Problemen oplossen. Artikelnummer van document: December 2005

Transcriptie

1 Problemen oplossen Artikelnummer van document: December 2005

2 Inhoudsopgave 1 Controlelijst De computer start niet op Het computerscherm is leeg De software werkt niet goed De computer is ingeschakeld, maar reageert niet De computer is ongewoon warm Een extern apparaat werkt niet De computer kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk Klantenondersteuning Voordat u contact opneemt met de klantenondersteuning Contact opnemen met de klantenondersteuning via of telefoon Computer naar een servicepartner brengen Problemen oplossen ii

3 1 Controlelijst Als u problemen ondervindt met de computer, volgt u de onderstaande stappen om de problemen op te lossen. 1. Raadpleeg de informatie in dit hoofdstuk. 2. Zoek via Help en ondersteuning aanvullende informatie over de computer op en maak gebruik van de aangeboden koppelingen naar relevante websites. Hoewel voor veel controle- en herstelgereedschappen een Internet-verbinding vereist is, zijn er vele andere voorzieningen waarmee u een probleem kunt verhelpen wanneer de computer offline is. 3. Neem contact op met de klantenondersteuning ("Customer Care") voor verdere assistentie. Raadpleeg het hoofdstuk "Klantenondersteuning" in deze handleiding. Problemen oplossen 1 1

4 De computer start niet op U schakelt de computer in door op de aan/uit-knop te drukken. Als de computer wordt ingeschakeld, gaat het aan/uit-lampje branden. Als de computer en het aan/uit-lampje niet aan gaan wanneer u op de aan/uit-knop drukt, krijgt de computer mogelijk niet voldoende voeding. De volgende suggesties kunnen u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart. Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten. Als de computer werkt op accuvoeding of is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit u de computer via de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten. Als de computer op accuvoeding werkt: Verwijder de primaire accu en de reisaccu (als die is geplaatst) en sluit de computer met de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Als de computer opstart, moet mogelijk een van de accu's worden vervangen. Als het acculampje aan de voorkant van de computer knippert, is de accu bijna leeg, waardoor de computer mogelijk niet kan opstarten. Sluit de computer met de netvoedingsadapter aan op een stopcontact, start de computer op en wacht tot de accu is opgeladen. 1 2 Problemen oplossen

5 Het computerscherm is leeg Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm toch geen beeld geeft, kan dit een of meer van de volgende oorzaken hebben: Mogelijk staat de computer in de standbystand of de hibernationstand. Mogelijk is de computer niet ingesteld op weergave van het beeld op het computerbeeldscherm. Mogelijk werkt de beeldschermschakelaar of de omgevingslichtsensor (alleen bepaalde modellen) niet naar behoren. De volgende suggesties kunnen u wellicht helpen te achterhalen waarom op het beeldscherm van de computer geen beeld wordt weergegeven. Als u de standbystand of de hibernationstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De standbystand en de hibernationstand zijn energiebesparende voorzieningen die het beeldscherm kunnen uitschakelen. De standbystand en de hibernationstand kunnen door het systeem worden geactiveerd als Microsoft Windows is geladen en de computer aan staat maar niet wordt gebruikt, of als de accu van de computer bijna leeg is. Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer om deze en andere instellingen voor energiebeheer te wijzigen. Als u de weergave naar het computerbeeldscherm wilt schakelen, drukt u op fn+f4. Voor de meeste computermodellen geldt het volgende: wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten op de computer, kan het beeld worden weergegeven op het beeldscherm van de computer, het externe weergaveapparaat of gelijktijdig op beide apparaten. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt de weergave afwisselend geschakeld naar het beeldscherm van de computer, een of meer externe weergaveapparaten en gelijktijdige weergave op alle apparaten. Problemen oplossen 1 3

6 Druk op de beeldschermschakelaar van de computer om te controleren of de schakelaar onbelemmerd kan bewegen. De beeldschermschakelaar bevindt zich doorgaans in de linkerbovenhoek van het toetsenbord. Als de computer een magnetische beeldschermschakelaar heeft (alleen bepaalde modellen), controleert u of de computer zich niet in de buurt van een sterk magnetisch veld bevindt en of er geen magnetische voorwerpen (bijvoorbeeld een magnetische schroevendraaier) op de computer liggen. Als de computer een omgevingslichtsensor heeft (alleen bepaalde modellen), controleert u of de sensor nergens door wordt afgedekt. De omgevingslichtsensor bevindt zich doorgaans in de linkerbenedenhoek van het beeldscherm. 1 4 Problemen oplossen

7 De software werkt niet goed Als de software niet meer reageert of niet normaal reageert, doet u het volgende: Start de computer opnieuw op: Windows XP Home: selecteer Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten. Windows XP Professional: selecteer Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten > OK. (Als u bij een domein bent geregistreerd, heet de knop waarop u moet klikken Afsluiten in plaats van Uitschakelen.) Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedures, raadpleegt u het volgende gedeelte, "De computer is ingeschakeld, maar reageert niet". Voer een virusscan uit. Als de computer ongewoon warm aanvoelt, laat u deze afkoelen tot kamertemperatuur. Raadpleeg "De computer is ongewoon warm" verderop in deze handleiding voor meer informatie over oververhitting van de computer. Als u werkt met een optionele draadloze muis, controleert u of de batterij van de muis voldoende is opgeladen. Problemen oplossen 1 5

8 De computer is ingeschakeld, maar reageert niet Als de computer is ingeschakeld maar niet meer reageert op applicaties of toetsenbordopdrachten, probeert u eerst de computer af te sluiten met de afsluitprocedures voor uw besturingssysteem. Selecteer hiertoe Start > Uitschakelen > Uitschakelen. (Als u bij een domein bent geregistreerd, heet de knop waarop u moet klikken Afsluiten in plaats van Uitschakelen.) Als de computer nog steeds niet reageert, probeert u de volgende noodprocedures voor het afsluiten van de computer, in de volgorde waarin ze hier staan vermeld: 1. Als Windows actief is, drukt u op ctrl+alt+delete. Selecteer vervolgens Uitschakelen > Uitschakelen. 2. Als u de computer niet kunt afsluiten met ctrl+alt+delete, drukt u de aan/uit-knop in en houdt u deze minstens vijf seconden lang ingedrukt. 3. Als u de computer niet kunt afsluiten met de aan/uit-knop, koppelt u de computer los van de externe voedingsbron en verwijdert u de accu. Als u de computer niet kunt inschakelen nadat deze is afgesloten, raadpleegt u "De computer start niet op". 1 6 Problemen oplossen

9 De computer is ongewoon warm Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer de computer echter ongewoon warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een geblokkeerde ventilatieopening. Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur. Zorg ook dat alle ventilatieopeningen nergens door worden afgedekt tijdens het gebruik van de computer. ÄVOORZICHTIG: Blokkeer de ventilatieopeningen niet, om oververhitting te voorkomen. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een printer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding). De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator regelmatig aan en uit gaat wanneer u met de computer werkt. Problemen oplossen 1 7

10 Een extern apparaat werkt niet Als een extern apparaat niet goed werkt, doet u het volgende: Schakel het apparaat in volgens de instructies in de gebruikershandleiding bij het apparaat. Sommige apparaten, zoals monitoren en printers, worden niet gevoed door de computer en moeten worden ingeschakeld voordat u de computer inschakelt. Zorg ervoor dat: de apparatuur goed is aangesloten. het apparaat elektrische voeding krijgt. het apparaat compatibel is met uw besturingssysteem. Voor informatie over compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van het apparaat raadplegen. de juiste stuurprogramma's en de meest recente versies hiervan zijn geïnstalleerd. Stuurprogramma's staan mogelijk op een cd die bij het apparaat is geleverd of zijn te vinden op de website van de fabrikant van het apparaat. 1 8 Problemen oplossen

11 De computer kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk Controleer of de apparaten voor draadloze communicatie zijn geactiveerd. Controleer of het lampje voor draadloze communicatie op de computer brandt. Als het lampje niet brandt, drukt u op de knop voor draadloze communicatie om de apparaten voor draadloze communicatie in te schakelen. Controleer of de apparaten voor draadloze communicatie correct zijn geïnstalleerd. Als dat niet het geval is, staat naast de apparaatnaam in Apparaatbeheer een rood of geel teken. 1. Selecteer Start > Deze computer. 2. Klik met de rechtermuisknop in het venster en selecteer Eigenschappen > tabblad Hardware > Apparaatbeheer. Als u niet op de knop voor draadloze communicatie heeft gedrukt (het lampje voor draadloze communicatie brandt niet) of als het Bluetooth- of WWAN-apparaat is uitgeschakeld in Computer Setup (Computerinstellingen), staat het Bluetooth-apparaat of het WWAN-apparaat niet vermeld in Apparaatbeheer. Problemen oplossen 1 9

12 Open Wireless Assistant (Assistent voor draadloze communicatie) en controleer of de apparaten zijn geactiveerd en ingeschakeld. Selecteer Start > HP Info Center > HP Wireless Assistant. Controleer of de apparaten voor draadloze communicatie zijn geactiveerd in Computer Setup of in het setupprogramma. 1. Open Computer Setup of het setupprogramma door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en op f10 te drukken wanneer het bericht "F10 = ROM Based Setup" of "Press <F10> to enter setup" linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Advanced (Geavanceerd) > Device Options (Apparaatopties) of Advanced (Geavanceerd) en druk op enter. Controleer of het netwerk wordt weergegeven in het venster Draadloze netwerkverbinding van Windows. Klik op de knop Vernieuwen om alle kanalen te laten scannen op beschikbare toegangspunten. Controleer of de computer zich binnen het optimale bereik van de draadloze router (het toegangspunt) bevindt. Controleer of de antennes voor draadloze communicatie van de computer nergens door worden geblokkeerd Problemen oplossen

13 Als in het venster Draadloze netwerkverbinding het bericht "Windows cannot configure this wireless connection" (Windows kan deze draadloze verbinding niet configureren) verschijnt, of als het tabblad Draadloze netwerken niet toegankelijk is of ontbreekt in het venster Wireless Network Connection Properties (Eigenschappen voor draadloze netwerkverbinding), controleert u of er een hulpprogramma van een andere fabrikant is geïnstalleerd. De meeste configuratiehulpprogramma's van derden schakelen het Windows-hulpprogramma voor configuratie uit. Als er een hulpprogramma van een andere fabrikant is geïnstalleerd, configureert u het draadloze netwerk met dat programma. U kunt ook het hulpprogramma verwijderen en het Windowshulpprogramma voor configuratie gebruiken om het draadloze netwerk te configureren. Controleer of het draadloze netwerk de netwerknaam (SSID) doorgeeft. De meeste draadloze routers (toegangspunten) zijn standaard ingesteld op het doorgeven van de SSID. Als het doorgeven van de SSID is uitgeschakeld ter verhoging van de veiligheid, kunt u dit tijdelijk weer inschakelen om er zeker van te zijn dat Windows het netwerk detecteert. Wanneer het doorgeven van de SSID is uitgeschakeld, wordt het netwerk niet gedetecteerd door Windows en staat het niet vermeld in de lijst met beschikbare netwerken. Controleer of de coderingsinstellingen correct zijn door te controleren of voor de computer en de draadloze router (het toegangspunt) dezelfde beveiligingsinstellingen worden gebruikt. Problemen oplossen 1 11

14 Zorg voor een geldig IP-adres. Controleer of TCP/IP op de computer is ingesteld op het automatisch verkrijgen van een IP-adres: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > Netwerkverbindingen. 2. Klik met de rechtermuisknop op een netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen. 3. Klik op Internet-protocol (TCP/IP) en klik op Eigenschappen. 4. Zorg dat de optie Automatisch een IP-adres laten toewijzen is ingeschakeld. 5. Klik op OK. Controleer of DHCP is geactiveerd voor de draadloze router (het toegangspunt). Gebruik het hulpprogramma ipconfig om een IP-adres te vernieuwen. 1. Selecteer Start > Uitvoeren. 2. Typ cmd. 3. Typ ipconfig achter de prompt en druk op enter. 4. Om een IP-adres te vernieuwen, typt u ipconfig/release en drukt u op enter. Typ vervolgens ipconfig/renew en druk op enter. 5. Typ exit. Zorg dat u de meest recente firmware voor de draadloze router (het toegangspunt) heeft. Controleer of het lampje brandt dat activiteit van de draadloze router (het toegangspunt) aangeeft. Als dit lampje uit is, haalt u het netsnoer van de router uit het stopcontact en sluit u het weer aan op het stopcontact Problemen oplossen

15 Controleer of zich geen andere elektrische of elektronische apparaten, zoals een draadloze telefoon, een faxapparaat of een magnetron, in de buurt van de draadloze router (het toegangspunt) bevinden. Controleer of zich geen grote metalen oppervlakken in de buurt van de draadloze router (het toegangspunt) bevinden. Controleer of de draadloze router (het toegangspunt) op een zo hoog mogelijk punt in de ruimte is geplaatst, bijvoorbeeld boven op een boekenkast. Controleer de functionaliteit en configuratie van de draadloze router (het toegangspunt). Schakel codering van draadloze communicatie tijdelijk uit om te zien of de computer verbinding maakt met het draadloze netwerk. Als de computer verbinding maakt met het draadloze netwerk terwijl de codering is uitgeschakeld, controleert u of de computer en de draadloze router (het toegangspunt) met dezelfde beveiligingsinstellingen werken (Netwerkverificatie, Gegevenscodering, Netwerksleutel en Sleutelindex). Wijzig het kanaal voor draadloze communicatie op de draadloze router (het toegangspunt). Normaal gesproken zijn kanaal 3, 6 en 11 de optimale kanalen, omdat ze elkaar niet overlappen. Als er echter meerdere netwerken worden gedetecteerd op geringe afstand van elkaar en twee of meer van die netwerken hetzelfde kanaal gebruiken, kan er sprake zijn van interferentie. Raadpleeg voor aanvullende informatie. Problemen oplossen 1 13

16 2 Klantenondersteuning Als u de benodigde hulp niet kunt vinden via Help en ondersteuning, moet u wellicht contact opnemen met de klantenondersteuning (Customer Care). Voordat u contact opneemt met de klantenondersteuning Om het probleem zo snel mogelijk op te lossen, zorgt u dat u de computer en de volgende informatie bij de hand heeft wanneer u belt of een verstuurt: de naam van het product zoals vermeld op het beeldscherm of het toetsenbord; het serienummer (S/N) zoals vermeld op het servicelabel; Het servicelabel bevindt zich op de onderkant van de computer. Als u de gegevens van het servicelabel wilt weergeven op het beeldscherm, klikt u op Deze computer in Help en ondersteuning. de aanschafdatum van de computer; de omstandigheden waaronder het probleem zich voordeed; eventuele foutberichten; Problemen oplossen 2 1

17 Klantenondersteuning de fabrikant en het model van eventuele hardware die is aangesloten op de computer; het versienummer en het registratienummer van het besturingssysteem. Als u het versienummer en het registratienummer van het besturingssysteem wilt weergeven op het beeldscherm, klikt u op Deze computer in Help en ondersteuning. (Bij sommige computermodellen wordt het registratienummer in de besturingssysteemtabel mogelijk aangeduid als Product Id (productidentificatienummer).) Contact opnemen met de klantenondersteuning via of telefoon Als de computer is verbonden met Internet, kunt u hulp krijgen via . U kunt ook een overzicht weergeven van telefoonnummers voor klantenondersteuning via Help en ondersteuning. Computer naar een servicepartner brengen Als de klantenondersteuning u adviseert de computer naar een servicepartner te brengen, verstrekt u de servicepartner de informatie die staat beschreven in "Voordat u contact opneemt met de klantenondersteuning" eerder in dit hoofdstuk. Bovendien geldt het volgende: Verwijder alle wachtwoorden of stel alle wachtwoorden ter beschikking van de servicepartner, zodat die toegang kan krijgen tot de computer. Maak een backup van alle informatie op de vaste schijf. Geef de servicepartner toestemming om het systeem te herstellen, mocht dat noodzakelijk zijn. 2 2 Problemen oplossen

18 Copyright 2005 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie. Problemen oplossen Derde editie, december 2005 Eerste editie, mei 2005 Artikelnummer van document: