Toetsbeleid. CSG Het Noordik Vestiging Vriezenveen

Transcriptie

1 CSG Het Noordik Vestiging Vriezenveen Een toets moet de leerling en de docent informatie opleveren, waardoor de leeropbrengst verhoogd kan worden

2 Inleiding: Dit document beschrijft de manier waarop CSG Het Noordik vestiging Vriezenveen omgaat met toetsen. In het missie- en visiedocument van CSG Het Noordik staat vermeld: Het leren levert het meeste resultaat als een leerling - zelf verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn eigen leerproces - resultaten ziet van zijn eigen inzet - gerichte en constructieve feedback vanuit zijn omgeving krijgt - zijn eigen leerstijl kan volgen door het benutten van een variëteit aan leermiddelen - de leerstof betekenisvol is, waardoor de leerling verbinding kan maken met wat hij interessant of waardevol vindt en uitgedaagd wordt grenzen te verleggen. Dit staat in ons schoolplan als volgt verwoord: Kwaliteitszorg: c.. dat interne processen betrokken worden bij de interne kwaliteitscontrole, zoals: de aanwezigheid en kwaliteit van beschreven doorlopende leerlijnen (o.a. via vak plannen en toets plannen). Definitie kwaliteitszorgsysteem CSG Het Noordik: Het geheel aan activiteiten dat ondernomen wordt om de kwaliteit van het onderwijs te onderzoeken, te borgen of te verbeteren en openbaar te maken. Het systeem is daarbij cyclisch, integraal, systematisch en doelgericht. Het cyclische wordt bereikt door te werken volgens het plan do check act principe. In het vestigingsplan van onze vestiging staat over toetsen het volgende: - Minimaal 2 kwaliteitsmedewerkers hebben een opleiding gevolgd waardoor ze in staat zijn een goed toetsbeleid te ontwikkelen. Er moet een betere afstemming komen met betrekking tot toetsen en cijfers. Toetsen moeten ook van voldoende kwaliteit zijn. - In hebben alle secties een toetsplan gemaakt voor alle leerjaren en leerwegen genaamd PTO en PTA. - In hebben alle secties een begin gemaakt met het implementeren van een taxonomie, bijvoorbeeld RTTI of OBIT, om zo de cognitieve niveaus van leerlingen in kaart te brengen. Dit alles verplicht ons goed na te denken of onze toetsen wel bijdragen aan deze doelstellingen. Toetsen wij bijvoorbeeld wel wat wij toetsen willen. Of toetsen wij bijvoorbeeld leesvaardigheid terwijl het om rekenen gaat? Worden onze toetsen wel eerlijk beoordeeld? Komen docenten onafhankelijk van elkaar tot dezelfde beoordeling als ze onafhankelijk van elkaar dezelfde toets beoordelen? Hoe zit het met de spreiding van toetsen in de lesweek van leerlingen? Worden ze op een dag overladen met toetsen? Krijgt een leerling de juiste feedback op een s.o. zodat hij bij de toets dezelfde fout niet nog eens maakt? Met andere woorden: zijn onze toetsen betrouwbaar, valide en transparant? Al het bovenstaande en het waarderingskader van de Inspectie zijn de basis voor ons toetsbeleid. Naleving van dit beleid is verplicht voor alle teams. Dit beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. 2

3 Inhoudsopgave: Inleiding pagina 2 Inhoudsopgave pagina 3 Het toetsbeleid pagina 4 t/m 6 Uitleg Toetsplan (PTO) leerjaar 1 & 2 pagina 7 Overgangsrichtlijnen Pagina 8 & 9 Bijlage pagina 10 & 11 3

4 1 Visie van het toetsbeleid Het toetsbeleid dient ertoe de kwaliteit, de transparantie en de planning van de toetsing te waarborgen. In het waarderingskader VO 2014 staat dit in kwaliteitsaspect 12 omschreven. Kwaliteitsaspect 12: De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten. De school evalueert systematisch de opbrengsten. De school evalueert jaarlijks de examengegevens tot op het niveau van de vakken en leraren; De school evalueert jaarlijks de rendementsgegevens tot op het niveau van de (groepen) leerlingen; De school evalueert de toetsresultaten van andere leerjaren van het examenjaar tot op het niveau van vakken en docenten; De school betrekt secties, teams en docenten bij de evaluaties; De school trekt conclusies en vertaalt die in voorgenomen beleid. De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten. De school heeft doelen gesteld voor de opbrengsten voor de eerstkomende drie jaar; De school werkt opbrengstgericht; de school heeft indien nodig verbeterplannen voor de korte termijn per afdeling/team met daarin concrete opbrengstdoelen en tijdpaden; De schoolleiding maakt jaarlijks prestatieafspraken met de vaksecties/teams over de opbrengsten; De schoolleiding voert de verbeterplannen uit; De leraren(teams) voeren de verbeterplannen uit. 1.1 Visie op toetsen Door onze manier van toetsen kunnen we de cognitieve niveaus van onze leerlingen goed in kaart brengen en hier, in de les en bij de determinatie, adequaat op inspelen. 2 Toetsing In dit document staat toetsing voor: elk instrument dat onze school hanteert bij het nemen van beslissingen over de kennis, inzicht en/of vaardigheden bij een leerling. 2.1 Weging en afname van toetsen Het curriculum stelt de leerlingen in staat om de eindtermen van de opleiding te bereiken. Het curriculum beschrijft niet alleen de leerdoelen maar ook de toetsing daarvan. Dit staat beschreven in het PTO/PTA. Toetsen kunnen verschillen in weging en kunnen op verschillende manieren worden afgenomen, bijvoorbeeld schriftelijk, mondeling of door middel van een praktische opdracht. De wijze van afname en weging worden per toets beschreven in het PTO of PTA. 2.2 Toetsdoelen Toetsen geven leerlingen en docenten inzicht in welke aspecten van het curriculum wel of niet beheerst worden. Vooraf is voor docenten en leerlingen duidelijk welke leerdoelen worden getoetst door de toets. 4

5 2.3 Toetsvoorwaarden Een toets moet betrouwbaar, transparant en valide zijn. In Bijlage A van dit document staat uitgelegd wanneer een toets betrouwbaar, transparant en valide is. 2.4 Lay-out van een toets Toetsen hebben een vaste lay-out in de onderbouw en in de bovenbouw. Toetsen zijn gemaakt in Arial 12 met 1,5 regelafstand. De dyslectische leerlingen kunnen aanspraak maken op een specifieke lay-out (met het dyslexielettertype ( Arial 14)). De vragen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden en hebben een duidelijke nummering. Verwijzing naar bronnen is juist en logisch. Puntentelling staat in de marge links. Onderaan iedere pagina staat, indien van toepassing, een aanwijzing dat de toets verdergaat op een volgend blad. Aan het eind van de toets is aangegeven dat de toets afgelopen is. 3 Beoordeling van toetsen Er moet een juiste verhouding zijn tussen het cijfer en de beheersing van kennis, inzicht en vaardigheden. Het cijfer geeft een oordeel over de prestatie tijdens het toetsmoment. Een 1 5,49 = onvoldoende Een 5,5 10 = voldoende Het woord inhalen wordt toegekend wanneer een leerling op het moment van toetsing niet aanwezig is geweest vanwege een legitiem verzuim. De leerling mag de toets inhalen. Periode 1 van leerjaar 1 mag er niet lager dan een 4,0 worden gegeven vanwege gewenning. 3.1 Wijze van evaluatie van toetsen De beoordeling van een toets hoort kwalitatieve feedback en feed forward te bevatten die voor de leerling bruikbaar is. De beoordeling moet zodanig onderbouwd zijn dat de leerling er zijn prestaties mee kan verbeteren. Iedere toets dient binnen 1 week na de afname nagekeken te zijn. Iedere toets dient zo snel mogelijk worden besproken (indien noodzakelijk) Iedere toets dient zo snel mogelijk na het nakijken in Magister ingevoerd te zijn. Ouders kunnen op school inzage krijgen in de gemaakte toetsen. 4 Planning en spreiding van toetsen Er mogen per dag voor: o BB /KB leerjaar 1 t/m 4 1 rep en 1 s.o. per dag worden gegeven (max. 2 toetsen per dag) met een max. van 9 punten per week o TH1 t/m TL4 2 rep of max 4 punten per dag worden gegeven (max. 3 toetsen per dag) met een max. van 12 punten per week rep = 2 punten, s.o. = 1 punt Géén twee vreemde talen op een dag. De toetsen dienen een week van te voren opgegeven te worden en in Magister genoteerd worden. Onverwachte so s en stelopdrachten vallen buiten deze regeling. Een toets mag pas gegeven worden als de onderliggende so s besproken zijn. Dit alles zal moeten gaan in goed overleg met de leerlingen. 5

6 De toetscoördinator (zie punt 9) controleert nauwgezet de planning welke is vastgelegd in het PTO en het PTA zodat piekbelasting voorkomen wordt. In de SE-toetsweek mogen maximaal 2 toetsen op een dag worden afgenomen. Vergeet bij de planning van de toetsen in Magister niet HW aan te passen naar SO of PW. 5 Aantal toetsen Het minimale aantal toetsen dat per vak moet worden afgenomen is per periode gelijk aan het totaal aantal wekelijkse lessen +1. Per vak worden er per periode max. 3 s.o. s afgenomen. Voor leerjaar 1 en 2 is per vak een toetsplan (PTO) opgesteld. Deze is te vinden in het vakwerkplan. Mocht het PTA hiervan afwijken is deze leidend. In het examenjaar worden er per vak minimaal drie toetsen per periode afgenomen. 6 Toetsen inhalen Een gemiste toets wordt in principe ingehaald. Indien de toets moet worden ingehaald dienen de leerling en docent zo spoedig mogelijk een afspraak te maken voor het inhaalmoment. Dit inhaalmoment wordt in Magister vastgelegd. Bij het herhaaldelijk niet inhalen van een toets/verslag etc. nadat de docent een digitale afspraak heeft gemaakt in Magister mag de docent een 1,0 in Magister invoeren. De docent brengt de ouders en mentor van deze leerling op de hoogte door een a.d.h.v. een format te sturen. Zodat ouders en leerlingen actie kunnen ondernemen om het cijfer op te halen en de mentor deze informatie in het LVS kan zetten. Ouders worden aan het begin van het nieuwe schooljaar van deze maatregel op de hoogte gesteld. 7 Herkansingen In het PTO staat beschreven dat herkansingen niet zijn toegestaan. In het PTA staat beschreven wat wel of niet herkanst mag worden. 8 De directie De directie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toetsbeleid. De directie stimuleert een onderwijscultuur die leidt tot kwalitatief goed onderwijs. Een goed deugdelijk toetsbeleid hoort daar bij. Tevens ondersteunt de directie docenten in hun professionele ontwikkeling op het gebied van toetsing. 9 Toetscoördinator(en) De directie is eindverantwoordelijke voor de borging en de naleving van het toetsbeleid en de kwaliteit van de toetsing. Te zijner tijd wijst de directie iemand aan die de praktische kant van het naleven van dit beleid gaat leiden. Hij/zij stuurt de toetscoördinatoren van de afzonderlijke secties aan. 9.1Toetscoördinatoren per sectie De toetscoördinatoren per sectie dragen er zorg voor dat de toetsen binnen de sectie voldoen aan de toetsvoorwaarden. Tevens dragen zij er zorg voor dat de beoordeling van toetsen juist en redelijk is. 10 Onafhankelijke toetscommissie De directie evalueert klachten, die betrekking hebben op toetsing. 6

7 Toetsplan (PTO) leerjaar 1 & 2 1. Voortgangscijfers in de onderbouw Op CSG Het Noordik wordt gewerkt met voortgangscijfers. Een voortgangscijfer is een voortschrijdend gemiddelde. Voor het eerste rapport, aan het eind van periode 1, wordt het gemiddelde berekend van alle cijfers per vak in periode 1. Voor het tweede rapport, aan het eind van periode 2, wordt het gemiddelde berekend van alle cijfers uit periode 1 en periode 2, het tweede voortgangscijfer etc. Voor het bepalen van het eindcijfer, aan het eind van de 4 e en tevens laatste periode, tellen alle behaalde cijfers uit het schooljaar mee. Bijzondere cijfers: Voor heel leerjaar 1 geldt dat er in de 1 e periode geen cijfers lager dan een 4,0 worden gegeven. Dit geldt voor alle toetsen in deze periode. Voor gemaakte toetsen wordt minimaal het cijfer 1,0 genoteerd. Voor een niet ingehaalde toets wordt INH ingevoerd in Magister. Voor een toets waar fraude wordt gepleegd, wordt het cijfer 1,0 genoteerd. Indien een leerling herhaaldelijk verzuimt bij een inhaalmogelijkheid, wordt na melding aan de ouders een 1,0 genoteerd. 2. Inhaalregeling Een leerling mag een gemiste toets inhalen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan. Er is sprake van geoorloofde afwezigheid Voorafgaand aan de afwezigheid dient melding gemaakt te worden van het missen van de toets Een gemist proefwerk dient binnen een week (*) te zijn ingehaald, voor overige toetsen moet uiterlijk op de eerstvolgende les van dat vak met de docent een afspraak te worden gemaakt over het inhalen ervan Het tijdstip van inhalen wordt door de docent bepaald, eventueel in overleg met de leerling (*) De inhaaltijd gaat in op het moment dat de leerling weer aanwezig is. 3. Overgangsrichtlijnen Algemene regels Zitten blijven in het eerste leerjaar is niet toegestaan. Twee keer zitten blijven in dezelfde klas of in twee achtereenvolgende leerjaren van dezelfde leerweg is niet toegestaan. De docentenvergadering beslist aan de hand van vastgestelde overgangsrichtlijnen. Alleen de aanwezige docenten hebben een stemrecht tijdens de vergadering. (blanco stemmen of onthouden kan niet). In die gevallen, waarover de richtlijnen geen uitspraak doen of waarin afgeweken wordt van de richtlijnen, beslist de vestigingsdirectie. Herziening van een besluit van de docentenvergadering kan worden aangevraagd door ouders/verzorgers. Zie hiervoor de revisieprocedure, deze is te vinden op onze website. De leerlingen ontvangen 2 keer per jaar een rapport. Op elk rapport wordt gerapporteerd over de afgelopen periode. Het voortschrijdend gemiddelde, het (voorlopige) eindcijfer, wordt vermeld. Het eindrapport bestaat uit de eindcijfers per vak: de voortschrijdende gemiddelden op het 2e rapport. Het puntentotaal is de som van de eindcijfers, naar boven afgerond op een geheel getal. De bevordering gebeurt elk jaar op basis van het eindrapport van dat jaar. De richtlijnen betreffen dit eindrapport. 7

8 Elke toets in de leerjaren 1 en 2 die meetelt voor de rapportage krijgt een gewicht van 1, 2 of 3. Een ander gewicht is niet toegestaan. Overgangsrichtlijnen 2016/2017 van klas 1 vmbo naar klas 2 vmbo 8

9 Overgangsrichtlijnen 2016/2017 van klas 2 vmbo naar klas 3 vmbo Overgangsrichtlijnen 2016/2017 van klas 3 vmbo naar klas 4 vmbo 9

10 Bijlage A: Toetsvoorwaarden 1 0

11 Betrouwbaarheid Een toets is betrouwbaar als deze bij herhaalde afname eenzelfde resultaat laat zien. Het resultaat mag niet afhankelijk zijn van het moment en plaats van afname, degene die corrigeert, en andere omstandigheden. Het resultaat mag alleen afhankelijk zijn van de kennis van de leerling. Meerdere beoordelaars moeten op basis van een correctiemodel, los van elkaar, eenzelfde score geven aan de prestaties van leerlingen. Elke toets heeft een zekere meetfout, omdat sommige toevallige factoren de prestaties van leerlingen beïnvloeden (bijvoorbeeld: vermoeidheid van de leerling, lawaaihinder in het lokaal, enz.) maar deze factoren moeten zo minimaal mogelijk worden gehouden. De toets maakt de beoordeling van een individuele leerling mogelijk. De toets zorgt ervoor dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen een leerling die de leerdoelen voldoende en een leerling die de leerdoelen onvoldoende beheerst. De vragen van een toets zijn duidelijk geformuleerd. De vragen van de toets zijn eenduidig geformuleerd. Het is voor de leerling duidelijk welk antwoord (en bijvoorbeeld hoeveel argumenten) verwacht wordt. Het correctiemodel en de normering zijn voor het moment van afname opgesteld. In het correctiemodel staat eenduidig aangegeven wanneer er (deel-)punten worden toegekend of afgetrokken. De lay-out van de toets mag voor leerlingen geen problemen opleveren. Validiteit Een toets is valide als deze meet wat gemeten moet worden, namelijk in hoeverre de leerling kennis heeft van de gestelde leerdoelen. De leerdoelen moeten vooraf duidelijk zijn bij de leerling. De toets toetst alleen de bedoelde vaardigheden (niet iets anders zoals bijvoorbeeld tempo, verbaal vermogen, etc.) De resultaten van bijvoorbeeld een toets over cijferen mogen niet beïnvloed worden door leesvaardigheid. De leerdoelen zijn helder (smart) geformuleerd. De leerdoelen zijn vooraf bij de leerlingen bekend, waarbij het vereiste kennisniveau is aangegeven. Het niveau en uitvoering van de toets sluit aan bij het vereiste kennisniveau van de leerdoelen. Er is een toetsmatrijs die de relatie tussen de leerdoelen en de toetsvragen zichtbaar maakt. De toetsvragen zijn evenredig verdeeld over de verschillende leerdoelen. Er is een kennisniveau-aanduiding, die past bij de geformuleerde doelen. De soort toets maakt onderscheid tussen leerlingen die de stof goed en minder goed beheersen. Het aantal toetsvragen is groot genoeg om ervoor te zorgen dat alleen leerlingen die de stof beheersen een voldoende kunnen halen. De verschillende vragen dienen zo veel mogelijk onderling onafhankelijk te zijn. En mogen geen onnodig moeilijk zinsconstructies in de toetsvragen voorkomen. Ontkenningen in vragen dienen voorkomen te worden. Transparantie 1 1

12 Een toets is transparant als leerlingen voor aanvang van de toets weten waar ze aan toe zijn, zodat ze zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden. Leerlingen zijn voor aanvang in elk geval op de hoogte van: de leerstof die getoetst wordt; het tijdstip waarop de toets plaatsvindt; de vorm van de toets; de beschikbare tijd; het aantal te behalen punten per vraag; de beoordelingscriteria; hoe de normering is; bij welk puntenaantal een voldoende word behaald (cesuur); de consequenties van een toets. Er wordt duidelijk beschreven uit welke onderdelen de toetsing bestaat. De manier en procedure van herkansen is duidelijk beschreven. 1 2