade die de opgeslagen panden ondervonden wanneer de Bank onverhoopt dit niet kon dekken. De Bank stond op haar beurt garant voor financiële schade die leners ondervonden door toedoen van haar inbrengers. Waarschijnlijk werd eventuele schade betaald door de Bank met de borgsom die de betreffende inbrenger had ingelegd met zijn of haar aanstelling, echter concreet bewijs hiervoor is in het archief van de Bank van Lening niet terug te vinden. De inbrengers waren betrouwbaar doordat zij onder directe controle van de Bank vielen. Tevens waren de inbrengers 94 Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet, Ordonnantie 31 juli 1799, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren,

44 mensen die in de wijk woonden en die iedereen kenden, men zou sneller geneigd zijn geweest om een pandlening af te sluiten bij een bekende inbrenger dan bij een vreemde achter de toonbank van de beleenbank op de Oudezijds Voorburgwal. Het pandkrediet voldeed aan het criterium betrouwbaarheid zoals opgesteld door Collins et al. waardoor het gemakkelijk en betrouwbaar was voor een Amsterdammer om een lening af te sluiten. De volgende paragraaf bevat een analyse over de flexibiliteit van het pandkrediet dat werd aangeboden door de Amsterdamse inbrengers Flexibiliteit In een resolutie van 1 maart 1663 werden de inbrengers gesommeerd om iedere week, of wanneer zij 25 panden hadden verkregen, de panden om acht uur s-morgens of twee uur s-middags bij de bank in te brengen. Deze resolutie werd tevens bekend gemaakt aan de leners zodat zij hun inbrengster konden houden aan deze afspraak. Dit veranderde echter in de nieuwe instructie voor de inbrengers op 27 mei In de nieuwe instructie verviel de inbrengtijd in de middag en kon men alleen nog om acht uur in de morgen panden inbrengen. Tevens werden zij verplicht om de door hen beleende panden binnen 24 uur bij de bank in te brengen en niet meer dan dertig panden tegelijkertijd te belenen. 98 Het blijkt uit de administratie van de bank van lening dat het niet werd gewaardeerd wanneer een inbrenger veel weekpanden had. Weekpanden waren panden die slechts voor enkele dagen beleend werden. Dit had te maken met de geringe opbrengst in verhouding met de administratie. Weekpanden brachten veel administratie met zich mee. Daarom werden er in 1762 in Dordrecht door de commissarissen van de bank besloten om de weekpanden die werden ingebracht niet meer per stuk te administreren, maar dit per partij te doen. Er werden per partij een lijst bijgehouden welke panden er beleend en gelost waren. 99 De stagnatie van handel en bedrijf in de Bataafse tijd zorgde voor een toename in armoede. De verarming zorgde voor een behoefte aan een instelling waar men panden van geringe waarden kon belenen. Panden met een waarde van onder de één gulden werden niet aangenomen door de Bank van Lening, waarschijnlijk omdat zij niet ingericht waren voor een dergelijk grote massa kleine panden. De rente en administratiekosten zouden ook een aanzienlijk percentage van de totale lening op kleine panden worden dat dit niet veel verschilde van de woekerrentes van de particuliere pandjeshuizen. In 1812 bepaalden de Commissarissen dat particulieren niet meer zelf panden ter 97 Collins, Portfolios of the Poor, Jansen, Geschiedenis van de stads bank van lening te Amsterdam , 41; Generale Ordonnantie en instructie voor de gesworen inbrengers en inbrengsters van de Bank van Leeningen, BVL, SAA, toegangsnr. 368.B, inv.nr. 13, folionr Aanteekening Boek der bevinding van Heren Commissarissen bij het nazien der Beleenboeken van de Inbrengers en Inbrengsters, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 161; Maassen, Tussen commercieel en sociaal krediet,

45 belening in de grote bank mochten aanbieden. Zij werden voortaan verplicht om dit via de inbrengers te doen. 100 Na 1812 werd het voor leners verplicht om van de diensten van de inbrengers gebruik te maken. Dit betekende dat de kosten van een pandlening omhoog gingen. Dit kwam de flexibiliteit van het aangeboden pandkrediet door de Bank van Lening niet ten goede, het was niet langer mogelijk om de kosten van het inbrengerstarief te besparen door zelf naar de bank te gaan en een lening aan te gaan. De flexibiliteit werd echter wel vergroot door de flexibele opstelling van de inbrengers wat betreft het achteropgeld, openingstijden en bereikbaarheid. Het laatste criterium dat werd opgesteld door Collins et al. is structuur, de volgende paragraaf zal nagaan in hoeverre de inbrengers structuur gaven aan het pandkrediet als financieel instrument Structuur Door het ontbreken van terugbetalingsschema s en bezoeken van bankbeambten aan de leners voldeed het pandkrediet dat werd aangeboden door Bank van Lening middels de inbrengers niet aan het criterium structuur zoals opgesteld door Collins et al. De diensten die werden aangeboden door de inbrengers brengen geen extra structuur aan de pandlening of de terugbetaling hiervan. Gezien het waarschijnlijk was dat zij elkaar kenden is het niet ondenkbaar dat inbrengers leners eropaan spraken dat hun lening terugbetaald moest worden. Dit zou meer structuur aan het pandkrediet gegeven hebben, echter is hier echter niets over terug te vinden in het archief van de Bank van Lening. Nader onderzoek naar dagboeken of andere egodocumenten van inbrengers zouden hierop licht kunnen werpen. 102 Wanneer geconcludeerd kan worden dat er veel gebruik werd gemaakt van de diensten van inbrengers aangezien zij betrouwbaar en flexibel waren in hun dienstverlening en hun product gemakkelijk te bereiken, hoeveel werd er daadwerkelijk gebruik van gemaakt halverwege de negentiende eeuw? In hoofdstuk drie zal worden ingegaan op de aantallen panden die werden behandeld door de inbrengers van de Bank van Lening in Amsterdam. 100 Emeis, Leentjebuur en pandverbeuren, 26, Collins, Portfolios of the Poor, Ibidem 44

46 3. Inbrengers: Onmisbare instrumenten De diensten die werden aangeboden door de vijftigtal inbrengers zoals deze omschreven zijn in hoofdstuk 2 lijken de drempels weg te nemen voor het gebruik van pandkrediet voor de inwoners van Amsterdam. Dit onderzoek gaat na of er veel gebruik werd gemaakt van de diensten van de inbrengers. De beleenboeken en pandbriefjes die gepaard gingen bij deze transacties zijn grotendeels verloren gegaan. Het archief van de Bank van Lening bevatte echter wel een aantal registers dat inzicht bieden in het aantal leningen. Het betreft hier een Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon uit het jaar Dit register bevat gedetailleerde informatie over het aantal ingebrachte en geloste panden en weekpanden en het loon van de vijftig inbrengers in Amsterdam in Het aantal en grootte van de leningen dat iedere inbrenger verleende word hierin vermeld. Het register werd bijgehouden door de Bank van Lening om de administratie van hun inbrengers te kunnen controleren. Een ander archiefstuk is het register houdende aantekeningen van de jaarlijkse opnemingen der panden bij de inbrengers beleend in de periode Hierin werd door een medewerker van de Bank van Lening bijgehouden hoeveel panden de inbrengers inbrachten en losten. Jammer genoeg is dit register minder gedetailleerd dan het register uit het jaar 1842, maar het biedt ons een zeldzame kijk in de hoeveelheden pandleningen die werden verstrekt door de inbrengers Gebruik pandkrediet in Deneweth, Gelderblom en Jonker constateerden een groeiende vraag naar (pand)leningen in de Republiek in de periode 1825 tot Deze groei relateerden zij direct aan de groei van de bevolking. In Grafiek 3.1. is te zien dat het aantal leningen verdubbelden in de periode 1830 tot Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 170; Register houdende aantekening van de jaarlijkse opnemingen der panden bij de inbrengers beleend , BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6. 45

47 Aantal panden Grafiek 3.1: Totaal jaarlijkse leningen in guldens bij publieke en private leenbanken in Nederland (linkeras) en de waarde per hoofd van de bevolking (rechteras), Bron: Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 6,27. De groeiende vraag naar leningen in de periode 1830 tot 1895 was ook merkbaar bij de Bank van Lening in Amsterdam. Hoewel aantallen na 1853 niet bekend zijn, biedt het Register der namen van de inbrenger, der bij hen beleende geloste panden en van het loon inzicht in de aantallen door de inbrengers behandelde panden. Er is een overeenkomst tussen beide grafieken te zien in de ontwikkeling van het aantal leningen. De aantallen stijgen sterk tot het jaar 1847, daarna is er een daling op te merken. Grafiek 3.2: Aantal door inbrengers behandelde panden en weekpanden in Amsterdam van 1835 tot Totaal inbrengers behandelde panden Weekpanden Jaren Bron: Register der namen van de inbrengers, der bij hen beleende en geloste panden en van het loon, Archief van de Bank van Leening, Stadsarchief Amsterdam, Toegangsnummer 368, inventarisnummer

48 De panden die werden ingebracht door de inbrengers in de negentiende eeuw waren onderverdeeld in een zevental segmenten. De inbrenger kreeg een commissie op basis van de waarde van het ingebrachte pand (zie Tabel 2.1.). Grafiek 3.3: Aantal panden behandeld door inbrengers in Amsterdam in het jaar 1842 onverdeeld in waarde segmenten (Totaal aantal panden: ) % % % 780 0% 431 0% Prijssegmenten % % 1-2,5 2, > 100 Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Het totaal aantal panden dat werd behandeld door de 41 actieve inbrengers in Amsterdam in het jaar 1842 was Als dit vergeleken wordt met het aantal inwoners van ongeveer in deze tijd blijkt dat iedere persoon tweemaal per jaar een pand inbracht met behulp van een inbrenger. Volgens Deneweth, Gelderblom en Jonker waren in het begin van de negentiende eeuw ongeveer een derde van de 180 duizend inwoners van Amsterdam afhankelijk van leningen bij pandjeshuizen door het gebrek aan bezittingen die meer dan één gulden waard waren. Gezien de ondergrens van één gulden die werd gehanteerd door de Bank van Lening was het mogelijke totaal aantal klanten ongeveer inwoners, waardoor het aantal keer dat een persoon de gang naar een inbrenger of de Bank maakte eerder richting de 3,5 keer per jaar gezocht moet worden. In paragraaf 2 van hoofdstuk 3 zal het aantal pandleningen per wijk worden onderzocht. 105 Uit bovenstaande grafiek 3.3. blijkt dat 94% van het totaal ingebrachte panden een waarde had dat lager was dan tien gulden. Meer dan de helft (55%) van het totale aantal ingebrachte panden hadden een waarde tussen de één en tweeënhalve gulden. Hieruit blijkt dat de corebusiness van de 105 Deneweth, Gelderblom en Jonker, Microfinance and the decline of poverty, 7; J.P.B. Jonker, Merchants, Bankers, Middlemen. The Amsterdam Money Market during the First Half of the 19the Century (Amsterdam) 47

49 inbrengers halverwege de negentiende eeuw het verstrekken van kleine leningen was. Grotere leningen met een waarde boven de tien gulden was een gering onderdeel van de totale bedrijfsvoering van een inbrenger. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het geld dat met deze leningen verkregen werd niet werd gebruikt voor grotere uitgaven zoals het opstarten van een eigen zaak of het financieren van een opleiding, hiervoor zijn de geleende bedragen te klein. De bedragen die werden geleend werden dus aangewend om kleinere uitgaven te doen. Dit waren de dagelijkse voorzieningen zoals voedsel en onderdak. Toch kan men voorstellen dat het pandkrediet gebruikt werd om bijvoorbeeld in combinatie met geld dat op andere manieren is verworven, zoals sparen, lening van familie, buren of vrienden of andersoortige leningen, om een grote uitgave te doen. Het grote aantal weekpanden (zie Grafiek 3.2.) lijkt dit echter tegen te spreken. De maximale looptijd van een pandlening is tevens een argument tegen het gebruik van de lening om grotere uitgaven te doen. Grotere bedragen waren moeilijk te vergaren, waardoor lenen noodzakelijk werd, maar het duurde ook lang om het bedrag terug te betalen. Vele huishoudens waren niet in staat om binnen de looptijd van één jaar en zes weken het complete bedrag, inclusief rente terug te betalen. Een andere vorm van lening waarvan de looptijd langer was lijkt een betere keuze voor dergelijke uitgaven. Om te onderzoeken of pandkrediet ook voor grotere uitgaven gebruikt werd dient er gekeken te worden naar de totale waarde van de leningen per segment. 106 Het totaal aantal panden met een waarde boven de 24 gulden was , een percentage van 2,37% ten opzichte van het totaal aantal panden van Dit was een zeer laag percentage waaruit opgemaakt kan worden dat de mensen die gebruik maakten van pandkrediet weinig of geen panden met een hoge waarde bezaten of dat zij niet bereid waren om dergelijke waardevolle panden als onderpand voor een lening te gebruiken, hebben toegang tot andere kredietvormen of hebben andere mogelijkheden om een lening te nemen. 106 Tijdschrift voor sociale geschiedenis, 1976, 5, p

50 Tabel 3.1: Minimale, maximale en gemiddelde waarde per segment in het jaar 1842 Aantal panden Segmenten (guldens) Minimale waarde (guldens Maximale waarde (guldens) Gemiddelde waarde (guldens) Procentueel (gemiddelde waarde) , ,19% , ,53% ,12% ,06% ,80% ,97% 431 > ,33% Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr De totale waarde van de beleningen vertellen echter een ander verhaal. Uit onderstaande tabel is af te lezen dat, het eerste segment (1 tot 2,5 gulden) 55 procent van het totale aantal opmaakte, zijn het de panden uit het tweede segment (2,5 tot 10 gulden) die de grootste waarde representeerden. Hieruit blijkt dat 64,72 procent van de totaal geleende som geld door de Bank van Lening in 1842 bestond uit bedragen van onder de tien gulden. Dit maakt het onwaarschijnlijker dat het pandkrediet gebruikt werd voor het financieren van grotere uitgaven. Hoewel de kans dat het krediet dat werd verkregen werd gebruikt voor grote uitgaven met deze informatie kleiner is geworden, is het niet ondenkbaar dat deze leningen alsnog gebruikt werden voor dergelijke doeleinden. De registers geven geen inzicht in het doel van de geleende som. Het enige inzicht dat gegeven kan worden is een enquête die werd gehouden door de Bank van Lening in Amsterdam in Er werd aan achttienduizend klanten gevraagd waar zij de geleende som voor gingen gebruiken Emeis, Leentjebuur en Pandverbeuren,

51 Tabel 3.2: Resultaten van enquête over doeleinde geleende som (1952) Percentage van totaal Doel van geleende som 30% Huishoudgeld (door daling inkomsten, werkloosheid of extra uitgaven) 21% Aankoop van kleding, schoeisel, huishoudelijk artikelen, brandstof, etc. 21% Belasting, huur, schulden of buitengewone reparatie 13% Handelsgeld of aankoop bedrijfsmaterialen 8% Kosten van ziekte of bevalling 2% Kosten voor vakantie of ontspanning 5% Diversen Bron: Emeis, Leentjebuur en Pandverbeuren, 73. Er kunnen echter geen conclusies worden verbonden aan bovenstaande tabel aangezien het resultaten zijn van een enquête van ongeveer een eeuw later. Toch geeft het een globaal beeld waaraan huishoudens hun geleende bedrag aan besteedde. De bovenstaande tabel toont aan dat het overgrote deel van de respondenten het bedrag dat verkregen was voor het onderpand besteedde aan de dagelijkse voorzieningen zoals huishoudgeld (voedsel), en de aankoop van kleding. 108 Een bekend hedendaags vooroordeel over het lenen in ruil voor onderpand is dat de lener vrijwel nooit terugkomt om zijn lening af te lossen en hierdoor zijn pand terugkrijgt. Uit het archief van de Stadsbank van Lening blijkt echter dat dit geenszins het geval was rond het midden van de negentiende eeuw. In bovenstaande grafiek is te zien dat ruim 91 procent van alle leningen werden terugbetaald. Er moet echter wel een kanttekening geplaatst worden bij de data van de onderstaande Grafiek Er kan niet opgemaakt worden wanneer de panden die gelost worden beleend werden, dit kan variëren van een paar dagen tot de maximale leentermijn van één jaar en zes weken. De percentages zijn dus niet geheel zuiver, gezien een groot deel van de geloste panden in het jaar 1841 beleend zijn. De data voor een accurater percentage ontbreekt echter Emeis, Leentjebuur en Pandverbeuren, Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr.368, inv.nr. 170; Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1843, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

52 1-2,5 2, > 100 Aantal panden Grafiek 3.4: Aantal ingebrachte en geloste panden door inbrengers in Amsterdam in het jaar 1842 onderverdeeld in waardensegmenten. (Totaal aantal ingebrachte panden: ) ingeloste panden: ) Ingebrachte panden Geloste panden 0 Prijssegmenten Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr De aantallen door de inbrengers ingebrachte en geloste panden in het jaar 1843 zijn echter wel bekend. Deze aantallen zijn in het register echter niet gespecificeerd in prijssegmenten zoals in het registers van Er kan echter wel een beeld geschetst worden door dezelfde procentuele verdeling van waardensegmenten van het jaar 1842 te gebruiken. Het totaal aantal ingeloste panden uit 1843 was , wanneer de percentages van 1842 gebruikt worden kan dit aantal in prijssegmenten worden onderverdeeld. 110 Tabel 3.3: Aantal geloste panden in 1843 onderverdeeld in waardensegmenten gebaseerd op percentages uit het jaar Segmenten (guldens) Ingebrachte panden 1842 Percentage 1842 Geloste panden 1843* 1 2, ,29% , ,09% ,18% ,65% ,51% ,18% Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1843, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr

53 1-2,5 2, > 100 Aantal panden > ,09% 354 Totalen % *) Aantallen prijssegmenten op basis van het percentage van 1842 (Geloste panden 1843: ) Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 170; Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1843, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Bovenstaande tabel schetst een beeld van de verdeling over de waardensegmenten van de door de inbrengers geloste panden in Wanneer het aantal ingebrachte panden uit 1842 naast het aantal geloste panden in het jaar 1843 gezet wordt resulteert dit in onderstaande Grafiek Grafiek 3.5: Aantallen door inbrengers ingebrachte panden in 1842 en geloste panden in 1843 onderverdeeld in waardensegmenten (Totaal ingebrachte panden 1842: , ingeloste panden 1843: ) Ingebrachte panden 1842 Geloste Panden Prijssegmenten Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr. 170; Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1843, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr De bovenstaande grafiek 3.5. toont percentages die enigszins afwijken van de eerder gevonden percentages. De vergelijking van de ingebrachte panden in 1842 en de geloste panden in 1843 tonen dat gemiddeld ruim 88 procent van alle leningen werden terugbetaald. Deze conclusie is gebaseerd op de aanname dat alle panden uit 1842 een jaar later gelost werden, dit is echter niet een juiste representatie van de werkelijkheid. De looptijden van de leningen waren flexibel met een maximale looptijd van een jaar en 6 weken. Wel kunnen we concluderen dat bijna alle leningen die werden 52

54 aangegaan in 1842 in het jaar 1843 afliepen. Het percentage geloste panden ligt dus tussen de 88 en 91 procent. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deze leningen werden aangegaan voor een korte termijn en dat het geen laatste financieel redmiddel was, maar een hulpmiddel in het reguleren van de kaststromen. De leningen werden relatief snel terugbetaald en het onderpand werd teruggegeven. Tevens blijkt er weinig verschil te zitten tussen de verschillende prijssegmenten van de panden. De panden met een waarde tussen één en tweeënhalve gulden werden procentueel evenveel afgelost als panden met een waarde tot honderd gulden. Er is een kleine afwijking te bemerking in de panden boven de honderd gulden, hiervan wordt 85% procent uiteindelijk terugbetaald. Dit is waarschijnlijk te verklaren door de aard van de lening. Wanneer iemand een lening aanging boven de honderd gulden, werd het bedrag waarschijnlijk niet gebruikt voor de dagelijkse behoefte, een dergelijk groot bedrag was immers genoeg om een gemiddeld huishouden voor meerdere maanden te onderhouden. Het is aannemelijk dat grotere bedragen daarom werden gebruikt voor grotere uitgaven zoals het openen van een eigen winkel, of het starten van een opleiding. Deze geïnvesteerde bedragen werden niet binnen een jaar terugverdiend waardoor de lening niet op tijd kon worden afbetaald. Tabel 3.4: Percentage weekpanden ten opzichte van het totaal aantal panden behandeld door inbrengers in Amsterdam in 1842 onverdeeld in waarde segmenten. Segmenten (guldens) Aantal panden Aantal weekpanden Percentage weekpanden 1 2, ,43% 2, ,24% ,23% ,57% ,28% ,05% > ,87% Totalen ,04% Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Grafiek 3.4 toonde dat 94% van alle leningen een waarde van lager dan tien gulden hadden en in grafiek 3.5. was te zien dat 90% werd terugbetaald. De leningen werden ook snel afgelost om hogere rentes te voorkomen. Tabel 3.2. laat de percentages weekpanden zien onderverdeeld in segmenten. Het percentage weekpanden bedraagt wel 37,04% van het totaal aantal panden. Hieruit blijkt dat de 53

55 leningen niet alleen klein waren en vrijwel altijd gelost werden, maar dat zij ook nog eens in 37% van de gevallen binnen tien dagen (de looptijd van een weekpand) werden afgelost Gebruik pandkrediet per wijk Zoals tabel 3.1. aangaf werd er veel gebruik gemaakt van het pandkrediet dat werd aangeboden door de inbrengers, echter waren de inbrengers voor iedere Amsterdammer goed bereikbaar? Tevens zal dit onderzoek inzicht trachtten te verschaffen of sommige wijken meer gebruikt maakten van pandkrediet dan andere wijken. Er zal daarom onderzocht worden of de wijken die Amsterdam kende halverwege de negentiende eeuw verschillen ten opzichte van elkaar wat betreft het gebruik van pandkrediet. Kaart 3.1: Buurt- en wijkindeling Amsterdam in Bron: Sociaal-historische bronnen Amsterdam 1795-nu, Buurt- en wijkindeling Amsterdam in 1850 (versie 23 december 2012), (22 juni 2013). Op de bovenstaande kaart staat de buurt- en wijkindeling zoals deze was in In dit onderzoek zullen Noord-West (WW), West (XX), Zuid (YY) en Oost (ZZ) buiten beschouwing worden gelaten omdat deze buurten buiten de Singelgracht en de stadswal liggen. Dit zal de conclusies van het onderzoek weinig beïnvloeden, zeker gezien het feit dat er ook personen buiten de stad Amsterdam 54

56 pandleningen afsloten. Tevens waren deze buurten tot aan het einde van de negentiende eeuw dunbevolkt. De wijknamen voor deze buurten worden pas na 1900 in officiële publicaties over de stad Amsterdam gebruikt. Aangezien in de wijk Westelijke eilanden geen inbrengersplaatsen waren wordt deze verdeeld onder de twee andere wijken. In de buurten TT, UU en VV waren ook geen inbrengersplaatsen. Er is gekozen om op basis van de dichtstbijzijnde inbrengersplaats deze buurten onderdeel te maken van andere wijken, daarom wordt de buurt TT onderdeel van Grachten-Noord en de buurten UU en VV onderdeel van de Jordaan-Noord. Op deze manier kan er op wijkniveau gekeken worden naar de aantallen panden die de inbrengers behandelden. Grafiek 3.6: Aantal panden behandeld door inbrengers in Amsterdam in het jaar 1842 onderverdeeld in de wijken. (Totaal aantal panden: ) % % % Centrum-Noord Centrum-Zuid Grachten-Noord % % Grachten-Zuid Jodenbuurt Jordaan-Noord % % % Jordaan-Zuid Nieuwmarkt Oostelijke Eilanden % % Plantage-Weesper Bron: Tabellarisch register van de beleningen en lossingen bij de inbrengers en van het loon 1842, BVL, SAA, toegangsnr. 368, inv.nr Bovenstaande grafiek toont de verdeling van de panden die in 1842 door de inbrengers behandeld werden over de verschillende Amsterdamse wijken. In de Oostelijke Eilanden wordt vijf procent van de panden behandeld, dit is te verklaren door het feit dat de wijk een buitenwijk is en de bevolkingsdichtheid minder groot is dan in het centrum van de stad. Opmerking is het lage percentage van de wijk Grachten-Noord. De grachtengordel ligt in het centrum van Amsterdam en er wonen meer dan 26 duizend mensen. Het is echter veilig aan te nemen dat dit lage percentage te verklaren is doordat de wijk bewoond wordt door rijke Amsterdammers die niet genoodzaakt waren 55

Het crowdfunding platform voor. professionals. Hypotheek

Het crowdfunding platform voor. professionals. Hypotheek Het crowdfunding platform voor professionals Hypotheek Index De lening balie is geopend 03 Meer mogelijkheden met een lening via Purple24 04 Kom ik in aanmerking voor een lening 05 Hoe kan ik mijn pand

Nadere informatie

Prospectus persoonlijke en sociale lening

Prospectus persoonlijke en sociale lening Prospectus persoonlijke en sociale lening 1. Algemeen In deze prospectus leest u hoe de persoonlijke en de sociale lening van Kredietbank Nederland werkt. Kredietbank Nederland is gevestigd aan de Gardeniersweg

Nadere informatie

Afbetaling Aflossing Aflossingsvrije lening Beleggingskrediet BKR of Bureau Kredietregistratie Consumptief krediet Creditcard

Afbetaling Aflossing Aflossingsvrije lening Beleggingskrediet BKR of Bureau Kredietregistratie Consumptief krediet Creditcard Begrippenlijst A-Z Afbetaling Als u iets op afbetaling koopt, krijgt u uw aankoop direct mee. Vervolgens betaalt u het aankoopbedrag in termijnen terug. U wordt pas officieel eigenaar van uw aankoop zodra

Nadere informatie

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten.

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten. Prospectus sociale lening Algemeen In deze prospectus geven wij u inzicht in de werkwijze van de Stadsbank Oost Nederland bij het verstrekken van sociale leningen. De Stadsbank Oost Nederland is aangesloten

Nadere informatie

Van Tol Financial service is een financieel dienstverlener in Barendrecht. Ik adviseer, bemiddel en bied (meestal op verzoek,

Van Tol Financial service is een financieel dienstverlener in Barendrecht. Ik adviseer, bemiddel en bied (meestal op verzoek, Wie zijn wij? Van Tol Financial service is een financieel dienstverlener in Barendrecht. Ik adviseer, bemiddel en bied (meestal op verzoek, maar ook uit eigen beweging) nazorg op het gebied van financiële

Nadere informatie

Nummer Toegang: 68 Inventaris van het archief van de commissarissen over de bank van lening te Delft,

Nummer Toegang: 68 Inventaris van het archief van de commissarissen over de bank van lening te Delft, Nummer Toegang: 68 Inventaris van het archief van de commissarissen over de bank van lening te Delft, 1676-1923 Archief Delft 68 Commissarissen Bank van Lening 3 I N H O U D S O P G A V E Inhoudsopgave

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 15 maart 2010 Betreft Kamervragen Kruidvat

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 15 maart 2010 Betreft Kamervragen Kruidvat > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag FM/2010/3544 U Uw brief (kenmerk) 2010Z03508 2010Z03659 Datum 15 maart

Nadere informatie

Obligatielening II Windpark De Kookepan

Obligatielening II Windpark De Kookepan Belangrijkste informatie over de belegging Obligatielening II Windpark De Kookepan van Duurzame Energie Coöperatie Leudal U.A. Dit document is opgesteld op 19-mrt-2019 Dit document helpt u de risico s,

Nadere informatie

Amsterdam, 3 oktober 2006. Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 3 oktober 2006 hebben besloten:

Amsterdam, 3 oktober 2006. Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 3 oktober 2006 hebben besloten: Reglement. Nr. 75 Vaststelling nieuw reglement van de Stadsbank van Lening. Amsterdam, 3 oktober 2006 Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa

Nadere informatie

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten.

De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale leningen zonder gebruik te maken van bemiddelaars of gevolmachtigde agenten. Prospectus sociale lening Algemeen In deze prospectus geven wij u inzicht in de werkwijze van de Stadsbank Oost Nederland bij het verstrekken van sociale leningen. De Stadsbank Oost Nederland is aangesloten

Nadere informatie

Prospectus sociale lening

Prospectus sociale lening Prospectus sociale lening Algemeen In deze prospectus krijgt u inzicht in de werkwijze van de Stadsbank Oost Nederland bij het verstrekken van sociale leningen. De Stadsbank Oost Nederland verstrekt sociale

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa Handelsdebiteuren 1.624

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e DEEL C ARMOEDE 1 Het b e g r i p a r m o e d e I n l e i d i n g Dit deel is enigszins afwijkend van de voorgaande twee, in die zin dat het intellectuele debat over armoede en de oorzaken daarvan niet

Nadere informatie

Dienstenwijzer. Wij informeren u over het volgende:

Dienstenwijzer. Wij informeren u over het volgende: Dienstenwijzer Ons kantoor heeft zich gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien hoe onze werkwijze is. Daarin staat u als klant centraal. In deze dienstenwijzer treft u een

Nadere informatie

Conform uw verzoek heb ik dit standpunt toegelicht in een aparte bijlage.

Conform uw verzoek heb ik dit standpunt toegelicht in een aparte bijlage. Grondontwikkeling Nederland B.V. t.a.v de heer S.R Kooij Robijnstraat 48 1812 RB Alkmaar Datum 23 oktober 2013 Onze ref 20130001 Inzake Grondontwikkeling Nederland B.V. - Wft M. Kupperman, advocaat T +31

Nadere informatie

BEGRIPPENLIJST BIERCONTRACTEN

BEGRIPPENLIJST BIERCONTRACTEN BEGRIPPENLIJST BIERCONTRACTEN Dit document bevat een lijst van begrippen zoals u die kunt tegenkomen in de verschillende contracten en uitingen van de brouwerijen richting horecaondernemers. Omwille van

Nadere informatie

Machiel van Dijk Financiële planning en advies. Voorbeeld financieel plan light

Machiel van Dijk Financiële planning en advies. Voorbeeld financieel plan light Machiel van Dijk Financiële planning en advies Voorbeeld financieel plan light 23 mei 2018 1 Inleiding Dit rapport geeft een overzicht van uw huidige en toekomstige inkomsten, uitgaven en vermogensontwikkeling.

Nadere informatie

Praktische opdracht Geschiedenis Rolverdeling in het gezin

Praktische opdracht Geschiedenis Rolverdeling in het gezin Praktische opdracht Geschiedenis Rolverdeling in het gezin Praktische-opdracht door een scholier 2111 woorden 7 februari 2003 7,7 39 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Inleiding: Dit hoofdstuk gaat over

Nadere informatie

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst) L 203/2 VERORDENINGEN GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1108 VAN DE COMMISSIE van 7 mei 2018 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen

Nadere informatie

Informatieblad Credivance - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET]

Informatieblad Credivance - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET] Informatieblad Credivance - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET] 1. Identiteit en contactgegevens van de kredietgever Kredietgever Adres Telefoonnummer E-mailadres Website Kosterijland

Nadere informatie

1 Balans per 31 december 2013 (ná verwerking voorstel resultaatbestemming) ACTIVA

1 Balans per 31 december 2013 (ná verwerking voorstel resultaatbestemming) ACTIVA Stichting Modus te Drunen 1 Balans per 31 december 2013 (ná verwerking voorstel resultaatbestemming) ACTIVA Vlottende activa 31 december 2013 31 december 2012 Vorderingen overige vorderingen en overlopende

Nadere informatie

Zakelijk krediet. Een financiering die past bij uw plannen

Zakelijk krediet. Een financiering die past bij uw plannen Zakelijk krediet 1 Zakelijk krediet. Een financiering die past bij uw plannen In deze algemene brochure leest u wat de twee belangrijkste zakelijke kredieten van ABN AMRO zijn, en wat de kenmerken en risico

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-190 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris) Klacht ontvangen op : 15 mei 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Kedin Consumenten Financieringen B.V. Coolsingel AG Rotterdam

Kedin Consumenten Financieringen B.V. Coolsingel AG Rotterdam [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET] 1. Identiteit en contactgegevens van de kredietgever Kredietgever Adres E-mailadres Website info@kedin.nl www.kedin.nl Kredietbemiddelaar Adres

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Persoonlijke Lening van de Rabobank 2010

Algemene voorwaarden Persoonlijke Lening van de Rabobank 2010 1/7 Algemene voorwaarden Persoonlijke Lening van de Rabobank 2010 1. Begrippen In de kredietovereenkomst en in de algemene voorwaarden worden de volgende begrippen gehanteerd. Kredietnemer Kredietgever

Nadere informatie

Informatieblad Alpha Credit Nederland - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET]

Informatieblad Alpha Credit Nederland - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET] Informatieblad Alpha Credit Nederland - DK [EUROPESE STANDAARDINFORMATIE INZAKE CONSUMENTENKREDIET] 1. Identiteit en contactgegevens van de kredietgever Kredietgever Adres Telefoonnummer E-mailadres Website

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. TITEL Verstrekking werkkapitaal aan Kredietbank Nederland

RAADSVOORSTEL. TITEL Verstrekking werkkapitaal aan Kredietbank Nederland RAADSVOORSTEL Van : Burgemeester en Wethouders Reg.nr. : 4355488 Aan : Gemeenteraad Datum : 11 november 2013 Portefeuillehouder : Wethouder C.J.M. van Eijk Agendapunt : B&W-vergadering : De Ronde : Agenda

Nadere informatie

CITROËN AUTOFINANCIERING

CITROËN AUTOFINANCIERING CITROËN AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG CITROËN FINANCIAL SERVICES HELPT U GRAAG OP WEG U wilt een nieuwe auto, maar u kunt uw aankoop niet in één keer bekostigen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële

Nadere informatie

Prospectus Sociaal Krediet 2014

Prospectus Sociaal Krediet 2014 5 informatie Prospectus Sociaal Krediet 2014 Algemeen De prospectus Sociaal Krediet geeft u inzicht in de werkwijze van de gemeente Zwolle bij het verstrekken van een persoonlijke lening.. Persoonlijke

Nadere informatie

Wij zijn VDZ. Onze boodschap is helder: niemand regelt je geldzaken. beter dan wij. Dat is niet arrogant bedoeld, maar het uitgangspunt

Wij zijn VDZ. Onze boodschap is helder: niemand regelt je geldzaken. beter dan wij. Dat is niet arrogant bedoeld, maar het uitgangspunt Wij zijn VDZ. Onze boodschap is helder: niemand regelt je geldzaken beter dan wij. Dat is niet arrogant bedoeld, maar het uitgangspunt van onze dienstverlening. Deze tijd vraagt om transparantie. Wij regelen

Nadere informatie

1. Object van deze overeenkomst.

1. Object van deze overeenkomst. ALGEMENE VOORWAARDEN van De Verhuurschuur Administratie adres :Beatrixstraat 13 5451ZB Mill Uitgifte en retourneer adres : Houtzagerijstraat 23 5451ZH Mill 1. Object van deze overeenkomst. Deze voorwaarden

Nadere informatie

De heer B.E.T. Aaltermijn Meerssenderwg JH Valkenburg Lb. Geachte heer Aaltermijn,

De heer B.E.T. Aaltermijn Meerssenderwg JH Valkenburg Lb. Geachte heer Aaltermijn, De heer B.E.T. Aaltermijn Meerssenderwg 4 6301 JH Valkenburg Lb SNS Bank Postbus 8584 3503 RN UTRECHT T 030 219 88 00 Onze referentie 10156713/02 Datum 21 juni 2016 Onderwerp Acceptatiebevestiging Geachte

Nadere informatie

Alle vrijheid van de wereld

Alle vrijheid van de wereld Lenen Alle vrijheid van de wereld Lenen Geld lenen is vandaag de dag heel vanzelfsprekend. Voor een auto of nieuwe caravan wordt vaak een lening afgesloten. Ook onvoorziene uitgaven zoals de vervanging

Nadere informatie

Leningen en kasstromen

Leningen en kasstromen 2015 Leningen en kasstromen Onderzoek ikv artikel 213a van de gemeentewet Otto Mekel JS Consultancy 9/21/2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Onderzoeksvragen...

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL MET BESLUIT

RAADSVOORSTEL MET BESLUIT RAADSVOORSTEL MET BESLUIT Raadsvergadering : 8 april 2019 Agendapunt : Onderwerp : Verzilverlening Portefeuillehouder : Libbe de Vries Beetsterzwaag, 5 maart 2019 Voorstel 1. De verordening Verordening

Nadere informatie

De 15 valkuilen om voor op te passen bij het aangaan van een lening of krediet!

De 15 valkuilen om voor op te passen bij het aangaan van een lening of krediet! De 15 valkuilen om voor op te passen bij het aangaan van een lening of krediet! Wees u bewust van deze valkuilen om niet bedrogen uit te komen Pagina 1 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Valkuil 1. Aanbiedingen...

Nadere informatie

Uw hypotheek nu en in de toekomst

Uw hypotheek nu en in de toekomst Uw hypotheek nu en in de toekomst In deze brochure vindt u belangrijke informatie over uw hypotheek nu en in de toekomst Uw hypotheek vraagt om aandacht U heeft een hypotheek van DSB Bank in faillissement

Nadere informatie

Het crowdfunding platform voor. Professionals. Voor investeerders

Het crowdfunding platform voor. Professionals. Voor investeerders Het crowdfunding platform voor Professionals Voor investeerders INDEX Hoofdpunten 3 Hoe werkt het? 4 Rente 5 Risico 6 Zekerheden leningen 7 Overige voorwaarden 8 2 Hoofdpunten Purple24 is een crowdfunding

Nadere informatie

Als we geld lenen noemen we dat vreemd vermogen.

Als we geld lenen noemen we dat vreemd vermogen. www.jooplengkeek.nl Enkelvoudige interest Als we geld lenen noemen we dat vreemd vermogen. Voor een lange periode (lang krediet) of een korte periode (kort krediet), maar het is altijd tijdelijk. We moeten

Nadere informatie

Prospectus Persoonlijke Lening

Prospectus Persoonlijke Lening Prospectus Persoonlijke Lening Inhoudsopgave Pagina Op verantwoorde wijze lenen 1 Wat is een persoonlijke lening? 1 Aanvraagprocedure 1 Bepaling kredietwaardigheid en wijze van risicobeoordeling 2 Twee

Nadere informatie

Dienstenwijzer Kraan Assurantiën

Dienstenwijzer Kraan Assurantiën Dienstenwijzer Kraan Assurantiën Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien hoe onze werkwijze is. In onze werkwijze staat uw bedrijf centraal. In deze dienstenwijzer

Nadere informatie

Uw hypotheek nu en in de toekomst

Uw hypotheek nu en in de toekomst Uw hypotheek nu en in de toekomst V.29-08-2018 In deze brochure vindt u belangrijke informatie over uw hypotheek nu en in de toekomst Uw hypotheek vraagt om aandacht U heeft een hypotheek van DSB Bank

Nadere informatie

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG 2 PEUGEOT FINANCE HELPT U GRAAG OP WEG U WILT EEN NIEUWE AUTO, MAAR U KUNT UW AANKOOP NIET IN ÉÉN KEER BEKOSTIGEN. DAN HELPT PEUGEOT

Nadere informatie

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG PEUGEOT FINANCE HELPT U GRAAG OP WEG U WILT EEN NIEUWE AUTO, MAAR U KUNT UW AANKOOP NIET IN ÉÉN KEER BEKOSTIGEN. DAN HELPT PEUGEOT

Nadere informatie

Rente sociaal krediet onderwerp

Rente sociaal krediet onderwerp ~~ gemeente Deventer Gemeente Olst-Wijhe t.a.v. Mw. H. Reinders uitsluitend per e-mail: h.reinders@olst-wijhe.nl Kredietbank Salland en Omstreken Grote Kerkhof 1 Postbus 5000 7 400 GC Deventer 14 0570

Nadere informatie

Dienstenwijzer Geld & Gezin Altena

Dienstenwijzer Geld & Gezin Altena Dienstenwijzer Geld & Gezin Altena Nijverheidstraat 13 4283 GW GIESSEN Dienstenwijzer Geld & Gezin Altena Geld & Gezin Altena Dienstenwijzer Versie januari 2010 1 Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële

Nadere informatie

Crowdfunding, lenen van echte mensen

Crowdfunding, lenen van echte mensen Crowdfunding, lenen van echte mensen Stap voor stap. 1 Welkom bij Capital Circle Financiering krijgen zou makkelijk en snel moeten gaan, zodat u zich bezig kunt houden met de dingen waar het echt om gaat

Nadere informatie

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408 NEF0408 Algemene bepalingen voor geldleningen Inhoudsopgave Begripsbepalingen.... 2 Algemeen.... 2 Het bedrag van de lening.... 2 De looptijd van de lening.... 2 Rentepercentage en rente... 3 De aflossing;

Nadere informatie

Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V.

Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V. Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V. Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien wat onze werkwijze is. In onze werkwijze staat u als klant centraal.

Nadere informatie

de persoon aan wie door de consulent advies en begeleiding verleend wordt dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger;

de persoon aan wie door de consulent advies en begeleiding verleend wordt dan wel diens wettelijke vertegenwoordiger; Algemene voorwaarden Definities: In de algemene voorwaarden wordt verstaan onder: Gewichtsconsulent: Cliënt: Praktijkadres: Arts: Klaaske Goos Minnema, lid van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten

Nadere informatie

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012 AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN Jaarverslag 2011 INHOUDSOPGAVE Pagina JAARVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Algemeen 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 5 5 Directieverslag 6 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

Ga goed verzekerd op vakantie

Ga goed verzekerd op vakantie Ga goed verzekerd op vakantie Onderwerpen 23 mei 2016 Nieuwe Steen 3 1625 HV HOORN 0229-234 334 info@bvw.nl www.bvw.nl Reisverzekering: veel meer dan alleen risico van diefstal Het huwelijksvermogensrecht

Nadere informatie

Santander Consumer Finance Benelux B.V. Prospectus Persoonlijke Lening

Santander Consumer Finance Benelux B.V. Prospectus Persoonlijke Lening B.V. Prospectus Persoonlijke Lening Wie zijn wij? B.V. is een onafhankelijke financieringsmaatschappij die u een uitgebreid pakket aan diensten biedt rond financiering en leasing, gespecialiseerd in het

Nadere informatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting In hoofdstuk 9 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit hoofdstuk is uitgebreider

Nadere informatie

vooruitgang met financieringsinstrumenten vanuit ESI-fondsen Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Financieringsinstrumenten

vooruitgang met financieringsinstrumenten vanuit ESI-fondsen Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Financieringsinstrumenten vooruitgang met financieringsinstrumenten vanuit ESI-fondsen Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling medegefinancierd door Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling zijn een duurzame

Nadere informatie

Buiten kantoortijden en in geval van nood zijn wij bereikbaar op telefoonnummer

Buiten kantoortijden en in geval van nood zijn wij bereikbaar op telefoonnummer Dienstenwijzer Mijn Financieel Advies Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag laten wij u zien wat onze werkwijze is. In onze werkwijze staat u als klant centraal. Uw persoonlijke

Nadere informatie

RAPPORT Stichting New Holland Foundation, Amsterdam inzake de jaarrekening 2012

RAPPORT Stichting New Holland Foundation, Amsterdam inzake de jaarrekening 2012 RAPPORT inzake de jaarrekening 2012 INHOUDSOPGAVE Pagina FINANCIEEL VERSLAG 1 Opdracht 2 2 Samenstellingsverklaring 2 3 Algemeen 3 JAARREKENING 1 Balans per 31 december 2012 5 2 Staat van baten en lasten

Nadere informatie

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug Het Nederlandse bedrijfsleven is in sterke mate afhankelijk van bancaire kredietverlening. De groei van de zakelijke kredietverlening is in de tweede helft van 28 vertraagd. Dit hangt grotendeels samen

Nadere informatie

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Jaarrekening 2012 Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund Jaarrekening 2012 Inhoudsopgave Jaarstukken

Nadere informatie

Uw hypotheek is uw en onze blijvende aandacht waard

Uw hypotheek is uw en onze blijvende aandacht waard Uw hypotheek is uw en onze blijvende aandacht waard Heeft u een hypothecaire lening of gaat u er binnenkort een afsluiten? Dan is het goed om met uw Erkend Hypothecair Planner te bekijken hoe deze het

Nadere informatie

Dienstenwijzer. Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Maart 2011 Versie 1.

Dienstenwijzer. Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Maart 2011 Versie 1. Dienstenwijzer Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Maart 2011 Versie 1.1 Op alle diensten die door Fundament worden geleverd, zijn de Algemene

Nadere informatie

Dienstenwijzer THEO RIETVELD FINANCES vastgoed-verzekeringen-hypothekenpensioenen

Dienstenwijzer THEO RIETVELD FINANCES vastgoed-verzekeringen-hypothekenpensioenen Dienstenwijzer THEO RIETVELD FINANCES vastgoed-verzekeringen-hypothekenpensioenen Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien wat onze werkwijze is. In onze werkwijze

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA

ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VISA2CHINA Artikel 1. Werkingssfeer 1. Deze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op alle overeenkomsten tussen Visa2china en opdrachtgevers. 2. Visa2china is bevoegd om bij

Nadere informatie

Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2014: publicatiegegevens inzake ANBI-regelgeving

Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2014: publicatiegegevens inzake ANBI-regelgeving Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2014: publicatiegegevens inzake ANBI-regelgeving Inhoudsopgave Naam... 2 RSIN / Fiscaal nummer... 2 Contactgegevens... 2 Bestuurssamenstelling

Nadere informatie

WERKPROGRAMMA KAPITAAL AANVRAAG EUROVERGUNNING

WERKPROGRAMMA KAPITAAL AANVRAAG EUROVERGUNNING 1 Werkprogramma bepaling minimaal aanwezig risicodragend kapitaal in nieuw op te richten ondernemingen of recent opgerichte ondernemingen van beroepsvervoerders 1. Regelgeving Op grond van de Wet wegvervoer

Nadere informatie

DE ERKEND HYPOTHECAIR PLANNER INFORMEERT U GRAAG OVER: Lenen binnen de familie voor de financiering van de woning

DE ERKEND HYPOTHECAIR PLANNER INFORMEERT U GRAAG OVER: Lenen binnen de familie voor de financiering van de woning DE ERKEND HYPOTHECAIR PLANNER INFORMEERT U GRAAG OVER: Lenen binnen de familie voor de financiering van de woning 1 U kiest zelf waar u een hypotheek afsluit. Wanneer u denkt aan een hypotheek dan denkt

Nadere informatie

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld RvT

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld RvT 4.1 Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld RvT Financiën nvt 15 december 2010 4.1 Treasurystatuut Financiën/Treasurystatuut Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 1.1. Verantwoording 3 2. Doelstelling

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018 Rapport Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018 2 Datum: 9 februari 2012 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het CAK weigert om voor de betaling van een openstaand

Nadere informatie

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG DS FINANCIAL SOLUTION

AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG DS FINANCIAL SOLUTION DS AUTOFINANCIERING WELKE FINANCIERING PAST BIJ U? WIJ HELPEN U GRAAG OP WEG DS FINANCIAL SOLUTION DS FINANCIAL SOLUTION helpt u graag op weg U wilt een nieuwe auto, maar u kunt uw aankoop niet in één

Nadere informatie

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende: De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de FOD Economie waarschuwen voor formules voor hypothecaire kredieten met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten De FSMA

Nadere informatie

Dienstverleningsdocument

Dienstverleningsdocument Dienstverleningsdocument Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. In onze werkwijze staat u als klant centraal. Uw persoonlijke situatie en wensen zijn onze leidraad. Graag willen wij u laten

Nadere informatie

Dienstenwijzer. Majoor en Hulshof Adviesgroep B.V. Wie zijn wij?

Dienstenwijzer. Majoor en Hulshof Adviesgroep B.V. Wie zijn wij? Dienstenwijzer Majoor en Hulshof Adviesgroep B.V. Ons kantoor adviseert en bemiddelt in de financiële dienstverlening. Binnen onze werkwijze staat u als relatie centraal, waarbij wij zoveel als mogelijk

Nadere informatie

Deze definities dienen ter interpretatie van begrippen in het Informatie Memorandum alsmede de aanvullende stukken.

Deze definities dienen ter interpretatie van begrippen in het Informatie Memorandum alsmede de aanvullende stukken. 9. Begrippenlijst Deze definities dienen ter interpretatie van begrippen in het Informatie Memorandum alsmede de aanvullende stukken. Aanbieder De entiteit die de Obligaties in Old Liquors Invest B.V.

Nadere informatie

Dienstenwijzer BVA Verzekeringen, De Vries Financieel, studentenpolis.com, verzekeronline.com

Dienstenwijzer BVA Verzekeringen, De Vries Financieel, studentenpolis.com, verzekeronline.com Dienstenwijzer BVA Verzekeringen, De Vries Financieel, studentenpolis.com, verzekeronline.com Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien wat onze werkwijze is.

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H1 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 1 Geld genoeg? Begrippenlijst H1 Economie

Nadere informatie

Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V.

Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V. Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V. Ons kantoor is gespecialiseerd in financiële diensten. Graag willen wij u laten zien wat onze werkwijze is. In onze werkwijze staat u als klant centraal.

Nadere informatie

Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent

Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom Stichting Sociaal Fonds Essent Jaarverslag 2013 Inhoud Verslag van het bestuur 2 Balans 5 Winst- en verliesrekening 6 Toelichting op balans 7 Toelichting op de winst-

Nadere informatie

Dienstenwijzer. Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Juli 2013 Versie 1.

Dienstenwijzer. Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Juli 2013 Versie 1. Dienstenwijzer Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Juli 2013 Versie 1.2 Op alle diensten die door Fundament worden geleverd, zijn de Algemene

Nadere informatie

*Z DA7* nummer : 71 onderwerp : Voorstel tot het vaststellen van de Verordening blijverslening gemeente Heemskerk 2018.

*Z DA7* nummer : 71 onderwerp : Voorstel tot het vaststellen van de Verordening blijverslening gemeente Heemskerk 2018. *Z0288114DA7* nummer : 71 onderwerp : Voorstel tot het vaststellen van de Verordening blijverslening gemeente Heemskerk 2018 Aan de raad, Inleiding In samenwerking met de Nederlandse gemeenten heeft de

Nadere informatie

Informatieblad DEFAM Doorlopend krediet (Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet)

Informatieblad DEFAM Doorlopend krediet (Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet) 1. Identiteit en contactgegevens van de kredietgever Informatieblad DEFAM Doorlopend krediet (Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet) Kredietgever Adres Telefoonnummer E-mailadres Website

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie H13+H14

Samenvatting Management & Organisatie H13+H14 Samenvatting Management & Organisatie H13+H14 Samenvatting door een scholier 2187 woorden 22 maart 2009 7,1 44 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 13 13.1 Leverancierskrediet Leverancierskrediet: krediet

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2015 Balans per 30 juni 2015 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2015 31 december 2014 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN TRAININGEN

ALGEMENE VOORWAARDEN TRAININGEN ALGEMENE VOORWAARDEN TRAININGEN 1 Algemene voorwaarden Trainingen Artikel 1 Algemeen 1.1 In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: a - Studio Zuidas BV: Het management, medewerkers en freelance

Nadere informatie

Wie zijn wij? Onze diensten

Wie zijn wij? Onze diensten DIENSTENWIJZER HEEMSTAETE Wij willen ons graag aan u voorstellen en u informeren over onze werkwijze. Als u besluit om van onze dienstverlening gebruik te maken, weet u waar u aan toe bent en wat wij wederzijds

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

BANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN (Centrale Bank)

BANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN (Centrale Bank) BANK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN (Centrale Bank) Voorschriften Publicatie van de Effectieve Rentevoet juli 2004 NEDERLANDSE ANTILLEN Voorschriften Publicatie van de Effectieve Rentevoet 1. Aard en wettelijke

Nadere informatie

Rondkomen van huishoudinkomen naar doelgroep

Rondkomen van huishoudinkomen naar doelgroep Hoofdstuk 16. Financiële situatie Samenvatting 16. FINANCIËLE SITUATIE In hoofdstuk 5 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit

Nadere informatie

Werken in startende bedrijven

Werken in startende bedrijven M201211 Werken in startende bedrijven drs. A. Bruins Zoetermeer, september 2012 Werken in startende bedrijven De meeste startende ondernemers hebben geen personeel. Dat is zo bij de start met het bedrijf,

Nadere informatie

Hoofdstuk 27: Korte termijn financiële planning

Hoofdstuk 27: Korte termijn financiële planning Hoofdstuk 27: Korte termijn financiële planning Om de korte termijn financiële planning te begrijpen, kijken we eerst hoe bedrijven hun cash flows voorspellen om hun korte termijn financiële behoeften

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Uw kenmerk 2015Z14592

Nadere informatie

TOELICHTING SPECIFIEKE DIENSTEN ZOALS GENOEMD IN HET ABONNEMENT

TOELICHTING SPECIFIEKE DIENSTEN ZOALS GENOEMD IN HET ABONNEMENT TOELICHTING SPECIFIEKE DIENSTEN ZOALS GENOEMD IN HET ABONNEMENT NAZORG HYPOTHECAIR KREDIET EN VERMOGENSOPBOUW BEHEER VERMOGENSOPBOUWPRODUCTEN Archivering van de documenten inzake vermogensopbouwproducten

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Averus Continue. Deze algemene voorwaarden zijn onderdeel van uw kredietovereenkomst.

Algemene voorwaarden Averus Continue. Deze algemene voorwaarden zijn onderdeel van uw kredietovereenkomst. Algemene voorwaarden Averus Continue Deze algemene voorwaarden zijn onderdeel van uw kredietovereenkomst. Versie 3.0 September 2014 Inhoudsopgave Definities... 3 Algemeen... 4 Artikel 1. Doorlopend krediet...

Nadere informatie

Prospectus Internet Voordeel Krediet

Prospectus Internet Voordeel Krediet Prospectus Internet Voordeel Krediet De ABN AMRO Bank N.V. (ABN AMRO) is een financiële dienstverlener die onder andere actief is als aanbieder van kredieten. Op basis van de wetgeving voor financiële

Nadere informatie

Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2016 publicatie gegevens inzake ANBI regelgeving

Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2016 publicatie gegevens inzake ANBI regelgeving Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam 2016 publicatie gegevens inzake ANBI regelgeving Inhoudsopgave Naam Stichting Producties De Nieuwe Kerk en Hermitage Amsterdam... 1 RSIN / Fiscaal

Nadere informatie

Hierna vind je, kort en bondig, onze algemene gegevens, informatie over onze dienstverlening en waar je terecht kunt met klachten.

Hierna vind je, kort en bondig, onze algemene gegevens, informatie over onze dienstverlening en waar je terecht kunt met klachten. Dienstenwijzer A. Inleiding De verzekeringsbedrijfstak hecht waarde aan goede voorlichting op het gebied van verzekeringen. Conform de eisen van de Wft (Wet financieel toezicht) heeft ons kantoor een dienstenwijzer

Nadere informatie