Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar VI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar Beleidsvoornemens Politie 1996 Nr Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V.A.M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noormanden Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H.G.J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M.M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+) en Van Oven (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: V.A.M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M.M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep- Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG Vastgesteld 28 november 1995 De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken 1 en voor Justitie 2 hebben op 27 november 1995 overleg gevoerd met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie over de brief inzake politiële informatievoorziening ( VI en -VII, nr. 31), het onderdeel politie van de begroting 1996 van het ministerie van Binnenlandse Zaken ( VII, nrs. 1 3), het onderdeel politie van de begroting 1996 van het ministerie van Justitie ( VI, nrs. 1 3) en de Beleidsvoornemens politie 1996 (24 420, nr. 1). Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit. De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, De Cloe De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, V. A. M. van der Burg De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Hommes (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries (VVD), O.P.G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66). Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (groep-nijpels), Sipkes (Groen- Links), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66). 5K3647 ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat s-gravenhage 1995 Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 1

2

3 Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie Maandag 27 november 1995 Aanvang uur Voorzitter: De Cloe Aanwezig zijn 10 leden der Kamer, te weten: Gabor, Korthals, Van Heemst, De Cloe, Schutte, Van der Vlies, Aiking-van Wageningen, Scheltema-de Nie, Van der Heijden en Oedayraj Singh Varma, alsmede de heer Dijkstal, viceminister-president, minister van Binnenlandse Zaken, en mevrouw Sorgdrager, minister van Justitie, die vergezeld zijn van enige ambtenaren van hun ministeries. De voorzitter: Ik heet u allen welkom. Voor de lunchpauze vindt het overleg over de politiële informatievoorziening plaats. Ik stel mij voor, daarbij de spreektijden naar rato te hanteren. Dit komt neer op 7 minuten voor de fractie van de PvdA, 6 minuten voor de fracties van het CDA en de VVD en 5 minuten voor de fractie van D66. Aan de orde is de behandeling van: - de brief inzake de politiële informatievoorziening (23900-VI en -VII, nr. 31); - het onderdeel Politie van de begroting 1996 van het ministerie van Binnenlandse Zaken (24400-VII, nrs. 1-3); - het onderdeel Politie van de begroting 1996 van het ministerie van Justitie (24400-VI, nrs. 1-3). De heer Gabor (CDA): Voorzitter! De wil om de IT-problematiek bij de politie grondig aan te pakken, is bij het kabinet aanwezig. Daartoe zijn in de stukken goede aanzetten gegeven. Het door de bewindslieden voorgestelde traject om de gegevensuitwisseling en de informatieverstrekking op te peppen en als het ware toekomstgericht in te richten, is een goede aanzet. Ik geloof dat terecht is opgemerkt dat er sprake moet zijn van een heel strakke regie van beide betrokken bewindslieden. De informatie stopt een beetje op 5 juli jongstleden. De brief is op die dag gedateerd. Ik vraag om een meer actuele stand van zaken in een toelichting van beide bewindslieden van de planning, het onderzoek en de beleidsvoornemens, die zijn aangekondigd en die wellicht al in beweging zijn gezet. Het is begrijpelijk dat men niet op alle 50 aanbevelingen van BPI heeft gereageerd. Maar men heeft toch nog wel te veel laten liggen. Ik nodig het kabinet uit om op elke aanbeveling in te gaan. Dat hoeft niet vandaag te gebeuren, maar dat kan later schriftelijk. De bewindslieden kiezen terecht voor een fasegewijze aanpak. Mijn vraag is om dat met een tijdpad in te vullen. Ik vraag de bewindslieden om aan te geven om welk deel het gaat en wanneer dat ongeveer wordt afgerond of wanneer wij daarover nader van gedachten kunnen wisselen. Het blijkt dat er voor de politieregio s nog steeds een groot probleem is om in elkaars informatiebestanden te kunnen kijken. Ik heb mij daarover uitvoerig laten informeren. Vandaar dat ik dit punt opvoer. Mijn uitdrukkelijke vraag is dan ook wanneer volgens de bewindslieden dit belangrijkste knelpunt op een zinvolle wijze kan worden opgelost met de aangegeven plannen. Wanneer denken de bewindslieden dus dat de problemen over de onderlinge afstemming tot het verleden behoren? Bij de uitvoering van de automatisering hebben de korpsen natuurlijk een grote mate van autonomie. Het Rijk is ervoor om te zorgen voor eenheid in het politiebeleid. Ik denk aan de centrale voorzieningen. Wat is het voornemen van de bewindslieden als dit niet helemaal met regelgeving bereikt kan worden? Er kunnen namelijk wel regels gemaakt worden, maar is men in staat om die ook af te dwingen? De CDA-fractie hecht zeer veel waarde aan het tot stand brengen van een communicatie-/ informatiestructuur waarbij de nu gescheiden mobiele communicatie en de communicatie over vaste data in één systeem worden ondergebracht. Deze benadering staat op het ogenblik nog in de kinderschoenen. Naast het integreren van deze twee systemen zal de communicatieinfrastructuur ook technisch goed en toekomstgericht moeten zijn. Zij zal ook goed beveiligd moeten zijn. Het project C-2000 heeft als doelstelling, dit te realiseren. Gelijktijdig ontwikkelt Defensie een buitengewoon modern systeem, NAFIN geheten, waarbij met toepassing van glasvezel een uiterst modern en goed beveiligd communicatienetwerk tot stand kan worden gebracht. Mijn fractie is er sterk voor om deze twee op zichzelf staande systemen met elkaar te integreren, met andere woorden de politie toegang te verschaffen tot het gebruik van het in ontwikkeling zijnde defensienetwerk. Dat vraagt uiteraard meer investeringen. De politie werkt fijnmaziger. Dat is duidelijk. Maar toch is het een bijzonder aanlokkelijk project. Graag verneemt de CDA-fractie een reactie Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 3

4 van de bewindslieden op de plannen die de IT-organisatie op dit punt heeft. Wat is de voortgang met Defensie? Wanneer denken de bewindslieden ons hierover nader te kunnen informeren? Bij het werkbezoek van de vaste kamercommissie aan Driebergen, begin dit jaar, ben ik zeer onder de indruk gekomen van deze mogelijkheden. Ik ben er dan ook sterk voor om dit te doen. Dan het financiële gedeelte. De CDA-fractie verzoekt de regering, hard te maken dat de middelen die beschikbaar zijn gesteld in het kader van de commissie-van Dijk, ook de belangrijkste knelpunten die op dit ogenblik op het punt van de informatievoorziening bestaan, wegnemen. Kunnen de bewindslieden ons duidelijk maken in hoeverre het bedrag van 80 mln., dat nu eenmalig wordt ingezet, daarin werkelijk voorziet? Hoe verhoudt zich die 80 mln. tot de 2% groei die eigenlijk door de commissie- Hermans is voorgesteld? Welke onderdelen blijven nu even liggen omdat de bewindslieden het geld niet beschikbaar hebben? Ook verneem ik graag wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het C-2000-systeem. De interdepartementale werkgroep financiële vernieuwing politie heeft een belangrijk rapport uitgebracht. Dat rapport heeft ons vorige week bereikt. In het rapport staan twee zaken waarover ik graag nadere mededelingen heb van de minister. Allereerst wordt helder gerapporteerd dat er ten aanzien van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Rijk en de regio s geen duidelijkheid bestaat. Ik kan naar de desbetreffende passages verwijzen, maar het zal de bewindslieden waarschijnlijk wel bekend in de oren klinken. Kunnen zij aangeven hoe zij hier tegenover staan? Welke mogelijkheden zien zij om op korte termijn duidelijkheid te geven over de verantwoordelijkheidsverdeling, met name voor de bovenregionale zaak, niet alleen in de zin van regelgeving, maar ook in de zin van financiën? Dan het tweede punt. De werkelijke financiële problematiek is schijnbaar nog groter dan de commissie-hermans aangaf. De 65 mln. structuur schijnt niet toereikend te zijn. Willen de bewindslieden aangeven of zij deze opvatting delen? Ten slotte. Graag hebben wij op korte termijn duidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling en over de inhoud van de projecten die in uitvoering zijn genomen, het tempo ervan en de meerkosten die eraan verbonden zijn. De heer Van Heemst (PvdA): Voorzitter! Ik kan het waarschijnlijk iets korter houden. Ik had al begrepen dat de heer Gabor veel werk had gemaakt van dit onderdeel van het overleg. Collega Van Zuijlen riep weliswaar Spring niet al te snel bij het CDA in bed, zo las ik in Trouw van hedenochtend, maar ik kan mij toch aansluiten bij een groot deel van de vragen die de heer Gabor heeft gesteld. Zonder bij hem in bed te springen overigens! De heer Gabor heeft op het punt van de automatisering goed in kaart gebracht welke vragen er op dit moment toe doen. Ik licht er met name uit dat ook wij graag zien dat er een specifieke reactie komt op de aanbevelingen 50 stuks om het project tot uitvoering te brengen. Wij zien ook graag dat er een tijdfasering voor komt. Wat mij betreft kunnen wij in de loop van 1996 heel goed een keer op dit onderdeel terugkomen, aan de hand van een wat meer uitgewerkt werkprogramma. Daarin moet dan bij de thema s planning, onderzoek en beleidsvoornemens een overzicht worden gegeven van de stand van zaken. Ik denk dat de hoofdzaak op dit moment is dat wij onderkennen dat er landelijk een zekere mate van sturing en coördinatie vereist is om de voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn om politiekorpsen als het ware met elkaar te kunnen laten communiceren. Dat is een essentieel element om het politiewerk op dat vlak behoorlijk te ondersteunen. Het zou te gek voor woorden zijn als elke regio qua automatisering een min of meer afgesloten bolwerk wordt of blijft. Ik krijg de indruk dat de politie min of meer het stenen tijdperk de rug toekeert en nog volop bezig is om de voordelen van automatisering te benutten. Wij krijgen in de politiek geregeld te horen dat de politie op weg is naar het kantoor op straat. Dat betreft de integratie van mobiele en vaste informatievoorziening. Kunnen de ministers ons schetsen welke ontwikkelingen op dit punt zijn te verwachten? Met andere woorden: wat moeten wij ons hierbij voorstellen? Voor ons is het interessant om te weten of die ontwikkeling uiteindelijk ertoe kan leiden dat wij in de samenleving en voor de politie zelf een zo hoog mogelijk rendement krijgen van de politiegulden die wordt ingezet. Ik onderstreep in dit verband de zorg die de heer Gabor heeft uitgesproken over de bescherming van gegevensbestanden. Hoe is het gewaarborgd dat gegevens niet in handen vallen van mensen die zich zonder dat zij daar recht op hebben, toegang tot geautomatiseerde gegevensbestanden weten te verschaffen? Welke voorzieningen worden hiervoor getroffen? Krijgt dit project voorrang? Wie heeft de verantwoordelijkheid ervoor? Hoe zit het met het tempo van uitvoering van dergelijke veiligheidsmaatregelen? Ik verwijs in dit verband naar recente berichten waaruit blijkt dat ook binnen de politie de vrees voor lekken bestaat. Ik ondersteun ook de opmerking over de financiële armslag die nu beschikbaar is. Er is 80 mln. om dit project te trekken, naar ik aanneem in de aanloop, de eerste fase. Is dat een investering die zich terugverdient in termen van rendement, van effectiviteit? Op welke overwegingen is de hoogte van dit bedrag gestoeld? De heer Korthals (VVD): Voorzitter! Vorig jaar hebben wij nadrukkelijk over deze materie gesproken en het belang van de politiële informatievoorziening vooropgesteld. Hetzelfde was overigens al gedaan door het korpsbeheerdersberaad. Wij hebben nu een brief voor ons van 7 juli 1995, waarin duidelijk wordt aangegeven hoe de regering het zich voorstelt. Ik heb er in zoverre zorgen over dat het in theorie natuurlijk altijd makkelijk is om te zeggen wat men wil, maar dat het erom gaat hoe het in de praktijk werkelijk wordt aangepakt. De korte samenvatting van datgene wat het BPI wil, bestaat uit algemene stellingen. Dat is op zichzelf juist, maar de vraag is hoe het werkelijk gestalte zal worden gegeven. Overal in het land is men, ook bij de politie, bezig met automatisering en informatievoorziening. Het gaat er dan om dat de systemen daadwerkelijk op elkaar aansluiten. Daarin zien wij enkele problemen. De korpsbeheerders zijn primair verantwoordelijk voor de eigen regionale informatie- Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 4

5 voorziening en dus ook voor de aanschaf van randapparatuur, terwijl de regering volgens de BIOS-nota primair verantwoordelijk is voor de coördinatie van al die systemen. Het is mij nog niet duidelijk hoe deze coördinatie precies verloopt. Kan de regering meer duidelijkheid hierover verstrekken? Het is de bedoeling dat er steeds meer gestandaardiseerd wordt. In hoeverre dit gebeurt, is mij ten enenmale onduidelijk. Wat is er nu daadwerkelijk aan de door het BPI geadviseerde standaardisatie van het berichtenverkeer gedaan? Ik wil daar een heel concreet antwoord op, anders zijn er te veel intenties en te weinig resultaten. Ook ik wijd enkele woorden aan de beveiliging. Ik heb onlangs voor de televisie mogen optreden omdat er allerlei apparatuur werd gestolen uit politieauto s die kennelijk voor de deur van politieagenten thuis staan. Enigszins handige criminelen weten er zodanig mee om te gaan dat vervolgens allerlei privacy-gevoelige gegevens kunnen worden opgevraagd. Dat vind ik eigenlijk ergerlijke zaken. Is het niet zo, en kunnen daar geen landelijke richtlijnen voor worden gegeven, dat bijvoorbeeld politieapparatuur veilig achter slot en grendel wordt gelegd? Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor inbraken in politiebureaus. Tot slot, voorzitter, maak ik een opmerking over het project C De regie voor het laten bouwen van de infrastructuur is een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. De vraag is nu toch heel concreet die vraag is al eerder gesteld wat daar tot dusver mee is gebeurd. Ik heb de indruk dat het op het ogenblik nog iets te veel bij woorden en te weinig bij daden is gebleven. Mevrouw Scheltema-de Nie (D66): Voorzitter! Wij hebben al eens wat vaker, vorig jaar bijvoorbeeld, over de informatietechnologie in verband met de politie gesproken. Het doet mij deugd dat de minister de zaken krachtig wil aanpakken; daarvoor hulde. Maar er zijn ook wel wat hobbels, getuige alleen al de brief van 7 juli. Daarom zou ik mij ook willen aansluiten bij het verzoek van de heer Gabor betreffende een tijdpad voor al die plannen die zijn vastgelegd. Ik kom vervolgens bij een aantal probleempunten. Allereerst betreft dit de financiering. Deze wijkt fors af van datgene wat de korpsbeheerders en het beleidsadviescollege, het BPI, zich voorstelden. Er is ook geen jaarlijkse budgetverhoging met bijvoorbeeld 2%. Het heeft er veel van weg dat de vier maal 20 mln. die nu beschikbaar zullen worden gesteld tot 1998, niet toereikend zijn. Naar mijn gevoel zal het studeren van de interdepartementale werkgroep op de effecten voor de langere termijn nog wel duren. Ik stel de minister dan ook heel concreet de vraag: wat te doen in die tussentijd, als de vier maal 20 mln. niet voldoende zijn? Komt er dan wellicht een leenbevoegdheid voor de korpsen? En hoe te bevorderen dat korpsen de gelden ook inderdaad aan de informatietechnologie besteden? Nog steeds zijn er praktische problemen die voortvloeien uit het niet op elkaar afgestemd zijn van systemen in de verschillende regio s. Verschillende regio s kunnen onderling vaak niet communiceren en ook de communicatie tussen regio s, het OM en derden geeft nog wel problemen, bijvoorbeeld bij de registratie van de zware criminaliteit. Dat is een behoorlijk gevaar voor de onderlinge communicatie. Een andere zorg die op dit terrein bij mij leeft, is de zorg voor geldverspilling. Mij is bekend dat een aantal regiokorpsen, ieder voor zich, telkens weer het wiel gaat uitvinden en dan dure adviezen vraagt die op hetzelfde neerkomen. Ook dat soort dingen zijn toch jammer, zeker in een tijd dat we toch al zo krap zitten bij de politie. Natuurlijk, de korpsen zijn zelf verantwoordelijk voor hun informatietechnologiebeleid, maar het lijkt mij de verantwoordelijkheid van de minister erop toe te zien, dat de informatiestromen op elkaar zijn afgestemd. Nu gaat op bovenregionaal niveau de minister op dat punt wat ondernemen. Maar mijn vraag is heel concreet of hij denkt dit ook op tussenregionaal niveau te gaan doen. Is zijn coördinerende bevoegdheid krachtens de BIOS-nota daarvoor voldoende of moet hij extra bevoegdheden hebben? De beveiliging, mijnheer de voorzitter, baart ons forse zorgen. Er zijn lekken in computernetwerken en het vernuft van hackers kent geen grenzen. Ik geef wat dit betreft een paar citaten. Voor hackers is het ontzettend gemakkelijk om rond te neuzen in systemen en zij kunnen informatie uit het opsporingsregister halen. Ook kunnen zij softwarepakketten installeren die modem en computer zodanig herprogrammeren, dat deze zelfstandig naar een bepaald nummer terugbellen en informatie sturen. Zij kunnen voorts verwoestende virussen injecteren en Trojaanse paarden construeren. Kortom, zij kunnen zo verschrikkelijk veel. Daar tegenover staat dan prof. Herschberg signaleert dit dat de politie slordiger omgaat met computersystemen dan algemeen voor mogelijk wordt gehouden. Mijnheer de voorzitter! Deze twee aspecten baren mij flinke zorgen. In dat kader past ook de actie van de hoofdcommissaris van het Korps landelijke politiediensten, De Wijs, die onlangs heeft verboden computernetwerken via modems te koppelen aan het telefoonnet. Maar zijn verbod geldt alleen voor de KLPD en niet voor de 25 regio s. Hoe wordt daar nu mee omgegaan? D66 acht het belangrijk, dat op het terrein van de beveiliging aan landelijke normen wordt gewerkt en dat ook een kwaliteitstoets wordt ontwikkeld. Dat zijn goede initiatieven, maar hoe eerder hoe beter. De mogelijkheden maar ook de risico s van de informatietechnologie zijn aanmerkelijk rapper dan de besluitvorming binnen de overheid. Door de minister worden nu twee nieuwe trajecten in gang gezet en wel C-2000 en GMS. Is al enige vordering in de voorbereiding gemaakt? Voorzitter! Behalve het goed aansluiten van systemen blijkt ook veel apparatuur van de korpsen ernstig verouderd te zijn. Om die reden vindt D66 het van groot belang, dat het C-2000-project inzake renovatie en modernisering van de infrastructuur prioriteit in de algehele aanpak krijgt. De aanschaf van mobiele systemen en de onderlinge afstemming zullen wat ons betreft onder regie van de minister en in samenwerking met het Coördinerend platform voor informatietechnologie moeten plaatsvinden. Hoe staat het nu met die regie? Uit de begroting blijkt, dat het komende jaar een studie naar kosten en haalbaarheid van het project wordt uitgevoerd. Maar betekent dit niet, dat tenminste nog een begrotingsjaar moet worden gewacht alvorens met de uitvoering van het project kan worden gestart? Is dat wel verantwoord? Wij zouden niets liever willen dan zo snel mogelijk Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 5

6 naar een kantoor van de politie op de straat. Voorzitter! De minister is van plan, de nieuwe landelijke IT-organisatie bij de KLPD te verzelfstandigen. Hoe verdraagt zich dat echter met de zo broodnodige regiefunctie waarover wij zojuist spraken? Werken verzelfstandigde organisatie nu altijd beter en goedkoper? Betekent dit eigenlijk niet, dat de kosten van de verzelfstandigde organisaties weer indirect op de korpsbudgetten worden afgewenteld? Voorzitter! Is er al iets te zeggen over de te verwachten verbetering van sturing, beheersbaarheid en efficiency in verhouding tot de bestaande situatie in de korpsen als gevolg van de invoering van de mobiele datacommunicatie? Graag krijg ik een antwoord van de minister op deze vragen alsmede op de vraag of de veranderingen niet dusdanig ingrijpend zijn, dat de aanmelding als groot project redelijk zou zijn. De vergadering wordt enkele minuten geschorst. Minister Dijkstal: Voorzitter! Misschien mag ik beginnen met aan te haken bij de woorden van de heer Gabor en de heer Van Heemst? De heer Gabor bespeurt goede wil en goede aanzetten. Daarvoor zijn wij hem zeer dankbaar. Een groot deel van de eer en glorie komt echter toe aan het vorige kabinet. Dat heeft de keuze gemaakt om op dit belangrijke project zelf aan de gang te gaan, daarvoor de commissie-hermans in te stellen en samen met de commissie-hermans de punten te ontwikkelen. Wij troffen in dezen een boedel aan waarmee goed verder te werken viel. Dan ga ik meteen naar de operationele kant. In de bewoordingen van de heer Van Heemst moet het uiteindelijk gaan om het kantoor op straat en het rendement van de geïnvesteerde politiegulden. Het is interessant om een project wat gecompliceerd is en wij praten over een gecompliceerd onderwerp beschreven te zien bijvoorbeeld in het rapport van de commissie- Hermans, in pogingen van het kabinet om dat vertaald te krijgen in beleid en voortdurend de dimensie in de gaten te houden, namelijk waarvoor het uiteindelijk allemaal bedoeld is. Het begrip kantoor op straat is een grove, slordige motto-aanduiding voor een heel ingewikkeld proces van modernisering van het uitvoerende politiewerk. Dat varieert van informatiesystemen die zo zijn opgebouwd dat een politieman in het ene deel op het moment dat hij iets wil weten, het niet alleen in zijn eigen bestand snel kan vinden maar ook in het bestand van een politieman in een ander deel van Nederland, op horizontaal niveau tot het dusdanig organiseren van die informatieuitwisseling, dat het in de verticale kolom zeer effectief loopt, met name de CRI en vanuit de CRI de internationale dimensie. Misschien is dat punt nog wat onderbelicht in de stukken. Wij zullen daarop de komende jaren zeker uitgebreider terugkomen. In toenemende mate zijn wij natuurlijk, behalve met de traditionele Interpoltrajecten, op andere internationale niveaus bezig met informatie die binnen bepaalde, door ons te stellen, randvoorwaarden uitgewisseld moet worden. De tweede dimensie is de communicatie, zowel in de horizontale als in de verticale verbanden. Als wij ons dan voorstellen hoe het eruit gaat zien als wij alle voorstellen van de commissie-hermans uitgevoerd krijgen, is dat inderdaad het kantoor op straat, de computer in de auto waardoor de surveillerende politieman of politievrouw er heel snel informatie uit kan krijgen en in kan stoppen. De dimensie zit er nadrukkelijk in. Alles moet zodanig georganiseerd worden, dat wij inderdaad het gevoel krijgen dat het vele geld dat hiermee gemoeid is, ook effectief wordt besteed. Daarbij doet zich overigens een interessant en op dit moment zeer lastig vraagstuk voor, waarop wij straks in het andere overleg nog een keer zullen terugkomen, namelijk het vraagstuk van de mankracht tegenover de moderne computers. Ikzelf denk nog steeds dat het noodzakelijk is dat wij méér politiemannen en -vrouwen in de executieve dienst hebben. Nogmaals, wij praten straks over de sterkteproblematiek. De vraag wordt alsmaar interessanter, of het rendement van de geïnvesteerde gulden beter naar die ene extra man of vrouw kan gaan of naar de systemen, de automatisering en de computers waarover wij nu spreken. Dat is een lastige afweging. Het voor de hand liggende antwoord op dit moment is, dat wij beide moeten doen. Dat is ook zo, maar vanuit de schaarse middelen moeten wij misschien uiteindelijk in de toekomst toch keuzes maken. Op dit moment liggen er concrete plannen zowel met betrekking tot de sterkteproblematiek als de IT-organisatie. Een lastiger vraag in het geheel, is die waarmee de heer Gabor zijn betoog begon, namelijk over de strakke regie. Ik aarzel erg met het uitspreken van de woorden strakke regie als het gaat om de Nederlandse politie. Wij hebben immers bewust gekozen voor een politie die niet centraal georganiseerd is, waarin in dit geval de beide ministers of misschien in een soort ideale situatie één minister dat strak regisseren. Zo werkt het in Nederland niet, zeker niet op dit terrein. Het verleden heeft laten zien dat er bij sterke centralisatie grote problemen ontstonden bij de gedecentraliseerde eenheden. Dat waren toen nog gemeentelijke politiekorpsen. Op het moment dat de autonomie van de lokale korpsen wordt erkend dat zijn nu regionale korpsen doet zich onmiddellijk de vraag voor: wie coördineert dat dan, wie voert de regie bovenregionaal? Het zal dus altijd een lastig punt blijven. Aan de ene kant is er de Politiewet waarin de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden zijn verdeeld. Aan de andere kant is er de tussenvorm die naar zijn aard ook in zekere zin een compromis is, maar waarin naar ons oordeel voldoende zekerheden zitten om het totale project toch te kunnen laten slagen. Het moet duidelijk zijn dat wij inderdaad een keuze moesten maken. Waarop moesten wij ons primair richten, gelet op het rapport van de commissie-hermans? Kernpunten in onze aanpak moeten zijn: de noodzakelijke regelgeving, de standaardisatie, de vernieuwing van bovenregionale systemen, de beveiligingsproblematiek en de stimulering van individuele politieman of -vrouw in het goed gebruik maken van de mogelijkheden die de informatietechnologie biedt. Dit laatste punt is overigens een algemeen probleem in bijna elke arbeidsorganisatie. Hoe kun je bereiken dat het personeel zodanig is opgeleid en zodanig is gemotiveerd dat het op een moderne manier van de moderne systemen gebruik wil maken. Dat is zeker ook binnen de politie een punt van aandacht. Het heeft niets te maken met een bereidheid, maar met een slag die je Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 6

7 soms moet maken. Dat geldt zeker voor de oudere personeelsleden, die niet de opleiding op school hebben gehad die moderne scholen tegenwoordig wel bieden. Wat van groot belang is geweest om überhaupt tot enige voortgang op dit terrein te komen, was de samenwerking binnen de commissie- Hermans en daarna binnen het Platform politiële informatievoorziening. De les uit het verleden was: wil je in Nederland verder komen, dan zullen ambtenaren, mensen uit het 26ste korps en uit de andere 25 regionaal georganiseerde korpsen met elkaar om de tafel moeten gaan zitten. Als dat niet gebeurt, kom je namelijk geen steek verder. Dat is bij dit project in ieder geval gebeurd. De heer Gabor heeft gevraagd om alle aanbevelingen van de commissie-hermans stelselmatig van een schriftelijke reactie te voorzien met daaraan gekoppeld een tijdpad, omdat het één nu eenmaal sneller kan dan het ander. Dat is niet gebeurd in de brief van juli. Ik ben best bereid dat alsnog te doen. Wij moeten een vorm kiezen die hanteerbaar is. Daarbij moet in een soort voortgangsrapportage worden nagegaan waar wij staan. Dan kunnen wij de aanbevelingen gewoon noemen, ook de aanbevelingen die wij niet kunnen uitvoeren. Dat sluit aan bij datgene wat de heer Korthals heeft gevraagd over het operationaliseren van het geheel. Wij zitten in een overgangsfase. De IT-organisatie moet nog worden opgericht. Een aantal zaken moet nog worden gedaan. Uiteindelijk moet het in de praktijk allemaal zijn beslag krijgen. Ik wil graag een poging doen om het op een of andere manier te organiseren. Voorzitter! Het project C-2000 heeft van alle woordvoerders de nodige aandacht gekregen. Wij zijn er volop mee bezig. Er is een haalbaarheidsstudie ingesteld. Wij hopen dat die binnenkort zal zijn afgerond inclusief een grondig onderzoek naar de kosten daarvan. Door Coopers en Lybrand wordt voor ons een contra-expertise uitgevoerd. Eerst zal de besluitvorming in de ministerraad aan de orde komen. Uiteindelijk komt die bij de Kamer terecht. In de besluitvormingsprocedure zal aan de orde zijn: de projectorganisatie, de projectaansturing, de uitvoering, de resultaten van de studie waarnaar ik al verwees, de kosten, de resultaten van de contra-expertise, een risico-analyse en de verantwoordelijkheidsverdeling met de verdeling van de kosten. Dus wij zijn er volop mee bezig. Wij willen proberen het allemaal op de kortst mogelijke termijn tot uitvoering te brengen. In dat verband moet ik de Kamer wijzen op een zekere spanning die hierin zit. Aan de ene kant is daar de noodzaak, ook door ons zo gevoeld, om snel te werken. Elke dag die je verliest, heb je minder kantoor op straat, om de terminologie van de heer Van Heemst maar even te gebruiken. Maar aan de andere kant moet niet alleen naar de haalbaarheid worden gekeken, maar zal een en ander ook zorgvuldig moeten worden georganiseerd, ook in de regelgeving. Het zal ook allemaal betaalbaar moeten blijven, gelet op de schaarse middelen dat heeft de Kamer zeer precies uit de stukken gehaald die we voor het geheel beschikbaar hebben. De heer Gabor heeft gevraagd, in hoeverre wij met de ontwikkelingen waarmee wij bezig zijn, gegeven de mogelijkheden van de glasvezelkabel en alles wat daarmee annex is, aansluiting zoeken bij anderen die min of meer op hetzelfde traject aan het werk zijn. Hij doelde daarbij met name op het militaire netwerk, NAFIN. Voorzitter! Voor zover het huidige politienetwerk, PODACS, en het nieuwe systeem C-2000 gebruikt wordt respectievelijk zich verder ontwikkelt, zullen we dat nadrukkelijk doen in combinatie met wat Defensie ontwikkelt. Wij proberen daarbij parallelle contracten te ontwikkelen, maar daarbij zijn twee punten waarop wij moeten letten. Soms is de regelgeving voor informatiesystemen voor de politie anders dan voor Defensie, wat uiteraard gerespecteerd moet worden. Verder houd ik een slag om de arm als het gaat om de prijsstelling. Wij willen ook kunnen onderhandelen over de facetten die met kosten te maken hebben. Als het allemaal duurder is dan wanneer we het zelf zouden doen, is dat een afweging om het niet te doen. Maar vooralsnog is onze insteek, te kijken of het niet beter en goedkoper is als we die zaken samen ontwikkelen. Er zijn vragen gesteld over verantwoordelijkheid en regie. Er is met name gevraagd, hoe de onderlinge afstemming is geregeld en of iets kan worden afgedwongen. Voorzitter! De onderlinge afstemming is in ieder geval zo geregeld, dat helder moet zijn wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarbij ontstaan drie niveaus. Het ene niveau, dat van oudsher bekend is omdat dat in de Politiewet nadrukkelijk is geregeld, is het regionale korps, dat op een aantal te definiëren terreinen een grote mate van autonomie heeft. In de tweede plaats zijn er een aantal landelijke systemen, waarvoor natuurlijk de beide bewindslieden verantwoordelijk zijn. Daartussenin zit in de derde plaats de bovenregionale aanpak, die onder andere in de IT-organisatie zichtbaar moet worden. Het is volstrekt duidelijk dat voor landelijke systemen ik denk aan het opsporingssysteem, herkenningssystemen en het Schengen Informatiesysteem een landelijke verantwoordelijkheid geldt, zij het dat daarbij nog wel het een en ander juridisch nauwkeuriger moet worden vastgelegd. Daarmee zijn wij op dit moment bezig. Voor zover afstemming wordt vastgelegd in regelgeving ik denk daarbij aan de standaardisatie, waarvan op een gegeven moment wordt afgesproken dat voor iedereen moet gelden, wat vastligt in de regelgeving is iets op grond van die regelgeving natuurlijk afdwingbaar. Waar de autonomie van regiokorpsen gewaarborgd blijft, zal weinig kunnen worden afgedwongen. De vraag die zich dan natuurlijk voordoet, is hoever wordt gegaan met het in regelgeving aan banden leggen van de vrijheid van de regionale korpsen. De discussie daarover is ook aan onze kant nog niet geheel afgerond. Een belangrijk en lastig punt is dat van de beveiliging, waarover ik eerst enkele algemene opmerkingen zal maken. Wij zijn ons zeer bewust, dat daaraan iets moet gebeuren, meer nog dan tot nu toe. Daarbij denken wij in de eerste plaats aan het opstellen van een eigen beveiligingsplan voor elk korps, waarvoor wij een aantal normen zullen opstellen, waaraan dat plan moet voldoen om vast te stellen dat de zaak inderdaad veilig is. In de tweede plaats zoeken wij naar mogelijkheden om de zeer specialistische kennis die hiervoor nodig is ik denk aan de vraag van mevrouw Scheltema over hackers, wat een heel lastig punt is te vergroten en/of te bundelen. In de derde plaats gaat het, zoals altijd bij beveiligingsproblemen, om Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 7

8 vergroting van het bewustzijn van de mensen die met systemen werken. Dat kan door bijvoorbeeld iets te doen aan de kennis van zaken, zodat men van tevoren aanvoelt, wanneer er onwerkbare situaties ontstaan. Het is nuttig om een systeem te ontwikkelen waarin wij periodiek de veiligheid controleren. Ik zou dan aansluiting willen zoeken bij iets wat al in breder kader bij de politie in ontwikkeling is, namelijk het bij elkaar in de keuken kijken. Verder is natuurlijk van belang het instellen van een regulier afstemmingsoverleg tussen het veld en de departementen aangaande dit terrein van de beveiliging. Daarnaast is er het vraagstuk van de fysieke beveiliging, bijvoorbeeld de beveiliging van politiebureaus, waarover kamervragen zijn beantwoord. Overigens hebben wij de indruk dat de politiebureaus redelijk adequaat zijn beveiligd. Niettemin hebben wij ook naar aanleiding van genoemde kamervragen alle korpsen gewezen op het belang van een goede fysieke beveiliging. In het verlengde hiervan geldt hetzelfde voor de fysieke beveiliging van apparatuur in de politieauto s. De vraag van mevrouw Scheltema op welke wijze wij kunnen verhinderen dat hackers toegang krijgen tot de systemen, kan ik op dit moment niet beantwoorden. Het betreft hier een heel lastige problematiek. Als wij daarover iets te melden hebben, zullen wij dat zeker doen. Wij zijn nu in ieder geval niet in staat op die vraag een goed antwoord te geven. Mevrouw Scheltema-de Nie (D66): Ik heb nog gerefereerd aan de hoofdcommissaris van de KLPD die verboden heeft om via een modum computers te koppelen aan de telefoon. Dat verbod geldt alleen voor de KLPD maar niet voor de regio s. Overweegt de minister dat verbod ook op die regio s van toepassing te verklaren? Minister Dijkstal: Dat geldt voor alle korpsen die het Podacs gebruiken, dus in die zin is dat al gebeurd. Blijft misschien het punt over van apparatuur die men thuis voor het werk gebruikt. Ik geloof dat wij daar überhaupt van af moeten. Aangezien wij in Nederland om mijns inziens goede redenen niet kiezen voor een centraal dan wel een decentraal, regionaal systeem, zullen wij tot iets moeten komen wat daartussenin zit. Er zal een voorziening getroffen moeten worden waarin de afstemming en de verantwoordelijkheidsverdeling in het kader van een min of meer zelfstandige organisatie vorm worden gegeven. Wij hebben de vorm gekozen van een zelfstandige bestuursorganisatie om aan te geven dat er een zekere centrale sturing gewenst is en vooral om aan te geven dat de ministeriële verantwoordelijkheid ter zake tot gelding kan worden gebracht. Een van de belangrijkste kenmerken van een ZBO is dat de verantwoordelijkheid op rijksniveau ligt. Om een ZBO te kunnen zijn, moet men voldoen aan de aanwijzingen die hiervoor gelden. De IT-organisatie zal in ieder geval het beheer voeren over alle landelijke systemen. Daarvoor geldt de ministeriële verantwoordelijkheid ten volle. Verder biedt zij de mogelijkheid om binnenregionaal diensten te verlenen voor alle regio s die dat wensen. Zeker als er een grote betrokkenheid is van de regiokorpsen in de organisatie zelf, kan ik mij voorstellen dat men graag een aantal taken wil laten uitvoeren door die IT-organisatie. Aannemende dat de IT-organisatie een goed produkt aflevert, zal er ook sprake kunnen zijn van aanbod aan derden. Je kan dan denken aan de Koninklijke marechaussee, de brandweer en de ambulancediensten, organisaties waarmee de politie vaak moet samenwerken. Het is de bedoeling dat dit onderwerp dit jaar nog in de ministerraad wordt behandeld. Als wij aannemen dat dit lukt, betekent dit dat wij begin volgend jaar de Kamer hierover verder kunnen inlichten en dat wij de zaak kunnen gaan operationaliseren. Het is wel van groot belang, te proberen om hierin voortgang te maken. Mevrouw Scheltema vroeg of het geheel zich niet zou lenen voor een groot project. Ik ga daar eigenlijk niet over, want de Kamer bepaalt dat zelf, maar ik heb er geen enkel bezwaar tegen. Het is immers ook ons voornemen om de Kamer op gezette tijden over de voortgang te rapporteren. Wij moeten maar eens kijken welke vorm het beste is, want het gaat om de afspraken die wij kunnen maken over de wijze waarop het kabinet de Kamer informeert. Dat is altijd het belangrijkste van zo n groot project. Laten wij dus maar bekijken hoe dit het beste kan. Ik kom nu op het, dat wil ik niet verhelen, lastigste punt van het geheel. Er ligt een goed rapport- Hermans met een hele reeks aanbevelingen die volgens ons, de Kamer en het veld allemaal uitgevoerd zouden moeten worden, maar dat kan niet omdat wij de middelen daarvoor niet beschikbaar hebben. Dat laatste is altijd een relatieve opmerking, want het een moet worden afgewogen tegen het ander. Gezien de prioriteitsstelling hebben wij op dit moment niet de middelen volledig beschikbaar om alles uit te voeren wat er ligt. Dan blijft de vraag over of hetgeen wij wel kunnen doen, ook in het perspectief van hetgeen wij in de toekomst kunnen bieden, aanvaardbaar is. Als gevolg hiervan gaat het om een paar punten. In de eerste plaats over datgene wat het Rijk op zich moet nemen en daar is in de meerjarenramingen in voorzien. Wij gaan er dan ook van uit dat hetgeen wij op rijksniveau moeten doen, in het meerjarenperspectief uitvoerbaar is. In de tweede plaats is het de vraag wat wij voor nieuw beleid beschikbaar hebben en dat is de vier keer 20 mln. uit wat wij de cluster- 2-gelden noemen. De heer Van Heemst heeft gevraagd waarop die vier keer 20 mln. is gebaseerd en dat is op de afweging die is gemaakt ten aanzien van andere wensen die ik de Kamer vorig jaar heb voorgelegd en waarmee zij ook heeft ingestemd. Ik geef grif toe dat dit een zeer platvloerse verklaring is. Verder moet veel van hetgeen er moet gebeuren, uit het budget van de regiokorpsen komen. Daarvoor is wel een bepaalde voorziening, maar wij weten allemaal dat die niet voldoende is om alles uit te voeren wat hier staat. Ik neem geen voorschot op het debat van hedenmiddag, maar voor sommige korpsen praten wij niet over extra mogelijkheden, maar nog steeds over tekorten op hun begrotingen. Dit is dus een heel lastige problematiek. Mevrouw Scheltema heeft, dit ook wetende want anders zou zij de vraag niet hebben gesteld, gevraagd of de regionale korpsen een leenbevoegdheid hebben. Dat is zo. De regionale politiekorpsen zijn namelijk net zover als de gemeenten helaas is het Rijk nog niet zover en kennen de mogelijkheid van een vorm van kapitaaldienst indien men Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 8

9 een rechtspersoonlijkheid is. Men kan dus geld lenen, maar men moet wel oppassen dat het allemaal niet te wild en te veel wordt, want het moet inclusief rente wel terugbetaald worden en dus passen in een ordentelijk financieel plaatje. De mogelijkheid is er evenwel nadrukkelijk. De heer Gabor stelde een vraag over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en regiokorpsen op dit moment. Straks zal daar voor de financiën de IT-organisatie nog tussen zitten. Een en ander is gebaseerd op de heroverwegingsrapporten. Misschien is het onbevredigend voor de heer Gabor, maar dit lijkt mij ook voor vanmiddag een belangrijk onderwerp, omdat de gehele aansturing van de politie, ook op financieel gebied, zeer te maken heeft met de mogelijkheden en in zekere zin ook de onmogelijkheden die wij hebben op grond van de Politiewet. Het heeft daarnaast ook te maken met noties die er zowel bij ons als bij de Kamer zijn; van het vorige overleg herinner ik mij nog de vraag of wij daarin veranderingen moesten aanbrengen. De heroverwegingsrapporten die wij aan de Kamer hebben toegestuurd, zijn gemaakt door mensen die niet al te veel van politie afweten, maar wel heel veel van geld en de wijze waarop controle uitgeoefend moet worden. Dat is natuurlijk straks de uitdaging voor het kabinet. Het gaat om de vraag: wat gaan wij doen met die heroverwegingsrapporten, ook vertaald naar wijzigingen in de Politiewet? Ik denk dat wij die vraag niet kunnen ontlopen en dat allereerst het kabinet en daarna de Tweede Kamer dat volgend jaar onder ogen moeten zien. Veel meer dan dat kan ik nu ook niet zeggen. Minister Sorgdrager: Voorzitter! Ik heb nog een paar korte aanvullingen. De verantwoordelijkheid voor deze kwestie ligt uiteraard in hoofdzaak bij de minister van Binnenlandse Zaken. De samenwerking is in dit opzicht echter van zeer groot belang, omdat informatisering van buitengewoon groot belang is voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Primair is deze informatisering noodzakelijk voor het proces van de opsporing. Ik noem het uitwisselen van gegevens, het opslaan van gegevens en het gebruik daarvan voor de opsporing. Dat materiaal de automatisering en de infrastructuur is eigenlijk de eerste prioriteit, zoals collega Dijkstal al heeft uitgelegd. Daarna komt natuurlijk de vraag: hoe ga je verder met deze bestanden werken? Dan kom je op punten als kantoor op straat, etcetera. Dat is dus een volgende fase in het werken met geautomatiseerd materiaal. De automatisering en de gegevensverzameling vinden plaats op lokaal, landelijk en internationaal niveau. Het spreekt vanzelf dat je op en tussen al deze niveaus moet kunnen uitwisselen. Het vervelende daarbij is dat er soms verschillende systemen worden gehanteerd, te beginnen bij de regiokorpsen. Bij de vernieuwing van die systemen zullen wij er ook zeker rekening mee moeten houden dat die op elkaar en op het landelijke systeem kunnen aansluiten. Wij merken dat bijvoorbeeld bij de opsporing en vervolging van georganiseerde misdaad. Daar komen wij immers al gauw in aanraking met dit soort technische mogelijkheden, omdat juist daar het uitwisselen tussen regio s en tussen regio s en een landelijke instantie zoals de CRI, van wezenlijk belang is. Wij hebben tot onze teleurstelling gezien dat een systeem als Octopus dat op een gegeven moment ontwikkeld is, niet door alle korpsen wordt overgenomen, maar slechts door enkele. Er is een tweede systeem ontworpen en nu is men bezig met het ontwikkelen van een interface om die systemen met elkaar te laten communiceren. Maar het spreekt vanzelf dat, als wij denken aan vernieuwing van systemen, wij dan toch moeten werken met één systeem. Het heeft dus niet eens zozeer te maken met de technische mogelijkheden, want die zijn buitengewoon groot, maar het heeft ook te maken met cultuur en met het denken over samenwerking en uitwisseling. Natuurlijk zullen de bewindslieden daarvoor de mogelijkheden benutten die de Politiewet hun geeft, maar er is ook sprake van een beroep op het inzicht en het gezonde verstand van alle partners die hierbij betrokken zijn. Tussen de departementen en alle partners wordt overleg gepleegd over de vraag: wie gaat nu over wat en wie is waarvoor verantwoordelijk? Collega Dijkstal heeft dat ook al aangegeven. Er is een aantal landelijke systemen, daarvoor is er een landelijke verantwoordelijkheid en het is uiteraard de bedoeling dat de korpsen met die landelijke systemen communiceren. Zij moeten niet alleen in hun eigen regio kijken hoe zij daarvan gebruik kunnen maken, maar het is natuurlijk ook een wisselwerking. Voorzitter! Het is van buitengewoon belang dat wij juist de integratie, de geïntegreerde aanpak van de informatievoorziening, de nodige nadruk geven. Wij moeten proberen, zo efficiënt mogelijk met de systemen en met de middelen daarin om te gaan. De heer Gabor (CDA): Voorzitter! Ik ben beide bewindslieden zeer erkentelijk voor de gegeven antwoorden. Het verheugt mij vooral dat de minister van Binnenlandse Zaken nog een poging zal ondernemen om ons op een aangepaste manier over die 50 vragen en het tijdpad dat daarbij hoort, nader te informeren. Voorts hoop ik dat de haalbaarheidsstudie over C-2000 zich in een afrondende fase bevindt. Wanneer denkt de minister ons daarover definitief te kunnen antwoorden? Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen heb ik opgemerkt dat beantwoording wellicht op korte termijn mogelijk zou zijn. De samenwerking tussen defensieen politieapparaat wordt door mij zeer bepleit. Ik hecht daar buitengewoon aan. Het gaat mij er niet om grootscheepse bezuinigingen door te voeren, maar om die kwaliteit te kunnen bieden die wij in het jaar 2010 nodig hebben. Het glasvezelsysteem is volstrekt beveiligd. Dat is de bijzondere charme van dat project. De gevraagde kwaliteit kan dus geboden worden. Wij spreken hier niet over een openbaar net of het PTT-net, maar over een eigen systeem dat volstrekt beveiligd is. In ieder geval kan de garantie worden gegeven dat de interne communicatie op een deugdelijke wijze gebeurt. Inbreken in het glasvezelsysteem is vele, vele malen moeilijker en eigenlijk haast onmogelijk. Ik wil bij dit punt dus niet zozeer op de besparingen tamboereren, maar op de kwaliteit, de toekomstgerichtheid en de norm om beveiligd met elkaar te kunnen gaan werken. Ik vraag de minister of hij ons kan informeren over de mogelijkheden. Ik wil hierbij graag een motie indienen. Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr. 25 9

10 Motie De Kamer, gehoord de beraadslaging, van oordeel, dat voor het jaar 2000 een geïntegreerde communicatieinfrastructuur bij de politie tot stand moet worden gebracht; nodigt de regering uit de Kamer binnen drie maanden te informeren over de mogelijkheden en de financiële consequenties van het gebruik maken van het bij defensie in ontwikkeling zijnde NAFINsysteem, ten behoeve van het project C-2000, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Gabor. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 21 (24400-VII en -VI). De heer Gabor (CDA): Voorzitter! Tot slot kom ik te spreken over de financiën. Ik begrijp best dat men moet roeien met de riemen die men heeft. In dit geval is het een kwestie van prioriteit. Dat is altijd de discussie. Toch vraag ik de minister, aan te geven wat van de 2%-plus, wat van die 65 mln. structureel, in dit plan zit en in de daarin genoemde 80 mln. Dat is namelijk, ondanks zijn uiteenzetting, niet helder geworden. Pas als dit duidelijk is, kan een echte afweging gemaakt worden bij de vraag waar problemen zijn waarbij nog een nadere afweging nodig is. Het is mij dus niet helder wat wij met die 80 mln., met die vier keer 20 mln., kunnen doen en moeten laten, in de zin van de beoordelingen van het rapport-hermans en het rapport van de eigen financiële commissie. Ik wil daar graag een overzicht en een argumentatie bij hebben, om dit verder te kunnen bespreken. De heer Van Heemst (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Ik wil vijf korte opmerkingen maken. Mijn eerste punt is dat het op zichzelf duidelijk is dat wij hier te maken hebben met een soort megaproject, een groot project met een lange looptijd, waarvoor middelen en activiteiten op tal van plaatsen moeten worden gemobiliseerd. Het is dus ook een project dat in zijn gecompliceerdheid zeer grote risico s met zich brengt, kansen op brokken en ongelukken, als het gaat om de technische applicaties, afstemmingsvragen en ook bij basale vragen of de informatie up to date en volledig is. Het spiegelbeeld daarvan is immers dat politieacties op basis van verkeerde, ontoereikende of verouderde informatie acties zijn waarmee een pleefiguur geslagen wordt. Het tweede punt is de leenbevoegdheid. Dat heeft veel te maken met de vraag wat het rendement van een politiegulden is. Als je leent om in deze ontwikkelingen te kunnen investeren, kun je dan ook, als het ware, op een wat langere termijn aangegeven dat dit een dusdanig rendement heeft dat er een besparing uit voortvloeit? Mijn waarneming is, al is dat een beperkte, dat in het algemeen ook de grote projecten van automatisering op dat punt eerder blijvend extra werk genereren. De brede toepassingsmogelijkheden wekken een nieuwsgierigheid en behoefte op om deze maximaal uit te nutten. Wij horen echter ook vaak het verhaal dat het even investeren is en dat er dan na verloop van tijd te zien is dat er flink te besparen valt. Mijn derde punt is mijn opmerking over de ontwikkeling van het stenen tijdperk naar het kantoor op straat. Wij hebben daar een enorme weg te gaan. De minister, en anderen, hebben gezegd dat het er om gaat wat de man of vrouw op straat met dit soort dingen kan doen. Gaat die ermee om? Hoe gaat die ermee om? Doet hij of zij dat goed? Ik had daarbij het beeld voor ogen van een wijkagent in Arnhem, die ik twee of drie weken geleden sprak, en die niet uit het politiebudget maar uit het budget van de wijk voor wijkveiligheidsplannen een mobiele telefoon had moeten aanschaffen om te zorgen dat hij als wijkagent op ronde on the spot goed bereikbaar bleef voor instellingen en anderen. Dat is heel vaak nog de werkelijkheid van de gewone politieman of -vrouw, denk ik. Wij praten hier over dikke boekwerken en proberen dingen in elkaar te zetten, maar die moeten uiteindelijk daar neerslaan; daar gaat het immers allemaal om. Mijn vierde opmerking betreft de internationale component. Daarover zou ik graag in een vervolgrapportage meer duidelijkheid krijgen. De minister gaf al aan dat dit onderwerp in de stukken tot nu toe maar in beperkte mate is toegelicht. Wat gaat het betekenen? Zullen de Belgische, de Duitse en de Franse politie uitgebreid in bestanden van de Nederlandse politie kunnen rondneuzen, en hoe uitgebreid dan en onder welke condities? Het omgekeerde vind ik minder problematisch, maar als er vanuit die landen onzichtbaar in een essentieel onderdeel van onze samenleving penetreren, moet je precies weten onder welke condities dat kan. Ik vind dit een punt van aandacht en ook van enige zorg. Dat brengt mij bij mijn laatste opmerking: wie voert wat in? Elk informatiesysteem is afhankelijk van de mate waarin mensen in de politieorganisatie zorgen voor een adequate voeding. De minister van Justitie gaf aan dat het Octopusproject matig ging, omdat slechts enkele korpsen het benutten. Ik heb wel eens begrepen dat het Amsterdamse regiokorps maar zeer mondjesmaat gegevens aanlevert voor CRI-bestanden. Ik meen dat het er wel uitgebreid uit put, misschien overeenkomstig de verhouding Nederland versus het buitenland die ik zoëven schetste; het is beter te neuzen dan beneusd te worden. Als dat niet goed wordt georganiseerd, heeft het allemaal maar een beperkte betekenis. Ik wil nog een vermoeden toevoegen. Ik sluit niet uit dat de bevindingen van de commissie-van Traa op het punt van het toeleveren en beschikbaar stellen van informatie een zekere uitstraling kunnen hebben op dit hele project. Ik kan niet meer doen dan dit vermoeden maar eens op tafel leggen. Ik sluit niet uit dat die bevindingen een zekere impact kunnen hebben. De heer Korthals (VVD): Voorzitter! Ik maak een paar korte opmerkingen. Het is duidelijk dat er veel in gang gezet wordt. Het gevaar bestaat dat er veel intenties zijn, maar dat de resultaten op zich laten wachten. Ik het verleden heb ik ervaringen opgedaan met automatiseringen bij andere delen van de rechtshandhaafketen. Er werden fantastische dingen voorgespiegeld, maar uiteindelijk verliep het wat minder. Ik zie al iemand begrijpend kijken, maar ik zal niet zeggen waar dat geweest is. Ik heb gevraagd hoe het staat met de standaardisatie van het berichtenverkeer. Het gaat om een advies van Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

11 november In juli is deze brief gekomen en inmiddels zijn wij een jaar verder. Ik ben daarom bang dat het nog helemaal niet goed gaat, terwijl dat van essentieel belang is. Ik geloof dat de regering zich er zeer van bewust is dat er aan de beveiliging het een en ander moet gebeuren. Naarmate er meer van dergelijke apparatuur wordt gebruikt, moet er ook meer beveiligd worden. Ik verzoek de regering om ons daarvan regelmatig op de hoogte te stellen. Wat het project C-2000 betreft, kan ik mij voor een groot deel bij de andere sprekers aansluiten. Het is een heel belangrijk project en de mededeling dat er volop aan wordt gewerkt, is niet voldoende. Er wordt een haalbaarheidsstudie verricht en er is spanning tussen de noodzaak enerzijds en anderzijds de gecompliceerdheid en de betaalbaarheid. Daaruit volgt dat de Kamer regelmatig op de hoogte moet worden gesteld van de voortgang en in ieder geval moeten wij een heel duidelijk tijdpad krijgen; dat neem ik over van de heer Gabor. Daaruit moet blijken wat men denkt te verwezenlijken in welke periode. Mevrouw Scheltema-de Nie (D66): Voorzitter! Beide bewindslieden benadrukken terecht het belang van een geïntegreerde aanpak bij de informatietechnologie. Toch word ik niet zo vrolijk, ook niet na wat ik vanmorgen gehoord heb, van de wijze waarop dat gebeurt. De minister van Justitie noemt met name het Octopus-systeem. Daarbij zijn nog wat problemen. Maar hoe kijken beide bewindslieden hier tegenaan? Is er bij de korpsbeheerders wel overeenstemming over het doel? Willen zij hun gezag daartoe aanwenden? Dat lijkt mij uitermate belangrijk, ook voor het vervolg van het lastige pad van de informatietechnologie. De beveiliging blijft mij zorgen baren. De minister heeft gezegd dat men dit wil oplossen via een soort visitatie van de korpsen onderling. Wij hebben het al eens meegemaakt dat zij als het ware bij elkaar in de keuken kijken. Op zich kan dat uitermate nuttig zijn. Ik vraag mij echter af of dat voldoende is om tegenwicht te bieden aan de slordige handelwijze die prof. Herschberg heeft gesignaleerd. Misschien is er toch iets meer nodig. In het algemeen wordt er op het terrein van de informatietechnologie behoorlijk zware eisen aan de beveiliging gesteld. Dat zou ook nuttig zijn bij de politie-informatie. Ik denk aan het opnemen van bepaalde kaders. De hoofdcommissaris van het Korps landelijke politiediensten heeft een specifiek punt ingebracht over de 25 regio s. Ik had begrepen dat hij zijn verbod om modems op de telefoon aan te sluiten, via het Podacs had gedaan. Het probleem was volgens mij dat hij alleen dat gezag had voor de KLPD en niet voor de regiokorpsen. Evenals de minister van Justitie wil ik graag dat ook de regiokorpsen zich hieraan houden. De vraag is dus of zij dat ook doen en of de hoofdcommissaris van de KLPD dit de regio s kan opdragen. Ik dacht van niet. Ik ben blij met de positieve benadering van de minister van Binnenlandse Zaken over enige vorm van tussentijdse briefing, al dan niet via een groot project. Inderdaad zal dat heel goed te koppelen zijn aan het aangegeven tijdpad. Ook is er sprake van regelmatige, tussentijdse rapportages. Dan kunnen wij een beetje meegaan in de ontwikkelingen van het desbetreffende megaproject. Het is namelijk uitermate ingewikkeld. Indertijd heb ik het GBA-project meegemaakt. Dat zal verschillen met het onderhavige megaproject. Maar zeker gezien de expertises en contra-expertises ben je als eenvoudig volksvertegenwoordiger met een toch niet zoveel kennis op dit terrein gauw de weg kwijt. Vandaar dat ik de tussentijdse informatie op prijs stel. Op zichzelf is het zelfstandig bestuursorgaan een redelijke keuze, met name vanwege de blijvende ministeriële verantwoordelijkheid. Wel is er een beetje sprake van een spanningsveld met de dienstverlening aan derden. Uit de formulering van de minister kreeg ik de indruk dat het nog om een heel verre toekomst gaat. Graag verkrijg ik hierover iets meer duidelijkheid. Minister Dijkstal: Voorzitter! De heer Gabor heeft gevraagd wanneer wij de Kamer kunnen informeren over de voortgang van het C-2000-project, mede op grond van de punten die ik in eerste termijn in dit verband heb genoemd. Wij doen een zeer goede poging om in ieder geval begin volgend jaar ten minste de stand van zaken te melden van dit heel lastige traject. Bovendien gaan wij daarbij in op de vraag van de heer Korthals hoe snel wij daarmee voort kunnen gaan. Wij geven dus het tijdpad aan. Een onderdeel van dat geheel, zoals het ook door de heer Gabor is gebracht, betreft de samenwerking tussen politie en Defensie over het gebruik van moderne technologie via glasvezelkabels. Wij zullen zeker proberen, de Kamer daarover in hetzelfde tempo te informeren. Ik wijs er overigens op dat hierbij drie facetten een rol spelen. Ik was daar misschien niet al te duidelijk over in eerste termijn. Als het gaat om de fysieke beveiliging heeft de heer Gabor er natuurlijk gelijk in dat de glasvezelkabel heel goede mogelijkheden biedt. Ik wijs erop dat er behalve dat natuurlijk ook andere spelregels zijn ten aanzien van systemen, waarbij Defensie nog wel eens kan afwijken van de politie of andersom. Voor een gedeelte zijn het ook regels die wij nog verder moeten ontwikkelen. Dat is in ieder geval een punt van aandacht. Verder vormen ook de kosten een punt van aandacht. Ik kan er niks over zeggen hoe je in die hele mix je uiteindelijke afweging maakt. Dat zal wel zichtbaar en controleerbaar moeten zijn voor de Kamer. Ik moet hierbij opmerken dat ik niet wil dat er misverstanden bestaan over de kosten. Wat ik net heb gezegd over de financierbaarheid van de landelijke systemen in de meerjarenraming gold natuurlijk niet voor het systeem C Het geldt voor de gewone systemen en voor de vernieuwingen die wij daarin moeten aanbrengen. Voor het project C-2000 geldt dat wij met de vier keer 20 mln., die bedoeld is als vervanging en vernieuwing van landelijke systemen, misschien wel wat geld overhouden om een begin te maken. Als het echter om het gehele project gaat, praten wij over een bedrag van 400 à 500 mln., over een periode van 5 jaar. Daar hebben wij op dit moment de middelen nog niet voor. Daarvoor moet dus in de komende jaren een voorziening worden getroffen. Wij kunnen daar pas aandacht voor vragen, laat staan proberen er gelden voor los te peuteren, op het moment dat wij het hele plan panklaar hebben liggen. Dat is dus het eerste wat er gaat gebeuren. Het is denkbaar dat wij straks via allerlei wegen dat geld moeten zoeken, variërend van extra geld tot en met verschuiving op rijksniveau of geld lenen op Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

12 regionaal niveau, waar wij het al eerder over gehad hebben. Het zal nog een hele klus worden om de middelen hiervoor vrij te maken. De heer Gabor heeft gevraagd of wij straks in de voortgangsrapportage over de aanbevelingen van de commissie-hermans nauwkeuriger dan misschien op dit moment in deze stukken is gebeurd de financiële kant geactualiseerd zichtbaar kunnen maken. Wij zullen dat zeker proberen. Hiermee heb ik de heer Korthals nog eens nadrukkelijk bevestigd dat wij de Kamer voortdurend op de hoogte zullen houden van het project C-2000, maar ook van andere zaken. De heer Van Heemst (PvdA): Heeft de minister hiermee ook gezegd dat hij in een aantal opzichten de motie-gabor te beperkt vindt, omdat hij zich alleen richt op het inzichtelijk maken van de financiële consequenties? Vindt hij de motie in een aantal opzichten overbodig, omdat hij toegezegd heeft dat hij bij de rapportage begin volgend jaar ook zal ingaan op een aantal elementen uit het verhaal van de heer Gabor? Minister Dijkstal: Ik denk dat de heer Van Heemst daar op zichzelf gelijk in heeft. Ik heb natuurlijk geen bezwaar tegen aanvaarding van de motie, want ik heb geprobeerd om datgene wat er in de motie wordt gevraagd en zelfs nog meer dan dat niet alleen aan de heer Gabor, maar aan de hele Kamer toe te zeggen. Ik kom bij een waarschuwing die de heer Van Heemst heeft uitgesproken. Ik denk dat hij daar groot gelijk in heeft. Wij praten, in de terminologie van de heer Van Heemst, over megaprojecten. Mevrouw Scheltema heeft nog eens herinnerd aan het GBA. Ik zal niet verhelen dat ik zelf ook in een gigantisch megaproject zit met de privatisering van het ABP en de USZO. Ik wil geen enkel kwaad woord over wie dan ook in het verleden zeggen, maar de vraag is gerechtvaardigd in hoeverre organisaties en dus ook de rijksoverheid deze megaprojecten aan kunnen in de manier waarop zij gepresenteerd zijn. Een van de belangrijke punten in de studie over het systeem C-2000 is de haalbaarheid en, daarachter, de operationalisering. Ik vind dat wij daar goed zicht op moeten houden. Als wij het gevoel hebben dat wij te veel tegelijk aanpakken en dat dat uiteindelijk slecht is voor dat kantoor op straat en de wijkagent in Arnhem, kun je beter kiezen voor een gefaseerde aanpak dan dat je een te groot project hebt waarvan de risico s eigenlijk niet goed overzienbaar zijn, waardoor je later nog wel eens verder van huis kunt raken. Ik neem de waarschuwing van de heer Van Heemst dan ook zeer serieus. De heer Van Heemst heeft nog eens gewezen op het niet al te enthousiast gebruik maken van de leenbevoegdheid op zoek naar geld. Hij heeft dat uitgedrukt in rendement en dat heeft hij weer gezet in termen van de besparingen. Nu is besparingen altijd een lastig woord bij de politie, omdat de vraag naar politiediensten eigenlijk oneindig is. Het kan altijd beter en meer. In die zin kom je er niet helemaal. Ik ga nu even op de stoel van de korpsbeheerder en het regiokorps zitten: als je meent van die leenbevoegdheid gebruik te moeten maken, moet je er zicht op hebben wat dit bijdraagt zowel aan de efficiency, de doelmatigheid, van datgene wat je doet, als aan de effectiviteit, uitgedrukt in termen van politieprodukt. Als je daar geen zicht op hebt, stort je je inderdaad in een financieel avontuur, doordat je je toekomstige begrotingen belast met terugbetaling, met aflossing van het leenbedrag en de rente erover. In die zin is de waarschuwing van de heer Van Heemst terecht. Je ziet wel meer bij computersystemen en informatietechnologie dat er overmatig gebruik van wordt gemaakt. Degene die ermee omgaat, heeft op een gegeven moment niet meer in de gaten of datgene wat hij doet, wel zinvol is voor zijn werk. Soms zie ik freaks rondlopen met deze systemen en dan vraag ik mij als alfaman af waar het allemaal voor nodig is. Als ik dat dan vraag, krijg ik grote ogen van verbazing en sta ik zelf met het schaamrood op de kaken omdat ik het niet helemaal begrijp. Ik hoor tot mijn grote vreugde dat de bèta s het ook niet begrijpen. Ik voel wel aan wat de heer Van Heemst met zijn opmerkingen bedoelt. De heer Van Heemst (PvdA): Is er niet tentatief een rekensom van te maken? Als je een bepaald bedrag investeert, een eenmalige uitgave, moet dat een rendement krijgen. Bij een redelijk gebruik onder redelijke condities moet je door die investering in de informatisering een besparing krijgen. Daar draait het uiteindelijk om: heb je er op de lange termijn voordeel van in de exploitatie? Minister Dijkstal: Als je met een systeem aan de gang gaat, kan de eerstvolgende vraag misschien goed beantwoord worden. Wat is echter de meerwaarde van het antwoord op de vraag daarachter? En wat is de meerwaarde van het antwoord op de vraag daar weer achter? Hoe beheers je dat. Los van beheerssystemen, kun je er natuurlijk wat aan doen in het opleidingstraject. Verder lijkt het mij bij uitstek een taak voor het management om de mensen te leren, rationeel gebruik te maken van de moderne techniek. Er is ook een relatie met communicatiemiddelen. Het is fantastisch dat wij tegenwoordig een fax thuis hebben ik heb hem niet, hoor en een telefoon in de auto, nee, in onze zak. Wij zijn dus voortdurend bereikbaar en gaan dan ook almaar meer communiceren. Soms is het beter dat je elkaar niet kunt bellen. Dat kan ook wel eens helpen in de besluitvorming. De vraag is dus of het niet tegengesteld werkt. Hoe je optimaal gebruik maakt van de technische mogelijkheden, is een lastige vraag, die ik nog eens aan de korpsbeheerders zal voorhouden. Daar ligt de eerste verantwoordelijkheid voor het managen van de mensen. Dit geldt ook voor een onderwerp dat al jarenlang een punt van grote zorg is, namelijk de voeding van de systemen. Mevrouw Sorgdrager zal er zo ook iets over zeggen. Laten wij daar eerlijk in zijn: er is nog wel wat te wensen over op het gebied van de informatie die van de regiokorpsen naar de CRI moet, en andersom. Als een regiokorps een verzoek aan de CRI doet om snel informatie te krijgen, verloopt het ook niet altijd soepel. Omdat het van beide kanten niet loopt zoals het moet, ontstaat er een zeker wantrouwen. De CRI denkt dan: je hebt niets aan die korpsen, we kunnen beter op onze eigen manier doorgaan. Dat is slecht, omdat wij in Nederland op landelijk niveau geen instituut met uitvoerende bevoegdheden willen hebben. De CRI heeft geen executieve bevoegdheden. Het enige produkt dat hij wel goed moet leveren, is informatie. Als dit door de manier waarop de mensen met elkaar Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

13 omgaan, niet goed genoeg loopt, moeten wij er echt iets aan doen, omdat politiewerk in toenemende mate informatieverzameling is, ook proactief. Dat is het geheim van het succes in deze ingewikkelde wereld, met alle respect voor de surveillerende politieman of -vrouw. Daarmee pakken wij straks de grote boeven; dat kan alleen via de informatie. De heer Korthals heeft nog eens aandacht gevraagd voor het beveiligingsvraagstuk en gevraagd of wij de Kamer daarvan op de hoogte willen houden. Dat wil ik graag toezeggen. In de richting van mevrouw Scheltema merk ik op dat er een visitatie is die de korpsen onderling willen uitvoeren. Zelf vind ik het zeer goed dat het korpsbeheerdersberaad er beslissingen over genomen heeft, om een deel van de normale controle op het politiewerk te laten doen door de collega s bij elkaar in de keuken te laten kijken. Dit zou wel eens veel effectiever kunnen zijn dan dat er een big brother is voor al die apparaten. Dat neemt niet weg dat wij wel vinden, dat er een inspectietaak is; wij zijn bezig die nu verder te ontwikkelen. Ik kan mij juist bij die inspectietaak nadrukkelijk iets voorstellen, als het gaat om de beveiligingsproblematiek. In die zin zullen wij daar ook vanuit het rijksniveau oog op moeten houden. En als wij dat doen, moeten wij ook in staat zijn daarover te rapporteren. Mevrouw Scheltema heeft voorts gesproken over de bereidheid van de korpsbeheerders om werkelijk mee te doen in dit hele traject van samenwerking en afstemming. Laat ons daar eerlijk in zijn: wij moeten dit natuurlijk afzetten tegen de te geringe bereidheid die er misschien in het verleden was, zowel op het rijksniveau, als op het niveau van wat toen nog de gemeentelijke korpsen waren. Ik heb de indruk dat wij wat dit betreft een belangrijke slag hebben geslagen door middel van dat platform. Al onze aanwijzingen geven aan dat er inderdaad een grote bereidheid is bij de korpsbeheerders, respectievelijk de korpschefs dat is natuurlijk, met respect voor de korpsbeheerders, evenzo belangrijk om daarin nu gezamenlijk te opereren. Zo zal het dan ook zijn dat de IT-organisatie mede gedragen moet worden door vertegenwoordigers uit de regionale korpsen. Ik ben daar een stuk optimistischer over dan in het verleden. Ten slotte wil ik mevrouw Scheltema nog beantwoorden inzake de ZBO s. Misschien bestaat er onduidelijkheid over de dienstverlening aan derden. In het kader van de aanwijzingen aan de ZBO s is dit een gevoelig punt, maar het was met name gericht op de commerciële activiteiten, in die zin dat een zelfstandig bestuursorgaan zich met overheidsgelden op de particuliere markt gaat begeven en daar dan anderen gemakkelijk zou kunnen wegconcurreren. Dat is hier niet de bedoeling, althans niet primair. Primair is het hier de bedoeling dat wij derden/overheidsdiensten, zoals brandweer en ambulance met misschien als complicerende factor dat die niet uit rijkspotten worden gefinancierd, maar anderszins bepaalde produkten kunnen aanbieden. Ik denk dat, als dit zou lukken, wij ook hier weer een slag zouden kunnen maken en een goedkoper en beter produkt kunnen leveren. Dit was mijn antwoord, voorzitter. De heer Korthals (VVD): Voor zover ik dit heb kunnen nagaan, bent u niet ingegaan op de daadwerkelijke standaardisatie van het berichtenverkeer. Minister Dijkstal: U zult even het verdere antwoord van de regering moeten afwachten. Minister Sorgdrager: Voorzitter! Wij trekken hierin gezamenlijk op en hebben de taken hier en daar verdeeld. Ik zal meteen antwoorden op de vraag van de heer Korthals. De standaardisering van het berichtenverkeer is in alle opzichten heel belangrijk, zowel voor de politie in Nederland, alsook verder en het gaat ook verder dan dat. Het is in de eerste plaats een speerpunt in het overleg tussen de departementen en het Platform politiële informatievoorziening. Wij hebben er ook ervaring mee opgedaan in het kader van bijvoorbeeld de Wet Mulder. In dat verband hebben wij alles gestandaardiseerd in de GBA; het geldt ook voor het Schengeninformatiesysteem. Zo bewerkstelligen wij, bij het in gebruik nemen van nieuwe systemen, waarbij verschillende onderdelen samenhangen, een standaardisering in de systemen van berichtenverkeer. Als wij derhalve nieuwe systemen ontwikkelen, is dit ook een uitgangspunt om het zo te doen. Maar het is niet zo dat wij vervolgens alles wat er op dit moment is, nu gaan standaardiseren. Wij richten ons op de nieuwe systemen. Het kan ook niet allemaal tegelijk gebeuren. Dit doet mij belanden bij de tweede opmerking in de richting van de heer Korthals, naar aanleiding van zijn verzuchting dat er veel intenties en mooie plannen zijn, maar dat de resultaten op zich laten wachten. Ik hoop dat de heer Korthals zich realiseert, dat dit soort projecten enorm omvangrijk zijn en dat je begint met het maken van plannen en daarbij ook intenties hebt, maar dat het resultaat even op zich laat wachten, doordat het heel gecompliceerd is, tijd kost om het te implementeren en ook veel geld kost. Hij spreekt over andere voorzieningen bij politie en justitie waar dat inderdaad lang heeft geduurd. Ik kan er dan ook wel één verzinnen. Het klopt inderdaad maar juist van dit soort projecten moet je niet meteen verwachten, dat het volgende week klaar is. Het duurt gewoon een paar jaar voordat iets werkelijk werkt. Wij moeten ook de tijd daarvoor krijgen. De heer Van Heemst vraagt zich af of je niet een enorme besparing bereikt met het invoeren van dit soort systemen. Op sommige punten zal je inderdaad een besparing bereiken. Het is natuurlijk veel gemakkelijker om kentekens op te vragen als je systemen op elkaar aansluiten, maar het resultaat is wel dat je het vaker doet en dat je er ook meer mee doet. Dit soort systemen geeft meer mogelijkheden en het gebruik van deze systemen is ook van waarde voor de organisatie. Het levert een meerwaarde maar het levert niet minder werk op, omdat je juist daarmee meer resultaten wilt bereiken. Daarbij moet ook nog het onderhoud van de systemen worden gerekend, want dat is vaak het geld dat men vergeet bij de investering. Dan kom je uiteindelijk uit op geen besparingen. Wat dat betreft, moeten we daar toch niet al te optimistisch zijn. De heer Van Heemst heeft naar aanleiding van mijn opmerkingen over Octopus gezegd, dat het nog wel eens schort aan de communicatie tussen de korpsen en de CRI. Hij heeft gelijk en dat bedoelde ik met cultuur. Beschik je over de Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

14 systemen en de goede aansluitingen en als het allemaal compatibel is dan nog moet je natuurlijk ook wel bereid zijn om elkaar gegevens te verschaffen en om elkaar inzicht te verschaffen in je gegevensbestanden. We leren van de commissie-van Traa, dat de CID-regeling daarbij aan de orde moet komen. Dat staat natuurlijk wel vast, maar daarover zullen wij in het kamerdebat verder discussiëren. Ook de samenwerking tussen de korpsen zal onderwerp van discussie zijn. Collega Dijkstal zei overigens al, dat de korpsbeheerders er zich steeds meer van bewust zijn dat het ook moet gebeuren. Dat is een van de katalyserende werkingen van de enquête geweest. Voorzitter! Wij kunnen niet zo maar in de bestanden van onze buren Duitsland en België kijken. Daar moeten we ook erg voorzichtig mee zijn. Wel verstrekken wij gegevens aan overkoepelende systemen, zoals het Schengen Informatiesysteem. Ieder land verstrekt zijn gegevens aan dat systeem op grond van de regels, die in het eigen land gelden. Dat hebben we ook meegemaakt bij de opbouw van de systeemarchitectuur in Europol: je moet heel goed weten onder welke voorwaarden men gegevens verschaft en onder welke voorwaarden inzicht verkregen kan worden in het systeem, dat op basis van die gegevens ontstaat. Op een gegeven moment moet je echter wel gegevens uitwisselen met je buurlanden om samen bepaalde vormen van criminaliteit te lijf te kunnen gaan. De materie is wat dat betreft zeer in ontwikkeling. Zeker in de grensregio s worden discussies gevoerd over de vraag in hoeverre men informatie aan elkaar verstrekt en hoe men dan met de informatie kan omgaan. De heer Van Heemst (PvdA): Kan in dat verband ook op de vervolgrapportage over de internationale samenwerking tussen politie en justitie worden ingegaan? We hebben indertijd afgesproken, dat wij daarover in de loop van 1996 een voortgangsbericht zouden ontvangen en het lijkt mij hier behoorlijk goed in te passen. Minister Sorgdrager: Dat lijkt mij ook. Wij zullen het daarin betrekken. Voorzitter! De IT-organisatie is de beheerder van PODACS. De IT-organisatie geeft aansluitingsopdrachten etcetera tot en met het moment dat Podacs de poort van de regio bereikt. Wat er vervolgens in de regio gebeurt, is natuurlijk aan de regio zelf. De IT-organisatie staat onder verantwoordelijkheid van de chef van het KLPD. Hij kan dus opdrachten geven over gebruik en installatie van facetten van Podacs tot het moment dat het de regio heeft bereikt. In die zin heeft de geachte afgevaardigde gelijk als hij zegt dat de chef KLPD in de regio s niets kan doen, maar tot daar gaat hij over Podacs. De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van het eerste deel van het overleg over politiezaken. De vergadering wordt van uur tot uur geschorst. Aan de orde is de behandeling van: - het onderdeel Politie van de begroting 1996 van het ministerie van Binnenlandse Zaken (24400-VII, nrs. 1-3); - het onderdeel Politie van de begroting 1996 van het ministerie van Justitie (24400-VI, nrs. 1-3); - de Beleidsvoornemens politie 1996 (24420, nr. 1). Hierbij zijn tevens aan de orde: - Kwaliteitszorg: brief van 3 juli 1995 inzake standpunt integrale kwaliteitszorg politie (21461, nr. 67); - Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP): brief van 24 februari 1995 inzake meerjarenbeleidsplan LSOP en jaarverslag LSOP (Biza ); - De reorganisatie van het LSOP, brief van 15 november 1995 (Biza ); - Openbare-ordeaangelegenheden: brief van 14 maart 1995 inzake het gebruik van gemeentelijke noodbevoegdheden (Biza ); - Politiek extremisme: brief van 9 juni 1995 inzake inventarisatie van juridische aspecten met betrekking tot het optreden tegen (uitingen van) politiek extremisme op lokaal niveau (Biza ); - Politiemonitor: brief van 22 juni 1995 inzake landelijk rapport politiemonitor bevolking (Biza ); - Reorganisatie politie: brief van 28 februari 1995 (21461, nr. 64) inzake het derde deelrapport evaluatieonderzoek project reorganisatie politie en brief van 22 juni 1995 (21461, nr. 66) inzake het eindrapport evaluatie-onderzoek project reorganisatie politie; - Veldpolitietaken: brief van 30 mei 1995 inzake rapportage veldpolitietaken (Biza ); - Emancipatie: advies expertisecentrum politie en emancipatie, vergezeld van een reactie van de ministers, brief van 22 november 1995 (Biza ); - Financieel toezicht op politieregio s, brief van 20 november 1995 (Biza ); - Veiligheid en personele sterkte politie, brief van 20 november 1995 (24420, nr. 4). De voorzitter: De spreektijden worden gehanteerd conform de werkwijze bij de begrotingsbehandeling. De volgende spreektijden resteren: PvdA, 21 minuten; CDA, 17 minuten; VVD, 17 minuten; D66, 13 minuten. Voor de overige fracties gelden de spreektijden in eerste termijn, zoals vermeld op de agenda. Het woord is aan de heer Van der Heijden. Eerste termijn van de zijde van de commissies De heer Van der Heijden (CDA): Mijnheer de voorzitter! Het gaat nog steeds niet goed met de politie. De sterkte is nog steeds onvoldoende voor een goede bereikbaarheid en beschikbaarheid. De organisatie is nog steeds niet effectief en efficiënt genoeg. De produktie van de rest van de justitiële keten blijft nog steeds achter bij de produktie die de politie nog wel levert. De burgers zien dat met steeds meer gevoelens van onbegrip en afwijzing aan. Maar er is wel meer blauw op straat. Dat hebben wij in ieder geval gewonnen: actieblauw. Voorlopig is dat meer blauw in de verkeerde concentraties op de verkeerde plaatsen. Dus het gaat nog niet echt vooruit. Als de actievoerders niet oppassen zal het imago van de politie verder schade oplopen. Overigens staat dat imago al heel erg onder druk buíten de schuld van de politie. Traagwegen en snertacties, dat klinkt wel ludiek maar wordt door de burgers natuurlijk absoluut niet leuk gevonden. En natuurlijk maken de bonden niet uit wat wel en niet Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

15 wordt verbaliseerd. Zonder dat ik vandaag een uitspraak wil doen over het arbeidsvoorwaardenoverleg wijs ik er wel op dat een goede beloning en een goede organisatie tegelijk moeten worden bereikt. Die twee aspecten mogen niet tegenover elkaar staan. In die zin doe ik een warme aanbeveling in de richting van de bewindslieden om tot oplossingen te komen. Ik vind de tijd echter nog niet rijp om daar zelf uitspraken over te doen. De opsomming van de beleidsvoornemens voor 1996 van de bewindslieden is nogal droog. Daaruit ademt niet erg dat de veiligheid één van de grootste zorgen van de burgerij is. In ieder geval geeft de stroom van raadsmoties die hier binnenkomen een heel ander beeld dan het beeld dat uit de zakelijke stukken van de bewindslieden naar voren komt. Tijdens werkbezoeken blijkt dat mensen, zowel van de politie als niet van de politie, nog steeds de verkiezingsbelofte van agenten erbij voor ogen staat. Zij vinden het onbegrijpelijk dat er niet voldoende politie is. Ik ga daar verder niet over zeuren, want de kiezers onthouden dat vanzelf wel. Ik wil wel even naar de cijfers kijken. Uit de stand van zaken per 31 december 1994 en de brief van 20 november blijkt, dat er een achterstand is. Dat mag van mij, maar een regering moet regeren, en er is maar één regering. Als ik alles goed optel, zijn er per eind december van het vorig jaar , zeg maar , formatieplaatsen. Uit de brief van 20 november blijkt, dat er eigenlijk maar heel weinig mensen bijkomen. Ik zal niet uitgebreid op al die brieven ingaan, ook al omdat we ze heel laat hebben gekregen; ik vind dat de bewindslieden nog eens hier moeten komen om een aantal van die dingen te bespreken. Voor 1995/1996 komen er netto 550 mensen bij, en voor 1996/1997 netto 695. Dan ben ik de draad kwijt, omdat er voor 1998 en verder geen ramingen meer zijn gemaakt voor opleiding van mensen. Daar moet namelijk dat nettogetal vandaan komen. Dan wordt er ineens gewerkt met budgetverdeeleenheden (BVE s). De kern van de zaak is dat je dat allemaal wel kunt opsommen, maar dat we absoluut niet weten, hoe dat verder verdeeld is over politiemensen, politiematerieel en politievoorzieningen. De minister van Binnenlandse Zaken zei vanmorgen dat hij misschien beter kan investeren in apparatuur of in automatisering, wat ik trouwens niet helemaal met hem oneens ben, maar op die manier ontglipt ons natuurlijk wel dat wat er is. Uit een van de brieven uit de trits van brieven die wij de laatste week hebben ontvangen, blijkt heel duidelijk dat de controle op wat er gebeurt en de beleidsmatige aansturing daarvan, steeds moeilijker worden, omdat we niet meer precies weten, waarover we praten. Een paar dingen weten we nog wel, waarop de bonden ook de nadruk leggen. Er bestaat een groot stuwmeer van verlofdagen. Misschien is dat niet structureel, maar toch ook weer wel, omdat politiemensen in wezen iedere keer veel meer diensten verrichten doordat er te weinig zijn dan in de organisatie aan verlof teruggegeven kan worden. Daar praten we dus wel degelijk over iets structureels. Ik heb gezegd dat ik niet veel over het arbeidsvoorwaardenoverleg wil zeggen, maar ik wel zeggen dat als een van de resultaten zou zijn dat naar 36 uur wordt gegaan, we natuurlijk niet direct kunnen vaststellen dat we dat maar voor 70% compenseren, want dan gaat weer het aantal politiemensen op straat fors achteruit. In die zin wil ik een dikke streep zetten onder de moties die de heer Gabor hierover bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken heeft ingediend. In tweede termijn willen wij die moties, nu wat toegespitst, weer voorstellen. Het gaat om compensatie van 100%. Wij willen gewoon dat er enkele duizenden mensen op straat bijkomen, niet in BVE s, maar gewoon op straat. Daarmee zijn alle partijen op weg gegaan, dat is wat de mensen vragen, en daarop zullen we in 1998 worden afgerekend. Ik wil alles gedaan hebben om dat te realiseren. Ik zei al iets over het imago van de politie, maar ik wil daaraan nog iets toevoegen, in verband met wat naar voren is gekomen in de enquêtecommissie. Ook dat is een onderwerp dat niet nu moet worden aangepakt, maar één ding komt toch steeds naar voren, namelijk het cynisme van de burgers tegenover de politie zelf. De korpschef van Dordrecht signaleerde dat in Het Buitenhof, het nieuwe zondagmiddagprogramma. Ik heb begrepen dat de minister van Justitie daarnaar zal kijken, en ik denk dat het geen kwaad kan in dit debat heel duidelijk te zeggen dat de politie absoluut niet afgerekend mag worden op onderdelen van het werk op bepaalde plaatsen, ten gevolge van te veel vrijheid aan de ene kant en misschien te weinig leiding aan de andere kant in de politieorganisatie. De mannen en vrouwen met een politiepet hebben daar onverdiend last van. Erger is dat de handhaving van de openbare orde en de rechtshandhaving daarvan te lijden hebben. De politiemensen hebben mijns inziens recht op die kanttekening. Wij mogen de politiemensen niet afrekenen op wat er verkeerd is gegaan. Er zijn meer verontrustende signalen dan alleen die welke uit de parlementaire enquête naar voren komen. Ik schets er drie: onveiligheid, organisatie en opleiding. Ik begin met het punt van de onveiligheid. Het stadsdebat dat in oktober in Rotterdam werd gehouden, gaf aan dat de stedelingen en de plattelandsbevolking zich niet veilig voelen en dat ze dat drastisch veranderd willen zien. Dat wordt in alle toonaarden duidelijk gemaakt, ook in beschouwingen in kranten. Ze hebben genoeg van het gedoogbeleid dat de veiligheid ernstig heeft aangetast. Het is dan ook geen wonder dat het project-victor van de Rotterdamse politie dat ertoe strekt om de wijk Spangen van drugshandel te verlossen bij de burgers, bijzonder is aangeslagen. Maar er zat een nog belangrijker aspect aan genoemd project. Door die actie is de politie als het ware gemoraliseerd. Hoofdcommissaris Hessing heeft gezegd dat er naar de agenten gespuugd werd, dat ze werden bedreigd en voor gek gezet. In die zin gaf de operatie-victor de agenten weer moed, in de zin dat men merkte dat de eigen leiding en de politieke bestuurders achter hen stonden. De burgers willen dus niet dat de rechtsorde wordt aangevreten. In dat licht is er in het verleden veel gezegd over veiligheid. Er is ook een dikke nota over verschenen. Wel wachten wij nog op de antwoorden op de vragen ter zake. Verder moeten wij een einde maken aan de mythe dat het sociaal toezicht vanuit de Melkert-banen de oplossing is van die gevoelens van onveiligheid van de burgers. De veelheid van toezichthouders in het publieke domein ik geef zonder Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

16 meer toe dat dit optische winst heeft opgeleverd leidt opnieuw tot problemen. Als de burgers vinden dat er ingegrepen moet worden, blijkt dat die toezichthouders dat op dat moment niet kunnen. Uit gesprekken met korpsbeheerders en korpschefs blijkt ook dat waar het publiek ingrijpen verwacht, men opgeleid politiepersoneel achter de hand moet hebben om de moeilijkheden op te lossen. Het CDA is van oordeel dat wat betreft de echte problematiek van de sterkte, de Melkert-banen geen soelaas bieden. Ze zijn niet structureel, ze passen niet in het loopbaanbeleid, ze sluiten niet aan op de opleidingseisen en de mensen met die banen kunnen niet ingrijpen als dat echt nodig is. De heer Van Heemst (PvdA): Hoe komt u erbij dat Melkert-banen niet structureel zijn? Het hoofdkenmerk van de desbetreffende regeling is dat er blijvend middelen beschikbaar worden gesteld om nieuwe werkgelegenheid te maken. De heer Van der Heijden (CDA): De heer Van Heemst bedoelt dat er mogelijk voor een periode van langere jaren een stroom van Melkert-banen zal zijn, maar het punt is dat de politieleidinggevenden daar niet mee kunnen werken, aangezien het iedere keer andere mensen zijn. Mensen met een Melkert-baan bij de politie mogen daar niet structureel blijven. Dat levert het extra probleem op dat je die mensen geen echt loopbaanbeleid binnen de politie kan voorspiegelen. Dan komt onmiddellijk het andere probleem aan de orde: het zijn ook heel vaak mensen en ik ben er vast van overtuigd dat dit juist is die eigenlijk geen geschikte vooropleiding hebben om in de zwaardere verantwoordelijkheid van een opgeleide politieman te stappen. In een aantal gevallen kunnen zij zelfs niet in de verantwoordelijkheid van een surveillant stappen. De heer Van Heemst (PvdA): Het geld voor Melkert-banen is dus structureel beschikbaar? Het gaat even om werkelijkheid en mythe, ook op dit punt. De heer Van der Heijden (CDA): Voorzitter! Als wij dat geld wat structureler aan de politie zelf zouden kunnen geven, zodat daarmee in die organisatie beleid gevoerd kan worden, dan werd wij de sprong voorwaarts gemaakt die ook mijn fractie graag zou zien. Kort geleden zijn wij in Tilburg op bezoek geweest en daar werd dit, zoals ook bleek uit gesprekken met andere korpsbeheerders, als een belangrijke beleidsklacht naar voren gebracht: wij kunnen er structureel eigenlijk niets mee doen. Dat wens ik hier aan de orde te stellen. Voorzitter! Ik loop meteen door naar de sterkteproblematiek en naar het project Kwantificering politiewerk. Het viel mij op dat een korpschef dit het project kaalslag plattelandspolitiezorg noemt. Dat is nogal een uitspraak van iemand die de hoogste verantwoordelijkheid heeft voor een regiokorps, en naar mijn mening is daarmee precies het probleem getypeerd: het gegoochel met formules heeft vooral de stedelijk georiënteerde korpsen met mensen en met geld voor materiaal bediend. Daar ben ik tevreden over, want in de grote steden kan de politie op dit moment behoorlijk presteren omdat zij over voldoende menskracht beschikt. Maar laten wij eerlijk zijn: het heeft onbedoeld gaten geslagen in de dagelijkse politiezorg op het platteland. Het CDA vindt dat wij dit op geen enkele manier meer over onze kant kunnen laten gaan. Ik verwees al naar de stroom van emoties die komt uit kleinere gemeenten die met dit probleem kampen. Het CDA stelt dan ook voor, een noodfonds for the time being te maken en wil daar 75 mln. in stoppen, zodat de bewindslieden de kans krijgen om de gaten te stoppen die tot onverantwoorde situaties leiden. Wij hebben daarvoor een amendement gemaakt dat inmiddels is ingediend en past in de begrotingscyclus van Binnenlandse Zaken en Justitie. Na het overleg van vandaag zal het amendement nog in de Tweede Kamer besproken worden. Minister Dijkstal: Ik begrijp de bedoeling, maar heb toch twee vragen. Volgens welke systematiek moet het toebedeeld worden, en hoe is het gedekt? De heer Van der Heijden (CDA): De dekking is altijd een grotere zorg voor de regering dan voor ons. Bij monde van mevrouw Soutendijk hadden wij echter een compleet plan voor 200 mln. ingediend volgens onze eigen begroting. Daarbij hebben wij aangegeven hoe het geld volgens ons verdeeld moet worden. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik vond dat het CDA daarbij de koninklijke weg bewandelde. Ik vind ook dat een bedrag van 75 mln. geen punt moet zijn voor een zaak die echt nodig is, zeker gezien de verantwoordelijkheid van de minister in het licht van wat de regering op dit moment niet geregeld kan krijgen met de coalitiepartners. Ik weet wel dat oppositiedekkingen bij de minister een slechte naam hebben, maar ik maak mij over die dekking niet ongerust. In dit geval moeten wij ons er niet onderuit praten en zeggen dat wij het niet gedekt kunnen krijgen. Hier is namelijk een probleem aan de orde dat wij niet kunnen laten voortbestaan. Minister Dijkstal: Als de heer Van der Heijden naar het dekkingsplan verwijst, bedoelt hij dan hetgeen bij de algemene beschouwingen door het CDA op tafel is gelegd en niet werd geaccordeerd? De heer Van der Heijden (CDA): Ja. De minister heeft groot gelijk. De amendementen met betrekking tot de justitiële keten zijn daar ook op gebaseerd en daar was 75 mln. van overgebleven. Dat bedrag willen wij aan dit noodfonds geven. Voorzitter! Wij hebben het rapport De sterke arm gestuurd gekregen. Dat gaat over de wijze waarop wij kunnen geraken tot een betere verdeling van de politiemiddelen. Ik ben heel blij met dat rapport. Ik vind het ook heel goed dat het beleidsonderzoek is gestart. De inhoud daarvan is interessant. Wij hebben het net gekregen, dus wij zullen daar waarschijnlijk apart over moeten spreken. Ik wil nu echter alvast een paar heel duidelijke uitgangspunten neerzetten. Allereerst kom ik te spreken over de verdeelsleutel. Naar mijn mening moet de basisverdeelsleutel als volgt zijn: 1000 inwoners die voor hun dagelijkse politiezorg moeten kunnen rekenen op 1,8 politieman. Men vraagt zich waarschijnlijk af waar ik dat nu weer vandaan haal. De heer Wilzing heeft een keer berekend hoe je van de grond af aan een verdeelsysteem zou moeten opbouwen. In die berekening staan een heleboel interessante dingen, maar het belangrijkste is de aanduiding dat je de basispolitiezorg gewoon moet terugrekenen naar het aantal Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

17 inwoners dat je moet bedienen op een basisbedrag. Daaraan kun je dan later nog voor ingewikkelde situaties andere verdeelsleutels toevoegen. Dat kan te maken hebben met de criminaliteit, de omvang van het gebied, de bebouwingsdichtheid en dergelijke, maar je moet ergens beginnen. Ik heb het dus over 1,8 politieman/ -vrouw per 1000 inwoners. De heer Hessing uit Rotterdam heeft gezegd dat je in de tellingen voor de opbouw van het politieapparaat eigenlijk één politieman per straat zou moeten hebben. Ik weet niet of er in de Rotterdamse straten precies 1000 inwoners wonen, maar het gaat wel van hetzelfde idee uit. Ik vind dus dat wij bij het bepalen van de omvang van de politiebegroting een basisnorm per 1000 inwoners moeten hanteren. De heer Korthals (VVD): De heer Van der Heijden doet nu dus in feite een formatievoorstel. Vindt hij dat het landelijk geregeld moet worden? De heer Van der Heijden (CDA): Je zult verdeelmaatstaven moeten hebben om dat gigantische bedrag van pakweg 4,4 mld. over de regio s en het landelijke korps te verdelen. Je zult dus een aantal uitgangspunten moeten hebben, op dezelfde manier zoals bijvoorbeeld bij het Gemeentefonds. De belangrijkste stelling die ik hier vandaag verdedig, is: een van die verdeelmaatstaven waar wij dadelijk op voortborduren, daarbij gebruik makend van het rapport De sterke arm gestuurd, moet zijn dat je ook een politiesterkte vaststelt per 1000 inwoners. Ik geef daar een richtingsgetal voor. De heer Korthals (VVD): Dat is dus een landelijk richtingsgetal? De heer Van der Heijden (CDA): Ja, maar je kunt er vanwege andere omstandigheden van afwijken. Je kunt er bijvoorbeeld een vermenigvuldigingsfactor op loslaten voor grote steden in verband met de omvang van de criminaliteit, de bebouwingsdichtheid en dergelijke. Maar het moet daarmee beginnen. Dat heeft de heer Korthals goed vastgesteld. De heer Korthals (VVD): Ik wil erop wijzen dat de heer Van der Heijden tijdens de behandeling van de nieuwe Politiewet heeft gezegd, dat hij het niet logisch vindt dat het Rijk zich bezighoudt met de formatie van het korps. Dat is een van de problemen waar wij nu mee zitten. In dit debat beweert hij eigenlijk precies het tegenovergestelde. De heer Van der Heijden (CDA): Nee, dat moet een gigantisch misverstand zijn. Hoe die 1,8 in de praktijk in Zwolle dan wel in Vlagtwedde wordt besteed, zal mij een zorg zijn. Ik wil dat een korpsleiding bij de opstelling van een begroting moeten kunnen uitgaan van de beschikbaarheid van 1,8 politiemens per 1000 inwoners. Hoe dat verder in de organisatie verdeeld wordt en hoe dat op een goed moment leidt tot misschien wel meer mensen in het ene geval en minder mensen in het andere geval, kan mij niet schelen. Ik wil die grondslag erin hebben. Ik verwijs naar het rapport De sterke arm gestuurd, maar ik voeg daar een essentiële norm aan toe. Ik wil dus als het ware opnieuw de grondslag opbouwen waarop de politieregiobegrotingen zijn gebaseerd. Ik wil af van het systeem van steeds weer extrapoleren. Men moet niet meer zeggen: wij hadden toen zo n bedrag, wij doen er een paar procent bij en dan hebben wij het begrotingsbedrag voor het nieuwe jaar vastgesteld. Dat werkt niet meer. Wij komen daarmee in de grootst mogelijke moeilijkheden. De heer Van Heemst (PvdA): Heeft de heer Van der Heijden het nu over een norm die binnen een regio moet worden gehanteerd of is het een variabele factor die gehanteerd moet worden bij de verdeling van het landelijke politiebudget over de regio s? Dat zijn immers twee verschillende dingen. De heer Van der Heijden (CDA): Ik doel op het laatste. De heer Van Heemst (PvdA): Dan vind ik het toch boeiend om te vragen of dit inzicht en deze benadering door de heer Van der Heijden indertijd bij de verdelingsregels voor het landelijke budget naar voren zijn gebracht. Die regels hebben immers uiteindelijk geleid tot de verdeling van de politiegelden zoals die nu plaatsvindt. Zo nee, waarom heeft hij dat niet gedaan? Zo ja, waarom is het anders gelopen? Ik vind het wat makkelijk om te doen alsof nu ineens een nieuw en heel scherp criterium is bedacht, terwijl de heer Van der Heijden er toch met zijn neus bovenop zat en jaren de tijd heeft gehad om wat te doen in de discussie over de vraag hoe de politiesterkte in dit land over de regio s verdeeld moest worden. De heer Van der Heijden (CDA): Ik ben mij bewust dat vele verwijten mijn arme hoofd kunnen treffen. Dat geldt echter net niet voor dit verwijt! Ik heb in de hele vorige regeerperiode als het ware ik zal een zwaar woord gebruiken gefulmineerd tegen de PKP. Ik vond het onzin. In bijna ieder debat dat ik mij kan herinneren heb ik, vaak aan de zijde van de heer Dijkstal, tegen mevrouw Dales en de heer Hirsch Ballin gezegd dat de PKP niet goed was en dat er een nieuw verdeelschema moest komen. Ik heb in die debatten verschillende keren aangeduid wat ik een goede grondslag vond. Ik kreeg toen de historische woorden van mevrouw Dales te horen en wel dat ik zelf maar een nieuwe grondslag moest leveren. Toen heb ik natuurlijk moeten zeggen dat ik dat in mijn eentje niet kan, waar de minister beschikte over een pakhuis vol met buitengewoon bekwame bewindslieden. Nu ligt er wat. Ik heb met de grootste belangstelling gelezen wat er op pagina 25 als indicatoren worden aangeduid. Ik heb daar een globale basisindicator aan toe willen voegen, omdat het probleem van politieleiding en burgers de sterkte is. Daarom moet je dat als eerste grondslag kiezen. De heer Van Heemst (PvdA): Het blijft merkwaardig. De heer Van der Heijden hoefde het niet alleen te doen. Hij had de heer Dijkstal toentertijd vaak aan zijn zijde. Als men zich samen effectief in de discussie had gemengd, had men een andere verdeelsleutel kunnen afdwingen. Dat is dus niet gebeurd. Daarnaast merk ik op dat de heer Van der Heijden op het moment met precies hetzelfde probleem zit. Hij wil 1,8 agent per 1000 inwoners. Dat lijkt mij een mooi uitgangspunt. Hij verwijst daarbij naar een artikel in CD/Actueel. Ik zal daar nog uit citeren. Het is echter niet zo simpel als de heer Van der Heijden het nu uit de mouw schudt. De politiecommissaris die dat artikel geschreven heeft, geeft aan dat er vervolgens op tal van onderdelen Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

18 verfijningen nodig zijn. Daarmee kom je precies uit bij het probleem dat de heer Van der Heijden indertijd door minister Dales voor de voeten geworpen kreeg. Het klinkt allemaal te makkelijk. Het is goed als er nieuw inzicht op tafel komt, maar dit lost niks op. Het ligt lekker in het gehoor, maar het rekent moeilijk. De heer Van der Heijden (CDA): Het is buitengewoon verdrietig als de heer Van Heemst nu al niet meer gelooft in de De sterke arm gestuurd. Daar staan immers dezelfde benaderingen in. Ik doe niet anders dan vanuit de praktische nood, op basis van een eerste rapport, aangeven dat er behalve de aangegeven indicatoren ook een bodem gelegd moet worden. Dat rapport spreekt mij aan. Ik heb er overigens zelf om gevraagd. Ik ben ook ontzettend blij dat het zo knap is opgeschreven. Ik steun bij de bedoelde bodem op de inzichten van de heer Wilzing, omdat hij mij ervan overtuigde dat het een goede manier van denken is. Of het dan 1,8 of 1,7 moet worden, dat zien wij wel. Er zal echter een bodemrichtlijn voor de opbouw van de begrotingen moeten zijn, die als het ware recht doet aan het personeelsgebrek dat er in alle korpsen is. De korpsleiding loopt tegen het wantrouwen aan van de burgers dat er niet genoeg politie is. Ik bied een oplossing. Klaar! Als die geaccepteerd wordt, zie ik nog wel precies hoe. De voorzitter: Ik wil de heer Van der Heijden er op wijzen dat hij nog maar een minuut spreektijd heeft. Wat hij meer gebruikt, gaat van zijn spreektijd in tweede termijn af. Mevrouw Scheltema-de Nie (D66): De heer Van der Heijden spreekt van een algemene grondslag en uiteindelijk van een bodemrichtlijn. Als ik vlotjes reken, kom je met 1,8 agent op de 1000 inwoners, en bij een inwonersaantal van 15 miljoen, op inwoners uit. Dat bodembedrag moet dan verdeeld worden volgens de betreffende maatstaf. Hoe gaat de heer Van der Heijden verder te werk? Of vindt hij dat voldoende en houdt hij het bij die politiesterkte? In dat geval zou hij veel lager gaan zitten dan de huidige aantallen. De heer Van der Heijden (CDA): Nee, natuurlijk niet, mevrouw. Hoe kunt u zo naïef zijn om te denken dat ik zo naïef ben? Mevrouw Scheltema-de Nie (D66): Dat weet je bij u nooit. De heer Van der Heijden (CDA): Ik vond het juist zo aardig aan het rapport De sterke arm gestuurd, dat ik met het grootste plezier gelezen heb en bijna uit mijn hoofd ken, dat daarin een aantal criteria zijn genoemd, die allemaal te maken hebben met het systeem dat wij vroeger kenden in het PKP, en die criteria nu alleen een beetje anders zijn opgeschreven. Die zijn op zichzelf goed. Mensen die begrotingen moeten maken kamerleden hebben daar minder verstand van zeggen dat het verstandig is om te beginnen met een bodemaanname, die gebaseerd is op wat in de ogen van leidinggevenden bij de politie aantoonbaar nodig is. Als iemand die aanbeveling verwerpt, moet hij met een eigen verhaal komen. Ik vind het prima om te beginnen met Met de hulp van de heer Gabor was ik uitgekomen op , maar daar maken wij natuurlijk geen ruzie over. Het is immers absoluut oninteressant hoe het eerste bedrag eruit ziet. Als er agenten of meer te verdelen zijn, zullen wij wel zien hoe die er nog aan toegevoegd moeten worden. De kwestie is dat je veel beter kunt berekenen hoeveel politiemensen er nodig zijn, dan door alleen maar te extrapoleren op basis van voorgaande begrotingen, want dat levert geen inzicht in de behoefte op. Dit is de kern van mijn betoog. Voorzitter! In de paar minuten die ik dan maar gebruik uit mijn tweede termijn, wil ik nog een paar dingen zeggen. Ook over de organisatie en de reorganisatie hebben wij dikke stukken ontvangen en die bevatten behoorlijk wat kritiek. Ik vind het nu niet interessant om op die kritiek in te gaan; interessant is wat er in de toekomst moet gebeuren. Tot de globale wensen van de CDA-fractie behoort het, dat alsnog de bedoelingen van de reorganisatie en de nieuwe Politiewet gerealiseerd moeten worden. Uit die rapporten blijkt dat dit eigenlijk nog steeds niet voldoende is gebeurd en ik hecht er bijzonder aan dat het wel gebeurt. Ik sta open voor een nader debat over bijvoorbeeld de topstructuur en de invloed van de regionale colleges. Over de vraag of de hoofdofficier al of niet in de leiding moet blijven, heeft de heer Doctors van Leeuwen al een voorschot op de discussie genomen. Die vraag en de vragen naar de legitimatie en de centrale aansturing vind ik reële onderwerpen en ik wil er dolgraag verder over discussiëren, maar de hoofdlijnen van de reorganisatie en de Politiewet wil ik overeind houden. Ik wil ook de politie meer mogelijkheden geven om het juiste antwoord te vinden op de vragen van de samenleving. Daarbij gaat het niet alleen om meer geld, maar ook om de mogelijkheden die het politieapparaat heeft en zelf ziet. Ik vind dat het geld dat wordt uitgetrokken voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde ook op de juiste wijze besteed moet worden, en in dat verband ben ik zeer geïnteresseerd welke aansturingsmogelijkheden het openbaar ministerie en de minister van Justitie nu precies hebben. Ik denk dat het niet verantwoord is om vol te houden dat het allemaal wel goed komt bij de evaluatie aan het eind van de kabinetsperiode. Het enquêterapport van de commissie- Van Traa en andere beschikbare rapporten, waaronder de eindrapporten inzake evaluatie van de grote operatie, dwingen tot een snellere aanpak. Het derde signaal van ontevredenheid betreft het politieonderwijs. Wij hebben allemaal kunnen lezen dat dit nog steeds grote frustratie veroorzaakt. Ik vraag de bewindslieden het volgende. Zijn zij er echt van overtuigd dat door de sluiting van twee opleidingen, waarvan er een zeer goed en tot grote tevredenheid van niet minder dan acht politieregio s functioneert, de politieopleiding een dienst wordt bewezen? In de brief van 23 oktober over het politieonderwijs staat dat er een plan is ontwikkeld, dat voorziet in extra opleiding. Dat is mooi, maar voor welk profiel van de nieuwe politieman? Voor welke toegespitste eisen van de regiokorpsen? Zijn de eindtermen voor hogere en lagere opleidingen al vastgesteld? Hoe zijn nu eigenlijk precies de verhoudingen met het MBO en het HBO, en hoe zit het met de doorstroom van die opleidingen naar de politie? Past het politieselectiecentrum zich daarbij aan of houdt die een IJzeren- Heinachtig eigen beleid aan, waardoor een groot aantal mensen aan die opleidingen gefrustreerd is? Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

19 Zijn de bewindslieden er op basis van de cijfers nu echt van overtuigd dat een nieuw te bouwen school goedkoper is dan de aanpassing van een bestaande school? Als je toch gaat investeren, kan dat geld niet absoluut beter besteed worden aan het bijhouden van vaardigheden, waarvoor de beroemde IBT s nodig zijn? De IBT s omvatten bijvoorbeeld moderne schietbioscopen, waar er absoluut veel te weinig van zijn. Ik vermoed dat de bewindslieden zich ervan afmaken met de opmerking dat de NSOP een eigen bestuur heeft gekregen en dat zij er een beetje naast staan. Maar zo kunnen zij zich er niet van afmaken. Natuurlijk hebben zij heel veel bevoegdheden overgedragen. Maar in artikel 10 van de NSOP-wet staat dat de bewindslieden de eindverantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van de opleiding. Ik wens de bewindslieden uitdrukkelijk op die verantwoordelijkheid aan te spreken. Het gaat niet goed. Zij moeten meer ruimte maken voor een andere aanpak. Zij moeten met het oog hierop nu niet zulke rigoureuze maatregelen als de NSOP voorstelt, niet goedvinden. Een brief van 30 mei (!) gaat over de rapportage van de veldpolitietaken. Die brief leert dat er sprake is van datgene waarvoor de Kamer steeds zeer beducht is geweest: afbouw van veldpolitie. Die taken worden bijna niet uitgeoefend. Bovendien loopt de kennis over natuurwethandhaving in het algemeen zienderogen terug. In feite is dat schandelijk. Nog schandelijker is dat ambtenaren in de bijzondere opsporingssfeer worden aangezocht om de wirwar van visvergunningen na te lopen. Alsof dat nu de hoogste prioriteit op dat terrein is! Op 24 oktober jongstleden hebben de bewindslieden op vragen van collega Korthals over het geweldbeleid verwezen naar het rapport ter zake van geweldinstructies van prof. Naeyé. Mijn fractie krijgt graag de beschikking over die rapportage, met het commentaar van het kabinet daarop. Er komen steeds meer aanwijzingen van politiemensen uit de praktijk dat het geweldbeleid, hoezeer het nog in 1994 is bijgesteld, in feite een absoluut onhanteerbaar beoordelingskader is voor de politieman of -vrouw die moet ingrijpen. Het is dus absoluut niet te hanteren! De controle op het geweldbeleid loopt weg in vaagheden en onduidelijkheden. En politiemensen die hun wapen hebben gebruikt, komen als eerste in het verdachtenbankje. Dat levert een hoop spanning op, wat absoluut ongewenst is. Nog iets over de vrijwillige politie. Wij hebben hier gevochten om de reservepolitie een betere positie te geven als de vrijwillige politie. Dat is onder het vorige kabinet, ik meen onder druk van de PG s en de korpsleidingen, niet gelukt. Ik denk dat zij ten minste recht hebben op een goed contract dat een betere uitgangspositie voor de uren en de beschikbaarheid biedt dan nu bij de zogeheten nul-contracten het geval is. Daar passen de beloningen eigenlijk niet helemaal meer in. De heer Van Heemst (PvdA): Voorzitter! Deze begrotingsbehandeling vindt plaats waarin de heer Van der Heijden onrust en ongenoegen uitstraalt. Dat doet hij in het voetspoor van de Nederlandse politie. Dit is vanzelfsprekend niet de plaats om inhoudelijk in te gaan op het lopende CAO-conflict. De minister van Binnenlandse Zaken doet de onderhandelingen en de Tweede Kamer beoordeelt het resultaat. Zo is te taakverdeling nu eenmaal. Ik beperk mij tot het plaatsen van een aantal kanttekeningen. Allereerst is dat de kanttekening dat de acties van de politie zich in een kritiek gebied bewegen. Aan de ene kant kan en mag het niet zo zijn dat de veiligheid van burgers in het gedrang komt. Wij gaan ervan uit dat minister en korpsbeheerders daar nauwlettend op toezien. Wat dat betreft, is de uitkomst van het geheim overleg van afgelopen zondag in zeker opzicht geruststellend. Aan de andere kant moeten politiemensen en met name hun vakorganisaties zich de vraag stellen of zij met acties niet het krediet van het publiek verspelen. Mensen zien de politie in de eerste plaats als de overheid die zaken in de samenleving ordentelijk regelt en niet als de overheid die zaken ontregelt. En van de politie wordt ook bij acties wat dat betreft een voorbeeldige rol verwacht. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gebruik van bevoegdheden en politiemiddelen bij eventuele acties. Dus ook daarvoor bestaan beperkingen. Wij moeten oppassen voor, wat ik zou willen noemen, het prinses Diana-effect: letterlijk jezelf beschadigen om aandacht te krijgen, terwijl dat absoluut niet nodig is. Kan de minister voor alle zekerheid op twee elementen een duidelijke reactie geven? Het zijn elementen die via de krant met een zekere regelmaat naar buiten komen en die in ieder geval mijn belangstelling hebben. Het is toch zo, vraag ik de minister, dat de discussie over de afbouw van de vaste onregelmatigheidsvergoeding niet is ingegeven door bezuinigingsmotieven? Met andere woorden, wat eventueel op die uitgave zou worden bespaard, blijft volledig beschikbaar voor, zeg maar, politiesalarissen. Kan de minister aangeven wat op het punt van de afbouw van die vaste vergoeding zijn laatste inzet is geweest in de onderhandelingen? Met andere woorden, hoe en in welke mate zou een geleidelijke invoering van de nieuwe systematiek volgens hem zijn te bereiken? Ik vraag dit, omdat het in de berichtgeving nog wel eens lijkt of politiemensen er in één klap een enorm fors bedrag op achteruit gaan. Wat ik tot nu toe mis in de discussie over het arbeidsvoorwaardenoverleg is het element kwaliteit van de politiezorg. Ik mis dus de discussie over de mogelijkheden en middelen die wij kunnen inzetten om de politie optimaal uit te rusten om haar werk professioneel en dus hoogwaardig uit te voeren. Bestaan op dat punt eigenlijk concrete initiatieven in het kader van de CAOonderhandelingen? Meer blauw op straat is geen doel op zichzelf. Het is een middel om te bereiken dat mensen zich thuis voelen en veilig voelen in hun eigen buurt en wijk. Loesje zegt dat treffend op een van haar posters: De politie wil meer mensen op straat. Ik kreeg dat letterlijk te horen bij het eerste bezoek aan Oud Charlois, de Rotterdamse wijk die ik in het kader van de socialevernieuwingsactiviteiten heb geadopteerd: wij willen meer mensen op straat, daar gaat het ons om. En daar gaat het eigenlijk iedereen in wijken en buurten van de grote steden om. Het opmerkelijke van Oud Charlois is dat in die wijk geen apart project veiligheid bestaat, zoals op honderden plaatsen in het land wèl het geval is. Ik was daar verbaasd over. De reden is dat de Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

20 bewoners in die wijk daarmee juist willen benadrukken dat je met zo n specifiek project voor wijkveiligheid alleen maar de onaangename kanten van de wijk benadrukt. Veiligheid wordt in die wijk dan ook anders opgepakt, namelijk via projecten die te maken hebben met het beheer, het onderwijs, het jongerenwerk en de inrichting van de openbare ruimte. Daar verdient de politieman dagelijks krediet door de medewerking en de inzet die hij levert om op een breed front de veiligheid van de mensen in zo n woonwijk te verbeteren. Veiligheid mag geen zaak worden van rijk en arm, waarbij rijke mensen in staat zijn, hun veiligheid met eigen middelen en op eigen kracht te regelen en waarbij mensen met een laag inkomen maar moeten afwachten of de overheid in staat is, hun veiligheid te waarborgen. Veiligheid is in een aantal opzichten big business geworden. De groei van de particuliere beveiligingsdiensten en datgene wat wij op beurzen en in advertenties zien, geven dat beeld; met veiligheid is heel veel geld te verdienen. Ik geef een voorbeeld. Tussen 1970 en 1994 is het aantal inbraken verachtvoudigd, terwijl het ophelderingspercentage tot 10 is gedaald. Daar zit ook iets achter van: wat rijke mensen zich kunnen veroorloven en waar arme mensen maar moeten afwachten. De doorwerking van de motie- Dijksman kan vandaag niet onbesproken blijven. Wat ons betreft is die doorwerking tot nu toe tamelijk onbevredigend verlopen. De Tweede Kamer heeft vorig jaar een duidelijke opdracht aan deze minister meegegeven: in deze kabinetsperiode zullen er ten minste 4000 politiemensen bij moeten komen. Voor ons geldt dat de minister op dit resultaat zal worden aangesproken, keer op keer, en afgerekend. Zeker deze minister, omdat hij als politiewoordvoerder van de VVD tijdens de verkiezingscampagne van 1994 een- en andermaal de noodzaak van een uitbreiding van de politie met agenten heeft verdedigd. In campagnetijd rekende hij niet in BVE s of FTE s, bracht hij geen nuanceringen aan in de taakverdeling tussen de landelijke overheid en de regionale politiekorpsen, en legde hij, zoals dat in zijn kringen heet, de mensen in het land niet uit dat het ging om sturing op afstand. Nee, het ging toen in ronde woorden om extra agenten. Dat was de boodschap die Nederland te horen kreeg. Die duidelijke benadering schept niet alleen verwachtingen, maar ook verplichtingen. Er moeten dus in deze kabinetsperiode ten minste 4000 agenten bij komen. Zo zit het wat ons betreft. Wij willen dus namen en rugnummers. Met andere woorden, wij verwachten van de ministers dat zij niet alleen dromen, maar vooral denken, rekenen en werken in termen van agenten erbij. Als wij de eerste balans opmaken, aan de hand van de brief waarnaar de heer Van der Heijden al verwees, zit er een ietsepietsie schot in de zaak, maar overtuigend is het nog lang niet. Als alles meezit, komen er in per saldo ongeveer 550 politiemensen extra bij, uitgaande van wat er nu op de opleiding zit. In komen er nog eens krap 700 bij. Dit is een saldo van de instroom in de opleidingen van 1295 en het natuurlijke verloop binnen de politie van 600 plaatsen die moeten worden opgevuld. Ik overweeg een nadere uitspraak van de Tweede Kamer te vragen over de inzet die wij op dit punt van de ministers verwachten. Hiertegenover staat het risico dat er politieagenten verdwijnen als in het kader van de nieuwe CAO arbeidsduurverkorting wordt geregeld zonder volledige herbezetting. De 4000 extra dreigen hierdoor behoorlijk ver uit beeld te raken, is mijn eerste indruk. Ik wil weten hoe dat zit. In dit verband wil ik ook weten hoe wordt veiliggesteld dat de afspraken met de negentien steden worden nagekomen. Het deed mij deugd dat ook de heer Van der Heijden aangaf dat de nood daar hoog is gestegen en dat hij eerder denkt aan aanvullende budgetten voor reparaties in het landelijke gebied dan aan verschuiving van de stad naar elders. In de convenanten die met de groep van vier en de groep van vijftien steden zijn afgesloten, is nadrukkelijk vastgelegd dat zij kunnen rekenen op uitbreiding van de politie in de komende vijf jaar, de looptijd van de convenanten. Als de middelen verdwijnen in de regionale budgetten, kan er van de uitvoering van deze afspraken vrijwel niets terechtkomen. Dat is toch niet de bedoeling van de convenanten? Het trefwoord daarin was het partnerschap tussen het Rijk en de steden. Dit houdt wederzijds de verplichting in om obstakels in de uitvoering weg te nemen, zodat effectieve uitvoering mogelijk is. Graag krijg ik op dit punt een reactie. De heer Schutte (GPV): Ik wil graag de berekeningen met u mee maken; dat is wel zo gezellig. Daarom wil ik nu eens precies weten wat die 4000 zijn. Zijn dat 4000 BVE s? Zijn dat 4000 FTE s? Zijn dat 4000 mensen die aan het eind van deze periode de opleiding voltooid moeten hebben en naar de korpsen doorgestroomd moeten zijn? Of is het nog iets anders? De heer Van Heemst (PvdA): Nu krijgen wij weer een doolhof van BVE s en FTE s, maar eigenlijk interesseert mij dat heel weinig. Ik wil gewoon dat wij aan het eind van deze kabinetsperiode hebben gehaald wat netjes staat uitgeschreven in de motie van mevrouw Dijksman, die is medeondertekend door de heer Korthals en mevrouw Scheltema-de Nie en die is voorgesteld op 15 december Daarin staat dat de inzet erop gericht moet zijn, in deze kabinetsperiode te komen tot een uitbreiding van ten minste 4000 politiemensen. De heer Schutte (GPV): Uitbreiding is juist bij de politie een begrip dat om invulling vraagt. Wat uit de brief waaruit u zojuist citeerde, voor mij vooral blijkt, is dat er een grote afstand kan liggen tussen de toekenning van formatie en de doorstroming naar de korpsen na de opleiding, anderhalf tot twee jaar later. Als u zegt dat er 4000 meer moeten komen en dat dit is bedoeld met de motie-dijksman, wil ik van u weten en moet de minister ook weten of u spreekt over politiemensen die op dat moment opgeleid zijn of over mensen die nog ergens in de opleiding kunnen zweven. De heer Van Heemst (PvdA): Ik citeerde letterlijk wat er in de motie staat. Dat is voor ons het ijkpunt; daar heb ik net wat over gezegd. Verder mag uit de voorbeelden die ik net gaf voor een beoordeling van de ontwikkelingen tot nu toe, worden afgeleid dat het om een combinatie gaat. Wat is er van de opleiding gekomen en wat is er op het relevante moment in opleiding? Met deze twee gegevens moet je die 4000 meten. En hoe, in de derde plaats, de minister dat klaarspeelt, is iets dat hij Tweede Kamer, vergaderjaar , VII enz., nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 315 Decentralisatieproces maatschappelijke opvang Nr. 3 HERDRUK 3 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra

Nadere informatie

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Persoonsgebondenbudget Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11). Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Eigen regie en keuzevrijheid voor de zorg en ondersteuning die je nodig hebt, zijn

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 400 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1996 Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 23 901 Minderhedenbeleid 1995 Nr. 23 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 september 1995 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 306 Wijziging van de Kieswet inzake de uitoefening van het kiesrecht door Nederlanders buiten Nederland Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 23 mei 1997

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 203 Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen Nr. 1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) Nr. 117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 november

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 906 Wijziging van artikel 53d van de Politiewet 1993 houdende regels met betrekking tot de instandhouding door het Rijk van informatie- en communicatievoorzieningen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996±1997 28 augustus 1997 Lijst van commissies, delegaties en fracties Postadres : Postbus 20018, 2500 EA 's-gravenhage Bezoekersadres : Lange Poten 4,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 255 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23689 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschrïften en van het Wetboek van Strafvordering Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 33 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 29 362 Modernisering van de overheid B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 22 mei 2018 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage. Datum 22 november 2010

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage. Datum 22 november 2010 > Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal voor Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 330 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere

Nadere informatie

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport "Follow the Money"

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport Follow the Money 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen.

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen. Tweede Kamer, 54e vergadering, Donderdag 14 februari 2008 Algemeen Concurrentievermogen Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen.

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland Provinciale Staten van Noord-Holland ` Voordracht Haarlem, Onderwerp: Kaderstelling Europabeleid door Provinciale Staten Inleiding Op 11 juni 2007 jl. is door de commissie FEPO de werkgroep Europa ingesteld.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps

Nadere informatie

2014D02444 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2014D02444 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2014D02444 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 24 724 Studiefinanciering Nr. 28 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 19 mei 1998 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 016 Beleidsvoornemens politie 1997 Nr. 24 1 Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid BESLUITENLIJST Voorronde Open Huis Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid Aanwezig: Voorzitter: dhr. J. Buzepol Locogriffier: mw. A. van Wees (locogriffier) Leden:

Nadere informatie

De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune. Pensioenonderwerpen Aan de orde is het VAO Pensioenonderwerpen (AO d.d. 06/11). Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

Nadere informatie

Tegen de achtergrond hiervan zijn de minister van BZK en het dagelijks bestuur van het KBB i.o. het volgende overeengekomen.

Tegen de achtergrond hiervan zijn de minister van BZK en het dagelijks bestuur van het KBB i.o. het volgende overeengekomen. Onderhandelingsakkoord tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad i.o. inzake het pakket aan maatregelen en afspraken in het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 374 Aanslag op de heer W. S. P. Fortuijn Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

58ste vergadering Woensdag 15 maart 1995

58ste vergadering Woensdag 15 maart 1995 58ste vergadering Woensdag Aanvang 13.00 uur Voorzitter: Deetman Tegenwoordig zijn 128 leden, te weten: Adelmund, Apostolou, Van Ardennevan der Hoeven, Augusteijn-Esser, Beinema, Van den Berg, Biesheuvel,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 2 juni 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief

Nadere informatie

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum 9 juli 2014 Onderwer Beantwoording inbreng schriftelijk overleg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

2: vergaderen VASTE VOORZITTER EN NOTULIST

2: vergaderen VASTE VOORZITTER EN NOTULIST 2: vergaderen Als je lid bent van een studentenraad, vergader je vaak. Je hebt vergaderen met de studentenraad, maar ook vergaderingen met het College van Bestuur en de Ondernemingsraad (OR). Gemiddeld

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

De voorzitter: Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Er zijn vijf deelnemers aan dit debat, van wie er twee gaan spreken.

De voorzitter: Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Er zijn vijf deelnemers aan dit debat, van wie er twee gaan spreken. Bedrijfslevenbeleid Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid (AO d.d. 19/11). Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Er zijn vijf deelnemers aan dit debat, van wie er twee gaan spreken. Mevrouw

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 555 Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 maart 1996 De algemene commissie

Nadere informatie

Aan de orde is de behandeling van: - het verslag van een schriftelijk overleg over de vaste boekenprijs (32641, nr. 16).

Aan de orde is de behandeling van: - het verslag van een schriftelijk overleg over de vaste boekenprijs (32641, nr. 16). Vaste boekenprijs Aan de orde is de behandeling van: - het verslag van een schriftelijk overleg over de vaste boekenprijs (32641, nr. 16). De beraadslaging wordt geopend. Voorzitter. Op 20 december 2011

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 269 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel) Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 4 oktober 1995 De vaste commissie voor Justitie 1, belast

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 493 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011) G VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer, 57e vergadering, donderdag 23 februari 2017

Tweede Kamer, 57e vergadering, donderdag 23 februari 2017 Tweede Kamer, 57e vergadering, donderdag 23 februari 2017 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria o Termijn inbreng o Termijn antwoord o stemmingen Aan de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 200 Nationaal Schengen Informatie Systeem Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 434 (R 1550) Goedkeuring van het op 17 januari 1995 te Antwerpen tot stand gekomen Verdrag inzake de samenwerking op het gebied van cultuur,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 21 501-06 Onderwijsraad Nr. 14 1 Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA),

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 605 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012 D MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 29 november 2013 Onder verwijzing

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid I VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 26 oktober 2017 De leden van de vaste commissie

Nadere informatie

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld 33750-VI Nr. Evaluatie Wet controle op rechtspersonen Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd

Nadere informatie

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van * 2012, nummer

Nadere informatie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid.

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid. Wapenexportbeleid Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid. Voorzitter. Voor het kerstreces hebben wij met de staatssecretaris van

Nadere informatie

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan.

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan. Nr. WJZ/877024(6633) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE RAADSSESSIE GEMEENTE HAARLEMMERMEER OP DONDERDAG 20 januari 2005

VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE RAADSSESSIE GEMEENTE HAARLEMMERMEER OP DONDERDAG 20 januari 2005 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE RAADSSESSIE GEMEENTE HAARLEMMERMEER OP DONDERDAG 20 januari 2005 Onderwerp: Voorzitter: Aanwezig zijn de leden: Griffie: Portefeuillehouders: Financieel meerjarenbeleid

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 0011 500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 0018 500 EA Den Haag DKR KV Schedeldoekshaven 00 511 EZ Den Haag Postbus 0011 500 EA Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301

Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 > Retouradres Postbus 2030 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 47 25 DP Den Haag Postbus 2030 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag >Retouradres Postbus 20010, 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Bijlagen 0 1 van 5 Betreft Beantwoording vragen Lid Kuiken over publicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 24 077 Drugsbeleid Nr. 67 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 18 mei 1998 De vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1,

Nadere informatie

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) 31 117 Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 10 juli

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-generaal Veiligheid Programma Bestuurlijke Aanpak Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Participatieverslag Nieuw & Anders

Participatieverslag Nieuw & Anders Participatieverslag Nieuw & Anders Op 26 en 31 maart vonden twee bijeenkomsten plaats met de titel Nieuw & Anders plaats. Twee bijeenkomsten die druk bezocht werden door vrijwilligers, verenigingen en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23401 Beleidsvoornemens Politie 1994 IMr. 4 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 2 november 1993 De vaste Commissie voor Politie 1 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 Vragen gesteld door de leden der Kamer 2016Z00189 Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Sjoerdsma (D66), De Roon (PVV), Van Nispen (SP), Grashoff

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 3 oktober 2016 Antwoorden Kamervragen 2016Z15941

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 3 oktober 2016 Antwoorden Kamervragen 2016Z15941 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Uw kenmerk Datum Betreft Antwoorden Kamervragen

Nadere informatie

Voorzitter: Van Miltenburg. Mededelingen

Voorzitter: Van Miltenburg. Mededelingen Voorzitter: Van Miltenburg Mededelingen Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 Den Haag Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.minbuza.nl Minbuza-2014.234720 Bijlage(n) fichedocument

Nadere informatie

Notitie functioneringsgesprekken

Notitie functioneringsgesprekken Notitie functioneringsgesprekken In de handreiking voor functioneringsgesprekken met burgemeesters, enkele jaren terug opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wordt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 27 834 Criminaliteitsbeheersing Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 3

Nadere informatie

Meer met Minder Dankzij Een Visie op de Elektronische overheid

Meer met Minder Dankzij Een Visie op de Elektronische overheid Meer met Minder Dankzij Een Visie op de Elektronische overheid Prof. Dr. Jan A.G.M. van Dijk Center for egovernment Studies Waarom is een Visie op de Digitale Overheid juist Nu Nodig? ICT is veel meer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 000 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1997 Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 874 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang Nr. 47 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 W VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 449 Voorstel van wet de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 937 Wijziging van de Jachtwet Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 26 januari 1995 De vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1, belast

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 870 Verslag van een werkbezoek van een delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aan Marokko Nr. 2 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 200 20 32 37 JBZ-Raad AI VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 8 april 20 De vaste commissie voor de JBZ-Raad heeft in haar vergadering van 5 maart

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 404 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van

Nadere informatie

Aan de orde is het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh (AO d.d. 19/09).

Aan de orde is het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh (AO d.d. 19/09). Arbeidsomstandigheden in Bangladesh Aan de orde is het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh (AO d.d. 19/09). Aangezien de minister nog niet aanwezig is, schors

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 XIV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XIV (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij)

Nadere informatie

18 DECEMBER 2008: Besluit project Atalanta ( project dierenpark / centrum / theater)

18 DECEMBER 2008: Besluit project Atalanta ( project dierenpark / centrum / theater) 18 DECEMBER 2008: Besluit project Atalanta ( project dierenpark / centrum / theater) Bijdrage 1 e termijn Voorzitter, Hoe staat de DOP tegenover het project dierenpark / centrum / theater? Wij zouden er

Nadere informatie

Voorzitter, Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen.

Voorzitter, Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen. Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen. Toen wij over het coalitieakkoord spraken, telde de VVD Den Haag haar zegeningen. Er werd ruimte geboden voor een aantal van onze ideeën. Bijvoorbeeld

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

2015D42193 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2015D42193 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2015D42193 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 5 november 2015 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief

Nadere informatie

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent? Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer "Welkom:..." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag proberen te voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?" 3. Discussie:...

Nadere informatie

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker, werkzaam bij het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD), klaagt over het gebrek aan voortvarendheid waarmee het disciplinaire onderzoek, dat de korpschef van het KLPD naar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 225 Veiligheidsbeleid 1995 1998 Nr. 12 1 Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden

Nadere informatie

Kader voor stichtingen

Kader voor stichtingen Kader voor stichtingen Beleidskader betrokkenheid van de Rijksoverheid bij het oprichten van stichtingen. Stichtingenkader 2017 1 2 Stichtingenkader 2017 Inhoudsopgave Algemeen 4 Uitgangspunten van het

Nadere informatie

Geachte collega raadsleden, Dagelijks bestuur, Publiek op de tribune, En misschien ook publiek thuis via de webcam,

Geachte collega raadsleden, Dagelijks bestuur, Publiek op de tribune, En misschien ook publiek thuis via de webcam, Geachte collega raadsleden, Dagelijks bestuur, Publiek op de tribune, En misschien ook publiek thuis via de webcam, Deze voorjaarsnota is de eerste stap naar drastische bezuinigingen voor de komende jaren.

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie en Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen Nr. 172 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 4 maart 2016 De vaste commissie voor Onderwijs,

Nadere informatie

Team:Sales en Marketing Datum: 21-04-2011 WICKED TEAMS RAPPORT

Team:Sales en Marketing Datum: 21-04-2011 WICKED TEAMS RAPPORT Team:Sales en Marketing Datum: 21-04-2011 WICKED TEAMS RAPPORT 1. Inleiding Het Team Testing team heeft de WickedTeams Teamanalyse gedaan. Deze teamanalyse geeft inzicht in een aantal kenmerken die van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 156 Monumentenzorg 34 775 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 200 20 3 45 Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees

Nadere informatie