Eerste Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eerste Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar Nr. 54' Nieuwe wettelijke regeling inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet wapens en munitie) MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 15 november 1985 Met vreugde hebben wij geconstateerd dat de leden van de Eerste Kamer over het geheel genomen kunnen instemmen met het voorstel van de Wet wapens en munitie. Op enkele punten rijzen er bij hen evenwel nog enige vragen. Daarop gaan wij in het volgende in. 1 De vorige stukken zijn gedrukt onder de nummers 1185 en 1185a van het vergaderjaar 1984/1985. De leden van de fractie van de C.D.A. vroegen zich af of in Categorie IV in het eerste lid van artikel 2 niet twee uiteenlopende soorten wapens bij elkaar zijn gebracht die bezwaarlijk in alle opzichten gelijkelijk kunnen worden behandeld. Het gaat hier enerzijds om gewone voorwerpen die alleen onder bepaalde omstandigheden als wapen zijn aan te merken en anderzijds om voorwerpen die ongeacht welke omstandigheden als wapen zijn aan te merken. Deze leden hadden liever voor beide categorieën van wapens een afzonderlijk wettelijk regime gezien. De leden van deze fractie noemden een aantal bezwaren tegen deze gelijkschakeling. In de eerste plaats zij het bijvoorbeeld niet goed voorstelbaar dat het, behoudens een erkenning ingevolge artikel 9, het verboden zou zijn een voorwerp te vervaardigen dat onder omstandigheden een wapen kan zijn, zoals een Engelse sleutel of een fietsketting. Wij antwoorden hierop dat zulke voorwerpen pas als wapen worden aangemerkt indien gelet op de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen ofte dreigen (aldus de omschrijving van een wapen onder Categorie IV). Zolang zulke omstandigheden zich niet voordoen betreft het geen wapen en staat het, behoudens mogelijk andere wettelijke beperkingen, een ieder vrij deze voorwerpen te vervaardigen. In de tweede plaats wezen de leden van de C.D.A.-fractie op het ongewenste gevolg dat, indien bepaalde wapens, bijvoorbeeld omdat zij het karakter dragen van oudheden, ingevolge artikel 4 worden vrijgesteld of daarvoor een ontheffing wordt verleend, het toch ongewenst blijft dat deze onder bepaalde omstandigheden als wapen zouden kunnen worden gebruikt. Het moet dan mogelijk blijven, aldus deze leden, deze dan als verboden wapens aan te merken. Wij wijzen er op dat ingevolge artikel 6 in het algemeen vrijstellingen en ontheffingen onder beperkingen kunnen worden verleend en dat daaraan voorschriften kunnen worden verbonden. Indien een vrijstelling of een ontheffing ingevolge artikel 4 al verder strekt dan tot het voorhanden Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 1

2 hebben, en bijvoorbeeld tevens het dragen omvat, zal in de regel het doel worden aangegeven waartoe een dergelijke vrijstelling of ontheffing wordt gegeven. Zo zal het dragen van dergelijke wapens met het oog op bepaalde optochten of festiviteiten kunnen worden toegestaan. Worden deze wapens voor een ander doel gebruikt dan waarvoor de vrijstelling of de ontheffing is gegeven, dan is de betrokkene ingevolge artikel 54 strafbaar wegens het handelen in strijd met een krachtens artikel 6, eerste lid, vastgesteld voorschrift. In de derde plaats vroegen de leden van de C.D.A.-fractie aandacht voor degene die de schermsport bedrijft en daarbij zijn sabel draagt. Zo ook de jager zijn jachtgeweer. Ongewenst achtten zij dat zulke personen deze wapens ook zouden mogen dragen onder de meergenoemde omstandigheden beschreven onder Categorie IV. Wij wijzen er op dat een sabel die bestemd is voor de schermsport, geen wapen is als bedoeld in Categorie III, onder 3. Zulks laat onverlet dat deze sabels onder omstandigheden worden aangemerkt als een wapen als bedoeld in Categorie IV. De situatie ligt anders bij de jager en zijn jachtgeweer. Hier gaat het in alle omstandigheden om een wapen. De jager is gerechtigd dit te dragen ingevolge artikel 27, vijfde lid, aangenomen dat te zijnen name een jachtakte als bedoeld in de Jachtwet is gesteld. Brengt de jager zich echter in omstandigheden als door deze leden bedoeld, dan zal ingevolge artikel 14, eerste lid, onder c, van de Jachtwet zijn jachtakte kunnen worden ingetrokken op de grond dat hij van zijn bevoegdheid om een geweer voorhanden te hebben misbruik maakt. De dreiging van deze administratieve sancties lijkt ons voor deze groep van personen afdoende. In de vierde plaats vrezen de leden van de C.D.A.-fractie dat indien - zoals inderdaad voorshands de bedoeling is - luchtdrukwapens met een mondingsenergie van minder dan 7.5 joule worden uitgezonderd van de toepasselijkheid van de wet, deze straffeloos kunnen worden gedragen in de omstandigheden beschreven onder Categorie IV. Wij wijzen er op dat de uitzondering van deze groep luchtdrukwapens ingevolge het tweede lid van artikel 1 slechts tot gevolg heeft dat deze niet worden gerekend tot een schietwapen in de zin van de wet. Deze uitzondering laat derhalve onverlet dat deze luchtdrukwapens, hoewel geen schietwapen, toch voorwerpen zijn die ingevolge de omschrijving van Categorie IV als wapen moeten worden aangemerkt. Onze reactie op de opmerkingen van deze leden moge duidelijk hebben gemaakt dat naar ons oordeel de systematiek in het voorliggende wetsvoorstel geen problemen oproept van dien aard dat deze zou moeten worden gewijzigd. De leden van de C.D.A.-fractie vroegen verder of de aanduiding «de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen» in de omschrijving van Categorie IV met zich meebrengt dat bepaalde voorwerpen, indien deze worden aangetroffen op de achterbank van een motorrijtuig bij een notoire herrieschopper als een wapen wordt aangemerkt, terwijl dat bij een ordentelijke burger niet het geval zou zijn. In de eerste plaats maken wij er op opmerkzaam dat op wapens van Categorie IV uitsluitend het verbod van artikel 26, tweede lid, te weten het dragen ervan, van toepassing is. Het voorhanden hebben van zulk een wapen is derhalve niet verboden. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder 10 in verband met het gestelde onder 9, is slechts van «dragen» sprake, indien men het wapen op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen zo bij zich heeft dat het voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Slechts een voorwerp dat onverpakt en binnen handbereik op de achterbank van een auto ligt, zal dus eventueel in aanmerking komen voor opsporing door de politie mede op grond van de omschrijving van Categorie IV. Wij wijzen er in de tweede plaats op dat de thans voorliggende omschrijving van Categorie IV een zware bewijslast legt op de politie en het openbaar ministerie. Zij moeten aannemelijk maken dat de voorwerpen voor geen ander doel zijn bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 2

3 dreigen. De omstandigheden waaronder het wapen wordt aangetroffen, bijvoorbeeld indien betrokkene zich begeeft in de richting van een op handen zijnde voetbalwedstrijd, zullen bij de beoordeling mede van belang zijn. Zodra evenwel de verdachte een gerechtvaardigd doel aannemelijk kan maken, gaat hij vrijuit. In de toevoeging «redelijkerwijs» zit bovendien een objectiverend element. Het gaat niet om het subjectief oordeel van de betrokken overheidsdienaren, doch om wat redelijkerwijs kan worden aangenomen. In het concrete geval zal de rechter met inachtneming van alle omstandigheden zich moeten uitspreken over de aannemelijkheid van de oogmerken van de verdachte. De politie zal in haar optreden op deze oordeelsvorming moeten vooruitlopen. De leden van de C.D.A.-fractie vroegen vervolgens of de clausule «de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden slechts kunnen worden uitgeoefend tegen bepaalde personen indien daartoe jegens hen aanleiding bestaat» in de eerste volzin van het tweede lid van de artikelen 50 en 51, onder omstandigheden van toepassing kan zijn op alle personen die op een bepaalde tijd zich op een bepaalde plaats bevinden. Wij hebben met deze clausule uitdrukkelijk beoogd dat zulks niet het geval is. Dit komt tot uitdrukking in de woorden «bepaalde personen» en «indien jegens hen aanleiding bestaat». Het begrip «bepaalde» betekent in dit verband «niet alle». Verder blijkt ook uit de tweede volzin van de genoemde tweede leden, dat de uitoefening van de in deze artikelen omschreven bevoegdheden tegenover een ieder, slechts kan plaatsvinden op bevel van de officier van justitie. De leden van de C.D.A.-fractie wezen er verder op dat onze ambtsvoorgangers in de memorie van antwoord de bevoegdheden, zoals deze luidden na de wijzigingen zoals aangegeven in de nota van verbeteringen en van wijzigingen nummer 6, hebben omschreven als minimaal noodzakelijk. Bij de tweede nota van verbeteringen en van wijzigingen hebben wij deze bevoegdheden evenwel nog verder geclausuleerd. Ons antwoord hierop luidt dat wij er de voorkeur aan geven met gemeen overleg der Staten-Generaal wettelijke bevoegdheden te creëren, die een ruimere armslag bieden dan waarover de politie thans beschikt, boven de situatie waarin duurzaam een standpunt wordt ingenomen dat aan de voortgang in het proces van wetgeving in de weg staat. Wij zijn van oordeel dat de thans gevonden formulering van de bevoegdheden een redelijke afweging vormt tussen enerzijds de mogelijkheden van de overheid om op te treden en anderzijds de burgerlijke vrijheden. De leden van de C.D.A.-fractie vroegen naar de verhouding tussen het verbod ingevolge artikel 26, tweede lid, tot het dragen van een wapen en de rechtvaardigingsgrond van noodweer, zoals omschreven in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, enerzijds met betrekking tot een wapen van de categorieën I en III, anderzijds met betrekking tot een wapen van categorie IV. Op deze belangwekkende vraag gaan wij gaarne in. In het algemeen rechtvaardigt de verwachting te zullen raken in een mogelijke situatie van noodweer, niet het dragen van enig wapen. Derhalve zal het gebruik van een wapen in zulk een situatie niet de strafbaarheid wegens het dragen ervan wegnemen, tenzij dit dragen zelfwas ingegeven door noodweer. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer iemand vanuit een woning, ziende dat een derde op straat wordt aangevallen, een wapen dat hij daar voorhanden mag hebben, grijpt om het slachtoffer te hulp te snellen. Het vorenstaande geldt voor alle wapens, ongeacht de categorie waarin zij zijn omschreven. Het maakt immers geen verschil of de verdediging plaatsvindt met een wapen van de categorie II of III, dan wel met een voorwerp dat wegens zijn aard of door het gebruik ter verdediging als wapen onder categorie IV moet worden aangemerkt. Een verschil tussen wapens van de categorieën II en III en van categorie IV kan er evenwel zijn voor de fase voorafgaand aan de noodweersituatie, die door het daadwerkelijk gebruik van het wapen aan het daglicht treedt. Het voorhanden Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 3

4 hebben van een wapen, ook zonder het te dragen, van de categorieën II en III is in beginsel verboden tenzij er een bijzondere titel is op grond waarvan de betrokkene daartoe gerechtigd is. Voor wapens van categorie IV geldt zulk een verbod niet. Slechts het dragen van zulke wapens is verboden. De leden van de C.D.A.-fractie vroegen ten slotte of het niet beter zou zijn geweest de toepasselijkheid van de wet op luchtdrukwapens te beperken tot zulke met een mondingsenergie van minder dan 7,5 joule, in plaats van minder dan 2,2 joule, nu toch het voornemen bestaat bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 1, tweede lid, voorshands de eerstgenoemde grens aan te houden. Luchtdrukwapens met een lagere mondingsenergie zouden dan onder omstandigheden onder categorie IV kunnen vallen. Wij wijzen er op dat de grens van 2,2 joule is ontleend aan de Beneluxovereenkomst inzake wapens en munitie (Trb. 1971, 41). Het is slechts mogelijk de grens op 7,5 joule te leggen zolang deze overeenkomst nog niet in werking is getreden dan wel ingevolge artikel 4 van de overeenkomst is gewijzigd. Het is wenselijk de tekst van de wet zo veel mogelijk te doen aansluiten aan de tekst van de overeenkomst. Alle luchtdrukwapens, ook met een lagere mondingsenergie dan 2,2 joule, kunnen echter een wapen zijn in de zin van Categorie IV, indien zij aan de daarin omschreven criteria voldoen. Wij zijn verheugd dat de leden van de fractie van de P.v.d.A. het wetsvoorstel thans in overeenstemming achten met de eisen die redelijkerwijs moeten worden gesteld uit een oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Naar aanleiding van een opmerking van deze leden kunnen wij meedelen dat de tweede ondergetekende inmiddels een dringend beroep heeft gedaan op de Belgische regering. Deze heeft geantwoord dat de Benelux-overeenkomst inzake wapens en munitie in de vorm van wetsontwerp nr. 378 door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 10 januari 1980 is goedgekeurd. Op 12 februari 1980 heeft de commissie voor Buitenlandse Zaken van de Senaat het wetsontwerp nr. 378 van onderzoek naar de commissies voor Justitie en Economische Zaken doorverwezen. Het is thans nog niet mogelijk een termijn voor behandeling te noemen. Voorstellen tot aanpassing van de Belgische wetgeving liggen nog immer bij het Belgische Ministerie van Justitie ter behandeling. Harer Majesteits Ambassadeur te Brussel heeft de Belgische regering verzocht hem op de hoogte te houden van de verdere ontwikkelingen. De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen vervolgens op een aantal punten nog enige verduidelijkingen. Artikel 4, eerste lid In welke gevallen zal een vrijstelling of een ontheffing worden verleend wegens het karakter van oudheden, wandversieringen of verzamelingen? Artikel 16 van de Vuurwapenwet 1919 verklaart thans de wet niet van toepassing op vuurwapens, welke voor gebruik als zodanig niet geschikt te maken zijn of het karakter dragen van oudheden. Het ligt niet in de bedoeling op dit punt ten opzichte van de bestaande situatie belangrijke wijzigingen aan te brengen. Dit betekent dat in beginsel vrijstellingen zullen worden gegeven voor die wapens die thans ingevolge artikel 16 van de Vuurwapenwet 1919 buiten het bereik van de vuurwapenwetgeving vallen. Verder zullen worden vrijgesteld al die wapens die een wijde verspreiding hebben onder verzamelaars zonder aanleiding te geven tot noemenswaardige problemen. Daarnaast zullen ontheffingen worden verleend indien in individuele gevallen daartoe bijzondere redenen zijn. Gedacht kan worden aan wapens die voor de bezitter een emotionele waarde vertegenwoordigen bijvoorbeeld omdat deze reeds gedurende generaties eigendom van zijn familie zijn geweest. Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 4

5 Artikel 7 In dit artikel komen de «erkenningen» die iemand bevoegd maken wapens of munitie in de uitoefening van een beroep of bedrijf wapens te vervaardigen of te verhandelen, niet voor. Derhalve kan een erkenning niet worden geweigerd, gewijzigd of ingetrokken op grond van de in deze bepaling opgenomen algemene formulering dat voor de burger gunstige beslissingen krachtens de wet kunnen worden ingetrokken of in diens nadeel gewijzigd, indien daartoe dringende, aan het algemeen belang ontleende, redenen bestaan. Deze bepaling heeft tot doel onder bepaalde omstandigheden de verspreiding van wapens zoveel mogelijk terug te dringen. Een erkenning kan weliswrweliswaar leiden tot het voorhanden zijn van wapens (zie artikel 27, lid, sub 2 ), doch betekent voor de betrokkene - anders dan in het geval van de in artikel 7 bedoelde beslissingen - de mogelijkheid om zijn beroep uit te oefenen en zo in zijn bestaan te voorzien. Daarom is de erkenning in i artikel 8, tweede en derde lid, van de houder van een erkenning worden verlangd dat hij de wapens of munitie die hij onder zich heeft, bij de politie in bewaring geeft. De bevoegdheid om wapenste vervaardigen, te herstellen enz. blijft evenwel onverlet. Zie ook Tweede Kamer, , 14413, nrs. 1-3, blz en ,14413, nr. 5, blz. 17. Artikel 8, eerste lid Het artikel verplicht degeen die een wapen of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, deze terstond bij het hoofd van de plaatselijke politie in bewaring te geven. Deze bepaling richt zich tot degenen die op een gegeven moment wapens of munitie voorhanden hebben zonder dat hun daarvan enig verwijt kan worden gemaakt, bij voorbeeld omdat zij zulke voorwerpen aantreffen in een hun nagelaten erfenis. Onder omstandigheden zal hun geen schuld kunnen worden aangewezen van het voorhanden hebben van een wapen, bij voorbeeld wanneer in het gegeven voorbeeld de afwikkeling van de boedel nog niet heeft plaatsgehad. Hun kan dan wel na enige tijd de niet-nakoming van de plicht tot het terstond in bewaring geven van de wapens worden nagehouden. Aan de hand van de feiten zal de rechter in een concreet geval moeten vaststellen welke strafbepaling van toepassing is. Artikel 8, tweede en derde lid Het begrip «schriftelijk bevel» in het tweede lid is blijkens de memorie van toelichting (blz. 28) een uitwerking van het bestaande artikel 9, eerste lid, van de Vuurwapenwet Blijkens artikel 9, tweede lid, van deze wet, kan het bevel van het eerste lid, hetzij worden gericht tot degene die het aangaat, hetzij worden gegeven bij algemene bekendmaking. Het begrip «algemene bekendmaking» in het derde lid van artikel 8 van het voorliggend wetsvoorstel, kan uiteraard slechts de laatstgenoemde functie hebben. De afwijkende formuleringen beogen dus wel degelijk een materieel verschil. Artikel 14, vijfde lid Bij de toepassing van deze bepaling kan worden gedacht aan wapens aan boord van schepen of luchtvaartuigen, welke wapens behoren tot de normale uitrusting van deze vervoermiddelen. Verder kunnen worden genoemde jagers en sportschutters, zowel Nederlanders als buitenlanders, die ten behoeve van het uitoefenen van de schietsport de grens overschrijden. Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 5

6 Artikel 22, derde lid Blijkens de memorie van toelichting (blz. 32) komen voor de vrijstelling van het verbod zonder verlof wapens te vervoeren, bijvoorbeeld in aanmerking wapens en munitie die bij de strijdkrachten in gebruik zijn. Verder kan worden gedacht aan wapens die door opsporingsambtenaren in beslag zijn genomen en moeten worden vervoerd naar een plaats waar inbeslaggenomen voorwerpen worden bewaard ingevolge de artikelen 116 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 24 Artikel 24 regelt het verlof voor het vervoer van wapens en munitie van categorie III, zonder welk verlof degeen die ingevolge artikel 28, eerste lid, gerechtigd is tot het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen, zich daarmee niet op de openbare weg of voor het publiek toegankelijke plaatsen zou kunnen begeven, tenzij hij tevens ingevolge artikel 29, eerste lid, gerechtigd is het wapen te dragen. Artikel 26, derde lid Bij de toepassing van deze bepaling kan worden gedacht aan een vrijstelling van wapens behorende bij een ambtskostuum, voor zover niet deze wapens reeds zijn vrijgesteld ingevolge artikel 4, bijvoorbeeld omdat zij het karakter dragen van oudheden. Artikel 28, eerste lid Na verhuizing dient een nieuw verlof te worden aangevraagd bij het hoofd van plaatselijke politie in de nieuwe woon- of verblijfplaats. Artikel 28, vierde lid Een actualisering van het overzicht op blz. 20 van de memorie van antwoord zou een langere tijd vergen dan wenselijk is voor het uitbrengen van deze memorie. Alle hoofden van plaatselijke politie zouden daartoe wederom moeten worden aangeschreven, daar geen centrale registratie van het legale vuurwapenbezit plaatsvindt. De ervaring leert dat het geruime tijd neemt voor alle reacties binnen zijn. Zeker is echter dat het aantal jachtakten is afgenomen met ongeveer 4000, daar sinds de genoemde memorie van antwoord bij de wet van 8 juni 1977 (Stb. 387) artikel 13a in de Jachtwet is ingevoegd, ingevolge welke artikel jachtakten slechts kunnen worden verleend indien de aanvrager met gunstig gevolg een jachtexamen heeft afgelegd. De wet van 8 juni 1977 is in werking getreden op 1 april 1978 en de memorie van antwoord geeft de situatie weer van 1 januari Het aantal bijzondere machtigingen (in het voorliggend wetsvoorstel aangeduid als verloven) met het oog op de beoefening van de schietsport is enigszins toegenomen omdat de schietsport aan populariteit heeft gewonnen. Draagmachtigingen voor vuurwapens plegen echter zeer restrictief te worden verleend. Wat betreft de uitsplitsing van de verleende bijzondere machtigingen, zij vermeld dat machtiging voor startpistolen veelvuldig worden verstrekt. Deze wapens in de zin van de wet (Categorie III) worden gebruikt voor de sport en voor de dressuur van honden. Deze groep van wapens is aan het regime van de wet onderworpen omdat er mee kan worden gedreigd. Letsel kan men er echter niet mee aanbrengen, althans niet meer dan met andere voorwerpen van gelijke omvang. Er is daarom geen reden voor een bijzonder terughoudend beleid. Machtigingen met het oog op zelfverdediging worden vrijwel niet meer verstrekt. Gebeurde dit voorheen nog wel aan bewoners van afgelegen woningen zonder communicatiemiddelen, met de vergaande verspreiding van de telefoon, is Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 6

7 deze grond voor de verlening van verloven nagenoeg geheel komen te vervallen (zie ook de circulaire van 30 januari 1960 van de Minister van Justitie aan de hoofden van plaatselijke politie, opgenomen in de Schuurman & Jordens-serie, nr. 51, blz. 101, onderaan). Aan personeelsleden van particuliere beveiligingsorganisaties die tevens zijn aangesteld als onbezoldigd ambtenaar van rijks- of gemeentepolitie wordt niet automatisch een bijzondere machtiging tot het voorhanden hebben of dragen van een vuurwapen verleend. Wat de onbezoldigd ambtenaren van het Korps Rijkspolitie betreft is zo een machtiging verstrekt aan de personeelsleden van de particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol (Luchthavenpolitie) en van de Nederlandse Spoorwegen (Spoorwegpolitie) en een deel van de jachtopzichters als bedoeld in artikel 1 van de Jachtwet (Stb. 1954, 523). Voor het overige vormen machtigingen aan de onbezoldigde ambtenaren van rijkspolitie een hoge uitzondering. Van de gemeentepolitie zijn geen gegevens op centraal niveau bekend. De indruk bestaat evenwel dat ook op plaatselijk niveau een terughoudend beleid wordt gevoerd. Onbezoldigde ambtenaren van politie die algemene opsporingsbevoegdheid bezitten (ingeperkt door ambtsinstructie) worden in de regel benoemd in die gevallen dat de strafrechtelijke handhaving niet of niet voldoende door de reguliere politie kan plaatsvinden, hetzij wegens gebrek aan de daarvoor vereiste deskundigheid of wegens gebrek aan mankracht die het de reguliere politie onmogelijk maakt personeel in te zetten voor die specifieke taken waarmee de onbezoldigde opsporingsambtenaar wordt belast. Overigens zijn er veel bijzondere wetten die een zelfstandige bepaling bevatten over de aanwijzing van (bijzondere) opsporingsambtenaren (bij voorbeeld artikel 17 van de Wet op de economische delicten). Artikel 29, eerste lid Verlof tot het dragen van een wapen kan worden verleend bijvoorbeeld met het oog op optochten. Zie ook hiervoor het antwoord op vragen van de leden van de C.D.A.-fractie met betrekking tot wapens die het karakter van oudheden hebben en het antwoord op vragen van de leden van de P.v.d.A.-fractie naar aanleiding van artikel 26, derde lid. Verder kan zulk een verlof verleend worden aan personen die ingevolge artikel 3, sub 6 bis, van de huidige Wapenwet, krachtens de bepalingen van de Vogelwet 1936, bevoegd zijn om vogels te doden. Onder de Wet wapens en munitie zullen deze personen een verlof krijgen tot het voorhanden hebben van een vuurwapen welk verlof dan tevens betrekking zal hebben op het dragen van het wapen op die plaatsen waar de bevoegdheid krachtens de Vogelwet 1936 mag worden uitgeoefend. Hetzelfde is van toepassing op personen die, niet in het bezit van een jachtakte zijnde, ingevolge artikel 53 van de Jachtwet, een vergunning hebben om, ter voorkoming en bestrijding van schade, te jagen op met name genoemde wildsoorten. Artikel 31, eerste lid De zinsnede «die zijn woonplaats of feitelijk verblijf in Nederland heeft» sluit aan bij de zinsnede «binnen het Rijk in Europa» van artikel 6, eerste lid, van de Vuurwapenwet «Feitelijk verblijf» omvat meer dan «vaste verblijfplaats». Ook de buitenlandse toerist die kortstondig Nederland bezoekt, heeft hier tijdens het bezoek zijn feitelijk verblijf. Op overdracht van een wapen aan personen buiten Nederland is artikel 14, eerste lid, van toepassing. Overdracht aan een persoon die gerechtigd is het wapen of de munitie voorhanden te hebben, is niet verboden. Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 7

8 Artikel 31, tweede lid Totdat de Benelux-overeenkomst inzake wapens en munitie (Trb. 1971, 41) in werking treedt, is artikel 31, tweede lid, niet van toepassing. Artikel 31, eerste lid, ziet op aflevering binnen Nederland. Het wetsvoorstel heeft in eerste aanleg ook betrekking op de Nederlandse rechtsorde. De handel in wapens in het internationale verkeer is echter geregeld in artikel 20, ingevolge welke bepaling voor het doen uitgaan van wapens een consent is vereist. Het wetsvoorstel treedt daarmee buiten de Nederlandse rechtsorde. Blijkens de memorie van toelichting (blz. 30) vindt deze bepaling zijn oorzaak in overwegingen van internationale solidariteit. Deze bepaling is niet van toepassing op het handelsverkeer met België en Luxemburg, daar ingevolge artikel 1, onder 7, onder «uitgaan» wordt verstaan «het verlaten van het grondgebied van Nederland, anders dan naar België of Luxemburg». De genoemde overwegingen van internationale solidariteit hebben ten aanzien van deze landen hun neerslag gevonden in de Benelux-overeenkomst. Artikel 31, tweede lid, geeft hieraan uitwerking. Zolang deze overeenkomst niet door België is bekrachtigd, kan zij niet in werking treden en blijft bijgevolg dit artikellid krachteloos. Overdracht van wapens aan personen afkomstig uit België en Luxemburg is daarom slechts strafbaar indien de overdracht binnen Nederland plaatsvindt. De overdracht aan personen die in België of Luxemburg verblijven, vormt tot de inwerkingtreding van de Benelux-overeenkomst, naar Nederlands recht geen strafbaar feit ingevolge het voorliggend wetsvoorstel. Artikel 48 De bevoegdheid om alle plaatsen te betreden, met uitzondering van woningen, waar mogelijk in verband met de uitoefening van een bedrijf, wapens en munitie aanwezig zijn, is niet beperkt tot de plaatsen waar de houders van een erkenning hun bedrijf uitoefenen. Bijvoorbeeld kunnen wapens bestemd voor of afkomstig van de houder van een erkenning, zijn opgeslagen op het terrein van een vervoerder. Het is nodig dat de toezichthoudende ambtenaren ook tot zulke plaatsen toegang hebben. Artikel 52, tweede lid De bevoegdheid tot fouillering is gegeven bij verdenking van bepaalde strafbare feiten ingevolge de Wet wapens en munitie door het voorhanden hebben van wapens. In de regel zal het daarbij gaan om het dragen van wapens. Wij willen echter niet uitsluiten dat de fouillering ook nodig is in het geval de betrokkene mogelijk een wapen anderszins «voorhanden heeft». In het kader van bijvoorbeeld een huiszoeking of een controle in gebouwen, is het immers denkbaar dat het nodig is iemand op de aanwezigheid van wapens te controleren. Omdat aan de betrokkene het wapen niet op de openbare weg of op een andere voor het publiek toegankelijke plaats bij zich heeft, is er in dergelijke omstandigheden niet altijd sprake van het «dragen van een wapen», terwijl het nodig kan zijn toch te fouilleren. Wij zijn verheugd dat de leden van de fractie van de V.V.D. met de opzet en strekking van het wetsvoorstel, in het bijzonder in de vorm waarin het thans voorligt, kunnen instemmen. Gaarne gaan wij in op de enkele vragen die zij nog hebben. Deze leden vragen waarom in artikel 1 naast het begrip «schietwapen» niet tevens het begrip «blank wapen» is gedefinieerd. Wij wijzen er op dat in het algemeen slechts begrippen in de wet worden gedefinieerd, indien de betekenis die in het spraakgebruik aan het begrip wordt gegeven niet voldoende is omgrensd of afwijkt van hetgeen de wetgever beoogt te regelen. Het begrip «schietwapen» is door het opnemen van de preciese grens van 2,2 joule, alsmede door het tweede lid Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 8

9 van artikel 1, in deze wet een begrip met een meer precieze omgrenzing dan in het spraakgebruik. Op het begrip «blank wapen» zijn de uiteengezette criteria voor definiëring niet van toepassing. De door de leden van de V.V.D.-fractie gevraagde cijfers naar de mate van wapengebruik bij strafbare gedragingen in België kunnen niet op korte termijn worden gegeven. Voor wat betreft Nederland worden dergelijke gegevens centraal bij de C.R.I. verzameld op grond van afspraken met de plaatselijke politie. Gegevens in vergelijkbare vorm zijn er in België niet. De leden van de V.V.D.-fractie vragen verder naar de verantwoordingsplicht van het hoofd van plaatselijke politie. In de kleinere gemeente is dit de burgemeester (zie artikel 1, eerste lid, onder 2 ), in de grotere de korpschef. Zij zijn van oordeel dat de burgemeester anders dan de korpschef een verantwoordingsplicht heeft tegenover de gemeenteraad en vragen naar een rechtvaardiging van dit verschil. Ons antwoord hierop luidt dat de hoofden van plaatselijke politie geen eigen beleid terzake van de uitvoering van de wet voeren, doch ingevolge artikel 38, tweede lid, de aanwijzingen van de Minister van Justitie dienen te volgen. Derhalve is de burgemeester ook geen verantwoording schuldig ingevolge artikel 129, tweede lid, van de gemeentewet omdat de Wet wapens en munitie hem geen zelfstandige bevoegdheid toekent om bestuur te voeren. Over de uitvoering van de wet is slechts de Minister van Justitie tegenover de nationale volksvertegenwoordiging verantwoording schuldig. Zulks laat uiteraard onverlet dat de burgemeester of de korpschef aan leden van de raad op vrijwillige basis inlichtingen verstrekken over de uitvoering van de wet. De situatie is vergelijkbaar met die ingevolge de Vreemdelingenwet. Voor deze wet is de vraag van de genoemde leden beantwoord in de Vreemdelingencirculaire 1982, Deel A1, onder de punten 7 en 8. De leden van de V.V.D.-fractie vragen verder of artikel 2, eerste lid, categorie IV van de voorliggende wet vrouwen verbiedt voorwerpen met zich te voeren om mogelijke aanslagen op hun fysieke integriteit af te weren, nu onder wapen mede wordt begrepen een voorwerp waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel is bestemd dan om letsel toe te brengen of te dreigen. Wij beogen inderdaad met het voorliggend wetsvoorstel in het algemeen het wapenbezit tegen te gaan, ook al is het enige motief voor het bezit de wens zichzelf te verdedigen tegen mogelijke aanslagen. De wapens van categorie IV vormen hierop geen uitzondering. Zou men zulks in het algemeen toestaan, dan zou er geen onderscheid gemaakt kunnen worden tussen personen die zuiver om redenen van zelfverdediging zo een wapen met zich voeren en zij die dat met kwaadwillende bedoelingen doen, namelijk juist om aanslagen op anderen te plegen. Vervolgens vroegen de leden van de V.V.D.-fractie hoe de wapens van categorie IV zich verhouden tot de wapens van de andere categorieën. Zij wijzen er op dat wapens uit categorie IV, door daaraan kleine wijzigingen te brengen onder categorie I komen te vallen en daarmee onder een andere strafmaat. Wij wijzen er op dat voorwerpen waaraan geen nadere voorzieningen zijn aangebracht teneinde deze als wapen te kunnen hanteren, onder categorie IV kunnen vallen, terwijl door deze voorzieningen wel aan te brengen deze onder categorie I of III en daarmee onder een zwaarder strafregime, kunnen komen. Dit onderscheid lijkt ons rationeel. De regelgeving is evenwel niet in die mate verfijnd dat ook de aard van de aangebrachte voorzieningen haar uitwerking vindt in het strafmaximum. Het hoort in onze ogen eerder tot de taak van de rechter om bij de strafoplegging in het concrete geval met dergelijke factoren rekening te houden. Voor wat betreft het niet voorkomen van de erkenningen in artikel 7 mogen wij verwijzen naar ons antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de P.v.d.A.-fractie. Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr. 54 9

10 De leden van de V.V.D.-fractie verwonderden zich over de strafposities van de artikelen 54 en 55. Zij wezen er op dat het voorhanden hebben van een wapen uit de categorieën II en III als misdrijf is strafbaar gesteld, en het dragen ervan als overtreding. Zij menen evenwel dat het dragen als ernstiger moet worden aangemerkt dan het voorhanden hebben, omdat het eerste eerder tot gevaar voor anderen leidt dan het tweede. Ons antwoord hierop luidt dat indien iemand over een wapen beschikt op een wijze dat hij tegelijkertijd zowel de bepaling die het voorhanden hebben als de bepaling die het dragen strafbaar stelt, overtreedt, uit de structuur van de wet kan worden afgeleid dat artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit betekent dat de bepaling wordt toegepast waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld, dus de bepaling van het voorhanden hebben. Is evenwel het voorhanden hebben toegestaan ingevolge een vrijstelling, een vergunning of een verlof dan is alleen het dragen verboden. Wij verschillen met de bedoelde leden van oordeel dat het in dat geval zou gaan om een ernstiger vergrijp dan het voorhanden hebben. Het gaat dan immers al om personen ten aanzien waarvan een beoordeling heeft plaatsgevonden of- in het geval van een vrijstelling - om minder gevaarlijke wapens. Hieruit blijkt dat reeds in mindere mate gevaar aanwezig wordt geacht. Indien in derdelijke gevallen het wapen wordt gedragen is de situatie niet vergelijkbaar met de in onze ogen veel ernstiger situatie waarin ook het voorhanden hebben van wapens is verboden. Het stemt ons tot tevredenheid dat de leden van de fractie van de S.G.P. akkoord gaan met het wetsvoorstel, omdat zij menen dat een redelijk compromis is bereikt tussen de vrijheid van de burgers enerzijds en hun veiligheid anderzijds. Deze leden vroegen of ook cijferreeksen van jaarlijks in beslag genomen vuurwapens en van jaarlijks gepleegde gewapende overvallen uit ons omringende landen bekend zijn. In antwoord op een overeenkomstige vraag van de leden van de V.V.D.- fractie hebben wij hierboven reeds uiteengezet dat in de ons omringende landen dergelijke cijfers niet in vergelijkbare vorm beschikbaar zijn. Wij wijzen er overigens op dat geen rechtstreeks verband mag worden gelegd tussen het aantal in beslaggenomen wapens en het aantal illegaal aanwezige wapens. Door het wapengebruik treedt immers vaak pas het illegaal wapenbezit aan het daglicht. Het aantal in beslag genomen wapens is daarom eerder een aanwijzing voor de omvang van het wapengebruik. Wapenbezit is op zichzelf ook geen oorzaak van de hier bedoelde criminaliteit. Indien echter iemand het voornemen koestert strafbare feiten te gaan plegen, kan wapenbezit er toe verleiden de uitvoering te vergemakkelijken door wapengebruik. De aard van het alsdan te plegen strafbare feit is dan veel ernstiger. De oorzaken van de criminaliteit zelf wortelen in de samenleving, zo niet in de aard van de mens, en onttrekken zich grotendeels aan de invloed van de overheid. Door het terugdringen van het wapenbezit worden de uitwassen van de criminaliteit echter zo veel mogelijk teruggedrongen. Wij hebben ervan kennis genomen dat de leden van de P.S.P. zich het recht voorbehouden tijdens de openbare beraadslaging alsnog op een aantal vragen in te gaan. De Minister van Justitie, F. Korthals Altes De Minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek Eerste Kamer, vergaderjaar , 14413, nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 267 Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1998 no. 20, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Vuurwapenverordening Citeertitel:

Nadere informatie

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao; A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT van de 3 de juni 2014, no. 14/1188, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Sanctielandsverordening. De Gouverneur van Curaçao, Op de voordracht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 459 Wet van 6 oktober 1999, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de afgifte en inname van kentekenplaten Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

Circulaire afgifte jachtakten Flora- en faunawet

Circulaire afgifte jachtakten Flora- en faunawet Circulaire afgifte jachtakten Flora- en faunawet Paragraaf 1 Aanleiding In het kader van de afgifte jachtakten Flora- en faunawet is er een aantal onduidelijkheden ontstaan ten aanzien van de wapens die

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 174 Besluit van 7 mei 2007 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1982-1983 17 813 Uniforme regelen inzake de vervoersvoorwaarden van het openbaar vervoer (Wet vervoersvoorwaarden openbaar vervoer) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 236 Wet van 24 april 2002, houdende wijziging van een aantal bepalingen van de Flora- en faunawet in verband met een verbod op de drijfjacht

Nadere informatie

In artikel 1 worden in de omschrijving van seksbedrijf de woorden of het verrichten van vervangen door: of tot het verrichten van.

In artikel 1 worden in de omschrijving van seksbedrijf de woorden of het verrichten van vervangen door: of tot het verrichten van. 32 211 Regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche) NOTA VAN WIJZIGING

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 500 Wet van 12 september 1996 tot wijziging van de Wet op de dierproeven Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 51 Wet van 10 februari 2017, houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 38 Wet van 23 januari 1997 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de herziening van de voorlopige maatregelen

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 313 Wet van 1 juli 1999, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met onder meer de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 299 Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr. De raad van de gemeente Midden-Delfland; Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr. Gelet op artikel 149 Gemeentewet en de artikel 12, 14 en 15 van de Monumentenwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 13 VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 488 Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring

Nadere informatie

Voorstel van wet. Artikel 1

Voorstel van wet. Artikel 1 Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) Voorstel van wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 424 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep in verband met het versterken van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Wet van 15 februari 1980, tot het treffen van sancties tegen bepaalde staten of gebieden

Wet van 15 februari 1980, tot het treffen van sancties tegen bepaalde staten of gebieden (Tekst geldend op: 28-09-2005) Wet van 15 februari 1980, tot het treffen van sancties tegen bepaalde staten of gebieden Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 868 Wijziging van de Infectieziektenwet en de Quarantainewet ter bestrijding van de gevaren van pokken, SARS en andere ernstige infectieziekten

Nadere informatie

INHOUD. Afkortingenlijst / XIII

INHOUD. Afkortingenlijst / XIII INHOUD Afkortingenlijst / XIII HOOFDSTUK 1 Historische context /1 1.1 Inleiding / 1 1.2 Wapens door de eeuwen heen / 2 1.2.1 Buskruit / 4 1.2.2 Eerste Wereldoorlog / 5 1.2.3 Tweede Wereldoorlog / 6 1.2.4

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en de strafvorderlijke maatregelen om terrorisme te bestrijden (versterking

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 18 juli 2013 houdende regels over de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorwegen en de daarbij behorende infrastructuur, alsmede over

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 994 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren

Nadere informatie

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van 01-01-2013 t/m heden Wet van 29 mei 2006 tot vaststelling van regels met betrekking tot de bijzondere opsporingsdiensten en de instelling van het functioneel

Nadere informatie

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Breda Nr. 25478 4 februari 2019 Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda Bekendmaking Burgemeester

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT van 29 december 1999 no. 19, bepalende de opneming in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de geldende tekst van de Wapenverordening Citeertitel: Wapenverordening

Nadere informatie

Eerste Kamer Staten-Generaal 1

Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008-2009 31324 (R1844) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET 20

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en de strafvorderlijke mogelijkheden om terrorisme te bestrijden

Nadere informatie

Memorandum. inzake. benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen

Memorandum. inzake. benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen Memorandum inzake benodigde aanpassingen Nederlandse Wet- en Regelgeving terzake inzet PSC aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen Knoops & Partners Amsterdam november 2011 Inhoud 1. Inleiding...

Nadere informatie

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING van 18 juli 2013 houdende regels over de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorwegen en de daarbij behorende infrastructuur, alsmede over het vervoer met spoorvoertuigen

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het verbeteren van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging, alsmede het

Nadere informatie

Wet wapens en munitie

Wet wapens en munitie Wet wapens en munitie (Tekst geldend op: 23-03-2014) Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie (Wet wapens

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel D, komt te luiden: Artikel 54, tweede lid, komt te luiden: 29 448 Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet

Nadere informatie

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN Tekst zoals deze geldt op 22 januari 2010 WET van 15 januari 1970, houdende regelen met betrekking tot medische hulpmiddelen WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 363 Aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 074 Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van de luchthaven Schiphol Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ; De raad van de gemeente Midden-Delfland; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr. 2004-04-16; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 759 Vaststelling en invoering van afdeling 8.14.1 (verkeersongevallen) van het Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 815 Wijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met risicobeheersing binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie A GEWIJZIGD VOORSTEL

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 672 Wijziging van enige onderdelen van het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie; Besluit van, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren in verband met de herziening van de geweldsmelding Op de voordracht van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 63f 25 398 Wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke

Nadere informatie

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 RB 2004/11-A MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: 1 monument: a zaak die van algemeen belang is

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 245 Wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 145 Wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 464 Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

Nadere informatie

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven 32 038 Wijziging van het urgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven Nr. 2 VOORSTEL VN WET Wij eatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 614 Wijziging van titel 5.9 (Appartementsrechten) van het Burgerlijk Wetboek Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 165 Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 314 Wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 170 Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152 Rapport Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland zijn verzoek om vergoeding van schade, die is ontstaan bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 62 Wet van 6 februari 2003 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (verbetering van de handhaving en bepalingen inzake uitbreidingstoelatingen)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT

CONCEPTWETSVOORSTEL VERSTERKING BESTRIJDING COMPUTERCRIMINALITEIT Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met ontoegankelijkmaking van gegevens op het internet, strafbaarstelling van het wederrechtelijk overnemen van gegevens

Nadere informatie

Sector Concernbeleid, Ondersteuning en Advies. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010, kenmerk ;

Sector Concernbeleid, Ondersteuning en Advies. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010, kenmerk ; Gemeenteraad V.R. nummer: 2010/89 Sector Concernbeleid, Ondersteuning en Advies Ede, De raad van de gemeente Ede: gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010, kenmerk 636692;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 16972 Wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen) Nr. 13 HERDRUK NADER GEWIJZIGD VOORSTEL

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 432 Wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 515 Wet van 26 september 2002 tot wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling Wij

Nadere informatie