Vergadering Gecoro dd. 21 oktober

Transcriptie

1 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober VERSLAG VERGADERING GECORO dd. 21 oktober 2008 Aanwezig : Effectieve leden : Paul Stryckers (voorzitter), Floris Sebreghts (ondervoorzitter), Rhea Denissen, Patrick Duhayon, Siska Dumoulin, Herman De Winter, Ivo Van den Bulck, Christine Van Ussel-Gonnissen, Plaatsvervangende leden : Marcel Cools (als vervanger van Lisette Martens), Gummarus Roelants, Reinout Caluwe Vertegenwoordigers politieke fracties : Luc Kennis, Walter Vochten Secretaris : Jan Koninkx Verontschuldigd : Els Verbergt, Alfons Christiaensen, Lisette Martens, Marcel Roosens, Christiaan Picard, Max Scheirs Afwezig : Bruno Verhavert 1. Goedkeuring verslag vorige vergadering Er zijn geen bemerkingen op het verslag van 24 september Het verslag wordt goedgekeurd. 2. Advies gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater Toelichting De gemeente Zoersel heeft sinds 24 juni 1999 reeds een dergelijke stedenbouwkundige verordening. Sinds 1 oktober 2004 is er ook een gewestelijke stedenbouwkundige verordening van kracht waarin een aantal minimum vereisten voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken, zijn opgenomen. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Dit is ook het uitgangspunt bij het voorstel van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening die nu voor advies wordt voorgelegd. Omwille van het recent goedgekeurde zoneringsplan (geeft aan in welke zuiveringszone een woning/gebouw ligt en bepaalt hoe afvalwater moet gezuiverd worden), nieuwe bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst (overeenkomst die de gemeente op vlak van milieu vrijwillig met de Vlaamse overheid afsluit), wijzigingen in Vlarem I en II en aanpassingen die het gevolg zijn van de samenwerking met Pidpa/Hidrorio voor wat betreft de aanleg van rioleringen, is een aanpassing van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 24 juni 1999 noodzakelijk. Het voorliggende ontwerp wordt door de secretaris toegelicht. De presentatie gaat in bijlage aan dit verslag. Bespreking Er wordt gevraagd of het afvoeren van dooiwater omwille van vermenging met o.m. zout geen schadelijke gevolgen voor het milieu kan hebben. Ook bij het ontmossen van daken kunnen chemische producten terecht komen in de afvoer van hemelwater. Hierop wordt gerepliceerd dat er in de handel tal van milieuvriendelijke producten aanwezig zijn die geen negatieve invloed hebben op de kwaliteit van het afgevoerde hemelwater. De Gecoro vindt het mee de taak van de gemeente om burgers en bedrijven te sensibiliseren om deze milieuvriendelijke producten te gebruiken. Er wordt opgemerkt dat er in het ontwerp nergens wordt gesproken over de aanleg van een rietveld als mogelijke individuele waterzuivering en alternatief voor of onderdeel van een IBA. De Gecoro suggereert dan ook om dit op te nemen in de verordening. De Gecoro is van mening dat het weinig zin heeft verordeningen te maken waarvan de handhaving fictief is of waarvan de tekst in een ander document terug te vinden is. Dit laatste voorkomt dat gemeentelijke verordeningen moeten vernieuwd worden als de brontekst ook wijzigt. Bij de begrippen (artikel 1) wordt voorgesteld om deze alfabetisch te rangschikken en ook een verklaring voor de term overstortfrequentie en huisaansluitputje op te nemen. In artikel 3 wordt 3 als overbodig beschouwd. De Gecoro stelt voor om deze paragraaf te schrappen. Artikel 4 vermeldt dat een stedenbouwkundige vergunning enkel wordt afgeleverd als er een hemelwaterput is voorzien. Artikel 5 vermeldt dan weer dat een stedenbouwkundige vergunning enkel wordt afgeleverd als een infiltratievoorziening voorzien is. De artikels moeten op elkaar worden afgestemd.

2 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Artikel 11 gaat over huisaansluitputjes voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater. Er wordt gevraagd of hier niets moet worden opgenomen over een controleputje (te vergelijken met een vet- of zeepvanger). Hierop wordt geantwoord dat de constructie en aansluiting van huisaansluitputjes moet beantwoorden aan de door Pidpa vastgelegde voorwaarden. Zij kunnen het voorzien van een dergelijk controleputje opleggen als zij dit nodig zouden achten. Advies De GECORO vraagt het ontwerp aan te passen aan de geformuleerde bemerkingen en geeft een gunstig advies met betrekking tot het ontwerp van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Voor wat betreft de aanleg van IBA s moet worden gestreefd naar een doeltreffende oplossing. Het aangepaste ontwerp gaat in bijlage. 3. Advies ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de regio Antwerpse Gordel en Klein-Brabant. Toelichting In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen startte de Vlaamse Regering in 2003 het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur op. Vlaanderen is hiervoor opgedeeld in 13 buitengebiedregio's. In iedere regio wordt in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen een geïntegreerde ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos opgesteld. Deze visie vormt vervolgens de basis voor de concrete afbakeningsplannen. Zo werd er nu een verkenningsnota opgemaakt voor de regio Antwerpse Gordel/Klein-Brabant waartoe ook een gedeelte van Zoersel (alles ten noordwesten van de N14) behoort. 1. Verloop planningsproces Het proces voor de opmaak van een ruimtelijke visie verloopt in 3 stappen : verkenningsfase, planningsfase en uitvoeringsfase. De verkenningsfase (opmaak analyse bestaande structuur, opmaak verkenningsnota en opmaak programma voor overleg) werd reeds afgerond. Dit gebeurde in overleg met alle betrokken actoren. In het kader van de opmaak van de verkenningsnota maakte de gemeente op 22 januari 2008 reeds een schriftelijk advies over : De verkenningsnota kadert binnen de bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Voor wat betreft de ruimtelijke concepten willen we volgende bemerkingen maken : - 16 Behoud en versterking van zeer waardevolle natuurcomplexen (16.3) De gemeente gaat er mee akkoord om wat nu louter natuurgebied is, ook zo te behouden. De afgebakende zone lijkt echter ruim bemeten. Binnen het gebied bevinden zich immers ook een aantal gronden die voor landbouw worden gebruikt. De gemeente wil er voor pleiten om deze percelen ook in de toekomst voor landbouw te vrijwaren en opteert hier voor een verweving tussen landbouw en natuur Behoud van kleine, lokale, geïsoleerde landbouwkernen ter vrijwaring van lokale open ruimten Onder 19.5 wordt expliciet vermeld dat het landbouwgebied Meerheide-Hulsten-Geleg bouwvrij moet gehouden worden. Hierbij ziet de gemeente graag vermeld dat deze maatregel wordt toegepast met respect voor de bestaande en vergunde bedrijfszetels in dit gebied Behoud en versterking van gevarieerde valleilandschappen met ruimte voor waterberging In wat op de kaart wordt aangeduid als zones 25.2 en 25.3 ligt het accent op de waterberging. Ook hier wordt er gevraagd om er zorg voor te dragen dat dit geen hypotheek legt op het huidig landbouwgebruik. Momenteel bevinden we ons in de planningsfase m.n. bij de opmaak van het eindvoorstel voor de gewenste ruimtelijke structuur + uitvoeringsprogramma met voorstel voor te herbevestigen gebieden. Hiervoor kunnen alle betrokken actoren nog een advies formuleren tot 25 november Het advies van de Gecoro zal mee worden opgenomen in het advies dat de gemeente hierover zal geven. Nadien volgen nog de opmaak van een operationeel uitvoeringsprogramma en de uitvoeringsfase (formeel herbevestigen van agrarische gebieden en opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen) 2. Beleidsdoelstellingen De beleidsdoelstellingen voor de regio Antwerpse Gordel/Klein-Brabant werd als volgt geformuleerd (cfr. ook bijgaande kaart). - vrijwaren van samenhangende landbouwgebieden voor de beroepslandbouw * goed gestructureerd landbouwgebied maximaal reserveren voor grondgebonden landbouw * weren uit het landbouwgebied van niet-agrarische functies die het functioneren van landbouw op lange termijn zouden kunnen belemmeren

3 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober * recreatieve vormen van landbouw enkel in structureel aangetaste agrarische gebieden * ondersteunen van diversificatie of omschakeling naar toeristisch-recreatieve activiteiten en ondersteuning van verbreding in richting van natuur- en landschapsbeheer - behoud en versterking van grootstedelijke groenstructuur van Antwerpen - behoud en versterking van de bestaande natuurcomplexen binnen een netwerk * meer samenhangende natuureenheden afbakenen zodat beter gebufferde natuurcomplexen ontstaan en een meer aaneengesloten beheer mogelijk wordt * valleigebieden vrijwaren van verdere bebouwing of intensief grondgebruik - behoud en versterking bestaande bosstructuur * versterken van multifunctionaliteit van het bos, tegengaan van versnippering en verlies van biodiversiteit - behoud en versterken van valleistructuren voor natuurlijke waterberging * geen bebouwing of intensieve activiteiten in van nature overstroombare gebieden en risicogebieden * streven naar natuurlijke overstromingsregimes en herstellen van natuurlijk bergend vermogen van de valleien - behoud van gave cultuurlandschappen en structurerende landschapselementen - toeristisch-recreatieve ontsluiting van de open ruimte * gedifferentieerd recreatief gebruik in functie van ruimtelijke draagkracht 3. Gewenste ruimtelijke structuur De gewenste ruimtelijke structuur kan als volgt worden samengevat : De regio Antwerpse gordel/klein-brabant werd opgesplitst in 5 deelgebieden m.n. haven en polder, verstedelijkte bossen ten NO van Antwerpen (opgesplitst in een westelijk en oostelijk deel), land van Kontich en Ranst, Schelde en Rupel en Klein-Brabant. Het grondgebied van Zoersel is ingedeeld in de verstedelijkte bossen ten NO van Antwerpen (oostelijk gedeelte). Deze deelruimte wordt getypeerd door de afwisseling van multifunctionele bossen, waardevolle tot zeer waardevolle natuurkernen en woonbossen. Het is een belangrijke groene boszone met veel cultuurlijke elementen waar binnen de groene zones een beleid rond openstelling voor zachte recreatie wordt gevoerd. De gewenste structuur voor deze deelruimte is opgebouwd uit een aantal ruimtelijke concepten. A. behoud en versterking van zeer waardevolle natuurcomplexen * deze maken zoveel mogelijk deel uit van het Vlaams ecologisch netwerk (VEN) * streven naar herstel natuurlijke waterhuishouding, ontwikkeling van waardevolle gradiënten en graduele overgangen tussen verschillende vegetatietypen - Zoerselbos en omgeving (16.3 op bijgevoegde kaart) - vallei Groot Schijn, Halse Hoek, Hendriksvoort (16.4 op bijgevoegde kaart) B. woonbossen als verbinding tussen bos- en natuurcomplexen * natuurverwevingsgebied met behoud van natuur- en boswaarden en woonfunctie * vrijwaren en kwalitatief versterken van versnipperde natuur- en bosstructuren - Driehoek (17.10 op bijgevoegde kaart) - Zoerselhof en omgeving (17.11 op bijgevoegde kaart) C. behoud en versterking van bestaande, multifunctionele boscomplexen * versterken van multifunctionele boscomplexen * kwalitatieve versterking van de bosstructuur met behoud en versterking van ecologisch waardevolle elementen - bossen Sint-Antonius (Molenbos) (18.10 op bijgevoegde kaart) D. behoud van kleine geïsoleerde landbouwkernen * ter vrijwaring van lokale open ruimte * rechtszekerheid voor grondgebonden landbouw * bouwvrij houden van landbouwgebied Meerheide-Hulsten-Geleg - Kwikaard (gebied binnen BPA Joostens en omgeving) (19.3 op bijgevoegde kaart) - gebied Meerheide-Hulsten-Geleg (19.4 op bijgevoegde kaart)

4 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober E. behoud en ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen als natuurverbinding * ruimtelijk beleid gericht op behoud van de hoofdfunctie waarin ze gelegen zijn, maar vrijwaart voldoende ruimte voor het realiseren van een hydrologische, landschappelijke en ecologische basiskwaliteit die de verbindende functie mee ondersteunt * in van nature overstroombare gebieden en risicogebieden voor overstroming worden de aanwezige landbouwfunctie en waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd - Groot Schijn (22.7 op bijgevoegde kaart) - Tappelbeek (22.8 op bijgevoegde kaart) F. vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden * vrijwaren van bouwkundig erfgoed * vrijwaren en versterken grote boscomplexen en vermijden van versnippering - abdij van Westmalle (klein deel Molenbos) (23.9 op bijgevoegde kaart) - Zoerselbos en Hooidonkse beemden (23.10 op bijgevoegde kaart) G. behoud en versterken van ecologische en landschappelijke waarden in mozaïekpatroon verweven met grondgebonden landbouw * behoud en versterking van grondgebonden landbouw met kleine bos-, natuur- en landschapselementen en hun ruimtelijke samenhang * beleid gericht op behoud grondgebonden landbouwfunctie maar vrijwaart voldoende ruimte voor behoud, ecologische opwaardering en landschappelijk herstel van de aanwezige natuur-, bos- en landschapselementen * via stimulerende maatregelen wordt in landbouwgebieden met natuurverweving het beheer van kleine elementen bevorderd en wordt de landbouw zoveel mogelijk afgestemd op de aanwezige waarden - Hooidonkheide + Hoodonk (24.3 en 24.5 op bijgevoegde kaart) - Halse Hoek (24.5 op bijgevoegde kaart) H. behoud en versterking van gevarieerde valleilandschappen met ruimte voor waterberging * aantal beekvalleien vormen lint doorheen het landschap door aaneenschakeling van kleinere natuurgebieden, bosjes en kleine landschapselementen die verweven voorkomen met de landbouwfunctie in de vallei * valleigebieden worden gedefinieerd als natuurverwevingsgebied waarin het ruimtelijk beleid gericht is op het behoud van de grondgebonden landbouwfunctie. Ze vrijwaren voldoende ruimte voor een duurzame instandhouding en verbetering van de kwaliteit van de valleigebonden natuurwaarden en van de kleine landschapselementen. Via stimulerende maatregelen wordt de landbouwfunctie zoveel mogelijk afgestemd op natuurlijke en landschappelijke waarden. * structuurkenmerken van de waterlopen worden waar nodig verbeterd door meer ruimte te voorzien voor de waterloop. Dit mag echter geen hypotheek leggen op het landbouwgebruik in de aangrenzende percelen. Anderzijds moeten mogelijke negatieve invloeden van de landbouw (inspoeling nutriënten) op de waterloop worden tegengegaan. * uitwerken van natuurverbindingen is een provinciale planningstaak - vallei Groot Schijn (thv Vorsebeemden) (25.2 op bijgevoegde kaart) - vallei Tappelbeek (thv Hallevelden) (25.3 op bijgevoegde kaart)

5 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober In het kader van diverse overlegrondes en adviezen werden volgende wijzigingen nog aangebracht : Meerheide Geleg Hulsten * aanpassing voorstel herbevestiging * grenzen herbevestigd gebied aangepast aan PRUP Risschotseloop Zoerselbos en omgeving; vallei Groot Schijn; vallei Tappelbeek * aanpassing i.k.v. bezorgdheid omtrent waterberging t.a.v. leefbaarheid van de landbouwbedrijfsvoering * geen aanpassing betreffende Zoerselbos en omgeving n.a.v. bosuitbreiding. Vermelding in het actieprogramma

6 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Voor wat betreft het programma van uitvoering staat de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen gepland voor : Vallei Groot Schijn, vallei Tappelbeek en omgeving * uitwerking verweving landbouw, natuur, bos en waterberging * versterken en behouden van natuurwaarden in vallei Groot Schijn is samenhang met cultuurhistorische en landschappelijke context van het gebied Zoerselbos en omgeving * versterken natuurwaarden Zoerselbos in samenhang met cultuurhistorische en landschappelijke context van het gebied * uitwerking verweving landbouw, natuur en bos voor gebied Hooidonkheide en Hooidonk Bespreking Sommige leden vinden dat er uiteindelijk weinig van de oorspronkelijke agrarische gebieden worden herbestemd, wat zorgt voor veel rechtsonzekerheid. Ondanks deze vaststelling wordt ook opgemerkt dat ook in die gebieden waarvoor RUP s zullen opgemaakt worden, er ook voor landbouw nog aanzienlijke mogelijkheden zullen voorzien worden. Op de vraag wanneer de RUP s worden opgemaakt, kan niet worden geantwoord omdat hier geen timing voor bekend is. Advies De Gecoro heeft geen inhoudelijke opmerkingen op het eindvoorstel voor de gewenste ruimtelijke structuur en geeft een gunstig advies. De Gecoro schaart zich achter de bedenking van de vertegenwoordiger van de landbouw dat de planningsprocessen wel heel veel tijd in beslag nemen en bijgevolg de rechtszekerheid van de betrokkenen niet dienen. 4. Varia In het kader van de nog te realiseren sociale verkaveling tussen Het Klooster en de Achterstraat wordt voorgesteld dat er wordt gezocht naar sprekers die een input kunnen geven rond mogelijke eigendomsstructuren, het behouden van het sociaal karakter van de kavels, het aspect duurzaamheid (bv. wateropvang op wijkniveau enz.). De Gecoro wil hierover graag brainstormen met een delegatie van het schepencollege en Igean. Een voorstel wordt nog uitgewerkt. De volgende vergadering is gepland voor dinsdag 25 november Een agenda wordt tijdig aan alle leden overgemaakt. Jan Koninkx Secretaris GECORO

7 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Bijlage 1 Presentatie Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater Procedure stedenbouwkundige verordening Historiek en aanleiding Historiek - gemeentelijke verordening dd. dd. 24 juni gewestelijke verordening dd. dd. 1 oktober 2004 (minimale vereisten) - vanaf 1 januari 2006 overdracht riolering aan Pidpa/ Pidpa/Hidrorio Aanleiding voor aangepaste verordening - bepalingen samenwerkingsovereenkomst (verhogen subsidies, ook subsidie bij nieuwbouw) - vragen tot aanpassingen vanuit Pidpa/ Pidpa/Hidrorio - goedgekeurde zoneringsplannen - wijziging Vlarem I en II - voorstel geï geïntegreerde versie verordening Bespreking per artikel (1) Begrippen - verplicht advies * Gecoro * gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar (30 dagen) - bijkomend * Minaraad * Hidrorio - vaststelling door de gemeenteraad - goedkeuring bestendige deputatie (60 dagen + rappel) Bespreking per artikel (2) * Artikel 5 - Modaliteiten infiltratievoorziening * Artikel 6 Afvoer - voorwaarden voor afvoer van hemelwater * Artikel 7 Maximale retentie hemelwater * Artikel 8 Verplichting scheiding afvalwater/hemelwater - gescheiden afvoer tot lozingspunt - ook bij (her)aanleg riolering voor bestaande woningen * Artikel 1 - Begrippen - omschrijving van gebruikte terminologie in de verordening hemelwater Maximale afkoppeling en hergebruik van hemelwater * Artikel 2 - Principes - hergebruik, infiltratie of buffering * Artikel 3 Toepassingsgebied - bouwen of herbouwen met horizontaal dakopp. dakopp. > 50 m² + uitzonderingen - verharde grondoppervlakken > 200 m² + uitzonderingen * Artikel 4 Modaliteiten hemelwaterputten - principe enkel SBSB-vergunning indien hemelwaterput - verplicht infiltratievoorziening indien geen hemelwaterput - volume hemelwaterput in verhouding tot horizontale dakopp. dakopp. - hergebruik verplicht - overloop op infiltratievoorziening Bespreking per artikel (3) Afvoer huishoudelijk afvalwater * Artikel 10 Rioolaansluiting - huishoudelijk afvalwater afvoeren via riolering - steeds septische put - geen indirecte lozing - aansluitingen door Pidpa/ Pidpa/Hidorio op kosten aanvrager * Artikel 11 - Huisaansluitputjes - zowel voor afvalafval- als hemelwater - volgens modaliteiten opgelegd door Pidpa/ Pidpa/Hidrorio * Artikel 12 Aansluiting in huidig gerioleed gebied - principe afvalwater geloosd in riolering + uitzonderingen * Artikel 9 - Modaliteiten nieuwe verkaveling - infiltratievoorzieningen en extra buffervolumes voor verharde oppervlakken van wegenis Bespreking per artikel (4) * Artikel 13 Aansluiting in gebied waar collectieve zuivering gepland is - voorwaarden voor (tijdelijk) afvoeren huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater - voorwaarden voor uitzonderlijk (indirecte) lozing in de bodem - bepalingen onderhoud septische putten - principe dat septische putten in gebruik blijven na riolering * Artikel 14 Aansluiting in individueel te optimaliseren gebied - plaatsing IBA (excl. Regenwater) Bespreking per artikel (5) Slotbepalingen * Artikel 15 Afwijkingen * Artikel 16 Opheffing bestaande gemeentelijke verordening

8 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Bijlage 2 Ontwerp gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater De gemeenteraad; Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op de artikelen 54 en 55; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater; Gelet op de gemeentelijke verordening van 24 juni 1999 met betrekking tot het lozen van huishoudelijk afvalwater, aansluiting op de openbare riolering en afkoppeling van hemelwater; Gelet op de wet van 26 maart 1971 inzake de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1999 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 1996 houdende vaststelling van de voorwaarden onder dewelke, alsook van de verhouding in dewelke het Vlaamse Gewest bijdraagt in de kosten verbonden aan de aanleg en de verbetering door de gemeenten van openbare riolen, andere dan prioritaire rioleringen, evenals houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de procedure tot vaststelling van subsidiëringsprogramma s; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 31 juli 1996, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 september 1996, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele voorbehandelingsinstallaties; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 19 december 1996, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 februari 1997, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de aanleg van kleinschalige waterzuiveringsinstallaties; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en tewerkstelling van 23 maart 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 april 1999 met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008 betreffende wijziging van Vlarem I en II; Gelet op het goedgekeurd zoneringsplan van 28 augustus 2008; Overwegende dat hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen als bufferopvang van hemelwater dienen en zo bij hevige regenval de druk op het gemeentelijk rioleringsstelsel en de kans op mogelijk overstromingen en overstorten verkleinen; BESLUIT met stemmen voor, stemmen tegen en onthouding Definities Art. 1: - Begrippen Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : Aftappunt: plaats waar hemelwater uit de hemelwaterput wordt afgetapt voor nuttig gebruik; Afvalwater: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet-verontreinigd hemelwater; Buffervoorziening: een voorziening voor het bufferen van hemelwater met een vertraagde afvoer en een noodoverlaat; Code van goede praktijk: krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid in Vlaanderen. Omzendbrieven van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 31 juli 1996, 19 december 1996 en 23 maart 1999; Dakoppervlakte: horizontale projectie van de buitenafmetingen van het dak; Direct lozen: het toevoegen of verspreiden van stoffen in het grondwater zonder doorsijpeling in de bodem of de ondergrond; Gescheiden riolering: een dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor de afvoer van hemelwater; Gewone oppervlaktewateren: alle oppervlaktewateren met uitzondering van de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater en de openluchtgreppels, behorend tot de openbare riolering; Grijs huishoudelijk afvalwater: afkomstig van de overige afvalwaterstromen; Groendak: een dak dat volledig voorzien is van een drainagemat en begroeiing; Hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater; Hemelwaterput: reservoir voor het opvangen en stockeren van hemelwater; Horizontale dakoppervlakte: de oppervlakte van de projectie van de buitenafmetingen van het dak op een horizontaal vlak;

9 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat enkel bestaat uit water afkomstig van: - normale huishoudelijke activiteiten; - sanitaire installaties; - keukens; - het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar groot- of kleinhandel wordt bedreven, zalen voor vertoningen, kazernen, kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder internaat, klinieken, hospitalen en andere inrichtingen waar niet besmettelijke zieken opgenomen en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, drankgelegenheden, kapsalons; - afvalwater afkomstig van wassalons, waar de toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf wordt bediend; Indirect lozen: het toevoegen of verspreiden van stoffen in het grondwater na doorsijpeling in de bodem of de ondergrond; Individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) moet bestaan uit 3 onderdelen : voorbezinktank, een hoofdzuivering en een infiltratiebed. Individuele voorbehandelingsinstallatie: septische putten of gelijkaardige inrichtingen voor de voorbehandeling van normaal huisafvalwater ter verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen; Infiltratie: het doorsijpelen van hemelwater in de bodem; Infiltratiedebiet: de infiltratiecapaciteit vermenigvuldigd met de verhouding van de infiltratieoppervlakte over de som van infiltratieoppervlakte, referentieoppervlakte van de verharding en horizontale dakoppervlakte. Infiltratievoorziening: een buffervoorziening waarbij de vertraagde afvoer gebeurt door infiltratie; Kunstmatige afvoerweg voor hemelwater: de greppels, grachten, duikers en leidingen bestemd voor het afvoeren van hemelwater, bodemwater, grondwater, bemalingswater en desgevallend ook afvalwater, behandeld conform de van toepassing zijnde wetgeving; Lozing: de emissie door daartoe bestemde afvoerkanalen; Openbare riolering: het geheel van openbare leidingen en openluchtgreppels bestemd voor het opvangen en transporteren van afvalwater; Overstortfrequentie : aantal keer per jaar dat ongezuiverd rioolwater via een overstort op oppervlaktewater geloosd wordt Referentieoppervlakte van de verharding: de verharde oppervlakte, exclusief de dakoppervlakte. Wordt de verharding aangelegd met waterdoorlatende klinkers, dan wordt de verharde oppervlakte door twee gedeeld; Septisch materiaal: bijzondere afvalstoffen afkomstig van septische putten resulterend uit bezinkingsprocessen en biologische omzettingsprocessen; Zuiveringszone centraal gebied (oranje zone):reeds gerioleerd gebied met bestaande aansluiting op een zuiveringsstation; Zuiveringszone collectief te optimaliseren buitengebied (groene zone): zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd; Zuiveringszone geoptimaliseerd buitengebied (groen gearceerde zone): reeds gerioleerd gebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation; Zuiveringszone individueel te optimaliseren buitengebied (rode zone): afvalwater moet individueel gezuiverd worden door middel van een IBA; Zwart huishoudelijk afvalwater: afkomstig van toiletten; Maximale afkoppeling en hergebruik van hemelwater Art. 2. Principe Dit besluit bevat voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Ook de plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Art. 3. Toepassingsgebied 1. Dit besluit is van toepassing op het bouwen of herbouwen van gebouwen of constructies met een horizontale dakoppervlakte groter dan 50 vierkante meter. Het is eveneens van toepassing als de horizontale dakoppervlakte van een gebouw of constructie met meer dan 50 vierkante meter wordt uitgebreid, doch enkel op die uitbreiding. Als herbouwen wordt beschouwd een bouwproject waarbij minder dan 60 % van de buitenmuren wordt

10 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober behouden. Van de toepassing van deze paragraaf zijn vrijgesteld gebouwen die worden opgericht op een goed kleiner dan 3 are. Deze paragraaf is niet van toepassing op gebouwen met rieten daken of met een groendak. 2. Dit besluit is ook van toepassing op het aanleggen of heraanleggen van verharde grondoppervlakken, indien de referentieoppervlakte van de verharding groter is dan 200 vierkante meter. Als heraanleggen wordt beschouwd een project waarbij de volledige verharding, met inbegrip van de funderingslaag, wordt vervangen. Dit besluit is niet van toepassing in volgende gevallen: - op verharde grondoppervlakken die nog voldoende infiltratie mogelijk maken, zoals steenslagverharding of grastegels; - op verharde grondoppervlakken die tot het openbaar wegdomein behoren of die bestemd zijn om te worden ingelijfd bij het openbaar wegdomein; - indien het hemelwater dat op de verharde grondoppervlakte valt, op natuurlijke wijze naast de verharde grondoppervlakte op eigen terrein in de bodem kan infiltreren; - indien het hemelwater door contact met de verharde oppervlakte dermate vervuild wordt, dat het als afvalwater dient beschouwd te worden. Op de plannen dient aangegeven welke verharde oppervlakken onder een van voormelde uitzonderingen vallen. Modaliteiten Stedenbouwkundige vergunningen voor de werken bedoeld in artikel 3 kunnen enkel worden afgegeven als op de plannen de plaatsing van een hemelwaterput of infiltratievoorziening is aangegeven. Art.4 hemelwaterputten 1. De aanvrager doet het nodige om verontreiniging van het in de hemelwaterput opgevangen water te vermijden. Ook indien op het goed meerdere gebouwen aanwezig zijn, is er slechts één hemelwaterput voor het hele gebouwencomplex verplicht. Indien de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op de bouw van landbouwbedrijfsgebouwen, zonder bedrijfswoning, dan is de plaatsing van een hemelwaterput niet verplicht mits een oplossing in overeenstemming met de artikelen 5 en 6 wordt voorzien. Op de plannen wordt naast de exacte inplanting, de inhoud van de hemelwaterput, in liters, de totale horizontale dakoppervlakte en de totale overige verharde grondoppervlakte in vierkante meter, alsook de aftappunten van het hemelwater vermeld. 2. Het volume van de hemelwaterput dient in verhouding te staan tot de horizontale dakoppervlakte, zoals hieronder bepaald. horizontale dakoppervlakte minimale tankinhoud 50 tot 60 m² 3000 l >60 tot 80 m² 4000 l >80 tot 100 m² 5000 l >100 tot 120 m² 6000 l >120 tot 140 m² 7000 l >140 tot 160 m² 8000 l >160 tot 180 m² 9000 l >180 tot 200 m² l > 200 m² 5000 l per 100 m² Indien de horizontale dakoppervlakte kleiner is dan 50 m² en/of bij bestaande woningen (zonder vernieuwbouw), is de installatie van een hemelwaterput niet verplicht, maar wordt wel een gemeentelijke premie toegekend indien voldaan wordt aan de in deze verordening gestelde voorwaarden. In een toelagereglement stelt het College van Burgemeester en Schepenen het bedrag van de premie vast. Het hergebruik van het in de hemelwaterput gecapteerde water is verplicht door middel van een aangesloten pompinstallatie met een minimale aansluiting van 1 WC of wasmachine. Een pompinstallatie is niet verplicht indien de verschillende aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. Er mag geen directe verbinding gecreëerd worden tussen het drinkwaternet en het leidingennet aangesloten op de hemelwaterput. Hiertoe dient ofwel een afzonderlijk leidingencircuit voorzien te worden voor leidingwater en drinkwater ofwel dient leidingwater in de hemelwaterput bijgevuld te worden door middel van een bijvulsysteem met onderbreking overeenkomstig de code van goede praktijk.

11 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober De overloop van de hemelwaterput wordt bij voorkeur aangesloten op een infiltratievoorziening op eigen terrein. De overloop kan ook aangesloten worden op een openbare infiltratievoorziening, een waterloop, gracht of een ander oppervlaktewater. Wanneer deze afvoermogelijkheden niet aanwezig zijn of aansluiting hierop niet haalbaar is, mag de overloop van de hemelwaterput aangesloten worden op het gedeelte van de openbare riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater. Als er geen openbare riolering bestemd voor afvoer van hemelwater aanwezig is, mag het hemelwater op de gemengde openbare riolering aangesloten worden. Wel moeten tot aan het lozingspunt op de openbare riolering het hemelwater en afvalwater gescheiden worden. Indien bij nieuwbouw of vernieuwbouw van woongelegenheden met een horizontale dakoppervlakte groter dan 50 m², de bouwheer of eigenaar van de woning er voor opteert geen hemelwaterput te installeren, is hij verplicht een infiltratievoorziening te installeren. Een infiltratievoorziening zonder voorafgaande buffering moet voldoen aan volgende eisen: terugkeerperiode = 1 jaar afvoerdebiet 10 l/s/ha 360 l/h/100 m² 5 l/s/ha 180 l/h/100 m² 2 l/s/ha 72 l/h/100 m² 1 l/s/ha 36 l/h/100 m² buffervolume 100 m³/ha 1000 l/100 m² 150 m³/ha 1500 l/100 m² 200 m³/ha 2000 l/100 m² 275 m³/ha 2750 l/100 m² Indien een hemelwaterput met een infiltratievoorziening wordt gecombineerd, moet slechts de helft van het bufferingsvolume worden voorzien. Voor grote verharde oppervlakken (vanaf 0,1 ha = 1000 m²) kunnen specifieke bufferingseisen opgelegd worden overeenkomstig de Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid en afhankelijk van de eisen van de waterloopbeheerder. 3. Het volledige dakoppervlak dient in één of meerdere hemelwaterputten af te wateren. Enkel indien het gebouw wordt herbouwd in gesloten bebouwing kan volstaan worden met een afwatering van de helft van de horizontale dakoppervlakte. Het volume van de hemelwaterput wordt echter bepaald op basis van de volledige horizontale dakoppervlakte. 4. Een stedenbouwkundige vergunning voor de werken, bedoeld in artikel 3, 1 kan enkel worden afgegeven als op de hemelwaterput een operationele pompinstallatie wordt aangesloten, die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maakt. Een pompinstallatie is niet verplicht indien de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. Art. 5. infiltratievoorziening 1. Op de plannen wordt naast de exacte inplanting, omvang en diepte van de infiltratievoorziening, het buffervolume van de infiltratievoorziening, in liters en de totale verharde grondoppervlakte in vierkante meter vermeld. 2. Het buffervolume van de in 1 bedoelde infiltratievoorziening dient in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Wanneer waterdoorlatende klinkers worden gebruikt, kan de helft van de aangesloten verharde oppervlakte in rekening worden gebracht om het buffervolume te bepalen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft. 3. Op de infiltratievoorziening wordt minstens 50 m² dakoppervlakte of verharding aangesloten. Art Afvoer 1. In afwijking op artikel 5 mag het hemelwater vertraagd afgevoerd worden via een afvoerbegrenzer met een maximaal lozingsdebiet van 1500 liter per uur en per 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de

12 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober verharding, in één van onderstaande gevallen: - de aanvrager toont aan dat de doorlatendheidsfactor k f van de bodem op de plaats van de geplande infiltratievoorziening kleiner is dan meter per seconde. - de aanvrager toont aan dat infiltratie onmogelijk is wegens voortdurend voorkomende hoge grondwaterstanden. Een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding moet in dit geval worden aangelegd. 2. In afwijking op artikel 5 moet het hemelwater vertraagd afgevoerd worden via een afvoerbegrenzer met een maximaal lozingsdebiet van 1500 liter per uur en per 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding, indien de geplande infiltratievoorziening in beschermingszone 1 of 2 van een drinkwaterwingebied ligt, zoals afgebakend ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984, houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. Een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding moet in dit geval worden aangelegd. 3. Ingeval de referentieoppervlakte van de verharding groter is dan 1000 vierkante meter, mag het hemelwater vertraagd afgevoerd worden met een maximaal afvoerdebiet van 1500 liter per uur en per 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding. Een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding moet worden aangelegd. De vrijstelling van de verplichtingen bedoeld in artikel 10, geldt echter niet voor de eerste 1000 vierkante meter van de referentieoppervlakte van de verharding. 4. Op de plannen wordt de exacte inplanting en het buffervolume van de voorziening voor vertraagde lozing, in liters, en de totale verharde grondoppervlakte in vierkante meter vermeld. Art.7. - Maximale retentie van hemelwater 1 Als de aanvrager voldoet aan de bepalingen van dit besluit door een combinatie van hemelwaterput, infiltratievoorziening en/of vertraagde lozing, dan wordt een verdeling van de horizontale dakoppervlakte en de referentieoppervlakte van de verharding over deze verschillende oplossingen doorgevoerd. 2. Aan de bepalingen van dit besluit kan zowel worden voldaan door de aanleg van individuele voorzieningen als door de aanleg van collectieve voorzieningen, die voor meerdere onroerende goederen een oplossing voorzien. 3. Aan de bepalingen van dit besluit kan geheel of gedeeltelijk worden voldaan door het uitvoeren van compenserende maatregelen op hetzelfde goed, namelijk door het verwijderen van bestaande verharde oppervlakten. 4. De hemelwaterput, de infiltratie- of buffervoorziening en/of de lozingsbegrenzer dienen geplaatst en in gebruik genomen te zijn ten laatste zes maanden nadat het gebouw of de verharding in gebruik is genomen. Art. 8. Verplichting scheiding afvalwater/hemelwater 1 Als de aanvrager een afvoer van het hemelwater dient aan te leggen, dan is hij verplicht het overtollige hemelwater minstens tot aan het lozingspunt gescheiden af te voeren van het afvalwater. Het lozen van hemelwater op de openbare gemengde riolering kan enkel bij afwezigheid van een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een oppervlaktewater waarop met redelijke kosten kan aangesloten worden. Indien een nieuwe openbare riolering, die bestemd is voor de afvoer van afvalwater en hemelwater, wordt aangelegd op een plaats waar nog geen riolering aanwezig was, dan dient deze riolering in een gescheiden stelsel te worden aangelegd. 2 Bij nieuwbouw of vernieuwbouw is de bouwheer of de eigenaar van de woning verplicht het afvalwater en het hemelwater gescheiden af te voeren. Bij (her)aanleg van riolering moeten ook bestaande woningen het afvalwater en het hemelwater scheiden. Voor de afvoer van het hemelwater gelden de bepalingen van art Art. 9 Modaliteiten voor nieuwe verkavelingen Voor nieuwe verkavelingen moet worden voorzien in infiltratievoorzieningen en extra-buffervolumes, dit voor verharde oppervlakken van wegenis die in een later stadium worden overgedragen naar het openbaar domein. De specifieke modaliteiten terzake zijn :

13 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober a) voor een maximale infiltratie van niet-verontreinigd hemelwater naar grondwater dient de oppervlakte van de infiltratievoorziening minimaal 2 m² per begonnen 100 m² verharde oppervlakte te bedragen. Afwijkingen worden toegestaan conform de technische bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening. b) voor de nodige buffervolumes gelden deze normen : - het buffervolume voor niet-verontreinigd hemelwater bedraagt minimaal 2m³/100 m² verharde oppervlakte (excl. Dakoppervlakken en verharde oppervlakken op de individuele kavels); - de vertraagde afvoer van de buffer, of het ledigingsdebiet, is maximaal gelijk aan 5 l/s/ha verharde oppervlakte; - de overstortfrequentie van de (nood)overloop is gelijk aan 1 x om de 2 jaar Pidpa-Hidrorio wordt gemachtigd bij kleine verharde oppervlakken afwijkingen toe te staan van het maximaal ledigingsdebiet 5 l/s/ha omwille van technische uitvoerbaarheid van de te bouwen debietbegrenzer. Ingeval van door hogere overheden opgelegde buffering zal de opgelegde buffering dienen gebouwd te worden met het grootst buffervolume en het kleinste ledigingsdebiet. Afvoer huishoudelijk afvalwater Art.10. Rioolaansluiting 1 Wanneer in de openbare weg een openbare riolering is aangelegd, moet het huishoudelijk afvalwater (zwart water via septische put en grijs water) verplicht geloosd worden in de openbare riolering. De rioolaansluiting en het beheer ervan gebeuren door Pidpa overeenkomstig de door haar vastgestelde basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer. De kosten van de aansluiting vallen ten laste van de aanvrager. 2 De bouwheer of titularis van het gebouw is verplicht op de afvoer van het afvalwater van toiletten (zwart water) een septische put te plaatsen als deel van de privérioolinstallatie. Deze put zal alle vaste bestanddelen van het afvalwater dat daarin terecht komt, opvangen. De minimale inhoud voor een goede werking moet 1000 liter zijn (voor 1 t/m 4 gebruikers). De overloop van deze tank wordt aangesloten op de riolering. 3 Een gebouw wordt geacht aansluitbaar te zijn als het ligt aan een openbare weg uitgerust met openbare riolering, mits die riool bereikbaar is zonder de eigendom van derden te betreden. Eventueel moeten niveauverschillen opgelost worden met afvalwaterpompen. Deze aansluitingsplicht geldt ook voor bestaande indirecte lozingen in grondwater. Deze indirecte lozingen (bezinkput of sterfput) moeten afgekoppeld worden van de riolering. 4 Het is de bouwheer, eigenaar of wie dan ook ten strengste verboden eigenhandig inkappingen of boringen te verrichten in de openbare riolering of haar aanhorigheden om zelf een aansluiting te realiseren. De aansluitingen worden gemaakt door Pidpa. De kosten van de aansluiting vallen ten laste van de aanvrager, overeenkomstig de geldende bedragen. 5 De aansluitingen op de rioolbuizen geschieden in algemene regel verticaal in het bovenste deel van het welfsel der buizen. Bij de verticale aansluiting dient men rekening te houden met het mof- en bochtstuk, dit wil zeggen dat de aansluiting slechts 20 cm boven de bovenkant van de rioolbuizen kan beginnen. De rioolaansluiting tussen rooilijn en aansluitpunt zal onder een éénparige helling van minimum 5 mm/m worden aangelegd. Wanneer de plaatselijke situatie de hierboven beschreven aansluiting niet toelaat, kan door Pidpa een uitzondering worden toegestaan. Art. 11. Huisaansluitputjes 1 Pidpa oordeelt over de geschiktheid en de plaats van huisaansluitputjes. 2 Het huisaansluitputje wordt door de bouwheer of eigenaar van het gebouw geplaatst. Deze plaatsing is aan te vragen bij Pidpa en maakt deel uit van de privérioolinstallatie. 3 Het huisaansluitputje wordt op privé-terrein geplaatst opwaarts grenzend aan de rooilijn en toegankelijk voor controles. Het te bouwen huisaansluitputje is het meest afwaartse punt van de privé-rioolinstallatie. 4 Huisaansluitputjes moeten zowel voor de afvoer van afvalwater als voor de afvoer van hemelwater worden geplaatst. De huisaansluitputjes moeten over een vanop het maaiveld te openen deksel beschikken. Hierbij dient een onuitwisbaar merkteken te worden aangebracht ter hoogte van het maaiveld om visueel een onderscheid te kunnen maken tussen de aansluiting van het afvalwater en het hemelwater.

14 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober De constructie van de huisaansluitputjes en de aansluiting moeten beantwoorden aan de door Pidpa vastgelegde voorwaarden. 6 Indien deze plaatsing van het huisaansluitputje niet mogelijk is, moet contact worden genomen met Pidpa. Art Aansluiting in huidig gerioleerd gebied (oranje en groen gearceerde zones) 1 Wanneer de woning of het gebouw in een huidig gerioleerd gebied ligt, moet het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks geloosd worden in de openbare riolering. Uitzondering hierop vormen: - straten of rioolstrengen waarvoor Pidpa van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering; - woningen die een optimaal werkende en jaarlijks gecontroleerde individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) hebben die dateert van voor de riolering. 2 De indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden. De afkoppeling van de sterfput en de lozing van het huishoudelijk afvalwater op de nieuwe riolering moet onmiddellijk gerealiseerd te worden. Art Aansluiting in gebied waar collectieve zuivering gepland is (groene zone) 1 Wanneer de woning of het gebouw zich in een zone bevindt waar in de openbare weg geen openbare riolering ligt, maar waar collectieve zuivering gepland is, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Die lozing is onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1 Vooraleer het te lozen, moet het huishoudelijk afvalwater een individuele voorbehandeling hebben ondergaan. 2 Voor bestaande woningen moet als individuele voorbehandeling minimaal een septische put aanwezig zijn. 3 Voor nieuwe woningen is evenwel een verdergaande biologische behandeling vereist, die voldoet aan de voorschriften van de code van goede praktijk. Die installatie maakt verplicht onderdeel uit van de bouwaanvraag, en zulks op straffe van weigering van goedkeuring van de bouwvergunning. 4 Deze individuele voorbehandelingsinstallatie dient te bestaan uit een voorbehandeling en een bijkomende (biologische) zuivering. De toelage geldt voor woongelegenheden waarvoor het schepencollege in het kader van de bouwvergunning een individuele voorbehandeling opgelegd heeft. 5 De in de punten 2 en 3 van dit artikel bedoelde voorbehandelingsinstallatie moet onmiddellijk in werking zijn. 2 Wanneer in de openbare weg nog geen openbare riolering gelegen is, en evenmin de mogelijkheid bestaat om het huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de bodem (indirecte lozing in het grondwater). Elke directe lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden. Een indirecte lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater kan alleen worden toegestaan, mits men in het bezit is van een regelmatig afgeleverde milieuvergunning of melding waarop de volgende voorwaarden van toepassing zijn: 1 elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in een grondwaterlaag wordt gebracht is verboden; 2 de indirecte lozing dient te gebeuren via een sterfput die een maximale diepte van 1 meter onder het maaiveld mag hebben; 3 de sterfput dient gelegen te zijn op een afstand van tenminste: 50 meter van een oppervlaktewater; 50 meter van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater; 100 meter van een grondwaterwinning; 100 meter van elke bron van drinkwater, thermaalwater of mineraalwater; 4 de sterfput mag geen overloop hebben; 5 in de sterfput mag men sanitair afvalwater en zwart water (overloop septische put) lozen. Elke lozing van huishoudelijk klein gevaarlijk afval, verfresten, e.d. is ten strengste verboden; 6 de sterfput moet uitgerust zijn met een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de sterfput bevindt; 7 het huishoudelijk afvalwater dient te worden voorbehandeld in een individuele voorbehandelingsinstallatie alvorens te lozen in de sterfput. 3 Met betrekking tot de installatie, de werking en het onderhoud van individuele voorbehandelingsinstallaties, moeten de bepalingen van de code van goede praktijk nageleefd worden.

15 Vergadering Gecoro dd. 21 oktober Met betrekking tot het onderhoud van septische putten gelden volgende bepalingen: 1 de septische put moet jaarlijks geruimd worden; 2 het lozen van geruimd septisch materiaal in de openbare riolering of collectoren is verboden; 3 septisch materiaal moet afgevoerd worden naar een openbare waterzuiveringsinstallatie; 4 enkel de ruimers van septisch materiaal die een overeenkomst voor de aanvoer van septisch materiaal met de nv Aquafin hebben afgesloten, mogen septisch materiaal ruimen op het grondgebied van de gemeente. Zij moeten hiertoe een afschrift van deze overeenkomst bezorgen aan de dienst leefmilieu van de gemeente. 5 de bewoner van de woning moet als bewijs van de naleving van de verplichtingen sub 1 t.e.m. 3 een kopie van het ruimingsattest afgeleverd door een sub 5 vermelde ophaler overmaken aan de dienst leefmilieu van de gemeente. Deze kopie moet jaarlijks worden overgemaakt voor uiterlijk 31 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de ruiming plaats vond. 5 Wanneer de woning of het gebouw gelegen is in een zone waar collectieve zuivering gepland is (groene zone) worden na aanleg van de riolering bestaande septische putten in gebruik gehouden. Uitzondering hierop vormen de straten of rioolstrengen waarvoor Pidpa van oordeel is dat individuele voorbehandeling niet aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering. Het huishoudelijk afvalwater (zwart water via septische put en grijs water) van nieuwe woningen in deze zone moet rechtstreeks in de openbare riolering geloosd worden, tenzij Pidpa van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering. Art Aansluiting in het gebied individueel te optimaliseren gebied (rode zone) Wanneer de woning of het gebouw in de zone individueel te optimaliseren gebied gelegen is, moet een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) of een volwaardige natuurlijke zuiveringsinstallatie (bv. rietveld) worden geplaatst. Een IBA wordt gebruikt voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater. Regenwater hoort niet thuis in een IBA, omdat het de werking van de zuivering verstoort. Daarom dient het regenwater door middel van een gescheiden rioolstelsel afgekoppeld te worden. Een IBA moet bestaan uit 3 onderdelen : voorbezinktank, een hoofdzuivering en een infiltratiebed. Slotbepalingen Art Afwijkingen De minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening, of de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren kunnen, op gemotiveerde vraag van de bouwheer, afwijkingen toestaan op de verplichtingen van artikels 4 tot en met 16, alleen wanneer de plaatselijke omstandigheden, specifieke eisen van technische aard of bijzondere nieuwe technieken een andere bouwwijze vereisen of verantwoorden. In dat geval moet bij het uitvoeren van de watertoets, bedoeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid het advies gevraagd worden van het bekkensecretariaat van het bekken op wiens beheersingsgebied de vergunningsaanvraag betrekking heeft. Art. 16. Opheffing bestaande verordening Dit besluit treedt in de plaats van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van 24 juni 1999 met betrekking tot het lozen van huishoudelijk afvalwater, aansluiting op de openbare riolering en afkoppeling van hemelwater;