DNA-rapporten: makkelijker kunnen we het niet maken, begrijpelijker wel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DNA-rapporten: makkelijker kunnen we het niet maken, begrijpelijker wel"

Transcriptie

1 DNA-rapporten: makkelijker kunnen we het niet maken, begrijpelijker wel M.D. Taverne M. Maisch H. Eiffers J.W. de Keijser P.R. Kranendonk ~) 1 1 S O1tNed~!rIan(F Stijdiecontrun Crimina Uteft en Rechtshandh~vtnq

2 Inhoud Inhoud Voorwoord.5 Samenvatting 6 1. Deelonderzoek 1: Inleiding 9 2. Vraagstelling en deelvragen Onderzoeksopzet DNA-rapportages Vragenlijst Respondenten Onderzoeksdesign Procedure Resultaten Achtergrond respondenten Leesbaarheid en inzichtelijkheid Feitelijk en vermeend begrip Feitelijk en vermeend begrip (stellingen en vragen) Weergave conclusie in eigen woorden, feitelijk begrip Samenvatting interviews 38 S Conclusies en aanbevelingen Leesbaarheid Inzichtelijkheid Feitelijk en vermeend begrip Beantwoording vraagstelling en deelvragen Aanbevelingen Deelonderzoek 2: Inleiding Aanleidingendoelstelling Theoretisch kader Vraagstelling en deelvragen Onderzoeksopzet Casus Vragenlijst Interview Respondenten 63 1

3 9.5. Uitvoering 10. Resultaten Achtergrond respondentengroepen Fase 1: rechercheurs en ovj s Definitie scenario en hypothese Scenario s van rechercheurs en ovj s Opbouw scenario s van rerchercheursen ovj s Scenario als basis voor de DNA-onderzoekvragen DNA-kennis rechercheurs en ovj s Fase 2: DNA-deskundigen Definitie scenario en hypothese De voorgelegde DNA-onderzoeksvragen Geformuleerde scenario s DNA-onderzoekplan Bronhypothesen Informatie uit het scenario Interviews met rechercheurs en officieren van Justitie Interviews met DNA-deskundigen Conclusies en aanbevelingen Conclusies Beantwoording vraagstelling en deelvragen Aanbevelingen 97 Eindbeschouwing 99 Literatuur 100 (D Bijlagen 103 Bijlage 1 Begeleidingscommissie en onderzoekers 103 Bijlage 2 De prosecutor s fallacy 104 Bijlage 3 Vier rapportvarianten 106 Bijlage 4 DNA-onderzoeksaanvraagformulier 138 Bijlage 5 Vragenlijst 140 Bijlage 6a Vragenlijst ovj s en rechercheurs 146 Bijlage 6b Vragenlijst DNA-deskundigen 155 Bijlage 7 Definities van scenario s en hypothesen 164 Bijlage 8 Opgestelde scenario s en DNA-onderzoeksvragen (ovj s en rechercheurs) 166 Bijlage 9 Definitie scenario en hypothese door DNA-deskundigen 180 Bijlage 10 Scenario dat volgens de DNA-deskundigen door ovj s en rechercheurs is geformuleerd 181 2

4 Bijlage 11 Bronhypothesen geformuleerd door de DNA-deskundigen 182 3

5 0

6 Voorwoord In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de begrijpelijkheid van DNA-rapporten. Het onderzoek is verricht door het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) te Amsterdam in opdracht van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het totale onderzoek waartoe het NFI opdracht heeft gegeven, bestaat uit twee delen: een deel waarin is onderzocht hoe DNA-rapportages begrijpelijker kunnen worden gemaakt voor de gebruikers ervan (meestal juristen of politiefunctionarissen), en een deel waarin de rol van scenario s en hypothesen bij het opstellen van een DNA-onderzoekplan is onderzocht. Ten behoeve van het eerste deel van het onderzoek is een DNA-rapport op diverse wijzen herschreven om het toegankelijker en begrijpelijker te maken voor gebruikers ervan. Begrijpen zij de rapportvariant die zij hebben gelezen, vinden zij het rapport toegankelijk en op welke punten denken zij dat DNA-rapporten kunnen worden verbeterd? In dit onderzoek is nagegaan of DNA-rapporten op zinvolle wijze kunnen worden aangepast om ze toegankelijker te maken voor de gebruikers. Voor het tweede deel van het onderzoek is een beknopte casus (vignet) opgesteld met behulp waarvan is onderzocht hoe scenario s en hypothesen tot stand komen en hoe politie en Openbaar Ministerie enerzijds, en DNA-deskundigen anderzijds, hierover communiceren. Dit rapport doet verslag van beide delen van het onderzoek. In de eerste plaats willen wij de respondenten bedanken voor hun medewerking aan het onderzoek: rechercheurs, officieren van justitie en rechters. De interviews met hen, evenals het vragenlijstonderzoek, zijn prettig verlopen en zij hebben informatie van onschatbare waarde aan de onderzoekers verstrekt. Zij zijn daartoe in staat gesteld omdat ook rechtbanken, gerechtshoven, de politieorganisatie, evenals instanties als de Raad voor de rechtspraak en het College van Procureurs-Generaal, het belang inzagen van het onderzoek. Veel forensische DNA-deskundigen hebben ons geadviseerd en ondersteund tijdens dit onderzoek. DNA deskundigen en andere medewerkers van het NFI beoordeelden het onderzoeksmateriaal en dachten mee over het vormgeven van het onderzoek. Wij zijn hen veel dank verschuldigd. Wij hebben ook veel baat gehad bij de deskundige adviezen van de begeleidingscommissie die speciaal voor dit onderzoek is samengesteld, onder leiding van professor Theo de Roos.1 Zonder de inzet, steun en advies van deze groep personen had het onderzoek niet plaats kunnen vinden. Amsterdam, 25 februari 2013 De onderzoekers 1 Voor de samenstelling van de begeletdingscommissie, zie Bijlage 1. 5

7 Samenvatting Het NFI heeft opdracht gegeven aan het NSCR om onderzoek een studie te verrichten naar de factoren die de begrijpelijkheid van DNA-rapportages bepalen. Het NSCR heeft onderzoek gedaan naar het beginpunt van het forensisch DNA-onderzoek, namelijk het ontwerp van het DNA-onderzoek en de communicatie daarover tussen de aanvrager van het onderzoek en de forensisch deskundige. Daarnaast heeft het NSCR onderzoek gedaan naar de begrijpelijkheid van DNA-rapporten op bronniveau. Eerste deelonderzoek In het eerste deel van het onderzoek is de volgende vraagstelling geformuleerd: Welke factoren zijn van belang voor de begrjpelijkheid van rapportages van forensische DNA deskundigen voor rechters, officieren van justitie en rechercheurs Forensische Opsporing? In dit deelonderzoek wordt begrijpelijkheid vanuit twee invalshoeken onderzocht: 1) feitelijk en vermeend begrip,2 en 2) de factoren die de leesbaarheid en inzichtelijkheid van het rapport bepalen. De vraagstelling is uitgesplitst in vier deelvragen: 1. In welke mate spelen factoren aangaande de leesbaarheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van feitelijk begrip? 2. In welke mate spelen factoren aangaande de leesbaarheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van vermeend begrip? 3. In welke mate spelen factoren aangaande de inzichtelijkheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van feitelijk begrip? 4. In welke mate spelen factoren aangaande de inzichtelijkheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van vermeend begrip? Ten behoeve van dit onderzoek is een DNA-rapport op verschillende wijzen herschreven: het taalgebruik is aangepast en er is extra uitleg aan het rapport toegevoegd. Zo zijn vier verschillende varianten van het rapport geconstrueerd: 1. Originele variant: gebaseerd op originele NFI-rapporten. 2. Taalgebruik-variant: met aanpassingen in taalgebruik en in SIN (spoor identificatie nummer).3 3. Bijlage-variant: de originele variant met een bijlage waarin extra informatie wordt gegeven verwijzend naar passages in de hoofdtekst. Deze extra informatie bevat contextinformatie, hypothesen, onderzoekvragen, motivering van keuzes en beantwoording van de onderzoekvragen. 4. Gemntegreerde variant: met niet alleen aanpassingen in taalgebruik en SIN, maar waarin ook de extra informatie zoals in variant 3 in de bijlage is vermeld, in een samenhangend geheel in de lopende tekst is verwerkt. De groep respondenten (70 in totaal) bestond uit 24 rechters, 22 officieren van justitie en 24 rechercheurs. Zij zijn werkzaam door het hele land. De verschillende varianten van het rapport zijn individueel aan de respondenten voorgelegd, waarna deze een aantal vragen over het rapport hebben beantwoord. At random kregen de respondenten één van de vier rapportvarianten te lezen, tezamen met een standaard-dna-aanvraagformulier dat voor elke respondent gelijk was. Tijdens de introductie werd aangegeven dat het om een onderzoek ging naar de begrijpelijkheid van DNA-rapportages. De respondent werd gevraagd om na lezing van het DNA-rapport een vragenlijst in te vullen. De vragenlijst was voor iedere respondent hetzelfde, en bevatte vragen over de begrijpelijkheid van het rapport (leesbaarheid en inzichtelijkheid), beoordeling van stellingen, evenals een verzoek om een bepaald gedeelte van het rapport in eigen woorden weer te geven. Na invulling van de vragenlijst was er tijdens het afsluitende interview ruimte om verduidelijking op de antwoorden te geven en dieper in te gaan op het onderwerp. 2 De Keijser, Eiffers, Kok, & Sjerps, 2009 omschrijven feitelijk begrip als: Begrip van de conclusie, zoals deze daadwerkelijk door de deskundige bedoeld is. Vermeend begrip is: De mate waarin de respondent de conclusie meent te begrijpen. Dit zijn identificatienummers die zijn gekoppeld aan stukken van overtuiging. Deze worden in een NH-rapport voortdurend herhaald om misverstanden te voorkomen. 6

8 De resultaten laten zien dat het herschrijven van de rapporten in begrijpelljker taalgebruik niet het effect had dat er van tevoren van werd verwacht. Het leidde niet tot verhoogd begrip, en er was onder de respondenten geen grotere waardering voor de slechts qua taalgebruik aangepaste rapportvariant. Het inzichtelljker maken van rapporten had op een aantal punten wél effect. De geïntegreerde variant (waarbij zowel het taalgebruik was vereenvoudigd als informatie en uitleg was toegevoegd aan het hoofddocument) leidde tot de minste kennisoverschatting,4 en de bijlage-variant (waarbij de extra informatie achteraan in een bijlage was toegevoegd) leidde tot het hoogste feitelijk begrip. Opvallend was het grote aantal respondenten dat de zogenoemde prosecutor s fallacy 5 maakte. Rechercheurs deden dit het minst vaak. De opmerkingen die de respondenten maakten tijdens de interviews na afloop verschilden sterk tussen de rapportvarianten. Hoe verder aangepast de rapportvariant, hoe meer positieve opmerkingen deze kreeg en hoe minder negatieve, en vice versa. Er is een positief verband gevonden tussen feitelijk begrip van het rapport en de mate waarin respondenten in de gelegenheid waren om DNA-kennis op te doen: het lezen van de Essenties 6 en van DNA-literatuur leidde tot een hoger feitelijk begrip. Ervaring in de zin van aantal gelezen rapporten per jaar, leidde tot een groter vermeend begrip. Tweede deelonderzoek In het tweede deelonderzoek is de volgende vraagstelling geformuleerd: Waar zijn scenario s, opgesteld door politie en Justitie, op gebaseerd en welke rol spelen deze bij het ontwerp van een forensisch DNA-onderzoek? Met behulp van een simulatie is een studie verricht naar de rol van scenario s en hypothesen bij het opzetten van DNA-onderzoek. Door de onderzoekers is een beknopte casus (vignet) geschreven die is voorgelegd aan politiefunctionarissen en officieren van justitie. Hun is gevraagd om een tweetal scenario s te ontwerpen bij de casus en om een aanvraag voor DNA-onderzoek op te stellen. Uit de antwoorden van deze respondentgroepen zijn een scenario en onderzoekvragen gedestilleerd die vervolgens, in een tweede fase van het onderzoek, zijn voorgelegd aan een groep DNA-deskundigen. Hun werd gevraagd of zij op basis van de onderzoekvragen een onderzoeksplan konden maken en wat zij zouden doen als dat in hun ogen niet mogelijk is. Ook gaven zij aan welk scenario zij verwachtten dat rechercheurs en officieren van justitie in gedachten hadden bij het opstellen van de onderzoekvragen. Bovendien kregen zij de gelegenheid om het eigen scenario en de onderzoekvragen bij te stellen na lezing van het scenario van politie/justitie. Alle respondenten vulden een vragenlijst in en werkten na afloop mee aan een interview met de onderzoekster. De groep respondenten (46 in totaal) bestond uit 15 officieren van justitie, 16 rechercheurs, 15 DNA deskundigen werkzaam bij het NFI.7 Uit de resultaten blijkt dat er weinig overeenstemming bestaat onder de respondenten over de inhoud van de begrippen scenario en hypothese. Niet alleen verschillen individuele respondenten hier onderling over van mening, ook tussen de respondentgroepen zijn verschillen. De DNA-deskundigen vinden vaak dat een hypothese voortkomt uit een scenario, en de groep rechercheurs oordeelt voornamelijk dat een scenario voortkomt uit een hypothese. Er is ook een aantal respondenten dat vindt dat de begrippen scenario en hypothese hetzelfde betekenen (33% van de ovj s, 20% van de DNA-deskundigen en 7% van de rechercheurs). Alleen de rechercheurs zijn meer eensgezind over de definitie van hypothese : de term verwijst naar hun oordeel naar wat er is gebeurd. ~ Kennisoverschatting betekent dat het feitelijk begrip lager is dan het vermeend begrip: men denkt de inhoud beter te begrijpen dan dit in werkelijkheid het geval is. Het omdraaien van de twee onderdelen van een conclusie wordt de prosecutor s fallacy genoemd; dit is een uitspraak waarbij, gegeven de onderzoeksbevindingen, iets wordt gezegd over de herkomst van een spoor. Een juiste uitspraak (dus niet een prosecutor s fallacy ) zegt iets over de waarschijnlijkheid van de onderzoeksbevindingen gegeven een hypothese over de herkomst van het spoor (zie voor verdere uitleg Bijlage 2). Zie ook Elifers, Essenties verwijst naar: De essenties van forensisch biologisch onderzoek, Meulenbroek (2009). Eén van de respondenten, een rechercheur, werkte wel mee aan een interview maar heeft niet de vragenlijst ingevuld. 7

9 De respondenten noemen zowel redenen om geen scenario-informatie te verstrekken aan deskundigen als redenen om dit juist wel te doen. Scenario-informatie kan, ongewenst of onbedoeld, sturend werken, maar is soms absoluut noodzakelijk om bijvoorbeeld te bepalen welk stuk van overtuiging (svo) bemonsterd moet worden en op welke plek. Ook voor het bepalen van de volgorde van onderzoeken die het NFI kan doen aan bepaalde svo s kan scenario-informatie van belang zijn. Als bijvoorbeeld ook vingerafdrukkenonderzoek nodig is, moet hier bij het afpoetsen voor DNA-onderzoek rekening mee worden gehouden om vingersporen niet bij voorbaat te vernietigen. Ingegaan wordt op de vraag wanneer scenario-informatie te sturend is en wanneer deze onvermijdelijk is. Scenario-informatie wordt met name tijdens FIT-gesprekken (Forensische intakegesprekken), waar politie, OM en deskundigen de zaak bespreken en een plan van aanpak maken, met elkaar gedeeld. Vooral in zogenoemde Team-Grootschalige-Opsporingszaken (TGO-zaken) vinden FIT-gesprekken plaats. In een steeds kleiner aantal zaken zijn DNA-deskundigen aanwezig tijdens een FIT-gesprek. Dit komt omdat, als deze gesprekken op locatie (dus niet bij het NFI) plaatsvinden, de reistijd volgens de respondenten naar verhouding te lang is om erheen te gaan. Van FIT-gesprekken wordt een verslag gemaakt. Dit verslag is kort en bondig en geeft over het algemeen weinig inzicht in het scenario dat politie en officier van justitie voor ogen hebben. Forensisch adviseurs (FA) spelen een rol als intermediair, die vooral van belang kan zijn als deskundigen zelf niet bij een FIT-gesprek aanwezig zijn. Er is veel kritiek op de formulering van de DNA-onderzoekvragen door politie en justitie. Die wordt door de forensisch deskundigen te kort en te summier gevonden. Vaak moeten zij doorvragen naar wat er precies is ~ bedoeld. Het komt ook voor dat zij de vragen zelf nader invullen of interpreteren. Dit lukt echter niet geheel zonder risico omdat zij mogelijk van een ander scenario uitgaan dan politie of officier van justitie voor ogen hadden. Die situatie kan leiden tot bemonstering op een onjuiste plek op het svo waardoor geen of niet relevante resultaten worden verkregen. Het.yerslag van de twee deelonderzoeken wordt besloten met een gehele onderzoek zijn getrokken. paragraaf waarin conclusies over het 0 8

10 1. Deel t: Inleiding Er is een misdrijf gepleegd. Nadat de politie hiervan op de hoogte is geraakt via een melding of aangifte, begeeft zij zich naar de plaats delict. Een Forensisch Technisch Opsporingsteam van de politie bezoekt de plaats delict en zoekt daar naar sporen. Het rechercheteam construeert samen met de officier van Justitie een eerste scenario over wat er gebeurd zou kunnen zijn en het motief van de dader. Dit scenario is het uitgangspunt voor het zoeken naar bepaalde sporen. Deze sporen worden veiliggesteld voor nader onderzoek (De Poot, Bokhorst, Van Koppen & Muller, 2004). Idealiter verloopt het rechercheproces vervolgens via de identificatie, lokalisering en aanhouding van een verdachte, naar een verhoor en het verzamelen van bewijs. Het opsporings- en bewijsvergaringsproces, dat plaatsvindt onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM), wordt tenslotte afgesloten. Het Openbaar Ministerie beslist daarna of de zaak voor de rechter komt. Dit is uiteraard een ideaalbeeld want er wordt niet altijd een verdachte geïdentificeerd en bij het verzamelen van bewijs stuit men soms ook op problemen. Gedurende dit traject van opsporing, vervolging tot berechting spelen forensische deskundigen vaak een belangrijke rol. Enerzijds worden zij ingezet om aanwijzingen te vinden voor de opsporing van de dader en de reconstructie van de gebeurtenis, anderzijds kunnen zij behulpzaam zijn bij het verzamelen van bewijs dat gebruikt kan worden bij de vervolging en berechting. Er wordt van hen verwacht dat zij vanuit hun technische bekwaamheid, met behulp van in hun kring aanvaarde methoden, specialistisch onderzoek verrichten. En van diezelfde deskundigen wordt tevens verlangd dat zij ~. het onderzoek en de bevindingen op een wijze beschrijven die voor met name politie en juristen te begrijpen is. Zij communiceren met politie en officieren van justitie over welk forensisch onderzoek er moet worden gedaan en over de vraag of nog aanvullend onderzoek benodigd is. Het onderzoek dat de laatste decennia is verricht naar forensische rapportages richtte zich voornamelijk op het eerste aspect: de technische bekwaamheid van de deskundige. Ook borging van technische kwaliteit van de forensische rapportage met behulp van methoden als accreditatie en intervisie heeft sterk in de belangstelling gestaan en doet dit nog steeds (zie onder meer Broeders, 2003). Inmiddels is echter de aandacht in de wetenschap, maar ook in de media, enigszins verschoven naar het tweede aspect: het gebruik van deskundigenrapportages in de praktijk en de vraag in hoeverre de juridische procesdeelnemers de rapporten begrijpen, en of dergelijke rapportages wellicht, onbedoeld, tot onjuiste rechterlijke beslissingen kunnen leiden (Van Koppen, 2004; Malsch, 2008; De Keijser, Elifers, Kok, & Sjerps, 2009; Raat, Heijnen & Malsch, 2009; Berger & Aben, 2010). De aanleiding voor deze verschuiving in de aandacht is evident. De uitspraken in onder meer de Puttense moordzaak en de Schiedammer parkmoordzaak hebben laten zien dat rechterlijke oordelen niet altijd onfeilbaar zijn en dat de bijdrage en het gebruik van deskundigenrapporten in deze zaken niet altijd optimaal was. Een juist gebruik en voldoende begrijpelijkheid van deskundigenrapporten is van groot belang: als rechters, officieren van justitie en politierechercheurs Forensische Opsporing een deskundigenconclusie niet begrijpen, beoordelen zij een zaak misschien verkeerd en nemen zij wellicht een onjuiste beslissing. Immers, in de politiepraktijk worden mede op basis van de resultaten in een forensisch rapport verdachten opgespoord, zaken geconstrueerd, en verklaringen van getuigen onderbouwd worden (of juist niet). Onvoldoende toegelichte bevindingen in rapporten kunnen de procesdeelnemers op het verkeerde been zetten en aldus leiden tot misverstanden die, als de deskundige niet ter zitting is opgeroepen, niet ter plaatse kunnen worden opgehelderd. Het is dus van groot belang dat het opgeleverde rapport begrijpelijk en inzichtelijk is voor politie en justitie. 8 Bij de behandeling van Nederlandse strafzaken is het, in tegenstelling tot veel andere landen, niet erg gebruikelijk dat deskundigen die schriftelijk hebben gerapporteerd, alsnog worden opgeroepen op de zitting (Malsch & Nijboer, 1999). Tegenwoordig worden deskundigen echter wel vaker opgeroepen dan véér de Schiedammer parkmoord. 9

11 1.1 Aanleiding en doelstelling Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft een onderzoekopdracht neergelegd bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) om de begrijpelijkheid en het gebruik van DNA rapportages te onderzoeken. De aanleiding voor deze studie werd gevormd door drie stageonderzoeken die onder begeleiding van het NSCR in de periode 2006 tot en met 2008 hebben plaatsgevonden. Ook van belang is het onderzoek naar begrip van waarschijnlijkheidsoordelen: Bijkans begrepen? (De Keijser, Eiffers, Kok & Sjerps, 2009). Bij deze vier studies werd gebruik gemaakt van diverse onderzoeksmethoden: interviews, het volgen van zaken, en het opzetten en uitvoeren van experimenten. De vier onderzoeken worden hieronder kort samengevat. Vos (2006)~ heeft een aantal typen deskundigenrapporten met elkaar vergeleken en onderzocht of en op welke wijze problemen in het gebruik van deskundigenrapportages in de verschillende deskundigheidsgebieden, mogelijk kunnen optreden. In het onderzoek is op gestructureerde wijze gekeken naar de opzet, de vraagstelling, het taalgebruik en de formulering van de conclusies in natuurwetenschappeluke en gedragswetenschappelijke rapporten. De onderzoekster concludeerde dat er veel verschillen zijn in de opzet van de diverse rapporten, in de uitleg van methoden en conclusies en in het taalgebruik. Ook is nagegaan of lezers van de rapporten de informatie in de rapporten na afloop konden reproduceren. Het bleek dat men niet altijd in staat was om de essentie van rapporten weer te geven, en dat daarbij soms pertinente interpretatiefouten werden gemaakt. Taverne (2008) deed onderzoek naar keuzes die worden gemaakt tijdens het opsporingsproces en de rol van het NFI hierin. Daarbij deed zij retrospectief onderzoek bij acht opsporingszaken naar de vraag hoe in deze zaken keuzes werden gemaakt over de inrichting van het onderzoek, hoe hypothesen werden opgesteld en of ook alternatieve hypothesen werden getoetst. Uit haar onderzoek blijkt dat het opstellen van onderzoeks- en alternatieve hypothesen lang niet altijd op eenzelfde manier verliep. Een alternatieve hypothese werd in drie van de acht onderzochte zaken gehanteerd, waarbij deze alternatieven slechts in één zaak ook expliciet werden gemaakt. In de twee andere zaken bleek uit de voortgang van het proces dat men alternatieve hypothesen in het achterhoofd heeft gehouden. In zes van de acht zaken zijn FIT-gesprekken (Forensisch Intakegesprekken)1 geweest. Rechercheurs bleken tijdens deze FIT-gesprekken geneigd te zijn om méér informatie over de zaak te verschaffen aan de deskundige dan noodzakelijk om bij de onderzoekers een gevoel van betrokkenheid te creëren waardoor de onderzoeken voortvarend zullen plaatsvinden. Aangezien deze extra informatie de ontvanger hiervan in een bepaalde richting zou kunnen duwen, kan een zeker risico optreden voor het ontstaan van confirmation bias (Rassin, 2007). Het NFI wordt veelal pas in de zaak betrokken nadét een scenario is opgesteld. Hierdoor wordt het NFI impliciet gevraagd de hierbij passende werkhypothese te verifiëren in plaats van ook te proberen deze te falsifiëren. Voorselectie van sporenmateriaal kan een sturend effect hebben, zeker bij klip-en-klaar -zaken12 (De Poot e.a., 2004). Bij dit laatste type zaken wordt zelden een alternatieve hypothese opgesteld (Taverne, 2008). Raat (2008) heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van rapporten van DNA-deskundigen in de strafrechtspleging. Daarbij onderzocht hij twee onderwerpen: de communicatie over DNA-rappoiten tijdens de doorloop van een zaak door het strafproces heen, en ten tweede de begrijpelijkheid van de rapporten voor juridische procesdeelnemers. Geen van de hier genoemde stageverslagen zijn gepubliceerd. Over het onderzoek van Raat is de volgende publicatie verschenen: Zijn rapporten van DNA -deskundigen duidelijk voor juristen? (Raat, Heijnen & Malsch, 2009). 10 Gedurende een FIT-bijeenkomst lichten rechercheurs en ovj de zaak toe en de NFT-deskundigen geven advies over welke (DNA-)onderzoeken het beste kunnen plaatsvinden en welke onderzoekvolgorde het meest optimaal is. ~ Confirmation bias betekent dat bestaande verwachtingen en overtuigingen invloed hebben op de percepties en interpretaties van wat er wordt geobserveerd (Rassin, 2007). 12 De Poot e.a. (2004) hebben de te onderzoeken zaken in vier categorieën onderverdeeld. De eerste bestaat uit zoekzaken waarbij geen verdachte in beeld is en het verhaal over wat er gebeurd zou kunnen zijn in een opsporingsonderzoek achterhaald moet worden. In zogenaamde opsporingszaken moet nog een verdachte worden opgespoord. Als derde worden verificatiezaken onderscheiden waarin zowel het verhaal als de identiteit van een verdachte bekend is. De vierde categorie wordt gevormd door klip-en-klaar-zaken waarin een verdachte op heterdaad wordt betrapt, een verdachte zichzelf aangeeft of een verdachte direct op de plaats delict kan worden aangehouden. 10

12 Ten behoeve van dit laatste onderdeel heeft Raat aan 38 Juridische procesdeelnemers (officieren van Justitie, rechters en advocaten) in de zaken die hij onderzocht, gevraagd de conclusies van het deskundigenrapport dat zij hadden gebruikt, in eigen woorden weer te geven.13 Van de respondenten in het onderzoek van Raat gaf 92% aan het deskundigenrapport duidelijk te vinden, en 71% zei te begrijpen hoe de DNA-deskundige tot zijn/haar conclusies is gekomen. Het taalgebruik werd door 82% helder gevonden. Wel vonden sommige respondenten dat het niet duidelijk uit de rapporten blijkt of er nog nader onderzoek mogelijk is, waarom is besloten om bepaald onderzoek te doen, en dat niet duidelijk is hoe de conclusies van het rapport worden bereikt. Raat concludeerde dat uit verslagen van FIT-gesprekken niet viel op te maken waarom bepaalde sporen wel en andere sporen niet worden onderzocht. Raat is ingegaan op het gebruik en de rol van hypothesen en scenario s. Het onderscheid tussen hypothesen en scenario s is niet altijd duidelijk. De twee begrippen worden binnen het NET door elkaar gebruikt. Een deel van de respondenten maakte een denkfout die bekend staat als de zogenoemde prosecutor s fallacy.14 Desalniettemin stelden de betreffende respondenten uit het onderzoek van Raat echter de voorgelegde rapporten téch duidelijk te vinden. Deze respondenten waren zich er kennelijk niet van bewust dat hûn interpretatie van de conclusie van de DNA deskundige niet overeenstemt met wat er in het rapport staat. Verder concludeerde Raat dat DNA-deskundigen niet onverdeeld positief waren over de opdrachten, aanvragen en FIT-verslagen die zij van opdrachtgevers ontvingen. Zij misten daarin informatie (met name over hypothesen en scenario s) die zij nodig hadden om hun onderzoek uit te voeren. Die informatie was eveneens nodig om over de diepgang en gedetailleerdheid van het onderzoek te besluiten en om te adviseren over mogelijk aanvullend onderzoek. Er leken zich af en toe communicatieproblemen voor te doen tussen juristen en DNA-deskundigen, zowel over de opdracht als ten aanzien van de rapporten zelf. In diverse uitspraken van de respondenten zijn sporen van deze communicatieproblemen terug te vinden. Vooral de advocaten die aan het onderzoek meewerkten, maakten kritische opmerkingen. Hun kritiek richtte zich voornamelijk op een waargenomen gebrek aan transparantie en de afwezigheid van toelichting op keuzes die zijn gemaakt door politie en deskundigen. Contextinformatie werd soms te beperkt in rapporten weergegeven. Vaak werden geen hypothesen gegeven en waren de onderzoekvragen niet altijd helder. De interpretatie van de resultaten was vaak slechts een samenvatting van de resultaten en er werd niet altijd expliciet antwoord gegeven op de onderzoekvragen. Tenslotte ontbrak nogal eens de motivering ten aanzien van gemaakte keuzes over bemonstering, onderzoeksmethode en analyse. De opbouw van het rapport was vaak geen samenhangend geheel waardoor een duidelijke lijn in het verhaal ontbrak.15 In het onderzoek van De Keijser e.a. (2009), Bijkans begrepen? onder 118 strafrechters, 69 advocaten en 100 deskundigen van het NET, is enerzijds gekeken naar de mate waarin de respondenten forensisch technische conclusies correct interpreteren (feitelijk begrip), en anderzijds naar de mate waarin zij zelf denken deze conclusies te begrijpen (vermeend begrip). In dit onderzoek kregen de respondenten fictieve deskundigenrapporten voorgelegd en gaven zij aan of stellingen die zij lazen een correcte interpretatie vormden van de deskundigenconclusie, en hoe goed zij deze conclusie begrepen dachten te hebben. Het eerste deel van de vraag stelde het feitelijk begrip vast, en het tweede deel het vermeend begrip. De resultaten lieten zien dat rechters, advocaten en NET-medewerkers (deze laatste groep in mindere mate), de 3 uitkomsten vaak verkeerd interpreteerden, onder meer door de prosecutor s fallacy maken, maar dat zij zich tegelijkertijd niet bewust waren van deze denkfout. Boven beschreven onderzoeken laten zien dat de begrijpelijkheid van deskundigenrapporten niet altijd voldoende is, en dat er mogelijk knelpunten zijn bij de opdrachtformulering en bij de communicatie over het proces van rapporteren. Het is van groot belang om te benadrukken dat met name de drie stageonderzoeken beperkt zijn in omvang en aantal respondenten, waardoor generalisatie van de bevindingen niet mogelijk is. De uitkomsten geven echter wel aanleiding tot nader onderzoek. De vier onderzoeken hebben de vinger op een aantal zere plekken gelegd. Lezers dachten rapporten te begrijpen, maar toen het werd getoetst, bleek dit toch vaak niet het geval te zijn. De prosecutor s fallacy 13 In de 23 door Raat gevolgde zaken zijn in totaal 43 NFI-rapporten uitgebracht. 14 Zie Bijlage 2 voor uitleg van de prosecutor s fallacy. ~ Hierbij twee opmerkingen: - NFI-rapportages staan niet op zichzelf: in de politie- en justitiepraktijk maken deze rapporten onderdeel uit van een strafdossier en zijn ze gericht op lezers die veel kennis hebben over de betreffende zaak. - Het NFI schaaft de rapportagestructuur regelmatig bij. Om deze reden is in deze studie gebruik gemaakt van recente DNA-rapporten als basis voor de ontwikkelde onderzoeksinstrumenten (zie Hoofdstuk 3, Onderzoeksopzet ). 11

13 werd bijvoorbeeld vaak gemaakt zonder dat de lezer zich daar bewust van was. Daarnaast misten lezers belangrijke informatie in de rapporten en hadden zij daardoor onvoldoende inzicht in bijvoorbeeld de keuze voor bemonstering, en de hypothesen en scenario s waar politie en OM van waren uitgegaan. Zij misten ook uitleg van de redenen waarom voor een bepaalde werkwijze is gekozen, en leken soms door de presentatie van de zaak al in een bepaalde richting te worden geduwd. Een onjuiste interpretatie van een forensische rapportage kan bepaalde onwenselijke gevolgen hebben: de politie kan in haar opsporingsonderzoek op het verkeerde been worden gezet, en in extreme gevallen kan het zelfs tot onjuiste rechterlijke beslissingen leiden (Van Koppen, 2004; Maisch, 2008). Het blijkt dat de prosecutor s fallacy ook in rechterlijke vonnissen terechtkomt (zie Berger & Aben, 2010, p. 162 e.v. voor een aantal voorbeelden). Juist omdat politie, OM en de rechter de hulp inroepen van een deskundige (het ontbreekt hen aan de benodigde specialistische kennis; daar wordt de expert immers voor ingehuurd) moet de conclusie van het onderzoek ondubbelzinnig te begrijpen zijn en moet inzichtelijk worden gemaakt hoe de deskundige tot deze conclusie is gekomen. Een begrijpelijk rapport draagt bij aan een verbetering van de communicatie tussen juristen en deskundigen ten aanzien van de interpretatie van de resultaten van forensisch onderzoek. Aan dit laatste ontbreekt het volgens Giard (2011) nog al eens. Een begrijpelijker rapport bevordert dat lezers het rapport op relevantie, samenhang en juistheid kunnen toetsen. Het is dan ook van groot belang dat in het rapport duidelijk wordt welke stappen zijn gemaakt in het onderzoeksproces en waarom (Dwyer, 2008; Van Dam, 2008; Broeders, 2010). Het in dit rapport beschreven onderzoek16 bouwt voort op bovenbeschreven onderzoeksresultaten. Dit cn7nderzoek beperkt zich tot DNA-rapportages; andere forensische deskundigheidsgebieden vallen buiten het ~-&ader. Het heeft ten doel: Inzicht krijgen in de factoren die de begrijpelijkheid van DNA-rapportages voor rechters, officieren van Justitie en rechercheurs Forensische Opsporing bepalen. De onderzoeksopdracht aan het NScR was beperkt tot het verkrijgen van inzicht in factoren die de begrijpelijkheid van DNA-rapporten bepalen. Dit betekent dat het onderzoek zich niet heeft gericht op het onderwerp normen voor een goed onderzoek of voor een goed rapport. De conclusies besteden dan ook geen aandacht aan de normen voor een goed onderzoek of voor een goed rapport, anders dan voor zover zij betrekking hebben op de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van een rapport. 12

14 2. Vraagstelling en deelvragen In dit onderzoek is de volgende vraagstelling geformuleerd: Welke factoren zijn van belang voor de begrijpeljkheid van rapportages van forensische DNA deskundigen voor rechters, officieren van justitie en rechercheurs Forensische Opsporing? In navolging van De Keijser e.a. (2009, p. 18) kunnen twee vormen van begrijpelijkheid worden onderscheiden): feitelijk begrip en vermeend begrip.17 De Keijser e.a. omschrijven feitelijk begrip als: begrip van de conclusie, zoals deze daadwerkelijk door de deskundige bedoeld is. Vermeend begrip is: de mate waarin de respondent de conclusie meent te begrijpen. Komen feitelijk en vermeend begrip niet overeen, dan is er sprake van kennisoverschatting of kennisonderschatting. In het eerste geval meent de lezer de tekst beter te begrijpen dan dit in werkelijkheid het geval is: men overschat de eigen kennis. Bij kennisonderschatting is het tegenovergestelde aan de hand. 8 In dit onderzoek zijn bovendien twee typen van begrijpelijkheid onderscheiden: de leesbaarheid en de inzichtelijkheid van een DNA-rapport: A. Leesbaarheid: begrijpen w?t er staat. Hierbij spelen taalgebruik en de fysieke elementen van een rapport een rol. In deze studie wordt met fysieke elementen bedoeld: enerzijds de grafische aspecten (lay-out) van een tekst en een rapport als geheel, anderzijds de positionering van tekstonderdelen in het rapport. De grafische aspecten worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Een leesbaar rapport betekent in dit onderzoek dus een rapport met toegankelijk taalgebruik en een overzichtelijke positionering van tekstonderdelen. De concrete invulling van deze aspecten ten behoeve van deze studie wordt in Hoofdstuk 3 toegelicht. 8. Inzichtelijkheid: begrijpen waarom er staat wat er staat. 1-let gaat hierbij om de bedoeling, de betekenis van het geschrevene. De voorwaarde voor inzichtelijkheid is een samenhangend geheel waarbij passages inhoudelijk logisch op elkaar aansluiten (structuur), inhoudelijk een consistent geheel vormen en goed worden uitgelegd. Er kunnen daarom twee factoren worden benoemd die de inzichtelijkheid kunnen beïnvloeden: [i] de wijze waarop keuzes in het DNA-onderzoeksproces worden toegelicht en [ii] de wijze waarop de stappen in het verrichte DNA-onderzoek te volgen zijn voor de lezer. In Figuur 1 is bovenstaande aanschouwelijk gemaakt. 17 Raat (2008) hanteert dit onderscheid ook in zijn onderzoek: subjectieve duidelijkheid en waarneembare duidelijkheid. Uit het onderzoek van De Keijser e.a. (2009) blijkt dat zowel rechters als advocaten, maar ook deskundigen zij het in mindere mate kenriisoverschatting laten zien. 13

15 [ overzichtelijke 1 positionering L~kstonderdelen leesbaarheid (wat) toegankelijk r begrijpelijkheid rfeitelijk begrip vermeend begrip r logische opbouw: 1 stad-voor-stad r inzichtelijkheid (waarom) samenhang toelichting keuzes Figuur 1: Begrijpelijkheid van een rapport Een rapport is pas in voldoende mate begrijpelijk als het zowel leesbaar als inzichtelijk is. Een toegankelijk geschreven tekst, maar met een onsamenhangende inhoud, is minder begrijpelijk. Dit geldt ook voor een rapport waarvan de inhoud wel stap-voor-stap te volgen is, maar waarvan het taalgebruik niet aansluit bij de kennis en achtergrond van de lezer. De basiskennis van de lezer ten aanzien van DNA-onderzoek en de ervaring met het lezen van DNA-rapporten kunnen eveneens een rol spelen bij het oordeel van de lezer over de leesbaarheid en inzichtelijkheid van een DNA-rapport. In de onderzoeksopzet is hier rekening mee gehouden door uit te gaan van de achtergrondkennis van rechercheurs, officieren van justitie en rechters, en niet die van de leek. Indien een rapport leidt tot een lager feitelijk en/of vermeend begrip bij de lezer moet worden bepaald waar dat door komt: ligt het aan taalgebruik, is het rapport minder logisch opgebouwd, worden keuzes niet goed toegelicht, mist er informatie (zijn denkstappen overgeslagen)? Heeft de lezer een relatief laag vermeend begrip, dan is hij/zij onzekerder dan nodig en dit kan een negatieve invloed hebben op de beslissingen die hij/zij neemt over opsporing, vervolging en berechting (kennisonderschatting). Is het vermeend begrip daarentegen hoger dan het feitelijk begrip, dan is er sprake van kennisoverschatting en dit kan leiden tot beslissingen die op een foutieve interpretatie zijn gebaseerd (De Keijser e.a., 2OO9). ~ De vraagstelling is uitgesplitst in vier deelvragen: 1. In welke mate spelen factoren aangaande de leesbaarheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van feitelijk begrip? 19 De operationalisatie van feitelijk en vermeend begrip, en van ieesbaarheid en inzichtelijkheid, komt in Paragraaf 3.2. aan de orde. 14

16 2. In welke mate spelen factoren aangaande de leesbaarheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van vermeend begrip? 3. In welke mate spelen factoren aangaande de inzichtelijkheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van feitelijk begrip? 4. In welke mate spelen factoren aangaande de inzichtelijkheid van een DNA-rapportage een rol ten aanzien van vermeend begri~? 3. Onderzoeksopzet In dit onderzoek is op basis van originele NFI-rapporten een DNA-rapport samengesteld. Dit rapport is vervolgens herschreven in drie andere varianten waarin variaties zijn doorgevoerd op het punt van taalgebruik, positionering van tekstonderdelen, en inhoudelijke samenhang (rapportopbouw en toelichting). Vervolgens zijn aan rechters, officieren van justitie en rechercheurs Forensische Opsporing na het lezen van één van de varianten, vragen gesteld over de begrijpelijkheid van dit rapport. Het doel was om de invloed van manipulaties van tekst en inhoud van DNA-rapporten op verschillende aspecten van begrijpelijkheid, en op het oordeel van de respondent hiervan, vast te stellen. 3.1 DNA-rapportages Voor het onderzoek zijn enkele bestaande DNA-rapportages van het NFI geselecteerd. Het eerste criterium voor deze selectie was: rapporten van recente datum (december 2009) omdat dan de meest actuele door het NFI aangebrachte wijzigingen in de rapportagestructuur konden worden meegenomen. Als tweede criterium gold: zaken waarbij een verdachte in beeld is (De Poot e.a. (2004) noemen dit type zaken verificatie- en klip en-klaar-zaken ). In tegenstelling tot zaken waarbij nog geen verdachte is opgespoord en die dus een meer verkennend karakter hebben ( zoek - en opsporingszaken ), kunnen voor verificatie- en klip-en-klaar zaken gemakkelijker concrete onderzoekvragen en hypothesen geformuleerd worden. Het derde criterium was een rapport waarin sprake is van een volledig DNA-profiel gericht op identificatie van de verdachte, en waarin ook zogenoemde mengsporen zijn onderzocht. Mengsporen bevatten DNA van twee of meer personen in één bemonstering. De reden hiervoor was dat juist mengsporen een zekere mate van visuele inspectie, maar vooral ook interpretatie door een deskundige vergen waardoor een goede toelichting op de conclusie nog belangrijker is om interpretatiefouten te voorkomen. Mengsporen komen bij opsporingszaken regelmatig voor (Meulenbroek, 2009). Vervolgens zijn deze rapporten door een DNA-deskundige gebruikt om hieruit één rapport te reconstrueren dat als volwaardig DNA-rapport bestempeld kan worden. Dit originele rapport is vervolgens door een team~~ van onderzoekers van het NSCR2 in samenwerking met DNA-deskundigen van het NH, in drie varianten - herschreven.21 DNA-deskundigen van het NH hebben tenslotte getoetst of alle elementen uit het originele rapport op correcte wijze terugkomen in de herschreven rapporten. De volgende casus is voor het onderzoek gebruikt: Op 21 oktober 2009 heeft in restaurant Taormina gevestigd in Amsterdam een diefstal met geweld plaatsgevonden. De restauranteigenaar R. de Koning werd onder bedreiging van een vuurwapen door de dader gedwongen de kluis te openen. Volgens een verklaring van slachtoffer 1?. de Koning heeft de dader vervolgens zijn handen samengebonden met behulp van twee aan elkaar gekoppelde tie-wraps (kabelbinders), heeft een geldbedrag buitgemaakt en is gevlucht. Naar aanleiding van een telefonische melding van een medewerker van het restaurant heeft de politie, na een klopjacht, verdachte J. Prins aangehouden. De gekoppelde tie-wraps zijn door de Forensische Opsporing van de politie op de grond gevonden en zijn vervolgens veiliggesteld. In het restaurant is een jas van het merk Barefox gevonden die, volgens de verklaring van R. de Koning, door de dader is achtergelaten. De jas heeft ongeveer 2 uur over ~ Hierbij is gebruik gemaakt van de ervaring die het NSCR heeft met het herschrijven van vonnissen die vervolgens in een experimenteel onderzoek door respondenten zijn beoordeeld (Maisch, De Poot, Verkuylen en Wolters, 2004). 21 Tijdens het proces van herschrijving heeft nauw contact plaatsgevonden tussen DNA-deskundigen van het NFI en de onderzoekers, waarbij de eersten steeds hebben aangegeven wat volgens hen aan verandering acceptabel was. 15

17 een stoel gehangen in de hal van het restaurant en is veiliggesteld door de Forensische Opsporing van de politie. De officier van Justitie wil achterhalen of de tie-wraps door verdachte J. Prins zijn gebruikt om de handen van slachtoffer R. de Koning samen te binden, en of verdachte J. Prins de Barefox-Jas, gevonden in het restaurant, daar heeft achtergelaten. Leesbaarheid en inzichtehjkheid zijn als volgt tussen de rapportvarianten gevarieerd: A. Vereenvoudigen van de taal en het overzichtelijk positioneren van tekstonderdelen om de leesbaarheid te vergroten. B. Toevoegen van extra informatie om de inzichtelijkheid te bevorderen. In dit onderzoek is voor wat betreft de positionering van tekstonderdelen (ten behoeve van de verhoging van de leesbaarheid) gekozen voor een specifiek onderdeel, namelijk de zogenaamde SIN (Spoor- en identificatienummers). Dit zijn identificatienummers die zijn gekoppeld aan stukken van overtuiging. Deze worden in een NFI-rapport voortdurend herhaald om misverstanden te voorkomen. Dit kan echter ook de overzichtelijkheid (leesbaarheid) van een rapport aantasten. In de conclusie van het aangepaste DNA-rapport zijn daarom alle SIN verwijderd. Voor het overige is de bestaande richtlijn van het NFI gehandhaafd. Hierdoor werd een reële vergelijking tussen een origineel en een herschreven rapport mogelijk. Een volgende aanpassing is het opnemen in het rapport van extra uitleg en toelichting om de inzichtelijkheid van het rapport te vergroten. De keuze welke uitleg en toelichting zou worden toegevoegd, vloeide voort uit eerder onderzoek (Vos, 2006; Raat, 2008). Op vijf punten is extra informatie verstrekt: 1. Toevoeging van relevante zaakinformatie. Met relevant wordt bedoeld: informatie die bij kan dragen aan het begrip van de resultaten, interpretatie- en conclusie van het onderzoek. 2. Toevoeging van toetsbare onderzoeks- en alternatieve hypothesen. 3. Toevoeging van passende, beantwoordbare, heldere onderzoekvragen. 4. Toevoeging van motivering van gemaakte keuzes ten aanzien van bemonstering, onderzoeksmethode en analyse. 5. Expliciete beantwoording onderzoeksvragen. Onderzocht is of toevoeging van deze onderdelen als gevolg heeft dat DNA-rapportages een begrijpelijker samenhangend geheel vormen waarbij ook duidelijk wordt hoe de deskundige tot bepaalde keuzes in het onderzoeksproces is gekomen. Het volgende fragment is een voorbeeld van een taal- en tekstpositie-aanpassing, waarbij tussen haken het originele fragment wordt genoemd: Onder de aanname dat in de bemonstering van tie-wrap 42 celmateriaal aanwezig is van het slachtoffer R. de Koning, is uit het DNA-mengprofiel het DNA-pmffel van de tweede celdonor afgeleid. Het DNA-proffel van verdachte J. Prins matcht met dit afgeleide DNA-profieL Dit betekent dat een deel van het celmateriaal in deze bemonstering afkomstig kan zijn van de verdachte. De zeidzaamheidswaarde van het afgeleide DNA profiel op tie-wrap 42 is minder dan.1 op 1 miljard. Dit wil zeggen dat de kans dat het DNA-profiel van een 3 willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. [Onder de aanname dat het slachtoffer It de Koning daadwerkelijk één van de celdonoren van het celmateriaal in de bemonstering [AAAL7SOONLI#02 is, is het DNA-profiel van de tweede (mannelijke) celdonor afgeleid. Het DNA-profiel van de verdachte J. Prins [RAAB9999NL] matcht met dit afgeleide DNA profiel. Dit betekent dat de bemonstering [AAAL7SOONL]#02 van tie-wrap 2 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer R. de Koning, en eveneens celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte J. Prins. De berekende frequentie van het afgeleide DNA-profiel van de tweede celdonor van het celmateriaal in de bemonstering [AAAL7SOONLJ#02 van tie-wrap 2 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNA profiel is kleiner dan één op één miljard.j Een voorbeeld van extra toegevoegde informatie is: Het verkregen DNA-mengprofiel van het celniateriaal in de bemonstering van tie-wrap 42 is vergeleken met het DNA-profiel van het slachtoffer R. de Koning. Deze profielen matchen met elkaar. Gegeven de ontvangen informatie over de zaak, bestaat het vermoeden dat het slachtoffer gekneveld is geweest met behulp van de gekoppelde tie-wraps. Omdat de DNA -kenmerken van het profiel van R. de Koning niet alleen matchen met de DNA -kenmerken in het mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering van tie-wrap 42, maar ook matchen met het (enkelvoudig) DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering van tie wrap 41, wordt de aanname gedaan dat slachtoffer R. de Koning daadwerkelijk één van de donoren van het celmateriaal in de bemonstering van tie-wrap 42 is. 16

18 Vier rapportvarianten zijn gemaakt: 1. Originele variant: gebaseerd op originele NFI-rapporten. 2. Taalgebruik-variant: met aanpassingen in taalgebruik en in SIN. 3. Bijlage-variant: de originele variant met een bijlage waarin extra informatie wordt gegeven verwijzend naar passages in de hoofdtekst. Deze extra informatie bevat contextinformatie, hypothesen, onderzoekvragen, motivering keuzes en beantwoording onderzoeksvragen. 4. Geïntegreerde variant: met niet alleen aanpassingen in taalgebruik en SIN, maar waarin ook de extra informatie die in Variant 3 in de bijlage is vermeld, in de lopende tekst is verwerkt om er een samenhangend geheel van te maken. Tabel 1 bevat een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen de varianten. In Bijlage 3 zijn de vier rapportvarianten integraal opgenomen. Tabel 1: Verschillen tussen de vier rapportvarianten. 1. originele variant 2. taalgebruik-variant 3. bijlage-variant 4. geintegreerde variant achtergrondin- alleen alleen omschrijving zoals formatie over be- omschrijving zoals ontvangen van politie, is aanwezig aanwezig schikbare SVO s22 ontvangen van opgenomen politie, is opgenomen onderzoekvragen geen vraagvorm maar opdracht geen vraagvorm maar opdracht aanwezig aanwezig - hypothesen voorafgaand aan het onderzoek afwezig afwezig aanwezig aanwezig toelichting onder- is vooral is vooral toelichting over zoeksproces toelichting over opbouw rapport en verder aanwezig aanwezig opbouw rapport en wordt verwezen naar de verder wordt Essenties verwezen naar de Essenties 23 toelichting wel waar wordt wel waar wordt bemonstering bemonsterd, niet bemonsterd, niet waarom waarom en op en op welke manier welke manier aanwezig aanwezig resultaten toelichting toelichting ontbreekt aanwezig aanwezig ontbreekt interpretatie samen met conclusie samen met conclusie samen met conclusie en toegelicht in samen met conclusie onder één noemer: bijlage beantwoording onderzoeksvragen conclusie samen met samen met interpretatie; samen met samen met interpretatie interpretatie; niet niet vermeld op welk interpretatie en onder één noemer: vermeld op welk resultaat gebaseerd toegelicht in bijlage; beantwoording resultaat hierin ook op welk onderzoeksvragen ; hierir~ gebaseerd resultaat gebaseerd, ook op welk resultaat extra toelichting en gebaseerd, extra toelichting uitkomst hypothesen en uitkomst hypothesen expliciete aanwezig; beantwoording afwezig afwezig aanwezig hierin ook op welke onderzoeksvragen resultaten gebaseerd, extra toelichting en uitkomst hypothesen SIN na elke benoeming in interpretatie en na elke benoeming alleen in overzicht aan spoor/bemonsterin conclusie is deze spoor/bemonstering/ begin van rapport g/persoon in verwijderd persoon in lopende lopende tekst tekst Let op: bij de rapportvarianten taalgebruik, bijlage-variant en geïntegreerde variant is het taalgebruik in het kader van het experiment door de onderzoekers vereenvoudigd; dat is vanzelftprekend niet gebeurd bij de originele variant. Het is niet steeds in de betreffende cellen aangegeven dat dit is gebeurd. 22 SvO: stuk van overtuiging; het te onderzoeken materiaal. 23 De Essenties verwijst naar: De essenties van forensisch biologisch onderzoek, Meulenbroek (2009). 17

19 Een NH-rapport staat echter niet op zichzelf. Het maakt onderdeel uit van een strafdossier waarover de lezer van het rapport de beschikking heeft. Deze (achtergrond)informatie kan bijdragen aan de inzichtelijkheid van het rapport. Om deze praktijksituatie te simuleren, hebben alle respondenten tijdens het onderzoek naast een rapportvariant ook een ingevuld DNA-onderzoeksaanvraagformulier ontvangen. Hiervoor is het standaardaanvraagformulier van het NH gebruikt en was voor alle respondenten identiek (zie Bijlage 4). Op dit aanvraagformulier stonden alle contactgegevens van de officier van justitie en het politie-opsporingsteam, is een korte beschrijving gegeven van de zaak, werd de vraagstelling van het gewenste NFI-onderzoek geformuleerd en was een lijst van verzamelde stukken van overtuiging toegevoegd. 3~2 Vragenlijst De vragenlijst bestond uit vier onderdelen (zie Bijlage 5). Het eerste onderdeel betrof [Al achtergrondvragen. Het tweede onderdeel werd gevormd door algemene vragen onderverdeeld naar [BI oordeel over taalgebruik, rapportstructuur en benodigde informatie en [D] vermeend begrip over onderzocht materiaal, conclusies en rapport in geheel. Het derde en vierde onderdeel gingen over [C] het feitelijk begrip bestaande uit het beoordelen van stellingen en een conclusie in eigen woorden weergeven en [Di vermeend begrip bestaande uit de mate van zekerheid over de beoordeling van de stellingen en het aantal verwachte juiste beoordelingen. Hieronder worden deze onderdelen toegelicht. A. Achtergrondvariabelen. Deze omvatten: vragen naar leeftijd, geslacht, functie, hoe lang werkzaam bij Zittende Magistratuur, Openbaar Ministerie of politie; ervaring met het lezen van DNA-rapportages: aantal rapportages per jaar en het aantal jaren ervaring; gelegenheid om DNA-kennis op te doen (in de afgelopen drie jaar) middels: cursussen, congressen/lezingen, vakliteratuur/wetenschappelijke literatuur, NH-vakbijlagen/ Essenties van forensisch biologisch onderzoek (Meulenbroek, 2009). In de analyse is gekeken of deze achtergrondvariabelen van invloed zijn op de oordelen van de respondenten over het rapport, en het feitelijk en vermeend begrip. B. Algemene vragen. De leesbaarheid van een rapport is geoperationaliseerd in toegankelijk taalgebruik,24 en de inzichtelijkheid in rapport is logisch opgebouwd, rapport is voldoende informatief en conclusies volgen logisch uit resultaten. Respondenten konden hierover een oordeel geven op een schaal van 1 tot en met 5: zeer onlogisch/ontoegankelijk/onvoldoende tot zeer logisch/toegankelijk! voldoende. Het ging concreet om de volgende vragen: Vindt u het taalgebruik in dit rapport over het geheel genomen toegankelijk? Vindt u dit rapport over het geheel genomen logisch ongebouwd? Vindt u dat er voldoende informatie in het rapport staat om de conclusies te begrijpen? () Vindt u dat de conclusies in het rapport logisch volgen uit de beschreven resultaten? C. Het feitelijk begrip ten aanzien van de inhoud van het rapport. Hierbij ging het om de vraag of de respondent de verschillende aspecten van het voorgelegde DNA-rapport begrijpt zoals deze daadwerkelijk door de deskundige zijn bedoeld. Het feitelijk begrip is gemeten met behulp van twee onderdelen in de vragenlijst: het aangeven van de juistheid van stellingen, en het weergeven van een conclusie in eigen woorden. Het combineren van beide taken kan een goed beeld geven van het feitelijk begrip van de inhoud van het rapport. + Stellingen De stellingen hadden betrekking op een aantal aspecten van het rapport. De formulering van de stellingen is gebaseerd op het onderzoek van De Keijser e.a. (2009),25 gesprekken met DNA deskundigen en onderlinge discussies. Oorspronkelijk ging het om zeven stellingen. Echter, één van de stellingen bleek misverstanden te genereren en is daarom verder niet in de analyses meegenomen. Om 24 De mening van de respondenten ten aanzien van de SIN (tekstpositionering) is aan de orde gekomen tijdens het afsluitende interview. 25 In het onderzoek van De Keijser e.a. (2009) gingen de zes stellingen over hetzelfde onderwerp, namelijk de interpretatie van een waarschijnlijkheidsoordeel in termen van een aannemelijkheidsverhouding. - 18

20 deze reden wordt in het vervolg gesproken over zes stellingen. Drie ervan waren correct en kwamen dus overeen met hetgeen in het rapport staat, en drie waren niet correct. Het ging om de volgende stellingen: 1. Het is niet uitgesloten dat iemand anders dan de verdachte het aangetroffen celmateriaal op tie-wrap #2 heeft achtergelaten. Deze stelling was een correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. Er werd namelijk geen absolute zekerheid gegeven dat het gevonden DNA-profiel van de verdachte is. 2. De deskundige neemt aan dat het slachtoffer celmateriaal heeft achtergelaten op tie-wrap #2. Deze aanname is mede gebaseerd op de match tussen zijn DNA-profiel met het verkregen DNA-profiel uit de bemonstering van de gekoppelde tie-wrap #1. Deze stelling was een correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. In het rapport is, in meer of mindere mate afhankelijk van de rapportvariant, uitgelegd dat er sprake is van een aanname. 3. Het is ongeveer 10 miljoen keer zo waarschijnlijk dat de verdachte donor is van het celmateriaal in de bemonstering op de kraag en manchet van de jas, dan dat een willekeurig ander persoon de donor is van dit celmateriaal. Deze stelling was geen correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. De deskundige sprak over de waarschijnlijkheid van een match, en niet over de waarschijnlijkheid ten aanzien van de herkomst van het celmateriaal. 4. De hypothese dat er in ieder geval ook celmateriaal van de verdachte op de jas zit, is waarschijnlijker dan de hypothese dat alleen door anderen dan de verdachte celmateriaal op de jas is achtergelaten. /3 Deze stelling was geen correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. Deze was niet op deze wijze terug te vinden in het rapport. Een deskundige doet geen uitspraak over de waarschijnlijkheid van een dergelijke hypothese (gegeven de bevindingen), maar hij doet een uitspraak over de waarschijnlijkheid van de bevindingen in het licht van de hypo these. 5. Mogelijkerwijs is de tweede onbekende persoon die celmateriaal op de jas heeft achtergelaten, het slachtoffer. Deze stelling was geen correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. Over het slachtoffer en de jas is niets gezegd, of - in een andere variant van het rapport - is vermeld dat de DNA-profielen op de jas en van het slachtoffer niet matchen met elkaar. 6. Het staat vast dat tenminste twee personen celmateriaal hebben achtergelaten op de jas. Deze stelling was een correcte weergave van hetgeen de deskundige in het rapport heeft gesteld. Het ging om celmateriaal van minstens twee personen. Stellingen 3 en 4 zijn varianten van de prosecutor s fallacy (zie Bijlage 2 voor nadere uitleg). De respondenten werd gevraagd aan te geven of de betreffende stelling een correcte interpretatie is van hetgeen in het rapport staat vermeld Conclusie in eigen woorden De respondenten werd gevraagd de conclusie (ten aanzien van de jas) zoals deze is beschreven in het voorgelegde DNA-rapport, in eigen woorden weer te geven (Bijlage 3 bevat de vier rapportvarianten waarin de conclusie is terug te vinden). Door deze conclusies te scoren op een aantal aspecten die al dan niet aanwezig dienden te zijn voor een correcte weergave, is inzicht verkregen in hoeverre de respondenten deze conclusie werkelijk hebben begrepen (feitelijk begrip). Het ging om de volgende aspecten: 1. Er is sprake van een mengprofiel. 2. Er is sprake van een match met verdachte. 3. Er is sprake van een kans van 1. op 1 miljoen. 4. Er is sprake van een kans op een mengproflel in plaats van een kans op een enkelvoudig profiel (combinatie). 26 Respondenten konden, indien zij hier behoefte aan hadden, het rapport raadplegen tijdens het invullen van de vragenlijst. 27 Merk op dat in dit onderzoek expliciet is gevraagd naar de interpretatie van wat de DNA-deskundige in het rapport schrijft, en niet naar wat de respondent zelf vindt van de betreffende stelling. Het is niet geheel uitgesloten dat de antwoorden (deels) het begrip van DNA meten naast het begrip van het rapport zelf. Niet valt na te gaan of en in hoeverre dit bij de respondenten die hebben meegedaan aan het onderzoek het geval is geweest. 19

Samenvatting Dutch summary

Samenvatting Dutch summary Samenvatting Dutch summary SAMENVATTING INTRODUCTIE De afgelopen jaren zijn er in Nederland verschillende moordzaken geweest die vanaf de aanvang van het opsporingsonderzoek verkeerd werden geïnterpreteerd

Nadere informatie

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. Samenvatting interpretatie DNA-bewijs

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. Samenvatting interpretatie DNA-bewijs EDERLA DSFORE SISCHIN TITUUT De Essenties van forensisch DNA-onderzoek Samenvatting interpretatie DNA-bewijs 2007 Nederlands Forensisch Instituut Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

VIII NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP BEWIJSCONSTRUCTIE HOF

VIII NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP BEWIJSCONSTRUCTIE HOF VIII NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP BEWIJSCONSTRUCTIE HOF 1. Een vijfde novum in forensisch-technische zin wordt gevormd door het volgende feit. Zoals hiervoor aangetoond

Nadere informatie

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten Beoordeling Te behalen Behaald 1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? 1 Herkenbaarheid van het vak of de vakken. Past het onderwerp

Nadere informatie

Rekenkamercommissie Wijdemeren

Rekenkamercommissie Wijdemeren Rekenkamercommissie Wijdemeren Protocol voor het uitvoeren van onderzoek 1. Opstellen onderzoeksopdracht De in het werkprogramma beschreven onderzoeksonderwerpen worden verder uitgewerkt in de vorm van

Nadere informatie

Interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO) Profiteer van de veelzijdigheid van het Nederlands Forensisch Instituut

Interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO) Profiteer van de veelzijdigheid van het Nederlands Forensisch Instituut Interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO) Profiteer van de veelzijdigheid van het Nederlands Forensisch Instituut Interdisciplinair onderzoek Interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO) In grote

Nadere informatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Beoordeling Afstudeeronderzoek eindfase 2014-2015 VT-DT ONDERZOEKSVERSLAG 1 Bijlage 5c Beoordelingsformulier onderzoeksverslag

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Achtergrond, doelstelling en aanpak Op 1 januari 2014 is de Wet conservatoir beslag ten behoeve van het slachtoffer (hierna: conservatoir beslag) 1 in werking getreden. Doel van

Nadere informatie

MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) De voorbereidingsfase: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot:

MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) De voorbereidingsfase: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot: MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) Bij de beoordeling van het PWS wordt uitgegaan van vier verschillende fasen, te weten: 1. De voorbereidingsfase 2. De onderzoeksfase

Nadere informatie

Registratie-eisen en toetsingsprocedure Humane DNA-analyse en -interpretatie 001.1. Versie 1.1 (Juli 2010)

Registratie-eisen en toetsingsprocedure Humane DNA-analyse en -interpretatie 001.1. Versie 1.1 (Juli 2010) Humane DNA-analyse en -interpretatie 001.1 Versie 1.1 (Juli 2010) Registratie-eisen en toetsingsprocedure Humane DNA-analyse en - interpretatie De kwaliteitseisen geformuleerd in het tweede lid van artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 29 628 Politie 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 725 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Informatie voor betrokkenen

Informatie voor betrokkenen Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederla voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut vo Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut voor Forensisc

Nadere informatie

Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS

Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS art. 51 l, lid 1 Sv: De deskundige brengt aan zijn opdrachtgever een met redenen omkleed verslag

Nadere informatie

naar sporen Forensisch expert worden

naar sporen Forensisch expert worden Speuren B naar sporen Forensisch expert worden 3. Vaststellen identiteit Deze les ga je je verdiepen in één specifiek forensisch onderzoeksgebied. Je wordt als het ware zelf een beetje forensisch expert.

Nadere informatie

Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden (2 e ontwerp) 21 juli 2016

Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden (2 e ontwerp) 21 juli 2016 Dit document maakt gebruik van bladwijzers Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden (2 e ontwerp) 21 juli 2016 Consultatieperiode loopt

Nadere informatie

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert Weert, 6 september 2011. Rekenkamer Weert Inhoudsopgave 1. Achtergrond en aanleiding 2. Centrale vraagstelling 3. De wijze van onderzoek 4. Deelvragen

Nadere informatie

Het onderzoeksverslag

Het onderzoeksverslag Het onderzoeksverslag Rian Aarts & Kitty Leuverink Onderzoeksverslag (zie ook handboek blz. 306) Titel en Titelpagina Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding (ook wel: Aanleiding) Probleemstelling

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 juni 2012. Rapportnummer: 2012/102

Rapport. Datum: 13 juni 2012. Rapportnummer: 2012/102 Rapport Rapport in het onderzoek naar klachten en signalen over het Meldpunt Internetoplichting, ondergebracht bij het regionale politiekorps Kennemerland. Datum: 13 juni 2012 Rapportnummer: 2012/102 2

Nadere informatie

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. 8 Interpretatie van DNA-bewijs III

De Essenties van forensisch DNA-onderzoek. 8 Interpretatie van DNA-bewijs III EDERLA DSFORE SISCHIN TITUUT De Essenties van forensisch DNA-onderzoek 8 Interpretatie van DNA-bewijs III de context van de berekende frequentie 2007 Nederlands Forensisch Instituut Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapport Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013 Rapportnummer: 2013/205 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de

Nadere informatie

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen luisteren naar een radiofragment van Goedemorgen Nederland en lezen een tekst uit dagblad Trouw over de bewijsvoering

Nadere informatie

Rekenkamercommissie. Onderzoeksvoorstel Communicatiebeleid Rekenkamercommissie Midden-Delfland

Rekenkamercommissie. Onderzoeksvoorstel Communicatiebeleid Rekenkamercommissie Midden-Delfland Onderzoeksvoorstel Communicatiebeleid Rekenkamercommissie Midden-Delfland 2 september 2009 1 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en achtergronden onderzoeksvraag... 3 2. Centrale vraagstelling... 3 3. Omschrijving

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Inhoudsopgave. Voorwoord 7 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 Beginselen van academisch-juridisch onderzoek 9 1.1 Academisch-juridisch onderzoek 9 1.2 Verschillen met ander juridisch onderzoek 10 1.3 Het onderzoeksproces 11 1.4 Eisen waaraan

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Auteurs: Sara Diederen Rianne van Kemenade Jeannette Geldens i.s.m. management initiële opleiding (MOI) / jaarcoördinatoren 1 Inleiding Dit document is bedoeld

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Informatie folder Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Pagina 2 van 16 Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Landelijke versie,

Nadere informatie

Lezingen & Workshops FORENSICON. Lezingen

Lezingen & Workshops FORENSICON. Lezingen Lezingen & Workshops FORENSICON Lezingen 1. CSI vs. de Werkelijkheid Aan de hand van een aflevering van CSI wordt uitgelegd wat de verschillen zijn tussen CSI op televisie en de werkelijkheid van forensisch

Nadere informatie

Onderzoeksopzet Communicatie

Onderzoeksopzet Communicatie Onderzoeksopzet Communicatie Rekenkamercommissie Heerenveen Februari 2009 Rekenkamercommissie Heerenveen: onderzoeksopzet communicatie 1 Inhoudsopgave A. Wat willen we bereiken 1. Aanleiding en achtergronden

Nadere informatie

HOEBERT HULSHOF & ROEST

HOEBERT HULSHOF & ROEST Inleiding Artikel 1 Deze standaard voor aan assurance verwante opdrachten heeft ten doel grondslagen en werkzaamheden vast te stellen en aanwijzingen te geven omtrent de vaktechnische verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Taken en competenties getrainde secretarissen en coördinatoren

Taken en competenties getrainde secretarissen en coördinatoren Taken en competenties getrainde secretarissen en coördinatoren Februari 2015 Inhoud 1 Training 3 2 Taken en competenties 3 2.1 Rapport 3 2.2 Procesgang 4 2.3 Vaardigheden 4 3 Gedragscode voor opleidingsbeoordelingen

Nadere informatie

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Naam student: Nathalie Zuijdam (000) Floor Smit (000) Cijfer:. (in te vullen door DB) Student nr.: zie boven Herkansing: x nee ja Naam beoordelaar: Roos van

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is.

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is. 1 Managementsamenvatting De managementsamenvatting is geschreven in het Nederlands en het Papiamentu. De Rekenkamer wil hiermee bereiken dat meer mensen kennis kunnen nemen van de inhoud van het rapport.

Nadere informatie

Recht en bijstand bij juridische procedures

Recht en bijstand bij juridische procedures Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.0351 (005.03) ingediend door: hierna te noemen klaagster', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels: Stappen deelcijfer weging 1 Onderzoeksvragen 10,0 6% 0,6 2 Hypothese 10,0 4% 0,4 3 Materiaal en methode 10,0 10% 1,0 4 Uitvoeren van het onderzoek en inleiding 10,0 30% 3,0 5 Verslaglegging 10,0 20% 2,0

Nadere informatie

INHOUD. Woord vooraf 5

INHOUD. Woord vooraf 5 INHOUD Woord vooraf 5 1 Inleiding 17 1.1 Over dit boek 17 1.2 Het medisch beoordelingstraject 18 1.2.1 Onderwerp van dit onderzoek 18 1.2.2 Schadebegroting in letselschadezaken 19 1.2.3 Inhoud medisch

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Grondbeleid en grondprijsbeleid Gemeente Weert

Grondbeleid en grondprijsbeleid Gemeente Weert Onderzoeksaanpak Grondbeleid en grondprijsbeleid Gemeente Weert september 2013 Rekenkamer Weert 1. Achtergrond en aanleiding Het grondbeleid van de gemeente Weert heeft tot doel bijdrage te leveren, met

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken Methodologie verdachten Politiële criminaliteitsstatistieken INHOUDSTAFEL VERDACHTEN: METHODOLOGISCHE HANDLEIDING... 3 Waarom?... 3 Wat verstaat men onder verdachten?... 3 Twee kenmerken: geslacht en leeftijd...

Nadere informatie

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008 Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008 1 Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden Vastgesteld

Nadere informatie

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10

Voorwoord 7. 1 De vaardigheden van de jurist Ongeveer zoals een kip een ei legt Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 De vaardigheden van de jurist 9 1.1 Ongeveer zoals een kip een ei legt 9 1.2 Instrumenten voor het oplossen van casusposities 10 2 Het vinden van rechtsregels in de wet 13 2.1

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd Kennislink.nl Discussieer mee: Allemaal de beste van de klas?! Onderwerpen Publicaties Over Kennislink Nieuwsbrief Zoek Leven, Aarde & Heelal Gezondheid, Hersenen & Gedrag Mens & Maatschappij Energie &

Nadere informatie

Complexe DNA-profielen

Complexe DNA-profielen Complexe DNA-profielen Inleiding Bij een DNA-onderzoek worden DNA-profielen bepaald en met elkaar vergeleken. Bij forensisch DNA-onderzoek wordt bijvoorbeeld een DNA-profiel van een verdachte vergeleken

Nadere informatie

2014 Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht

2014 Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht 2014 Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Maastricht Aanleiding De Commissie Wetenschappelijke Integriteit UM heeft op (..) 2014 een door (..) (klager) ingediende klacht ontvangen.

Nadere informatie

Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren

Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren NVAO 17 augustus 2010 Inhoud 1 Certificering 3 2 Taken en competenties 3 2.1 Rapport 3 2.2 Procesgang 4 2.3 Vaardigheden 5 3 Gedragscode

Nadere informatie

AANGIFTE ONDER NUMMER

AANGIFTE ONDER NUMMER AANGIFTE ONDER NUMMER Implementatie, toepassing en eerste resultaten van de nieuwe regeling Aangifte onder nummer Samenvatting Monique Bruinsma Tom van Ham Manon Hardeman Henk Ferwerda Samenvatting Wanneer

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099 Rapport Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart 2011 Rapportnummer: 2011/099 2 Klacht Op 24 juni 2009 verhoorden twee politieambtenaren van het

Nadere informatie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie 1 Samenvatting In opdracht van de FamilieAcademie is een eerste effectmeting gedaan naar de training

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

WANNEER JE TOCH NIET ALLEEN BLIJKT TE ZIJN

WANNEER JE TOCH NIET ALLEEN BLIJKT TE ZIJN WANNEER JE TOCH NIET ALLEEN BLIJKT TE ZIJN Martine Wouters Benieuwd hoe forensisch onderzoek in zijn werk gaat? Helaas gebeurt het vaker dan we denken: je raakt betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek.

Nadere informatie

Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen

Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen TERUG MAIL SLA OP Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen SAMENVATTING 27/1/2009 Als er in de buurt is ingebroken, kun je maar beter de ramen dichthouden en een extra slot op de deur doen. De

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Slachtoffers van misdrijven kunnen (indien gewenst) voor praktische, emotionele, juridische en financiële ondersteuning terecht bij diverse instanties, functionarissen

Nadere informatie

MANAGEMENTSAMENVATTING. Achtergrond van het onderzoek

MANAGEMENTSAMENVATTING. Achtergrond van het onderzoek MANAGEMENTSAMENVATTING Achtergrond van het onderzoek In 2012 en 2013 verschenen de rapportages over de eerste slachtoffermonitor, waarin ruim duizend slachtoffers van misdrijven is gevraagd naar de ervaringen

Nadere informatie

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet SAMENVATTING Achtergrond De laatste jaren is er een toenemende aandacht van de overheid voor de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld. Het kabinet heeft in 2007 het actieplan Kinderen Veilig Thuis

Nadere informatie

Rijksrecherche onderzoek schrijfproeven Deventer moordzaak: Geen aanwijzingen voor valsheid in geschrifte

Rijksrecherche onderzoek schrijfproeven Deventer moordzaak: Geen aanwijzingen voor valsheid in geschrifte Zwolle, 2 juli 2009 Parket Zwolle-Lelystad Voorlichting Dokter van Deenweg 162 Postbus 639 8000 AP Zwolle Tel: (038) 4962000 Fax: (038) 4962006 www.om.nl Rijksrecherche onderzoek schrijfproeven Deventer

Nadere informatie

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten Basisschool Aan de Bron en sporthal op het voormalige WML-terrein Onderzoeksopzet Rekenkamer Weert 16 december 2007 Inhoudsopgave 1. Achtergrond

Nadere informatie

Figuur 1. Foto van de gevonden jas.

Figuur 1. Foto van de gevonden jas. Stille getuigen Introductie In het practicum Puzzelen met pieken heb je kennis gemaakt met verschillende forensische technieken tijdens het oplossen van een overval. In deze les ga je aan de slag met een

Nadere informatie

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken Informatie voor onderzochte de rechter. ook zij bedoeld. i. Als in deze brochure wordt gesproken over hij wordt daarmee Terminologie: gaat maken.

Nadere informatie

1. Is de standaard duidelijk over de werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd.? Zo nee, graag toelichten waarom niet.

1. Is de standaard duidelijk over de werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd.? Zo nee, graag toelichten waarom niet. Reactie op Consultatiedocument Standaard 4400N Met belangstelling heb ik kennis genomen van het consultatiedocument Standaard 4400N. Ik maak graag gebruik van de mogelijkheid om te reageren op dit document.

Nadere informatie

Schema werkwijze LANGZS-advocaten. De financiering

Schema werkwijze LANGZS-advocaten. De financiering Schema werkwijze LANGZS-advocaten De financiering Wanneer een cliënt zich meldt bij de advocaat zal deze, net als in andere zaken, een kennismakingsgesprek plannen. Doorgaans is dit niet vrijblijvend.

Nadere informatie

BEOORDELINGSFORMULIER

BEOORDELINGSFORMULIER Faculteit Geesteswetenschappen Versie maart 2015 BEOORDELINGSFORMULIER MASTER SCRIPTIES Eerste en tweede beoordelaar vullen het beoordelingsformulier onafhankelijk van elkaar in. Het eindcijfer wordt in

Nadere informatie

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig.

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig. Paper 1 Ontwerpplan Criterium Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Excellent Probleembeschrijving Paper maakt niet duidelijk welk probleem (welke wens) centraal staat en om welke reden. Paper beschrijft

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Nederlandse Associatie voor Examinering 1 Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Met de scriptie voor Compensation & Benefits Consultant (CBC) toont de kandidaat een onderbouwd advies

Nadere informatie

Management Summary. Evaluatie onderzoek naar Peer Review voor de MfN-registermediator

Management Summary. Evaluatie onderzoek naar Peer Review voor de MfN-registermediator Management Summary Evaluatie onderzoek naar Peer Review voor de MfN-registermediator Uitgevoerd door onderzoekers van het Montaigne Centrum voor Rechtspleging en Conflictoplossing van de Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Evaluatie Pilot Forensische Ondersteuning bij gerechtshoven

Evaluatie Pilot Forensische Ondersteuning bij gerechtshoven Evaluatie Pilot Forensische Ondersteuning bij gerechtshoven Een vraagbaak en ondersteuning bij forensische dossiers in het strafrechtelijk proces Augustus 2014 Versie: Definitief Colofon De pilot Forensische

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere voorwerpen

waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere voorwerpen Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 17 december 2008 van Kabinet & Communicatie doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Als uw kind in aanraking komt met de politie Als uw kind in aanraking komt met de politie Inhoud 3 > Als uw kind in aanraking komt met de politie 4 > De Raad voor de Kinderbescherming 6 > Het traject in jeugdstrafzaken 7 > Officier van justitie en

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Feedforward en beoordeling Afstudeeronderzoek eindfase studiejaar 2014-2015 VT-DT Feedforwardformulier afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is.

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is. Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een is. Plan van aanpak 1.aanleiding (10 punten) Er is geen duidelijk omschreven aanleiding

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Lijkschouw

Richtlijn Forensische Geneeskunde Lijkschouw Richtlijn Forensische Geneeskunde Lijkschouw Inhoudsopgave 1. Onderwerp en reikwijdte 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 3 4. Uitgangspunt 3 5. Toestemming 3 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2 Het

Nadere informatie

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober 2014. Rapportnummer: 2014 /139. 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober 2014. Rapportnummer: 2014 /139. 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 Rapport Publicatiedatum: 15 oktober 2014 Rapportnummer: 2014 /139 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 Rapport Een onderzoek naar de titel op grond waarvan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Nadere informatie

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners Onderzoek burgerinitiatief Tevredenheid van indieners In opdracht van: De Raadsgriffier Uitgevoerd door: Team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Gemeente Purmerend Denise Floris Bert Mentink April

Nadere informatie

Samenvatting. Incidentie en frequentie van problemen

Samenvatting. Incidentie en frequentie van problemen Samenvatting Dit rapport gaat over de Nederlandse ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf (MKB), de bedrijven met maximaal 99 werknemers die gezamenlijk iets meer dan 99% van de bedrijven in Nederland

Nadere informatie

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging

Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging Review op uitgevoerde risico-inventarisatie implementatie resultaatgerichte bekostiging mr. drs. E.P.J. de Boer Rotterdam, Aanleiding en opzet van de review In opdracht van de GR Jeugdhulp Rijnmond is

Nadere informatie

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR FINANCIËLE ASPECTEN BIJ STICHTING MEERWERF BASISSCHOLEN TE DEN HELDER (41858)

RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR FINANCIËLE ASPECTEN BIJ STICHTING MEERWERF BASISSCHOLEN TE DEN HELDER (41858) RAPPORT VAN EEN SPECIFIEK ONDERZOEK NAAR FINANCIËLE ASPECTEN BIJ STICHTING MEERWERF BASISSCHOLEN TE DEN HELDER (41858) Utrecht, juni 2013 Voorwoord Dit rapport bevat de resultaten van een specifiek onderzoek

Nadere informatie

onvoldoende voldoende goed uitstekend 1 2 3 4 Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

onvoldoende voldoende goed uitstekend 1 2 3 4 Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag. Onderzoek Naam leerling:. Onderzoeksplan Er is een onderzoeksplan, maar de hoofdvraag is onduidelijk. Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

Nadere informatie

Handvatten voor onderzoek met toelichting en verwachtingen van de inspecties

Handvatten voor onderzoek met toelichting en verwachtingen van de inspecties Handvatten voor onderzoek met toelichting en verwachtingen van de inspecties De inspecties vragen na een verplichte melding aan de melders om zelf onderzoek te doen en hierover te rapporteren. De onderzoekers

Nadere informatie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Bijeenkomst afstudeerbegeleiders 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Doel deel II bijeenkomst vandaag Afstudeerbegeleiders zijn geinformeerd over inhoud Medmec jaar vier (scriptievaardigheden) Afstudeerbegeleiders

Nadere informatie

Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh. Plan van aanpak

Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh. Plan van aanpak Incidentonderzoek terugkeer Bangladesh Plan van aanpak 1 Inleiding 3 2 Onderzoek 5 2.1 Doelstelling onderzoek 5 2.2 Centrale vraagstelling 5 2.3 Onderzoeksvragen 5 2.4 Afbakening 6 2.5 Onderzoeksaanpak

Nadere informatie

De inspecties vragen na een verplichte melding aan de melders om zelf onderzoek te doen en hierover te rapporteren.

De inspecties vragen na een verplichte melding aan de melders om zelf onderzoek te doen en hierover te rapporteren. Handvatten voor onderzoek naar aanleiding van seksueel geweld tussen cliënten onderling of tussen cliënten en derden (niet zijnde medewerkers) met toelichting en verwachtingen van de inspecties De inspecties

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers nderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Goirle DIMENSUS beleidsonderzoek April 2012 Projectnummer 488 Het onderzoek De gemeente Goirle is eind april 2010

Nadere informatie

WAA JAARCONGRES 2018

WAA JAARCONGRES 2018 Eisen die gesteld moeten worden aan deskundigen en hun opleiding in het kader van het streven naar een kwalitatief hoogwaardig onafhankelijk rapport Roger Devilee Orthopedisch Chirurg Bestuurslid NVMSR

Nadere informatie

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT? Wim Biemans Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen 4 juni, 2014 2 Het doen van wetenschappelijk onderzoek Verschillende

Nadere informatie

Betreft: Brief inzake het verzoek om nader onderzoek op de voet van 461 Sv ingediend namens de veroordeelde [verzoeker] door mr. K.D.

Betreft: Brief inzake het verzoek om nader onderzoek op de voet van 461 Sv ingediend namens de veroordeelde [verzoeker] door mr. K.D. mr Regter Strafadvocaat T.a.v. de heer mr. K.D. Regter Akerstraat 104 6417 BN HEERLEN Datum 22 september 2014 Zaaknummer S 14/00487 H Betreft: Brief inzake het verzoek om nader onderzoek op de voet van

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie