GEURGEBIEDSVISIE DEURNE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "GEURGEBIEDSVISIE DEURNE"

Transcriptie

1 GEURGEBIEDSVISIE DEURNE GEMEENTE DEURNE 9 april :A - Definitief C

2

3 Inhoud Samenvatting Inleiding Aanleiding Leeswijzer Geurhinder door veehouderijen Inleiding Voorgrondbelasting en normstelling in Deurne Achtergrondbelasting en kans op geurhinder Omgekeerde werking Geur en gezondheid Beleidskaders Inleiding Provinciaal ruimtelijk beleid Van Reconstructieplan 2005 naar Verordening ruimte Geur en de Verordening ruimte Aanpak urgentiegebieden Natuurbeschermingswet Bestemmingsplan buitengebied Ontwikkeling veehouderij en geurbelasting Ontwikkeling veehouderijen en emissies Geurbelasting situatie Onderzoek naar bijstelling voorgrondnormen Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen bij de huidige geurnormen Opgave Mogelijke toekomstige ontwikkeling van de veehouderij Beleidsopties Uitgangspunten onderzoek Effecten onderzochte scenario s Voorstel tot vaststelling geurverordening Overwegingen Concept voorstel actualisatie normen, afstanden en toetswaarden Inleiding Voorstel voor actualisatie voorgrondnormen voorstel aanpassing Vaste afstanden Aanvaardbaar woon- en leefklimaat Effecten voorstel Bijlage 1 Voorgrondnormen verordening :A - Definitief ARCADIS 1

4 Bijlage 2 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, achtergrondbelasting Bijlage 3 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, combinatie voor- en achtergrondbelasting. 85 Bijlage 4 Indicatieve geurcontouren rondom bouwblokken Bijlage 5 Voorbeeld normen andere gemeenten Bijlage 6 Effecten normstelling beleidsopties op milieuruimte geur veehouderijen Bijlage 7 Voorstel voorgrondnormen Colofon ARCADIS :A - Definitief

5 Samenvatting Wet geurhinder en veehouderij en gemeentelijke geurnormen in Deurne Sinds 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. Deze wet biedt gemeenten, binnen een wettelijke vastgestelde bandbreedte, de beleidsvrijheid om zelf geurnormen vast te stellen. Als een gemeente geen eigen normen vaststelt, gelden de standaard normen uit de Wgv. De opgave is om, zo nodig met behulp van een eigen normstelling, een goede balans te vinden tussen agrarische ontwikkelingen, de belangen van burgers in de kernen en het buitengebied en de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeente Deurne heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om eigen normen vast te stellen. In 2007 en in 2011 heeft de gemeenteraad van Deurne een gemeentelijke geurverordening vastgesteld waarin is afgeweken van de vaste wettelijke waarden. In de geurverordening van 2011 zijn afwijkende geurnormen vastgelegd voor de kern Deurne en voor plangebieden (woningbouw, industrieterrein) en kernrandzones. Voor het plangebied Hippisch Centrum zijn de vaste afstanden voor grondgebonden bedrijven verkleind. Voor de overige delen van het gemeentelijke grondgebied gelden de vaste wettelijke waarden en wettelijke vaste afstanden, zoals opgenomen in de Wgv. Op 7 oktober 2014 heeft de gemeenteraad een aanhoudingsbesluit in het kader van de Wgv op de Wet genomen. Het aanhoudingsbesluit is bedoeld om te voorkomen dat gedurende de voorbereiding van de actualisatie van gemeentelijke geurverordening ongewenste ontwikkelingen bij veehouderijen plaatsvinden. Een actualisatie van de geurverordening wordt overwogen om bij ontwikkeling van veehouderijen meer te kunnen sturen op een afname van de geuroverlast en om aan te sluiten bij ontwikkelingen op provinciaal niveau (aanpak urgentiegebieden) en nieuwe inzichten, zoals de relatie tussen geurbelasting en de kans op hinder en daarmee de aanvaardbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. In november 2014 is dit aanhoudingsbesluit voor een beperkt deel van het grondgebied c.q. de veehouderij ingetrokken. Voor de meeste veehouderijen is het aanhoudingsbesluit nog kracht. Geur en kans op hinder De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij welke de meeste geurbelasting op een voor geurhinder gevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. In Deurne zijn er gebieden met een hoge geurbelasting ten gevolge van geur uit stallen. De geurbelasting is in de Peel, delen van de Kempen en de gemeenten Ede en Barneveld significant hoger dan in andere delen van het land. Ook binnen de Peel valt de schil met een hoge geurbelasting in het LOG bij Deurne op :A - Definitief ARCADIS 3

6 Figuur 1 Classificatie woon- en leefmilieu o.b.v. de voor- en achtergrondbelasting en het hinderpercentage voor concentratiegebieden, vergund januari 2015 (classificatie op basis van de Wgv) In de gebiedsvisie die is gekoppeld aan de gemeentelijke geurverordening van 2011 voor Deurne zijn toetswaarden vastgelegd met betrekking tot de maximale achtergrondbelasting (de geurbelasting van alle veehouderijen samen op 1 voor geurhinder gevoelig object). Voor de beoordeling van ontwikkelingen van veehouderijen in het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) zijn deze overruled door de provincie Noord- Brabant. De normen van de provincie zijn strenger dan de gemeentelijke normen voor het LOG. Voor het overige buitengebied en de kernen liggen de normen van de provincie en gemeente met betrekking tot de achtergrondbelasting nu gelijk. Tenminste, uitgaande van de relatie tussen geurbelasting en kans op hinder voor concentratiegebieden als Deurne, zoals die nu is opgenomen in de toelichting bij de Wgv. 4 ARCADIS :A - Definitief

7 Middels de Verordening ruimte 2014 stelt de provincie dus grenzen aan de achtergrondbelasting bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling van een veehouderij. Die normen zijn dus niet bedoeld voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van woningbouw nabij veehouderijen. Wel is er indirect een relatie, omdat de realisatie van woningen nabij veehouderijen kan leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen (toets wel of geen aantasting bestaande rechten). Daarnaast kunnen de in de Verordening ruimte 2014 opgenomen grenswaarden door de gemeenteraad als voorbeeld of richtwaarde gebruikt worden, in het kader van een toets op een goed woon- en leefklimaat van ontwikkelingen door de gemeente Deurne. Evaluatie van de regelgeving en hoogte van de normen Een van de uitgangspunten van de Wgv is dat in gebieden met veel veehouderijen mensen minder snel geur als hinderlijk ervaren dan in gebieden met minder veehouderijen. In de toelichting bij de Wgv is aangegeven hoe in gebieden met veel veehouderijen, zoals Deurne, voor een gemiddeld gebied de relatie ligt tussen de berekende geurbelasting en de kans op hinder. De basis hiervoor is onderzoek uit 2001 waarin de relatie is onderzocht tussen geurbelasting en hinder. Er zijn twijfels of die relatie nog wel klopt. Recent hinderbelevingsonderzoek uit 2014 (GGD, IRAS) geven aanleiding om de hoogte en onderbouwing van de geurnormen te heroverwegen. Dat grootschalig onderzoek is uitgevoerd in veedichte gebieden en de daarin gevonden relatie (tussen de berekende geurbelasting en de kans op hinder) laat een veel hogere kans op geurhinder zien dan nu is beschreven in de handreiking bij de Wgv. Staatssecretaris Mansveld (Milieu) heeft aan de Kamer toegezegd de regelgeving in 2015 te zullen evalueren. Een werkgroep is gevraagd een advies uit te brengen over aanpassingen van de wet- en regelgeving en de hoogte van de normen en daarbij de resultaten van het onderzoek van de GGD en IRAS uit 2014 te betrekken. Dat maakt het proces om tot nieuwe geurnormen te komen in Deurne extra ingewikkeld, omdat tijdens dat proces uitgangspunten ter discussie worden gesteld. Aanpak urgentiegebieden De partners in het Brabant Beraad hebben in januari 2014 afspraken gemaakt die er toe moeten leiden dat er in 2020 geen overbelaste situaties meer zijn in relatie tot de veehouderij. Hierbij is afgesproken dat gemeenten de gebieden aanwijzen waar actie nodig is om overbelasting op te lossen. Dit zijn de zogeheten urgentiegebieden. Urgentiegebieden worden gevormd door één of meer overbelaste situaties in relatie tot de veehouderij zoals onder meer door een te hoge belasting met geur en/of fijn stof. In Deurne zijn er al indicatief zoekgebieden begrensd. Ook op provinciale werkkaarten zijn delen van het grondgebied van Deurne opgenomen als potentieel urgentiegebied. De gemeenten bepalen zelf of en zo ja welke gebieden worden aangewezen als urgentiegebied en de inhoud van eventuele verbeterplannen voor deze gebieden. Een speciaal samengesteld urgentieteam heeft tot taak de knelpunten en oplossingsmogelijkheden uit te werken. Het urgentieteam werkt onafhankelijk vanuit netwerk De Peelhorst en bestaat uit vertegenwoordigers van de Brabantse Milieu Federatie, ZLTO, GGD en de provincie. Met de resultaten uit die gesprekken maakt het urgentieteam een inventarisatie van alle knelpunten op de verschillende locaties. Op basis hiervan kunnen urgentiegebieden worden begrensd en/of worden voorstellen benoemd hoe boeren, burgers en gemeente samen kunnen komen tot verbeteringen. Dat proces is in Deurne nog gaande. Het aanpassen van de geurnormen is in het licht van de aanpak van de urgentiegebieden te zien als de inzet van een wettelijk instrument door de gemeente die er op is gericht op het voorkomen van een toename van de overbelasting en het stimuleren van de afname van de geurbelasting op die plekken in Deurne waar de geurbelasting te hoog is, de fijn stof belasting te hoog is en/of waar er veel overlast wordt ervaren :A - Definitief ARCADIS 5

8 Figuur 2 Zoekgebieden voor urgentiegebieden. Bron: gemeente Deurne, 2014 Ontwikkeling geurbelasting in het verleden Het aantal locaties met vee in Deurne is in de periode tussen 2005 en 2014 gedaald met 24% en de economische omvang van de vergunde veestapel is gestegen met 17%. De vergunde emissie van geur nam in de periode toe en is daarna afgenomen en een niveau dat eind % lager lag dan eind De emissies van ammoniak zijn in de periode tussen 2005 en 2014 sterker gedaald dan die voor geur en fijn stof. Waarschijnlijk is dat vanwege de emissie-eisen voor ammoniak in het Besluit Huisvesting (en Europese regelgeving) en de stringente toetsingskaders voor ammoniak (Natuurbeschermingswet). In de kernen van Deurne zijn er, begin 2015, nu bijna 500 adressen (woningen of gebouwen waar mensen verblijven, geen woningen van veehouders) waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de gemeentelijke en provinciale cumulatieve richtwaarde voor kernen. In het buitengebied en de kernrandzones gaat het om zo n 250 adressen met een te hoge of hoge geurbelasting, rekening houdend met de provinciale en gemeentelijke richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting (dus de geurbelasting van alle veehouderijen samen). De hoogste geurpieken op woningen zijn te vinden in het buitengebied, het grootst aantal adressen met een geurbelasting boven de richtwaarden van gemeenten en provincie, zijn te vinden in de kernen (vooral de kern Deurne). Als voor de adressen in het buitengebied dezelfde richtwaarden als die voor de kernen zouden gelden, dan zijn er ruim 650 adressen in het buitengebied met een (te) hoge geurbelasting. 6 ARCADIS :A - Definitief

9 Figuur 3 Berekende geurbelasting (vergund 2015, achtergrond) vergeleken met de gemeentelijke richtwaarden voor achtergrondbelasting :A - Definitief ARCADIS 7

10 Voor een deel zijn de adressen met een (te) hoger geurbelasting in het buitengebied adressen waar de geurbelasting al vele jaren lang hoog is. Vaak zijn dat historisch gegroeide situaties die vandaag de dag als niet toelaatbaar zouden worden aangemerkt. De geurhinder wordt dan sterk bepaald door 1 dominante bron of enkele dominante bronnen. Voor de meeste woningen in Deurne is de geurbelasting de afgelopen jaren afgenomen. Sinds een jaar of 5 daalt de vergunde geuremissie en ook de gemiddelde geurbelasting. Toch zijn er ook delen van het grondgebied waar de geurbelasting tot voor kort nog toenam. Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen bij de huidige normen In onderstaande kaart is een indicatie van de theoretische uitbreidingsruimte (in geuremissie) van veehouderijen in Deurne weergegeven. Uitgaande van de huidige vergunningen en de huidige voorgrondnormen uit de geurverordening van Deurne uit Daarnaast zijn op deze kaart ook adressen opgenomen waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de provinciale richtwaarden voor de achtergrondbelasting (cumulatieve geurbelasting). Deze kaart (figuur 4) laat zien dat, kijkend naar de uitbreidingsruimte van bedrijven met (een tak) intensieve veehouderij, op basis van de voorgrondnormen van Deurne, voor de meeste bedrijven nabij de kernen geldt dat de geuremissie niet meer of slechts beperkt mag toenemen. Dat zijn de gele stippen in figuur 4. De rode en donkerrode stippen vertegenwoordigen intensieve veehouderijen die wel nog zouden kunnen uitbreiden (m.b.t. de emissie van geur), alleen kijkend naar de voorgrondnorm van Deurne uit Deze veehouderijen liggen veelal op enige afstand van de kernen. De normen voor de kernen (Deurne 1, de overige kernen 3) zijn voor de veehouderijen op afstand van de kernen minder relevant en de norm voor het buitengebied (14, inclusief de kernranden die nog geen deel van de bebouwde kom zijn), bieden voor de veehouderijen met rode stippen nog ruimte voor uitbreiding van de vergunde geuremissie. Hoe groter die (indicatieve, theoretische) ruimte, hoe groter de stip. Maar, ook andere wetten en regels zoals de Natuurbeschermingswet, stellen randvoorwaarden of beperkingen aan de milieuruimte van veehouderijen. En, ook de gemeentelijke richtwaarden ten aanzien van de cumulatieve geurbelasting en de provinciale normen met betrekking tot de cumulatieve geurbelasting. Op de kaart in figuur 4 zijn de adressen waar de provinciale richtwaarden uitgaande van de berekende achtergrondbelasting, worden overschreden, met paarse stippen aangeduid. Veehouderijen die in de buurt van die adressen liggen, zullen bij verdere ontwikkeling een proportionele bijdrage moeten leveren aan het verminderen van de overbelasting op die adressen. Dus de uitbreiding zal in die situaties gepaard moeten gaan met een afname van de geurbelasting. 8 ARCADIS :A - Definitief

11 Figuur 4 Indicatieve uitbreidingsruimte geurhinder bij voorgrondnormen 2011 en de adressen met een overschrijding van de provinciale norm voor de achtergrondbelasting :A - Definitief ARCADIS 9

12 Opgave De bestaande geurnormen in het buitengebied sturen niet sterk op afname van de geurbelasting in de gebieden met een hoge geurbelasting, gelegen op enige afstand van de kern. Er zijn steeds meer technieken beschikbaar en betaalbaar om de geurbelasting te verminderen. Een analyse van de vergunde stallen en de daarin vergunde dierplaatsen en typering van die stallen naar emissiereductie van geur, laat zien dat er nog veel emissiereductie te bereiken is door modernisering van traditionele stallen of door de inzet van luchtwassers die ook voor geur de emissie verder kunnen terugdringen. Bij veel ontwikkelingen in het recente verleden, waarbij veehouderijen uitbreidden in het aantal dieren, werd er door de bouw van nieuwe stallen bereikt dat de uitbreiding plaats kon vinden binnen de maximale geurnorm. Alleen bij overschrijding van de geurnorm en, sinds kort, bij toetsing aan de provinciale geurnormen, is er een verplichting om verder te gaan dat het opvullen tot de norm. De geurbelasting moet in die situaties ook omlaag, via de zogenaamde 50% regeling. Om bij ontwikkeling van veehouderijen meer te kunnen sturen op een afname van de geuroverlast en om aan te sluiten bij ontwikkelingen op provinciaal niveau (aanpak urgentiegebieden) en nieuwe inzichten, zoals de relatie tussen geurbelasting en de kans op hinder en daarmee de aanvaardbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen (ontwikkeling van veehouderijen en ontwikkeling of verandering van andere functies, vooral in het buitengebied), zijn vooral in het buitengebied strengere voorgrondnormen nodig. Daarnaast is het verstandig dat de gemeente haar richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting actualiseert, vooral voor de waarde in het LOG (nu maximaal 32 Ou), om deze in lijn te brengen met de provinciale richtwaarden en ook om zo een bijdrage te leveren aan het verminderen of voorkomen van nieuwe overlast situaties. De gemeenten Deurne kan haar normen aanpassen via de Wet geurhinder en veehouderijen (van belang voor vergunningverlening voor het aspect milieu). En daarnaast kan de gemeente Deurne de normen en richtwaarden ten aanzien van de geurbelasting ook meenemen en verankeren in ruimtelijke plannen, zoals de herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Door ook bij ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen of de ontwikkeling past binnen de normen en streefwaarden ten aanzien van de geurbelasting, kunnen nieuwe overlast situaties worden voorkomen en kan er extra worden gestuurd op een afname van de bestaande overlast. Beleidsopties voorgrondbelasting Er zijn twee voorbeelden van een aangepaste set normen voor de voorgrondbelasting doorgerekend. Deze normen zijn van belang voor de vergunningverlening voor veehouderijen met dieren met een geuremissiefactor, zoals veehouderijen met varkens en pluimvee. Ook spelen deze normen een rol bij ruimtelijke procedures, waarbij beoordeeld moet worden of ontwikkelingen nabij veehouderijen wel of niet leiden tot aantasting van bestaande rechten. In onderstaande tabel zijn de onderzochte beleidsopties weergegeven. In het onderzoek is er van uitgegaan van de trendmatige groei en krimp van intensieve veehouderijen en de ruimte voor uitbreiding op het gebied van milieu (geur, ammoniak) en ruimtelijke ordening (bestemmingsplan buitengebied, Verordening ruimte). 10 ARCADIS :A - Definitief

13 Gebied Huidige Voorgrondnorm Scenario 1 aanscherping Scenario 2 forse bijstelling Kern Deurne Overige kernen Kernrandzones, plangebieden behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden Behorend tot het buitengebied Buitengebied excl landbouwontwikkelingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Tabel 1 Onderzochte beleidsopties normen voorgrondbelasting Ook is in het onderzoek het effect van de normen met betrekking tot cumulatie ten opzichte van (alleen) de huidige gemeentelijke voorgrond-geurnormen onderzocht. Daaruit blijkt dat de normen ten aanzien van cumulatie zorgen voor een extra afname van de verwachte geurbelasting omdat veehouderijen een uitbreiding van het aantal dieren eerder moeten combineren van het investeren in technieken om de geuremissie te beperken. Effecten onderzochte scenario s Een aanscherping van de voorgrondnormen zoals onderzocht zorgt voor een extra daling van de gemiddelde geurbelasting. Die daling is logischerwijze het sterkst bij scenario 2. In dat scenario is de afname van de vergunde geuremissie het sterkst (17% afname), ondanks een veronderstelde groei van de economische omvang van de intensieve veehouderij (per saldo een veronderstelde groeit van ruim 13%). Bij scenario 1 neemt de vergunde geuremissie bij dezelfde ontwikkeling met 10% af. Uitgedrukt in de gemiddelde geurbelasting is de daling bij scenario 2 20,8% en van scenario 1 16,4%. In onderstaande tabellen is de verwachte ontwikkeling van de geurhinder voor de bebouwde kom en voor het buitengebied weergegeven. Beoordeling leefklimaat Huidige situatie Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen normen gemeente normen Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 2 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, bebouwde kom :A - Definitief ARCADIS 11

14 Beoordeling leefklimaat Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen normen gemeente normen Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 3 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, buitengebied In de hierna volgende tabel is de verwachte ontwikkeling van de achtergrondbelasting per deelgebied, vertaald naar een hinderpercentage voor alle woningen gesommeerd, ook per deelgebied. Het betreft een optelling van het hinderpercentage per adres, voor alle adressen samen, per deelgebied. De op deze wijze berekende hinderpercentages zijn bedoeld om de gemiddelde geurbelasting van de verschillende scenario s onderling te kunnen vergelijken. Verschillen in aantal woningen per klasse (uit tabel 2 en tabel 3) zijn zo samenvattend aangeduid via een indexcijfer, afgeleid van de kans op hinder (stel 10%) in relatie tot het aantal woningen per klasse (stel 1000 adressen; met een hinderkans van 10% wordt dan de index 100) en daarna een optelling van sommatie voor alle klassen samen. Zie ook het rekenvoorbeeld onder de tabel. Gebied Huidige situatie Ontwikkeling binnen Ontwikkeling bestaande Ontwikkeling beleidsoptie 1 Ontwikkeling beleidsoptie Aantal objecten vergund bestaande voorgrond normen gemeente voorgrondnormen en prov. normen aanscherping en prov. normen 2 forse bijstelling en prov. normen Bebouwde kom Hinderpercentage 8,0% 7,0% 6,7% 6,7% 6,3% bebouwde kom Buiten bebouwde kom Hinderpercentage 11,2% 10,0% 9,6% 9,4% 9,0% Buitengebied Totaal Hinderpercentage totaal 8,3% 7,3% 7,0% 7,0% 6,6% Tabel 4 indexcijfer geurhinder: aantal gehinderde adressen op basis van sommatie hinderpercentage per adres 12 ARCADIS :A - Definitief

15 REKENVOORBEELD BEPALING INDEXCIJFER Hieronder is met een rekenvoorbeeld aangegeven hoe dit indexcijfer is bepaald, door de cumulatieve geurbelasting en het daarbij behorende hinderpercentage te relateren aan het aantal adressen (per geurhinder-categorie) en daarna te sommeren. Stel adressen met 5% kans op geurhinder, dus 5% van = 100 Stel 800 adressen met 10% kans op geurhinder, dus 10% van 800 = 80 Stel 160 adressen met 20% kans op geurhinder, dus 20% van 160 = 32 Stel 40 adressen met 25% kans op geurhinder, dus 25% van 40 = 10 Totaal aantal adressen = = adressen Indexcijfer geurhinder: = 222 Hinderpercentage totaal: 222 van 3000 = 7,4 % Het effect van andere normen heeft weinig effect op een deel van de historisch gegroeide knelpunten. Omdat die bedrijven nu al te maken hebben met een overbelaste situatie, een strenge norm voor de kern Deurne of de provinciale normen en het provinciaal beleid. Maar, de geurdeken neemt extra af en strengere normen bieden extra bescherming tegen geurhinder bij ontwikkeling van veehouderijen. En daarmee anticipeert de gemeente op recente inzichten ten aanzien van de ervaren overlast. Knelpunten die er zijn ten aanzien van een hoge geuroverlast, worden voor een groot gedeelte veroorzaakt door een hoge geurbelasting in bestaande situaties, veelal situaties waarbij er sprake is van één dominante bron. Een mogelijke bijstelling van de geurnormen is in dat licht vooral van belang voor de maximale geurhinder die door één bron wordt veroorzaakt en wel of niet acceptabel wordt geacht. En de invloed die een bijstelling van de norm heeft op een mogelijke toename van de geurbelasting (piekbelasting), of, indien de norm wordt overschreden, de extra maatregelen die een veehouderij moet nemen bij een gewenste uitbreiding van het aantal dieren. Als de gemeente een sterke afname van de geurbelasting als hoogste prioriteit stelt, is een normenset als bij scenario 2, of kleine nuancering daarvan, denkbaar. Omdat strengere normen ook kunnen leiden tot minder ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor andere functies en tot extra kosten voor veehouders leiden, is een keuze die in de richting gaat voor voorbeeldscenario 1 denkbaar. Het is uiteindelijk een keuze van het college en de raad tussen de afweging van belangen. Voorstel voor actualisatie van de gemeentelijke geurnormen De gemeente streeft er naar dat dat alle inwoners van Deurne kunnen wonen, werken en leven in een omgeving, die gezien haar functie hiermee in balans is. Omgezet naar concrete doelstellingen voor het gemeentelijk geurbeleid betekent dit: Een daling van het aantal mensen die in hun woningen blootgesteld worden aan een hoge geurbelasting van omliggende veehouderijen, vooral gebieden met veel burgerbewoning. Een daling van de geurbelasting kan worden versneld door de geurnormen aan te scherpen, waardoor groei van veehouderijen meer gepaard zal gaan met een afname van geuroverlast dan op basis van de huidige normen. Het voorkomen van nieuwe knelpunten vanwege een te hoge geurbelasting, door rekening te houden met de laatste inzichten, normen en afstanden te hanteren die burgers bij nieuwe situaties beschermen tegen een te hoge geurbelasting :A - Definitief ARCADIS 13

16 Ruimte bieden voor een duurzame economische ontwikkeling van de veehouderij, een sector die een belangrijke bijdrage aan de lokale en regionale economie levert. Wel vraagt de gemeente van ondernemers om bij bedrijfsontwikkeling bij te dragen aan het verminderen van bestaande overlast en het voorkomen van nieuwe overlast. Via herbegrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied ruimte bieden voor hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing, om nieuwe economische dragers in het buitengebied te faciliteren, vooral in gebieden met een primaat voor wonen, recreatie of een sterke verweving van wonen en agrarische functies. Het kernteam dat aan deze geurgebiedsvisie heeft gewerkt, heeft uit alle informatie en discussies de volgende overwegingen afgeleid: De huidige geurnormen blijven hanteren is geen optie; deze bieden op te veel en ongewenste plaatsen in Deurne de mogelijkheid om in geur uit te breiden. Dankzij de provinciale normen en de directe doorwerking van de Verordening ruimte worden deze mogelijkheden beperkt. Zouden deze provinciale normen om een of andere reden komen te vervallen, dan is een verdere toename van de geurbelasting in delen van het buitengebied weer mogelijk. Deze optie voldoet dus niet aan de doelstellingen. Het generiek scherp bijstellen van de normen naar bijvoorbeeld 1 voor de kernen en 5 voor het buitengebied leidt ten opzichte van het gematigde scenario in theorie tot een grotere daling van de geuroverlast. Maar dit kan ook leiden tot stagnatie van de ontwikkeling in de veehouderij, omdat de kosten van investeringen om aan de nieuwe geurnorm te voldoen zo hoog zijn, dat ondernemers afzien van ontwikkelingen of uitstellen. Of helemaal stoppen. Dit is een negatief gevolg voor de agrarische economie en werkgelegenheid voor Deurne. Het generiek te scherp bijstellen van de normen heeft ook negatief effect op de mogelijkheden om agrarische locaties, (niet-veehouderijen), te her ontwikkelen. Nieuwe ontwikkelingen die op geur beoordeeld moeten worden, zoals recreatie, mogen niet leiden tot een beperking van de rechten van omliggende veehouderijen (omgekeerde werking). Hoe scherper de geurnormen (voorgrondnormen) worden gesteld, hoe groter de contour rondom het bouwvlak van een veehouderij, waarbinnen geen geurgevoelige objecten gerealiseerd mogen worden (een scherpere voorgrondnorm leidt tot een grotere omgekeerde werking). Met name bij nertsen blijkt uit onderzoek, dat de ervaren geur bij bedrijven met veel fokteven aanmerkelijk hoger ligt dan op basis van de gestaffelde standaard-afstanden uit de Wgv. De gemeente heeft de mogelijkheid die (gestaffelde) afstanden aan te passen. De aangepaste afstanden voor nertsenhouderijen worden vastgelegd in de gemeentelijke geurverordening. Uit onderzoek van de GGD en IRAS (2014) blijkt dat de kans op hinder bij eenzelfde berekende geurbelasting groter is dan voor varkensbedrijven. De hinderpercentages uit de toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij zijn nu afgeleid uit onderzoek bij varkensbedrijven (PRA, 2001). Het vaststellen van afwijkende normen of afstanden voor alleen pluimveehouderijen is (nu) niet mogelijk op basis van de Wgv. Op basis van nader onderzoek (van het rijk) kunnen nieuwe inzichten mogelijk worden verwerkt in het bestemmingsplan. Bij melkveehouderijen wordt schaalvergroting verwacht door het loslaten van het melkquotum. Eén vaste afstand voor alle maten melkveebedrijven volstaat dan niet langer. Driehonderd koeien geven nu eenmaal meer geur dan vijftig koeien. Ook dit kan alleen maar worden vastgelegd in het bestemmingsplan, de Wgv biedt in principe geen mogelijkheid om de vaste afstanden van melkveebedrijven te variëren op basis van de omvang van het aantal melkkoeien. 14 ARCADIS :A - Definitief

17 Behoud van een landbouwontwikkelingsgebied is wenselijk, om bedrijven elders uit het buitengebied de mogelijkheid te geven te kunnen ondernemen op een plek, waar minder mensen overlast hebben van geur en waar meer ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Door in te zetten op verplaatsing van agrarische bedrijvigheid naar het Primair Agrarisch Gebied (Primag, herbegrensd LOG) wordt het overige buitengebied ontlast en stijgt daar de kwaliteit van wonen en leven. Het huidige, oude LOG omvat naast op een aantal plaatsen veel woningen, ook veel locaties die feitelijk al lang geen agrarische locaties meer zijn. Vrijkomende locaties worden lang niet altijd vanuit de sector opgekocht. Hieruit blijkt feitelijk dat het huidige LOG te groot is voor de sector. Er ontstaan veel boeren naast buren locaties, waar een forse doorontwikkeling van de agrarische sector geen logische is en zodoende het draagvlak voor de sector wordt ondermijnd. Een herbegrenzing is noodzakelijk. Onderstaande (voorlopig) voorstel van B&W is opgesteld op basis van standpunten van leden van de kerngroep, de huidige inzichten ten aanzien van de relatie tussen geurbelasting en hinder (waarbij de normen voor het niet-concentratiegebied als referentie zijn gebruikt), de huidige gemeentelijke en provinciale normen en voorbeelden van normen zoals die ook in omliggende gemeenten recentelijk zijn vastgesteld. Onderdeel van dat voorstel is ook om te komen tot een herbegrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied. In het provinciaal beleid zijn de LOG s niet meer opgenomen. Maar voor de gemeente is een (her)begrensd LOG nog steeds van belang in verband met de (on)mogelijkheden voor functieveranderingen en het hergebruik van agrarische bebouwing. En om hier de normstelling voor geur aan te koppelen. Voor een deel van het LOG zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt vanwege de korte afstand tot de kern en vanwege de verweving van functies. In een ander deel van het LOG zijn er nog steeds veel locaties die geschikt zijn voor een duurzame ontwikkeling van veehouderijen en wil de gemeente de ontwikkelingsruimte op die locaties niet onnodig beperken. Gebied Huidige voorgrondnorm Voorstel Kern Deurne 1 1 Overige kernen 3 2 Kernrandzones, plangebieden 6 5 behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden 14 5 Behorend tot het buitengebied Buitengebied inclusief te vervallen landbouwontwikkelingsgebied 14 5 (veel burgerwoningen) of 8 Landbouwontwikkelingsgebied (herbegrensd) Tabel 5 Voorstel actualisatie voorgrondnormen De gemeente kan deze aangepaste normstelling ook verwerken in haar ruimtelijk beleid, zoals de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Bijvoorbeeld door het wel of niet voldoen aan de voorgrondnorm als toets op te nemen bij de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling van een veehouderij. Is, bij een bestaande overbelaste situatie, de geurbelasting na ontwikkeling nog boven de voorgrond, dan kan de gemeente toetsen of er in redelijkheid aanvullende maatregelen gevraagd kunnen worden om overlast te voorkomen :A - Definitief ARCADIS 15

18 Bij de normstelling van het LOG kan worden aangesloten bij de herbegrenzing van het LOG die mede op basis van ruimtelijke aspecten (o.a. mogelijkheden voor functieveranderingen) en een actuele inventarisatie van gebruik en wensen van bewoners en ondernemers. Onderstaand figuur dient gezien te worden als een ruwe aanzet c.q. bouwsteen vanuit het aspect geur voor de herbegrenzing. Figuur 5 Aanzet herbegrenzing LOG 16 ARCADIS :A - Definitief

19 Het kernteam dat deze gebiedsvisie heeft opgesteld, heeft zich over herbegrenzing van het LOG gebogen (als nieuwe naam is gekozen voor de term Primag, primair agrarisch gebied) en is gekomen tot een indicatieve herbegrenzing. De uiteindelijke begrenzing van het Primag zal in de ruimtelijke procedures van structuurvisie 2015/2016 tot en met de derde herziening bestemmingsplan buitengebied verder haar beslag krijgen. In onderstaande kaart is het voorstel voor actualisatie van de gemeentelijke voorgrondnormen, inclusief een concept herbegrenzing van het LOG (tot Primag) weergegeven. Figuur 6 Voorstel voorgrondnormen 2015 inclusief concept herbegrenzing LOG tot Primag :A - Definitief ARCADIS 17

20 Vaste afstanden Op dit moment gelden voor veehouderijen zonder geuremissiefactor de vaste wettelijke afstanden. Geadviseerd wordt om, zolang er onduidelijkheid bestaat over een te hanteren toetsingskader met betrekking tot de gezondheid van omwonenden van veehouderijen, terughoudend om te gaan met verkleining van de vaste afstanden of met de bouw van woningen op kavels van voormalige veehouderijen, voor zover de nieuwe woningen op korte afstand van blijvende veehouderijen zijn gelegen. Voor grotere melkveebedrijven in het buitengebied is een grotere afstand (100 meter in plaats van 50 meter) verstandig. De Wgv biedt (nu) geen expliciete mogelijkheden om de afstanden voor melkveebedrijven op basis van grootte (aantal melkkoeien) te variëren. In het kader van de ruimtelijke ordening zijn die mogelijkheden er duidelijker. Mogelijk aangrijpingspunt is het verschil tussen vergunningplichtige (dus vallend onder de Wgv) en de niet-vergunningplichtige (Activiteitenbesluit). Voorgesteld wordt in het buitengebied een vaste afstand van 100 meter (in plaats van de standaard 50 meter in het buitengebied) te hanteren voor veehouderijen met dieren zonder geuremissiefactor, voor zover het veehouderijen betreft met meer dan 200 stuks melkrundvee (inclusief bijbehorend jongvee, maximaal 140 stuks). Pelsdieren De Wet geurhinder en veehouderij biedt de mogelijkheid om de vaste afstanden van de pelsdierhouderij aan te passen. Om te zorgen voor een extra bescherming van de burgers tegen geurhinder wordt geadviseerd de vaste afstand voor pelsdierhouderijen te vergroten zoals in onderstaand voorstel Bebouwde kom Wgv Voorstel Buitengebied Wgv Voorstel Tabel 6 Voorstel afstanden pelsdierenhouderij Indien een pelsdierhouderij emissiearme huisvestingssystemen heeft dient de afstand uit bovenstaande tabel met 25 meter verminderd te worden. Mochten er meer dan fokteven worden gehouden dan wordt de afstand voor de bebouwde kom voor elke fokteven extra met 100 meter vergroot. Voor het buitengebied geldt een vergroting van de afstand in deze gevallen met 50 meter. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat Op basis van uitspraken van de Raad van State is het verstandig dat de gemeenteraad expliciet vaststelt welke achtergrondbelasting als een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden aangemerkt bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen. Dus niet alleen als onderdeel van deze gebiedsvisie, maar als een beleidsregel die wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het voorstel is om de streef- en toetswaarden met betrekking tot de achtergrondbelasting uit onderstaande tabel te hanteren. De toets op de achtergrondbelasting dient te worden uitgevoerd in het kader van de omgekeerde werking, dus bij het nemen van planologische besluiten. Het kan daarbij gaan om woningbouw of de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, maar ook om de omschakeling van een veehouderij tot een andere functie. 18 ARCADIS :A - Definitief

21 Kernen Kernrandzones Buitengebied plangebieden Goed (streefwaarde) Maximaal 5 Ou < 7% hinder Maximaal 8 Ou <10% hinder Maximaal 10 Ou <12% hinder Voldoende (toetswaarde) Maximaal 10 Ou Maximaal 13 Ou Maximaal 20 Ou Onvoldoende 10 Ou of meer (>12% hinder) 13 Ou of meer (>15% hinder) 20 of meer (> 20% hinder) Tabel 7 Voorstel streef- en toetswaarde achtergrondbelasting in Ou Achterliggend idee is dat als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als voldoende of goed, er vanuit het deelaspect achtergrondbelasting geurhinder voor veehouderijen geen belemmeringen zijn om mee te werken aan een ruimtelijk initiatief. Bij de motivering kan volstaan worden met een verwijzing naar het raadsbesluit. Is de achtergrondbelasting wel hoger dan de toetswaarden (dus geclassificeerd als onvoldoende ), dan zijn er bezwaren vanuit dit deelaspect. Er is dan in beginsel geen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Indien, met uitzondering van de achtergrondwaarde, de beoordeling van de overige aspecten wel positief uitvalt, kan overwogen worden om gemotiveerd van deze toetswaarden af te wijken. Bijvoorbeeld omdat er concreet zicht is op een verbetering van de achtergrondbelasting of er vanwege het gebruik weinig hinder is te verwachten of acceptabel wordt geacht. Een nadere motivering en besluitvorming zijn dan wel nodig. Effecten voorstel In onderstaande tabellen is de verwachte ontwikkeling van de geurhinder voor de bebouwde kom en voor het buitengebied weergegeven, uitgaande van een ontwikkeling op basis van het concept voorstel voor de actualisatie van de gemeentelijke voorgrondnormen. Ook de andere onderzochte scenario s zijn in deze tabellen opgenomen. Beoordeling leefklimaat Huidige situatie Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 8 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, bebouwde kom :A - Definitief ARCADIS 19

22 Beoordeling leefklimaat Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 9 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, buitengebied In de hierna volgende tabel is de verwachte ontwikkeling van de achtergrondbelasting per deelgebied, vertaald naar een hinderpercentage voor alle woningen gesommeerd, ook per deelgebied. Het betreft een optelling van het hinderpercentage per adres, voor alle adressen samen, per deelgebied. De op deze wijze berekende hinderpercentages zijn bedoeld om de gemiddelde geurbelasting van de verschillende scenario s onderling te kunnen vergelijken. Gebied Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente normen Bebouwde kom Hinderpercentage 8,0% 7,0% 6,7% 6,7% 6,3% 6,5% bebouwde kom adressen Buiten bebouwde kom Hinderpercentage 11,2% 10,0% 9,6% 9,4% 9,0% 9,3% Buitengebied 1533 adressen Totaal Hinderpercentage totaal adressen 8,3% 7,3% 7,0% 7,0% 6,6% 6,8% Tabel 10 indexcijfer geurhinder: aantal gehinderde adressen op basis van sommatie hinderpercentage per adres Het gemiddelde hinderpercentage daalt van 8,3% in de huidige situatie (vergund 2015) naar 6,8% op basis van de verwachte ontwikkeling en het voorstel voor de gemeentelijke (voorgrond) geurnormen en ligt daarmee tussen de veronderstelde effecten van beleidsoptie 1 (aanscherping) en beleidsoptie 2 (forse bijstelling) in. 20 ARCADIS :A - Definitief

23 In de kernen van Deurne zijn er, begin 2015, nu bijna 500 adressen (woningen of gebouwen waar mensen verblijven, geen woningen van veehouders) waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de (huidige) gemeentelijke en provinciale cumulatieve richtwaarde voor kernen. Bij de veronderstelde ontwikkeling en het hanteren voor de voorgestelde voorgrondnormen, neemt dat aantal af naar bijna 300 adressen. In het buitengebied en de kernrandzones gaat het om zo n 250 adressen met een te hoge of hoge geurbelasting, rekening houdend met de provinciale richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting (dus de geurbelasting van alle veehouderijen samen). Bij de veronderstelde ontwikkeling en het hanteren voor de voorgestelde voorgrondnormen, neemt dat aantal af naar zo n 125 adressen. Als voor de adressen in het buitengebied en de kernrandzones dezelfde richtwaarden als die voor de kernen zouden gelden, dan zijn er nu ruim 650 adressen in het buitengebied met een (te) hoge geurbelasting (uitgaande van de vergunningen in 2015). Dat aantal neemt bij de veronderstelde ontwikkeling en bijgestelde voorgrondnormen af naar circa 430 adressen :A - Definitief ARCADIS 21

24 22 ARCADIS :A - Definitief

25 1 Inleiding 1.1 AANLEIDING Sinds 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. Deze wet biedt gemeenten, binnen een wettelijke vastgestelde bandbreedte, de beleidsvrijheid om zelf geurnormen vast te stellen. Als een gemeente geen eigen normen vaststelt, gelden de standaard normen uit de Wgv. Met het vaststellen van eigen normen kunnen gemeenten extra sturen op de hoeveelheid geurgehinderden, de groeiontwikkelingen van intensieve veehouderijen en de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Bij het vaststellen van de geurnormen dient de gemeente rekening te houden met de ruimtelijke en milieu hygiënische omstandigheden alsook met de huidige en de gewenste toekomstige inrichting van een gebied. De opgave is om, zo nodig met behulp van een eigen normstelling, een goede balans te vinden tussen agrarische ontwikkelingen, de belangen van burgers in de kernen en het buitengebied en de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeente Deurne heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om eigen normen vast te stellen. In 2007 en in 2011 heeft de gemeenteraad van Deurne een gemeentelijke geurverordening vastgesteld waarin is afgeweken van de vaste wettelijke waarden. In de geurverordening van 2011 zijn afwijkende geurnormen vastgelegd voor de kern Deurne en voor plangebieden (woningbouw, industrieterrein) en kernrandzones. Voor het plangebied Hippisch Centrum zijn de vaste afstanden voor grondgebonden bedrijven verkleind. Voor de overige delen van het gemeentelijke grondgebied gelden de vaste wettelijke waarden en wettelijke vaste afstanden, zoals opgenomen in de Wgv. Op 7 oktober 2014 heeft de gemeenteraad een aanhoudingsbesluit in het kader van de Wgv op de Wet genomen. Het aanhoudingsbesluit is bedoeld om te voorkomen dat gedurende de voorbereiding van de actualisatie van gemeentelijke geurverordening ongewenste ontwikkelingen bij veehouderijen plaatsvinden. Een actualisatie van de geurverordening wordt overwogen om bij ontwikkeling van veehouderijen meer te kunnen sturen op een afname van de geuroverlast en om aan te sluiten bij ontwikkelingen op provinciaal niveau (aanpak urgentiegebieden) en nieuwe inzichten, zoals de relatie tussen geurbelasting en de kans op hinder en daarmee de aanvaardbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. In november 2014 is dit aanhoudingsbesluit voor een beperkt deel van het grondgebied c.q. de veehouderij ingetrokken. Voor de meeste veehouderijen is het aanhoudingsbesluit nog kracht. Voorliggende rapportage is een onderbouwend document voor de nieuwe gemeentelijke geurnormering, via de door de gemeenteraad vast te stellen Verordening geurhinder en veehouderij Gemeente Deurne Deze rapportage bevat een voorstel voor een actualisatie van de gemeentelijke geurnormen uit :A - Definitief ARCADIS 23

26 Als voorbereiding op het vaststellen van de geurverordening 2015 door de gemeenteraad van Deurne wordt deze rapportage door het college van Burgemeester en Wethouders vrijgegeven voor de inspraak. Deze rapportage (als geurgebiedsvisie aangeduid in de Wgv), de ontwerp geurverordening 2015 en een beleidsregel met betrekking tot de relatie tussen geurbelasting en de aanvaardbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen, zullen zes weken ter inspraak liggen. Na verwerking van eventuele zienswijzen zal de geurgebiedsvisie en geurverordening in het derde kwartaal van 2015 ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. 1.2 LEESWIJZER In hoofdstuk 2 en 3 van deze rapportage zijn de kaders voor het gemeentelijk geurbeleid geschetst. Hoofdstuk 2 gaat in op de Wet geurhinder en veehouderij en hoofdstuk 3 op de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de ontwikkeling van de veehouderij in het algemeen en de geurbelasting door veehouderijen in het bijzonder. In hoofdstuk 5 zijn beleidsopties beschreven voor een bijstelling van de normen en afstanden die van belang zijn bij het verlenen van vergunningen, ook wel de voorgrondnormen genoemd. Ook de effecten van de beleidsopties zijn beschreven en vergeleken met verwachte effecten bij het handhaven van de huidige geurnormen. In hoofdstuk 6 is het voorstel voor actualisatie van de geurnormen en -afstanden opgenomen. Ook is in dit hoofdstuk ingegaan op streef- en toetswaarden met betrekking tot de geurbelasting van alle veehouderijen samen. Deze toetswaarden zijn vooral van belang bij ruimtelijke procedures. 24 ARCADIS :A - Definitief

27 2 Geurhinder door veehouderijen 2.1 INLEIDING Veehouderijen zijn mogelijke bronnen voor geurhinder en daarom gelden voor veehouderijen regels met betrekking tot aan te houden afstanden tot voor geurhinder gevoelige objecten zoals woningen. Omgekeerd hebben deze regels ook gevolgen voor de mogelijkheden om nieuwe voor geurhinder gevoelige objecten, zoals nieuwe woningen, te realiseren. Dit wordt ook wel de omgekeerde werking genoemd. Geur en geurbeleving Geur is de eigenschap van organische stoffen die met behulp van zintuigen in de neus kan worden waargenomen. Geurhinder treedt op als de herhaaldelijk waargenomen geur als onaangenaam wordt beoordeeld en het welbevinden daardoor negatief wordt beïnvloed. Geur kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stress gerelateerde lichamelijke gezondheidsklachten. Het meest voorkomende en beschreven gezondheidseffect van geur is (ernstige) hinder. De geurhinder wordt in sterke mate bepaald door de geurbeleving. De beoordeling van geur is subjectief en individueel bepaald. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt onder andere af van de aangenaamheid, duur, frequentie en intensiteit van de geur. Ook de gewenning, het tijdstip en de vermijdbaarheid van de blootstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Ook beïnvloeden persoonsgebonden eigenschappen de ervaren hinder. Of de hinder ook tot gezondheidsklachten leidt, is persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke stressverwerking. In de Wet geurhinder en veehouderij (2007) is een onderscheid gemaakt in de geurbelasting in gebieden met veel veehouderijen (concentratiegebieden) en de overige gebieden. `De concentratiegebieden zijn aangegeven in de Meststoffenwet en bestaat uit delen van de provincies Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Utrecht en Overijssel. Een belangrijk uitgangspunt van de Wgv is dat in gebieden met veel veehouderijen mensen minder snel geur als hinderlijk ervaren. De basis hiervoor is het Geuronderzoek stallen intensieve veehouderij (PRA Odournet, 2001) waarin de relatie is onderzocht tussen geurbelasting en hinder. In dit onderzoek bleek dat gecumuleerde geurbelasting van meerdere bedrijven samen een andere relatie heeft met de geurhinder dan de geurbelasting van één afzonderlijk bedrijf. De hoogte en differentiatie van de normen en afstanden uit de Wgv zijn niet alleen terug te voeren op de resultaten van het uitgevoerde hinderonderzoek uit 2001, maar zijn ook het resultaat van politieke besluitvorming. De normstelling is zodanig gekozen dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector niet wijzigden, ten opzichte van de daarvoor geldende regelgeving (Wet stankemissie veehouderijen en de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996) :A - Definitief ARCADIS 25

28 Wel zijn de waarden voor de bebouwde kom relatief minder soepel gesteld ten gunste van een relatief soepele norm voor het buitengebied in de concentratiegebieden. Geuremissiefactoren en vaste afstanden In de Wet geurhinder en veehouderij is sprake van een systematiek waarbij er één landsdekkend beoordelingskader is. Voor diercategorieën, waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (zoals varkens en pluimvee), wordt de toetsingswaarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt uitgedrukt in aantallen Europese odeur units in een volumeeenheid lucht (ou/m³: odeur units per kubieke meter lucht). Eerst wordt de geuremissie berekend door het aantal dieren te vermenigvuldigen met de betreffende geuremissiefactor. Vervolgens wordt de geuremissie vanuit de gezamenlijke dierenverblijven - samen met andere variabelen zoals de afstand tot de dichtstbijzijnde gelegen geurgevoelig objecten - ingevoerd in een geautomatiseerd model waarmee de verspreiding van de geur in de omgeving wordt berekend. De uitkomst hiervan is de geurbelasting op basis van de vergunde dierplaatsen (op geurgevoelige objecten). Voor bedrijven zonder geuremissiefactor, zoals nertsenhouderijen, melkveebedrijven en maneges, gelden vaste afstanden van 100 en 50 meter voor respectievelijk objecten binnen en buiten de bebouwde kom 1. Figuur 7 Geurhinder en vergunningverlening. Voorgrondbelasting en achtergrondbelasting De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij welke de meeste geurbelasting op een voor geurhinder gevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. De achtergrondbelasting wordt vaak gebruikt als maat om de effecten van geurhinder op het woon- en leefmilieu te kunnen beoordelen. 1 De Wgv stelt dat afwijking van deze afstanden mogelijk is tot respectievelijk minimaal 50 en minimaal 25 meter. 26 ARCADIS :A - Definitief

29 Voorgrond- Individuele belasting 3 ou 3 ou 3 ou 3 ou 3 ou Achtergrond 7 ou Kom Figuur 8 Voor- en achtergrondbelasting. Geurgevoelig object Onder een geurgevoelig object wordt verstaan een gebouw, bestemd voor en volgens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of verblijf en die daarvoor permanent of regelmatig wordt gebruikt. Dit betekent dat in tegenstelling tot de oude wetgeving (voor 2007) terreinen voor dagrecreatie, zoals een golfbaan of een voetbalveld, niet als een geurgevoelig object worden gezien. Overigens worden gebouwen, zoals clubhuizen en kantines wél als geurgevoelig bestempeld. Een andere verandering is dat een gebouw dat in strijd met het bestemmingsplan als woning of verblijf wordt gebruikt geen wettelijke bescherming tegen geurhinder heeft. Toepassing van technieken om de geurbelasting te verminderen Ten opzichte van de oude regelgeving maakt de Wet geurhinder en veehouderij het mogelijk dat er bij de vergunningverlening veel meer rekening wordt gehouden met de technische uitvoering van stallen. Het betreft maatregelen om op bedrijfsniveau de geurverspreiding te beïnvloeden en daarmee de geurbelasting op een of meer geurgevoelige objecten te verminderen, zoals het toepassen van een schoorsteen. Daarnaast werd en wordt in de vergunningverlening rekening gehouden met de verschillen in geuremissies bij verschillende typen stalsystemen en de reductie van geuremissie die bereikt kan worden bij het toepassen van luchtwassers. Op slot en toch uitbreiden? Wanneer een veehouderij voor wat betreft de geurbelasting op slot zit, kan het bedrijf alleen uitbreiden als de geurbelasting niet toeneemt. Dit betekent in de praktijk niet dat uitbreidingen onmogelijk zijn. Door bijvoorbeeld het plaatsen van een gecombineerde luchtwasser reduceert een veehouderij zijn geuremissie en is uitbreiding toch mogelijk. Activiteitenbesluit Sinds 1 januari 2013 is voor de niet vergunningplichtige veehouderijen het Activiteitenbesluit van kracht. In dit besluit zijn de bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) als uitgangspunt genomen, zodat voor inrichtingen die onder de werking van dit besluit vallen vrijwel dezelfde regels gelden als voor (omgevings)vergunningplichtige bedrijven :A - Definitief ARCADIS 27

30 Evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij in 2015 In de afgelopen jaren is er van diverse kanten kritiek geuit op de regelgeving voor geurhinder ten gevolge van de veehouderijen. De kritiek betreft vooral de hoogte en onderbouwing van de normen en de mogelijkheden die gemeenten hebben om bestaande overlast te verminderen. Staatssecretaris Mansveld (Milieu) heeft aan de Kamer toegezegd de regelgeving in 2015 te zullen evalueren. Een werkgroep is gevraagd een advies uit te brengen over aanpassingen van de wet- en regelgeving voor geurhinder ten gevolge van de veehouderij. Hierbij betrekt de werkgroep de resultaten van recent geurhinderbelevingsonderzoek (GGD en IRAS, 2014). Dit onderzoek is nog niet gepubliceerd, maar de opstellers van het onderzoek geven aan dat de kans op hinder bij een berekende geurbelasting uit stallen mogelijk veel hoger is dan is geconcludeerd in het onderzoek van PRA uit Beiden onderzoeken worden in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu met elkaar vergeleken. De werkgroep beziet of en welk nader onderzoek nodig is om tot een advies over de hoogte van de normen te komen. Het advies zal worden gebruikt bij de inbedding van de Wet geurhinder en veehouderij in de Omgevingswet. Daarnaast kan het advies ook door gemeenten worden gebruikt bij de normstelling in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Een eerste rapportage van de werkgroep wordt verwacht in de loop van VOORGRONDBELASTING EN NORMSTELLING IN DEURNE Gemeenten kunnen op grond van de Wgv binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de bescherming van geurgevoelige objecten. Zowel de normen als de vaste afstanden kunnen worden bijgesteld. Dergelijke afwijkende waarden dienen te worden onderbouwd in een gebiedsvisie en via een gemeentelijke verordening te worden vastgesteld door de gemeenteraad. De wettelijke geurnormen, vaste afstanden en de bandbreedte waarbinnen gemotiveerd afgeweken kan worden, zijn opgenomen in tabel 1. Bij de beoordeling of vergunningaanvragen van individuele veehouderijen verleend kunnen worden, dient bepaald te worden of de normen voor geurbelasting worden overschreden. Categorie geurgevoelig object Concentratiegebied Wettelijke geurnorm (Ou/m 3 98 percentiel) Range gemeentelijke geurnorm (Ou/m 3 98 percentiel) Bebouwde kom 3 0,1-14 Buiten de bebouwde kom Categorie geurgevoelig object Afwijking vaste afstand Wettelijke vaste afstand (minimale waarde) Bebouwde kom 100 meter 50 meter Buiten de bebouwde kom 50 meter 25 meter Tabel 11 Bandbreedte gemeentelijke normering concentratiegebied (zoals Deurne) In Tabel 12 is de relatie tussen de (individuele) norm en de kans op geurhinder weergegeven (bron: handreiking van de Wet geurhinder en veehouderij, bijlage 6 en 7, 2007). De verschillen in de kans op geurhinder zijn gebaseerd op het geurbelevingsonderzoek uit 2001 (PRA Odournet). 28 ARCADIS :A - Definitief

31 Geurbelasting (voorgrondbelasting, hinder door 1 veehouderij), Kans op geurhinder (concentratiegebied) Kans op geurhinder (niet-concentratiegebied) Ou/m3 (98 percentiel) 1 4% 7% 2 6% 11% 3 8% 15% 4 11% 19% 5 12% 21% 6 14% 24% 7 16% 26% 8 17% 29% 14 25% 39% 20 31% 46% Tabel 12 Relatie tussen voorgrondbelasting en kans op geurhinder (bron: handreiking Wgv, bijlagen 6 en 7, 2007) Normen voorgrondbelasting, geurverordening Deurne 2011 In de geurverordening van 2011 zijn afwijkende geurnormen vastgelegd voor de kern Deurne en voor plangebieden (woningbouw, industrieterrein) en kernrandzones. Voor het plangebied Hippisch Centrum zijn de vaste afstanden voor grondgebonden bedrijven verkleind (van 50 meter naar 25 meter). Voor de overige delen van het gemeentelijke grondgebied gelden de vaste wettelijke waarden en wettelijke vaste afstanden, zoals opgenomen in de Wgv. Gebied Maximale voorgrondbelasting in oue/m3 Kans op geurhinder, concentratiegebied (Wgv) Kern Deurne 1 4% Overige kernen 3 8% Kernrandzones, plangebieden 6 14% behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden 14 25% Behorend tot het buitengebied Buitengebied excl % landbouwontwikkelingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied 14 25% Tabel 13 Normen geurverordening 2011 en hinderpercentage op basis van de handreiking bij de Wgv (bijlage 6 en 7) In bijlage 1 van deze rapportage is een kaart met de huidige normstellingen opgenomen. 2.3 ACHTERGRONDBELASTING EN KANS OP GEURHINDER Bij het vaststellen van de eigen gemeentelijke geurnorm voor bedrijven met een geuremissiefactor, zoals varkens- en pluimveebedrijven, dient er rekening te worden gehouden met de geurhinder die meerdere bronnen samen (de cumulatieve belasting of de achtergrondbelasting) veroorzaken. De norm voor de maximale belasting door een individueel bedrijf (de zogenaamde voorgrondbelasting) bepaalt andersom ook de mogelijke ontwikkeling van de achtergrondbelasting (de geurbelasting van alle veehouderijen samen) :A - Definitief ARCADIS 29

32 Op basis van gegevens van een methodiek van het RIVM (die ook is opgenomen in de toelichting bij de Wgv) is in onderstaande tabel de achtergrondbelasting vertaald in een kans op geurhinder en is hieraan een waardering van het woon- en leefklimaat gekoppeld (goed, redelijk goed, matig, tamelijk slecht, slecht, zeer slecht en extreem slecht). Achtergrondbelasting (OU/m 3 ) Kans op geurhinder Beoordeling leefklimaat 1-3 <5% Zeer goed % Goed % Redelijk goed % Matig % Tamelijk slecht % Slecht % Zeer slecht >50 >35% Extreem slecht Tabel 14 Classificatie achtergrondbelasting in een concentratiegebied (bron: RIVM/GGD Richtlijn geurhinder oktober 2002 en handreiking Wet geurhinder en veehouderij 2007). De huidige achtergrondbelasting (dus de cumulatieve belasting van alle veehouderijen samen in Deurne en omgeving) is op kaart weergegeven in bijlage 2. Voor de nertsenhouderijen gelden in de huidige regelgeving geen normen op basis de geuremissie en berekening van de geurbelasting, maar gelden vaste afstanden. Omdat de geuroverlast van vooral grotere nertsenhouderijen van belang kan zijn voor de ervaren geuroverlast en omdat er onderzoek beschikbaar is die het mogelijk maakt andere afstanden dan de standaard wettelijke afstanden voor nertsenhouderijen te onderbouwen, is ervoor gekozen om ook een voorstel te formuleren m.b.t. het aanpassen van de afstanden voor nertsenhouderijen. Voor melkvee en paarden zijn er nog geen betrouwbare geuremissies vastgesteld of als resultaat van onderzoek af te leiden. Daarom zijn die bedrijven niet meegenomen in de berekening van de achtergrondbelasting. In bijlage 3 is een kaart opgenomen waarin zowel de voor- als achtergrondbelasting is betrokken bij de classificatie van de geurbelasting. Deze kaart is ook in figuur 8 opgenomen. Dit is gedaan omdat uit het onderzoek van PRA (2001) is gebleken dat de geurhinder als gevolg van de geurbelasting van één veehouderij anders is dan als gevolg van de totale geurbelasting van meerdere veehouderijen, de achtergrondbelasting. Bijvoorbeeld: indien één veehouderij een geurbelasting van 18 ou/m3 op een geurgevoelig object veroorzaakt, leidt dat tot meer hinder dan indien drie veehouderijen gezamenlijk 18 ou/m3 veroorzaken. Als vuistregel geldt dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien die tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting (bron: handreiking Wgv, bijlage 6 en 7, 2007) 30 ARCADIS :A - Definitief

33 Figuur 9 Beoordeling leefklimaat op basis van de maximale kans op hinder bij de voor- en achtergrondbelasting en de vergunde rechten van veehouderijen, situatie januari :A - Definitief ARCADIS 31

34 Definitie van een goed woon- en leefklimaat Het is verstandig dat de gemeenteraad van Deurne via een beleidsregel vaststelt welke achtergrondbelasting als een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden aangemerkt bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen. Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2009 blijkt dat de normen van de Wgv niet in de omgekeerde werking van toepassing zijn. De directe norm geldt wel in het kader van de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf, maar niet bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld een nieuwe woning of een bedrijventerrein. In het kader van de omgekeerde werking moet worden getoetst aan de vraag of in de nieuwe situatie sprake is van een aanvaardbaar woon-, leef- en werkklimaat. Dit was overigens ook onder de oude wetgeving al het criterium van de wetgever voor een ruimtelijke ontwikkeling in de nabijheid van bestaande bedrijven. Ook uit andere uitspraken van de Raad van State is intussen gebleken dat het verstandig is om als gemeente (i.c. gemeenteraad) gemotiveerde normen vast te stellen met betrekking tot een aanvaardbaar woon-, leef- en werkklimaat, aanvullend aan het vaststellen van normen die gelden voor het beoordelen van milieuvergunningaanvragen (de directe norm). Het is aan een gemeente om een weloverwogen afweging te maken over de geaccepteerde geurhinder. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het maken van keuzen hierbij, mits dit voldoende onderbouwd en onderzocht is. Bij het beoordelen van initiatieven voor uitbreiding van veehouderijen (nieuwe/extra stallen, een groter bouwblok e.d.) beschikken gemeenten in Noord-Brabant over minder beleidsruimte, omdat de provincie Noord-Brabant hierover normen heeft opgenomen in de Verordening ruimte Deze regels over de beoordeling van initiatieven van veehouderijen zijn kader stellend voor gemeentelijke bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van gemeenten in Noord-Brabant (zie ook hoofdstuk 3). Achtergrondbelasting huidig geurbeleid In de gebiedsvisie die is gekoppeld aan de gemeentelijke geurverordening van 2011 voor Deurne zijn de volgende toetswaarden vastgelegd met betrekking tot de maximale achtergrondbelasting (de geurbelasting van alle veehouderijen samen op 1 voor geurhinder gevoelig object): Gebied Maximale achtergrondbelasting in oue/m3 Kans op geurhinder (concentratiegebied) Kern Deurne 10 12% Overige kernen 10 12% Kernrandzones, plangebieden 10 12% behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden 20 20% behorend tot het buitengebied Buitengebied excl % landbouwontwikkelingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied 32 27% Tabel 15 Normen met betrekking tot de cumulatieve geurbelasting, zoals verwoord in de gebiedsvisie (2010) ten behoeve van de geurverordening van Deurne (2011). 32 ARCADIS :A - Definitief

35 2.4 OMGEKEERDE WERKING De geurnormen dienen in de eerste plaats voor de vaststelling van de vraag of voor een veehouderij een milieuvergunning kan worden verleend. In de praktijk gelden deze niet alleen voor de verlening van de milieuvergunning, maar spelen ook een rol bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde geurgevoelige bestemming kan worden gelegd binnen de geurcontouren van een bestaande veehouderij. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft dus betrekking op ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals bestemmingsplannen en afwijking. Uitgaande van een veehouderij kan op deze manier bepaald worden op welke afstand een geurgevoelig object een hoeveelheid geurbelasting zal ondervinden, wat in de vraagstelling de geurbelastingscontour of geurhindercontour wordt genoemd. Vaste rechtspraak bij dit soort besluiten is dat door de nieuwe bestemmingen er geen sprake mag zijn van een aantasting van de bestaande rechten van de omliggende veehouderijen. In beginsel dient bij het bepalen van de rechten het agrarische bouwblok als uitgangspunt voor het meten van de geurbelastingscontouren te worden genomen. Dit omdat veehouderijen rechten hebben om hun emissiepunten te verschuiven binnen het vastgestelde bouwblok (de zogenaamde vergunde rechten ). Het kan echter ook zo zijn dat het bedrijf zijn bouwblok niet in zijn geheel kan benutten voor de vestiging of verplaatsing van emissiepunten, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van reeds bestaande geurgevoelige objecten. Uit de jurisprudentie blijkt dat men dan mag uitgaan van de grens van de bebouwing, een benutbaar deel van het bouwblok of een bestaand emissiepunt. In het algemeen geldt: hoe strenger de geurnorm, hoe groter de omgekeerde werking en hoe groter de kans is dat er een potentieel conflict is tussen een initiatief voor realisatie van een nieuw, voor geurhinder gevoelig, gebouw in de buurt van veehouderijen. In bijlage 4 is een kaart opgenomen met de indicatieve geurcontouren rondom de bouwblokken van veehouderijen in Deurne. In onderstaand figuur is ter illustratie een uitsnede van die kaart opgenomen. Figuur 10 Omgekeerde werking: geurcontouren van 3 Ou (bebouwde kom) en 14 Ou (buitengebied) rondom bouwblokken van veehouderijen, uitsnede Liessel en omgeving :A - Definitief ARCADIS 33

36 2.5 GEUR EN GEZONDHEID Uit het informatieblad intensieve veehouderij en gezondheid, update 2011 van de GGD zijn onderstaande passages ontleend: Het waarnemen en waarderen van geur verschilt per persoon. Een onaangename geur veroorzaakt ten eerste (ernstige) hinder. Daarnaast hangt in veel situaties geur samen met andere klachten zoals depressie, verminderde kwaliteit van leven en moeheid. De hinder gaat dan vergezeld van stress gerelateerde lichamelijke gezondheidseffecten. Daarnaast kan geurwaarneming leiden tot verstoring van gedrag of activiteiten zoals slechte ventilatie, niet graag thuis zijn of naar buiten gaan en minder diep ademhalen. Er is geen eenduidige dosis-effectrelatie bekend tussen geurbelasting en gezondheidsklachten. Ook is er weinig bekend over de mate van geurbelasting en de ervaren geurhinder in relatie tot de afstand tot een intensieve veehouderij. Mensen met astma, allergieën, bepaalde vormen van overgevoeligheid zoals meervoudig chemische overgevoeligheid en mensen die bezorgd zijn, ervaren eerder hinder en bijbehorende gezondheidsklachten dan anderen. Advies gezondheidsraad Het advies Gezondheidsrisico s rond veehouderijen van de gezondheidsraad van 30 november 2012 geeft een actueel overzicht van de stand van zaken van kennis(leemten) en gezondheidsrisico s en legt ook een relatie met geurhinder. De essentie van het advies is dat niet bekend is tot welke afstand omwonenden van veehouderijen verhoogde gezondheidsrisico s lopen. Daarom is er niet op wetenschappelijke gronden één landelijke veilige minimumafstand vast te stellen tussen veehouderijen en woningen. Er is dus te weinig informatie om een wetenschappelijk onderbouwde norm vast te stellen voor een veilige afstand tussen een veehouderijbedrijf en woningen. Dat brengt volgens de gezondheidsraad met zich mee dat de effectiviteit van op risicoreductie gerichte maatregelen zich evenmin goed laat bepalen. Wel zijn er onderzoeksprogramma s gericht op verbetering van de bedrijfsvoering en bedrijfshygiëne in de veehouderij. Terugdringing van emissies, met aandacht voor stof- en geuruitstoot, maakt daar integraal deel van uit. Zo konden veel varkensbedrijven door de inzet van luchtwassers hun geuruitstoot beperken en hun bedrijfsschaal vergroten. Bekend is echter dat het doelmatig functioneren van luchtwassers op veel bedrijven te wensen overlaat, met als ongunstig gevolg dat de kans op ernstige geurhinder bij omwonenden toeneemt. Volgens de gezondheidsraad zijn niet alleen harde gegevens van belang, maar ook de zorgen van mensen. Volgens de gezondheidsraad heeft de maatschappelijke onrust over de intensieve veehouderij behalve met gezondheidsrisico s, ook te maken met risicopercepties en geurhinder. Geurhinder vermindert de kwaliteit van leven. Bovendien hebben omwonenden vaak het gevoel dat ze geen controle hebben over de situatie, wat de ongerustheid kan vergroten en stress kan veroorzaken. De gezondheidsraad beveelt daarom aan dat op lokaal niveau beleid gemaakt wordt en minimumafstanden tussen veehouderijen en woningen worden vastgesteld. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) stelt een ondergrens aan de toegestane afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een nabijgelegen woning van derden. Echter, zowel eerdere geurnormen als de huidige adviesnormen in de Wgv zijn volgens de gezondheidsraad niet gebaseerd op een blootstelling-responsrelatie. Ook signaleert de gezondheidsraad dat de normstelling voor geurhinder door veehouderijbedrijven aanzienlijk soepeler is dan die voor industriële bedrijfstakken. Volgens de gezondheidsraad is het van belang de wetgeving en handhaving op dit gebied, op basis van nader onderzoek, wetenschappelijk steviger te funderen. 34 ARCADIS :A - Definitief

37 In oktober 2011 heeft de GGD een informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 gepubliceerd. De GGD adviseert in haar publicatie om uit voorzorg bij nieuwbouw en planontwikkeling geen intensieve veehouderij in een straal van 250 meter van gevoelige bestemmingen te bouwen en geen gevoelige bestemmingen binnen 250 meter van intensieve veehouderijen te bouwen. Dit is geen wettelijke afstand. Niet is aangetoond of er binnen deze contour onaanvaardbare gezondheidsrisico s optreden en de gemeente beschikt in dit kader over beleidsvrijheid. Desalniettemin zal er bij de realisatie van woningen op relatief korte afstand van stallen van intensieve veehouderijen, een beoordeling van eventuele gezondheidsrisico s een onderdeel zijn van de ruimtelijke onderbouwing en de besluitvorming Brief GGD Brabant/Zeeland over resultaten geuronderzoek 2014 Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid van de GGD Brabant/Zeeland (Bureau GMV) en het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van Universiteit Utrecht onderzochten in 2014 de relatie tussen geurbelasting afkomstig van veehouderijen en de ervaren geurhinder bij ruim respondenten op het platteland en in kleinere kernen van Noord-Brabant en Noord-Limburg. Het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de Academische Werkplaats Milieu & Gezondheid. In een brief van 10 maart 2015 heeft de GGD Brabant/Limburg Brabantse gemeenten geïnformeerd over de onderzoeksresultaten. Deze resultaten bevestigen volgens de GGD signalen dat er bij gegeven geurbelasting aanzienlijk meer geurhinder voorkomt dan op basis van de Handreiking Wgv (Wet geurhinder veehouderij) te verwachten zou zijn. De relatie tussen geurbelasting en hinder blijkt bovendien afhankelijk te zijn van diersoort. De GGD adviseert de resultaten mee te nemen in de (landelijke) evaluatie en actualisatie van de Geurhindersystematiek en roept ook gemeenten en provincies op de resultaten te gebruiken als opstap voor vernieuwd geurhinderbeleid. Figuur 11 Relatie tussen blootstelling aan geurhinder (cumulatief) en kans op hinder, GGD/IRAS onderzoek vergeleken met relatie in concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden uit handreiking Wgv (bron: brief GGD 10 maart 2015) :A - Definitief ARCADIS 35

38 Het in de brief aangehaald onderzoek van de GGD en IRAS uit 2014 was ten tijde van het versturen van de brief nog niet gepubliceerd en nog niet beoordeeld door de leden van de begeleidingscommissie van het onderzoek. Ook een review van het onderzoek en duiding van de resultaten in relatie tot eerder onderzoek, een onderzoek in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, moet ten tijde van het opstellen van deze gebiedsvisie nog worden uitgevoerd. Naar verwachting zal, in het kader van de evaluatie van de regelgeving, met betrekking tot geurhinder en veehouderijen, medio 2015 een nadere duiding van de onderzoeksresultaten, beschikbaar zijn. Het is niet uitgesloten dat nader onderzoek nodig is om een goed onderbouwde (bijgestelde) relatie tussen de berekende geurbelasting (met de recent aangepaste rekenmodellen) en de kans op hinder vast te kunnen stellen. De onderzoekresultaten van de GGD en IRAS geven extra aanleiding tot een actualisatie en aanscherping van de gemeentelijke normen. Een complicerende factor daarbij is dat het onderzoek nog niet is gevalideerd door andere onderzoeksinstellingen. Waardoor het moeilijk is nu de onderzoeksresultaten te vertalen naar adviezen voor bijgestelde normen. De GGD heeft dergelijke adviezen ook niet opgenomen. Toch is die behoefte er, gezien de actualiteit, wel. Een mogelijk, voorlopig, aangrijpingspunt is, dat de relatie tussen de berekende geurbelasting en de kans op geurhinder uit het GGD-IRAS-onderzoek meer overeen lijkt te komen met de relatie tussen geurbelasting en hinder voor de niet-concentratiegebieden (uit de handreiking Wgv), dan met de relatie tussen geurhinder en hinderkans voor de concentratiegebieden uit die handreiking. De standaard normen voor de niet-concentratiegebieden (2 voor de bebouwde kom en 8 voor het buitengebied) bieden meer bescherming tegen geurhinder dan de standaard normen voor de concentratiegebieden (3 voor de bebouwde kom en 14 voor het buitengebied) en lijken ook dichter bij de resultaten van het onderzoek van de GGD en IRAS te liggen. Maar, pas na de nadere duiding van het onderzoek van de GGD en IRAS en de vergelijking met de onderzoeken van PRA (2001) en mogelijk nader onderzoek in relatie tot de aanpassing van het wettelijk voorgeschreven rekenmodel, is het voor de gemeente Deurne echt goed mogelijk deze nieuwe inzichten voldoende onderbouwd te betrekken bij haar geurhinderbeleid. 36 ARCADIS :A - Definitief

39 3 Beleidskaders 3.1 INLEIDING Er zijn verschillende beleidskaders, wet- en regelgeving en ontwikkelingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de veehouderij in de Gemeente Deurne. Naast de eerder beschreven Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit, gaat het vooral om: Het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van de veehouderij en afspraken met betrekking tot het aanpak van overlast in de urgentiegebieden. De provincie stelt concrete kaders vast waaraan ruimtelijke besluiten van de gemeente Deurne over de ontwikkeling van veehouderijen aan moeten voldoen. Die kaders zijn daarmee ook van invloed op de ontwikkeling van de geurbelasting uit stallen van veehouderijen. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Provinciale verordening stikstof en Natura Deze regelgeving heeft betrekking op de uitstoot van stikstof (ammoniak) uit stallen van veehouderijen en heeft indirect een gevolg op ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen en de toegepaste stalsystemen en luchtwassers. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid, zoals o.a. vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan buitengebied. In het vervolg van dit hoofdstuk is nader ingegaan op deze beleidskaders. Er zijn nog meer beleidskaders en ontwikkelingen van belang voor de ontwikkeling van de veehouderij. Bijvoorbeeld de Wet milieubeheer, het Besluit Huisvesting, de Wet ammoniak en veehouderij, de IPPC-richtlijn, de Meststoffenwet, welzijnswetgeving voor dieren, voor later de Omgevingswet en voor de gemeente Deurne de Structuurvisie Het gaat aan het doel van deze gebiedsvisie voorbij om al die kaders te behandelen en dit komt de leesbaarheid ook niet ten goede. Voor een actueel overzicht wordt verwezen naar bv. de website van de gemeente Deurne, Infomil en de instrumentenkoffer die is opgesteld in het kader van de urgentiegebieden (zie ook hierna). 3.2 PROVINCIAAL RUIMTELIJK BELEID VAN RECONSTRUCTIEPLAN 2005 NAAR VERORDENING RUIMTE 2014 In april 2005 hebben Provinciale Staten zeven reconstructieplannen vastgesteld, waaronder het Reconstructieplan De Peel, waartoe de gemeente Deurne behoort. De reconstructieplannen hebben hun basis in de Reconstructiewet concentratiegebieden. De reconstructiegebieden zijn in de Reconstructieplannen gebied dekkend verdeeld in extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden (LOG s) :A - Definitief ARCADIS 37

40 Het beleid voor de intensieve veehouderij zoals dat in de reconstructieplannen is vastgesteld is later in de provinciale Verordening ruimte deels overgenomen. Maar het is op een aantal onderdelen aangescherpt, mede naar aanleiding van de behandeling van het Burgerinitiatief over de negatieve gevolgen en schaalvergroting in de intensieve veehouderij. Het betreft de volgende aanscherpingen. Binnen extensiveringgebieden is geen nieuwvestiging, uitbreiding (van bouwblokken), hervestiging of omschakeling van intensieve veehouderijen mogelijk. Uitbreiding van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij binnen het bestaande bouwblok is sinds 1 oktober 2010 niet meer mogelijk. Binnen verwevingsgebieden en LOG s is hervestiging of uitbreiding onder vooraarden mogelijk. Bouwblokken mogen, enkele uitzonderingen daargelaten, niet groter worden dan 1,5 hectare. Nieuwvestiging is niet (meer) mogelijk, omschakeling (onder) voorwaarden nog wel Figuur 12 Integrale zonering intensieve veehouderij en veehouderijen. 38 ARCADIS :A - Definitief

41 Met de herziening van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte in 2014, is het onderscheid tussen verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden komen te vervallen. Landbouwontwikkelingsgebieden hebben vanuit de provinciale optiek geen functie meer. Daarnaast is het provinciale beleid gebaseerd op het uitgangspunt dat ontwikkelruimte verdiend moet worden met stappen in verduurzaming. Dit uitgangspunt geldt voor alle veehouderijen, dus niet alleen op de intensieve veehouderijen. Om de gewenste transitie naar een zorgvuldige veehouderij te ondersteunen, worden voorwaarden gesteld aan ontwikkelingen van veehouderijen. De criteria voor de stappen in verduurzaming zijn instrumenteel ingevuld met een maatlat, de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (hierna: BZV). Door ontwikkelruimte op bedrijfsniveau te koppelen aan een score, gegroepeerd rond de thema s volksgezondheid, dierenwelzijn en gezondheid, natuur en milieu, wil de provincie bereiken dat iedere ontwikkeling van een veehouderij gepaard gaat met een meer duurzame bedrijfsvoering. Voor veehouderijen is het volgende systeem uitgewerkt: Hoofdregel: de bebouwing wordt op de muur begrensd, er wordt geen uitbreiding toegelaten van bestaande bouwblokken en er is geen omschakeling of VAB-vestiging van veehouderijen mogelijk. Dit betekent dat iedere ontwikkeling van veehouderijen ook binnen toegekende bouwblokken- wordt stil gelegd. Uitzondering: aan alle veehouderijen buiten het gebied Beperking veehouderij kan ontwikkelingsruimte geboden worden (uitbreiding bebouwing binnen het vigerende bouwblok, uitbreiding bouwblokken tot maximaal 1,5 hectare en omschakeling naar een veehouderij tot ten hoogste 1,5 hectare) mits dit bijdraagt aan de ontwikkeling van een zorgvuldige veehouderij. Hieraan zijn diverse voorwaarden verbonden, zoals een zorgvuldige dialoog en normen voor geur en fijn stof op gebiedsniveau. Er zijn in de Verordening ruimte 2014 uitzonderingsbepalingen op de maximale bouwblok omvang van 1,5 ha verwerkt opgenomen: voor knelgevallen en grondgebondenheid. De integrale zonering voor de intensieve veehouderij is vervallen. De functie van extensiveringsgebied blijft wel behouden. Daarvoor is een aparte aanduiding opgenomen: Beperkingen veehouderij. Grondgebonden veehouderijen die gelegen zijn in de zone Beperkingen veehouderij (= de voormalige extensiveringsgebieden) kunnen wel uitbreiden tot een bouwblok van maximaal 1,5 hectare. Sinds 2005 stuurde de provincie op extensivering van de intensieve veehouderij in de gebieden rond kernen en natuurgebieden en gaf de provincie ruimte voor ontwikkeling in de overige delen in het buitengebied, aanvankelijk nog het meest in de landbouwontwikkelingsgebieden. Sinds 2010 is het provinciaal beleid aangepast en aangescherpt. In het provinciaal ruimtelijk beleid hebben de landbouwontwikkelingsgebieden geen bijzondere functie meer ten opzichte van de verwevingsgebieden. In de extensiveringsgebieden sluit de provincie de bouw van extra stallen voor intensieve veehouderijen nog steeds uit en zijn de mogelijkheden voor grondgebonden veehouderijen gelimiteerd :A - Definitief ARCADIS 39

42 3.2.2 GEUR EN DE VERORDENING RUIMTE 2014 In de provinciale Verordening ruimte 2014 staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In artikel 7.3 lid 1d van de verordening ruimte 2014 is het volgende opgenomen: Een bestemmingsplan gelegen in gemengd landelijk gebied kan voorzien in een uitbreiding van, een vestiging van of een omschakeling naar een veehouderij, mits is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentagesmaatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert; Middels de Verordening ruimte 2014 stelt de provincie dus grenzen aan de achtergrondbelasting bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling van een veehouderij. Die normen zijn dus niet bedoeld voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van woningbouw nabij veehouderijen. Wel is er indirect een relatie, omdat de realisatie van woningen nabij veehouderijen kan leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen (toets wel of geen aantasting bestaande rechten). Daarnaast kunnen de in de Verordening ruimte 2014 opgenomen grenswaarden door de gemeenteraad als voorbeeld of richtwaarde gebruikt worden, in het kader van een toets op een goed woon- en leefklimaat. Sinds 2014 stuurt de provincie Noord-Brabant via de ruimtelijke ordening op de cumulatieve geurbelasting bij uitbreiding van intensieve veehouderijen. Gemeenten zijn verplicht die provinciale toets toe te passen bij nieuwe ruimtelijke procedures. 3.3 AANPAK URGENTIEGEBIEDEN De partners in het Brabant Beraad hebben in januari 2014 afspraken gemaakt die er toe moeten leiden dat er in 2020 geen overbelaste situaties meer zijn in relatie tot de veehouderij. Hierbij is afgesproken dat gemeenten de gebieden aanwijzen waar actie nodig is om overbelasting op te lossen. Dit zijn de zogeheten urgentiegebieden. Urgentiegebieden worden gevormd door één of meer overbelaste situaties in relatie tot de veehouderij zoals onder meer door een te hoge belasting met geur en/of fijn stof. De geurbelasting uit stallen van veehouderijen is weergegeven in figuur 1 (hoofdstuk 2). In figuur 13 is de vergunde fijn stof concentratie uit stallen van veehouderijen in Deurne weergegeven. Het Besluit Niet In Betekenende Mate en de bijbehorende regeling bieden veehouderijen de mogelijkheid uit te breiden en meer fijn stof te emitteren indien de toename binnen een drempelwaarde valt (maximaal 3% van de gemiddelde grenswaarde). Er zijn vier gebieden in Nederland aangewezen waar uitbreiding boven de norm en binnen een drempelwaarde voor veehouderijen met een hoge uitstoot van fijn stof is uitgesloten voor zover die uitbreiding zou leiden tot een hogere concentratie op een gevoelig object. Het gebied ten oosten van Deurne is een van deze vier gebieden (naast gebieden in Nederweert, Asten en Barneveld). De beleving van omwonenden met betrekking tot het leefklimaat en de gezondheidsrisico s speelt ook een belangrijke rol bij het bepalen van de urgentiegebieden. Afgesproken is dat burgers en boeren met elkaar het gesprek aan gaan om te bespreken wat de overlast is en hoe deze aangepakt kan worden. 40 ARCADIS :A - Definitief

43 Op provinciale kaarten die in opdracht van de provincie zijn gemaakt, zijn delen van het grondgebied van Deurne opgenomen als potentieel urgentiegebied. De gemeenten bepalen zelf of en zo ja welke gebieden worden aangewezen als urgentiegebied en de inhoud van eventuele verbeterplannen voor deze gebieden. Een speciaal samengesteld urgentieteam heeft tot taak de knelpunten en oplossingsmogelijkheden uit te werken. Het urgentieteam werkt onafhankelijk vanuit netwerk De Peelhorst en bestaat uit vertegenwoordigers van de Brabantse Milieu Federatie, ZLTO, GGD en de provincie. Met de resultaten uit die gesprekken maakt het urgentieteam een inventarisatie van alle knelpunten op de verschillende locaties. Op basis hiervan worden urgentiegebieden benoemd waarna het urgentieteam met een voorstel komt hoe boeren, burgers en gemeente samen kunnen komen tot verbeteringen. Figuur 13 Indicatie vergunde fijn stof belasting (PM10) vanuit veehouderijen in Deurne. Ter ondersteuning van de aanpak van de urgentiegebieden is een instrumentenkoffer ontwikkeld om burgers, boeren, gemeenten en andere betrokkenen te helpen die dialoog te voeren. De instrumentenkoffer bestaat uit een aantal sociale, juridische en economische instrumenten. Er worden ook praktische maatregelen gegeven om de overlast terug te dringen ( :A - Definitief ARCADIS 41

44 Bij de juridische instrumenten zijn de sturing op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (individuele normen via het milieuspoor) en sturing via normen met betrekking tot de achtergrondbelasting (ruimtelijke ordening) prominent beschreven. In het Brabant Beraad, een overleg van provincie, gemeenten en een groot aantal maatschappelijke organisaties, zijn afspraken gemaakt over de aanpak van overbelaste situaties in relatie tot de veehouderij. Het aanpassen van geurnormen is een belangrijk instrument om toename van overlast te voorkomen en om de overbelasting op termijn te verminderen 3.4 NATUURBESCHERMINGSWET In het kader van de Natuurbeschermingswet of de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn worden diverse natuurgebieden(zogenaamde Natura 2000-gebieden) beschermd. Deels op het grondgebied van de gemeente Deurne ligt het voor stikstof gevoelige en door stikstof overbelaste gebied Deurnsche Peel & Mariapeel en op enige afstand ligt o.a. het eveneens voor stikstof gevoelige en door stikstof overbelaste Natura2000 gebied de Groote Peel. Vanwege de vergaande invloed van emissie van stikstof zijn ook effecten op verder weg gelegen gebieden Strabrechtse Heide & Beuven niet zonder meer op voorhand uit te sluiten. Indien er bij een initiatief sprake is van een toename van de depositie van ammoniak die de instandhoudingdoelstellingen van de natuurwaarden van die gebieden bedreigt, kan dat leiden tot vergaande beperkingen voor vestiging of uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen nabij deze gebieden. Ook het vaststellen van ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en structuurvisies, waarin ontwikkelruimte wordt geboden, wordt hierdoor belemmerd. Indien negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten of onvoldoende worden gecompenseerd (zodat er per saldo geen sprake is van een negatief effect), is de ontwikkeling of het vaststellen van het ruimtelijk plan in principe niet mogelijk. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Om uit deze impasse te komen, wordt er op landelijk niveau een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voorbereid waarmee een extra daling van de stikstofbelasting van Natura 2000-gebieden gepaard moet gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe economische initiatieven. Hoofdlijnen van de aanpak is reductie van emissies (landbouw, verkeer, industrie), het verminderen van de kwetsbaarheid van natuurgebieden met hydrologische maatregelen en beheermaatregelen en het benutten van een langere periode tot 2028 om de doelstellingen met betrekking tot het verminderen van de depositie te bereiken. De aanvullende maatregelen uit de PAS moeten leiden tot een extra daling van de stikstofbelasting van de Natura 2000-gebieden ten opzichte van het huidige landelijk beleid. Een deel van die daling wordt benut om incidentele toenames te kunnen salderen, zodat er op gebiedsniveau voldoende zekerheid is dat er sprake is van een netto afname van de totale depositie. Depositieruimte wordt per PAS-gebied op hectareniveau vastgesteld en toegedeeld. Voor alle PAS-gebieden zijn daartoe gebiedsanalyses gemaakt. Voor een gebiedsanalyse is met het rekeninstrument AERIUS de potentiële depositieruimte berekend, gebaseerd op de verwachte daling van de stikstofdepositie. Ook worden de te nemen ecologische herstelmaatregelen beschreven. Deskundig ecologen hebben voor alle 117 gebieden geoordeeld dat met de combinatie van depositiedaling, de herstelmaatregelen en het reguliere natuurbeheer verwacht mag worden dat de natuurdoelen van het gebied niet in gevaar komen. Dit betekent dat de verantwoordelijke bestuurders de ontwikkelingsruimte beschikbaar kunnen stellen. De ontwikkelingsruimte wordt steeds voor een periode van zes jaar vastgesteld. 42 ARCADIS :A - Definitief

45 De depositieruimte is de ruimte die beschikbaar is voor economische ontwikkelingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten en handelingen die niet toestemming plichtig zijn en projecten waarvoor wel een vergunning vereist is. De eerste categorie bestaat uit autonome ontwikkelingen, zoals toename van bevolking of wegverkeer, en uit projecten die maximaal 1 mol per hectare per jaar stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaken. Deze grenswaarde is ingesteld om de lasten voor ondernemers zoveel mogelijk te verminderen. De tweede categorie activiteiten valt uiteen in prioritaire projecten (segment 1) en overige projecten en handelingen (segment 2). Prioritaire projecten zijn door het Rijk of de provincies aangemerkt als projecten van nationaal of provinciaal maatschappelijk belang. De verdeling van de depositieruimte over de vier delen is een bestuurlijke keuze van Rijk en provincies Begin 2015 lag het ontwerp van het PAS programma ter inzage. Inwerkingtreding van de PAS is voorzien in Naarmate veehouderijen dichter bij kwetsbare en met stikstof overbelaste delen van Natura 2000-gebieden zijn gelegen, zal de salderingsopgave groter zijn. In het wetsvoorstel van de PAS wordt uitgegaan van een drempelwaarde. Effecten onder de drempelwaarde worden dan als niet significant beschouwd of worden meegenomen in de ontwikkelruimte die de PAS moet bieden. In onderstaande kaart is een indicatie opgenomen van de emissieruimte (ammoniak) binnen die drempelwaarde van 1 mol/ha/jaar. Veehouderijen die ontwikkelruimte nodig hebben die boven de drempelwaarde ligt, moeten daarvoor ontwikkelruimte aanvragen bij de provincie. Indirect leidt de milieuruimte die al dan niet beschikbaar is in het kader van de Natuurbeschermingswet en de wijziging daarvan via de PAS tot sturing op de algehele milieuruimte voor veehouderijen, ook op het gebied van geur. De beperkingen vanwege het Natuurbeleid leiden ook tot beperkingen op het gebied van andere emissies. Maar omdat er voor stalsystemen verschillen zijn in emissiereducties op het gebied van enerzijds ammoniak en anderzijds geur en fijn stof, zijn er ook verschillen in de ontwikkeling van de emissies en in de beschikbare milieuruimte. De ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen worden na de inwerkingtreding van de PAS gemiddeld genomen groter. Vanwege de drempelwaarde, de beschikbare ontwikkelruimte voor uitbreidingen boven de drempelwaarden en omdat er ook voorzien is in legalisering van eerdere uitbreidingen van veehouderijen zonder Nbwet-vergunning. Verordening Stikstof en Natura 2000 Provincie Noord-Brabant Op provinciaal niveau en specifiek voor de veehouderijen heeft de provincie Noord-Brabant een verordening Stikstof en Natura 2000 vastgesteld. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen die qua emissiereductie verder gaan dan de vereisten uit Besluit Huisvesting. Nieuwe stallen worden vanaf juli 2010 getoetst aan de streefwaarden die in de bijlagen bij de verordening zijn genoemd en de toepassing van stallen/technieken met een ammoniakemissie per dier die ligt onder die streefwaarden. Deze eisen gelden voor nieuwe stallen, niet voor bestaande stallen. Uiterlijk op 1 januari 2028 (na drie beheerplanperioden) dient het bedrijf als geheel gemiddeld te voldoen aan de vereisten uit de provinciale verordening. Voor varkensbedrijven zijn er technieken (emissiearme stallen, luchtwassers) beschikbaar en toepasbaar die leiden tot extra emissiereductie. Varkensbedrijven kunnen zo uitbreiden met het aantal dierplaatsen zonder dat er sprake hoeft te zijn van een toename van de ammoniakemissie. Voor melkveebedrijven zijn dergelijke technieken nu nog niet of slechts beperkt beschikbaar, waardoor er minder mogelijkheden zijn om via de inzet van techniek het aantal dierplaatsen uit te breiden zonder een toename van de ammoniakemissie. Voor pluimveebedrijven zijn er nog knelpunten met betrekking tot de toepasbaarheid/werking van luchtwassers :A - Definitief ARCADIS 43

46 Figuur 14 Indicatie milieuruimte (ammoniak, kg/jaar) o.b.v. drempelwaarde PAS. De Natuurbeschermingswet maakt een uitbreiding van de emissie van ammoniak van veehouderijen moeilijk en vaak onmogelijk. Dit heeft indirect ook gevolgen voor de ontwikkeling van de geuremissie. Met de invoering van de PAS worden die mogelijkheden groter, omdat er een drempelwaarde wordt gehanteerd. Nieuwe stallen moeten van de provincie aan strengere eisen voor ammoniak voldoen, die eisen gelden niet voor de emissie van geur. 44 ARCADIS :A - Definitief

47 3.5 BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2014 Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad van Deurne het bestemmingsplan Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Een van de aanleidingen voor deze herziening was het in lijn brengen van het bestemmingsplan buitengebied met de Verordening ruimte uit Die Verordening is in 2014 aangepast. Daarom wordt er in 2015 gewerkt aan de derde herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Bij die herziening zal de gemeente het beleid met betrekking tot de veehouderij uit de Verordening ruimte 2014 moeten vertalen in haar bestemmingsplan. Ook kan de gemeente onderdelen van het gemeentelijk geurbeleid verwerken in die derde herziening. Zoals de wijze waarop het aspect geur mee wordt gewogen bij het gebruik maken van (binnenplanse) wijzigingsbevoegdheden en functieveranderingen. De integrale zonering intensieve veehouderij (zie paragraaf 3.2) is opgenomen in de Tweede herziening, conform de wijze waarop deze is opgenomen in de Verordening ruimte Ten aanzien van de uitbreidings- en omschakelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven zijn de regels in het bestemmingsplan verder aangescherpt. Nieuwvestiging van een intensieve veehouderij wordt niet toegestaan. Ook omschakeling van een bestaand agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij naar een intensieve (neven)tak wordt in het hele plangebied niet meer toegestaan. Omschakeling is op grond van de Verordening ruimte 2012 en 2014 onder voorwaarden wel mogelijk. Uitbreiding en vormverandering van bouwvlakken voor intensieve veehouderij is toegestaan tot ten hoogste 1,5 hectare op een duurzame locatie, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing. Omschakeling naar een burgerwoning is in het hele buitengebied toegestaan, met uitzondering van het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG). Figuur 15 Gebiedsbestemmingen bestemmingsplan buitengebied (Tweede herziening, vastgesteld 2014) Bij de komende herziening van het bestemmingsplan kan de gemeente het aspect geur mee laten wegen bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen :A - Definitief ARCADIS 45

48 46 ARCADIS :A - Definitief

49 4 Ontwikkeling veehouderij en geurbelasting 4.1 ONTWIKKELING VEEHOUDERIJEN EN EMISSIES In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal veehouderijen en de daarbij behorende emissies (op basis van vergunningen van veehouderijen in Deurne weergegeven. Jaar Aantal Geuremissie Ammoniak Fijn stof Economische Op 31 december X mio Ou Emissie (ton) emissie omvang , , , , , , , , , t.o.v (2005 = 100%) 76% 92% 73% 96% 117% Tabel 16 Veehouderijen en emissies, vergund (bron: provinciaal bestand veehouderijen) Het aantal locaties is in de periode tussen 31 december 2005 en 31 december 2013 gedaald met 24% en de economische omvang van de vergunde veestapel is gestegen met 17%. De vergunde emissie van geur nam in de periode toe en is daarna afgenomen en een niveau dat eind % lager dan eind De emissies van ammoniak zijn in de periode sterker gedaald dan die voor geur en fijn stof. Waarschijnlijk is dat vanwege de emissie-eisen voor ammoniak in het Besluit Huisvesting (en Europese regelgeving) en de stringente toetsingskaders voor ammoniak (Natuurbeschermingswet). De vergunde uitstoot van geur uit veehouderijen nam aanvankelijk sinds 2005 toe, maar daalt sinds De daling van de uitstoot van geur en fijn stof gaat minder hard dan de daling van de uitstoot van ammoniak. De economische omvang van de vergunde veestapel nam toe tussen eind 2005 en eind :A - Definitief ARCADIS 47

50 Ontwikkeling veehouderij en emissies in de regio, In opdracht van de provincie Noord-Brabant heeft ARCADIS in haar rapporten Regionaal de hand aan kraan en het vervolgonderzoek naar de sturingsmogelijkheden van de veestapel in de Peel (beiden 2012) de ontwikkeling van de geurbelasting uit de veehouderij in Noord-Brabant en daarbinnen in de Peelregio in beeld gebracht. Uit die rapportages zijn onderstaande tekstpassages en kaart ontleend. De vergunde emissie van geur uit stallen van veehouderijen is in de gehele provincie Noord-Brabant in de periode gestegen en daarna gedaald in de periode en is in 2012 nagenoeg gelijk aan het niveau van Het aantal geurgehinderden nam in Noord-Brabant toe in de periode toe en is daarna gedaald, vooral in de bebouwde kom. De geurwetgeving vóór 2007 bood relatief veel ruimte voor veehouderijen met een hoge geuremissie, wat heeft bijgedragen aan de toename van het aantal geurgehinderden tot De Wgv heeft voor een omslag gezorgd. Er zijn belangrijke verschillen in de ontwikkeling van de geurbelasting tussen gemeenten onderling en ook binnen gemeenten. Deze verschillen worden verklaard door verschillen in de structuur en omvang van de veehouderijen, de ruimtelijke structuur en verschillen in normstelling. Figuur 16 Ontwikkeling vergunde geurbelasting in Gemert-Bakel, Deurne en Asten, Bron: Provincie Noord-Brabant / ARCADIS, rapport regionaal de hand aan de kraan en vervolgonderzoek, Groen = een afname van de vergunde geurbelasting. Geel-oranje-rood = een toename van de vergunde geurbelasting. 48 ARCADIS :A - Definitief

51 In onderstaande kaart is op basis van provinciale gegevens (veehouderijbestand) weergegeven hoe de geurbelasting zich in de periode tussen 2005 en 2012 heeft ontwikkeld, in relatie tot de geurnormen (achtergrondbelasting) die de provincie Noord-Brabant voor de kernen (max 12% hinder, 10 Ou in het concentratiegebied) en voor het buitengebied (max 20% hinder, 20 Ou in het concentratiegebied) heeft gesteld. Ook de gemeente Deurne heeft vergelijke waarden vastgelegd (in de gebiedsvisie die gekoppeld is aan de geurverordening van 2011). Alleen voor het LOG zijn de door Deurne gehanteerde waarden hoger (Deurne: 32 Ou cumulatief, provincie 20 Ou cumulatief). In onderstaande tabel is ontwikkeling van de geurbelasting in de gemeente Deurne, uitgaande van het provinciale gegevensbestand ( ) weergegeven. Hieruit valt op te maken dat de gemiddelde geurbelasting in de periode tussen steeg en daarna afnam. Vooral in de kernen is de geurbelasting afgenomen. In het buitengebied lag de geurbelasting in 2010 nog boven die van 2004, maar is de geurbelasting daarna wel afgenomen. Voor zo n 15% van de adressen in het buitengebied was de geurbelasting in 2012 (provinciale gegevens) hoger dan de actuele provinciale norm voor het buitengebied (maximaal 20% kans op hinder). jaar Hinderpercentage tot 10% Hinderpercentage 10-20% Hinderpercentage meer dan 20% Gemiddelde hinder (2004 = 100%) Bebouwde kom % 41% 2% 100% % 53% 2% 108% % 44% 0% 98% % 25% 0% 85% Buitengebied % 46% 17% 100% % 44% 22% 108% % 44% 21% 105% % 41% 15% 94% Tabel 17 Ontwikkeling geurbelasting (hinderpercentage op basis van de achtergrondbelasting), adressen in de bebouwde kom en buitengebied, procentueel In de periode tussen 2004 en 2012 is de vergunde geurbelasting in delen van het grondgebied van Deurne afgenomen, maar zijn er ook gebieden waar de vergunde geurbelasting is gestegen. Per saldo daalt de geurbelasting sinds :A - Definitief ARCADIS 49

52 Figuur 17 Ontwikkeling geurbelasting (cumulatief) in relatie tot provinciale normen geur Verordening ruimte ARCADIS :A - Definitief

53 4.2 GEURBELASTING SITUATIE 2015 In de kernen van Deurne zijn er, begin 2015, nu bijna 500 adressen (woningen of gebouwen waar mensen verblijven, geen woningen van veehouders) waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de gemeentelijke en provinciale cumulatieve richtwaarde voor kernen. In het buitengebied en de kernrandzones gaat het om zo n 250 adressen met een te hoge of hoge geurbelasting, rekening houdend met de provinciale en gemeentelijke richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting (dus de geurbelasting van alle veehouderijen samen). De hoogste geurpieken op woningen zijn te vinden in het buitengebied, het grootst aantal adressen met een geurbelasting boven de richtwaarden van gemeenten en provincie, zijn te vinden in de kernen (vooral de kern Deurne). Als voor de adressen in het buitengebied dezelfde richtwaarden als die voor de kernen zouden gelden, dan zijn er ruim 650 adressen in het buitengebied met een (te) hoge geurbelasting. Achtergrondbelasting Kernen Plangebieden Buitengebied LOG Totaal (in Ou) kernrandzones Excl. LOG 0 10 Ou Ou Ou Meer dan 32 Ou Totaal Tabel 18 Achtergrondbelasting vergund 2015 in relatie tot normen achtergrondbelasting gebiedsvisie 2010: voor de kernen en toekomstige woongebieden maximaal 10 Ou, voor het buitengebied (excl. LOG) maximaal 20 Ou en voor het LOG maximaal 32 Ou. Voor een deel zijn de adressen met een (te) hoger geurbelasting in het buitengebied adressen waar de geurbelasting al vele jaren lang hoog is. Historisch gegroeide situaties die vandaag de dag als niet toelaatbaar zouden worden aangemerkt. Vaak wordt de hinder dan sterk bepaald door 1 dominante bron of enkele dominante bronnen. Voor de meeste woningen in Deurne is de geurbelasting de afgelopen jaren afgenomen. Sinds een jaar of 5 daalt de vergunde geuremissie en ook de gemiddelde geurbelasting. Toch zijn er ook delen van het grondgebied waar de geurbelasting tot voor kort nog toenam. Er zijn anno 2015 zo n 110 adressen in het buitengebied waar de geurbelasting, uitgaande van de vergunde rechten en de berekende geurbelasting, hoger is dan de provinciale norm voor het buitengebied :A - Definitief ARCADIS 51

54 Figuur 18 Berekende geurbelasting (vergund 2015, achtergrond) vergeleken met de gemeentelijke richtwaarden voor achtergrondbelasting. 52 ARCADIS :A - Definitief

55 5 Onderzoek naar bijstelling voorgrondnormen 5.1 ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN VEEHOUDERIJEN BIJ DE HUIDIGE GEURNORMEN In figuur 19 is een indicatie van de theoretische uitbreidingsruimte (in geuremissie) van veehouderijen in Deurne weergegeven. Uitgaande van de huidige vergunningen en de huidige voorgrondnormen uit de geurverordening van Deurne uit Daarnaast zijn op deze kaart ook adressen opgenomen waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de provinciale richtwaarden voor de achtergrondbelasting (cumulatieve geurbelasting). Deze kaart laat zien dat, kijkend naar de uitbreidingsruimte op basis van de voorgrondnormen van Deurne, de geuremissie van bedrijven met (een tak) intensieve veehouderij, voor de meeste bedrijven nabij de kernen niet meer of slechts beperkt mag toenemen. Dat zijnde gele stippen in figuur 19. De rode en donkerrode stippen vertegenwoordigen veehouderijen (met een tak intensieve veehouderij) die wel nog zouden kunnen uitbreiden, alleen kijken naar de voorgrondnorm van Deurne uit De veehouderijen liggen veelal op enige afstand van de kernen. De normen voor de kernen (Deurne 1, de overige kernen 3) zijn voor de veehouderijen op afstand van de kernen minder relevant en de norm voor het buitengebied (14, inclusief de kernranden die nog geen deel van de bebouwde kom zijn), bieden voor de veehouderijen met rode stippen nog ruimte voor uitbreiding van de vergunde geuremissie. Hoe groter die (indicatieve, theoretische) ruimte, hoe groter de stip. Maar, ook andere wetten en regels zoals de Natuurbeschermingswet, stellen randvoorwaarden of beperkingen aan de milieuruimte van veehouderijen. En, ook de gemeentelijke richtwaarden ten aanzien van de cumulatieve geurbelasting en de provinciale normen met betrekking tot de cumulatieve geurbelasting. Op de kaart in figuur 19 zijn de adressen waar de provinciale richtwaarden uitgaande van de berekende achtergrondbelasting, worden overschreden, met paarse stippen aangeduid. Veehouderijen die in de buurt van die adressen liggen, zullen bij verdere ontwikkeling een proportionele bijdrage moeten leveren aan het verminderen van de overbelasting op die adressen. Dus de uitbreiding zal in die situaties gepaard moeten gaan met een afname van de geurbelasting :A - Definitief ARCADIS 53

56 Figuur 19 Indicatieve uitbreidingsruimte geurhinder bij voorgrondnormen 2011 en de adressen met een overschrijding van de provinciale norm voor de achtergrondbelasting. 54 ARCADIS :A - Definitief

57 5.2 OPGAVE De bestaande geurnormen in het buitengebied sturen niet sterk op afname van de geurbelasting in de gebieden met een hoge geurbelasting, gelegen op enige afstand van de kern. Er zijn steeds meer technieken beschikbaar en betaalbaar om de geurbelasting te verminderen. Een analyse van de vergunde stallen en de daarin vergunde dierplaatsen en typering van die stallen naar emissiereductie van geur, laat zien dat er nog veel emissiereductie te bereiken is door modernisering van traditionele stallen of door de inzet van luchtwassers die ook voor geur de emissie verder kunnen terugdringen (zie onderstaande kaart) Bij veel ontwikkelingen in het recente verleden, waarbij veehouderijen uitbreidden in het aantal dieren, werd er door de bouw van nieuwe stallen bereikt dat de uitbreiding plaats kon vinden binnen de maximale geurnorm. Alleen bij overschrijding van de geurnorm en, sinds kort, bij toetsing aan de provinciale geurnormen, is er een verplichting om verder te gaan dat het opvullen tot de norm. De geurbelasting moet in die situaties ook omlaag, via de zogenaamde 50% regeling. Om bij ontwikkeling van veehouderijen meer te kunnen sturen op een afname van de geuroverlast en om aan te sluiten bij ontwikkelingen op provinciaal niveau (aanpak urgentiegebieden) en nieuwe inzichten, zoals de relatie tussen geurbelasting en de kans op hinder en daarmee de aanvaardbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen (ontwikkeling van veehouderijen en ontwikkeling of verandering van andere functies, vooral in het buitengebied), zijn vooral in het buitengebied strengere voorgrondnormen nodig. Daarnaast is het verstandig dat de gemeente haar richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting actualiseert, vooral voor de waarde in het LOG (nu maximaal 32 Ou), om deze in lijn te brengen met de provinciale richtwaarden en ook om zo een bijdrage te leveren aan het verminderen of voorkomen van nieuwe overlast situaties. De gemeenten Deurne kan haar normen aanpassen via de Wet geurhinder en veehouderijen (van belang voor vergunningverlening voor het aspect milieu). En daarnaast kan de gemeente Deurne de normen en richtwaarden ten aanzien van de geurbelasting ook meenemen en verankeren in ruimtelijke plannen, zoals de herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Door ook bij ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen op de ontwikkeling past binnen de normen en streefwaarden ten aanzien van de geurbelasting, kunnen nieuwe overlast situaties worden voorkomen en kan er extra worden gestuurd op een afname van de bestaande overlast :A - Definitief ARCADIS 55

58 Figuur 20 Economische omvang vergunde dierplaatsen (in Nederlandse grootte eenheden) voor zover gehuisvest in traditionele stallen. 56 ARCADIS :A - Definitief

59 5.3 MOGELIJKE TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING VAN DE VEEHOUDERIJ Op basis van de ontwikkelingen in het verleden, de wet- en regelgeving (milieu, mest, huisvesting) en de verwachte economische ontwikkelingen in de veehouderij in Nederland en Noord-Brabant, blijft de trend naar verwachting hetzelfde: een verdere daling van het aantal locaties en een groei van de overblijvende bedrijven. Deze groei zal dan voor een belangrijk deel plaatsvinden op locaties waar in ruimtelijk en milieuoogpunt mogelijkheden zijn voor groei en tegen de eisen waar elke veehouderij op basis van het landelijke, regionale en lokale eisen aan moet voldoen. Het Landbouw Economisch Instituut maakte op verzoek van het ministerie van E L&I het rapport In perspectief, over de toekomst van de Nederlandse agrosector (december 2011) en op verzoek van de provincie Noord-Brabant heeft het Landbouw Economisch Instituut een verkenning uitgevoerd naar de huidige en toekomstige positie van de intensieve veehouderij in Noord-Brabant (LEI-nota , perspectieven Brabantse intensieve veehouderij richting 2020, 2011). De te verwachten ontwikkeling van de totale veestapel in Nederland en Noord-Brabant is omgeven met een aantal onzekerheden. Voorshands is de verwachting dat de varkensstapel gelijk blijft of iets afneemt en dat de pluimveestapel (licht) zal toenemen. Op 1 april 2015 vervalt het Europese stelsel van melkquota en de verwachting is dat de groei van de melkveestapel verder doorzet. De Wet verantwoorde groei melkveehouderij, die op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is bedoeld om te borgen dat de groei van de melkveehouderij als gevolg van de (aanstaande) afschaffing van de melkquotering plaatsvindt binnen de milieurandvoorwaarden van de Nitraatrichtlijn en dat een toename in de mestproductie geen extra druk geeft op de nationale mestmarkt. Hiermee wordt ongebreidelde groei van de melkveestapel volgens Staatssecretaris Dijksma voorkomen maar anderen voorzien wel een verdere groei (zie o.a. brief aan Tweede Kamer 12 maart 2015 over de algemene maatregel van bestuur grondgebonden groei melkveehouderij, DGAN-PAV / ). De Nederlandse varkens- en pluimveestapel is vooral geconcentreerd in delen van Noord-Brabant, Limburg en Gelderland, waaronder in Deurne. De trend van de afgelopen jaren was een verdere concentratie van de varkens- en pluimveestapel in deze gebieden en deze trend zal naar verwachting doorzetten. Dit kan leiden tot een zelfde type ontwikkeling van de geurbelasting als in de afgelopen jaren: Een verdere daling van de gemiddelde emissie per dierplaats, door de toepassing van technieken voor emissiereducties bij nieuw- en verbouw van stallen. Per saldo een afname van de geurbelasting vanwege de verdere afname van het aantal intensieve veehouderijen rond woonkernen en overige gebieden met beperkingen voor de intensieve veehouderij en de daling van de gemiddelde emissie per dierplaats. Een mogelijke toename van de in die delen van het buitengebied waar intensieve veehouderijen zich verder geconcentreerd ontwikkelen. De ontwikkelingen verschillen sterk per deelgebied. De ontwikkeling van de veestapel (als geheel, per regio en per deelgebied) is sterk bepalend voor de ontwikkeling van de geurbelasting. De grootste knelpunten ten aanzien van geurhinder zijn te wijten aan bestaande (overbelaste) situaties. Bron: Regionaal de hand aan de kraan, onderzoek regionaal sturen omvang veestapel, in opdracht van de provincie Noord-Brabant, ARCADIS, :A - Definitief ARCADIS 57

60 5.4 BELEIDSOPTIES Er zijn twee voorbeelden van een aangepaste set normen voor de voorgrondbelasting doorgerekend. Deze normen zijn van belang voor de vergunningverlening voor veehouderijen met dieren met een geuremissiefactor, zoals veehouderijen met varkens en pluimvee. Ook spelen deze normen een rol bij ruimtelijke procedures, waarbij beoordeeld moet worden of ontwikkelingen nabij veehouderijen wel of niet leiden tot aantasting van bestaande rechten. In onderstaande tabel zijn de onderzochte beleidsopties weergegeven. In het onderzoek is er van uitgegaan van de hiervoor beschreven trendmatige groei en krimp van intensieve veehouderijen en de ruimte voor uitbreiding op het gebied van milieu (geur, ammoniak) en ruimtelijke ordening (bestemmingsplan buitengebied, Verordening ruimte). Gebied Huidige Voorgrondnorm Scenario 1 aanscherping Scenario 2 forse bijstelling Kern Deurne Overige kernen Kernrandzones, plangebieden behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden Behorend tot het buitengebied Buitengebied excl landbouwontwikkelingsgebied Landbouwontwikkelingsgebied Tabel 19 Onderzochte beleidsopties normen voorgrondbelasting. Ook is in het onderzoek het effect van de normen met betrekking tot cumulatie ten opzichte van (alleen) de huidige gemeentelijke voorgrond-geurnormen onderzocht. Daaruit blijkt dat de normen ten aanzien van cumulatie zorgen voor een extra afname van de verwachte geurbelasting omdat veehouderijen een uitbreiding van het aantal dieren eerder moeten combineren van het investeren in technieken om de geuremissie te beperken. In bijlage 5 is een samenvattende opgenomen van normen en afstanden die door andere gemeenten in de regio zijn vastgesteld. Die laten zien dat er nog talloze varianten van bovenstaande beleidsopties zijn te bedenken. De twee onderzochte beleidsopties zijn bedoeld als voorbeeld voor enerzijds een zekere aanscherping en anderzijds een forsere bijstelling c.q. aanscherping van de voorgrondnormen. 5.5 UITGANGSPUNTEN ONDERZOEK Er is gebruik gemaakt van gegevens over de vergunde rechten van veehouderijen in en rondom Deurne (BVBbestanden, januari 2015). Op basis van gegevens van de gemeente Deurne en gegevens uit het provinciaal bestand met gegevens over veehouderijen van Noord-Brabant en Limburg (aangrenzende gemeenten, BVBbestanden 2014). Gegevens veehouderijen De ontwikkeling van de geurbelasting is in beeld gebracht door op basis van gegevens over de vergunde rechten van veehouderijen, een inschatting van de mogelijke ontwikkeling van veehouderijen en verschillende geurnormen onderling te vergelijken. Het gaat daarbij om een berekening van de geurbelasting volgens de wettelijke voorgeschreven rekenmethodiek (V-stacks gebied), niet om een meting van de ervaren geurbelasting. 58 ARCADIS :A - Definitief

61 Ook betreft het een berekening van de achtergrondbelasting, dus de geurbelasting van alle veehouderijen samen. Daarbij gaat het om de geurbelasting uit stallen van veehouderijen in Deurne en van veehouderijen in een gebied van ruim 3 kilometer rondom de gemeente Deurne. De geurbelasting (achtergrondbelasting) is in kaart gebracht op basis van het rekenprogramma V-stacks gebied, versie Bij de berekening is uitgegaan van gemeentelijke en provinciale bestanden over de vergunde dierplaatsen, stalsystemen en na-geschakelde technieken. Gegevens over specifieke uitvoering van de stallen die van invloed zijn op de geurbelasting, zoals hoogte van emissiepunten en uitstroomsnelheden van de lucht, zijn niet in die bestanden opgenomen. Bij de berekening is daarom uitgegaan van de zogenaamde standaard stalparameters behorende bij de stalsystemen. Dit leidt tot een overschatting van de berekende geurbelasting in die situatie waarbij er via de uitvoering van de stallen gestuurd is op een beperking van de geuroverlast op een meest bepalende voor geurhinder gevoelige objecten. Dit zal vooral aan de orde zijn bij relatief grotere veehouderijen die een ontwikkeling hebben doorgemaakt sinds 2007 (invoering van de Wet geurhinder en veehouderij, die voor het eerst rekening hield met dergelijke stalparameters). Pelsdierhouderijen Omdat voor 1 januari 2007 voor nertsen geen geuremissiefactoren bekend waren, zijn in de Wet geurhinder en veehouderij vaste afstanden vastgelegd. Sinds januari 2011 is de emissie van nertsen bekend. De Wageningen Universiteit (Wur) heeft metingen verricht en uit het meetrapport blijkt de emissie 4,9 ou/dierplaats/jaar te bedragen bij een emissiearm huisvestingsysteem. Verschil vergund en werkelijk gehouden aantal dieren Er is in deze gebiedsvisie uitgegaan van de vergunde dierplaatsen. Er zijn vaak aanzienlijke verschillen tussen de vergunde veestapel en de opgave van het werkelijk gehouden dieren in de CBS-tellingen. Dit verschil wordt veroorzaakt door functionele leegstand (afvoeren van slachtvee, schoonmaken van de stallen), het feit dat bedrijven in opbouw zijn en daarom de vergunde ruimte nog niet volledig benutten, bedrijven gestopt zijn maar vergunningen nog niet zijn ingetrokken of omdat bedrijven structureel of vanwege marktomstandigheden hun vergunde ruimte niet benutten. Voor veel melkveebedrijven en ook een deel van de intensieve veehouderijen is er geen vergunningplicht en is een melding voldoende. De functionele leegstand is al verdisconteerd in de wettelijke emissiefactoren per dier. De verschillen tussen het aantal gemelde dierplaatsen en aantal gehouden dierplaatsen is vaak groot. Uitgaande van het verschil tussen de opgave van de veebezetting in de CBS landbouwtellingen in mei 2014 en de vergunde dierplaatsen (begin 2015) en rekening houdend met de functionele leegstand is er een verschil van zo n 25 tot 30% (gemiddeld voor heel Deurne) tussen de vergunde emissie van geur (6,7 mio. Ou s) en de voor de lagere bezetting (per diercategorie bepaald) gecorrigeerde gerapporteerde benutting (4,5 mio. Ou s). Geurnormen zijn mede bepalend voor de milieuruimte van veehouderijen Op basis van de hiervoor beschreven gegevens is berekend welke milieuruimte op het gebied van vergunbare milieuruimte qua geur er is binnen de Gemeente Deurne. Op basis van de nu geldende normen en op basis van de hiervoor beschreven beleidsopties. Die berekening is uitgevoerd per veehouderij. In bijlage 6 zijn kaarten opgenomen waarin is gepresenteerd welk effect een andere geurnorm (uitgaande van de beleidsopties) heeft op de milieuruimte (qua geur) van de veehouderijen. Hierbij is een vergelijking gemaakt met de milieuruimte uitgaande van de vigerende normen (2011). Uitgangspunten ontwikkelingen veehouderij Uitgaande van de beschreven ontwikkelingen in het verleden en de verwachtingen ten aanzien van de ontwikkeling van de veehouderij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd in het scenario-onderzoek: :A - Definitief ARCADIS 59

62 Kleine intensieve veehouderijen (kleiner dan 40 nge) stoppen. Een (groot) deel van de deelnemers in de stoppersregeling (gedoogregeling in verband met het nog niet voldoen aan eisen ten aanzien van de maximale ammoniakemissie per dierplaats). De inschatting van de groep die waarschijnlijk in 2020 stopt en de groep die mogelijk doorgaat en de stallen aanpast voor 2020, is gemaakt door de ZLTO. In extensiveringsgebieden zullen bedrijven kleiner dan 70 nge stoppen, de bedrijven groter dan 70 nge blijven bestaan (geen groei). In verwevingsgebieden en LOG s zullen bedrijven tot 70 nge niet groeien. Bedrijven groter dan 70 nge zijn potentiele groeiers als er sprake is van een IV-bouwblok en er milieuruimte en planologische ruimte aanwezig is. Omdat er voor melkveehouderijen geen emissiefactoren bekend / vastgesteld zijn, is in de geurberekeningen geen rekening gehouden met de groei of krimp van melkveebedrijven. Milieuruimte is de maximale emissie die mogelijk is op basis van de voorgrondbelasting van het berekende scenario. Planologische ruimte door het benutten van het bestaande bouwblok en groei van het bouwblok tot maximaal 1,5 hectare. Indien bouwblok nu al groter is dan 1,5 hectare dan is de omvang naar rato van voorbeeldbedrijven (genoemd in het advies van de commissie van Doorn, zie hierna) verdeeld. Voor nieuwe stallen is uitgegaan van de maximale emissiewaarden op basis van de provinciale verordening Stikstof en Natura 2000, voor bestaande stallen is uitgegaan van het Besluit huisvesting. Bedrijven die zijn aangemeld als potentiele groeier en die over planologische ruimte beschikken, maar die voor geur geen ruimte voor groei van emissies hebben (de geurbelasting is hoger dan de norm), kunnen in economische omvang groeien via de 50% regeling: de groei van het aantal dieren gaat voor een deel gepaard met een afname van de geurbelasting, maar de geurbelasting hoeft na de ontwikkeling niet onder de meest beperkende geurnorm te liggen. Om de mogelijke ontwikkeling van veehouderijen aan te geven, is in deze gebiedsvisie aangesloten bij de typen bedrijven die genoemd zijn in het rapport Al het vlees duurzaam van de commissie van Doorn (november 2011). In het advies van de commissie van Doorn is uitgegaan van de volgende bedrijven, gebaseerd op een omvang van ongeveer 300 NGE 2 op een bouwblok van 1,5 hectare (dus gemiddeld circa 200 NGE per hectare): 600 zeugen vleesvarkens (gesloten bedrijf) leghennen vleeskalveren melkgeiten. 250 melkkoeien en 158 stuks jongvee. In onderstaande kaart (figuur 21) is voor de bouwblokken van veehouderijen in Deurne de gemiddelde economische omvang per hectare aangeduid. Dit ter vergelijking van de voorbeeldbedrijven uit het advies van de commissie van Doorn. Onderzochte scenario s gaan uit van groei De onderzochte scenario s zijn zogenaamde groei- en krimp scenario s. Ze gaan uit van per saldo groei van de veestapel maar een aanzienlijke afname van het aantal locaties met een tak intensieve veehouderij 2 NGE = Nederlandse Grootte Eenheid, eenheid om de economische omvang te kunnen bepalen. Een volwaardig bedrijf (inkomen voor 1 fte) is minimaal 70 NGE groot. 60 ARCADIS :A - Definitief

63 (circa 40%). De onderzochte beleidsopties (beleidsoptie 1, beleidsoptie 2 en de ontwikkeling bij handhaving van de bestaande normen) resulteren in een groei van de (vergunde) economische omvang van de veestapel in Deurne van circa 13,5% :A - Definitief ARCADIS 61

64 Figuur 21 Benutting bouwblokken van veehouderijen, uitgedrukt in de economische omvang (vergunde dierplaatsen) per hectare bouwblok (bestemmingsplan buitengebied). 62 ARCADIS :A - Definitief

65 5.6 EFFECTEN ONDERZOCHTE SCENARIO S. Een aanscherping van de voorgrondnormen zoals onderzocht zorgt voor een extra daling van de gemiddelde geurbelasting. Die daling is logischerwijze het sterkst bij scenario 2. In dat scenario is de afname van de vergunde geuremissie het sterkst (17% afname), ondanks een veronderstelde groei van de economische omvang van de intensieve veehouderij (per saldo een veronderstelde groeit van ruim 13%). Bij scenario 1 neemt de vergunde geuremissie bij dezelfde ontwikkeling met 10% af. Uitgedrukt in de gemiddelde geurbelasting is de daling bij scenario 2 20,8% en van scenario 1 16,4%. In onderstaande tabellen is de verwachte ontwikkeling van de geurhinder voor de bebouwde kom en voor het buitengebied weergegeven. Beoordeling leefklimaat Huidige situatie Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen normen gemeente normen Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 20 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, bebouwde kom. Beoordeling leefklimaat Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen gemeente Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 21 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, buitengebied :A - Definitief ARCADIS 63

66 In de hierna volgende tabel is de verwachte ontwikkeling van de achtergrondbelasting per deelgebied, vertaald naar een hinderpercentage voor alle woningen gesommeerd, ook per deelgebied. Het betreft een optelling van het hinderpercentage per adres, voor alle adressen samen, per deelgebied. De op deze wijze berekende hinderpercentages zijn bedoeld om de gemiddelde geurbelasting van de verschillende scenario s onderling te kunnen vergelijken. Verschillen in aantal woningen per klasse (uit tabel 2 en tabel 3) zijn zo samenvattend aangeduid via een indexcijfer, afgeleid van de kans op hinder (stel 10%) in relatie tot het aantal woningen per klasse (stel 1000 adressen; met een hinderkans van 10% wordt dan de index 100) en daarna een optelling van sommatie voor alle klassen samen. Zie ook het rekenvoorbeeld onder de tabel. Gebied Huidige situatie Ontwikkeling binnen Ontwikkeling bestaande Ontwikkeling beleidsoptie Ontwikkeling beleidsoptie Aantal objecten vergund bestaande voorgrond normen gemeente voorgrondnormen en prov. normen 1 aanscherping en prov. normen 2 forse bijstelling en prov. normen Bebouwde kom Hinderpercentage 8,0% 7,0% 6,7% 6,7% 6,3% bebouwde kom Buiten bebouwde kom Hinderpercentage 11,2% 10,0% 9,6% 9,4% 9,0% Buitengebied Totaal Hinderpercentage totaal 8,3% 7,3% 7,0% 7,0% 6,6% Tabel 22 indexcijfer geurhinder: aantal gehinderde adressen op basis van sommatie hinderpercentage per adres. REKENVOORBEELD BEPALING INDEXCIJFER Hieronder is met een rekenvoorbeeld aangegeven hoe dit indexcijfer is bepaald, door de cumulatieve geurbelasting en het daarbij behorende hinderpercentage te relateren aan het aantal adressen (per geurhinder-categorie) en daarna te sommeren. Stel adressen met 5% kans op geurhinder, dus 5% van = 100 Stel 800 adressen met 10% kans op geurhinder, dus 10% van 800 = 80 Stel 160 adressen met 20% kans op geurhinder, dus 20% van 160 = 32 Stel 40 adressen met 25% kans op geurhinder, dus 25% van 40 = 10 Totaal aantal adressen = = adressen Indexcijfer geurhinder: = 222 Hinderpercentage totaal: 222 van 3000 = 7,4 % Het effect van andere normen heeft weinig effect op een deel van de historisch gegroeide knelpunten. Omdat die bedrijven nu al te maken hebben met een overbelaste situatie, een strenge norm voor de kern Deurne of de provinciale normen en het provinciaal beleid. Maar, de geurdeken neemt extra af en strengere normen bieden extra bescherming tegen geurhinder bij ontwikkeling van veehouderijen. En daarmee anticipeert de gemeente op recente inzichten ten aanzien van de ervaren overlast. 64 ARCADIS :A - Definitief

67 Knelpunten die er zijn ten aanzien van een hoge geuroverlast, worden voor een groot gedeelte veroorzaakt door een hoge geurbelasting in bestaande situaties, veelal situaties waarbij er sprake is van één dominante bron. Een mogelijke bijstelling van de geurnormen is in dat licht vooral van belang voor de maximale geurhinder die door één bron wordt veroorzaakt en wel of niet acceptabel wordt geacht. En de invloed die een bijstelling van de norm heeft op een mogelijke toename van de geurbelasting (piekbelasting), of, indien de norm wordt overschreden, de extra maatregelen die een veehouderij moet nemen bij een gewenste uitbreiding van het aantal dieren. Als de gemeente een sterke afname van de geurbelasting als hoogste prioriteit stelt, is een normenset als bij scenario 2, of kleine nuancering daarvan, denkbaar. Omdat strengere normen ook kunnen leiden tot minder ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor andere functies en tot extra kosten voor veehouders leiden, is een keuze die in de richting gaat voor voorbeeldscenario 1 denkbaar. Het is uiteindelijk een keuze van het college en de raad tussen de afweging van belangen :A - Definitief ARCADIS 65

68 66 ARCADIS :A - Definitief

69 6 Voorstel tot vaststelling geurverordening OVERWEGINGEN De gemeente streeft er naar dat alle inwoners van Deurne kunnen wonen, werken en leven in een omgeving, die gezien haar functie hiermee in balans is. Omgezet naar concrete doelstellingen voor het gemeentelijk geurbeleid betekent dit: Een daling van het aantal mensen die in hun woningen blootgesteld worden aan een hoge geurbelasting van omliggende veehouderijen, vooral gebieden met veel burgerbewoning. Een daling van de geurbelasting kan worden versneld door de geurnormen aan te scherpen, waardoor groei van veehouderijen meer gepaard zal gaan met een afname van geuroverlast dan op basis van de huidige normen. Het voorkomen van nieuwe knelpunten vanwege een te hoge geurbelasting, door rekening te houden met de laatste inzichten, normen en afstanden te hanteren die burgers bij nieuwe situaties beschermen tegen een te hoge geurbelasting. Ruimte bieden voor een duurzame economische ontwikkeling van de veehouderij, een sector die een belangrijke bijdrage aan de lokale en regionale economie levert. Wel vraagt de gemeente van ondernemers om bij bedrijfsontwikkeling bij te dragen aan het verminderen van bestaande overlast en het voorkomen van nieuwe overlast. Via herbegrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied ruimte bieden voor hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing, om nieuwe economische dragers in het buitengebied te faciliteren, vooral in gebieden met een primaat voor wonen, recreatie of een sterke verweving van wonen en agrarische functies. Het kernteam dat aan deze geurgebiedsvisie heeft gewerkt, heeft uit alle informatie en discussies de volgende overwegingen afgeleid: De huidige geurnormen blijven hanteren is geen optie; deze bieden op te veel en ongewenste plaatsen in Deurne de mogelijkheid om in geur uit te breiden. Dankzij de provinciale normen en de directe doorwerking van de Verordening ruimte worden deze mogelijkheden beperkt. Zouden deze provinciale normen om een of andere redenen komen te vervallen, dan is een verdere toename van de geurbelasting in delen van het buitengebied weer mogelijk. Deze optie voldoet dus niet aan de doelstellingen. Het generiek scherp bijstellen van de normen naar bijvoorbeeld 1 voor de kernen en 5 voor het buitengebied leidt ten opzichte van het gematigde scenario in theorie tot een grotere daling van de geuroverlast. Maar dit kan ook leiden tot stagnatie van de ontwikkeling in de veehouderij, omdat de kosten van investeringen om aan de nieuwe geurnorm te voldoen zo hoog zijn, dat ondernemers afzien van ontwikkelingen of uitstellen. Of helemaal stoppen. Dit is een negatief gevolg voor de agrarische economie en werkgelegenheid voor Deurne :A - Definitief ARCADIS 67

70 Het generiek te scherp bijstellen van de normen heeft ook negatief effect op de mogelijkheden om agrarische locaties, (niet-veehouderijen), te her ontwikkelen. Nieuwe ontwikkelingen die op geur beoordeeld moeten worden, zoals recreatie, mogen niet leiden tot een beperking van de rechten van omliggende veehouderijen (omgekeerde werking). Hoe scherper de geurnormen (voorgrondnormen) worden gesteld, hoe groter de contour rondom het bouwvlak van een veehouderij, waarbinnen geen geurgevoelige objecten gerealiseerd mogen worden (een scherpere voorgrondnorm leidt tot een grotere omgekeerde werking). Met name bij nertsen blijkt uit onderzoek, dat de ervaren geur bij bedrijven met veel fokteven aanmerkelijk hoger ligt dan op basis van de gestaffelde standaard-afstanden uit de Wgv. De gemeente heeft de mogelijkheid die (gestaffelde) afstanden aan te passen. De aangepaste afstanden voor nertsenhouderijen worden vastgelegd in de gemeentelijke geurverordening. Uit onderzoek van de GGD en IRAS (2014) blijkt dat de kans op hinder bij eenzelfde berekende geurbelasting groter is dan voor varkensbedrijven. De hinderpercentages uit de toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij zijn nu afgeleid uit onderzoek bij varkensbedrijven (PRA, 2001). Het vaststellen van afwijkende normen of afstanden voor alleen pluimveehouderijen is (nu) niet mogelijk op basis van de Wgv. Op basis van nader onderzoek (van het rijk) kunnen nieuwe inzichten mogelijk worden verwerkt in het bestemmingsplan. Bij melkveehouderijen wordt schaalvergroting verwacht door het loslaten van het melkquotum. Eén vaste afstand voor alle maten melkveebedrijven volstaat dan niet langer. Driehonderd koeien geven nu eenmaal meer geur dan vijftig koeien. Ook dit kan alleen maar worden vastgelegd in het bestemmingsplan, de Wgv biedt in principe geen mogelijkheid om de vaste afstanden van melkveebedrijven te variëren op basis van de omvang van het aantal melkkoeien. Behoud van een landbouwontwikkelingsgebied is wenselijk, om bedrijven elders uit het buitengebied de mogelijkheid te geven te kunnen ondernemen op een plek, waar minder mensen overlast hebben van geur en waar meer ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Door in te zetten op verplaatsing van agrarische bedrijvigheid naar het Primair Agrarisch Gebied (Primag, herbegrensd LOG) wordt het overige buitengebied ontlast en stijgt daar de kwaliteit van wonen en leven. Het huidige, oude LOG omvat naast op een aantal plaatsen veel woningen, ook veel locaties die feitelijk al lang geen agrarische locaties meer zijn. Vrijkomende locaties worden lang niet altijd vanuit de sector opgekocht. Hieruit blijkt feitelijk dat het huidige LOG te groot is voor de sector. Er ontstaan veel boeren naast buren locaties, waar een forse doorontwikkeling van de agrarische sector geen logische is en zodoende het draagvlak voor de sector wordt ondermijnd. Een herbegrenzing is noodzakelijk. 6.2 CONCEPT VOORSTEL ACTUALISATIE NORMEN, AFSTANDEN EN TOETSWAARDEN INLEIDING Onderstaande (voorlopig) voorstel van B&W is opgesteld op basis van standpunten van leden van de kerngroep, de huidige inzichten ten aanzien van de relatie tussen geurbelasting en hinder (waarbij de normen voor het niet-concentratiegebied als referentie zijn gebruikt), de huidige gemeentelijke en provinciale normen en voorbeelden van normen zoals die ook in omliggende gemeenten recentelijk zijn vastgesteld. 68 ARCADIS :A - Definitief

71 Onderdeel van dat voorstel is ook om te komen tot een herbegrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied. In het provinciaal beleid zijn de LOG s niet meer opgenomen. Maar voor de gemeente is een (her)begrensd LOG nog steeds van belang in verband met de (on)mogelijkheden voor functieveranderingen en het hergebruik van agrarische bebouwing. En om hier de normstelling voor geur aan te koppelen. Voor een deel van het LOG zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt vanwege de korte afstand tot de kern en vanwege de verweving van functies. In een ander deel van het LOG zijn er nog steeds veel locaties die geschikt zijn voor een duurzame ontwikkeling van veehouderijen en wil de gemeente de ontwikkelingsruimte op die locaties niet onnodig beperken VOORSTEL VOOR ACTUALISATIE VOORGRONDNORMEN Gebied Huidige voorgrondnorm Voorstel Kern Deurne 1 1 Overige kernen 3 2 Kernrandzones, plangebieden 6 5 behorend tot de bebouwde kom Kernrandzones, plangebieden 14 5 Behorend tot het buitengebied Buitengebied inclusief te vervallen landbouwontwikkelingsgebied 14 5 (veel burgerwoningen) of 8 Landbouwontwikkelingsgebied (her begrensd) Tabel 23 Voorstel actualisatie voorgrondnormen De gemeente kan deze aangepaste normstelling ook verwerken in haar ruimtelijk beleid, zoals de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Bijvoorbeeld door het wel of niet voldoen aan de voorgrondnorm als toets op te nemen bij de aanvaardbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling van een veehouderij. Is, bij een bestaande overbelaste situatie, de geurbelasting na ontwikkeling nog boven de voorgrond, dan kan de gemeente toetsen of er in redelijkheid aanvullende maatregelen gevraagd kunnen worden om overlast te voorkomen. Bij de normstelling van het LOG kan worden aangesloten bij de herbegrenzing van het LOG die mede op basis van ruimtelijke aspecten (o.a. mogelijkheden voor functieveranderingen) en een actuele inventarisatie van gebruik en wensen van bewoners en ondernemers. In figuur 22 dient gezien te worden als een ruwe aanzet c.q. bouwsteen vanuit het aspect geur voor de herbegrenzing :A - Definitief ARCADIS 69

72 Figuur 22 Aanzet herbegrenzing LOG. Het kernteam dat deze gebiedsvisie heeft opgesteld, heeft zich over herbegrenzing van het LOG gebogen (als nieuwe naam is gekozen voor de term Primag, primair agrarisch gebied) en is gekomen tot een indicatieve herbegrenzing. De uiteindelijke begrenzing van het Primag zal in de ruimtelijke procedures van structuurvisie 2015/2016 tot en met de derde herziening bestemmingsplan buitengebied verder haar beslag krijgen. In onderstaande kaart is het voorstel voor actualisatie van de gemeentelijke voorgrondnormen, inclusief een concept herbegrenzing van het LOG (tot Primag) weergegeven. 70 ARCADIS :A - Definitief

73 Figuur 23 Voorstel voorgrondnormen 2015 inclusief concept herbegrenzing LOG tot Primag :A - Definitief ARCADIS 71

74 6.2.3 VOORSTEL AANPASSING VASTE AFSTANDEN Op dit moment gelden voor veehouderijen zonder geuremissiefactor de vaste wettelijke afstanden. Geadviseerd wordt om, zolang er onduidelijkheid bestaat over een te hanteren toetsingskader met betrekking tot de gezondheid van omwonenden van veehouderijen, terughoudend om te gaan met verkleining van de vaste afstanden of met de bouw van woningen op kavels van voormalige veehouderijen, voor zover de nieuwe woningen op korte afstand van blijvende veehouderijen zijn gelegen. Pelsdieren Sinds 2011 zijn voor de nertsenhouderij geuremissiefactoren bekend uit onderzoek van de Wageningen Universiteit (Wur). De emissiefactoren zijn 4,9 ou/dierplaats/jaar voor een emissiearm huisvestingssysteem We hebben onderzocht of het mogelijk is in de geurverordening op te nemen dat de geurbelasting van pelsdierhouderijen berekend wordt op basis van de emissiefactoren. Dit blijkt juridisch niet mogelijk aangezien de emissiefactoren nog niet zijn opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij biedt wel de mogelijkheid om de vaste afstanden van de pelsdierhouderij aan te passen. Om te zorgen voor een extra bescherming van de burgers tegen geurhinder wordt geadviseerd de vaste afstand voor pelsdierhouderijen te vergroten zoals in onderstaand voorstel. De aangepaste afstanden zijn bepaald door de emissie van de pelsdierhouderijen om te rekenen op basis van de emissiefactoren en te vergelijken met de vaste aan te houden afstanden. Op basis van vergelijking met de voorgrondnorm van 2 voor de bebouwde kom en 5 ou voor het buitengebied zijn de afstanden aan gepast. Het voorstel in onderstaande tabel geeft de aan te houden afstanden aan voor zowel de bebouwde kom als het buitengebied Bebouwde kom Wgv Voorstel Buitengebied Wgv Voorstel Tabel 24 Voorstel afstanden pelsdierenhouderij Indien een pelsdierhouderij emissiearme huisvestingssystemen heeft dient de afstand uit bovenstaande tabel met 25 meter verminderd te worden. Mochten er meer dan fokteven worden gehouden dan wordt de afstand voor de bebouwde kom voor elke fokteven extra met 100 meter vergroot. Voor het buitengebied geldt een vergroting van de afstand in deze gevallen met 50 meter. Melkveebedrijven Voor grotere melkveebedrijven in het buitengebied is een grotere afstand (100 meter in plaats van 50 meter) verstandig. De Wgv biedt (nu) geen expliciete mogelijkheden om de afstanden voor melkveebedrijven op basis van grootte (aantal melkkoeien) te variëren. In het kader van de ruimtelijke ordening zijn die mogelijkheden er duidelijker. Mogelijk aangrijpingspunt is het verschil tussen vergunningplichtige (dus vallend onder de Wgv) en de niet-vergunningplichtige (Activiteitenbesluit). Voorgesteld wordt in het buitengebied een vaste afstand van 100 meter (in plaats van de standaard 50 meter in het buitengebied) te hanteren voor dieren zonder met meer dan 200 stuks melkrundvee (inclusief bijbehorend jongvee, maximaal 140 stuks). In onderstaande kaart zijn voor de grotere melkrundveebedrijven de 50 meter en 100 meter contour rondom het bouwblok weergegeven. 72 ARCADIS :A - Definitief

75 Figuur 24 Contouren rondom bouwblokken van grotere melkveebedrijven (50 en 100 meter) in relatie tot ligging voor geurhinder gevoelig object :A - Definitief ARCADIS 73

76 6.2.4 AANVAARDBAAR WOON- EN LEEFKLIMAAT Op basis van uitspraken van de Raad van State is het verstandig dat de gemeenteraad expliciet vaststelt welke achtergrondbelasting als een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden aangemerkt bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen. Dus niet alleen als onderdeel van deze gebiedsvisie, maar als een beleidsregel die wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het voorstel is om de streef- en toetswaarden met betrekking tot de achtergrondbelasting uit onderstaande tabel te hanteren. De toets op de achtergrondbelasting dient te worden uitgevoerd in het kader van de omgekeerde werking, dus bij het nemen van planologische besluiten. Het kan daarbij gaan om woningbouw of de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, maar ook om de omschakeling van een veehouderij tot een andere functie. Kernen Kernrandzones Buitengebied plangebieden Goed (streefwaarde) Maximaal 5 Ou < 7% hinder Maximaal 8 Ou <10% hinder Maximaal 10 Ou <12% hinder Voldoende (toetswaarde) Maximaal 10 Ou Maximaal 13 Ou Maximaal 20 Ou Onvoldoende 10 Ou of meer (>12% hinder) 13 Ou of meer (>15% hinder) 20 of meer (> 20% hinder) Tabel 25 Voorstel streef- en toetswaarde achtergrondbelasting in Ou Achterliggend idee is dat als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als voldoende of goed, er vanuit het deelaspect achtergrondbelasting geurhinder voor veehouderijen geen belemmeringen zijn om mee te werken aan een ruimtelijk initiatief. Bij de motivering kan volstaan worden met een verwijzing naar het raadsbesluit. Is de achtergrondbelasting wel hoger dan de toetswaarden (dus geclassificeerd als onvoldoende ), dan zijn er bezwaren vanuit dit deelaspect. Er is dan in beginsel geen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Indien, met uitzondering van de achtergrondwaarde, de beoordeling van de overige aspecten wel positief uitvalt, kan overwogen worden om gemotiveerd van deze toetswaarden af te wijken. Bijvoorbeeld omdat er concreet zicht is op een verbetering van de achtergrondbelasting of er vanwege het gebruik weinig hinder is te verwachten of acceptabel wordt geacht. Een nadere motivering en besluitvorming zijn dan wel nodig. 6.3 EFFECTEN VOORSTEL In onderstaande tabellen is de verwachte ontwikkeling van de geurhinder voor de bebouwde kom en voor het buitengebied weergegeven, uitgaande van een ontwikkeling op basis van het concept voorstel voor de actualisatie van de gemeentelijke voorgrondnormen. Ook de andere onderzochte scenario s zijn in deze tabellen opgenomen. 74 ARCADIS :A - Definitief

77 Beoordeling leefklimaat Huidige situatie Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 26 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, bebouwde kom. Beoordeling leefklimaat Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. normen Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente Zeer goed Goed Redelijk goed Matig Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Totaal Tabel 27 Ontwikkeling geurbelasting, aantal woningen per klasse achtergrondbelasting, buitengebied. In de hierna volgende tabel is de verwachte ontwikkeling van de achtergrondbelasting per deelgebied, vertaald naar een hinderpercentage voor alle woningen gesommeerd, ook per deelgebied. Het betreft een optelling van het hinderpercentage per adres, voor alle adressen samen, per deelgebied. De op deze wijze berekende hinderpercentages zijn bedoeld om de gemiddelde geurbelasting van de verschillende scenario s onderling te kunnen vergelijken :A - Definitief ARCADIS 75

78 Gebied Huidige situatie vergund Ontwikkeling binnen bestaande voorgrond normen Ontwikkeling bestaande voorgrondnormen en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping en prov. normen Ontwikkeling beleidsoptie 2 forse bijstelling en prov. Voorstel Normen 2015 en prov. normen gemeente normen Bebouwde kom Hinderpercentage 8,0% 7,0% 6,7% 6,7% 6,3% 6,5% bebouwde kom adressen Buiten bebouwde kom Hinderpercentage 11,2% 10,0% 9,6% 9,4% 9,0% 9,3% Buitengebied 1533 adressen Totaal Hinderpercentage totaal adressen 8,3% 7,3% 7,0% 7,0% 6,6% 6,8% Tabel 28 indexcijfer geurhinder: aantal gehinderde adressen op basis van sommatie hinderpercentage per adres. Het gemiddelde hinderpercentage daalt van 8,3% in de huidige situatie (vergund 2015) naar 6,8% op basis van de verwachte ontwikkeling en het voorstel voor de gemeentelijke (voorgrond) geurnormen en ligt daarmee tussen de veronderstelde effecten van beleidsoptie 1 (aanscherping) en beleidsoptie 2 (forse bijstelling) in. In de kernen van Deurne zijn er, begin 2015, nu bijna 500 adressen (woningen of gebouwen waar mensen verblijven, geen woningen van veehouders) waar de vergunde geurbelasting hoger is dan de (huidige) gemeentelijke en provinciale cumulatieve richtwaarde voor kernen. Bij de veronderstelde ontwikkeling en het hanteren voor de voorgestelde voorgrondnormen, neemt dat aantal af naar bijna 300 adressen. In het buitengebied en de kernrandzones gaat het om zo n 250 adressen met een te hoge of hoge geurbelasting, rekening houdend met de provinciale richtwaarden voor de cumulatieve geurbelasting (dus de geurbelasting van alle veehouderijen samen). Bij de veronderstelde ontwikkeling en het hanteren voor de voorgestelde voorgrondnormen, neemt dat aantal af naar zo n 125 adressen. Als voor de adressen in het buitengebied en kernrandzones dezelfde richtwaarden als die voor de kernen zouden gelden, dan zijn er nu ruim 650 adressen in het buitengebied met een (te) hoge geurbelasting. (uitgaande van de vergunningen in 2015). Dat aantal neemt bij de veronderstelde ontwikkeling en bijgestelde voorgrondnormen af naar circa 430 adressen. In figuur 25 is, uitgaande van de verwachte ontwikkeling bij toepassing van de voorgestelde voorgrondnormen (inclusief de normen uit de Verordening ruimte 2014 van de provincie), de cumulatieve geurbelasting vergeleken met het voorstel voor de streef- en toetswaarden voor de achtergrondbelasting. 76 ARCADIS :A - Definitief

79 Figuur 25 Vergelijking geurbelasting (cumulatief) na ontwikkeling en o.b.v. voorstel normen vergeleken met voorstel streef- en toetswaarden (cumulatief) :A - Definitief ARCADIS 77

80 78 ARCADIS :A - Definitief

81 Bijlage 1 Voorgrondnormen verordening :A - Definitief ARCADIS 79

82 80 ARCADIS :A - Definitief

83 Bijlage 2 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, achtergrondbelasting :A - Definitief ARCADIS 81

84 82 ARCADIS :A - Definitief

85 :A - Definitief ARCADIS 83

86 84 ARCADIS :A - Definitief

87 Bijlage 3 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, combinatie voor- en achtergrondbelasting :A - Definitief ARCADIS 85

88 86 ARCADIS :A - Definitief

89 :A - Definitief ARCADIS 87

90 88 ARCADIS :A - Definitief

91 Bijlage 4 Indicatieve geurcontouren rondom bouwblokken :A - Definitief ARCADIS 89

92 90 ARCADIS :A - Definitief

93 :A - Definitief ARCADIS 91

94 92 ARCADIS :A - Definitief

95 Bijlage 5 Voorbeeld normen andere gemeenten Gebiedsindeling Gemeenten hanteren verschillende gebiedsindelingen om via een gemeentelijke geurverordening binnen de bandbreedtes van de Wgv verschillende geur- en afstandsnormen vast te stellen. Gebieden waarvoor eigen normen zijn vastgesteld zijn hoofdzakelijk 3 onder te verdelen in: Kernen. Randzones kernen. Plangebieden (wonen en/of werken). Bedrijventerreinen. Recreatiegebieden. Landbouwontwikkelingsgebieden. Overig buitengebied. Bij het vaststellen van de geur- en afstandsnormen is naast de locatie specifieke situatie van belang welke doelen de gemeente zich heeft gesteld op het gebied van geurhinder door veehouderijen in relatie tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de (intensieve) veehouderij en de vraag hierbij wat als acceptabel wordt beschouwd. In deze bijlage is voor een aantal Brabantse en Limburgse gemeenten per gebiedstype uiteengezet welke geurnormen zijn vastgesteld. 4 Dit overzicht laat zien dat de diverse afweging van gemeenten per gebiedstype tot zeer uiteenlopende normen leidt. Voor de kernen en de randzones daar omheen lopen de geurnormen uiteen van 0,1 Ou tot 7 Ou afhankelijk van de aard van het woongebied. Sommige gemeenten kiezen er voor om voor de overgangszones van bebouwd gebied naar buitengebied aparte normen vast te stellen. Ook worden binnen gemeenten per kern passend geachte normen vastgesteld. Veel gemeenten kiezen er voor om de voorgenomen woningbouwlocaties van een aparte norm te voorzien (voornamelijk 6 tot 8 Ou met uitschieters naar boven en beneden). Ook voor bedrijventerreinen wordt in een aantal gevallen een soepeler norm vastgesteld dan de rest van de kern waartoe ze behoren (variërend van 6 tot 14 Ou). In enkele gevallen is er voor gekozen juist een strenge norm voor het bedrijventerrein vast te stellen. Voor het buitengebied wordt in geurverordeningen een verdere onderverdeling gemaakt die aansluit bij de type aanduiding in kader stellende ruimtelijke visies en plannen. Specifieke gebieden zijn de landbouwontwikkelingsgebieden (waarvoor doorgaans de soepelste normen gelden) en recreatiegebieden (met vastgestelde geurnormen uiteenlopend van 5 tot 10 Ou). 3 Soms is er voor gekozen aparte normen vast te stellen voor specifieke functies die niet onder genoemde categorieën geplaatst kunnen worden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij maneges en militaire terreinen. 4 In dit overzicht zijn ter illustratie normen van gemeenten in Noord-Brabant en Limburg (relatief veel intensieve veehouderijen en/of buurgemeenten) waar een geurverordening is vastgesteld. Het gaat om Venray, Horst aan de Maas, Helmond, Gemert-Bakel, Reusel de Mierden, Oirschot, Oss, Boekel en Landerd, St. Anthonis en Bernheze :A - Definitief ARCADIS 93

96 Vaste afstanden normen Naast de geurnormen worden in diverse geurverordeningen vaste afstanden vastgesteld op basis van het aantal dieren in een inrichting. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan voor koeien (onder meer in Reusel de Mierden) als voor pelsdierhouderijen (onder andere in Gemert-Bakel). Geurnormen per gebiedstype Geurnormen kernen Bebouwde kom gemeente Reusel de Mierden kern Deurne Kern Oss Kern Zeeland, gemeente Landerd Kern Elsendorp en De Rips, gem. Gemert-Bakel Norm 0,1 Ou 1 Ou 1 Ou 1 Ou 1,5 Ou Kernen Reek, Schaijk, t Oventje, gemeente Landerd 2 Overige woonkernen gemeente Oss, geen weinig/iv Overige kernen, gem. Gemert-Bakel Kernen gemeente Oirschot Kern van Wanssum, gemeente Venray Kernen Boekel, Benhorst en Huize Padua Kernen gemeente Bernheze Kernrandzones Landhorst en Wanroij, gem. St Anthonis Primair woon- en werkgebied, gem. Gemert-Bakel Overige woonkernen gemeente Oss, met IV Kernrandzones Stevensbeek, Westerbeek en Oploo, gem. St. Anthonis Kernrandzones en woonwerklandschap gemeente Boekel 2 Ou 2 Ou 2 Ou 2,5 Ou 3 Ou 3 Ou 3 Ou 5 Ou 6 Ou 6 Ou 7 Ou Geurnormen plangebieden Invloedsgebied plangebied Brandevoort I, gemeente Helmond Invloedsgebied plangebieden voor woningbouw en industrieterrein en kernrandzones Plangebied Meerlo (voorheen Leefplein ), gemeente Horst a/d M. Plangebieden bij kernen, gemeente Oss Plangebied Burgemeester Ponjeestraat in Wanssum, gem. Venray Zoekgebieden wonen, gemeente Oirschot Invloedsgebied plangebied Brandevoort II, gemeente Helmond Zoekgebieden woningbouw / individuele woningbouw, gemeente Venray Ontwikkelgebieden woon-werk gemeente Bernheze Nieuwe bedrijventerreinen gemeente St. Anthonis Norm 1,5 Ou 6 Ou 6 Ou 6 Ou 7 Ou 7 Ou 8 Ou 8 Ou 8 Ou 14 Ou Geurnormen bedrijventerreinen Bedrijventerrein Voederheil, De Roskam, gemeente Landerd Bedrijventerrein De Louwstraat Invloedsgebied plangebieden voor woningbouw en industrieterrein en kernrandzones gemeente Deurne Bedrijventerrein Voederheil II, gemeente Landerd Bedrijventerreinen gemeente Boekel Bedrijfsterreinen gemeente Venray Bedrijventerreinen gemeente Bernheze Norm 1 Ou 2 Ou 6 Ou 6 Ou 7 Ou 8 Ou 8 Ou 94 ARCADIS :A - Definitief

97 Geurnormen bedrijventerreinen Bedrijventerreinen gemeente Reusel de Mierden Bedrijventerrein Wolfsveld, gemeente Gemert-Bakel Invloedsgebied gedeelte plangebied Industrieterrein Kranenmortel, gem. Deurne Bedrijventerreinen gemeente St. Anthonis Norm 10 Ou 14 Ou 14 Ou 14 Ou Geurnormen buitengebied Extensiveringsgebied rondom kernen, Gemert-Bakel Extensiveringsgebied natuur, Gemert-Bakel Overig buitengebied, Gemert-Bakel Buitengebied gemeente Reusel de Mierden Extensiveringsgebied gemeente Oss Extensiveringsgebieden gemeente Bernheze (rond kernen en natuur) Buitengebied Landerd Verwevingsgebied gemeente Boekel Groene gebieden ten noorden van Landhorst gem. St. Anthonis Overig buitengebied gemeente Bernheze Buitengebied gemeente Oirschot Verwevingsgebied, Gemert-Bakel Verwevingsgebied gemeente Oss Norm 5 Ou 5 Ou 5 Ou 5 Ou 8 Ou 8 Ou 9 Ou 10 Ou 10 Ou 10 Ou 10 Ou 14 Ou 14 Ou Geurnormen recreatiegebieden Recreatieve zones, gemeente Gemert-Bakel Recreatiegebieden, gemeente Oss Vakantiepark de Witte Vennen, gemeente Venray Bungalowpark Stille Wille Norm 5 Ou 8 Ou 8 Ou 10 Ou Geurnormen Landbouwontwikkelingsgebieden LOG Waterdelweg, gemeente Boekel LOG s Venhorst en Odilliapeel, gemeente Boekel LOG s Gemert-Bakel LOG Stille Wille, gemeente Oirschot LOG gemeente Oss Norm 5 Ou 10 Ou 10 Ou 14 Ou 14 Ou :A - Definitief ARCADIS 95

98 Vaste afstanden per diersoort Halvering vaste afstanden geurverordening gemeente Bernheze Normen vaste afstand gemeente Bernheze Binnen de bebouwde kom (zoals weergegeven op kaart verordening Buiten de bebouwde kom (zoals weergegeven op kaart verordening Norm 50 meter 25 meter Rundvee geurverordening Reusel de Mierden Melkkoeien, jongvee en zoogkoeien dieren dieren dieren dieren Minimale afstand tot ggo in bebouwde kom (m) Minimale afstand tot ggo buiten bebouwde kom (m) dieren en meer Rundvee geurverordening Landerd Rundvee dieren Afstand tot ggo buiten bebouwde kom gebied F Afstand tot ggo binnen bebouwde kom gebieden (A- E) dieren dieren dieren Traditionele huisvesting meer dan 50% van de ouderdieren emissiearm gehuisvest* alle ouderdieren emissiearm gehuisvest dieren en meer Traditionele huisvesting meer dan 50% van de ouderdieren emissiearm gehuisvest* alle ouderdieren emissiearm gehuisvest *Bij het bepalen van dit percentage worden de afkalfstal, de ziekenstal en aparte huisvesting voor hoogdrachtige koeien buiten beschouwing gelaten. Rundvee geurverordening gemeente St. Anthonis Dieren extensiveringsgebied (primaat overig) Tot 200 dieren dieren dieren dieren Iedere 50 koeien meer Minimale afstand tot ggo in bebouwde kom (m) meter Minimale afstand tot ggo buiten bebouwde kom (m) meter Dieren verwevingsgebied en/of landbouwontwikkelingsgebied dieren dieren dieren dieren Iedere 100 melkkoeien meer Minimale afstand tot ggo in bebouwde kom (m) meter Minimale afstand tot ggo buiten bebouwde kom (m) meter Pelsdieren geurverordening gemeente Gemert-Bakel Pelsdieren (H1 Nertsen) dieren dieren Deelgebied A en B (bebouwde kom) Deelgebieden C t/m J (buitengebied) ARCADIS :A - Definitief

99 Pelsdieren geurverordening Boekel Pelsdieren (H1 Nertsen) Afstand (m) Deelgebieden A, B en D Traditionele huisvesting 2,2888x n 0,6072 Deelgebieden C, E, F, G en H Emissiearme huisvesting 1,7502x n 0,6032 Traditionele huisvesting 1,1774 x n 0,5989 Emissiearme huisvesting 0,8498 x n 0,5911 n staat voor het aantal dieren (fokteven) met een minimum van Bij minder dan dieren wordt voor n de waarde ingevoerd :A - Definitief ARCADIS 97

100 98 ARCADIS :A - Definitief

101 Bijlage 6 Effecten normstelling beleidsopties op milieuruimte geur veehouderijen :A - Definitief ARCADIS 99

102 100 ARCADIS :A - Definitief

103 :A - Definitief ARCADIS 101

104 102 ARCADIS :A - Definitief

105 :A - Definitief ARCADIS 103

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Rode draad van deze toelichting In dit overleg focus op actualisatie gemeentelijke

Nadere informatie

Rode draad van deze toelichting

Rode draad van deze toelichting Rode draad van deze toelichting Achtergronden van de wetgeving Gemeentelijke geurnormen Aanhoudingsbesluit en actualisatie gemeentelijke geurverordening Ontwikkelingen regelgeving Achtergronden van de

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Veehouderij en geur Ontwerp geurgebiedsvisie en geurverordening 2016 Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Asten Historie: reconstructie, afwaartse beweging ammoniakreductie prioriteit

Nadere informatie

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

Ontwikkeling bestaande voorgrond normen. Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping. Buitengebied

Ontwikkeling bestaande voorgrond normen. Ontwikkeling beleidsoptie 1 aanscherping. Buitengebied GEURGEBIEDSVISIE SINT ANTHONIS 2016 Verschillen in aantal woningen per klasse zijn zo samenvattend aangeduid via een indexcijfer, afgeleid van de kans op hinder stel 10%) in relatie tot het aantal woningen

Nadere informatie

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 1 Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray Samengesteld door Projectgroep Wet geurhinder en veehouderij

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

De Marke III te Hengevelde

De Marke III te Hengevelde Onderzoek geurhinder veehouderijbedrijven De Marke III te Hengevelde Gemeente Hof van Twente Datum: 26 november 2013 Projectnummer: 120218 Auteur: Projectleider: Project: SAB Postbus 479 Projectnummer:

Nadere informatie

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen.

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen. Datum: 13-05-14 Onderwerp Evaluatie geurverordening veehouderij Boxtel Status Besluitvormend Voorstel De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014

Nadere informatie

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT. Aanleiding. Er zijn meerdere redenen aanwezig om een beleidsregel omgekeerde werking

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Veehouderij en geur geurgebiedsvisie en geurverordening 2015 Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Geursituatie 2015 Overbelaste locaties Heusden Ommel Concentratie Intensieve veehouderij ten zuiden van

Nadere informatie

Voorgrondnormen verordening 2011

Voorgrondnormen verordening 2011 Gemeenteblad nr. 215. B, 7 mei 2015 BIJLAGEN BIJ GEURGEBIEDSVISIE Bijlage 1 Voorgrondnormen verordening 2011 ARCADIS 1 ARCADIS 2 Bijlage 2 Geurbelasting vertaald in kans op hinder, achtergrondbelasting

Nadere informatie

Raadsvoorstel Reg. nr : 0810436 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08

Raadsvoorstel Reg. nr : 0810436 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08 Ag nr. : 10 Datum :09-09-08 Onderwerp Ontwerp verordening geurhinder en veehouderij Status Besluitvormend. Samenvatting De nieuwe Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) die op 1 januari 2007 in werking is

Nadere informatie

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma,

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma, Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Geachte mevrouw Dijksma, Met veel genoegen bied ik u de resultaten aan van de bestuurlijke

Nadere informatie

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening'

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' 'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT, TWEEDE HERZIENING Aanleiding. Op 22 april 2014 heeft de gemeenteraad

Nadere informatie

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark Geuronderzoek conform de Wet geurhinder en veehouderij Definitief Bako Projecten, Lantinga en Overwater en Waterschap de Dommel Grontmij

Nadere informatie

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: Afdeling : Beleid en Ontwikkeling Portefeuillehouder : Wethouder S.C.A. Luijten Wethouder M.M. Kuijken Onderwerp : vaststellen Verordening geurhinder en

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening RAADSVOORSTEL Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening Voorgesteld raadsbesluit: 1. Het verslag van de inspraakreacties op de Gebiedsvisie ten behoeve van

Nadere informatie

ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ GEURGEBIEDSVISIE

ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ GEURGEBIEDSVISIE Gemeenteblad nr. 215. E, 7 mei 2015 ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ GEURGEBIEDSVISIE De gemeente Deurne actualiseert momenteel de Geurgebiedsvisie. De onderstaande stukken kunt u raadplegen in het gemeenteblad

Nadere informatie

Gemeente Boxmeer. Nummer:. de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 14 april 2015

Gemeente Boxmeer. Nummer:. de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 14 april 2015 Gemeente Boxmeer Onderwerp: Voorstel tot instemming met de ontwerp-geurgebiedsvisie gemeente Boxmeer 2015 en de ontwerp-verordening geurhinder en veehouderij Boxmeer 2015. Nummer:. AAN de Raad van de gemeente

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat voor het realiseren van voor geurgevoelige objecten in het plangebied IJsseldelta-zuid, gemeente Kampen Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde

Nadere informatie

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

Achterstraat 13a en 15, Randwijk Onderzoek agrarische geurhinder Achterstraat 13a en 15, Randwijk De Milieuadviseur Datum: 18 mei 2017 Projectnummer: 17034 Samenvatting Op de locatie Achterstraat 13a-15 te Randwijk wordt voormalige agrarische

Nadere informatie

LOG Montfort - Maria Hoop

LOG Montfort - Maria Hoop LOG Montfort - Maria Hoop Notitie Milieuruimte Definitief Gemeenten Roerdalen en Echt-Susteren Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 8 januari 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2

Nadere informatie

NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL

NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL NOTITIE GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ MFC LANGESTRAAT 36 TE HEEREWAARDEN GEMEENTE MAASDRIEL Notitie geurhinder en veehouderij MFC Langestraat 36 te Heerewaarden in de gemeente Maasdriel Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw. Moleneind 25, Loon op Zand

Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw. Moleneind 25, Loon op Zand Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw Moleneind 25, Loon op Zand Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54 5113 TE Ulicoten T: 013-519 9458 F: 013-519 9727 E: info@vandunadvies.nl www.vandunadvies.nl

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201

RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201 RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201 COMMISSIE Ruimte op 14 juni 2016 AGENDANUMMER: 4 Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering van: Agendanummer: p.h.: Geurverordening en gebiedsvisie

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T.

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T. Raadsvoorstel Status: Besluitvormend Agendapunt: 13 Onderwerp: Geurverordening Datum: 12 augustus 2014 Portefeuillehouder: dhr. N.L. Agricola Decosnummer: 226 Informant: Marco Borkent E. m.borkent@dalfsen.nl

Nadere informatie

EVALUATIE GEURVERORDENING 2013 GEMEENTE NEDERWEERT. ONTWIKKELING GEURBELASTING Gemeente Sint Anthonis

EVALUATIE GEURVERORDENING 2013 GEMEENTE NEDERWEERT. ONTWIKKELING GEURBELASTING Gemeente Sint Anthonis EVALUATIE GEURVERORDENING 2013 ONTWIKKELING GEURBELASTING 2013-2015 Gemeente Sint Anthonis Contactpersonen Henk Ullenbroeck en Koen Albers Arcadis Nederland B.V. Postbus 1018 5200 BA 's- Hertogenbosch

Nadere informatie

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING Plangebied Schoolstraat-Oost te Gameren Gemeente Zaltbommel Opdrachtgever: Contactpersoon: Arcadis Nederland BV mevrouw E. Timmermans-Boele Documentnummer:

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp: Derde gedeeltelijke intrekking Aanhoudingsbesluit Wet geurhinder en veehouderij Registratienummer: 00543740 Op voorstel B&W d.d.: 7 juli 2015 Datum vergadering:

Nadere informatie

Geuronderzoek Locatie Oude Aaltenseweg 37 Lichtenvoorde

Geuronderzoek Locatie Oude Aaltenseweg 37 Lichtenvoorde Geuronderzoek Locatie Oude Aaltenseweg 37 Lichtenvoorde Opdrachtgever:Goldewijk Design & Build Projectnummer : 120490115 Opgesteld door: dhr. ing. S. Kondring ab Doetinchem, 31 mei 2011 LTO Noord Advies

Nadere informatie

Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008

Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008 GEMEENTE LOPIK Raadsvergadering d.d. 21 april 2009 Nr. : 12 Aan de raad van de gemeente Lopik. Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008 Behandelend ambtenaar:

Nadere informatie

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp 8 5431 SP Cuijk Postbus 88 5430 AB Cuijk 0485-338300 info@odbn.nl www.odbn.nl Datum 22 maart 2016 Aan Gemeente Haaren, de heer Van Nuland Van De heer

Nadere informatie

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch Onderzoek geur Veehouderijen Schoolstraat ong. te Wijbosch te Wijbosch pagina 1 INHOUD pagina 1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 ONDERZOEKSLOCATIE 5 3.1 Planlocatie 5 4 ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN 6

Nadere informatie

Aanvulling op de Gebiedsvisie. geurhinder en veehouderij gemeente Venray. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Aanvulling op de Gebiedsvisie. geurhinder en veehouderij gemeente Venray. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray Aanvaardbaar woon- en leefklimaat 16 juni 2011 1 Samenvatting Op 15 februari 2011 heeft het college besloten een traject te starten

Nadere informatie

Rapport. Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan. Gemeente Uden

Rapport. Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan. Gemeente Uden Rapport Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan Gemeente Uden RAPPORT Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan Gemeente Uden Inhoud : Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan Projectnummer : 195-007

Nadere informatie

Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij

Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij Quick Scan Wet geurhinder en veehouderij Bouwplanlocaties Eindseweg Utrechtse Heuvelrug, Overberg Milieudienst Zuidoost-Utrecht Juli 2009 UHR01011/ 3392 opgesteld door beoordeeld door FVe EGr akkoord INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat ontwikkeling Paasdijkweg te Poortvliet Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat ontwikkeling Paasdijkweg te Poortvliet

Nadere informatie

ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ ONTWERP GEBIEDSVISIE EN ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ In opdracht van Opgesteld door Auteur gemeente Asten Fred Stouthart

Nadere informatie

HARMONISATIE GEURNORMEN WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OSS 11 APRIL 2016

HARMONISATIE GEURNORMEN WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OSS 11 APRIL 2016 11 APRIL 2016 Contactpersonen KOEN ALBERS HENK ULLENBROECK T 0627061621 M 0627061621 E henk.ullenbroeck@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Nederland 2 ACTUALISATIE

Nadere informatie

Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F

Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I EF 15 augustus 2017 Projectnummer 122.00.01.20.11.13 Inhoudsopgave 1 Geur 3

Nadere informatie

GEURGEBIEDSVISIE SINT ANTHONIS. ONTWERP Gemeente Sint Anthonis 23 FEBRUARI 2016

GEURGEBIEDSVISIE SINT ANTHONIS. ONTWERP Gemeente Sint Anthonis 23 FEBRUARI 2016 ONTWERP Gemeente Sint Anthonis 23 FEBRUARI 2016 ONTWERP Contactpersonen Henk Ullenbroeck en Koen Albers Arcadis Nederland B.V. Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Nederland 2 ONTWERPVISIE INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen. Aan de wethouders Volksgezondheid en wethouders Milieu van de gemeenten in Noord-Brabant Kenmerk: UIT-15033471 Z-14016606 Datum: 10 maart 2015 Behandeld door: L. Geelen E-mail: l.geelen@ggd-bureaugmv.nl

Nadere informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014 nr. 96a;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014 nr. 96a; Gemeenteblad nr. 153, 13 november 2014 Nr 96a DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014 nr. 96a; gehoord de commissie Ruimte en Economie van 4

Nadere informatie

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening'

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening' 'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening' Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT, EERSTE HERZIENING Aanleiding. Op 22 april 2014 heeft de gemeenteraad

Nadere informatie

Betreft : Quickscan geur ontwikkelingslocaties 01 t/m 05, 10 t/m 12, 18,23 en 32

Betreft : Quickscan geur ontwikkelingslocaties 01 t/m 05, 10 t/m 12, 18,23 en 32 Hoevestein 20b Postbus 4156 4900 CD Oosterhout tel.: 0162-456481 fax.: 0162-435588 email: info@ageladviseurs.nl internet: www.ageladviseurs.nl Memo Datum : 8 maart 2011 Bestemd voor : Gemeente Landerd

Nadere informatie

ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK

ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE HILVARENBEEK BEOORDELING OMGEKEERDE WERKING WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 30 oktober 2013-2 - ONTWIKKELING PASTOOR JURGENSSTRAAT 21, ESBEEK, GEMEENTE

Nadere informatie

RAPPORT. Geurrapport woonuitbreiding Muldersweg Gevolgen ontwikkelingsruimte bedrijven en milieukwaliteit leefomgeving 4 december 2014

RAPPORT. Geurrapport woonuitbreiding Muldersweg Gevolgen ontwikkelingsruimte bedrijven en milieukwaliteit leefomgeving 4 december 2014 RAPPORT 4 december 2014 Niets uit dit stuk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

Nadere informatie

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016 ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 206 Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. PM Gelet op artikel 6, derde lid, en artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij,

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat voor het plangebied Gelderakkers gemeente Hilvarenbeek - actualisatie februari 2013 2 Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en

Nadere informatie

Van agrarische bedrijfsbestemming naar bedrijfsbestemming met bedrijfswoning.

Van agrarische bedrijfsbestemming naar bedrijfsbestemming met bedrijfswoning. Aan : Gemeente Ermelo Jan Balkestein Van : Lex Groenewold Lambert Polinder (Agrifirm Exlan bv) CC : Datum : 5 november 2015 Betreft : Geuraspecten verkleuring Telgterweg 315 Mogelijkheden verkleuring Telgterweg

Nadere informatie

EVALUATIE GEURBELEID Gemeente Boxtel

EVALUATIE GEURBELEID Gemeente Boxtel EVALUATIE GEURBELEID 2013 Gemeente Boxtel 0 0 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 1 2. Situatie... 3 3. Uitgangspunten van de berekeningen... 4 3.1 Rekenmodel... 4 3.2 Onderzoeksgebied... 4 3.3 Bronnen en geurgevoelige

Nadere informatie

wijzigingsplan Duifhuizerweg 18 ontwerp

wijzigingsplan Duifhuizerweg 18 ontwerp wijzigingsplan Duifhuizerweg 18 ontwerp wijzigingsplan Bijlagen bij de toelichting Duifhuizerweg 18 ontwerp Duifhuizerweg 18 Geurberekeningen Duifhuizerweg 18 te Uden Geurberekeningen Duifhuizerweg

Nadere informatie

ons kenmerk ECFD/U

ons kenmerk ECFD/U Ministerie van Infrastructuur en Milieu DG Milieu en Internationaal, Directie Duurzaamheid T.a.v. Bestuurlijke werkgroep Evaluatie regelgeving voor geur van veehouderijen Postbus 20901 2500 EX 'S-GRAVENHAGE

Nadere informatie

Geuronderzoek. Agrarisch kinderdagverblijf t Broek 8 Nistelrode

Geuronderzoek. Agrarisch kinderdagverblijf t Broek 8 Nistelrode Geuronderzoek Agrarisch kinderdagverblijf t Broek 8 Nistelrode Auteur: drs. E.M. Korevaar Datum: 8 januari 2015 Status: Rapportage EW Milieu-advies Dorstige Hartsteeg 5a 3512 NV Utrecht mob. 06 20847756

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEBIEDSVISIE EN VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE ASTEN, VASTGESTELD OP 5 JULI 2016 GEMEENTE ASTEN, VASTGESTELD OP 5 JULI 2016 gemeente Asten Fred Stouthart en Frank Lathouwers Omgevingsdienst

Nadere informatie

Ledenbrief Stopdestank Deurne Vereniging voor bescherming van volksgezondheid, leefbaarheid en milieu nummer 45 mei 2015

Ledenbrief Stopdestank Deurne Vereniging voor bescherming van volksgezondheid, leefbaarheid en milieu nummer 45 mei 2015 Ledenbrief Stopdestank Deurne Vereniging voor bescherming van volksgezondheid, leefbaarheid en milieu nummer 45 mei 2015 In deze ledenbrief informatie over het indienen van zienswijzen tegen de Geurgebiedsvisie

Nadere informatie

Notitie. : Geuronderzoek bedrijventerrein Laarberg

Notitie. : Geuronderzoek bedrijventerrein Laarberg Notitie HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. PLANNING & STRATEGY Aan : M. Daalwijk (gemeente Berkelland) Van : M. Verstappen en R. van der Waall (Royal HaskoningDHV) Datum : 31 oktober 2013 Kopie : F. Baarslag

Nadere informatie

GEURGEBIEDSVISIE UITBREIDING KERN WITHAREN Gemeente Ommen 18 FEBRUARI 2016

GEURGEBIEDSVISIE UITBREIDING KERN WITHAREN Gemeente Ommen 18 FEBRUARI 2016 GEURGEBIEDSVISIE UITBREIDING KERN WITHAREN Gemeente Ommen 18 FEBRUARI 2016 Arcadis Nederland B.V. Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Nederland +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com Projectnummer: C05014.000029.0100

Nadere informatie

EVALUATIE GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE SOMEREN 2017

EVALUATIE GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE SOMEREN 2017 NORMEN ACHTERGRONDGEURBELASTING EN BESTEMMEN BURGERWONINGEN 6 juni 2017 NORMEN ACHTERGRONDGEURBELASTING EN BESTEMMEN BURGERWONINGEN gemeente Someren Fred Stouthart, Anita Michiels, Marij Aben en Frank

Nadere informatie

Een agrarische kinderopvang in Maasdriel

Een agrarische kinderopvang in Maasdriel Een agrarische kinderopvang in Maasdriel Prof. mr. D.W. Bruil Instituut voor Agrarisch Recht Wageningen december 2010 1 Probleemstelling Een agrarisch bedrijf in Maasdriel wenst een buitenschoolse opvang

Nadere informatie

geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek

geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek Advies geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek Betreft Onderzoek naar de milieuhygiënische belemmeringen vanuit aanwezige inrichtingenen op de uitbreiding van de Beekse Bergen. Ons kenmerk ARC041

Nadere informatie

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 1 augustus 2012

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 1 augustus 2012 Opdrachtgever: Kragten Contactpersoon: dhr. R. Peeten Uitgevoerd door: Contactpersoon: WINDMILL Milieu I Management I Advies Postbus 5 6267 ZG Cadier en Keer Tel. 043 407 09 71 Fax. 043 407 09 72 M. Blomsma,

Nadere informatie

EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL

EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ 2017- GEMEENTE BLADEL EFFECTEN VAN ANDERE GEURNORMEN -2- EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ 2017- GEMEENTE BLADEL EFFECTEN VAN ANDERE GEURNORMEN

Nadere informatie

Tabel 1: Dosis-effectrelatie voor- en achtergrondbelasting, hinderpercentage en leefklimaat Voorgrondbelasting (ou E /m 3 )

Tabel 1: Dosis-effectrelatie voor- en achtergrondbelasting, hinderpercentage en leefklimaat Voorgrondbelasting (ou E /m 3 ) 3.4 Aanvaardbaar geurhinderniveau De gemeente Leudal heeft op 6 september 2011 een geurverordening vastgesteld. Op grond van deze geurverordening zijn onderstaande geurnormen vastgesteld: Kern Baexem inclusief

Nadere informatie

Geuronderzoek. Bandijk 33 datum 7 oktober BK Lathum opsteller ing. D.J. (Dick) Hengeveld locatie Bandijk 33a telefoon

Geuronderzoek. Bandijk 33 datum 7 oktober BK Lathum opsteller ing. D.J. (Dick) Hengeveld locatie Bandijk 33a telefoon Geuronderzoek opdrachtgever VOF Den Hartog Van Beek status Definitief Bandijk 33 datum 7 oktober 2014 6988 BK Lathum opsteller ing. D.J. (Dick) Hengeveld locatie Bandijk 33a telefoon 088 888 66 61 Lathum

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo

Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo Geurgebiedsvisie plangebied Suetersweg 19, 19a en 19b te Bentelo Opgesteld door R. Hazenkamp (afdeling Openbare Ruimte) en L. Masséus (afdeling Publiekzaken) Versie: 19 januari 2016 Status: definitief

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie plangebied omgeving Haaksbergerstraat 2 Hengevelde voor het bestemmingsplan met naam Wijzigingsplan Haaksbergerstraat 2

Geurgebiedsvisie plangebied omgeving Haaksbergerstraat 2 Hengevelde voor het bestemmingsplan met naam Wijzigingsplan Haaksbergerstraat 2 Geurgebiedsvisie plangebied omgeving Haaksbergerstraat 2 Hengevelde voor het bestemmingsplan met naam Wijzigingsplan Haaksbergerstraat 2 Opgesteld door R. Hazenkamp (afdeling Openbare Ruimte) in overleg

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND

GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN 2016 GEMEENTE HELMOND 20 SEPTEMBER 2016-2 - GEBIEDSVISIE VERKLEINEN VASTE AFSTANDEN GEMEENTE HELMOND In opdracht van Gemeente Helmond Opgesteld door Auteur Anita

Nadere informatie

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Nota van toelichting ten aanzien van de verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder

Nadere informatie

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning)

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning) Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning) Locatie: Friesickweg 2 te Didam Gemeente: Montferland Projectnummer: P2017.01 Opdrachtgever: mevr. W.Th. Verbücheln - Bruns Datum:

Nadere informatie

Geurgebiedsvisie plangebied. Seinenweg 2 en omgeving te Markelo

Geurgebiedsvisie plangebied. Seinenweg 2 en omgeving te Markelo Geurgebiedsvisie plangebied Seinenweg 2 en omgeving te Markelo Opgesteld door R. Hazenkamp (team Openbare Ruimte), J. Overbeek en M. Nieboer (team Ruimtelijk Domein) en L. Masséus (team VTH) Versie: 11

Nadere informatie

RAPPORT GEUR. Onderzoek geurcontouren en geuronderbouwing Bouwplan Vinkelsestraat (naast) 141a te Vinkel

RAPPORT GEUR. Onderzoek geurcontouren en geuronderbouwing Bouwplan Vinkelsestraat (naast) 141a te Vinkel RAPPORT GEUR Onderzoek geurcontouren en geuronderbouwing Bouwplan Vinkelsestraat (naast) 141a te Vinkel Opdrachtgever: Contactpersoon: Croonen Adviseurs De heer D. Rüter Documentnummer: 20110139 C01 Datum:

Nadere informatie

GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN

GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN GEURONDERZOEK REALISATIE NIEUWBOUW FICARYSTRAAT TE BEUNINGEN Geuronderzoek realisatie nieuwbouw Ficarystraat te Beuningen Opdrachtgever Fam. Derks Ficarystraat 2 6641 KP Beuningen Rapportnummer 2083.004

Nadere informatie

Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel

Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel Ontwerp Geurgebiedsvisie 2016 gemeente Sint-Michielsgestel Onderbouwing van geurnormen uit de Ontwerp Verordening geurhinder en veehouderij en de Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen SHE 28 juni 2016

Nadere informatie

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt Opdrachtgever: H.G.J. Haerkens Urlingsestraat 11A 5441 XJ Oeffelt datum: 12 oktober 2010 opgesteld door: A.B. Verhage Specialist ROMB ZLTO Advies Inhoudsopgave

Nadere informatie

Geuronderzoek. Nabij Zesde Tochtweg 1 Moerkapelle

Geuronderzoek. Nabij Zesde Tochtweg 1 Moerkapelle Geuronderzoek Nabij Zesde Tochtweg 1 Moerkapelle Auteur: drs. E.M. Korevaar Datum: 21 maart 2013 Status: Concept 2 EW Milieu-advies Dorstige Hartsteeg 5a 3512 NV Utrecht tel. 06 20847756 info@ewmilieu-advies.nl

Nadere informatie

Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid

Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid Toelichting Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid De aanwezige industrie in Eerbeek zorgt voor emissie van geur en geluid nabij woongebieden. Voor geur is met name de papierindustrie

Nadere informatie

Bepalen geurbelasting en geurhinder

Bepalen geurbelasting en geurhinder bijlage 6: Bepalen geurbelasting en geurhinder In stap 5 van de quick scan en stap 12 van de gebiedsvisie wordt bepaald hoeveel geurhinder kan worden verwacht in een gebied, gelet op de geurbelasting.

Nadere informatie

Toetsingskader en aanpak fijn stof bij veehouderijen

Toetsingskader en aanpak fijn stof bij veehouderijen Toetsingskader en aanpak fijn stof bij veehouderijen Diederik Metz Tom Kierkels (Nederweert) Toetsingskader: onderscheid naar type woning In Monitoring 2013 is gemeenten gevraagd om per TBO aan te geven

Nadere informatie

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Barneveld

Wet geurhinder en veehouderij. Gebiedsvisie. ten behoeve van de. verordening geurhinder en veehouderij. voor de gemeente Barneveld Wet geurhinder en veehouderij Gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Barneveld Rapport en aanbevelingen naar aanleiding van een onderzoek passende normen

Nadere informatie

GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND. In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd

GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND. In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd Colofon opdrachtgever : Gemeente Landerd project : Geuronderzoek bedrijventerrein

Nadere informatie

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag)

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) 1.1 Inleiding Het buitengebied van de gemeente Deurne, dat behalve de kernen van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant en Helenaveen, het gehele grondgebied van

Nadere informatie

OMGEVINGSTOETS GEURBELASTING Jonkers Advies Weldsehei WR VELDHOVEN

OMGEVINGSTOETS GEURBELASTING Jonkers Advies Weldsehei WR VELDHOVEN OMGEVINGSTOETS GEURBELASTING Jonkers Advies Weldsehei 4 5508 WR VELDHOVEN Locatie: Woningen Mariëndonkstraat, Elshout Manager Bouw J.S.M. de Groot 06 20 42 38 96 Datum 01-11-2016 DLV Bouw, Milieu en Techniek

Nadere informatie

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal).

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal). Berekening V-Stacks Gebied Toepassen Wet geurhinder en veehouderij Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal). Rapportnummer

Nadere informatie

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning)

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning) Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning) Locatie: Fluunseweg 14 te Didam Gemeente: Montferland Projectnummer: P1957.01 Opdrachtgever: Familie J. Roemaat Datum: 21 december

Nadere informatie

Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'.

Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'. Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'. Inspraaknota ontwerp Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat. 1. Procedure zienswijze/inspraak. Het doel van deze

Nadere informatie

Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de:

Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de: 1. Inleiding Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de: -Scherpenbergsebaan 12 Schijf -Scherpenbergsebaan 14 Schijf -Scherpenbergsebaan

Nadere informatie

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op het perceel Kollenburgweg 3 in Didam (gemeente Montferland)

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op het perceel Kollenburgweg 3 in Didam (gemeente Montferland) Berekening V-Stacks Gebied Toepassen Wet geurhinder en veehouderij Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op het perceel Kollenburgweg 3 in Didam (gemeente Montferland) Rapportnummer 08198

Nadere informatie

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld

Versie : 1.0 Datum : 6 oktober Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld Versie : 1.0 Datum : 6 oktober 2016 Onderzoek milieuaspecten milieuzonering en geur voor woningsplitsing Harreveldseweg 3 in Harreveld Colofon Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Oost Gelre Nardo Rondeel

Nadere informatie

MEMO aan. : Ton Smits, Gemeente Asten van. : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : --

MEMO aan. : Ton Smits, Gemeente Asten van. : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : -- MEMO aan : Ton Smits, Gemeente Asten van : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : -- onderwerp : Evaluatie geursituatie gemeente Asten 2013 Deze memo gaat

Nadere informatie

Veehouderij en volksgezondheid

Veehouderij en volksgezondheid Veehouderij en volksgezondheid Stand van zaken wetgeving en jurisprudentie Peter Bokelaar Inleiding Gezondheidseffecten veehouderij nog steeds een actueel thema. Q-koorts uitbraak in 2008/2009: bewustwording

Nadere informatie

GEURGEBIEDSVISIE ACHTKARSPELEN 2016

GEURGEBIEDSVISIE ACHTKARSPELEN 2016 GEURGEBIEDSVISIE ACHTKARSPELEN 2016 ONTWERP GEMEENTE ACHTKARSPELEN januari 2016 INHOUDSOPGAVE Samenvatting... 2 Hoofdstuk 1: Inleiding... 3 1.1 Aanleiding... 3 1.2 Leeswijzer... 3 Hoofdstuk 2: Wet geurhinder

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2 1 Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg 1 8331 XE Steenwijk Steenwijk, 14-1-2014 Nummer voorstel: 2014/2 Voor raadsvergadering d.d.: 11-03-2014 Agendapunt: 6 Onderwerp:

Nadere informatie

KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ Opdrachtgever: Contactpersoon: Milieudienst Noord-West Utrecht de heer J. Pronk Documentnummer: 20090416/C01/RK Datum:

Nadere informatie

Rapportage geur Project Buitenkans, Vrouwboomweg te Horst

Rapportage geur Project Buitenkans, Vrouwboomweg te Horst Rapportage geur Project Buitenkans, Vrouwboomweg te Horst Juni 2013 2 PROJECTGEGEVENS Opdrachtgever Naam : Willems Melderslo BV Adres : Hoebertweg 15 Postcode, plaats : 5966 ND America Colofon rapportage

Nadere informatie

Ontwerp besluit UV

Ontwerp besluit UV Ontwerp besluit UV 20160070 Aanvraag en verzoek Op 3 mei 2016 is voor het adres Aan 't Ven 6 te Nederweert ingekomen: 1. Een omgevingsvergunning aanvraag voor het veranderen van een pluimveehouderij (OBM)

Nadere informatie

Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden

Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden Ontwerp geurgebiedsvisie 2016 Gemeente Uden Opdrachtgever : Gemeente Uden Project : Ontwerp geurgebiedsvisie 2015 gemeente Uden Projectnummer : 75090059 Status : Concept Datum : 10 november 2015 Auteur

Nadere informatie

Overwegende dat op het perceel Keizersdijk 78a een kleinschalige paardenhouderij/ pensionstal gevestigd zal worden;

Overwegende dat op het perceel Keizersdijk 78a een kleinschalige paardenhouderij/ pensionstal gevestigd zal worden; Raadsbesluit *Z0065CCB6E3* Zaaknummer: Z.07781 Documentnummer: INT.04551 VERGADERING GEMEENTERAAD d.d. 27 september 2016 Agendapunt.. De raad van de gemeente Strijen; Overwegende dat op het perceel Keizersdijk

Nadere informatie

Onderzoek Geurhinder Veehouderijen V-Stacks Gebied en V-Stacks Vergunning

Onderzoek Geurhinder Veehouderijen V-Stacks Gebied en V-Stacks Vergunning Onderzoek Geurhinder Veehouderijen V-Stacks Gebied en V-Stacks Vergunning Project: Voormalig tuincentrum De Heegh Locatie: Heeghstraat 35 te Didam Projectnummer: P1863.01 Opdrachtgever: G. Zaat Ontwikkelingsmaatschappij

Nadere informatie