LESPAKKET ATLETIEK GROEP 7/8. Maak er een sport van JE KAN HET! Begin op

Transcriptie

1 LESPAKKET ATLETIEK GROEP 7/8 Maak er een sport van JE KAN HET! Begin op

2

3 Geachte vakleerkracht, De Europese Kampioenschappen Atletiek komen van 6 t/m 10 juli naar Amsterdam! In deze periode zullen ruim atleten uit 50 verschillende landen op jacht gaan naar de diverse medailles in welgeteld 44 verschillende atletiekdisciplines. Het historische Olympisch Stadion van Amsterdam en het Museumplein vormen het strijdtoneel tijdens dit unieke sportevenement. De EK Amsterdam 2016 staat garant voor een unieke beleving van atletiek met internationale topatleten waaronder ook onze Nederlandse en Amsterdamse top. Naast dat al deze top atleten actief zijn, willen we zoveel mogelijk Amsterdammers laten kennis maken met de moeder der sporten. Voor diverse doelgroepen, waaronder ook de basisschool- en voortgezet onderwijsleerlingen, hebben we diverse programma s en activiteiten ontwikkeld zodat zij op een leuke manier kennismaken met atletiek. JE KAN HET Amsterdamse sportstimuleringscampagne atletiek Amsterdam is trots op zo n groot sportevenement in de stad. De gemeente Amsterdam heeft daarom het initiatief genomen om de Amsterdammer daarvan mee te laten genieten. Met de campagne JE KAN HET wil de gemeente zoveel mogelijk Amsterdammers de atletieksport laten ervaren. Dit doet zij samen met de Amsterdamse atletiekverenigingen en diverse andere atletiek- en hardloopaanbieders en de Stichting EK Atletiek. Er is een JE KAN HET scholenprogramma, een JE KAN HET atletiektoer met pop-up atletiekbaan, en in het najaar vinden voor de tweede keer de Amsterdamse Scholenkampioenschappen Atletiek plaats. Deze lessen zijn tevens een voorbereiding op de onderdelen van de Amsterdamse Scholenkampioenschappen Atletiek die elk jaar in september/oktober op diverse atletiekbanen in Amsterdam georganiseerd worden voor het basisonderwijs. Atletieklessen op school Het mooie aan atletiek is dat je het overal kunt beoefenen. Het is een leuke sport met heel veel diversiteit die goed past in de sportlessen op school. Om vakleerkrachten te inspireren om atletiekonderdelen op te nemen in de sportlessen, heeft de gemeente Amsterdam een lessenreeks ontwikkeld waarin we vakleerkrachten willen ondersteunen en faciliteren zodat zij op de verschillende niveaus op de schoolse setting een leuk en uitdagend atletiekaanbod kunnen aanbieden. Daarnaast kun je meer informatie en handige tools vinden op We hopen dat atletiek een mooie plek krijgt in jullie sportlessen. Veel plezier gewenst. Met vriendelijke groet, Molly Stam Hoofd Sportservice Gemeente Amsterdam

4 Les 1: Stoten en Estafette Groep 7-8 Doelstellingen Stoten: Leren om vanuit ingedraaide houding eenhandig te sloten waarbij de versnellingsbaan zo groot mogelijk gemaakt wordt. Sprinten: Het verbeteren van de reactiesnelheid op verschillende signalen, het verbeteren van de acceleratie vanuit verschillende posities door verplaatsing van het lichaamszwaartepunt het verhogen van de beweegfrequentie. Estafette: Leren doorgeven van estafettestok vanuit hoge snelheid, met onderhandse wisseltechniek, waarbij gewisseld wordt binnen een aangegeven ruimte. Overall: Uit kunnen voeren van de procedures van het onderdeel tijdens de Amsterdamse Scholenkampioenschappen Atletiek Kern 1 (10 minuten) Inhoud Achtergrondinformatie Organisatie Uitdagingsstoten Er zijn twee groepen, groep 1 gaat stoten en groep 2 gaat lopen. Groep 1 stoot de bal in totaal 50 keer naar elkaar over. In die tijd probeert groep 2 zo veel mogelijk rondjes te lopen. Na ieder rondje legt een kind een fiche, dat het aan de overkant uit een hoepel pakt, in de hoepel van zijn team. Tips Tel hardop mee met de kinderen, of spreek af dat de bal x keer rond moet. Zet de banken genoeg uit elkaar en spreek af dat de bal eerst laten stuiten. Technisch Laat tweehandig frontaal stoten. De technische uitvoering is tijdens de inleiding niet van belang. Materiaal 6 banken 1 medicinebal van 1 kg. 2 hoepels fiches

5 Stoten vanuit stand Stoten Kinderen staan met tweetallen tegenover elkaar in de breedte van de zaal (ongeveer 9 meter uit elkaar). Kinderen stoten naar elkaar over. tweehandig stoten frontaal steeds verder indraaien (houding als banaantje ) en overgaan naar eenhandig stoten Eenhandig stoten vanuit stand Veiligheid Voor de veiligheid is het van belang dat alle kinderen achter de matjes/hoedjes blijven. Tips De bal niet laten vangen, maar eerst laten stuiten. Gebruik ballen met verschillend gewicht (maximaal 2 kg.). Schat zelf in welke kinderen met zwaarder materiaal kunnen stoten Laat de banken staan, kinderen staan hierachter als ze moeten stoten Technisch Vanuit het frontaalstoten leren we kinderen steeds meer indraaien tijdens het stoten totdat ze niet meer frontaal, maar evenwijdig aan de werprichting staan. Het wordt dan logischer om met één hand te gaan stoten. Leg tijdens deze les de volgende accenten: Stoten en nawijzen Vanuit de benen stoten Indraaien ( banaantje maken ). Dit betekent dat de voeten naar voren blijven wijzen en dat het bovenlichaam zo ver mogelijk indraait Groot maken (strekken) bij de uitstoot (trotse eindhouding: rechtop!) Bij de standstoot staan de voeten loodrecht op de werprichting in de hakken-tenen stand (zie tekening rechts) Scholenkampioenschap Deze vorm komt op het scholenkampioenschap terug. maak een rijtje achter het hoedje welke overeenkomt met de teamkleur stoot op commando ( klaar werp ) van de notulist stoot de bal vanuit stand (schrede of frontaal) weg en blijf hierbij achter het schuimblok, gestoten? sluit achteraan in de rij Materiaal 6 banken 15 medicineballen van 1 en 2 kg.

6 Kern 2 (20 minuten) Reactievormen Laat de kinderen vanuit verschillende posities starten volgens de procedure van het scholenkampioenschap ( zie achtergrondinformatie). Denk hierbij aan: Liggend op buik/rug Zittend met de neus naar Voorligsteun Net alsof je uit een startblok start Dieftikken Aan iedere kant van de zaal staan leerlingen. De leerlingen zijn genummerd (1 t/m 3). Als de docent een nummer roept, probeert de dief met dat nummer een voorwerp te stelen. De tikker probeert dit te voorkomen door de dief te tikken voordat deze terug is achter de lijn. Tips Voorwerpen op ongeveer 1/3 van de zaal Veiligheid: - rechte lijn teruglopen - zorg voor voldoende uitloopruimte Technisch In deze fase is het van belang dat kinderen korte sprintjes lopen (15-20 meter) en dat ze leren reageren op tactiele (gevoel), akoestische (geluid) en visuele (zicht) signalen. Het starten vanuit verschillende, steeds diepere (lijkend op de houding in een startblok) houdingen is van belang om later snel vanuit een startblok te kunnen starten. Scholenkampioenschap Procedure: Kinderen maken een rijtje achter een hoedjes en lopen naar de startlijn als ze aan de beurt zijn. op uw plaatsen, klaar? geef startsignaal met de startklapper (tijdens les met fluitje of e.d.) valse start? klap nogmaals met de startklapper en start serie opnieuw Na het startsignaal lopen ze zo snel mogelijk naar de finish. Daarna lopen ze buitenom terug en lopen gaan achter in hun rijtje staan. Materiaal 8 palen of grote pylonen 1 set hoedjes (om plaats leerling aan te geven) Evt. pylonen om score te visualiseren

7 Afsluiting (15 minuten) Estafetterace Kinderen staan in dezelfde opstelling als bij de nummerloop. De achterste leerling heeft een estafettestokje. Het kind start op het startsignaal en loopt linksom een rondje om de hele groep. Stokje doorgeven aan de volgende en de plaats overnemen van het kind dat nu aan het lopen is. Welk team heeft als eerste 16 ronden gelopen? Tips Tel hardop mee of zet per ronde een hoedje neer. Variatie Zo veel mogelijk ronden lopen in een bepaalde tijd. Technisch In deze fase is het van belang dat kinderen op een speelse manier op steeds hogere snelheid veel wissels maken. Als tip kun je meegeven dat ze het stokje geven met de linkerhand en ontvangen met de rechterhand. Scholenkampioenschap Tijdens deze lessenreeks bouwen we de procedure die tijdens het scholenkampioenschap gehanteerd wordt stap voor stap op. Voor nu is het van belang dat kinderen leren dat de estafette afgelopen is als ze als team 16 keer gelopen hebben (ook al is niet iedereen even veel aan de beurt geweest). Materiaal 8 palen of grote pylonen 1 set hoedjes (om plaats leerling aan te geven) 4 estafettestokjes

8 Les 2: Verspringen, werpen en estafette Groep 7-8 Inleiding (10 minuten) Doelstellingen Verspringen: Leren om vanuit een aanloop van maximaal 9 passen via remhefwerking horizontale aanloopsnelheid om te zetten in een optimale verplaatsing van het lichaamszwaartepunt tijdens de zweeffase, waarbij het bovenlichaam rechtop blijft en de knie actief ingezet wordt. Werpen: Leren om vanuit een drie-pas aanloop te werpen met divers materiaal, waarbij de versnellingsbaan optimaal is en met de goede afwerphoek geworpen wordt. Estafette: Leren doorgeven van verschillend materiaal vanuit hogere snelheid, waarbij gewisseld wordt binnen een aangegeven ruimte. Overall: Uit kunnen voeren van de procedures van het onderdeel tijdens de Amsterdamse Scholenkampioenschappen Atletiek Inhoud Achtergrondinformatie Organisatie Slootje springen De kinderen lopen een zigzagparcours en springen in het midden steeds over slootjes. We maken de slootjes steeds breder. Na enkele ronden gaan kinderen bij slootjes staan die bij hun niveau passen (1/3 van de zaal) Nu zetten / spannen we een verhoging in de slootjes, zodat de afzethoek afgedwongen wordt. Technisch Op deze leeftijd is het van belang dat kinderen veel sprongen maken met een steeds langer wordende aanloop, waardoor de snelheid waarmee gesprongen wordt, groter is. We kunnen kinderen helpen de beweging beter uit te voeren door een situatie dwingend in te richten. Het springen over het koord/hekje is daar een voorbeeld van. Tips I.p.v. deze opstelling kun je ook hekjes of dozen gebruiken om over heen te springen. Werk met de procedure zoals tijdens het scholenkampioenschap om kinderen dit te leren (zie achtergrondinformatie) Om de aanloop te verlengen voor groep 7 en 8 kun je ook in de lengte van de zaal werken. Belangrijke aandachtspunten: Spitse knie; Romp rechtop; Zo lang mogelijk blijven zweven. Scholenkampioenschap Kinderen staan in een rijtje achter een hoedje en lopen naar voren als ze aan de beurt zijn. Ze moeten afzetten voor een schuimblok (dat bootsen we nu na met een springtouwtje). Na de landing lopen ze buitenom terug en sluiten achter aan. Materiaal 6 matjes 6 springtouwtjes 24 hoedjes 2 palen met elastiek 6 hekjes/dozen

9 Kern (15 minuten) Werpen met verschillend materiaal De leerlingen werken in tweetallen. Kinderen gooien zo veel mogelijk ballen weg over het koord. Eerst uit stilstand Dan vanuit een hupje Tot slot met een drie-pas aanloop Veiligheid Laat de kinderen het werpmateriaal weer ophalen op jouw commando. Variatie Laat kinderen het materiaal pakken vanaf een kast. Daardoor worden ze gedwongen naar achter te reiken en zorgen ze voor een lange versnellingsbaan (zie achtergrondinformatie) Technisch Bij het werpen is het van belang dat de versnellingsbaan zo lang mogelijk is. Door een aanloopje verlengen we deze (zeker als het kinderen lukt al goed achterover te hellen). Aandachtspunten: Drie-pas ritme (voorlangs kruisen): links-rechts-links (voor rechts-handige werper) Boven hoofd afwerpen Groot (trots) zijn) bij afworp We kunnen kinderen helpen de beweging beter uit te voeren door een situatie dwingend in te richten. Het werpen over het koord is daar een voorbeeld van. Scholenkampioenschap In deze les maken we nog niet de koppeling naar het scholenkampioenschap Materiaal Zoveel ballen waarmee gegooid kan worden 2 palen + elastiek Per tweetal een pylon

10 Afsluiting (15 minuten) Wisselen maar Loper 1 start met het estafette stokje en loopt het rondje. Daarna geeft hij het stokje door aan de volgende (dit moet binnen het wisselvak gebeuren). Welke groep heeft als eerste 16 ronden gelopen? Kinderen die klaar zijn lopen door naar het witte hoedje achter de bank. Tip Om de puntentelling te vereenvoudigen: geef een team na een goede wissel een fiche. Variatie Hoeveel wissels kan de groep maken binnen een bepaalde tijd? Technisch In deze fase is het van belang dat kinderen op een speelse manier op een steeds hogere snelheid veel wissels maken. In deze groepen kunnen we al werken met een afgebakende wisselzone (in deze les wordt die geïntroduceerd). Als tip kun je meegeven dat ze het stokje geven met de linkerhand en ontvangen met de rechterhand. De vertrekkende loper kan starten als de aankomende loper aan de achterkant van de bank is. Scholenkampioenschap Tijdens deze lessenreeks bouwen we de procedure die tijdens het scholenkampioenschap gehanteerd wordt stap voor stap op. Net als de vorige keer is de estafette afgelopen is als kinderen als team 16 keer gelopen hebben. (Ook al is niet iedereen even veel aan de beurt geweest. De route is deze les al hetzelfde als tijdens het scholenkampioenschap, de wissel vindt alleen op een andere plaats na. Kinderen die klaar zijn lopen door naar het witte hoedje achter de bank. Materiaal 4 banken 4 estafettestokjes 4 paaltjes 4 witte hoedjes fiches 4 pylonen (wisselvak)

11 Les 3: Driekamp en estafette Groep 7-8 Doelstellingen Stoten: Leren om vanuit ingedraaide houding eenhandig te sloten waarbij de versnellingsbaan zo groot mogelijk gemaakt wordt. Verspringen: Leren om vanuit een aanloop van maximaal 9 passen via remhefwerking horizontale aanloopsnelheid om te zetten in een optimale verplaatsing van het lichaamszwaartepunt tijdens de zweeffase, waarbij het bovenlichaam rechtop blijft en de knie actief ingezet wordt. Werpen: Leren om vanuit een drie-pas aanloop te werpen met divers materiaal, waarbij de versnellingsbaan optimaal is en met de goede afwerphoek geworpen wordt. Estafette: Leren doorgeven van verschillend materiaal vanuit hogere snelheid, waarbij gewisseld wordt binnen een aangegeven ruimte. Overall: Uit kunnen voeren van de procedures van het onderdeel tijdens de Amsterdamse Scholenkampioenschappen Atletiek. Kern (20 minuten) Deze les werken we in drie vakken. We werken in de lengte van de zaal. De volgende drie onderdelen komen aan bod: Door vak een gooien Met ringen (en hoepel) of touwen worden vakken gemaakt waar de leerlingen doorheen moeten gooien. Gooi je door een ring dan mag je een pittezakje/lintje in een hoepel leggen. betreffende lijn. Je kiest zelf de afstootlijn, maar denk er aan: als je het doel niet haalt scoor je geen punten. De kinderen die niet stoten, staan achter de stoter. Het kind gestoten heeft, gaat de bal zo snel mogelijk halen en brengt deze naar het volgende kind. Hoeveel punten scoren jullie als groep? Verspringen: zonespringen Vanaf twee banken op een dikke mat springen. Het vak waarin je sprint correspondeert met het aantal punten Het kind legt een pittezakje/lintje in de hoepel naast het vak waar in gesprongen is (om de punten te tellen) Hoeveel punten scoren jullie als groep? Risico stoten Iedere leerling stoot de bal met een frontale standstoot Er zijn verschillende afstootlijnen, van waarachter je kunt stoten. Hoe verder de afstootlijn verwijderd is van het doel, hoe meer punten je krijgt. Lukt het, dan leg je een pittezakje/lintje in de hoepel bij de Technisch Werpen Bij het werpen is het van belang dat de versnellingsbaan zo lang mogelijk is. Aandachtspunten: Drie-pas ritme (voor langs kruisen): links-rechts-links (voor rechtshandige werper) Boven hoofd afwerpen Groot (trots) zijn) bij afworp Verspringen Op deze leeftijd is het van belang dat kinderen veel sprongen maken met een steeds langer wordende aanloop, waardoor de snelheid waarmee gesprongen wordt, groter is.

12 Belangrijke aandachtspunten: Spitse knie; Romp rechtop; Zo lang mogelijk blijven zweven. Stoten Vanuit het frontaalstoten leren we kinderen steeds meer indraaien tijdens het stoten tot dat ze niet meer frontaal, maar evenwijdig aan de werprichting staan. Het wordt dan logischer om met één hand te gaan stoten. Leg tijdens deze les de volgende accenten: Stoten en nawijzen Vanuit de benen stoten Indraaien ( banaantje maken ) Groot maken (strekken) bij de uitstoot (trotse eindhouding: rechtop!) Scholenkampioenschap Bij alle onderdelen staan kinderen in een rijtje achter een hoedje en lopen naar voren als ze aan de beurt zijn. Na hun beurt sluiten ze achter in de rij aan. Materiaal Zo veel mogelijk vortexsperen en/of (tennis)ballen 2 hoepels (vastgebonden) in touwen 2 kastdeksels 1 dikke mat 1 bank 6 matten 20 gekleurde hoedjes Medicinebal 2 kg. 10 hoepels Pittezakjes, blokken of fiches Lintjes

13 Afsluiting (15 minuten) Teamestafette De kinderen staan in het midden achter de startpylon. Na startsignaal vertrekt 1ste loper vanachter de startlijn (= finishlijn). Linksom om de pylonen en de groep lopen. De volgende loper staat klaar (direct) achter de startlijn. Geef het stokje over voor het keerpunt (in wisselvak). Ieder team loopt 12 ronden, waarbij er om de beurt gelopen wordt. Hoef je niet meer te lopen? Na overgave stokje helemaal doorlopen tot buiten het loopgebied en achter het witte hoedje gaan staan. Tips Laat kinderen het aantal ronden bijhouden door b.v. materiaal te laten verzamelen. Geef iedere baan een andere kleur door lintjes, gekleurde pylonen en estafettestokjes. Scholenkampioenschap Dit is de vorm die we op het scholenkampioenschap doen. Het verschil met de eindvorm van de vorige les is dat het startpunt nu in het midden ligt. Zet de kinderen op een bank als ze niet hoeven te lopen. Materiaal 8 pylonen 4 estafettestokjes 4 markers 4 banken Klein materiaal om de score bij te houden Al het materiaal in 4 kleuren

14 Atletiekweetjes

15 Hordelopen MANNEN HORDEN 110 M (1,076 M HOOG) sec sec sec sec Robin Robin Colin Aries Korving Korving Jackson Merrit VROUWEN HORDEN 100 M (0,838 M HOOG) sec sec sec sec Nicole Marjan Yordanka Yordanka Kroonenburg Olijslager Donkova Donkova STANDAARD AFSTAND VROUWEN: 100 & 400 meter STANDAARD AFSTAND MANNEN: 110 & 400 meter Bij al deze afstanden staan er 10 HORDEN op de baan Het BOVENSTE DEEL van de hindernissen bestond bij de EERSTE HORDELOOP uit TAKKEN en RIET Atleten die de hordes raakten, kregen vaak blessures De ONGEWONE MATEN bij het hordelopen komen voort uit het ENGELSE MEETSYSTEEM: > De aanloop naar de eerste horde 13,72 meter > De afstand tussen de horden 9,14 meter > De uitloop naar de finish 14,02 meter Het hordelopen ontstond in de NEGENTIENDE EEUW in ENGELAND

16 Kogelstoten MANNEN KOGELSTOTEN (7,26 KG) 19,53 m 21,62 m 23,06 m 23,12 m Patrick Rutger Ulf Randy Cronie Smith Timmermann Barnes MANNEN HANDICAP KOGELSTOTEN (7.26 KG) 13,81 m 15,26 m 16,64 m Albert David Roman van der Mee Casinos-Sierra Danyliuk (slechtziend) (blind) (oogaandoening) VROUWEN KOGELSTOTEN (4 KG) 18,82 m 18,87 m 22,63 m 22,63 m Lieja Corrie Natalya Natalya Koeman De Bruin Lisovskaya Lisovskaya VROUWEN HANDICAP KOGELSTOTEN (4 KG) 6,44 m 17,32 m 17,32 m Lara Assunta Assunta Baars Legnante Legnante (dwerggroei) (oogaan- (oogaandoening) doening) KOGEL HEREN: > Diameter: mm > Gewicht: 7,260 kg > Afstand: 23 meter KOGEL DAMES: > Diameter: mm > Gewicht: 4 kg > Afstand: 22 meter De CIRKEL van waaruit gestoten wordt is 2,135 M BREED Kogelstoten was vroeger een echte soldatensport. In de tijd van de Grieken werd al geworpen met DIKKE STENEN. Toen het kanon werd uitgevonden, werden de stenen VERVANGEN door KANONSKOGELS.

17 Hoogspringen MANNEN HOOGSPRINGEN 2,21 m 2,30 m 2,42 m 2,45 m Martijn Wilbert Patrik Javier Nuijens Pennings Sjöberg Sotomayor MANNEN HANDICAP HOOGSPRINGEN 1,65 m 2,18 m 2,18 m Marc Maciej Maciej Gelderblom Lepiato Lepiato (been (been aan- (been aanamputatie) doening) doening) VROUWEN HOOGSPRINGEN 1,83 m 1,94 m 2,09 m 2,09 m Jolanda Nadine Stefka Stefka Keizer Broersen Kostadinova Kostadinova VROUWEN HANDICAP HOOGSPRINGEN 1,45 m 1,66 m 1,67 m Joke Petra Catherine Rijswijk Quade Bader-Bille (blind) (arm (arm amputatie) amputatie) SPRINGERS hoeven zich maar aan enkele regels te houden: > er moet met één been afgezet worden > een poging mag afgebroken worden als de grond of de matras voorbij de staanders niet aangeraakt is > er zijn regels voor hoe lang een poging mag duren In de jaren 50 behaalden Russische springers veel records met behulp van ZEER VERDIKTE ZOLEN. Vanaf die tijd geldt een MAXIMALE DIKTE van de zool: bij de voorvoet 13 mm en bij de hiel 19 mm. De FOSBURYFLOP (of kortweg flop) is de naam voor een springtechniek die gebruikt wordt bij het hoogspringen. Deze techniek is op de Olympische Spelen van 1968 in Mexico-Stad GEÏNTRODUCEERD door de Amerikaanse atleet DICK FOSBURY. Overigens is Fosbury NIET DE UITVINDER van de nieuwe techniek. De atleet CLINTON LARSON gebruikte deze sprongtechniek al veel eerder. Maar in die tijd werd de techniek TE GEVAARLIJK GEVONDEN omdat de springer na de sprong in het zand op de grond landde.

18 Sprint MANNEN SPRINT 100 M sec 9.91 sec 9.86 sec 9.58 sec Guus Churandy Francis Usian Hoogmoed Martina Obikwelu Bolt MANNEN HANDICAP SPRINT sec sec sec Ronald Jason Jason Hertog Smyth Smyth (onderbeen (slechtziend) (slechtziend) (blind) Amputatie) VROUWEN SPRINT 100 M sec sec sec sec Jamile Dafne Christine Florence Samuel Schippers Arron Griffith-Joyner VROUWEN HANDICAP SPRINT sec sec sec sec Marlou Marlou Marlou Marlou van Rhijn van Rhijn van Rhijn van Rhijn (been (been (been (been amputatie) amputatie) amputatie) amputatie) SPLITTIJD wereldrecordhouders 100 meter sprint: USAIN BOLT: 30 m 3.78 sec 40 m 4.65 sec 50 m 5.50 sec FLORENCE GRIFFITH-JOYNER: 30 m 3.84 sec 40 m 4.78 sec 50 m 5.71 sec Al bij de EERSTE OLYMPISCHE SPELEN in het stadion in Olympia was een van de onderdelen wie het HARDST over een korte afstand van 190 METER kon rennen. De sprinters moesten naar het einde van de baan in het stadion rennen, daar een houten paal aantikken en vervolgens terug rennen naar de startplaats. De voorloper van de 100 meter sprint die we nu kennen. In 1896 vonden de eerste moderne Olympische Spelen plaats in Athene. De Amerikaan THOMAS BURKE won daar de allereerste 100 meter sprint in een tijd van 12 SECONDEN. Burke startte in de gehurkte positie, tegenwoordig normaal, maar toentertijd was hij de enige die op die manier startte. Een sprint is in de atletiek een hardloopwedstrijd over relatief korte afstand. Deze afstand ligt tussen de 40 en 400 meter. De sprint, 100 meter, wordt vaak als het POPULAIRSTE onderdeel van de atletiek gezien. Dit onderdeel wordt ook wel het KONINGSNUMMER van de atletiek genoemd.

19 Speerwerpen MANNEN SPEERWERPEN (800 GRAM) 75,84 m 80,51 m 98,48 m 98,48 m Enno Johan Jan Jan Tjepkema Van Lieshout Zelezny Zelezny MANNEN HANDICAP SPEERWERPEN (800 GRAM) 56,76 m 53,99 m 65,72 m Ronald Bil Branimir Hertog Marinkovic Budetic (onderbeen (blind) (oogaanamputatie) doening) VROUWEN SPEERWERPEN (600 GRAM) 58,22 m 59,27 m 72,28 m 72,28 m Gerda Bregje Barbara Barbara Vetter Crolla Spotakova Spotakova VROUWEN HANDICAP SPEERWERPEN (600 GRAM) 38,62 m 43,82 m Martina Guoli Quade Tang (blind) GEMIDDELDE SNELHEID topspeerwerpers: km/u RECORD: 110 km/u (op het moment van loslaten) SPEREN HEREN: lengte 2,6-2,7 m gewicht 800 gram SPEREN DAMES: lengte 2,2-2,3 m gewicht 600 gram Een worp is alleen geldig als de punt als EERSTE de GROND RAAKT. De speer hoeft echter niet in de grond te blijven steken. De speerwerper mag een AANLOOP van maximaal 36,5 meter nemen. In de 18e eeuw werd de huidige speerwerpsport ontwikkeld in SCANDINAVIË. De NOREN en de FINNEN staan al jaren in de TOP van de speerwerpsport. Pupillen doen aan BALWERPEN, een voorloper op het speerwerpen. Tegenwoordig wordt er ook veel met VORTEXBALLEN (raketvormige ballen) geworpen.

20 EC Athletics Amsterdam 2016 OVER VERSPRINGEN Over verspringen MANNEN INDOOR Nederlands Wereld 8,23 m 8,79 m Emiel Mellaard Carl Lewis MANNEN OUTDOOR Nederlands Wereld 8,29 m 8,95 m Ignisious Gaisah VROUWEN INDOOR Nederlands Wereld 6,63 m 7,37 m Edine van Heezik Mike Powell Heike Drechsler VROUWEN OUTDOOR Nederlands Wereld 6,78 m 7,52 m Dafne Schippers Galina Tsjistjakova VERSPRINGEN is een onderdeel van atletiek waarbij het de bedoeling is om na een aanloop zo ver mogelijk te springen. De atleet/atlete dient zijn/ haar aanloop zelf te kiezen en komt na de sprong in een zandbak terecht. Eén meter voor de zandbak bevindt zich een houten AFZETBALK. Vanaf deze afzetbalk (of ervoor) dient men te springen, anders is de poging ongeldig. Vaak plaatst men achter de afzetbalk een strook met PLASTICINE ter controle: als de springer een voet voorbij de afzetbalk plaatst zal dit een afdruk achterlaten in de plasticine. De lengte van de sprong wordt gemeten vanaf de afzetbalk tot de eerste afdruk die de springer maakt in de zandbak, vanaf de afzetbalk gezien. Een wedstrijd bestaat uit drie pogingen. In internationale wedstrijden en kampioenschappen krijgen de beste acht atleten daarna nog drie In meerkampen worden maar drie pogingen toegestaan. Het WERELDRECORD verspringen bij de mannen staat op 8,95 m en werd gevestigd door Mike Powell tijdens de wereldkampioenschappen atletiek in Tokio op 30 augustus Daarvóór stond het wereldrecord sedert 18 oktober 1968 op naam van de Amerikaan Bob Beamon die tijdens de Olympische Spelen van Mexico 8,90 m ver sprong. De verste sprong bij de VROUWEN bedraagt 7,52 m en staat op naam van Galina Tsjistjakova. Zij vestigde dit wereldrecord op 11 juni 1988 in Leningrad. Twee jaar later liep deze atlete een zware blessure aan de knie op, waardoor er een abrupt einde kwam aan haar topsportcarrière. DEEL JE SPRONG EN WIN KAARTEN VOOR DE EK Meer informatie over atletiek en hardlopen kun je vinden op