AKKOORD IN DE METAAL EN TECHNIEK 2013/2015

Transcriptie

1 AKKOORD IN DE METAAL EN TECHNIEK 2013/2015 De werkgevers- en werknemersorganisaties samenwerkend in de Stichting Vakraad Metaal en Techniek, hebben een akkoord bereikt met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden CAO s ingaande 1 mei De bedrijfstak Metaal en Techniek kent circa werkgevers en werknemers. Het betreft de CAO s voor: HET CARROSSERIEBEDRIJF DE GOUD- EN ZILVERNIJVERHEID HET ISOLATIEBEDRIJF HET METAALBEWERKINGSBEDRIJF HET TECHNISCH INSTALLATIEBEDRIJF

2 LOOPTIJD De overeengekomen CAO s kennen een looptijd van 1 mei 2013 tot en met 28 februari INKOMEN 2.1 Per 1 oktober 2014 worden de feitelijke lonen met 1,5% verhoogd. 2.2 Voor jeugdigen in het bezit van vakdiploma en of voortgezet diploma ingedeeld in tabel 3 en 4 worden per 1 januari 2014 de schalen met 3% verhoogd. 2.3 De WGA hiaat verzekering A en B component worden per 1 januari 2014 geïntegreerd en de premie alsdan paritair verdeeld. 2.4 Naar aanleiding van de VPL-brief van DNB moeten de kosten van de overgangsmaatregelen en pensioenregeling worden gesplitst. In het kader van de uitvoering heeft PMT de Vakraad verzocht om een heldere mandatering ter zake. Deze mandatering wordt in de loop van de maand oktober door de Vakraad opgeleverd. 2.5 De kosten van de huidige overgangsmaatregelen worden per 1 januari 2014 volledig ten laste van de werkgever gebracht. Op basis van recente berekeningen en na correctie met de gestegen levensverwachting is dat 3,65% conform de huidige systematiek betreffende de berekening van de premieheffing. Wanneer deze premie niet toereikend is, dan treden partijen in overleg. 2.6 De systematiek van de premieverdeling voor de pensioenregeling van PMT (exclusief overgangsmaatregelen) wordt ongewijzigd voortgezet waarbij de werkgever de helft + 0,57% voor haar rekening neemt. 3. SECTORPLAN De sector verloor afgelopen jaren gemiddeld ruim 10 procent van haar werkgelegenheid en ruim twee procent van de bedrijven. Deze tendens zette zich de afgelopen twee jaar versneld door. De economische situatie zet op korte termijn dus grote druk op de continuïteit van ondernemingen en de werkgelegenheid met alle gevolgen voor ondernemers en werknemers van dien. Als het economische tij verbetert, kan deze situatie evenwel leiden tot flinke spanningen op de arbeidsmarkt. Dit kan een forse discrepantie tussen de situatie op de korte en op de langere termijn opleveren. CAO-partijen zetten alles op alles om deze discrepantie het hoofd te bieden, en benutten daarbij graag de mogelijkheden die worden geboden in het Sociaal Akkoord en het Techniekpact. De sector als geheel investeert al jarenlang in versterking van instroom, doorstroom en behoud van (technische) medewerkers. Gegeven de crisis richt het sectorplan zich op de arbeidsmarktvraagstukken van dit moment en tegelijk op structurele investeringen in de toekomstige arbeidsmarkt. Het sectorplan moet eraan bijdragen dat op termijn voldoende instroom en behoud van gekwalificeerd technisch personeel gerealiseerd kan worden. Bestaande maatregelen, zoals Servicepunten-Techniek, Stagebegeleiding, kennisoverdracht van oud naar jong worden waar mogelijk daartoe geïntensiveerd en nieuwe instrumenten ontwikkeld en toegepast, zoals concretisering van intersectorale scholing en ontwikkeling van werk-naar-werk-trajecten. In combinatie moeten deze ervoor zorgen dat de Metaal en Techniek ook op middellange termijn een structureel beter werkende arbeidsmarkt kent.

3 - 3 CAO-partijen zien te vaak dat jongeren die instromen voortijdig de sector weer verlaten. Hiermee verliest de sector zijn toekomstige dragers voor de groei. Daarom willen CAO-partijen met behulp van het sectorplan ervoor zorgdragen dat er meer jongeren instromen en behouden blijven voor de sector. Ook het behoud van vaklieden die gestalte geven aan de ervaring in de sector is van groot belang. Ook daar dient het sectorplan op gericht zijn. CAO-partijen verwachten op termijn een tekort aan goed geschoold personeel en willen daarom de sector aantrekkelijk laten zijn voor jongeren. Het sectorplan kan hiervoor een belangrijk instrument zijn om jongeren te stimuleren om te kiezen voor een technisch beroep. Voorts vinden CAO-partijen het belangrijk om werknemers die uit de Metaal en Techniek werkloos worden cq zijn geworden zo snel mogelijk weer te laten instromen. Dit geldt bijvoorbeeld voor oudere werknemers met veel werkervaring. Ervaring die zoals hiervoor aangegeven een wezenlijk aandachtsgebied is voor de sector. Verder achten CAO-partijen het van belang dat werknemers gezond en wel hun pensioenleeftijd kunnen halen, ook hier zou het sectorplan mogelijk een bijdrage aan kunnen leveren. CAO-partijen zullen daarom en daartoe initiatief nemen opdat tijdig een voldragen sectorplan bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden ingediend. 4. WAGA/ SCHIJNCONSTRUCTIES CAO-partijen zijn van mening dat een van de essenties van de CAO s voor de Metaal en Techniek is het voorkomen van oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. CAO-partijen achten het onwenselijk dat het level-playing field op het gebied van arbeidsvoorwaarden wordt doorbroken en achten het daarom van belang dat de CAO s voor de Metaal en Techniek (ook) op het gebied van WAGA worden nageleefd. CAO-partijen zullen om bovenstaande doelen te bereiken de zogeheten kernbepalingen van de WAGA voor 1 januari 2015 nader invullen. Hiertoe zal een paritaire werkgroep worden geïnstalleerd, waarin CAO partijen hun punten kunnen inbrengen. De concrete uitwerking en invulling betreft het benoemen van CAO bepalingen voor WAGA werknemers. Daarbij worden alle CAO artikelen die oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden kunnen veroorzaken betrokken. 5 DUURZAME INZETBAARHEID 5.1 CAO-partijen zullen gezamenlijk bezien op welke wijze alle bestaande paritaire activiteiten kunnen worden gebundeld en in een aparte paritaire entiteit (stichting) onder auspiciën van de Vakraad kunnen worden ondergebracht. Daarbij zijn de volgende onderwerpen van belang: - Afronding van de tweede fase van Fit in de Metaal/Alles Draait Om Jij. Onder verwijzing naar de in het vorige principeakkoord ter zake gemaakte afspraken kan na evaluatie (najaar 2013) worden gekozen voor een paritaire invulling van fase drie. - De activiteiten van de re-integratie coaches zouden in de nieuwe entiteit ondergebracht kunnen worden. De verdere vormgeving dient nog nader te worden ingevuld. - Ook kunnen de eerder aangestelde loopbaancoaches/scholingsconsulenten in het kader van de crisis nuttig werk verrichten in het begeleiden van werk naar

4 - 4 werk. De eerder gemaakte afspraken zouden dan voor de looptijd van de nieuwe CAO s Metaal en Techniek kunnen worden verlengd. Organisatievorm en aansturing loopbaancoaches/scholingsconsulenten dient langs de lijnen van eerder hierover gemaakte en vastgelegde afspraken verder te worden vormgegeven. 6. VOORTZETTING PROJECTEN De paritaire commissie inzetbaarheid van de Vakraad moet de afspraken die in de vorige CAO zijn gemaakt over optimale inzetbaarheid in het kader van leeftijdsbewust/duurzaam personeelsbeleid verder uitwerken en implementeren. Dat geldt eveneens voor de afspraken met betrekking tot de Wajongers en werkloze 45 plussers. Hierbij zal tevens aansluiting worden gezocht bij de vormgeving van het sectorplan. 7. OVERGANGSREGELINGEN EN PENSIOEN 7.1 CAO-partijen vinden het belangrijk dat de zogeheten 58+ regeling vanwege de voortdurende crisis gedurende de looptijd van deze CAO wordt gecontinueerd. Dat betekent dat werknemers die: in jaar zijn (geworden) en zijn ontslagen in verband met de crisis; in jaar en 6 maanden zijn (geworden) en zijn ontslagen in verband met de crisis ; in jaar en 8 maanden zijn (geworden) en zijn ontslagen in verband met de crisis ; voor deze 58+ regeling van het Pensioenfonds Metaal en Techniek in aanmerking kunnen komen. 7.2 Daarnaast achten CAO-partijen het van groot belang om de categorie werknemers met zogeheten overgangsregelingen in hun pensioenregeling van het Pensioenfonds Metaal en Techniek, die tussen 1 mei 2013 en 28 februari 2015 vanwege de crisis worden ontslagen weer de overgangsrechten te laten herleven bij een terugkeer als werknemer in de Metaal en Techniek binnen drie jaar na dat ontslag. 7.3 CAO-partijen zullen het Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek verzoeken het vorenstaande mogelijk te maken. De eerder genoemde mandatering met betrekking tot de overgangsmaatregelen zal onderdeel uitmaken van een bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst (BUO) die de verhouding van sociale partners in de Vakraad en het bestuur PMT omschrijft en waarin door sociale partners - die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de regeling - duidelijke uitvoeringsregels worden vastgelegd ten behoeve van het bestuur van PMT. 8. VRIJE DAGEN 8.1 CAO-partijen wijzen op het belang en de wenselijkheid van het opnemen van leeftijdsdagen, dit ten behoeve van de duurzame inzetbaarheid van de betreffende werknemers. 8.2 Verder wijzen CAO-partijen op de bestaande mogelijkheden die de CAO biedt om tot een vierdaagse werkweek te kunnen komen met behoud van voltijds dienstverband. Werknemers kunnen daarvoor de bronnen aanwenden van kiezen en ruilen maar ook leeftijdsdagen, vakantiedagen en andere tijdelementen waar zij volgens hun arbeidsvoorwaarden recht op hebben. Tevens

5 - 5 wijzen CAO-partijen erop dat werknemers in bepaalde situaties dat zelf kunnen bepalen (kiezen en ruilen) en in bepaalde situaties in overleg met de werkgever. 9. CAO-AVIM 9.1 De AvIM-CAO en de daarbij behorende regelingen worden gecontinueerd met een periode van 5 jaar. 9.2 CAO- partijen signaleren dat er een wijziging in de wet werkloosheid (WW) gaat plaatsvinden met name voor het derde jaar. Mede afhankelijk van de reacties in de Stichting van de Arbeid en de SER willen zij onderzoeken welke gevolgen deze wetswijziging heeft en of er draagvlak is hier in de Metaal en Techniek op in te spelen en zo ja op welke wijze. Het onderzoek zal plaats vinden onder leiding van DB-Vakraad. 10. SFM/O&O 10.1 Partijen stellen het heffingspercentage SFM voor de periode 1 oktober 2013 t/m 31 december 2013 op 0,2%; de periode 2014 op 0,25% en de periode 1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 op 0,2% en continueren de CAO met een periode van vijf jaar Voor de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 worden de premies O&O gehandhaafd op het niveau van het eerste half jaar Voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 bedraagt de basisheffing voor O&O 0,5% en gelden ook de eventueel in het B-deel afgesproken toeslagen/egalisatieheffingen Over het jaar 2014 komt er bij de O&O basis-heffing een tijdelijke toeslag ad 0,1% welke toeslag mede ter financiering van het sectorplan wordt geheven CAO-partijen kunnen nadere premie-besluiten overeenkomen t.a.v. de O&O fondsen die aangeven additionele financiering te behoeven. 11. MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN CAO partijen vinden het belangrijk dat er aandacht is voor en activiteiten worden ontplooid op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en hebben daarvoor gelden vrijgemaakt. Deze gelden zijn voor sociale partners beschikbaar voor projecten op dit terrein. 12. OVERIGE CAO-ONDERWERPEN 12.1 Dispensatie De dispensatiebepaling in de CAO zal worden aangepast met een verwijzing c.q. opneming van het bestaande dispensatiebeleid van de Vakraad in de CAO Nawerking In de CAO wordt een bepaling opgenomen dat rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten met de inwerkintreding van deze CAO komen te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze CAO. De huidige CAO heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande CAO s Vredesplicht: deze zal geen toepassing hebben met betrekking tot kwesties rond een nieuwe pensioenregeling voor de Metaal en Techniek Gelijke behandeling mannen en vrouwen: In het voorwoord van de CAO wordt een tekst opgenomen over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

6 TEKSTUELE WIJZIGINGEN De diverse technische aanpassingen, verduidelijkingen van CAO-teksten worden naar de Redactiecommissie doorverwezen.

7 - 7 B-deel CAO Technisch Installatiebedrijf De basis-heffing OTIB van 0,5% wordt met ingang van 1 oktober 2013 met een egalisatieheffing van maximaal 0,5% verhoogd, zodat de totale premie uitkomt op 1,0%. Voorts wordt de heffing met 0,1% verhoogd in 2014 voor de duur van dat kalenderjaar, mede ten behoeve van financiering van het sectorplan. De totale premie OTIB in 2014 bedraagt dan 1,1%. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie 1,0%

8 - 8 B-deel Metaalbewerkingsbedrijf Voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 wordt de basisheffing van 0,5% verhoogd met 0,125%. De basis-heffing OOM van 0,5% wordt met ingang van 1 januari 2014 verhoogd met een egalisatieheffing van 0,132%. Van deze egalisatieheffing is 0,032% bestemd voor het project 5xBeter en RIE. Voorts wordt de heffing met 0,1% verhoogd in 2014 voor de duur van dat kalenderjaar, mede ten behoeve van financiering van het sectorplan. De totale premie OOM in 2014 bedraagt dan 0,732%. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie 0,625%, waarvan 0,025% bestemd is voor het project 5xBeter en RIE.

9 - 9 B-deel Isolatiebedrijf Voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 wordt de basisheffing van 0,5% verhoogd met 0,2%. De basis-heffing OOI van 0,5% wordt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 met een egalisatieheffing van maximaal 0,4% verhoogd. Voorts wordt de heffing met 0,1% verhoogd in 2014 voor de duur van dat kalenderjaar, mede ten behoeve van financiering van het sectorplan. De totale premie OOI in 2014 bedraagt dan 1%. De basis-heffing OOI van 0,5% wordt voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 met een egalisatieheffing van maximaal 0,2% verhoogd. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie dan 0,7%.

10 - 10 B-deel Carrosseriebedrijf De basis-heffing OOC voor autobekleed-, autorestauratie-, autopoets-en motorfietsherstelbedrijven wordt met ingang van 1 oktober 2013 gesteld op 0,25% in plaats van 0,5%. Voorts wordt de heffing met 0,1% verhoogd in 2014 voor de duur van dat kalenderjaar, mede ten behoeve van financiering van het sectorplan. De totale premie OOC in 2014 bedraagt dan 0,35 resp 0,6%. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie 0,25 resp. 0,5%.

11 - 11 B-deel Goud- en Zilvernijverheid De heffing voor OOGZ wordt vanaf 1 oktober 2013 gesteld op 0,5%. Voorts wordt de heffing met 0,1% verhoogd in 2014 voor de duur van dat kalenderjaar, mede ten behoeve van financiering van het sectorplan. De totale premie OOGZ in 2014 bedraagt 0,6%. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie 0,5%.