Uitvoeringsbepalingen

Transcriptie

1 Uitvoeringsbepalingen Behorende bij de Regeling, betreffende het diploma Eerste Hulp, de diploma s Jeugd Eerste Hulp en de daarop aansluitende modules Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006

2 Inhoudsopgave Artikelen Pagina Inleiding 5 1. Algemene bepalingen 6 Begrippen , 1.13, Diploma Eerste Hulp Modules Instructeursdiploma s Diploma Instructeur Eerste Hulp Certificaat Instructeur Jeugd Eerste Hulp B Lotus Certificaat Simulatieslachtoffer Diploma Lotus Certificaat instructeur Lotus 39 19

3 Artikelen Pagina Inleiding 6. Diploma s Jeugd Eerste Hulp Eerste Hulp Junior Jeugd Eerste Hulp A Jeugd Eerste Hulp B Certificaat Jeugdlotus Slotbepalingen Bijlage 1: Eindtermen voor het diploma Eerste Hulp 25 Bijlage 2: Eindtermen voor het diploma Instructeur Eerste Hulp 33 Bijlage 3: Eindtermen voor het certificaat Instructeur Jeugd Eerste Hulp B 36 Bijlage 4: Eindtermen voor het certificaat Simulatieslachtoffer 39 Bijlage 5: Eindtermen voor het diploma Lotus 41 Bijlage 6: Eindtermen voor het certificaat instructeur Lotus 43 Bijlage 7: Eindtermen voor het diploma Eerste Hulp Junior 45 Bijlage 8: Eindtermen voor het diploma Jeugd Eerste Hulp A 48 Bijlage 9: Eindtermen voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B 51 Bijlage 10: Eindtermen voor het certificaat Jeugdlotus 57 Bijlage 11: Eindtermen voor het certificaat Verbandleer en Kleine Ongevallen 59 Bijlage 12: Eindtermen voor het certificaat Eerste Hulp aan Kinderen 63 Op grond van artikel 2 van de Regeling betreffende het Diploma Eerste Hulp, de Diploma s Jeugd Eerste Hulp en de daarop aansluitende modules is het bestuur van Het Oranje Kruis belast met het vaststellen van de voorschriften en administratieve bepalingen die voor de juiste toepassing van de richtlijnen noodzakelijk zijn. Op grond van artikel 3 houdt dit onder meer in: het vaststellen en omschrijven van de eindtermen, de leerstof en de exameneisen voor de in deze Regeling bedoelde diploma s, certificaten en moduleverklaringen, gehoord hebbende de geëigende adviesorganen als genoemd in de statuten van de Stichting; het vaststellen van de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van deze documenten; het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen, noodzakelijk voor een juiste naleving van de in deze Regeling gegeven voorschriften; het (doen) houden van toezicht op deze naleving; het vaststellen van de vergoedingen verschuldigd door en aan derden voor werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van deze Regeling. Het Centraal Bureau van Het Oranje Kruis is op grond van artikel 4 belast met de feitelijke uitvoering van de administratieve bepalingen inzake registratie, examinering en diplomering van de diverse opleidingen. Het voorziet de aanvragers van examens daartoe van de nodige formulieren en invulinstructies. In het hierna volgende overzicht zijn de uitvoeringsbepalingen opgenomen die door het bestuur van Het Oranje Kruis zijn vastgesteld. Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

4 1. Algemene bepalingen ART. 1 Begrippen: 1. Stichting: de Stichting Koninklijke Nationale Organisatie voor Reddingwezen en Eerste Hulp Bij Ongelukken Het Oranje Kruis. 2. Bestuur: het bestuur van de Stichting. 3. Organisaties: verenigingen, lichamen of personen, voor zover deze zich bezighouden met het verbreiden van kennis over en toepassing van Eerste Hulp. 4. Centraal Bureau: het Centraal Bureau genoemd in de statuten van de Stichting. 5. Eerste Hulp: de noodzakelijke hulp die al of niet in afwachting van de georganiseerde professionele hulp naar het oordeel van de Eerstehulpverlener aan een slachtoffer moet worden verleend op een wijze die aansluit bij de professionele hulpverlening. 6. Eerstehulpverlener: degene die in het bezit is van een geldig diploma Eerste Hulp en op grond daarvan in staat en bereid is met zijn beschikbare kennis, vaardigheden en ervaring een slachtoffer de noodzakelijke Eerste Hulp te verlenen. 7. Diploma Eerste Hulp: het diploma, toegekend op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze Regeling. 8. Module: kleinste eenheid van een opleidingsprogramma dat, gecombineerd met andere opleidingsmodules of trainingsmethodes, het persoonlijk opleidingstraject vormt. In deze Regeling worden hieronder tevens verstaan lespakketten, programma s voor zelfstudie, enz. 9. Certificaat: schriftelijke competentieverklaring. 10. Moduleverklaring: bewijs van deelname aan een cursus voor een module. 11. Medisch docent: houder van een in Nederland erkend artsdiploma dan wel een verpleegkundige die voldoet aan de door het bestuur vastgestelde criteria. 12. Instructeur Eerste Hulp: degene die in het bezit is van een geldig Diploma Instructeur Eerste Hulp, toegekend op grond van het bepaalde in hoofdstuk 6 van deze Regeling. 13. Bevoegd beoordelaar: degene die door het bestuur bevoegd is verklaard te oordelen of iemand voldoet aan de eindtermen, dan wel de eisen van competentie voor door het bestuur ingestelde opleidingen. 14. Lotus: Landelijke Opleiding tot Uitbeelding van Slachtoffers. 15. Lotusslachtoffer: Eerstehulpverlener die in het bezit is van een geldig diploma Lotus, toegekend op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5 van deze Regeling. 16. Jeugd Eerste Hulp: de Eerste Hulp, aangepast aan de krachten en kundigheden van jeugdige personen. 17. Jeugd Eerstehulpverlener: degene die in het bezit is van een diploma Eerste Hulp Junior, Jeugd Eerste Hulp A of Jeugd Eerste Hulp B, toegekend op grond van het bepaalde in hoofdstuk 6 van deze Regeling. 18. Jeugdlotus: landelijke opleiding tot het uitbeelden van slachtoffers, aangepast aan de krachten en kundigheden van jeugdige personen. 19. Reddingwezen: het Nederlands Tijdschrift voor EHBO en Reddingwezen, het officiële orgaan van de Stichting. 20. Klachtencommissie: de onafhankelijke Klachtencommissie van Het Oranje Kruis. 21. College van Deskundigen: het College van Deskundigen als bedoeld in artikel 17 en 18 van de statuten van Het Oranje Kruis. Overal waar hij, hem, of zijn staat, kan ook zij of haar worden gelezen. ART. 1.12, 1.13, 6 Voor lessen over de Eerste Hulp bij stilstand van bloedsomloop (reanimatie) moet de medisch docent of instructeur Eerste Hulp als reanimatie-instructeur erkend zijn door de Nederlandse Reanimatie Raad. 6 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

5 Verpleegkundigen kunnen optreden als medisch docent wanneer zij - geregistreerd zijn in het BIG register en - een NRR-erkenning instructeur Reanimatie hebben. Degenen die optreedt als medisch docent draagt de eindverantwoordelijkheid voor een cursus. ART Voor Lotusslachtoffers geldt dat zij bereid en in staat moeten zijn hun optreden in dienst te stellen van het doel van de opleiding cq. het examen. ART. 3.1 Alvorens de bedoelde eindtermen, leerstof en exameneisen vast te stellen neemt het bestuur kennis van het advies van het College van Deskundigen. Dit advies is in beginsel bindend; slechts in zwaarwegende gevallen kan het bestuur van het advies afwijken. ART. 3.4 Om toezicht op de naleving van de Regeling te kunnen uitoefenen stelt het bestuur van Het Oranje Kruis consulenten aan. a. Taken: De consulent heeft tot taak mee te werken aan de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs en de examinering in de Eerste Hulp door: 1. gegevens te verzamelen over de wijze waarop de examens voor onder meer het diploma Eerste Hulp worden afgenomen; 2. te beoordelen of examens op de voorgeschreven wijze worden afgenomen; 3. problemen die zich bij examens voordoen te inventariseren; 4. adviezen te geven voor een mogelijke oplossing van de problemen aan: o het bestuur cq de directie van Het Oranje Kruis; o verenigingen, bedrijven en instellingen die cursussen en examens Eerste Hulp organiseren; o medisch docenten/examinatoren, instructeurs Eerste Hulp en lotusslachtoffers, die aan de examens meewerken. 5. Het zonodig, met opgave van redenen, adviseren aan Het Oranje Kruis om een examen ongeldig te verklaren. b. Bevoegdheden De consulent is namens Het Oranje Kruis bevoegd tot het: 1. bijwonen en beoordelen van examens; 2. gevraagd en ongevraagd geven van adviezen; 3. doen staken van een examen wanneer de kwaliteit van de uitvoering daartoe aanleiding geeft. c. Werkwijze 1. Het Centraal Bureau bepaalt welke examens zullen worden bezocht. De consulent ontvangt van het Centraal Bureau een opgave van de bij te wonen examens. 2. De consulent kondigt tevoren schriftelijk aan dat hij bij een examen aanwezig zal zijn. De aankondiging wordt verzonden aan de vereniging, het bedrijf of de instelling die het examen organiseert en aan de medisch docent en instructeur Eerste Hulp die het examen afnemen. Het Centraal Bureau kan besluiten een bezoek van een consulent onaangekondigd te laten plaatsvinden. 3. De consulent legitimeert zich desgevraagd met de door Het Oranje Kruis verstrekte aanstellingsbrief. 4. De consulent treedt tactvol op en verstoort het verloop van een examen zo min mogelijk. 5. De consulent geeft zonodig vóór aanvang van het examen advies aan de examinatoren en/of het lotusslachtoffer ten aanzien van: o de wijze van examineren; o de taakverdeling tussen de examinatoren; o de wijze waarop het lotusslachtoffer wordt ingeschakeld en o de tijdsduur van het examen per kandidaat. 6. Bij examens controleert de consulent het beschikbare materiaal (verbandmiddelen, reanimatiepop enzovoort) en laat dit zonodig aanvullen; 7. De consulent kan een examen kort onderbreken om nader overleg te plegen met de examinatoren als daartoe gezien het niveau van de kandidaten of de wijze van examineren aanleiding is. 8. Gedurende dit overleg kan de consulent de examinatoren met opgave van redenen onder meer adviseren het examen te beëindigen. 9. De consulent deelt zijn bevindingen mee aan de organisatoren van het examen, de instructeur(s), het lotusslachtoffer en/of de examinatoren. 10. Zonodig adviseert hij Het Oranje Kruis om actie te ondernemen naar aanleiding van zijn bezoek. 11. Van elk bezoek aan een examen brengt de consulent binnen twee weken na zijn bezoek schriftelijk verslag uit aan Het Oranje Kruis. Een afschrift van dit verslag wordt door 8 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

6 toedoen van het Centraal Bureau toegezonden aan de organiserende vereniging of de functionaris die bij een instelling belast is met de opleidingszaken en aan de examinatoren. Het bezoek van een consulent kan ook worden aangevraagd, bijvoorbeeld wanneer de organisatie advies vraagt of problemen verwacht. Het Centraal Bureau beslist of aan deze aanvraag gevolg zal worden gegeven. ART. 4 Informatie over de administratieve afhandeling van examenaanvragen e.d, tarieven, verstrekking van documenten en dergelijke wordt bekend gemaakt via de digitale en papieren Nieuwsbrieven en via de website ART. 5 Publicatie vindt eveneens plaats via de website van Het Oranje Kruis en via papieren en digitale nieuwsbrieven. ART. 7 Bij het verlenen van ontheffing gaat de directeur uit van de aanwijzingen en voorwaarden die door het bestuur hieromtrent zijn gegeven. In voorkomend geval consulteert hij vooraf het bestuur, het College van Deskundigen en/of de Raad van Advies. ART. 8 Het besluit om een diploma, certificaat of moduleverklaring in te trekken wordt meteen aan het bestuur gemeld. 2. Diploma Eerste Hulp ART. 12 Het examen wordt aan de hand van het examenreglement (in ontwikkeling) afgenomen door een examencommissie, bestaande uit een medisch docent en een instructeur Eerste Hulp. De medisch docent moet als reanimatie-instructeur zijn erkend door de Nederlandse Reanimatie Raad. Bij het examen worden lotusslachtoffers ingeschakeld. Medisch docent en instructeur Eerste Hulp kunnen geen examen afnemen van kandidaten die: 1. door één van hen of door hen beiden zijn opgeleid; 2. zijn opgeleid bij de instelling waar zij zelf ook Eerste Hulp-cursussen geven. Ditzelfde geldt voor hiermee te vergelijken personen, bijvoorbeeld echtparen. De directeur kan besluiten de 2e bepaling niet van toepassing te verklaren wanneer sprake is van verschillende vestigingen van hetzelfde opleidingsinstituut. a. Inhoud van het examen De examenstof bevat de volgende onderwerpen. (Zie de eindtermen welke als bijlage 1 bij deze uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen). Groep 1: onderwerpen die bij elke kandidaat moeten worden beoordeeld a) Vijf belangrijke punten bij het verlenen van eerste hulp b) Vaststellen: o bewustzijnsniveau o (gedeeltelijke) afsluiting luchtweg o aan-/afwezigheid ademhaling o aan-/afwezigheid bloedsomloop c) Vrijhouden luchtweg (stabiele zijligging) d) Vrijmaken luchtweg e) Beademen f) Reanimeren g) Stoppen uitwendig bloedverlies door druk ter plaatse 10 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

7 Groep 2: onderwerpen waarvan er bij elke kandidaat tenminste één moet worden beoordeeld: a) Aanleggen (wond)snelverband b) Aanleggen wonddrukverband c) Eerste hulp bij doordringende borstwond d) Eerste hulp bij doordringende buikwond Groep 3: onderwerpen waarvan er bij elke kandidaat tenminste één moet worden beoordeeld Eerste hulp bij: a) Verslikking b) Flauwte c) Shock d) Vergiftiging Groep 4: onderwerpen waarvan er bij elke kandidaat tenminste één moet worden beoordeeld Eerste hulp bij: a) Warmteletsels (brandwonden, oververhitting) b) Koudeletsels (bevriezing, onderkoeling) c) Elektriciteitsongevallen d) Oogletsels Groep 5: onderwerpen waarvan er bij elke kandidaat tenminste één moet worden beoordeeld a) Eerste hulp bij botbreuk en ontwrichting b) Eerste hulp bij kneuzing en verstuiking c) Ondersteunend vervoer d) Verslepen met de handgreep van Rautek b. Opzet van het examen Elke kandidaat wordt gedurende ± 30 minuten geëxamineerd. De kennis en vaardigheid van de kandidaten worden beoordeeld aan de hand van een (ongevals)situatie met een slachtoffer met een bepaalde stoornis of letsel. Het zwaartepunt van het examen ligt op de praktijk van de Eerste Hulp. Medisch docent én instructeur Eerste Hulp worden geassisteerd door lotusslachtoffers. c. Taak lotusslachtoffers De lotusslachtoffers beelden de te examineren stoornissen en letsels uit. Gezien de beperkte tijd kunnen niet alle stoornissen en letsels worden gegrimeerd. Bij een aantal zal het lotusslachtoffer alleen kunnen acteren. Stoornissen en letsels, die wèl kunnen worden gegrimeerd en geacteerd zijn: - flauwte; - uitwendige wond aan arm of been; - uitwendige bloeding aan arm of been; - gesloten botbreuk; - open botbreuk; - verstuiking, kneuzing; - verslikking. Bij het examen moeten deze stoornissen/letsels ook daadwerkelijk worden gegrimeerd. Aangezien de handgreep van Heimlich niet zonder risico is voor het lotusslachtoffer behoeven de kandidaten tijdens het examen deze handgreep niet volledig uit te voeren. Zij moeten: - de juiste plaats weten; - de juiste handgreep op die plaats toepassen; - de juiste positie ten opzichte van het slachtoffer innemen. Een en ander naar het oordeel van de examinatoren, die daarbij het lotusslachtoffer om advies vragen. Bij de lessen moet dezelfde handelwijze worden toegepast. d. Vooroverleg Het is noodzakelijk dat vóór de aanvang van het examen duidelijke afspraken worden gemaakt tussen de leden van het examenteam en de lotusslachtoffers over de stoornissen en letsels die moeten worden uitgebeeld, de wijze waarop en de volgorde waarin. Dit laatste is met name voor de lotusslachtoffers van belang in verband met de voorbereiding van de grime. e. Organisatie van het examen Het aantal examenkandidaten moet tenminste 5 zijn. Indien minder kandidaten worden aangemeld kan het Centraal Bureau besluiten deze bij een ander examen onder te brengen. Indien de organisatie wenst dat het examen met minder kandidaten toch wordt afgenomen gelden bijzondere condities ten aanzien van de kosten en vergoedingen, een en ander in overleg vooraf met het Centraal Bureau. 12 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

8 Per dagdeel en per examenteam mogen zonder vooroverleg met het Centraal Bureau niet meer dan 12 kandidaten worden geëxamineerd. De examinatoren kunnen, wanneer de resultaten daartoe aanleiding geven, het examen stopzetten of opschorten. Aan een kandidaat die als gevolg van een chronisch lichamelijk of geestelijk gebrek niet in staat is om aan alle eindtermen te voldoen, maar voor de overige een geslaagd examen heeft afgelegd wordt het getuigschrift Eerste Hulp uitgereikt. Op dit getuigschrift worden de onderdelen van het examen welke met goed gevolg zijn afgelegd vermeld. Het getuigschrift kan uitsluitend worden uitgereikt wanneer de beperkingen van de kandidaat bij de aanvraag van het examen aan het Centraal Bureau zijn gemeld. Het getuigschrift Eerste Hulp is twee jaren geldig en kan worden verlengd wanneer een bevoegd beoordelaar per onderdeel verklaart dat de houder competent is. 3. Modules ART. 15 Het bestuur van Het Oranje Kruis kan besluiten om voor bepaalde modules een aanvullende opleiding voor de instructeur voor te schrijven. Certificaten en verlengingsverklaringen voor de betreffende modules kunnen uitsluitend worden afgegeven door instructeurs die de verplichte aanvullende opleiding hebben gevolgd. ART. 17 De vervaldatum van certificaten wordt gekoppeld aan de vervaldatum van het diploma Eerste Hulp van de houder. f. Diploma en Insigne De houder van een geldig diploma Eerste Hulp is gerechtigd een insigne van Het Oranje Kruis zichtbaar te dragen wanneer hij dat diploma kan tonen. De insignes zijn te bestellen bij het Centraal Bureau. ART. 14 Om te beoordelen of de geldigheidsduur van een diploma of certificaat verlengd kan worden kan de bevoegd beoordelaar desgewenst met een toets de competentie van de cursist onderzoeken. Deze werkwijze kan bijvoorbeeld ook worden gevolgd wanneer de kandidaat beschikt over een eerste hulp-document dat is uitgereikt door een andere opleidingsorganisatie dan Het Oranje Kruis en verzoekt om afgifte van een diploma Eerste Hulp. 14 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

9 4. Instructeursdiploma s 4.1 Diploma Instructeur Eerste Hulp Het examen wordt afgenomen aan de hand van de Eindtermen, welke als bijlage 2 in deze Uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen. Bij het examen worden lotusslachtoffers ingeschakeld. ART. 18 Aanmelding voor het examen geschiedt door de instelling waar de kandidaat zijn instructeursopleiding heeft gevolgd. ART. 19 Om erkenning van haar instructeursopleiding te verkrijgen dient het instituut aan een tweetal voorwaarden te voldoen. 1. Het opleidingsinstituut dient te beschikken over een visie op onderwijs en een onderwijskundige onderbouwing van de opleiding, zijnde de concretisering van de gehanteerde visie op onderwijs. Deze dienen goedgekeurd te zijn door Het Oranje Kruis. 2. Het lesmateriaal en opleidingsprogramma zijn in overeenstemming met de richtlijnen van Het Oranje Kruis. ART. 20 De examencommissie bestaat uit minstens 2 leden van de door Het Oranje Kruis aangestelde groep examinatoren. De examinator: - voldoet aan de eindtermen voor het diploma instructeur Eerste Hulp; - is in staat objectief te beoordelen; - weet wat moet worden beoordeeld en welk niveau moet worden gehaald om als competent te worden beschouwd; - neemt de tests af volgens de daarvoor gestelde opzet en stelt aan de hand van gestandaardiseerde beoordelingslijsten vast of een kandidaat competent of (nog) niet competent is. ART. 22 De bevoegd beoordelaar kan zijn - de medisch docent tevens NRR- erkend reanimatie-instructeur, - de didacticus, - de eindverantwoordelijke voor de opleiding die zijn betrokken bij het verzorgen van competentiebijeenkomsten door een erkend opleidingsinstituut. Wanneer een instructeur geen competentieverklaring kan overleggen wordt hij in de gelegenheid gesteld om door middel van het afleggen van een examen alsnog verlenging van de geldigheidsduur van zijn instructeursdiploma te verkrijgen. 4.2 Certificaat Instructeur Jeugd Eerste Hulp B ART. 24 Voor de eindtermen voor het examen voor het certificaat Instructeur Jeugd Eerste Hulp B zie bijlage 3. Bij het examen worden lotusslachtoffers ingeschakeld. ART. 25 De vertegenwoordiger van Het Oranje Kruis ziet er op toe dat het examen naar behoren wordt afgenomen op basis van de gestelde eindtermen en de bijbehorende examenstof. De examinator die de reanimatievaardigheden beoordeelt is bovendien medisch docent, door de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) erkend als reanimatie-instructeur De examinator die de instructie beoordeelt heeft ervaring met het geven van onderwijs aan volwassenen en is op de hoogte van de ontwikkelingen op het terrein van het lesgeven. 16 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

10 5. Lotus ART. 31 Onder opleidingsinstituten worden mede verstaan Lotusstudiekringen. Om erkenning van haar lotusopleiding te verkrijgen dient het instituut aan een tweetal voorwaarden te voldoen. 1. Het opleidingsinstituut dient te beschikken over een visie op onderwijs en een onderwijskundige onderbouwing van de opleiding, zijnde de concretisering van de gehanteerde visie op onderwijs. Deze dienen goedgekeurd te zijn door Het Oranje Kruis. 2. Het lesmateriaal en opleidingsprogramma zijn in overeenstemming met de richtlijnen van Het Oranje Kruis. 5.3 Certificaat instructeur Lotus ART. 39 Voor de eindtermen voor het examen voor het certificaat Instructeur Lotus zie bijlage 6. Bevoegde beoordelaars zijn de leden van een door het bestuur aangesteld team van deskundigen. 5.1 Certificaat Simulatieslachtoffer ART. 32 Voor de eindtermen voor het examen Simulatieslachtoffer zie bijlage Diploma Lotus ART. 35 Voor de eindtermen voor het examen voor het diploma Lotus zie bijlage 5. ART. 38 De geldigheidsduur van het diploma Lotus kan telkens met 2 jaar worden verlengd, als is voldaan aan de volgende voorwaarden. 1. De houd(st)er van de aantekening is in het bezit van een geldig Diploma Eerste Hulp. 2. De medisch docent en instructeur Lotus van de studiekring verklaren schriftelijk dat het betrokken lotusslachtoffer nog voldoet aan de eisen, gesteld voor het bezit van het Lotusdiploma. 18 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

11 6. Diploma s Jeugd Eerste Hulp ART. 43 Cursussen Jeugd Eerste Hulp kunnen worden georganiseerd door scholen, EHBO- verenigingen, afdelingen van Reddingbrigades Nederland of het Nederlandse Rode Kruis of anderszins. a. Administratieve afhandeling: Wanneer een cursus Jeugd Eerste Hulp wordt verzorgd door of in samenwerking met een EHBO-vereniging, dan geschiedt de administratieve afhandeling via de koepelorganisatie waarbij deze vereniging is aangesloten. In alle andere gevallen geschiedt de afhandeling rechtstreeks met het Centraal Bureau. 1. De organisator van een cursus Jeugd Eerste Hulp A of B meldt deze door middel van het daarvoor bestemde formulier aan bij het bestuur van zijn koepelorganisatie, dan wel rechtstreeks bij het Centraal Bureau. Deze controleren de gegevens en verzenden het cursusmateriaal. De kosten van boekjes en administratie worden in rekening gebracht. De organisator meldt vervolgens het examen door middel van het daarvoor bestemde formulier aan bij zijn bestuur of bij het Centraal Bureau van Het Oranje Kruis. Deze controleren de gegevens en zenden het aanmeldingsformulier weer aan de betrokken organisatie of school met daarbij het benodigde aantal blanco diploma s. Deze diploma s worden kostenloos door Het Oranje Kruis beschikbaar gesteld. 2. De uitslag van het examen wordt door de examinator door middel van het verslagformulier aan de organisator, aan de koepelorganisatie en aan Het Oranje Kruis meegedeeld. De niet-gebruikte diploma s worden teruggestuurd. 3. De opleiding kan worden gegeven door de leerkracht. Aanbevolen wordt ouders of collega s, in het bezit van een geldig diploma Eerste Hulp en een geldig certificaat Verbandleer en kleine Ongevallen, bij de opleiding in te schakelen. 4. Aan de cursisten die naar het oordeel van de lesgever voldoen aan de eindtermen (bijlage 7) wordt het diploma Eerste Hulp Junior toegekend. 5. Het diploma is twee jaar geldig. 6.2 Jeugd Eerste Hulp A 1. De opleiding voor het diploma Jeugd Eerste Hulp A wordt gegeven aan de hand van en in overeenstemming met de meest recente druk van het boekje Jeugd Eerste Hulp A. 2. De opleiding wordt gegeven door Eerstehulpverleners die in het bezit zijn van een geldig certificaat Verbandleer en Kleine Ongevallen, instructeurs Eerste Hulp of medisch docenten. Aanbevolen wordt ouders, in het bezit van een geldig diploma Eerste Hulp en een geldig certificaat Verbandleer en kleine Ongevallen, bij de opleiding in te schakelen. Aanbevolen wordt de cursus Instructeur Jeugd Eerste Hulp A te volgen. 3. De opleiding is bestemd voor leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs. 4. Het examen wordt afgenomen door een medisch docent, een instructeur Eerste Hulp of een instructeur Jeugd Eerste Hulp B, aan te zoeken door de organisator van de cursus. De examinator mag niet betrokken zijn geweest bij de opleiding. De eindtermen zijn opgenomen als bijlage Eerste Hulp Junior 1. De opleiding voor het diploma Eerste Hulp Junior wordt gegeven aan de hand van en in overeenstemming met de meest recente druk van het boekje Eerste Hulp Junior. 5. Aan de cursisten die naar het oordeel van de examinator(en) voldoen aan de eindtermen wordt het diploma Jeugd Eerste Hulp A toegekend. 6. Het diploma is twee jaar geldig. 2. De opleiding is bestemd voor leerlingen uit groep 5 en 6 van het basisonderwijs. 20 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

12 6.3 Jeugd Eerste Hulp B 1. De opleiding voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B wordt gegeven aan de hand van en in overeenstemming met de meest recente druk van het boekje Jeugd Eerste Hulp B. 2. De opleiding wordt gegeven door medisch docenten, instructeurs Eerste Hulp of gediplomeerde instructeurs Jeugd Eerste Hulp B. 7. Certificaat Jeugdlotus ART. 47 Voor de eindtermen voor het certificaat jeugdlotus zie bijlage De opleiding is bestemd voor jongeren van 13, 14 en 15 jaar (onderbouw voortgezet onderwijs). Het is niet noodzakelijk dat zij eerst een cursus Jeugd Eerste Hulp A hebben gevolgd. 4. Het examen wordt afgenomen door een medisch docent of een instructeur Eerste Hulp, aan te zoeken door de organisator van de cursus. De examinator mag niet betrokken zijn geweest bij de opleiding. De eindtermen zijn opgenomen als bijlage Aan de cursisten die naar het oordeel van de examinator(en) voldoen aan de eindtermen wordt het diploma Jeugd Eerste Hulp B toegekend. 6. Het diploma is twee jaar geldig. 22 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

13 8. Slotbepalingen Bijlage 1: Eindtermen voor het diploma Eerste Hulp ART. 53 Alvorens te beslissen consulteert het bestuur afhankelijk van het onderwerp het College van Deskundigen en/of de Raad van Advies. Indien de tijd voor consultatie ontbreekt informeert het bestuur achteraf het College en/of de Raad van Advies. Vastgesteld d.d. 11 oktober Vijf belangrijke punten bij het verlenen van Eerste Hulp De Eerstehulpverlener kan: - de vijf belangrijke punten toepassen. Hij is in staat om: - maatregelen te nemen om de veiligheid van zichzelf, medehulpverleners, omstanders en slachtoffer(s) te waarborgen; - een slachtoffer in een gevaarlijke situatie met de noodvervoersgreep van Rautek te verslepen naar een veilige plaats; - een slachtoffer te benaderen en gegevens te verzamelen op grond waarvan kan worden geconcludeerd wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert; - op de juiste wijze professionele hulp te (laten) alarmeren en deze zonodig te assisteren/begeleiden; - te vertellen waarom het belangrijk is met een slachtoffer te praten en hem zo mogelijk te helpen op de plaats waar hij zich bevindt. 2. Stoornissen in het bewustzijn De Eerstehulpverlener kan: - het bewustzijn beoordelen; - drie bewustzijnsniveaus (ongestoord bewustzijn, verminderd bewustzijn, bewusteloosheid) herkennen/vaststellen. Hij is in staat om: - het bewustzijn te beoordelen door aanspreken en voorzichtig schudden; - iemand met een bewustzijnsstoornis, die op zijn buik ligt, op zijn rug te draaien; - op het juiste tijdstip professionele hulp te (laten) waarschuwen; - aan te geven welke volgende vitale functie (na het bewustzijn) moet worden beoordeeld; 24 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

14 - een (dreigende) flauwte te herkennen, bewustzijnsverlies te voorkómen en bij bewustzijnsverlies de juiste eerste hulp te verlenen; - aan te geven wat de oorzaken van een flauwte zijn en hoe een flauwte kan worden voorkómen. 3. Stoornissen van de ademhaling De Eerstehulpverlener kan: - de ademhaling beoordelen; - een vrije, bedreigde en belemmerde luchtweg herkennen/vaststellen; - een normale, afwijkende, onvoldoende en afwezige ademhaling herkennen/vaststellen; - de ademhaling veiligstellen en bewaken; - bij stilstand van de ademhaling deze kunstmatig op gang brengen en houden. Hij is in staat om: - de ademhaling te beoordelen door kijken, voelen en luisteren en aan de hand van zijn waarnemingen de juiste conclusie te trekken met betrekking tot het al dan niet voldoende zijn van de ademhaling; - bij een slachtoffer met een bewustzijnsstoornis en een bedreigde luchtweg de luchtweg vrij te houden door hem in de stabiele zijligging te brengen; - bij een slachtoffer met een bewustzijnsstoornis en een belemmerde luchtweg de luchtweg vrij te maken door de mond te openen en zonodig leeg te maken; - bij een slachtoffer met een belemmerde luchtweg, dat bij bewustzijn is de luchtweg vrij te maken door het toepassen van de daartoe geëigende handgrepen, waaronder de handgreep van Heimlich; - bij een slachtoffer met een afwezige of onvoldoende ademhaling de mond-op-mond/- neusbeademing toe te passen; - de verschillen aan te geven tussen het beademen van volwassenen, kinderen (1 tot 8 jaar) en jonge kinderen (0 tot 1 jaar) ; - op het juiste tijdstip professionele hulp te (laten) waarschuwen. 4. Stilstand van de bloedsomloop De Eerstehulpverlener kan: - een stilstand van de bloedsomloop herkennen/vaststellen; - bij stilstand van de bloedsomloop kunstmatig circulatie opwekken. Hij is in staat om: - bij een slachtoffer de bloedsomloop te beoordelen aan de halsslagader; - alleen én samen met een andere Eerstehulpverlener een slachtoffer met een geconstateerde stilstand van de bloedsomloop te reanimeren; - de verschillen aan te geven tussen het reanimeren van volwassenen, kinderen (1 tot 8 jaar) en jonge kinderen (0 tot 1 jaar); - op het juiste tijdstip professionele hulp te (laten) waarschuwen. 5. Ernstige uitwendige bloedingen De Eerstehulpverlener kan: - ernstige uitwendige bloedingen herkennen/vaststellen; - ernstige uitwendige bloedingen stelpen; - op het juiste tijdstip professionele hulp (laten) waarschuwen. Hij is in staat om: - een ernstige uitwendige bloeding te stoppen door o het getroffen lichaamsdeel omhoog te brengen; o druk op de plaats van de wond uit te (laten) oefenen. 6. Shock De Eerstehulpverlener kan: - (dreigende) shock herkennen/vaststellen; - het ontstaan en/of verergering van shock voorkómen. Hij is in staat om: - aan te geven wat de oorzaken van shock zijn, voorzover relevant voor de te verlenen eerste hulp; - zo mogelijk de oorzaak van de (dreigende) shock te bestrijden; - algemene maatregelen te nemen om verergering en/of ontstaan van shock te voorkómen; - op het juiste tijdstip professionele hulp te (laten) waarschuwen. 26 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

15 7. Uitwendige wonden De Eerstehulpverlener kan: - een uitwendige wond herkennen/vaststellen; - op grond van plaats, oorzaak, grootte en diepte van de wond en de kans op infectie en tetanus bepalen of het verantwoord is dat de Eerstehulpverlener zelf de definitieve hulp verleent; - verontreiniging en besmetting van de wond en bloedverlies beperken. Hij is in staat om: - de definitieve behandeling aan een slachtoffer met een eenvoudige wond te geven: o wond reinigen; o wond ontsmetten; o wond hygiënisch afdekken; - zo nodig steun en rust geven aan het gewonde lichaamsdeel; - eerste hulp te verlenen aan een slachtoffer met een uitwendige wond in afwachting van professionele hulp: o wond hygiënisch afdekken met een (wond)snelverband; o zo nodig rust en steun geven aan het gewonde lichaamsdeel; - eerste hulp te verlenen aan een slachtoffer met een doordringende borstwond; - eerste hulp te verlenen aan een slachtoffer met een doordringende buikwond. 8. Brandwonden De Eerstehulpverlener kan: - eerste-, tweede- en derdegraads brandwonden herkennen/vaststellen; - op grond van plaats, uitgebreidheid en diepte van de verbranding bepalen of het verantwoord is dat de Eerstehulpverlener zelf de definitieve hulp verleent; - uitbreiding, verontreiniging en besmetting van brandwond(en) beperken. Hij is in staat om: - brandwonden te koelen, bij voorkeur met zacht stromend, lauw (leiding)water; - brandwonden hygiënisch af te dekken; - een slachtoffer met een mogelijk verbrande luchtweg te helpen bij het vinden van een zo comfortabel mogelijke houding; - brandwonden door bijtende stoffen langdurig te spoelen met veel lauw (leiding)water. 9. Kneuzing en verstuiking De Eerstehulpverlener kan: - een kneuzing en verstuiking herkennen/vaststellen; - verdere schade aan het getroffen lichaamsdeel voorkómen; - pijn en ongemak voor het slachtoffer beperken. Hij is in staat om: - het getroffen lichaamsdeel te koelen; - rust en steun te geven aan het getroffen lichaamsdeel. 10. Ontwrichting en botbreuken De Eerstehulpverlener kan: - een ontwrichting en gesloten en open botbreuken herkennen/vaststellen; - verdere schade aan het getroffen lichaamsdeel voorkómen; - pijn en ongemak voor het slachtoffer beperken; - bij open botbreuken: verontreiniging en besmetting beperken. Hij is in staat om: - bij een ontwrichting en een botbreuk het getroffen lichaamsdeel onbeweeglijk te houden; - rust en steun te geven aan een ontwricht/gebroken lichaamsdeel; - bij een open botbreuk de wond af te dekken; - een slachtoffer met mogelijk wervelletsel zo min mogelijk te (laten) bewegen; - een slachtoffer met een botbreuk van de ribben te helpen bij het vinden van een zo comfortabel mogelijke houding. 11. Oogletsels De Eerstehulpverlener kan: - oogletsels herkennen/vaststellen; - bepalen of het verantwoord is dat de Eerstehulpverlener zelf de definitieve hulp verleent; - indien toelaatbaar de oorzaak van het oogletsel opheffen en verergering en/of verlies van het gezichtsvermogen voorkómen. 28 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

16 Hij is in staat om: - een loszittend vuiltje uit het oog te verwijderen; - bij een slachtoffer dat een bijtende stof in het oog heeft gekregen en bij een slachtoffer met een verbrand oog het getroffen oog langdurig met lauw leidingwater te spoelen; - aan te geven dat bij een doordringende oogverwonding het voorwerp niet uit het oog mag worden verwijderd en dat het slachtoffer niet in het oog mag wrijven; - aan te geven dat een slachtoffer met lasogen en een slachtoffer met stomp oogletsel professionele hulp behoeven. 12. Vergiftiging De Eerstehulpverlener kan: - vergiftiging via spijsverteringskanaal, luchtweg en longen en huid herkennen/vaststellen; - inwerking van het gif beperken. 14. Letsels door koude De Eerstehulpverlener kan: - algehele onderkoeling en bevriezing herkennen/vaststellen; - verdere afkoeling voorkómen; - de vitale functies veiligstellen; - bij bevriezing: uitbreiding, verontreiniging en besmetting beperken. Hij is in staat om: - aan te geven dat een onderkoeld slachtoffer op een beschutte plaats moet worden gebracht en moet worden toegedekt; - een onderkoeld slachtoffer met een stoornis in de vitale functies te helpen overeenkomstig de punten 2, 3 en 4; - aan te geven dat een slachtoffer met een eerste-, tweede- of derdegraads bevriezing op een droge en beschutte plaats moet worden gebracht en dat de getroffen lichaamsdelen voorzichtig met lichaamswarmte moeten worden opgewarmd. Hij is in staat om eerste hulp te verlenen aan een slachtoffer dat: - een niet bijtend gif via het spijsverteringskanaal in het lichaam heeft gekregen; - een bijtend gif via het spijsverteringskanaal in het lichaam heeft gekregen; - een petroleumproduct via het spijsverteringskanaal in het lichaam heeft gekregen; - een giftige stof via de luchtweg en longen in het lichaam heeft gekregen; - een giftige stof via de huid in het lichaam heeft gekregen. 13. Elektriciteitsongevallen De Eerstehulpverlener kan: - elektriciteitsongevallen herkennen en de situatie veiligstellen; - de gevolgen van elektrische stroom door het lichaam beperken/bestrijden. Hij is in staat om: - aan te geven dat bij een elektriciteitsongeval het slachtoffer pas kan worden benaderd nadat de stroomtoevoer is onderbroken; - aan een slachtoffer met een stoornis in de vitale functies of brandwonden als gevolg van een elektriciteitsongeval eerste hulp te verlenen overeenkomstig de punten 2, 3, 4 en Letsels door warmte De Eerstehulpverlener kan: - hittekrampen, warmte-uitputting en hitteberoerte herkennen/vaststellen; - de lichaamstemperatuur normaliseren/verdere stijging voorkómen; - de vitale functies veiligstellen. Hij is in staat om: - aan te geven dat een slachtoffer met een warmteletsel in een koele omgeving moet worden gebracht en actief moet worden afgekoeld; - aan te geven dat een slachtoffer met hittekrampen of warmte-uitputting, dat bij bewustzijn is, zout en water te drinken kan worden gegeven; - bij een stoornis in de vitale functies als gevolg van een te hoge lichaamstemperatuur eerste hulp te verlenen overeenkomstig de punten 2, 3 en Vervoer over korte afstand De Eerstehulpverlener kan: - aangeven wanneer het noodzakelijk is iemand over korte afstand te vervoeren; - iemand over korte afstand vervoeren. 30 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

17 Hij is in staat om: - iemand met behulp van de noodvervoersgreep van Rautek te verslepen; - een slachtoffer, dat nog op één been kan staan door ondersteuning over korte afstand te verplaatsen. Bijlage 2: Eindtermen voor het diploma Instructeur Eerste Hulp Vastgesteld d.d. 11 oktober Verband- en hulpmiddelen De Eerstehulpverlener kan: - omschrijven welk verbandmateriaal en andere hulpmiddelen het best kunnen worden gebruikt bij het verlenen van de hierboven beschreven eerste hulp. 18. Het menselijk lichaam De Eerstehulpverlener kan: - globaal de bouw en werking van het menselijk lichaam beschrijven, voorzover nodig om te begrijpen welke eerste hulp bij de verschillende hierboven genoemde stoornissen en letsels moet worden verleend en waarom. N.B. Iemand die aan de in deze eindtermen beschreven eisen voldoet is een volwaardig Eerstehulpverlener. Aan hem wordt het diploma Eerste Hulp toegekend. Afhankelijk van zijn omstandigheden en belangstelling kan hij aanvullende modules volgen en de daarbij behorende certificaten behalen. 1. Algemeen De instructeur Eerste Hulp kan: - in teamverband met andere lesgevers optreden; - een duidelijke instructie geven aan een lotusslachtoffer; - in en met een groep werken; - cursisten stimuleren en motiveren; - met organisatoren van cursussen samenwerken; - cursisten begeleiden tijdens de (vervolg)opleiding; - objectief oordelen; - samen met andere examinatoren en lotusslachtoffers examens/toetsen op de voorgeschreven wijze afnemen; - aangeven wat bij een examen/toets moet worden beoordeeld (de eindtermen), hoe dit het beste kan worden gedaan en welk niveau een kandidaat moet halen om te slagen. De Instructeur Eerste Hulp is fysiek in staat om de eerstehulpvaardigheden uit te voeren. 2. Waarnemen De Instructeur Eerste Hulp kan: - de protocollaire benadering van een slachtoffer omschrijven; - uitleggen door welke factoren onze waarnemingen worden beïnvloed en welke gevolgen dit heeft voor de wijze waarop een slachtoffer moet worden benaderd; - op grond van de (ongevals)situatie en de verschijnselen concluderen wat het vermoedelijke letsel van een slachtoffer is. 32 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

18 3. Eerste hulp De Instructeur Eerste Hulp voldoet aan de eindtermen voor: - het diploma eerste hulp; - het certificaat verbandleer en kleine ongevallen. De Instructeur Eerste Hulp kan globaal bouw, functie en/of werking uitleggen van: - het menselijk lichaam; - het zenuwstelsel; - de ademhalingsorganen; - bloed, hart en bloedvaten; - de huid; - het geraamte, de gewrichten en de spieren; - het oog. De Instructeur Eerste Hulp kan: - de samenhang van stoornissen in bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop beschrijven; - het verschil tussen klinische en biologische dood uitleggen; - het doel van de eerste hulp bij de verschillende stoornissen en letsels omschrijven; - uitleggen waarom de eerste hulp bij de verschillende letsels moet worden verleend op de wijze die is beschreven in het Oranje Kruis Boekje en in door Het Oranje Kruis uitgebrachte modules, voorzover van toepassing; - vertellen wanneer en hoe een slachtoffer moet worden vervoerd en welke hulpmiddelen hierbij kunnen worden gebruikt; - met anderen een slachtoffer vervoeren met gebruik van verschillende hulpmiddelen (deken, brancard). 4. Didactiek De Instructeur Eerste Hulp kan uitleggen: - hoe een leerproces verloopt; - hoe een les moet worden opgebouwd (doelgericht, doeltreffend middels proces- en productevaluaties tussentijds en aan het eind, logische volgorde in stappen, onderscheid tussen hoofd- en bijzaken); - welke didactische werkvormen kunnen worden gebruikt; - wat de verhouding tussen praktijk en theorie van de eerste hulp in de les moet zijn. De Instructeur Eerste Hulp kan: - een onderwijsleersituatie ontwikkelen, plannen en uitvoeren die aansluit bij de doelgroep; - leerdoelen formuleren gericht op het aanleren van kennis, inzicht, praktische vaardigheden en attitude; - het product en proces van een onderwijsleersituatie evalueren; - de onderdelen van een les tot een logisch geheel samenvoegen (aansluiten bij opleiding, kennisniveau en achtergrond van de cursisten, opklimmen in moeilijkheidsgraad); - een lesschema opstellen, waarin wordt aangegeven: o wat bereikt moet worden met de les (lesdoelen); o waar begonnen wordt (beginsituatie); o hoe lesgegeven gaat worden (didactische werkvormen); o hoe de leerstof geordend en begrensd is (onderscheiden van hoofd- en bijzaken); o welke leeractiviteiten van de cursisten worden verwacht; o welke leer- en hulpmiddelen worden gebruikt; o hoe tijdens en na ieder lesgedeelte wordt gecontroleerd of de leerstof is begrepen (evaluatie); o welke passende achtergrondinformatie wordt verstrekt bij de les; o hoe het gezamenlijk oefenen wordt georganiseerd; - een les geven aan een groep met inbegrip van het gezamenlijk oefenen met de cursisten waarin het volgende aan de orde komt: - het opbouwen van een ongevalsituatie; - de inschakeling van een lotusslachtoffer; - het gebruik maken van de mogelijkheden van het lotusslachtoffer; - de organisatie van het gezamenlijk oefenen; - het resultaat van de les (is het doel bereikt); - de demonstratie van de eerste hulp; - vertellen welke leer- en hulpmiddelen er bij het onderwijs in de eerste hulp kunnen worden gebruikt en wat hun voor- en nadelen zijn; - de meest gangbare leer- en hulpmiddelen gebruiken en onderhouden (projector, schoolbord, anatomische wandplaten, modellen, reanimatiepop); - toetsen opstellen (open vragen, meerkeuzevragen, juist-onjuistbeweringen) en normeren; - vaardigheden en competenties beoordelen en corrigeren. 34 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

19 Bijlage 3: Eindtermen voor het certificaat Instructeur Jeugd Eerste Hulp B Vastgesteld d.d. 2 maart 2005 ALGEMEEN De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan: - in en met een groep jongeren van jaar werken; - jongeren van jaar begeleiden bij het verkrijgen van de competenties behorende bij de eindtermen voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B; - cursisten stimuleren en motiveren; - met organisatoren van cursussen en met onderwijsinstellingen samenwerken; - objectief oordelen; - samenwerken met een lotusslachtoffer. De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan globaal bouw, functie en/of werking uitleggen van: - het menselijk lichaam; - het zenuwstelsel; - de ademhalingsorganen; - bloed, hart en bloedvaten; - de huid; - het geraamte, de gewrichten en de spieren; - het oog. De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan: - de samenhang van stoornissen in bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop beschrijven; - het doel van de eerste hulp bij de verschillende stoornissen en letsels behorende tot de leerstof voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B omschrijven; - uitleggen waarom de eerste hulp moet worden verleend op de wijze die is beschreven in het Oranje Kruis Boekje en/of in door Het Oranje Kruis uitgebrachte modules. De instructeur Jeugd Eerste Hulp B is fysiek in staat om de eerstehulphandelingen uit te voeren. WAARNEMEN De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan: - de protocollaire benadering van een slachtoffer omschrijven; - uitleggen door welke factoren onze waarnemingen worden beïnvloed en welke gevolgen dit heeft voor de wijze waarop een slachtoffer moet worden benaderd; - op grond van de (ongevals)situatie en de verschijnselen concluderen wat het vermoedelijke letsel van een slachtoffer is. EERSTE HULP De instructeur Jeugd Eerste Hulp B voldoet aan de eindtermen voor: - het diploma Eerste Hulp; - het certificaat Verbandleer en Kleine Ongevallen. Didactiek De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan uitleggen: - hoe een leerproces verloopt; - hoe een les moet worden opgebouwd: doelgericht, doeltreffend door middel van proces- en productevaluatie (tussentijds en aan het eind), logische volgorde in stappen, onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; - welke didactische werkvormen kunnen worden gebruikt; - wat de verhouding tussen praktijk en theorie van de eerste hulp in de les moet zijn. De instructeur Jeugd Eerste Hulp B kan: - een onderwijsleersituatie ontwikkelen, plannen en uitvoeren die aansluit bij jongeren van jaar; - leerdoelen formuleren voor de onderwerpen, behorende tot de leerstof voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B; - de onderdelen van een les tot een logisch geheel samenvoegen (aansluiten bij opleiding, kennisniveau en achtergrond van de cursisten, opklimmen in moeilijkheidsgraad); - een lesschema opstellen, waarin wordt aangegeven o wat bereikt moet worden met de les (lesdoelen); o waar begonnen wordt (beginsituatie); 36 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart

20 o o o o o o o hoe lesgegeven gaat worden (didactische werkvormen); hoe de leerstof geordend en begrensd is (onderscheiden van hoofd- en bijzaken); welke leeractiviteiten van de cursisten worden verwacht; welke leer- en hulpmiddelen worden gebruikt; hoe tijdens en na ieder lesgedeelte wordt gecontroleerd of de leerstof is begrepen (evaluatie); welke passende achtergrondinformatie wordt verstrekt bij de les; hoe het gezamenlijk oefenen wordt georganiseerd; - een les geven over de onderwerpen, behorende tot de leerstof voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B met inbegrip van het gezamenlijk oefenen met de cursisten waarin het volgende aan de orde komt: o het opbouwen van een ongevalssituatie; o de inschakeling van een lotusslachtoffer; o het gebruik maken van de mogelijkheden van het lotusslachtoffer; o de organisatie van het gezamenlijk oefenen; o het resultaat van de les (is het doel bereikt); o de demonstratie van de eerste hulp; - vertellen welke leer- en hulpmiddelen er bij het onderwijs in de Jeugd Eerste Hulp kunnen worden gebruikt en wat hun voor- en nadelen zijn; - de meest gangbare leer- en hulpmiddelen gebruiken en onderhouden (projector, schoolbord, anatomische wandplaten, modellen, reanimatiepop); - een eenvoudige toets opstellen over de onderwerpen behorend tot de leerstof voor het diploma Jeugd Eerste Hulp B (open vragen, meerkeuzevragen, juist-onjuistbeweringen); - vaardigheden en competenties beoordelen en corrigeren. Bijlage 4: Eindtermen voor het certificaat Simulatieslachtoffer Vastgesteld d.d. 1 december Grimematerialen Het simulatieslachtoffer kan - de materialen die nodig zijn voor het grimeren van stoornissen en letsels benoemen; - de voor- en nadelen beschrijven van brooddeeg, Caran d Ache, Dermawax en andere gelijkwaardige materialen; - aangeven dat en waarom moet worden gelet op de veiligheid van de te gebruiken grimematerialen; - de aangebrachte grime met huidvriendelijke afschminkmaterialen verwijderen. 2. Namaakweefsel Het simulatieslachtoffer kan namaakweefsel (brooddeeg, Caran d Ache, Dermawax of een gelijkwaardig materiaal): - op de juiste kleur brengen; - op de juiste plaats aanbrengen; - zodanig op de huid aanbrengen dat de grens tussen de echte huid en het namaakweefsel niet te zien is (uitstrijken); - van de juiste structuur (poriën) en beharing voorzien; - op de juiste wijze toepassen voor het nabootsen van verschillende verwondingen. Hij kan vertellen van welke omstandigheden de keuze van het materiaal afhankelijk is en wanneer welk materiaal het best kan worden gebruikt. 38 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart 2006 Vastgesteld door het bestuur van Het Oranje Kruis, 2 november 2005 gewijzigd op 16 maart