Toelichtingsdocument installatie-eisen bij renovatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Toelichtingsdocument installatie-eisen bij renovatie"

Transcriptie

1 1 Toelichtingsdocument installatie-eisen bij renovatie Inhoudstafel INHOUDSTAFEL TOEPASSINGSGEBIED WETGEVING NORMATIEVE VERWIJZINGEN DEFINITIES SYMBOLEN, AFKORTINGEN EN INDICES RUIMTEVERWARMING Centrale verwarming: ketel gasvormige en vloeibare brandstof Centrale verwarming: ketel elektriciteit Centrale verwarming: elektrische warmtepompen Plaatselijke verwarming: directe elektrische verwarming Ook interessant WARM TAPWATER Elektrische doorstroomtoestellen en boilers Circulatieleidingen Ook interessant KOELING VENTILATIESYSTEMEN Warmteterugwinapparaat Warmteterugwinrendement VERLICHTING Vaste verlichtingstoestellen (aan plafond, muur en vloer) Voorbeeld Wat met het visueel comfort? Ook interessant ENERGIEVERBRUIKSMETERS...19

2 2 12. BEPALING VAN DE ISOLATIE VAN LEIDINGEN EN KANALEN Toepassingsgebied Temperatuurregimes Classificatie van de omgeving van de leidingen Thermische isolatie van verwarmingsleidingen en leidingen voor warm tapwater Thermische isolatie van koelwaterleidingen Thermische isolatie van accessoires van leidingen Thermische isolatie van luchtkanalen Bescherming van de thermische isolatie VOORBEELDEN Voorbeeld 1: Verwarming en sanitair warm water Voorbeeld 2: Ventilatie Voorbeeld 3: Verlichting Voorbeeld 4: Koeling UITZONDERING Algemeen Ketels Ketels niet ouder dan 10 jaar Ketels ouder dan 10 jaar en niet ouder dan 20 jaar Ketels ouder dan 20 jaar VARIA Stavingsstukken Andere gewesten Haalbaarheid van de eisen Verantwoordelijkheden MEER INFORMATIE...41

3 3 1. Toepassingsgebied Voor renovaties en functiewijzigingen in bestaande gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 1 januari 2015, gelden eisen voor de installaties. Die eisen worden installatie-eisen bij renovatie genoemd en gelden voor alle gebouwbestemmingen, met uitzondering van de eisen voor verlichting die niet van toepassing zijn voor residentiële gebouwen. Kleine uitbreidingen (< 800 m³ en zonder wooneenheden) vallen ook onder die renovaties. De eisen zijn niet van toepassing op nieuwbouw. Voor nieuwbouw geldt immers al een eis op het E-peil, waarin de prestatie van installaties wordt gevalideerd. Er zijn eisen aan de installaties voor verwarming, sanitair warm water, koeling, ventilatie en verlichting (enkel niet-residentiële gebouwen). Daarnaast wordt het plaatsen van energieverbruiksmeters verplicht voor grote installaties. De installatie-eisen bij renovatie zullen gelden voor nieuw geplaatste, vernieuwde of vervangen installaties. De installatie-eisen bij renovatie gelden dus niet voor installaties waaraan geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Het verplaatsen of het uitbreiden van een bestaande installatie wordt beschouwd als het vernieuwen van de installatie. Enkel het tijdelijk demonteren en opnieuw plaatsen van dezelfde installatie op exact dezelfde plaats wordt niet beschouwd als vernieuwing. Onder exact dezelfde plaats wordt verstaan dat er geen nieuwe of bijkomende leidingen nodig zijn. De uitzonderingsmogelijkheden en vrijstellingen die al in de EPB-regelgeving bestaan, zijn ook van toepassing op de installatie-eisen bij renovatie. Dat houdt o.a. in dat de eisen niet van toepassing zijn voor projecten met stedenbouwkundige vergunningen met een eenvoudige dossiersamenstelling (= projecten waar bij de indiening van de aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning voor een gebouw met beschermd volume kleiner dan m³ de tussenkomst van een architect niet vereist is). Het is mogelijk om volgens de bestaande procedures een afwijking of vrijstelling aan te vragen voor individuele projecten waarvoor het technisch, economisch of functioneel niet haalbaar is om aan de eisen te voldoen. Voorbeeld: Een bestaande woning wordt verbouwd. De medewerking van een architect is vereist en de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd vanaf 1 januari Situatie 1: Situatie 2: Situatie 3: Tijdens de werken worden er geen wijzigingen aangebracht aan de technische installaties. De installatie-eisen zijn niet van toepassing. Tijdens de werken wordt de gehele verwarmingsinstallatie vernieuwd. De installatieeisen voor de verwarming zijn van toepassing. Tijdens de werken wordt een radiator bij geplaatst. De installatie-eisen voor de verwarming zijn van toepassing. Voor situatie 3 kan het aangewezen zijn om een individuele afwijking/vrijstelling aan te vragen. Als een radiator wordt toegevoegd aan een bestaande verwarmingsinstallatie, dan wordt de installatie als vernieuwd beschouwd en dus zijn de installatie-eisen bij renovatie van toepassing. De invloed van de nieuwe radiator met bijhorend leidingwerk op het rendement van de gehele installatie zal doorgaans te klein zijn om aan de eisen te kunnen voldoen. Dat kan aanleiding geven tot een afwijking van de eisen. Meer informatie over de uitzonderingsmogelijkheden vindt u in hoofdstuk 14. Meer informatie over vergunningsplichtige werken (al dan niet met uitgebreide dossiersamenstelling) kunt u terugvinden op de site van Ruimtelijke Ordening:

4 Wetgeving De installatie-eisen bij renovatie volgen uit de Europese Richtlijn EPBD 2010/31/EU en zijn in Vlaanderen opgenomen in de energieprestatieregelgeving (= EPB-regelgeving). Ze zijn vastgelegd in bijlage XII bij het Energiebesluit van 19 november De eisen hebben betrekking op de energieprestatie van de installaties. Het doel is om het plaatsen van slecht presterende installaties te ontmoedigen en zo een besparing op energie en CO 2 -uitstoot te realiseren in het bestaande gebouwenpark. 3. Normatieve verwijzingen Bijlage XII bij het Energiebesluit van 19 november 2010 verwijst naar volgende normen. NBN D Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling. Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen. Thermische isolatie. NBN EN Luchtbehandelingsapparatuur, koeleenheden voor vloeistof en warmtepompen met elektrisch aangedreven compressoren voor ruimteverwarming en koeling EN14825 Luchtbehandelingsapparatuur, koeleenheden voor vloeistof en warmtepompen met elektrisch aangedreven compressoren, voor ruimteverwarming en verkoeling - Beproeving en capaciteit op gedeeltelijke laadcondities NBN EN 1886 Ventilatie van gebouwen - Luchtbehandelingskasten - Mechanische eigenschappen en beproevingsmethoden NBN EN Ventilatie van gebouwen - Luchtleidingen - Sterkte en lekdichtheid van ronde dunwandige metalen leidingen NBN EN 1507 Ventilatie van gebouwen - Rechthoekige dunwandige metalen luchtkanalen - Eisen voor sterkte en lekkage EN NBN EN-1434 NBN EN NBN EN NEN Luchtverversing van gebouwen - Prestatiebeproeving en installatiecontrole van luchtverversingssystemen van woningen Warmtemeters Apparatuur voor elektriciteitsmeting (wisselstroom) - Algemene eisen - Deel 11 : Elektromechanische meters voor actieve energie (klasse 0,5, 1 en 2) Apparatuur voor elektriciteitsmeting (wisselstroom) - Algemene eisen - Deel 21 : Statische (elektronische) meters voor actieve energie (klasse 1 en 2) Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en kamerbehandelingssystemen

5 5 4. Definities - nominale vermogen van de warmteproductie-installatie: som van de vermogens van de op eenzelfde hydraulisch circuit aangesloten ketels. Het nominale vermogen van de ketel is daarbij het thermisch vermogen dat door de fabrikant op de technische fiche vermeldt wordt. - nominale vermogen van de warmtepompinstallatie: de som van de elektrische vermogens van de warmtepompen die in het gebouw aanwezig zijn. Het nominaal vermogen van de warmtepomp is het elektrisch vermogen dat door de fabrikant wordt aangegeven op de technische fiche en berekend werd in de omstandigheden opgelegd door de norm NBN EN nominale vermogen van de ijswatermachine: de som van de elektrische vermogens van de ijswatermachines die in het gebouw aanwezig zijn. Het nominaal vermogen van de ijswatermachine is het elektrisch vermogen dat door de fabrikant wordt aangegeven op de technische fiche en berekend werd in de omstandigheden opgelegd door de norm NBN EN beschermd volume: het volume van alle ruimten in een gebouw dat thermisch afgeschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), de grond en alle aangrenzende ruimten die niet tot een beschermd volume behoren. Het beschermd volume is te bepalen volgens vooraf door de minister erkende specificaties. 5. Symbolen, afkortingen en indices Symbolen en afkortingen Symbool Betekenis Eenheden A oppervlakte m² P vermogen W R warmteweerstand mk/w w specifiek geïnstalleerd vermogen W/m² EER energie-efficiëntieverhouding van een koelmachine (energy efficiency ratio) - SEER seizoenprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines - SPF seizoensprestatiefactor - f factor - η rendement - θ temperatuur C

6 6 Indices < betekent: afgeleid van AHU at ae ave boiler burn cool day design dim duct el equiv GCV hr hyd inst insulation l loc NCV pl pr reg return sys test vent luchtbehandelingskast (< air handling unit) luchtdichtheid (< air thightness) aerolisch gemiddeld ketel brander koeling dag ontwerp dimmen kanaal elektrisch equivalent bovenste verbrandingswaarde (Gross Caloric Value) warmteterugwinning (< heat recovery) hydraulisch installatie isolatie lineair plaats (< location) onderste verbrandingswaarde (Net Caloric Value) deellast (< partial load) aanwezig regeling retour (installatie-)systeem onder testvoorwaarden ventilatie

7 7 6. Ruimteverwarming De minister legt de berekeningsmethode vast voor de behandeling van preferente en niet-preferente opwekkers. In afwachting van de door de minister vastgestelde berekeningsmethode, wordt er enkel rekening gehouden met de preferente warmteopwekker als bij een centraal verwarmingssysteem meerdere warmteopwekkers aangesloten zijn op hetzelfde hydraulisch circuit. Een groep van identieke warmteopwekkers wordt gezamenlijk als één warmteopwekker behandeld. Bij een combinatie van plaatselijke verwarming en centrale verwarming, moeten beide systemen afgetoetst worden. 6.1 Centrale verwarming: ketel gasvormige en vloeibare brandstof De installatie moet minstens een installatierendement hebben van 84%, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (H s ). η inst = fncv/gcv η 30% f loc f reg, burn f insulation f reg f hyd 0,84 of in het geval van een condenserende ketel: η inst = fncv/gcv [η 30% + 0,003(θ 30% - θ ave,boiler )] f loc f reg, burn f insulation f reg f hyd 0,84 Met: η inst f NCV/GCV = installatierendement; = vermenigvuldigingsfactor gelijk aan de verhouding van de onderste tot de bovenste verbrandingswaarde van de gebruikte brandstof, ontleend aan bijlage F van bijlage V; η 30% = deellastrendement bij een belasting van 30%; Als het rendement niet gekend is, dan mag het rendement worden berekend als volgt: Standaardketels (constante temperatuur): η 30% (in %) = log P n Lage-temperatuursketels (met inbegrip van condenserende gasolieketels): η 30% (in %) = 87,5 + 1,5 log P n Condenserende ketels: η 30% (in %) = 97 + log P n Waarbij P n het nominaal nuttig vermogen is van de ketel. θ 30% θave,boiler = ketelinlaattemperatuur waarbij het 30%-deellastrendement bepaald is in C; Als waarde bij ontstentenis mag worden gerekend met 30 C. = seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur in C = x θreturn,design; θreturn,design = ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem in C. De waarde bij ontstentenis voor de ontwerpretourtemperatuur is 45 C voor oppervlakteverwarmingssystemen (vloer-, muur- of plafondverwarming) en 70 C voor alle andere warmteafgiftesystemen. Als in één energiesector beide types systemen voorkomen, moet het systeem met de hoogste ontwerpretourtemperatuur worden beschouwd. Betere

8 8 floc f reg,burn waarden kunnen worden ingebracht overeenkomstig vooraf door de minister erkende regels; = correctieterm voor de plaats van het toestel: Het toestel is opgesteld binnen het beschermd volume: floc = 0; Het toestel is opgesteld buiten het beschermd volume: floc = 0,02. = correctieterm voor de regeling die de ketel warm houdt tussen twee branderbeurten; Het toestel kan (tussen twee branderbeurten) volledig afkoelen: f reg,burn = 0; Het toestel is voorzien van een regeling die het toestel permanent warm houdt (ongeacht of de keteltemperatuur constant blijft, of toch beperkt kan dalen tot een lager temperatuursniveau, maar niet helemaal tot op omgevingstemperatuur): f reg,burn = 0,05. f insulation = correctieterm voor de leidingisolatie; De leidingen en accessoires van het verwarmingssysteem zijn geïsoleerd conform hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze bijlage of vallen buiten het toepassingsgebied hiervan: f insulation = 0; De leidingen en accessoires van het verwarmingssysteem zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze bijlage: f insulation = 0,05. f reg = correctieterm voor de regeling van normaal regime; Het toestel is voorzien van een regeling van normaal regime: f reg = 0; Het toestel is niet voorzien van een regeling van normaal regime: f reg = 0,05. Een regeling van normaal regime voldoet aan beide van onderstaande voorwaarden: er is een automatische regeling voor een variabele ketelwatertemperatuur voorzien (een manuele voorziening, bijvoorbeeld een draaiknop is onvoldoende). Met variabele ketelwatertemperatuur wordt bedoeld dat de aanvoertemperatuur naar de afgifte-elementen van het verwarmingssysteem variabel is. De regeling ervan kan een weersafhankelijke regeling zijn die de watertemperatuur aanpast in functie van de buitentemperatuur. De ketel kan bijvoorbeeld een constante vertrektemperatuur hebben van 60 C en de weersafhankelijke regeling kan deze te hoge temperatuur verlagen naar de gewenste temperatuur. Een andere mogelijkheid is dat het vermogen van de ketel geregeld wordt door de modulerende kamerthermostaat, bijvoorbeeld een modulerende condenserende gasketel met een modulerende kamerthermostaat. Daarbij zal het vermogen van de ketel (en bijgevolg zijn ketelwatertemperatuur) geregeld worden in functie van de kamertemperatuur. Is het koud in de kamer, dan is er een hogere ketelwatertemperatuur dan wanneer de kamer warm is; alle verwarmingslichamen worden uitgerust met het oog op een regeling van de kamertemperatuur in ieder verwarmd lokaal of zone. De verwarmingslichamen worden uitgerust met thermostatische kranen of geregeld in functie van de gemeten temperatuur in het lokaal of zone. Onder zone wordt verstaan: elk geheel van vertrekken waarvan de thermische emissiebronnen (van warmte of koude) aangesloten zijn op het hydraulische netwerk via één enkele aanvoerleiding en één enkele retourleiding. f hyd = correctieterm voor het hydraulisch inregelrapport voor warmteproductie-installaties groter is dan 400 kw. Het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is kleiner dan 400 kw: f hyd = 0; Het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is groter dan 400 kw en er is hydraulisch inregelrapport aanwezig: f hyd = 0; Het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie is groter dan 400 kw en er is geen hydraulisch inregelrapport aanwezig: f hyd = 0,05. Het hydraulisch inregelrapport moet opgemaakt worden door de persoon die de installatie inregelt. In afwachting van door de minister nader gespecifieerde regels moet het inregelrapport minstens volgende aspecten omvatten:

9 9 gegevens over het bedrijf dat de metingen uitvoerde: ondernemingsnummer; naam en adres van het bedrijf; datum van de metingen; naam en voornaam + handtekening van de verantwoordelijke voor de metingen. gegevens over het EPB-volume (woning, appartement, enz.) dat voorwerp uitmaakt van de metingen: naam van de opdrachtgever; volledig adres. gegevens over de meting: instelpunten temperatuur; hydraulische inregeling van de kringen: de debiet/druk grafiek van iedere regelklep; de ingestelde waarde van al de regelkranen; de resultaten van alle uitgevoerde metingen; de debietswaarden (theoretische en opgemeten). Omdat het voor sommige specifieke situaties technisch niet haalbaar is om een niet-condenserende ketel te vervangen door een condenserende, kunt u ook aan de eis voldoen met een nietcondenserende ketel. Dat vraagt dan wel een performante niet-condenserende ketel en een extra inspanning op het vlak van de andere factoren (zoals bijvoorbeeld leidingisolatie). 6.2 Centrale verwarming: ketel elektriciteit Ketels die verwarmen op basis van een elektrische weerstand moeten voldoen aan de eisen die in hoofdstuk 6.4 van deze bijlage gesteld worden aan direct elektrische verwarming. 6.3 Centrale verwarming: elektrische warmtepompen De minimale seizoensprestatiefactor SPF van de warmtepomp wordt weergegeven in Tabel 1. Soort warmtepomp Minimale SPF bodem/water 3,3 water/water 3,9 lucht/water 2,8 lucht/lucht 2,9 dx en/of dc geen eis Tabel 1 - Minimaal vereiste Seizoensprestatiefactor. De seizoensprestatiefactor SPF wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit. De waarde bij ontstentenis voor de SPF voor warmtepompen met lucht als warmtebron én als warmteafvoerend medium bedraagt 1,25. Voor alle andere types warmtepompen is de waarde bij ontstentenis voor de SPF gelijk aan 2. Dit stemt overeen met wat er in bijlage V van het Energiebesluit van 19 november 2010 is vastgelegd.

10 Plaatselijke verwarming: directe elektrische verwarming Eis Voor directe elektrische verwarming geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m² bedragen. Als uitzondering op die regel is het vervangen van een bestaand toestel dat defect is, door een nieuw gelijkaardig toestel altijd toegelaten. In het geval van een renovatie wordt de bruikbare oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het volledige te renoveren gebouw. Voor het vermogen wordt de som van alle nieuwe elektrische verwarmingstoestellen in het volledige gebouw beschouwd. In het geval van een uitbreiding wordt de bruikbare oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het nieuwe gebouwdeel. Voor het vermogen wordt de som van alle nieuwe elektrische verwarmingstoestellen in het nieuwe gebouwdeel beschouwd. Toepassingsgebied Onder directe elektrische verwarming worden alle verwarmingssystemen verstaan op basis van de opwarming van een elektrische weerstand. Hieronder vallen minstens volgende systemen: elektrische accumulatieverwarming elektrische convector elektrische vloerverwarming elektrische stralingsverwarming Een elektrische warmtepomp (met inbegrip van een eventuele bijkomende elektrische weerstand) moet niet worden beschouwd als directe elektrische verwarming. Het elektrische vermogen in W wordt enkel bepaald door directe elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming (dus lampen voor verlichting, kookplaten worden daarin niet meegeteld). Verschillende directe elektrische verwarmingstoestellen die dienen voor ruimteverwarming worden gezamenlijk beschouwd als 1 warmteopwekker waarvan de vermogens opgeteld worden. Toelichting Het verwarmen op basis van een elektrische weerstand van energetisch slecht presterende gebouwen is niet wenselijk. In sommige gevallen zal een bouwheer toch elektrische verwarming verkiezen. Bijvoorbeeld in gebouwen met een zeer lage warmtevraag of een enkel toestel in één bepaalde ruimte (bijvoorbeeld een badkamer). In die gevallen blijft de warmtevraag altijd beperkt en kunt u onder de grens van 15 W/m² blijven. 6.5 Ook interessant verwarmingsaudit: link verschillende soorten verwarmingssystemen: link temperatuurregeling en thermostaat: link afgifte-elementen, verwarmingsleidingen en circulatiepomp: link

11 11 7. Warm tapwater De minimale installatie-eisen voor warm tapwater bij renovatie zijn van toepassing indien circulatieleidingen en/of elektrische toestellen voor de productie van warm tapwater worden vervangen, vernieuwd of toegevoegd. Indien enkel de sanitaire uitrustingen (lavabo s, kranen, douches ) vervangen worden en niet de leidingen of de warmteopwekker, zijn de minimale installatie-eisen voor warm tapwater bij renovatie niet van toepassing. 7.1 Elektrische doorstroomtoestellen en boilers Voor nieuwe elektrische warmwaterproductietoestellen geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximaal vermogen van alle nieuwe elektrische warmwaterproductietoestellen samen wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw. P el max [ 2500 ; * (A 150)] W Met: P el A = elektrisch vermogen in W bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen. Bij een warmtepomp, een zonneboiler of een sattelietboiler met elektrische weerstand als back-up systeem voor als het vermogen van de warmtepomp, de zonneboiler of de combilus ontoereikend is, moet deze elektrische weerstand ingerekend worden om na te gaan of er aan de eis is voldaan. Deze elektrische weerstand zal immers instaan voor de bereiding van het sanitair warm water wanneer er onvoldoende warm water ter beschikking is. Dat kan voorkomen bij een grote afname van sanitair warm water of bij zonneboilers na enkele dagen zonder zonne-energie. Het elektrische vermogen van de compressor van de warmtepomp moet niet ingerekend worden. Bij een warmtepomp met elektrische weerstand die louter dient voor het voorkomen van legionella, moet deze elektrische weerstand niet meegerekend worden; = oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw dat vernieuwd wordt. Het gebouw beperkt zich hierbij tot de grenzen van de wooneenheid (of EPN-eenheid in het geval van een niet-residentieel gebouw). Als in een appartementsblok bijvoorbeeld één appartement wordt vernieuwd, dan wordt gerekend met de oppervlakte van het appartement en niet met de oppervlakte van het appartementsblok in zijn geheel. Voor warmtepompboilers en zonneboilers wordt enkel rekening gehouden met het vermogen van de elektrische weerstanden die niet uitsluitend bestemd zijn voor legionella-bestrijding. Grafisch ziet die eis er als volgt uit:

12 12 Figuur 1: Grafische voorstelling eis maximale vermogen voor elektrische boilers en doorstromers De grens van 2,5 kw komt overeen met één elektrische boiler die geschikt is voor het leveren van SWW in kleinere woningen. Elektrische boilers worden dus niet uitgesloten in woningen. Gebouwen met een oppervlakte groter dan 150 m² kunnen een groter vermogen plaatsen. Als de vraag naar warm water m.a.w. beperkt is, kan een elektrisch toestel worden geplaatst (bijvoorbeeld in de kitchenette van een kantoorgebouw). Bij een grotere vraag (bijvoorbeeld een rusthuis) zal het niet meer mogelijk zijn om enkel elektrische toestellen te plaatsen. 7.2 Circulatieleidingen Circulatieleidingen zijn leidingen met een continue circulatie van warm water. De isolatieverplichtingen van leidingen gelden voor nieuwe of vernieuwde circulatieleidingen voor sanitaire warmwaterleidingen. Voor bestaande circulatieleidingen waaraan niet gewerkt wordt, gelden geen eisen. Circulatieleidingen moeten geïsoleerd zijn conform hoofdstuk 12 van deze bijlage. 7.3 Ook interessant Enkele basisprincipes voor de energiezuinige bereiding van warm tapwater: link

13 13 8. Koeling Ijswatersystemen Voor lucht- en watergekoelde compressiekoelmachines geldt een minimaal installatierendement waarvan de waarde gegeven wordt in Tabel 2. Type ijswatermachine η inst,cool,min Luchtgekoelde ijswatermachine 2,0 Watergekoelde ijswatermachine 3,1 Watergekoelde ijswatermachine met condensor op afstand 2,5 Tabel 2 - Minimaal installatierendement voor compressiekoelmachines. Het installatierendement van het toestel wordt bepaald als volgt: η inst,cool = EER test f pl f insulation f reg Met : EER test = energie-efficiëntieverhouding bepaald bij de 'standard rating conditions' zoals vastgelegd in deel 2 van de norm NBN EN 14511; f pl = correctiefactor die rekening houdt met het gedrag van de koelmachine bij deellast; Waarde bij ontstentenis: f pl = 0,8; Gedetailleerde berekening: 1 f PL SEER EER test Met SEER = de seizoenprestatiecoëfficiënt voor compressiekoelmachines bepaald volgens EN f insulation = correctiefactor voor de leidingisolatie; De leidingen en accessoires van het koelsysteem zijn geïsoleerd conform hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze bijlage of vallen buiten het toepassingsgebied hiervan: f insulation = 1; De leidingen en accessoires van het koelsysteem zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze bijlage: f insulation = 0,95. f reg = correctiefactor voor de regeling. De installatie is uitgerust met een regeling die gelijktijdig koelen en verwarmen in een ruimte vermijdt: f reg = 1; De installatie is niet uitgerust met een regeling die gelijktijdig koelen en verwarmen in een ruimte vermijdt: f reg = 0,95. De regeling kan worden voorzien op bijvoorbeeld één van volgende twee manieren: softwarematig: bv. door een voldoende grote dode band tussen koeling en verwarming te voorzien in de regeling;

14 14 hardwarematig: bv. door het plaatsen van kleppen en kranen die worden gestuurd in functie van de warmte- of koelvraag. Elk regelsysteem dat bij normaal gebruik (zonder tussenkomst van een installateur of technicus) toelaat gelijktijdig te koelen en te verwarmen in een ruimte, is onvoldoende. 9. Ventilatiesystemen 9.1 Warmteterugwinapparaat Een nieuw geplaatst of vervangen centraal ventilatiesysteem dat voorziet in mechanische toevoer en mechanische afvoer moet voorzien zijn van een warmteterugwinapparaat. Een centraal ventilatiesysteem bestaat uit één centrale ventilator en ronde of rechthoekige luchtkanalen. Aan het einde van een luchtkanaal bevindt zich een ventilatierooster. Een centraal ventilatiesysteem zorgt voor de aanvoer en de afvoer van de lucht waarbij beide stromen via eenzelfde punt (doorgaans in de luchtgroep) passeren. Een decentraal systeem bestaat bijvoorbeeld uit één ventilator voor toevoer in één gevel en een andere ventilator voor extractie in de tegenoverliggende gevel. 9.2 Warmteterugwinrendement Voor serieproducten bedraagt het warmteterugwinrendement minstens 75%. Serieproducten zijn producten die standaard bij de leverancier te verkrijgen zijn. Een serieproduct kunt u selecteren uit de catalogus van de fabrikant zonder dat er aanpassingen aan moeten gebeuren. Het gaat hier dus vaak om kleinere toestellen. Maatproducten moeten samengesteld worden uit onderdelen (voor bv. verwarming, bevochtigen, koelen), op maat van de specifieke toepassing. η hr,vent = η test f at, AHU f at, duct f insul, duct f ae f reg,vent 75% Met: η test = testrendement van de warmteterugwinning bepaald volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011; f at, AHU = correctiefactor voor de luchtdichtheid van het toestel; De luchtgroep voor niet-residentiële toepassingen heeft een luchtdichtheidsklasse van minstens L2, bepaald volgens norm NBN EN 1886: f at, AHU = 1,02; De bepaling van de luchtdichtheid moet gebeuren door de fabrikant van het toestel, volgens norm NBN EN Er bestaan drie classificaties: L1 L2 en L3. L1 is beter dan L2 en L2 is beter dan L3. In alle andere gevallen: f at, AHU = 1.

15 15 f at, duct = correctiefactor voor de luchtdichtheid van de kanalen; De luchtdichtheidsklasse van de ventilatiekanalen wordt weergegeven in een meetrapport bepaald volgens de normen NBN EN (voor ronde luchtkanalen) en NBN EN 1507 (voor rechthoekige luchtkanalen) en gemeten volgens de meetprocedure beschreven in bijlage C van de norm EN (2004) en behaalt minimum klasse B: f at, duct = 1,02; Klasse B is beter dan klasse A, C is beter dan B en D is de beste klasse. In alle andere gevallen: f at, duct = 1. f insul, duct = correctiefactor voor de isolatie van de kanalen; De nieuwe ventilatiekanalen worden gebruikt voor het transport van verwarmde of gekoelde lucht en zijn niet geïsoleerd conform hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze bijlage: finsul, duct = 0,95; Onder verwarmde lucht wordt verstaan: lucht die verwarmd wordt door een verwarmingselement en die een ingestelde temperatuur heeft hoger dan 25 C. Onder gekoelde lucht wordt verstaan: lucht die gekoeld wordt door een koelelement en die een ingestelde temperatuur heeft lager dan 18 C. Een warmteterugwinapparaat wordt in deze context niet beschouwd als een verwarmings- en/of koelelement. In alle andere gevallen: f insul, duct = 1. f ae = correctiefactor voor de aerolische inregeling; Er is geen aerolisch inregelrapport aanwezig: f ae = 1; Er is een aerolisch inregelrapport aanwezig: f ae = 1,02. Het inregelrapport moet voldoen aan de vereisten voor het meetrapport voor het meten van mechanische ventilatiedebieten beschreven in bijlage VII bij het ministerieel besluit van 2 april 2007 betreffende de vastlegging van de vorm en de inhoud van de EPB-aangifte en het model van het Energieprestatiecertificaat. Bijkomend moet het rapport minstens volgende aspecten omvatten: sturingsparameters klok (bvb. dag/nacht regeling); setpunten temperatuur (in geval van een klimaatregeling); sturingsparameters bezetting. f reg,vent = correctiefactor voor de snelheidsregeling van de ventilatoren. De ventilatoren van de luchtgroep zijn niet voorzien van een snelheidsregeling: f reg,vent = 1; De ventilatoren van de luchtgroep zijn voorzien van een snelheidsregeling: f reg,vent = 1,05. Bij een snelheidsregeling kan de snelheid van de ventilator op minstens twee verschillende snelheden geregeld worden, hetzij automatisch (bv. door een CO 2 - regeling), hetzij handbediend (bv. een driestandenschakelaar). Als echter de standenschakelaar bijvoorbeeld kleppen regelt om het debiet te sturen, waarbij de snelheid van de ventilatoren behouden blijft, dan telt dit niet als een snelheidsregeling. Er zal namelijk geen besparing van het elektrisch verbruik plaatsvinden.

16 Verlichting 10.1 Vaste verlichtingstoestellen (aan plafond, muur en vloer) Deze eisen gelden enkel in niet-residentiële gebouwen (alle gebouwen die geen woonfunctie hebben: scholen, kantoren, utilitaire gebouwen, industrie). Onderstaande link geeft een lijst met voorbeelden wat onder woongebouwen wordt verstaan en wat niet: In elke ruimte van een niet-residentiëel gebouw waar de volledige verlichting wordt vernieuwd, moet het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen voldoen aan het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (w equiv, max in W/m²) waarvan de waarden vermeld zijn in Tabel 3. Het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen (w equiv in W/m²) is het bepaalde specifiek geïnstalleerd vermogen vermenigvuldigd met de respectievelijke correctiefactoren voor aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en/of dimmen, als die sturingen voorzien zijn. De correctiefactoren zijn combineerbaar. De waarden van de correctiefactoren staan in Tabel 3. Verschillende kringen die niet gelijktijdig kunnen branden, moeten niet worden opgeteld. In die situatie moet enkel de kring (of combinatie van kringen die gelijktijdig kunnen branden) met het grootste vermogen worden beschouwd. w equiv = w f pres f day f dim w equiv, max Met: w equiv = equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen; w equiv, max = het maximaal equivalent geïnstalleerd vermogen; w = specifiek geïnstalleerd vermogen [W/m²]; Dit is de som van het geïnstalleerd vermogen van alle vaste verlichtingstoestellen (aan plafond muur en vloer), inclusief het vermogen van de ballasten en de transformatoren, gedeeld door de netto vloeroppervlakte van het lokaal. f pres = correctiefactor voor aanwezigheidsdetectie, gegeven in Tabel 3; In lokalen waar vensters aanwezig zijn, moet de aanwezigheidsdetectie van het type manueel aan/automatisch uit zijn om de correctiefactor voor aanwezigheidsdetectie te mogen toepassen. Dit is om te vermijden dat de bewegingsdetectoren een meerverbruik zouden realiseren doordat de verlichting automatisch aangeschakeld wordt op momenten dat er voldoende daglicht is. f day = correctiefactor voor daglichtsturing, gegeven in Tabel 3; De correctiefactor voor daglichtafhankelijk dimmen mag enkel worden toegepast in lokalen waar vensters aanwezig zijn. f dim = correctiefactor voor dimmen (andere dan daglichtafhankelijk dimmen), gegeven in Tabel 3. De gebouwfuncties in Tabel 3 zijn slechts indicatief. Binnen één gebouw kunnen in principe alle typen van ruimten uit de tabel voorkomen. Lokalen analoog aan lokalen beschreven in de tabel moeten voldoen aan de eisen voor het type ruimte waaraan ze analoog zijn. Lokalen zonder analoge beschrijving moeten niet worden beschouwd.

17 17 Correctiefactoren voor sturing Maximaal equivalent specifiek Aanwezigheids Daglichtsturing Dimmen Functie Type ruimte geïnstalleerd -detectie vermogen [W/m²] w equiv, max f pres f day f dim Logeerfunctie Slaapkamer 7,5 0,4 0,8 0,9 Kantoor Bureau (individueel, collectief) 15 0,7 0,8 0,9 Openlandschapskantoor 10 0,9 0,8 0,9 Vergaderzaal 15 0,5 0,8 0,9 Onderwijs Leslokalen 12,8 0,75 0,8 0,9 Lerarenlokaal 10 0,7 0,8 0,9 Gezondheidszorg met verblijf Ziekenhuiskamer ,8 0,9 Gezondheidszorg zonder verblijf Behandelings- en onderzoekskamers 12,5 0,7 0,8 0,9 Medische lokalen 25 0,7 0,8 0,9 Bijeenkomst Wachtzaal, klantenzone 7,5 1 0,8 0,9 Auditorium 12,5 0,7 0,8 0,9 Bibliotheek ,8 0,9 Expositiehal ,8 0,9 Toneelzaal, spektakelzaal ,8 0,9 Receptie, Onthaal ,8 0,9 Restaurant ,8 0,9 Handel Winkel voor meubilair, tapijten, textiel ,8 0,9 Voedingswinkel 17,5 1 0,8 0,9 Doe-het-zelf winkel 17,5 1 0,8 0,9 Supermarkt, groot warenhuis ,8 0,9 Sport Turnzaal 10 0,8 0,8 0,9 Fitnesszaal 10 0,8 0,8 0,9 Binnenzwembad 10 0,8 0,8 0,9 Sporthal 10 0,8 0,8 0,9 Keuken Restaurantkeuken 12,5 1 0,8 0,9 Technische ruimten Gekoelde ruimte 7,5 0,6 0,8 0,9 Wasruimte, droogruimte 7,5 0,6 0,8 0,9 Technische ruimte, stookruimte 10 0,2 0,8 0,9 Gemeenschappelijk Circulatieruimten (gangen, trappen) 10 0,8 0,8 0,9 Badkamer (met/zonder wc), douche 10 0,5 0,8 0,9 Wc 17,5 0,2 0,8 0,9 Vestiaire 7,5 0,6 0,8 0,9 Opslagplaats, berging 10 0,7 0,8 0,9 Andere Productie (zwaar werk) ,8 0,9 Productie (fijn werk) 12,5 1 0,8 0,9 Garage (gemeenschappelijk) 3 0,2 0,8 0,9 Tabel 3 - Maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen en correctiefactoren voor sturing.

18 18 De functie en het type ruimte wordt vastgelegd door het bouwteam. Het bouwteam kiest het type dat best aansluit bij de werkelijke situatie. De keuze is vrij maar moet verdedigbaar zijn. Als geen van de mogelijkheden aansluit bij ene type uit de tabel, moet u de ruimte niet beschouwen voor de installatie-eisen (het is uiteraard aangeraden om ook hier een doordachte verlichting te plaatsen). Het Vlaams Energieagentschap krijgt vaak de vraag welke keuze gemaakt moet worden voor een specifieke situatie. Het is niet aan het Vlaams Energieagentschap om voor elk van deze specifieke situaties de meest aangewezen keuze in te schatten. De uiteindelijke keuze voor de rapportering in de EPB-aangifte is de verantwoordelijkheid van de verslaggever, in samenspraak met het bouwteam Voorbeeld In een hotelkamer van 10 m² wordt vaste verlichting geïnstalleerd met een vermogen van 100 W. Dat geeft een specifiek geïnstalleerd vermogen w = 10 W/m². De kamer is uitgerust met een aanwezigheidsdetectie (correctiefactor f pres = 0,4). Het equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen w equiv = 0,4 x 10 W/m² = 4 W/m². Het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen w equiv, max bedraagt 7,5 W/m². De verlichting van de hotelkamer voldoet aan de eis Wat met het visueel comfort? In de beleidsvoorbereidende studie zijn verschillende opties overwogen om het visueel comfort in rekening te brengen. Die bleken echter niet haalbaar om te gebruiken in een wetgevend kader (wegens te ingewikkeld of niet handhaafbaar). Het feit dat het visueel comfort niet opgenomen is als eis, ontslaat de ontwerper niet van zijn verantwoordelijkheid om te voldoen aan de gangbare normen. Het niveau van de vermogenseis is zodanig gekozen dat een correct ontwerp vlot aan de eis voldoet zonder in te boeten op het visueel comfort. Enkel minder doordachte en energieverslindende ontwerpen worden geweerd. Richtlijnen rond visueel comfort zijn terug te vinden in de norm voor werkplekverlichting NBN EN In die norm worden o.a. minimale verlichtingssterktes opgegeven voor elk type werkplek. Die norm wordt sinds eind 2012 ook aangehaald in de welzijnswet - Omgevingsfactoren en fysische agentia - verlichting: Ook interessant Terminologie: link Lamptypes: link De armatuur: link Regelsystemen: link Normalisatie en regelgeving: link

19 Energieverbruiksmeters Voor grotere installaties is het interessant het energieverbruik te monitoren. Daardoor kan onnodig energieverlies worden opgespoord en bijgestuurd. Bij bepaalde grotere installaties zal daarom het plaatsen van een energieverbruiksmeter verplicht zijn. Warmteproductie door gaswarmtepompen en ketels op gasvormige of vloeibare brandstof Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 70 kw, is een brandstofmeter verplicht. Alleen de bepaling van het totale brandstofverbruik (via één of meer metingen) wordt gevraagd. Dat kan gebeuren met: één meter op de algemene voeding van de stookruimte; een reeks meters, telkens geïnstalleerd op de voeding van de brander van elk van de verwarmingsketels. De bepaling gebeurt door optelling van alle meterstanden; een meter die in mindering wordt gebracht van een algemene meter. De bepaling gebeurt door aftrekking. Bijzonder geval van een combi-brander: als minimaal één ketel van het verwarmingssysteem uitgerust is met een brander die op meer dan één brandstof kan werken (al dan niet gelijktijdig), dan moet een verbruiksmeter voor elk brandstoftype worden geplaatst. Tolerantie: als de tweede brandstof alleen in "uitzonderlijke situaties" wordt gebruikt, is haar meting niet verplicht. De overschakeling van één brandstof op een andere om tariefredenen (bijvoorbeeld opvangen van piekperiodes) wordt niet als een uitzonderlijke situatie beschouwd. Gebruik van de meters van de gasleveranciers: de bestaande teller die door de leverancier voor het opstellen van de energiefactuur wordt gebruikt, kan in specifieke gevallen ook als een energiemeter worden beschouwd: 70 kw < Σ Pketels < 400 kw: de meter van de gasleverancier mag als energiemeter worden gebruikt, zelfs als die ook het verbruik van andere uitrustingen weergeeft; Σ Pketels 400 kw: de meter van de gasleverancier mag als energiemeter worden gebruikt op voorwaarde dat hij alleen het verbruik van de ketels van één hydraulisch verwarmingssysteem weergeeft, en niet dat van andere uitrustingen. Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 400 kw is naast de brandstofmeter ook een calorimeter verplicht. Alleen de bepaling van het in het water geproduceerd calorisch vermogen (via één of meer metingen) wordt gevraagd. Dat kan gebeuren met: één meter op de algemene vertrekleiding van de warmteproductie-installatie; een reeks meters, elk geplaatst op het vertrek van elk van de verwarmingscircuits. De bepaling gebeurt door optelling van alle meterstanden. Elektrische warmtepomp Als het totale nominale vermogen van de warmtepompinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle warmtepompen; Als het totale nominale vermogen van de warmtepomp(en) groter is dan 100 kw, is naast een meter voor het elektrische verbruik ook een meter verplicht die de hoeveelheid nuttige energie meet die door het geheel van warmtepompen aan het distributienetwerk wordt doorgegeven. Koeling Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle ijswatermachines;

20 20 Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 100 kw, is naast een meter voor het elektrische verbruik ook een meter verplicht die de hoeveelheid koelenergie meet die door het geheel van ijswaterproductiemachines aan het distributienetwerk wordt doorgegeven. Minimale karakteristieken van de meters De meters worden uitgerust met een voorziening waarmee de gemeten hoeveelheden zowel ter plaatse als van op afstand afgelezen kunnen worden. Met op afstand wordt verstaan dat het mogelijk moet zijn om de gemeten data te lezen zonder in de ruimte aanwezig te zijn. Dit kan bijvoorbeeld via een GBS-systeem. De meters voldoen aan de Europese richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten. Dat komt op het volgende neer: Brandstofmeters (vloeibaar en gasvormig) Een brandstofmeter moet een volume- of massameter zijn met een numerieke weergave van de meterstand (resolutie 1 m³ of 1 kg), uitgerust met een systeem (type impulsgever) dat een automatische opneming (d.w.z. niet manueel visuele weergave) van de meterstand toelaat. De volgende toestellen worden niet als meters beschouwd: toestellen die het peil of de opgeslagen hoeveelheid brandstof meten; urentellers voor de verstuiving van stookolie. Calorimeters De calorimeters zijn van het integrale type: ze zijn uitgerust met een elektronische rekeneenheid die de numerieke integratie uitvoert van het gemeten waterdebiet en het verschil in watertemperatuur tussen de vertrek- en de retourleiding. De meter moet voldoen aan de klasse 2 volgens de norm NBN EN-1434 Warmtemeters. Elektriciteitsmeters De elektriciteitsmeter meet de actieve energie weergegeven in de vorm van een numerieke index met een minimale resolutie van 1 kwh, meters op DIN-rails. De meter beantwoordt aan de normen NBN EN en NBN EN De nauwkeurigheidsklasse is minimum klasse 1 voor actieve energie.

21 Bepaling van de isolatie van leidingen en kanalen 12.1 Toepassingsgebied De isolatieverplichtingen van leidingen gelden voor nieuwe of vernieuwde circulatieleidingen. Circulatieleidingen zijn leidingen met een continue circulatie van warm water. Voor bestaande circulatieleidingen waaraan niet gewerkt wordt, gelden geen eisen. Voor de gewone leidingen (dus geen verplichte drukcirculatie) of luchtkanalen is isoleren niet verplicht. Als echter gewerkt wordt aan de verwarmingsinstallatie, koelinstallatie of ventilatiekanalen, dan moet deze installatie voldoen aan een minimaal systeemrendement (zoals omschreven in hoofdstukken 6, 8 en 9). Om dat rendement te verbeteren, kan de leidingisolatie in detail worden ingerekend. In dat geval (om gebruik te maken van de correctiefactor van de leidingisolatie) moeten zowel de bestaande als de nieuwe leidingen voldoen aan de bepalingen van bijlage XII van het Energiebesluit van 19 november 2010 die hieronder verder worden toegelicht. Het niet voldoen van deze leidingen aan de bepalingen resulteert niet rechtstreeks in een boete maar wel in een minder gunstige uitgangspositie voor het behalen van de systeemeisen voor ruimteverwarming, koeling of ventilatie. Volgende leidingen, kanalen en accessoires zijn aan de bepalingen onderworpen: leidingen en accessoires voor het transport van warm verwarmingswater; leidingen die op temperatuur worden gehouden met een elektrische weerstandsverwarming; leidingen en accessoires voor het transport van warm tapwater (SWW), voor elk leidingsegment met een geforceerde circulatie; leidingen en accessoires voor het transport van koelwater met een temperatuur < 20 C; luchtkanalen. Volgende leidingen en kanalen zijn niet aan de bepalingen onderworpen: leidingen die horen tot een verdeellus voor warm tapwater en die met een thermosifon werken; leidingen waarvan de buitendiameter niet meer dan 20 mm bedraagt; leidingen waarvan de buitendiameter niet meer dan 30 mm bedraagt en die vooraf geïsoleerd zijn met een dikte van minstens 10mm. Onder vooraf geïsoleerd wordt verstaan dat de leidingen reeds in de fabriek geïsoleerd zijn voordat ze aankomen op de werf (prefab inclusief isolatie); luchtkanalen waarvan het rechte doorstroomgedeelte kleiner of gelijk is aan 0,025 m²; luchtkanalen waarvan de buitendiameter niet meer dan 220 mm bedraagt en die vooraf geïsoleerd zijn met een isolatiemateriaal met een dikte van minstens 10mm en lambdawaarde 0,045 W/mK. Onder vooraf geïsoleerd wordt verstaan dat de leidingen reeds in de fabriek geïsoleerd zijn voordat ze aankomen op de werf (prefab inclusief isolatie). Onder leidingen en luchtkanalen moet worden verstaan: rechte segmenten, bochtstukken, elke andere verandering van richting, stukken die bruusk of geleidelijk van doorsnede veranderen, aftakof samenloopstukken, ongeacht hun oriëntatie in de ruimte Temperatuurregimes Een installatie voor verwarming en voor warm tapwater wordt in één van de twee volgende temperatuurregimes ondergebracht: regime I met lage temperatuur: ontwerpvertrektemperatuur 55 C; regime II met hoge temperatuur: ontwerpvertrektemperatuur > 55 C.

22 22 Als waarde bij ontstentenis mag de ontwerpvertrektemperatuur voor warm tapwater en voor oppervlakteverwarmingssystemen (voor vloer-, muur- en plafondverwarming) gelijk aan 55 C worden genomen. Voor alle andere warmteafgiftesystemen geldt 90 C als waarde bij ontstentenis. Een installatie voor koeling wordt in één van de twee volgende temperatuurregimes ondergebracht: regime I met lage temperatuur: ontwerpvertrektemperatuur < 14 C; regime II met hoge temperatuur: ontwerpvertrektemperatuur 14 C. Als de ontwerpvertrektemperatuur niet gekend is, moet regime I worden aangenomen Classificatie van de omgeving van de leidingen De omgeving van de leidingen voor verwarming en voor warm tapwater wordt gekenmerkt door twee verschillende situaties: omgeving I: leidingen en accessoires: o a) ondergronds, in de vloer of buiten; o b) in ruimten buiten het beschermd volume van het gebouw. omgeving II: leidingen en accessoires binnen het beschermd volume: o a) in een verwarmingslokaal of in een technisch lokaal, in technische kokers; o b) in opbouw in elke ruimte zonder verwarmingssysteem; o c) in opbouw in elke ruimte uitgerust met verwarmings- en airconditioningsysteem; o d) in verlaagde plafonds, verhoogde vloeren en permanente wandbekledingen. omgeving III: alle andere situaties binnen het beschermd volume. Daarvoor gelden geen eisen. Leidingen in de vloer behoren tot omgeving III als ze in de isolatielaag zelf liggen, tot omgeving I als ze buiten de isolatielaag liggen (koude zijde) en tot omgeving II of III (afhankelijk van de situatie) als ze binnen de isolatielaag liggen (warme zijde) Thermische isolatie van verwarmingsleidingen en leidingen voor warm tapwater De lineaire warmteweerstand R l van een verwarmingsleiding of van een leiding voor warm tapwater moet groter zijn dan de minimale warmteweerstand R l,min. De waarde van R l,min hangt af van: ontwerpvertrektemperatuur; de omgeving van de leiding; de buitendiameter van de leiding. De getalwaarde ervan is bepaald in Tabel 4. Voor de niet-vermelde buitendiameters moet er lineair worden geïnterpoleerd. De lineaire warmteweerstand R l van de leiding wordt bepaald volgens bijlage E.3 van Bijlage V van het Energiebesluit. Bij de berekening van R l moet worden gerekend met warmteoverdrachtscoëfficiënt hse,j=25 W/m²K voor leidingen in omgeving I en warmteoverdrachtscoëfficiënt hse,j=8 W/m²K voor leidingen in omgeving II. De thermische isolatie mag niet worden onderbroken aan de bevestigingspunten van de leidingen. De leidingsegmenten die door de muren, vloeren of plafonds van het gebouw gaan, ongeacht de oriëntatie ervan, moeten thermisch worden geïsoleerd volgens de volgende voorschriften: doorgangen van 50 cm of langer worden beschouwd als behorende tot omgeving II; voor doorgangen langer dan 1 cm, maar korter dan 50 cm moet het leidingsegment over de lengte van de doorgang thermisch worden geïsoleerd met een minimale dikte van 10 mm (ongeacht het

23 23 isolatiemateriaal), voor zover er een verplichting tot thermische isolatie is voor minstens een van de twee segmenten aan beide kanten van de muur waar de leiding doorheen gaat. Buitendiameter d (mm) van de ongeïsoleerde leiding. Regime I ontwerpvertrektemperatuur 55 C R l,min (mk/w) Regime II ontwerpvertrektemperatuur > 55 C Omgeving I Omgeving II Omgeving I Omgeving II 17,2 5,92 5,21 6,41 5,92 21,3 5,49 4,81 5,95 5,49 26,9 5,08 4,42 5,49 5,08 33,7 4,65 4,05 5,08 4,65 42,4 4,26 3,69 4,65 4,26 48,3 4,03 3,48 4,41 4,03 60,3 3,66 3,15 4,02 3,66 76,1 3,30 2,84 3,64 3,30 88,9 3,08 2,62 3,39 3,08 114,3 2,72 2,31 3,00 2,72 139,7 2,45 2,08 2,72 2,45 168,3 2,22 1,87 2,47 2,22 219,1 1,92 1,61 2,14 1, ,68 1,40 1,88 1,68 323,9 1,52 1,26 1,70 1,52 355,6 1,43 1,18 1,61 1,43 406,4 1,31 1,08 1,48 1,31 Tabel 4 - Minimaal toegelaten warmteweerstand voor leidingen voor verwarming en warm tapwater Thermische isolatie van koelwaterleidingen De lineaire warmteweerstand R l van een koelwaterleiding moet groter zijn dan de minimale warmteweerstand R l,min. De waarde van R l,min hangt af van: het temperatuurstelsel van de leiding; de buitendiameter van de leiding. De getalwaarde ervan is bepaald in Tabel 5. De lineaire warmteweerstand R l van de leiding wordt bepaald volgens bijlage E.3 van Bijlage V van het Energiebesluit.

24 24 Buitendiameter d (mm) van de ongeïsoleerde leiding. Regime I Ontwerpvertrektemperatuur < 14 C R l,min (mk/w) Regime II Ontwerpvertrektemperatuur 14 C 17,2 3,44 3,37 21,3 3,13 2,98 26,9 2,84 2,48 33,7 2,58 2,15 42,4 2,33 1,83 48,3 2,20 1,67 60,3 1,96 1,41 76,1 1,73 1,15 88,9 1,61 1,03 114,3 1,40 0,85 139,7 1,24 0,72 168,3 1,10 0,62 219,1 0,93 0, ,80 0,43 323,9 0,71 0,37 355,6 0,67 0,34 406,4 0,60 0,31 Tabel 5 - Minimaal toegelaten warmteweerstand voor koelwaterleidingen Thermische isolatie van accessoires van leidingen Zodra men verplicht is de leidingen thermisch te isoleren, moeten de accessoires, met inbegrip van de flenzen, die aangesloten zijn op leidingen met een buitendiameter van meer dan 50 mm, thermisch worden geïsoleerd. De accessoires moeten geïsoleerd worden volgens norm NBN D of minstens even goed geïsoleerd worden als de dikste leiding waarop ze aangesloten zijn Thermische isolatie van luchtkanalen De warmteweerstand R van een luchtkanaal moet groter zijn dan de minimaal toegelaten warmteweerstand R min. De waarde van R min hangt af van: de temperatuur van de lucht in het kanaal; de omgeving van het kanaal; het type van de luchtstroom zoals bepaald in de norm EN 13779: 2004 (zie Figuur 2); de aanwezigheid van eventuele warmteterugwinapparaten en voorzieningen voor recirculatie. De getalwaarde ervan is bepaald in Tabel 6:

25 25 Type lucht volgens EN Omgeving van het kanaal Bijkomende voorwaarde Minimale thermische weerstand R min n naam in m².k/w 1 Buitenlucht - In de grond - In een gekoeld lokaal - Uitgezonderd een bodem-lucht warmtewisselaar 0,5 2, 8 en 12 Toevoer-lucht, herbruikte lucht en menglucht In het gebouw (binnen of buiten het beschermd volume) behalve alle zichtbare delen in een ruimte waar de lucht toegevoerd wordt. Verwarmde lucht met een temperatuur >25 C of gekoelde lucht (2) met een temperatuur <18 C (3) 0,65 - In de grond - In een gekoeld lokaal 1,5 (1) In de buitenomgeving 1,5 4 Doorstroomlucht - In de grond - In een gekoeld lokaal - In de buitenomgeving 0,5 (1) 5 en 6 Extractie-lucht en recirculatielucht In het gebouw (binnen of buiten het beschermd volume) behalve alle zichtbare delen in verwarmde ruimtes. - In de grond Aanwezigheid van een stroomafwaarts geplaatst warmteterugwinapparaat en/of een voorziening voor recirculatie 0,65 - In een gekoeld lokaal 1,5 (1) - In de buitenomgeving 7 afvoerlucht Binnen het beschermd volume Voor delen stroomafwaarts van het warmteterugwinapparaat 0,5 (1) (1): de isolatie moet uitgevoerd worden met anticondenserende materialen (2): met inbegrip van lucht verwarmd of gekoeld met een warmteterugwinapparaat (3): ingestelde temperatuur van de luchtbehandeling onder nominale voorwaarden Tabel 6 - Minimaal vereiste warmteweerstand van luchtkanalen.

26 26 Het type vervoerde lucht volgens de norm NEN 13779: 2004 wordt geïllustreerd in Figuur 2: Figuur 2 - Illustratie van de luchttypes volgens NEN 13779: De warmteweerstand R van het kanaal wordt vereenvoudigd bepaald door de dikte van het isolatiemateriaal te delen door de warmtegeleidbaarheid van het isolatiemateriaal Bescherming van de thermische isolatie De thermische isolatie moet voorzien zijn van een bekleding als bescherming tegen: de blootstelling aan UV-stralen en aan de weersomstandigheden; aanvallen van allerlei dieren; mechanische beschadiging in doorgangzones.

27 Voorbeelden 13.1 Voorbeeld 1: Verwarming en sanitair warm water We bekijken de eisen aan de hand van een voorbeeld waarbij een bestaande woning wordt verbouwd. Het gaat om een uitgebreide renovatie waarvoor de medewerking van een architect is vereist. De stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd na 1 januari Tijdens de werken wordt de bestaande verwarmingsinstallatie vernieuwd: de oude atmosferische gasgestookte ketel wordt vervangen. De bestaande radiatoren worden zo veel mogelijk behouden, maar waar nodig worden ze vervangen. De installatie-eisen voor verwarming zijn dus van toepassing. Ketel In ons voorbeeld stelt de installateur als eerste mogelijkheid een concept voor met een condensatieketel die de radiatoren voedt met warm water. Om te voldoen aan de installatie-eisen, moet de verwarmingsinstallatie na het vernieuwen van de ketel minstens een installatierendement hebben van 84 %, bepaald ten opzichte van de bovenste verbrandingswaarde (Hs). Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met de volgende factoren: het deellastrendement van de ketel bij een belasting van 30 % (η30% ); het type brandstof (fncv/gcv); de ketelinlaattemperatuur waarbij het 30%-deellastrendement bepaald is (θ30%); de ontwerpretourtemperatuur van het warmteafgiftesysteem (θreturn,design ), voor de bepaling van de seizoensgemiddelde ketelwatertemperatuur (θreturn,design); de plaats van de ketel (floc); de regeling van de brander (freg,burn); de isolatie van de leidingen (finsulation); de regeling van de installatie (freg); de hydraulische inregeling, bij grote installaties > 400 kw (fhyd); De installateur moet de bovenstaande gegevens aanleveren. De meeste gegevens staan in de technische fiche van de ketel. In ons voorbeeld geeft de installateur de volgende gegevens op: rendement bij deellast (30%) Hi/Hs: 97,2 %/108 %, ketelinlaattemperatuur van 30 C; ketel staat opgesteld in het beschermd volume; de leidingen zijn voldoende geïsoleerd; de ketel staat ook in voor de bereiding van sanitair warm water en kan of mag bijgevolg niet afkoelen tot de omgevingstemperatuur;

28 28 ontwerpretourtemperatuur is niet gekend (in dat geval moet een waarde van 70 C verondersteld worden); geregeld met een aan/uit kamerthermostaat. Het installatierendement bedraagt, na berekening: en voldoet dus niet aan de installatie-eis. Dat betekent dat bij deze renovatie moet gekozen worden voor een regeling met variabele ketelwatertemperatuur, waardoor het berekende installatierendement boven de eis van 84 % komt. Ofwel, in het geval de radiatoren ook worden vernieuwd, kan de ontwerpretourtemperatuur opgevraagd en aangetoond worden door de installateur. Bij een goede keuze van de retourtemperatuur zal het installatierendement voldoen aan de minimumeis. Energieverbruikmeters Of er wel of niet een energieverbruiksmeter moet worden geplaatst op de installatie, hangt af van het nominale vermogen van de warmteproductie-installatie: Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 70 kw, is een brandstofmeter verplicht. Enkel de bepaling van het totale brandstofverbruik (via één of meer metingen) wordt gevraagd. Als het totale nominale vermogen van de warmteproductie-installatie groter is dan 400 kw is een calorimeter verplicht. Enkel de bepaling van het in het water geproduceerd calorisch vermogen (via één of meer metingen) wordt gevraagd. De energieverbruiksmeters moeten worden uitgerust met een voorziening waarmee de gemeten hoeveelheden zowel ter plaatse als van op afstand afgelezen kunnen worden. De meters moeten voldoen aan de Europese richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten. De ketel in de woning uit het voorbeeld heeft een thermisch vermogen dat lager is dan 70 kw. Er hoeft dus geen energieverbruiksmeter geplaatst te worden. Warmtepomp Als alternatief voor de ketel stelt de installateur voor deze renovatie een concept met een warmtepomp voor. Een warmtepomp haalt warmte uit een warmtebron (uit het grondwater, de bodem of de omgevingslucht) en levert deze aan het verwarmingssysteem van het gebouw. De meeste warmtepompen gebruiken hierbij elektriciteit, maar doen dit op een efficiënte manier. De warmtepompinstallatie moet voldoen aan een minimale seizoensprestatiefactor (SPF), bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit. Hiervoor dient de installateur de volgende waarden op te geven: De prestatiecoëfficiënt COP van de warmtepomp, bepaald volgens de normen NBN EN en/of NBN EN (afhankelijk van het type warmtepomp), die meestal wordt

29 29 aangegeven op de technische fiche, samen met het verwarmingsvermogen en het opgenomen elektrisch vermogen van de warmtepomp (COPtest); de ontwerpvertrektemperatuur naar het systeem van warmteafgifte (of desgevallend warmteopslag) (f); het temperatuursverschil in C tussen vertrek en retour van het warmteafgiftesysteem (of desgevallend de warmteopslag) bij ontwerpomstandigheden (f); het elektrisch vermogen van de bronpomp (indien van toepassing, bvb. bij bodem als bron) (fpumps); het luchtdebiet bij ontwerp bij de warmtepompen op ventilatielucht (fahu). In het voorbeeld wordt volgende oplossing voorgesteld door de installateur: Bodem/water warmtepomp met een COP van 4,3 (B0/W35) voor een verwarmingsvermogen van 6,1 kw en een elektrisch opgenomen vermogen van 1,4 kw. De ontwerpvertrektemperatuur van de vloerverwarming is 45 C. Er zijn geen verdere gegevens gekend rond de temperatuurstoename van het water over de condensor (waarde bij ontstentenis te gebruiken voor f Δθ =0,93). Het elektrisch vermogen van de bronpomp bedraagt 160 W. Na berekening wordt de SPF voor deze configuratie: waarmee voldaan wordt aan de minimale installatie-eis van 3,3. Energieverbruikmeters Of er wel of niet een energieverbruiksmeter moet worden geplaatst op de installatie, hangt af van het nominale (elektrische) vermogen van de warmtepomp: Als het totale nominale vermogen van de warmtepompinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle warmtepompen. Als het totale nominale vermogen van de warmtepomp(en) groter is dan 100 kw, is een meter verplicht, die de hoeveelheid nuttige energie meet die door het geheel van warmtepompen aan het distributienetwerk wordt doorgegeven. De warmtepomp in het voorbeeld heeft een elektrisch vermogen dat lager is dan 10 kw. Er hoeft dus geen energieverbruiksmeter geplaatst te worden. Directe elektrische verwarming Voor de renovatie in het voorbeeld kan niet meer gekozen worden om de volledige woning te verwarmen met directe elektrische verwarming (bijvoorbeeld met elektrische convectoren). Er geldt namelijk een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te

30 30 renoveren gebouw of in het nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W per m² bruto vloeroppervlakte van het totale te renoveren gebouw bedragen. Het toepassen van een enkele elektrische radiator in bijvoorbeeld de badkamer kan wel nog, aangezien deze onder de 15 W per m² zal vallen. Een badkamerradiator van 2 kw in een woning van 200 m² komt neer op 10 W/m². Warm tapwater Voor nieuw te installeren elektrische warmwaterproductietoestellen geldt een maximaal toegestaan elektrisch vermogen. Het maximale vermogen van alle nieuwe elektrische warmwaterproductietoestellen samen, wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw. Pel max [ 2500 ; * (A 150)] W Er dient rekening gehouden te worden met: Pel = het elektrisch vermogen in W, bepaald door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen; A = de oppervlakte in m² bepaald op basis van de bruto vloeroppervlakte van het gebouw. De installateur stelt een elektrische warmwaterboiler voor van 200 liter, met een verwarmingsvermogen van 2400 W. Omdat het vermogen kleiner is dan 2500 W en er geen andere elektrische warmwaterproductietoestellen voorzien worden, is er voor dit toestel geen probleem. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat bij een grotere inhoud meestal een groter vermogen hoort. Isolatie van leidingen De leidingen van de verwarming en het warm tapwater worden geïsoleerd. Om de isolatiedikte te bepalen wordt rekening gehouden met de ontwerpvertrektemperatuur, de omgeving van de leiding en de buitendiameter van de ongeïsoleerde leidingen.

31 31 De isolatie van deze leidingen is niet verplicht, maar wel sterk aangeraden. Het isoleren van de leidingen voor het verwarmingswater heeft een positief effect op de berekening van het installatierendement van de ketel (zie hoger). Indien er in het project circulatieleidingen aanwezig zouden zijn, dan moeten deze circulatieleidingen worden geïsoleerd. De minimaal vereiste isolatie hangt af van de ontwerpvertrektemperatuur, de omgeving en de buitendiameter van de leiding Voorbeeld 2: Ventilatie We bekijken de eisen aan de hand van een voorbeeld waarbij een bestaande woning wordt verbouwd. Het gaat om een uitgebreide renovatie waarvoor de medewerking van een architect is vereist. De stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd na 1 januari Situatie 1: Er wordt een nieuw ventilatiesysteem geplaatst. Om een aangenaam binnenklimaat te krijgen kiest de bouwheer voor een systeem A met natuurlijk toe- en afvoer of voor een systeem C met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. De installatie-eisen voor ventilatiesystemen zijn hier NIET van toepassing. Situatie 2: Er wordt een nieuw ventilatietoestel geplaatst en het is de bedoeling om de woning extra luchtdicht te maken. Om een aangenaam binnenklimaat te krijgen, wil de bouwheer een ventilatietoestel met mechanische toevoer en afvoer plaatsen. De installatie-eisen voor ventilatiesystemen zijn dus WEL van toepassing. Ventilatiesysteem Situatie 1: Gezien de regelgeving enkel van toepassing is op een systeem D met warmteterugwinning, zijn voor systemen A en C (ook vraaggestuurd) geen eisen opgelegd bij renovatie. Situatie 2: Het nieuwe ventilatiesysteem zal zorgen voor een mechanische toevoer en afvoer van ventilatielucht. Om te voldoen aan de installatieeisen moet het dus voorzien zijn van een warmte-terugwinapparaat. Voor deze residentiële toepassing wordt gekozen voor een standaard beschikbaar ventilatietoestel. Het gaat dus om een serieproduct. Om te voldoen aan de installatie-eisen moet het warmteterugwinrendement minstens 75 % bedragen. Bij de bepaling van het warmteterugwinrendement van de installatie wordt rekening gehouden met de volgende factoren: Het testrendement van de warmteterugwinning, bepaald volgens bijlage G van het wijzigingsbesluit van 20 mei 2011 (ηtest)); de luchtdichtheid van het toestel (fat, AHU); de luchtdichtheid van de kanalen (fat, duct); de isolatie van de kanalen (finsul, duct); de aërolische inregeling van het ventilatiesysteem, aangetoond via een inregelrapport (fae);

32 32 de snelheidsregeling van de ventilatoren (freg,vent). De installateur moet de bovenstaande gegevens aanleveren. De meeste gegevens staan in de technische fiche van het ventilatietoestel. In ons voorbeeld geeft de installateur de volgende gegevens op: De technische fiche van het ventilatietoestel vermeldt voor het warmteterugwinrendement in functie van het ingestelde debiet: o debiet < 189 m³/h: 81% o 190 < debiet < 289 m³/h: 78% o 290 < debiet < 369 m³/h: 75% Het ingestelde debiet op het toestel bedraagt 280 m³/h. Er is geen luchtdichtheidsmeting gebeurd van de kanalen. Er is enkel transport van lucht en de kanalen zijn correct geïsoleerd. Er is geen inregelrapport aanwezig. Er is geen snelheidsregeling van de ventilatoren. Het warmteterugwinrendement bedraagt, na berekening: Dat voldoet dus aan de installatie-eis. Een toestel met een minder goed rendement kan, maar dat moet gecompenseerd worden door een inregelrapport of door luchtdichtheidsmetingen van de ventilatiekanalen. Isolatie van luchtkanalen De nieuwe luchtkanalen worden waar nodig geïsoleerd. De warmteweerstand R van het luchtkanaal moet groter zijn dan de minimaal toegelaten warmteweerstand R min. Die hangt af van: de temperatuur van de lucht in het kanaal; de omgeving van het kanaal; het type van de luchtstroom; de aanwezigheid van eventuele warmteterugwinapparaten en voorzieningen voor recirculatie. De warmteweerstand R van het kanaal wordt vereenvoudigd bepaald door de dikte van het isolatiemateriaal te delen door de warmtegeleidbaarheid van het isolatiemateriaal. Volgende kanalen zijn niet aan de bepalingen onderworpen: luchtkanalen waarvan het rechte doorstroomgedeelte kleiner of gelijk is aan 0,025 m²;

33 33 luchtkanalen waarvan de buitendiameter niet meer dan 220 mm bedraagt en die vooraf geïsoleerd zijn met een dikte van minstens 10 mm. Bij de verbouwing in het voorbeeld zullen alle leidingen binnen het beschermd volume lopen. De kanalen hebben allemaal een diameter kleiner dan 180 mm. Voor de verse buitenlucht en de afvoerlucht worden dampdicht geïsoleerde kanalen met een dikte van 16 mm gebruikt. Hierdoor zijn de kanalen niet onderworpen aan de bepalingen en voldoen ze dus automatisch aan de eisen. De isolatie van de luchtkanalen voldoet aan de eisen en heeft daardoor een positief effect op de berekening van het warmteterugwinrendement (zie hoger) Voorbeeld 3: Verlichting We bekijken de eisen aan de hand van een voorbeeld waarbij een bestaand kantoorgebouw wordt verbouwd. Het gaat om een uitgebreide renovatie waarvoor de medewerking van een architect is vereist. De stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd na 1 januari Tijdens de werken wordt in een landschapskantoor, een individueel kantoor, een polyvalente zaal en een vergaderzaal de verlichting vernieuwd. De installatie-eisen voor de verlichting zijn van toepassing op deze lokalen, omwille van de volgende redenen:

34 34 niet-residentieel gebouw; stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 januari De bestaande oude TL-armaturen kunnen vervangen worden door nieuwe energiezuinige TLverlichting of door LED-verlichting met aanwezigheidsdetectie. Lokalen analoog aan een lokaaltype zoals beschreven in tabel 3 van bijlage XII (een nieuwe bijlage bij het Energiebesluit) moeten voldoen aan een maximaal specifiek geïnstalleerd vermogen. Andere lokalen moeten niet worden beschouwd. De tabel hieronder toont een overzicht van de lokalen en hun classificatie volgens de eisen zoals beschreven in bijlage XII. Niet elke ruimte heeft dezelfde eisen. Lokaalfunctie plan volgens Analoge type ruimte volgens bijlage XII van het energiebesluit Maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen W/m² Correctie factoren voor sturing Aanwezighei ds-detectie fpres Daglichtstur ing fday Dimmen Kantoor Openlandschapskantoor 10 0,9 0,8 0,9 Kantoor secretariaat Bureau collectief) (individueel, fdim 15 0,7 0,8 0,9 Vergaderzaal Vergaderzaal 15 0,5 0,8 0,9 Polyvalente zaal / Nvt Nvt Nvt Nvt Het geïnstalleerde vermogen gaat enkel over het vermogen van de armatuur. Dat omvat de lamp en de toebehoren zoals voorschakelapparatuur, transformator, led-driver. Om het geïnstalleerde vermogen te bepalen wordt enkel gekeken naar de technische gegevens van de armaturen. Het vermogen van toestellen voor sturing moet niet meegeteld worden. Twee apart bedienbare groepen van armaturen in één lokaal worden steeds samen beschouwd, behalve als het onmogelijk is om beide groepen gelijktijdig te laten branden. In dat geval wordt enkel de groep met het hoogste vermogen beschouwd. Door middel van correctiefactoren voor de sturing van de verlichting kan het werkelijk geïnstalleerd vermogen gecorrigeerd worden volgens het type sturing en het type lokaal. Aan een polyvalente ruimte worden geen specifieke eisen opgelegd. Er is geen analoge beschrijving te vinden in tabel 3 van bijlage XII, waardoor de polyvalente zaal niet verder beschouwd wordt. Een volledig overzicht van alle ruimtes vindt u in Bijlage XII, een nieuwe bijlage bij het Energiebesluit. Zie: TL-verlichting In ons voorbeeld stelt de installateur als eerste mogelijkheid een concept voor met TL-verlichting. Er worden performante TL-armaturen van 35 W boven de werkplek geplaatst. De elektronische ballast verbruikt 3 W. Volgens de technische fiche verbruikt het armatuur in totaal 38 W. Voor de inplanting en het bepalen van het aantal armaturen is het aan te raden (maar niet verplicht door het Energiebesluit) om rekening te houden met het lichtcomfort van de werkplaatsen. De norm NBN EN betreffende Werkplekverlichting Deel 1 Werkplekken binnen is een goede leidraad om goed lichtcomfort te verkrijgen. Om te voldoen aan de minimumeisen van de norm NBN EN is in onderstaand voorbeeld het aantal armaturen bepaald door middel van software.

35 35 Lokaalfunctie plan volgens Oppervlakte w = specifiek geïnstalleerd vermogen; Correctie factoren voor sturing wequiv = equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen Maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen m² W W/m² W/m² Kantoor 143, W 1 9,3 10 Kantoor secretariaat W 1 5,3 15 Vergaderzaal W 1 6,7 15 Met het gebruik van performante TL-verlichting kan in dit voorbeeld de eis gehaald worden, zonder een bijkomende investering in een sturing van de armaturen. Als de eisen niet zouden gehaald worden, kan de installatie nog beantwoorden aan de regelgeving door middel van sturing (aanwezigheidsmelding, daglichtsturing en/of dimming). LED-verlichting In het project worden 3 verschillende toestellen gebruikt. Het vermogen per armatuur bedraagt volgens de technische fiche 25,5 W, 37 W en 26 W (incl. de toebehoren zoals de leddriver ). Voor de kantoren wordt een daglichtsturing toegepast. De bezetting van de vergaderzaal is lager dan die van de kantoren en het gebeurt dat de verlichting er gedurende lange periodes blijft branden. Voor de vergaderzaal wordt daarom bewegingsdetectie geplaatst, in combinatie met daglichtsturing. Lokaalfunctie plan volgens Oppervlakte w = specifiek geïnstalleerd vermogen; Correctie factoren voor sturing wequiv = equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen Maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen m² W W/m² W/m² Kantoor 143,1 872,5 W 0,8 4,8 10 Kantoor secretariaat W 0,8 2,3 15 Vergaderzaal W 0,5*0,8=0,4 1,2 15 In dit energiezuinige verlichtingsconcept worden de eisen op het vlak van het maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen met gemak gehaald. Opmerking Er zijn REG-premies beschikbaar voor niet-residentiële relighting. Hiervoor gelden specifieke regels. Bekijk daarvoor de aanvraagformulieren van de distributienetbeheerders.

36 Voorbeeld 4: Koeling We bekijken de eisen aan de hand van een voorbeeld waarbij een bestaand kantoorgebouw wordt verbouwd. Het gaat om een uitgebreide renovatie waarvoor de medewerking van een architect is vereist. De stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd na 1 januari Tijdens de werken wordt de bestaande installatie voor koeling vernieuwd: de oude koelgroep wordt vervangen. Er wordt geprobeerd om de bestaande koelbalken zoveel mogelijk te behouden, maar waar nodig worden ze vervangen. De installatie-eisen voor koeling zijn dus van toepassing. Koelmachine De bestaande luchtgekoelde koelmachine op het dak wordt vervangen door een nieuwe luchtgekoelde koelmachine. Bij het vernieuwen van de koelmachine moet de installatie minstens een installatierendement hebben van 2,0. Bij de bepaling van het installatierendement wordt rekening gehouden met de volgende factoren: de energie-efficiëntieverhouding (EER test ) bepaald bij de 'standard rating conditions' volgens de norm NBN EN 14511; het gedrag van de koelmachine bij deellast (fpl, berekend op basis van de seizoensprestatiecoëfficiënt SEER bepaald volgens EN 14825); de leidingisolatie (finsulation);

37 37 de aanwezigheid van een regeling die gelijktijdig koelen en verwarmen in een ruimte vermijdt, softwarematig via een dode band tussen koeling en verwarming of hardwarematig via kleppen en kranen (freg). De installateur moet de bovenstaande gegevens aanleveren. De meeste gegevens staan in de technische fiche van de koelmachine. In ons voorbeeld geeft de installateur de volgende gegevens op: EER: 2,6 (volgens NBN EN 14511; ijswater regime 7 C/12 C buitencondities 35 C); SEER: niet opgegeven; leidingen en accessoires van het koelsysteem zijn geïsoleerd; er is geen overlapping mogelijk van koelen en verwarmen. Het installatierendement bedraagt, na berekening: en voldoet dus aan de installatie-eis. Als de leidingen niet geïsoleerd zijn, wordt het installatierendement voor deze koelmachine lager dan de vereiste waarde van 2,0 en voldoet de installatie niet. Door de ijswaterleidingen correct te isoleren, worden de verliezen en het bijhorende energieverbruik van de installatie voor de koeling beperkt. Isolatie van leidingen voor ijswater De leidingen voor het ijswater worden geïsoleerd. Om de isolatiedikte te bepalen, wordt rekening gehouden met de ontwerpvertrektemperatuur en de buitendiameter van de ongeïsoleerde leidingen. Het isoleren van de leidingen voor het ijswater heeft een positief effect op de berekening van het installatierendement van de koelmachine (zie hoger). Energieverbruiksmeters Of er wel of niet een energieverbruiksmeter op de installatie moet worden geplaatst, hangt af van het nominale (elektrische) vermogen van de ijswaterinstallatie: Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 10 kw, is een meter verplicht die het elektrische verbruik meet van alle ijswatermachines; Als het totale nominale vermogen van de ijswaterinstallatie groter is dan 100 kw, is een meter verplicht die de hoeveelheid koelenergie meet die het geheel van de ijswaterproductiemachines aan het distributienetwerk doorgeeft. De energieverbruiksmeters moeten worden uitgerust met een voorziening waarmee de gemeten hoeveelheden zowel ter plaatse als van op afstand kunnen worden afgelezen. De meters moeten voldoen aan de Europese richtlijn 2004/22/EG betreffende meetinstrumenten. De koelmachine in het voorbeeld heeft een elektrisch vermogen dat hoger is dan 100 kw. Er worden dus 2 meters geplaatst:

Installatie-eisen bij renovatie. - Energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen in bestaande gebouwen in Vlaanderen -

Installatie-eisen bij renovatie. - Energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen in bestaande gebouwen in Vlaanderen - Klik VCB-Energiecongres om de stijl te bewerken 27 maart 2014 Klik om de modelstijlen te bewerken Installatie-eisen bij renovatie Tweede niveau - Energieprestatie-eisen voor technische bouwsystemen in

Nadere informatie

Bijlage XII: Systeemeisen

Bijlage XII: Systeemeisen Bijlage XII: Systeemeisen 1. Onderwerp Deze bijlage legt minimale eisen op aan de nieuw geplaatste installaties of de vernieuwde installaties bij renovaties en functiewijzigingen. Het verplaatsen van een

Nadere informatie

Verwarming en sanitair warm water

Verwarming en sanitair warm water 1 Installatie-eisen bij renovatie Verwarming en sanitair warm water Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. TOEPASSING... 2 2. KETEL... 2 2.1 Energieverbruiksmeters... 3 3. WARMTEPOMP... 4 3.1

Nadere informatie

Installatie-eisen: Voorbeeld: verwarming en sanitair warm water

Installatie-eisen: Voorbeeld: verwarming en sanitair warm water 1 1 Installatie-eisen: Voorbeeld: verwarming en sanitair warm water Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 1. ACHTERGROND... 2 2. KETEL... 2 2.1 Installatie-eisen... 2 2.2 Gegevens... 2 2.3 Formule installatierendement...

Nadere informatie

Bijlage XII: Systeemeisen

Bijlage XII: Systeemeisen Bijlage XII: Systeemeisen bvr 29/11/2013 b.s. 28/01/2014 bvr 4/04/2014 b.s. 8/05/2014 bvr 18/12/2015 b.s. 28/12/2015 bvr 13/01/2017 b.s. 23/02/2017 bvr 15/12/2017 b.s. 28/12/2017 Deze bijlage is enkel

Nadere informatie

Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015

Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015 1 Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 VOORWOORD/INLEIDING... 2 1. WANNEER ZIJN DE INSTALLATIE-EISEN BIJ RENOVATIE VAN TOEPASSING?...

Nadere informatie

Installatie-eisen bij renovatie: FAQ s. Inhoudstafel

Installatie-eisen bij renovatie: FAQ s. Inhoudstafel 1 Installatie-eisen bij renovatie: FAQ s Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 1. REGELGEVING EN TOEPASSINGSGEBIED... 3 1.1 Is een stedenbouwkundige vergunning of melding verplicht voor het vervangen van de installaties?...

Nadere informatie

Installatie eisen bij renovatie

Installatie eisen bij renovatie Installatie eisen bij renovatie minimale eisen voor de nieuw geplaatste installaties of de vernieuwde installaties bij i ti renovaties en functiewijzigingen 2015 Patrik De Paep pdepaep@depaep.be Achtergrond

Nadere informatie

Installatie-eisen bij renovatie

Installatie-eisen bij renovatie Installatie-eisen bij renovatie Minimale eisen voor het vernieuwen van installaties in bestaande gebouwen vanaf 2015 Voor werkzaamheden aan bestaande gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding

Nadere informatie

Meer info: http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/infofiche.pdf

Meer info: http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/infofiche.pdf INSTALLATIETOETS Algemene info Met deze Excel kan u de installatie-eisen die van toepassing zijn in Vlaanderen bij renovaties en functiewijzingen met een melding of bouwaanvraag vanaf 1 januari 2015 nagaan.

Nadere informatie

EPB platform. Externe warmtelevering. Installatie eisen bij renovatie

EPB platform. Externe warmtelevering. Installatie eisen bij renovatie EPB regelgeving: energievoorziening in collectieve woningbouw EPB platform, externe warmtelevering, installatie eisen renovatie Lore Stevens Vlaams Energieagentschap 27 mei 2014 1 Inhoud EPB platform Externe

Nadere informatie

Software Aard van werken

Software Aard van werken Klik om de stijl te bewerken Krachtlijnen wijziging EPB 2014 Jens Franken Ingenieur Klik om de stijl te bewerken Overzicht eisen Hernieuwbare energie Software 2014 Aard van werken 30/09/2013 Informatiesessie

Nadere informatie

[MINIMALE INSTALLATIE-EISEN BIJ

[MINIMALE INSTALLATIE-EISEN BIJ Kenniscentrum energie Thomas More Kempen Campus GEEL Ingenium Vlaams Energieagentschap [MINIMALE INSTALLATIE-EISEN BIJ RENOVATIE] De cursist is steeds volledig verantwoordelijk voor het in acht nemen van

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218]

Belgisch Staatsblad dd MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218] 115802 MONITEUR BELGE 28.12.2017 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218] 15 DECEMBER 2017. Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat

Nadere informatie

VR DOC.0907/2BIS

VR DOC.0907/2BIS VR 2017 1509 DOC.0907/2BIS Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen over de energieprestatieregelgeving

Nadere informatie

Minimale installatie-eisen bij renovatie

Minimale installatie-eisen bij renovatie 1 De cursist is steeds volledig verantwoordelijk voor het in acht nemen van de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften die met deze cursus verband houden. De cursist ontheft Thomas More Kempen vzw van elke

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Walstraat nummer 40 bus 3 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²ar): 81 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

Telefoonnummer bouwheer: 09/ ;, architect D'Hondt Architecten- en ingenieursbureau bvba: 056/ ;, : ;

Telefoonnummer bouwheer: 09/ ;, architect D'Hondt Architecten- en ingenieursbureau bvba: 056/ ;, : ; Dossiernummer: 140813239 DH JV Datum: 10/3/2016 Betreft: EPB-verslaggeving renovatie blok C en E; bouwen werkplaats en fietsenatelier blok M - Regie der Gebouwen - Vlaanderen Regio West - Stadensteenweg

Nadere informatie

INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017

INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017 INSPECTIEPROTOCOL Energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017 Geldig vanaf 1 januari 2019 www.energiesparen.be Inhoudsopgave Inleiding...2

Nadere informatie

Vanderhaeghen Christophe. Airco-energiedeskundige. Energieaudit. Facilitair management. Opstellen Staat van bevinding.

Vanderhaeghen Christophe. Airco-energiedeskundige. Energieaudit. Facilitair management. Opstellen Staat van bevinding. Energiebeheersing voor een optimaal klimaat Daar staan we voor! Airco-energiedeskundige Contract engineer HVAC- Elect - Verlichting Energieprestatiecertificaten type A, B, C Energieaudit Facilitair management

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID 14 MAART 2014. Decreet houdende

Nadere informatie

Installatie-eisen: praktisch voorbeeld van een niet-residentieel gebouw

Installatie-eisen: praktisch voorbeeld van een niet-residentieel gebouw 1 1 Installatie-eisen: praktisch voorbeeld van een niet-residentieel gebouw Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 1. BESCHRIJVING... 2 2. TECHNISCHE INSTALLATIES... 2 2.1 Verwarming... 2 2.2 IJswatermachine kantoren...

Nadere informatie

EPB-eisen voor ingrijpende energetische renovaties vanaf 2015

EPB-eisen voor ingrijpende energetische renovaties vanaf 2015 1 EPB-eisen voor ingrijpende energetische renovaties vanaf 2015 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. INGRIJPENDE ENERGETISCHE RENOVATIE... 2 1.1 Definitie en eisen bij ingrijpende energetische

Nadere informatie

Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties

Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties BIJLAGE X BIJ HET MB VAN 2 APRIL 2007 Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties mb 18/05/2014 b.s. 27/05/2014 mb 30/01/2017

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Collegelaan nummer 8 bus BU14 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²ar): 92 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. 2328 (2013-2014) Nr. 4 26 februari 2014 (2013-2014) stuk ingediend op

Ontwerp van decreet. 2328 (2013-2014) Nr. 4 26 februari 2014 (2013-2014) stuk ingediend op stuk ingediend op 2328 (2013-2014) Nr. 4 26 februari 2014 (2013-2014) Ontwerp van decreet houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de energieprestaties van gebouwen Tekst aangenomen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Waalsekaai nummer 60 bus 11 bestemming appartement type - softwareversie 9.18.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 149 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Kastanjelaan nummer 30 bus VER1 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 137 De energiescore

Nadere informatie

128 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

128 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Briel 22 bus 2B 9990 gemeente Maldegem bestemming appartement type - bouwar 1998 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²ar): 128 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Ooievaarslaan nummer 2 bus 0201 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 147 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

EPB voorontwerp. Bouwen van een industrieloods en een elektriciteitscabine. Industrieweg Noord Opglabbeek

EPB voorontwerp. Bouwen van een industrieloods en een elektriciteitscabine. Industrieweg Noord Opglabbeek ADRES Vismarkt 9 3980 Tessenderlo CONTACT Tel. 03 67 65 4 info@steto.be www.steto.be EPB voorontwerp Bouwen van een industrieloods en een elektriciteitscabine Bouwheer: Indec nv Industrieweg Noord 88 3660

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Parklaan nummer 21 bus 0001 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 387 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Itegemse Steenweg nummer 90 bus 101 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 102 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Sint-Hubertusplein nummer 50 bus 4 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²ar): 76 De energiescore

Nadere informatie

Ingrijpende energetische renovaties: veelgestelde vragen

Ingrijpende energetische renovaties: veelgestelde vragen 1 Ingrijpende energetische renovaties: veelgestelde vragen Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. VRAGEN OVER DE DEFINITIE VAN IER... 2 1.1 Welke schildelen tellen wel en niet mee in de bepaling

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Nieuwdreef nummer 118 bus A5 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 211 De energiescore

Nadere informatie

LOGBOEK. Verwarmingssysteem type 2. van een flatgebouw. Gebouw:.

LOGBOEK. Verwarmingssysteem type 2. van een flatgebouw. Gebouw:. LOGBOEK Verwarmingssysteem type 2 van een flatgebouw Gebouw:. CONTEXT Het logboek is de 'referentie'-documentatie van de verwarmingssystemen. Het bijhouden van een logboek is een van de eisen van de EPB-reglementering

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Ruggeveldlaan nummer 491 bus 5 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 117 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Boomsesteenweg_WI nummer 397 bus 4 bestemming appartement type - softwareversie 9.18.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 316 De energiescore

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Hofgracht nummer 3 bus 3 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 220 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Kwikstaartlaan nummer 29 bus bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 289 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Mezenstraat nummer 1 bus 1VRe bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 77 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

Wat brengt de toekomst? Nieuwe EPB-eisen voor woningrenovaties vanaf 2015

Wat brengt de toekomst? Nieuwe EPB-eisen voor woningrenovaties vanaf 2015 Wat brengt de toekomst? Nieuwe EPB-eisen voor woningrenovaties vanaf 2015 EPB-regelgeving alsmaar strenger 2012 2014 2015 2016 2018 2020 2021 * E-peil E70 E60 E60 E50 E40 E35 E30 K-peil K40 K40 K40 K40

Nadere informatie

DIAGNOSEVERSLAG VAN EEN VERWARMINGSSYSTEEM VAN TYPE 1

DIAGNOSEVERSLAG VAN EEN VERWARMINGSSYSTEEM VAN TYPE 1 DIAGNOSEVERSLAG VAN EEN VERWARMINGSSYSTEEM VAN TYPE 1 Erkende verwarmingsinstallateur Verantwoordelijke van de technische installaties Naam:... Identificatienummer:... Onderneming:... Btw-nummer:... Straat:...

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 2016; Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving DE VLAAMSE

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Weg naar As nummer 160 bus 11 bestemming appartement type - bouwjaar - softwareversie 9.10.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 72 De

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

en erg i eprestatiecertifi ca at bestaand gebouw met woonfunctie

en erg i eprestatiecertifi ca at bestaand gebouw met woonfunctie en erg i eprestatiecertifi ca at Coquilhat bestemming appartement type bouwjaar softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m 2 jaar): 246 De energiescore laat toe om de heid van appartementen te

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Eik nummer 14 bus bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 133 De energiescore laat toe om de heid van appartementen te

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Koning Albertlaan nummer 89 bus 2 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²ar): 92 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1; VR 2017 1301 DOC.1444/2TER Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Suikerrui nummer 30 bus 3 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 191 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Brusselsesteenweg nummer 11 bus 403 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 224 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Stationsstraat nummer 24 bus 4 bestemming appartement type - bouwar 1990 softwareversie 9.10.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 133

Nadere informatie

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011

Infosessies voor energiedeskundigen type A. januari/februari 2011 Infosessies voor energiedeskundigen type A januari/februari 20 Verduidelijkingen en aanpassingen in de werkwijze voor het verzamelen van gegevens over installaties Ruimteverwarming Bewijsstukken IP legt

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Moriaanstraat nummer 5 bus 301 bestemming appartement type - softwareversie 9.17.4 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 313 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Koningin Astridlaan nummer 9B bus 0001 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 201 De

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat de Merodelaan nummer 70 bus 1 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 461 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Zonnedauwstraat nummer 29 bus bestemming type eengezinswoning open bebouwing softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 204 De energiescore laat toe om

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Romeroplein nummer 8 bus 102 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 103 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

410 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

410 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Fruithoflaan 120 bus 33 2600 gemeente Antwerpen bestemming appartement type - bouwjaar 1973 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 410 De energiescore laat toe om de

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Lambrechtshoekenlaan nummer 258 bus 3deV bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 357 De energiescore laat toe om de heid

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie energieprestatiecertificaat straat Hoogstraat nummer 570 bus postnummer 9235 gemeente Fruitrode bestemming eengezinswoning type open bebouwing softwareversie 1.0 berekend energieverbruik (kwh/m²): 380

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Residentie Beatrijs nummer 61 bus bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 228 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Antwerpsestraat nummer 176 bus gvl bestemming appartement type - softwareversie 9.15.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 130 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Diestersteenweg nummer 322 bus bestemming type eengezinswoning open bebouwing softwareversie 9.15.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 235 De energiescore laat toe

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie nummer postnummer De Moy 25 bus V2 2018 gemeente Antwerpen bestemming appartement type - bouwjaar - softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 131 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Mechelsesteenweg nummer 165 bus 7 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 282 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Stationsstraat nummer 15 bus 6 bestemming appartement type - bouwjaar 2005 softwareversie 9.8.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 88

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Italiëlaan nummer 4 bus 11/2 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.3 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 135 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Zeedijk-Knokke nummer 651 bus 23 bestemming appartement type - bouwjaar 1960 softwareversie 9.12.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar):

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Kaulillerdorp nummer 29 bus 0002 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²ar): 172 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Mechelbaan nummer 513 bus 4 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 168 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Schoonstraat nummer 2 bus 101 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 138 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid

Nadere informatie

326 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

326 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Ertbruggelaan 49 bus 4 2100 gemeente Antwerpen bestemming appartement type - bouwjaar 1957 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 326 De energiescore laat toe om de

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Fruithoflaan nummer 98 bus 1 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²ar): 163 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat August Van de Wielelei nummer 163 bus 2 R bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 228

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Marktplein nummer 27 bus 12 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 188 De energiescore

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding. Bijlage 8

Inhoud. 1 Inleiding. Bijlage 8 Bijlage 8 Bijlage XVI Bepaling van de ontwerpretourtemperatuur en de vereisten aan de bewijslast ter staving van het gekozen temperatuurregime voor hydraulische verwarmingssystemen. Inhoud 1 Inleiding...

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Nieuwe Kaai nummer 35 bus 3 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²ar): 124 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Gistelse Steenweg nummer 40 bus 005 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 193 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Webbekomstraat nummer 11 bus bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 405 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Lovenspad nummer 2 bus bestemming type eengezinswoning open bebouwing softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 195 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid

Nadere informatie

92 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

92 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Gasthuis 59 bus 3 2300 gemeente Turnhout bestemming appartement type - bouwjaar 1930 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 92 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Turnhoutsebaan nummer 180 bus 12 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 112 De energiescore

Nadere informatie

329 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

329 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Herentalsebaan 260 2100 bus gemeente V2 Antwerpen bestemming appartement type - bouwjaar 1962 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 329 De energiescore laat toe om

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Lange Nieuwstraat nummer 10 bus 201 bestemming appartement type - softwareversie 9.16.9 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 104 De energiescore

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Albert Woutersstraat nummer 85 bus 0201 bestemming appartement type - bouwar - softwareversie 9.13.7 berekende energiescore (kwh/m²ar): 675 De energiescore laat toe om

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Scheldestraat nummer 21A bus 2 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.8 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 209 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Zeedijk nummer 297 bus 0804 bestemming appartement type - softwareversie 9.15.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 226 De energiescore

Nadere informatie