DE IMPACT VAN HOGER ONDERWIJS OP LONEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE IMPACT VAN HOGER ONDERWIJS OP LONEN"

Transcriptie

1 KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN MASTEROPLEIDING BELEIDSECONOMIE DE IMPACT VAN HOGER ONDERWIJS OP LONEN EEN VERGELIJKENDE ANALYSE VAN VERSCHILLENDE STUDIERICHTINGEN Promotor Prof. dr. L. SELS Begeleider Prof. dr. P. VAN ROMPUY Masterproef ingediend door JONAS BOONEN & SARAH STROOBANTS Leuven

2 The most valuable of all capital is that invested in human beings. Alfred Marshall, Principles of Economics

3 DANKWOORD Het schrijven van deze thesis was voor ons beide een zeer leerrijke en aangename ervaring. Komende uit twee zeer diverse studierichtingen, namelijk geschiedenis en ingenieurswetenschappen, hadden we een heel andere kijk op de zaken. Deze verschillen bleken erg verruimend en complementair te zijn. Daarnaast leerden we de interessante wereld van de economie een beetje beter kennen. Deze opleiding bleek een nuttige aanvulling op onze eerdere competenties. Professor Van Rompuy, we zijn erg dankbaar dat u ons een eigen onderwerp heeft laten uitwerken en dat u respect had voor ons persoonlijk tijdschema. Ook willen we u bedanken voor de interessante invalshoeken en de sturing waar nodig. Professor Sels, ook u bedanken we graag voor de begeleiding en het aanreiken van de nodige gegevens. Daarnaast appreciëren wij de ruimte die u ons gelaten heeft om een eigen invulling te geven aan ons werkstuk terwijl u ons wel de nodige richtlijnen gaf. Ook de mensen van LOKO mogen hier zeker niet vergeten worden. Zonder studentenvertegenwoordiging hadden we nooit voor dit onderwerp geopteerd en dit soort invalshoeken onderzocht. Bedankt iedereen voor het ongelooflijke jaar en om ons af en toe even met rust te laten. Daarnaast willen we ook Michel Van Loo van Argenta en Bart Van Buggenhout van KBC bedanken voor de nuttige informatie rond consumentenkrediet. Als laatste verdienen Lies, Wim, Benjamien en Karen een bedankje voor het nalezen. Om te besluiten wensen we ook nog al onze andere familie en vrienden, met Jolijn in het bijzonder, te bedanken voor hun steun. Aan diegenen die dit werkstuk in handen krijgen, veel leesplezier gewenst! Jonas en Sarah

4 INHOUDSTAFEL Introductie... 1 I. Lonen in relatie tot onderwijs: de literatuur Onderwijs als menselijk kapitaal De Mincer vergelijking Uitdieping naar studierichtingen De Belgische case II. Data Vacature Enquête Selectieve steekproef Basisgegevens III. Modellering Model voor bruto maandloon Interpretatie van de regressie: algemeen Interpretatie van de regressie: diploma- en anciënniteits-effecten IV. Vergelijking van standaardprofielen Standaardprofielen Berekening gewogen brutoloon Gewogen nettoloon Opgebouwd kapitaal Evaluatie en vergelijking V. Beleidsadviezen VI. Conclusie Bibliografie Bijlagen... 43

5 1 INTRODUCTIE In a paper that appeared in 1961, the American economist Schultz observed that economists have long known that people are an important part of the wealth of nations. No one could argue with that. What economists were less willing to acknowledge, Schultz pointed out, is that individuals consciously invest in themselves to improve their own, personal economic returns. A student studies medicine to heal people, but also because doctors earn more than street-sweepers. 1 Theodore Schultz, één van de grondleggers van de human capital theory, wees er 50 jaar geleden reeds op dat personen investeren in onderwijs vanuit de idee dat die investering na het afstuderen een hoger loon zal opleveren. Daar waar Schultz inzicht een halve eeuw geleden verdeeldheid zaaide, is deze zienswijze vandaag de dag tot vanzelfsprekendheid geworden in een maatschappij die zich steeds meer wenst te definiëren als kenniseconomie. Zoals geformuleerd in de Lissabon-doelstellingen van de EU, zullen economieën die de meeste informatie en kennis produceren, in de toekomst ook de meest effectieve zijn. 2 Of zoals het in een recente OECD publicatie over menselijk kapitaal wordt verwoord: The upshot is that brains, not brawn, are increasingly valuable, which is helping to widen the gap in earnings between those who have high levels of education and those who don t. 3 Zonder uit het oog te verliezen dat geldelijke beloning niet de enige en vaak niet de beslissende factor is bij het kiezen van een opleiding, is het redelijk aan te nemen dat individuen zich inlaten met wat ze financieel winnen bij het doorlopen van het door hen gekozen onderwijstraject. Loonsverschillen vormen een niet te onderschatten incentive voor individuen om te investeren in een bruikbaar pakket aan kwalificaties via het volgen van (hoger) onderwijs. 4 Hoewel er consensus over bestaat dat personen met een hoger niveau van onderwijs ook hogere inkomsten genereren, is het niet eenvoudig dit te kwantificeren. Toch is het exact die kwantificering waar deze paper zich mee inlaat. 1 B. KEELEY (2007), Human Capital - How what you know shapes your life, Parijs, A. SCHLEICHER (2006), The Lisbon Council Policy Brief - The economics of knowledge: Why education is key for Europe s success, Brussel, 2. 3 KEELEY (2007), Human Capital - How what you know shapes your life, OECD (2009), Education at a Glance 2009: OECD Indicators, Parijs, 138.

6 2 Uiteraard is het meten van de relatie tussen lonen en onderwijs geen nieuw idee. De vorige decennia verscheen een overweldigende hoeveelheid aan publicaties die focussen op het onderzoek naar het rendement van scholing; zelfs in die mate dat dit waarschijnlijk het meest geëxploreerde topic is binnen het domein van labour economics. 5 Keer op keer geven auteurs aan dat het de moeite waard is te studeren; door iedere auteur wordt onderkend dat de beslissing om hoger onderwijs te genieten wel degelijk opbrengt. Zoals de econoom Psacharopoulus opmerkt, nemen slechts weinig auteurs echter de moeite om het effect van de verscheidene opleidingsniveaus op het loon te schatten. 6 Nog schaarser zijn studies die zich verdiepen tot op het niveau van afzonderlijke studierichtingen binnen specifieke opleidingsniveaus van het hoger onderwijs. Dit werkstuk wil, wat België betreft, een aanzet vormen in het wegwerken van die lacune. De vraag staat centraal in hoeverre de studiekeuze van een achttienjarige impact heeft op de loonsevolutie van dat individu gedurende zijn loopbaan. Daarnaast wordt onderzocht op welke leeftijd de opportuniteitskosten en de studiekosten van een diploma hoger onderwijs effectief zijn terugbetaald. Uitgaande hiervan, wordt bekeken of het mogelijk is leningen aan te bieden aan studenten met een minder gunstige financiële situatie om het ook voor hen mogelijk te maken te participeren aan hoger onderwijs. In hoofdstuk I wordt het theoretisch kader uitgezet. Vervolgens gaan hoofdstuk II en III in op de beschikbare data en op het model dat wordt vooropgezet om het verband tussen de data en het verwachte loon zo zorgvuldig mogelijk te simuleren. De resultaten hiervan worden voorgelegd in hoofdstuk IV waarna een aantal beleidsaanbevelingen en conclusies worden geformuleerd in hoofdstuk V en VI. 5 R. BLUNDELL, L. DEARDEN en B. SIANESI (2005), Measuring the Returns to Education, S. MACHIN en A. VIGNOLES eds., What s the Good of Education The Economics of Education in the UK, New Jersey, G. PSACHAROPOULOS (1993), Returns to Investment in Education A Global Update, World Bank Policy Research Working Paper Series, No. 1067, Washington, 4.

7 3 I. LONEN IN RELATIE TOT ONDERWIJS: DE LITERATUUR 1.1 ONDERWIJS ALS MENSELIJK KAPITAAL Zoals aangegeven in de introductie, is het rendement dat individuen uit scholing halen een veel bediscussieerd onderwerp. Onmiddellijk kunnen we de vraag stellen hoe dat te verklaren valt. In een recente publicatie getiteld Education Matters geeft de economist Alan B. Krueger aan waarom onderwijs in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan van het economisch onderzoek. Een eerste reden heeft te maken met diegenen die het economisch onderzoek initiëren. Het is niet meer dan logisch dat studenten in hogescholen en universiteiten zich de vraag stellen waarom zij in de eerste plaats op de schoolbanken zitten en welke directe consequenties dat heeft voor hun latere loopbaan. De voornaamste reden die Krueger naar voor schuift is echter dat human capital de belangrijkste productiefactor is geworden in de moderne economie van vandaag. Krueger merkt daarbij terecht op dat, wanneer men naar slechts één aspect zou kunnen peilen van een individu s achtergrond om zijn economisch succes te voorspellen, men er goed aan zou doen te vragen naar diens behaalde studieniveau. 7 Als derde reden haalt Krueger de robuustheid van de standaard human capital theory aan. Het is zonder meer frappant dat onderwijs en inkomen in zowat elke dataset die ooit werd bestudeerd een positieve correlatie vertonen. 8 Vooraleer dieper in te gaan op de relatie tussen menselijk kapitaal en inkomens lichten we kort toe wat menselijk kapitaal omvat. In de late jaren 1950 verhoogde de aandacht voor de kwaliteit van arbeid en meer specifiek voor de opleiding van arbeidskrachten. Dit gaf aanleiding tot het lanceren van de theorie van het menselijk kapitaal in de vroege jaren 1960 door Schultz, Gary S. Becker en Jacob Mincer. Deze economen erkenden voor het eerst de cruciale rol die menselijke competenties en kennis te vervullen hebben in het economisch succes van zowel individuen als naties. De OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development) definieert menselijk kapitaal als de kennis, vaardigheden, competenties en andere eigenschappen 7 A.B. KRUEGER, red. (2000), Education Matters Selected Essays by Alan B. Krueger, Cheltenham, xii. 8 R. MILLER (1996), Measuring what people know: human capital accounting for the knowledge economy, Parijs, 19.

8 4 belichaamd in individuen die de creatie van persoonlijk, sociaal en economisch welzijn faciliteren. 9 De idee die achter de theorie schuilt, is dat mensen in zichzelf investeren om daar later de vruchten van te plukken in de vorm van meer inkomen en verhoogd welzijn. De pioniers van de theorie gingen nog verder door te poneren dat een moderne economie onmogelijk groei kan genereren zonder goed opgeleide arbeidskrachten. Hoewel menselijk kapitaal snel wordt begrepen als onderwijs, is het belangrijk te onderkennen dat het betrekking heeft op veel meer dan dat. Menselijk kapitaal omvat meer dan het puur economische; een toename in menselijk kapitaal brengt een stijging teweeg van kansen op tewerkstelling, van gezondheid en van engagement in de gemeenschap. 10 Bovendien worden competenties niet enkel gevormd tijdens het schoollopen, maar ook door het opdoen van ervaring gedurende de loopbaan; in de literatuur vaak on-the-job training genoemd. 11 Het onderscheid tussen onderwijs en ervaring is erg belangrijk aangezien de factor ervaring eveneens een verstrekkende impact heeft op loonsverschillen. Hoe meer anciënniteit een werkkracht bezit, hoe zwaarder de factor ervaring kan doorwegen in het inkomen. Die nuanceringen in acht nemend, gaan we er hier verder van uit dat onderwijs de determinant bij uitstek is in de vorming van menselijk kapitaal. Het is dan ook de relatie tussen onderwijs en inkomen die dit werkstuk wenst te belichten, en niet de meer algemene relatie tussen menselijk kapitaal en inkomen. Deze relatie houdt echter een inherent probleem in. Zijn de loonpremia die hoger opgeleiden in de wacht slepen een direct resultaat van hun scholing? Of functioneert het volgen van een opleiding als een selectiemechanisme dat werkgevers toelaat werkkrachten te alloceren naar jobs die een hogere productiviteit vereisen? 12 Men kan zich dus afvragen of werkgevers hogere lonen betalen omdat personen academische waardemerken kunnen voorleggen eerder dan dat ze beschikken over kwaliteiten die de productiviteit verhogen. Deze problematiek wordt in de Engelstalige werken als signalling en in de Nederlandstalige literatuur als de 9 OECD (1998), Human capital investment: An international comparison, OECD, Paris, KEELEY (2007), Human Capital - How what you know shapes your life, G.S. BECKER (1964), Human Capital A theoretical and empirical analysis, with special reference to Education, New York en Londen, OECD (1998), Human capital investment: An international comparison, Parijs, 58.

9 5 filtertheorie betiteld. Enerzijds bewijzen Nonneman en Cortens voor Belgische cijfers dat de filtertheorie wel degelijk invloed uitoefent. 13 Anderzijds werd de impact van de filtertheorie door verscheidene auteurs gerelativeerd. Algemeen wordt aangenomen dat de signaalfunctie en academische kwalificaties slechts een zeer klein aandeel van de loonsverschillen geassocieerd met onderwijs verklaren. 14 Hoewel de filtertheorie klaarblijkelijk niet substantieel bijdraagt tot het verklaren van loonsverschillen, doen andere componenten dat uiteraard wel. Bepaalde van die componenten, zoals gender, zullen in het eigen onderzoek in rekening gebracht worden. Andere factoren, zoals bijvoorbeeld in welke sector men tewerk gesteld wordt, zullen niet meegenomen worden in de analyse gezien net de impact van onderwijs centraal staat. Belangrijk is vooral in het achterhoofd te houden dat onderwijs slechts gedeeltelijk een verklaring biedt, wat ook valt af te leiden uit de onderzoeksresultaten van studies betreffende het rendement van onderwijs. Om op die resultaten te kunnen focussen, stellen we in dit werk een theoretisch model voor, dat de basis vormt voor de interpretatie van empirische gegevens. 1.2 DE MINCER VERGELIJKING In 1974 stelde Mincer zijn human capital earnings function voor vanuit een poging het causale verband bloot te leggen tussen scholing, ervaring en lonen. Dit model werd al gauw een hoeksteen van empirisch economisch onderzoek. Mincer toonde aan dat het model van menselijk kapitaal een leeftijd-loon profiel genereert van volgende vorm: ln w s, x = α 0 + ρ s s + β 0 x + β 1 x 2 + ε Waarbij w(s,x) het inkomen voorstelt, s overeenkomt met het aantal jaren scholing, x het aantal jaren werkervaring aangeeft uitgedrukt in leeftijd en ε de foutterm betreft. 15 Mincer modelleerde het natuurlijke logaritme van inkomsten dus als een functie van het aantal 13 W. NONNEMAN en I. CORTENS (1995), De correlatie tussen opleiding en inkomen: de filtertheorie versus de theorie van het menselijk kapitaal, Economisch en Sociaal Tijdschrift, 49 (1), R. LAYARD en G. PSACHAROPOULOS (1974), The screening hypothesis and the returns to education, Journal of Political Economy, 83, J. MINCER (1974), Schooling, Experience and Earnings, Londen,

10 6 jaren scholing en het potentieel aantal jaren werkervaring. Met dit model werd aangetoond dat het natuurlijk logaritme van inkomsten lineair gecorreleerd is aan aantal jaren onderwijs, in de veronderstelling dat tijd de opportuniteitskost is van onderwijs en dat de proportionele payoff van een jaar scholing constant is. 16 Volgens het Mincer model kan de helling van de relatie tussen de natuurlijke logaritme van inkomsten en scholing ρ s dan geïnterpreteerd worden als het rendement uit het investeren in onderwijs. In het oorspronkelijke model werd ρ s dus, onder bepaalde voorwaarden, gezien als de rate of return van de investering. Dit werd in de voorbije decennia onder vuur genomen door heel wat economisten. In hun evaluatie van Fifty Years of Mincer Earnings Regressions geven Heckman, Lochner en Todd aan dat het met Mincers dataset inderdaad mogelijk bleek op eenvoudige wijze het rendement te schatten via de Mincer vergelijking. De voorwaarden eigen aan Mincers data, zijn echter zelden aanwezig bij andere datasets. De auteurs concluderen dat het Mincer model niet ideaal is om op recente data geldige schattingen te maken van het rendement uit scholing. 17 Er is reeds heel wat inkt gevloeid over het aandragen van correcties en alternatieven. Hoewel deze materie boeiend is, wenst deze studie niet bij te dragen tot de bestaande polemiek. Die is immers niet relevant voor dit werkstuk aangezien het geïnitieerd werd vanuit een uitvalshoek die werkt met kapitaal en niet met rates of return. Verder in dit werkstuk zal ρ s dan ook beschouwd worden als regressieparameter zonder er de problematische definiëring rendement aan te koppelen. Hoewel de kritiek ter sprake gebracht in de vorige alinea zeker terecht is, blijft het Mincer model één van de meest populaire modellen in empirisch economisch onderzoek vandaag. Een mogelijke verklaring voor die populariteit is dat Mincer een uiterst eenvoudig verklaringsmodel construeerde dat zowel scholing als werkervaring in rekening brengt en, toegepast op datasets, vrijwel steeds goede resultaten oplevert. 18 Het model plaatst inkomsten in functie van scholing en registreert op die manier dat met scholing ook het inkomen toeneemt. Het inbrengen van potentiële ervaring, of zo men wil anciënniteit, 16 KRUEGER, red. (2000), Education Matters, xi. 17 J.J. HECKMAN, L.J. LOCHNER en P.E. TODD (2003), Fifty Years of Mincer Earnings Regressions, NBER working paper, No. 9732, T. LEMIEUX (2006), The Mincer Equaton Thirty Years after Schooling, Experience and Earnings, Jacob Mincer A pioneer of modern Labor Economics, New York, 129.

11 7 binnen de inkomsten regressie, kan gezien worden als Mincers belangrijkste contributie. Vooraleer een aantal specifieke problemen van het model aan te kaarten, evalueren we kort de manier waarop het model is opgebouwd. Opvallend is dat de afhankelijke variabele het natuurlijk logaritme van het loon is en niet gewoon het absolute loon. De assumptie van log-lineariteit blijkt de meest aangewezen te zijn voor vergelijking met andere studies. 19 Deze keuze is sterk theoretisch onderbouwd en dat laat zich ook voelen in de resultaten. Deels valt dit te verklaren doordat continue gegevens zoals lonen nu eenmaal beter door middel van logaritmes in verband gebracht kunnen worden met discrete gegevens. Een tweede zaak die in het oog springt in de Mincer vergelijking, is de kwadratische functie in aantal jaren van potentiële ervaring (x 2 ). Deze kwadratische term is in alle onderzoeken negatief omdat de loonstijging met de jaren afzwakt ten gevolge van het verouderen van de ervaring. Dit wordt het vastroesteffect genoemd. 20 In studies van de jaren 90 werd geconcludeerd dat men met de kwadratische functie een ontoereikende schatting bekomt van de empirische relatie tussen ervaring en loon. 21 Later in dit werkstuk komt naar voor dat een fine tuning van het model door het toevoegen van veeltermen van hogere orde een mogelijke oplossing biedt voor dit probleem. Wanneer we het model in zijn totaliteit in beschouwing nemen, ligt de grootste zwakte in een problematiek die in de literatuur aangeduid wordt met de term ability bias. De correlatie tussen scholing en inkomsten bij werknemers, kan gehypothekeerd worden door verschillen in de bekwaamheid van individuen. Met andere woorden, de keuzes die een individu maakt op het vlak van onderwijs, zijn deels ingegeven door persoonlijke karakteristieken die mee bepalend zijn in de keuze. Zo is het aannemelijk te veronderstellen dat de meest gemotiveerde en getalenteerde studenten opteren voor hoger onderwijs. Dit impliceert dat de individuen die in de data de hoogste niveaus van onderwijs hebben, inherent ook productiever zijn dan diegenen met lagere scholingsgraad. Die meer getalenteerde individuen zouden dus, zelfs indien zij geen extra scholing genoten, hoe dan 19 LEMIEUX (2006), The Mincer Equation Thirty Years after Schooling, Experience, and Earnings, L. SPRINGAEL, et al (1998), Bezoldigingen van alumni Toegepaste Economische Wetenschappen en Handelsingenieur, Economisch en sociaal tijdschrift, 52 (3), K.M. MURPHY en F. WELCH (1990), Empirical Age-Earnings Profiles, Journal of Labor Economics, 8 (2), 202.

12 8 ook meer inkomen hebben gegenereerd. 22 Ability bias duidt dus op het problematische onderscheid tussen de impact van inherente hogere productiviteit (eigen aan studenten die hoger onderwijs genieten) en de impact van onderwijs zelf op inkomen. Talrijke studies hebben geprobeerd een antwoord te formuleren op die uitdaging. Vaak worden ongeobserveerde verschillen in talent onderzocht door gebruik te maken van samples van identieke tweelingen, zoals ook in de studie van Ashenfelter en Krueger. Uit dergelijke studies valt af te leiden dat het effect van niet enkel talent, maar ook ras, sociale klasse en de familiale afkomst op inkomens wel degelijk substantieel is. Dit zou leiden tot overschatting van de link tussen onderwijs en lonen. 23 De meeste auteurs concluderen echter dat de ability bias relatief klein is in Ordinary Least Square schattingen. Bovendien genereren alternatieve methoden resultaten die eveneens systematische fouten bevatten. 24 De Mincer vergelijking bevat dus inderdaad een aantal moeilijk te overwinnen problemen. Er zijn tot nog toe echter geen alternatieven te vinden in de literatuur die een beter model onderschrijven. We kunnen concluderen dat Mincer s model een vrij accurate manier is om de relatie tussen inkomens, scholing en ervaring te modelleren, weliswaar mits een aantal aanpassingen. 25 Vele auteurs adapteren in hun onderzoek daarom niet het oorspronkelijke Mincer model maar een variatie erop. In de volgende paragraaf wordt de variatie van het Mincer model waarop het door ons gebruikte model is gebaseerd, kort toegelicht. 22 BLUNDELL, DEARDEN en SIANESI, Measuring the Returns to Education, O. ASHENFELTER en A. KRUEGER (1994), Estimates of the Economic Return to Schooling from a New Sample of Twins, American Economic Review, 84 (5), D. CARD (1999), The causal effects of education on earnings, ASHENFELTER en CARD, eds., Handbook of Labor Economics, 3B, LEMIEUX (2006), The Mincer Equation Thirty Years after Schooling, Experience and Earnings, 144.

13 9 1.3 UITDIEPING NAAR STUDIERICHTINGEN Niet enkel de beslissing om al dan niet een universitaire opleiding te volgen, maar ook de specifieke studiekeuze, heeft een significante invloed op de inkomsten die een persoon gedurende zijn leven verwerft. Hoewel het rendement uit scholing enorm kan schommelen in relatie tot studierichting, zijn slechts weinig werken bekend die deze factor in rekening brengen. 26 Uitzonderingen hierop zijn de talrijke publicaties die in Canada verschenen. Daar heeft men reeds een rijke collectie uitgebouwd gericht op specifieke opleidingen en opleidingsniveaus. In een onderzoek naar rendement van Canadees onderwijs, specificeerde François Vaillancourt een variatie op het Mincer model die studierichting in rekening brengt. 27 Met zijn werk Which Fields Pay, Which Fields Don t gaf Alan Stark bekendheid aan het model en maakte hij er gebruik van op een meer extensieve manier. Starks model ziet er als volgt uit: ln earnings = β 0 + β 1 Age + β 2 Age 2 + β 0i Field + β 1i Field Age Binnen dit model werden dummy variabelen opgenomen voor de specifieke studierichting. Het opnemen van die dummy variabelen maakt het mogelijk de vaste term te laten variëren volgens studierichting. Daarnaast nam Stark dummy variabelen op voor studierichtingen die interageren met leeftijd. 28 Deze variabelen geven aan dat de invloed van leeftijd ook kan variëren naar gelang de studierichting. De kwadratische Age term heeft de restrictie constant te zijn over de studierichtingen heen. 29 Zoals zal blijken laat deze specificatie de constructie van loon profielen naar studierichting toe. In dit werkstuk maken we gebruik van een eigen variatie op Stark, die wordt verduidelijkt in hoofdstuk III Modellering. 26 J. OLIVIERA MARTINS, et al., (2007), «The Policy Determinants of Investment in Tertiary Education, OECD Economics Department Working Papers, No. 576, F. VAILLANCOURT (1995), The Private and Total Returns to Education in Canada, 1985, The Canadian Journal of Economics, 28 ( 3), A. STARK (2007), Which Fields Pay, Which Fields Don t? An Examination of the Returns to University Education in Canada by Detailed Field of Study, Department of Finance, Canada, STARK, Which Fields Pay, Which Fields Don t?, 12.

14 DE BELGISCHE CASE Zoals reeds vermeld zijn publicaties met betrekking tot België eerder schaars; zeker als het aankomt op het in rekening brengen van studierichtingen. Toch mag niet zomaar voorbij gegaan worden aan wat reeds gerealiseerd is. In eerste instantie dient het werk van Walter Nonneman en Isabelle Cortens vermeld te worden. Het duo onderzocht de correlatie tussen opleiding en inkomen in eerste instantie vanuit theoretisch perspectief. Zo plaatsten zij de filtertheorie, waarvan eerder sprake, tegenover de theorie van het menselijk kapitaal. Daarnaast werkten zij ook empirisch, zo onderzochten zij de rendabiliteit van het onderwijs in België, gebaseerd op representatieve huishoudenquêtes in opeenvolgende studies gepubliceerd begin jaren Hoewel zij in hun studies tot zeer algemene conclusies komen en vooral toespitsen op individueel versus maatschappelijk rendement van onderwijs, een problematiek die hier niet aan de orde is, gaven zij de aanzet tot verder onderzoek naar de relatie tussen lonen en scholing in België. In een publicatie uit 1998 spitst een onderzoeksteam van de Universiteit Antwerpen toe op bezoldigingen van alumni TEW en Handelsingenieur. Dit onderzoek sluit nauw aan bij wat in deze paper wordt gepresenteerd; met de restrictie dat slechts twee studierichtingen werden geëxamineerd. Binnen het opzet van de publicatie werd de Mincer functie aangevuld met bijkomende variabelen; waaronder ook een aantal significante determinanten die in ons model niet zijn opgenomen, zoals de behaalde graad en de vraagfactoren sector en bedrijfsgrootte. 31 De behaalde graad werd opgenomen door de onderzoekers om de vertekening door talent te corrigeren. Wij twijfelen er echter sterk aan of dit een degelijke parameter is om talent te meten; bovendien zijn daar in de dataset die wij gebruiken voor ons onderzoek geen gegevens over terug te vinden. Wel interessant is dat de studie de formulering leeftijd binnen het Mincer model vervangt door anciënniteit. Ook in het model dat wij naar voor schuiven werd geopteerd voor anciënniteit aangezien dit een betere benadering is van de beroepservaring. Een studie uit 1995 door De 30 W. NONNEMAN en I. CORTENS, (1997) A note on the rate of return to investment in education in Belgium, Applied Economics Letters, 4, L. SPRINGAEL, et al. (1998), Bezoldigingen van alumni Toegepaste Economische Wetenschappen en Handelsingenieur, Economisch en sociaal tijdschrift, 52 (3),

15 11 Meulemeester werkt breder aangezien de relatie tussen vorming en het salaris van alle universiteitsstudenten in België onder de loep wordt genomen. 32 Een laatste studie die het vermelden waard is, betreft een bijdrage van Dumont uit 2008, getiteld Wages and employment by level of education and occupation in Belgium. De opzet van de studie is te verifiëren of de evolutie van lonen en werkgelegenheid in recente jaren in België eerder wordt verklaard door opleidingsniveau of door de functie van werknemers. Hoewel een significant deel van loonhoogte door onderwijs- niveau verklaard wordt, concludeert Dumont dat de sector waarin een persoon tewerkgesteld is ook een significant deel van de loonhoogte verklaard. Uiteraard wordt deze conclusie door deze studie onderkend, maar wordt de factor niet meegenomen in ons model aangezien er hier net getoetst wordt op de impact van onderwijs. Hoewel reeds een aanzet werd gegeven en er met betrekking tot opleidingsniveaus al empirische resultaten werden gepubliceerd, is specifieker gericht onderzoek zeer schaars voor België. 32 J.-L. DE MEULEMEESTER (1995), Analyse de la relation formation-salaire pour les universitaires belges», Cahiers économiques de Bruxelles, 37 (3), Jammer genoeg hadden we niet de mogelijkheid de volledige tekst van dit artikel te ontsluiten.

16 12 II. DATA VACATURE ENQUÊTE 2008 Het opzet van dit werk is de impact van studiekeuze op het verworven kapitaal gedurende de arbeidsloopbaan te onderzoeken. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de salarisenquête van 2008 die Vacature in samenwerking met de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven uitvoerde 33. Deze enquête voorziet natuurlijk slechts in doorsnedegegevens, maar uit de literatuur blijkt dat deze aanpak zowel onvermijdelijk als betrouwbaar is. 34 Deze bevraging wordt om de twee jaar afgenomen en peilt naar gegevens inzake studies, loon, sector, positie, tevredenheid en dergelijke. In 2008 werd de enquête afgenomen van werkende personen in België. Het betreft 1 op 20 van de werkende bevolking in Vlaanderen. We kunnen stellen dat deze dataset representatief is voor de situatie in België, al dient opgemerkt te worden dat de responsgraad in Wallonië heel wat lager lag. Gezien niet alle gegevens in de databank onmiddellijk relevant zijn voor dit onderzoek, wordt gewerkt met een afgeleide dataset. In dit hoofdstuk worden de data van de selectieve steekproef voorgesteld en gaan we in op een aantal basiskarakteristieken. De data van de steekproef worden getoetst met gegevens die betrekking hebben tot de gehele populatie, met name alle Belgische volwassenen. 2.1 SELECTIEVE STEEKPROEF Bij het interpreteren van de gegevens moet natuurlijk rekening gehouden worden met een zekere vorm van selectie. Het betreft geen zuivere toevalssteekproef aangezien het gaat om een online enquête waarvoor respondenten worden aangetrokken via verschillende media. 35 Er kan aangenomen worden dat personen die tevreden zijn over hun loon een dergelijke enquête eerder zullen invullen dan anderen. Bovendien geldt voor online bevragingen dat jongeren en hooggeschoolden hier doorgaans meer door aangetrokken worden. In het onderzoek dat hier wordt voorgesteld zal toegewerkt worden naar de vergelijking van standaardprofielen, bijvoorbeeld een vergelijking tussen individuen die 33 Grote Salarisenquête ( 34 VAILLANCOURT (1995), The Private and Total Returns to Education in Canada, 1985, G. THEUNISSEN en L. SELS (2006), Waarom vrouwen beter verdienen (maar mannen meer krijgen) Een kritisch essay over de sekseloonkloof, Leuven, 14.

17 13 tertiair onderwijs genoten enerzijds en die maximaal secundair onderwijs genoten anderzijds. De oververtegenwoordiging van individuen van bepaalde leeftijdsgroepen of met bepaalde diplomaniveaus zal echter geen invloed hebben op dergelijke standaardprofielen. Daarom worden hiervoor geen correcties doorgevoerd. Een andere vertekening die wél van groot belang is en meegenomen wordt, is werkloosheid. Hier wordt in hoofdstuk IV, bij het vergelijken van verschillende standaardprofielen, dieper op ingegaan 2.2 BASISGEGEVENS Geslacht Van de deelnemers is een meerderheid (57%) mannelijk. In werkelijkheid zijn slechts 48,9% van de populatie mannen. 36 Een mogelijke verklaring van de hoge mannelijke respons, die door De Preter et al. wordt bevestigd, is dat mannen meer gedreven worden door loon en zich ook buiten de werkuren meer met hun job bezighouden % 80% 60% 40% 20% 57,05% 48,95% Vrouw Man 0% Steekproef Populatie Figuur 1: Geslacht van de steekproef 36 FOD Economie, Bevolking en huishoudens totale en Belgische bevolking, op 1 januari ( 2007%20NL_tcm pdf) 37 DE PRETER, W., NONNEMAN, W. en LAMOTE, K. (2006), «Loonsverwachtingen van universiteitsstudenten», Kwartaalschrift Economie, 3 (2), 84.

18 14 Leeftijd De leeftijd van de bevraagden is gemiddeld 37 jaar. Uiteraard neemt het aantal respondenten zeer snel toe bij de jonge leeftijdscategorieën gezien de meeste jongeren rond eenzelfde leeftijd de arbeidsmarkt betreden. Naarmate we ons begeven in hogere leeftijdscategorieën, daalt het aantal respondenten. Een verklaring hiervoor is dat oververtegenwoordiging van jongeren typerend is voor online enquêtes % 20% Steekproef Populatie 15% 10% 5% 0% Figuur 2: Leeftijd van de steekproef Bruto maandloon en startloon Interessant om te bekijken is het bruto startloon van de participanten. Dit bedrag moet natuurlijk geïndexeerd worden om de actuele waarden te kunnen vergelijken. Het geïndexeerde gemiddelde startloon is 1.983, zoals valt af te leiden uit Figuur 3. Ook gegevens over de verdeling van het bruto maandloon worden getoond in deze figuur. Deze is afgeknot op om het overzicht te behouden. Enkele outliers, die niet werden opgenomen, geven aan dat een aantal individuen van de steekproef zeer hoge brutoinkomsten verwerven. Verder komt uit de grafiek naar voor dat het gemiddeld bruto maandloon bedraagt. 38 THEUNISSEN en SELS (2006), Waarom vrouwen beter verdienen (maar mannen meer krijgen) Een kritisch essay over de sekseloonkloof,13.

19 Density Density 15 STARTLOON_INDEX BRUTO_MAAND ,000 4,000 6,000 8, ,000 4,000 6,000 8,000 10,000 Figuur 3: Startloon en brutoloon van de steekproef Diplomaniveau Een zeer belangrijke parameter in dit onderzoek is het diploma behaald door de participanten. Naast individuele gegevens over elk van de studierichtingen is ook het diplomaniveau beschikbaar en van groot belang. De populatiegegevens betreffen een uitsplitsing naar diplomaniveau van de Belgische bevolking vanaf 15 jaar in % 40% 35% Steekproef Werkelijk 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Primair (max lager secundair) Secundair onderwijs Professionele bachelor Ac. Ba&Ma op hogeschool Ac. Ba&Ma op universiteit Figuur 4: Diplomaniveau van de steekproef 39 FOD Economie, Onderwijsniveau van de Belgische bevolking vanaf 15 jaar, (

20 16 Uit deze vergelijking valt af te leiden dat de selectie waar in het begin van het hoofdstuk werd op gewezen strookt met de realiteit: hoger geschoolden zijn in de Vacature bevraging, die elektronisch gebeurde, sterk oververtegenwoordigd. Problemen met de gegevens De gegevens vertonen enkele tekortkomingen die hier dienen aangehaald te worden. Zo zijn werklozen niet gerepresenteerd in de gegevens, zoals al eerder werd opgemerkt. Daarnaast kan niet uit de gegevens worden afgeleid of de persoon een zevende jaar middelbaar gevolgd heeft, evenals het onmogelijk is te achterhalen welke personen een doctoraat hebben behaald. Een laatste opmerking is dat ook de pensioenleeftijd niet geënquêteerd kan worden doormiddel van doorsnedegegevens. Deze factor zal echter wel relevant blijken voor de toepassing van het hier vooropgestelde model. Verder in de paper zal naar voor komen hoe we met dit probleem omgaan.

21 17 III. MODELLERING Om in kaart te brengen wat individuen met een bepaald profiel verdienen, is een goede schatting nodig. Personen worden gegroepeerd volgens verschillende typerende karakteristieken zoals studierichting, geslacht en leeftijd. Verder in deze paper gebruiken we de term standaardprofiel voor deze groepen. In dit hoofdstuk wordt een model opgesteld en worden de standaardprofielen opgebouwd. In het volgende hoofdstuk zullen de standaardprofielen met elkaar vergeleken worden. Om een goede schatting te kunnen maken, moet overwogen worden welke parameters in de regressie opgenomen moeten worden. Het is logisch dat voor een zo verklarend mogelijke regressie de functie van een individu een erg belangrijke factor is. Maar zoals in sectie 1.4 reeds aangehaald werd, kan deze niet opgenomen worden in een standaardprofiel dat een vergelijking op basis van studiekeuzes maakt. 3.1 MODEL VOOR BRUTO MAANDLOON Zoals reeds in de hoofdstuk I naar voor kwam, zijn de modellen van Stark opgebouwd zodat de gevolgde studierichting in kaart gebracht kan worden. De regressie-formule van Stark is de volgende: 40 ln brutoloon = β 0 + β 1. leeftijd + β 2. leeftijd δ i. studiericting i. leeftijd + ε i i γ i. studiericting i De natuurlijke logaritme wordt geschat door een som van leeftijd, een kwadratische term voor leeftijd, een dummy voor elke studierichting (studierichtingi is 1 als een persoon diploma i gehaald heeft en 0 indien niet), een product voor het interactie-effect van studierichting en leeftijd en een foutterm ε. De coëfficiënt van de dummies van studierichting γ i noemen we het diploma-effect: het effect van het al dan niet hebben van een bepaald diploma. Dit effect is sterk gecorreleerd 40 STARK, Which Fields Pay, Which Fields Don t?, 11.

22 18 met het startloon gezien het het intercept mee bepaalt. De interactie-term coëfficiënten δ i noemen we het anciënniteits-effect: het extra effect van anciënniteit wanneer men het diploma in kwestie heeft behaald. Het model dat in dit onderzoek gebruikt wordt, is een afgeleide van de formule van Stark, aangepast zodat het het best bij onze gegevens aansluit. Dit model ziet er uit als volgt: ln brutoloon = β 0 + β 1. anciënniteit + β 2. anciënniteit 2 + β 3. anciënniteit 3 + β 4. anciënniteit 4 + β 5. vrouw + α i. diplomaniveau i + γ i. studiericting i + δ i. studiericting i. ancienniteit + ε i i i De achterliggende idee is dezelfde als bij Stark; er werden vier belangrijke wijzigingen doorgevoerd. (1) Zoals reeds in sectie 1.4 aangehaald werd, geeft anciënniteit betere resultaten dan leeftijd. (2) De kwadratische anciënniteitsterm zal negatief zijn en geeft het vastroesteffect aan, zoals reeds werd vermeld in sectie 1.2. De 3 e en 4 e graadstermen van anciënniteit zijn extra correctoren ten opzichte van het model van Stark om fouten in hogere leeftijden te onderdrukken. Er wordt verwacht dat deze respectievelijk positief en negatief zullen zijn om de fout van vorige graad te neutraliseren. 41 (3) Ook werd een dummy toegevoegd die 1 is wanneer de proefpersoon vrouwelijk is en 0 als hij mannelijk is. Verder in het onderzoek zal blijken dat de coëfficiënt van deze term wel degelijk significant is. (4) Als laatste verschil met het model van Stark wordt het diplomaniveau als aparte term opgenomen. Dit is in een opsplitsing van de diploma-effecten gezien de studierichtingen volledig gecorreleerd zijn met de diplomaniveaus. Toch is deze opsplitsing relevant gezien ze een algemene vergelijking van diplomaniveaus mogelijk maakt. Op basis van de vorige formule bekomt men met de kleinste kwadraten-methode (Ordinary Least Squares) de regressiecoëfficiënten in Tabel 1. Van de respondenten werden slechts individuen weerhouden. Bij de overblijvende respondenten misten bepaalde gegevens of traden er fouten op. De coëfficiënten van de termen worden getoond met tussen haakjes de standaardfout voor die term. De determinatiecoëfficiënt R² geeft weer in 41 MURPHY en WELCH (1990), Empirical Age-Earnings Profiles,

23 19 hoeverre de gegevens verklaard worden door de regressie. 42 De Standard Error of Regression (S.E.R.) geeft aan hoe ver de schatting gemiddeld van de werkelijke gegevens afwijkt. Tabel 1: Regressie van bruto maandloon (* buiten 5%, ** buiten 10% significantieniveau) Regressand Ln(brutoloon) n Regressoren Coefficient Regressoren Coefficient Constante 7,255 (0,016) Diploma lager onderwijs 0,037 (0,020) * Vrouw -0,130 (0,002) Lager secundair onderwijs 0,083 (0,015) Anciënniteit 0,060 (0,001) Hoger secundair onderwijs 0,192 (0,015) Anciënniteit² -0,003 (2 E-04 ) Professionele bachelor 0,393 (0,017) Anciënniteit³ 8 E-05 (6 E-06 ) Ac. Bach op hogeschool 0,385 (0,021) Anciënniteit 4-8 E-07 (7 E-08 ) Ac. Master op hogeschool 0,499 (0,020) Diploma-effecten -0,152 0,201 (0,01 0,06) Anciënniteits-effecten -0,002 0,022 R² 0,429 (0,001 0,007) Ac. Bach op univ 0,409 (0,024) Ac. Master op univ 0,581 (0,018) S.E.R. 0,2795 Wanneer de derde en vierde-graadsterm worden weggelaten haalt de regressie een determinatiecoëfficiënt van R² = 0,425 en een S.E.R. van 0,2805. Als ook het geslacht niet in rekening gebracht wordt is dat nog slechts R²=0,399 en S.E.R=0,2868. Vertrekkende van de gegevens die gebruikt mogen worden, blijkt dit model na uitgebreide vergelijking met andere modellen een vrij optimale schatter. Gelijkaardige studies bekomen meestal een determinatiecoëfficiënt R² die kleiner is dan deze in dit model. 42 Determinatiecoëfficiënt: percentage van variatie verklaard door de regressie. Hoe dichter deze nadert bij 100%, hoe beter de regressie.

24 20 Bij de diploma- en anciënniteits-effecten zijn voor elke studierichting de minima en maxima gegeven, hierop wordt bij de interpretatie teruggekomen. In bijlage A is een volledige tabel bijgevoegd waarin alle loonseffecten opgenomen zijn. 3.2 INTERPRETATIE VAN DE REGRESSIE: ALGEMEEN Tabel 2: Procentueel effect van niveau s Diplomaniveau Effect In deze sectie worden enkele algemene Diploma lager onderwijs (3,8%) eigenschappen van de regressie aangehaald. Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs 8,7% 21,2% Driejarige professionele bachelors vallen onder de term hogeschool korte type (HKT), academische Professionele bachelor (HKT) 48,1% opleidingen aan een hogeschool noemen we Ac. Bach op hogeschool (HLT) 47,0% hogeschool lange type (HLT) terwijl academische opleidingen aan een universiteit gewoon universitair Ac. Master op hogeschool (HLT) 64,7% genoemd worden (UN). Ac. Bach op univ (UN) 50,5% Ac. Master op univ (UN) 78,8% Aangezien het linkerlid van de regressie de natuurlijke logaritme beschrijft, geven de coëfficiënten van de regressoren ongeveer het relatieve effect in loon weer van een absolute verandering van een parameter. 43 Het hebben van een bepaald type diploma heeft dus een bepaald effect. Zo verdienen personen met een universitair masterdiploma bruto 78,8% (= e 0,581 1 ) meer dan gelijkaardige personen zonder zulk diploma. Verder blijkt dat een jaar extra werken door de term Anciënniteit met coëfficiënt 0,060 het loon doet stijgen met 6,0%. Dit wordt dan natuurlijk weer afgevlakt door de term Anciënniteit² die een effect van -0,3% heeft en sterker doorweegt naarmate de anciënniteit groeit. Er wordt in principe steeds vergeleken met een individu zonder diploma lager onderwijs. Vooral de relatieve vergelijking is echter interessant, bijvoorbeeld professionele bachelor ten opzichte van universitaire master waarbij laatstvermelde 20,7% ( = 78,8% 48,1% ) meer verdient. Deze cijfers verschillen een beetje van de resultaten die Vacature zelf vooropstelt. 43 Een term in de regressie wordt door de logaritme een vermenigvuldiging (e x+y = e x. e y ). Verder geldt e x 1 + x voor x 0 (de fout is kleiner dan 1% voor x < 0,15). Dus is het relatief effect van een dergelijke term ongeveer gelijk aan de exponent van de regressiecoëfficiënt 1.

25 21 Vacature geeft aan dat een universitaire master 50% meer verdient dan iemand zonder diploma (hierbij is het niet duidelijk wat er precies met iemand zonder diploma bedoeld wordt; het verschil tussen secundair en universitaire master is bij deze gegevens 47,5%) en dat hoger secundair slechts 7% meer opbrengt dan lager secundair (deze regressie geeft 11,4% aan). 44 Het is echter niet te achterhalen hoe dit te verklaren valt, gezien de modellen gebruikt door Vacature ons niet bekend zijn. Waarschijnlijk zijn deze verschillen in loon in werkelijkheid nog onderschat, om redenen aangehaald in sectie 2.1. Het bruto-maandloon van vrouwen ligt volgens de gegevens 13% lager dan dat van mannen. Het loonkloofrapport van 2010 geeft aan dat, berekend naar bruto-maandloon, vrouwen in % minder verdienden dan mannen, wat dus sterk overeenkomst met het bekomen resultaat. 45 Dit geeft aan dat de gender pay gap nog lang niet weggewerkt is. We gaan kort in op de redenen hiervoor. Zoals naar voor komt in een recente publicatie van Gert Theunissen en Luc Sels, speelt het diplomaniveau amper nog een rol in de loonkloof tussen mannen en vrouwen maar dragen de verschillen in de studierichting die vrouwen verkiezen wel bij tot de verklaring ervan. In zowat alle gevallen kunnen studierichtingen die jongens verkiezen gekoppeld worden aan beter betaalde jobs na het afstuderen. 46 Dit wordt echter genuanceerd door onze regressie, gezien de verschillende studierichtingen apart opgenomen zijn. Daarnaast blijkt uit eigen regressies, die tijdens het verkennen van de gegevens gemaakt werden, vrouwen veel minder vaak in topfuncties terecht komen dan mannen. Ook deze ondervertegenwoordiging van vrouwen in kaderposities draagt bij tot de verklaring van de loonsverschillen tussen mannen en vrouwen. In het kader van deze studie dient vooral meegenomen te worden dat gender een belangrijke factor is in het kijken naar loonverschillen. 44 Vacature, De Resultaten van de Grote Salarisenquête 2008, ( 45 Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België Rapport 2010, Brussel, 2010, THEUNISSEN en SELS (2006), Waarom vrouwen beter verdienen (maar mannen meer krijgen) Een kritisch essay over de sekseloonkloof,

26 INTERPRETATIE VAN DE REGRESSIE: DIPLOMA- EN ANCIËNNITEITS-EFFECTEN In Tabel 1 staan de minima en maxima van diploma- en anciënniteits-effecten opgetekend. In de regressie werden natuurlijk alle verschillende diploma s opgenomen. Zoals duidelijk wordt bij het bekijken van Tabel 1, werden niet alle studierichtingen apart uitgesplitst. Studierichtingen binnen eenzelfde niveau waarvan de diploma- en anciënniteits-effect dicht bij elkaar aanleunden werden samengenomen om overzicht te bewaren in de resultaten. Zo bijvoorbeeld werden de universitaire opleidingen filosofie, theologie en geschiedenis samengevoegd. Richtingen met niet significante effecten werden weggelaten. De effecten worden verduidelijkt in de volgende paragrafen, waar er verder ingegaan wordt op een aantal specifieke cases die tot voorbeeld dienen. Voor de diploma-effecten in Figuur 5, dus de impact van het hebben van een bepaald diploma, werd de coëfficiënt van het diplomaniveau (zie Tabel 1) bij de coëfficiënt van elk van de studierichtingen opgeteld. Voor geneeskunde is zo bijvoorbeeld het effect van het universitair diploma opgeteld bij dat van het geneeskunde-diploma: e 0,58+0,20. e overige = 2,19. e overige. 47 Dit komt overeen met een effect van 119%. Mensen met een diploma geneeskunde halen dus een brutoloon dat meer dan tweemaal zo hoog is als dat van personen zonder diploma lager onderwijs. Afstuderende farmaceuten volgen met 116% gevolgd door masters in de rechten en burgerlijk- en handelsingenieurs. De niet-universitaire masters (HLT) met het hoogste loon als gevolg van hun diploma zijn architecten (69%), industrieel ingenieurs (62%) en handelswetenschappers (60%). Dit zijn de enige diploma s behaald aan een hogeschool die een hoger effect hebben ten aanzien van een aantal universitaire diploma s (filosofie, theologie, geschiedenis, criminologie, sociale wetenschappen, sport en logopedie en audiologie). 48 Onder de driejarige professionele bachelors (HKT) staan de industriële wetenschappen op één met een effect van 46% gevolgd door bedrijfsmanagement met 41%. 47 Overige duidt op alle andere termen van de regressie. 48 Vanaf 2012 zullen deze niet-universitaire academische masters waarschijnlijk in de universiteiten integreren als gevolg van het academiseringsproces.

27 23 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% 140% Hoger secundair onderwijs Architectuur HKT Architectuur HLT Geneeskunde Bedrijfsmanagement HKT Bio. Ingenieur Wetenschappen (+BMW) Bouw HKT Burg. / Handelsingenieur Crimin + Soc. Wet. + Sport + Logo (T)EW Handelswetenschappen HLT Farmaceutische Wet. Filo + Theo + Gesch etc Ind. Ingenieur Ind. Wetenschappen HKT Informatica Informatica HKT Leerkracht/regent Psych/Ped. + Medisoc Rechten Secretariaat + Sociale HKT Talen Tolk HLT Figuur 5: Totaal diploma-effect Bovenop het diploma-effect, heeft het volgen van een specifieke studierichting ook gevolgen voor de groei van het loon met jaren ervaring. In Figuur 6 worden deze anciënniteitseffecten verduidelijkt. Hier zijn andere interessante bevindingen te zien, los van het diploma-effect. Merk op dat het vaste anciënniteits-effect dat elk individu heeft, onafhankelijk van zijn of haar diploma (6%), niet in deze cijfers is opgenomen. De cijfers wijzen uit dat aan elk diploma een positief effect verbonden is per extra jaar anciënniteit, met uitzondering van architectuur HLT en farmaceutische wetenschappen. Vooral de farmaceuten zijn interessant gezien zij net degenen waren met een erg hoog diploma-effect. Een mogelijke verklaring is dat veel farmaceuten in een apotheek werken en daar een relatief vlakke carrière met weinig promotiemogelijkheden doorlopen. Daar waar het diploma-effect van masters geneeskunde en rechten in vorige paragraaf zeer hoog bleek te zijn, doen zij nu onder voor de ingenieurs en de economisten. Ook handels-

28 24 wetenschappers scoren hier heel hoog. Het loon van burgerlijk ingenieurs, handelsingenieurs en bio-ingenieurs groeit met een stevige voorsprong het snelst. De anciënniteits-effecten zijn veel minder gecorreleerd met diplomaniveau dan de diplomaeffecten. Ze geven daarentegen veel sterker weer met welke diploma s er carrière te maken valt. Architectuur HKT Architectuur HLT Geneeskunde Bedrijfsmanagement HKT Bio. Ingenieur Wetenschappen (+BMW) Bouw HKT Burg. / Handelsingenieur Crimin + Soc. Wet. + Sport + Logo (T)EW Handelswetenschappen HLT Farmaceutische Wet. Filo + Theo + Gesch etc Ind. Ingenieur Ind. Wetenschappen HKT Informatica Informatica HKT Leerkracht/regent Psych/Ped. + Medisoc Rechten Secretariaat + Sociale HKT Talen Tolk HLT 0,00% 0,20% 0,40% 0,60% 0,80% 1,00% 1,20% 1,40% 1,60% Figuur 6: Anciënniteits-effect. Negatieve effecten zijn rood, positieve blauw

29 25 IV. VERGELIJKING VAN STANDAARDPROFIELEN In dit hoofdstuk worden de loonsevolutie en het opgebouwd kapitaal berekend van de verschillende standaardprofielen. Om opgebouwd kapitaal over de tijd te simuleren, wordt op basis van het brutoloon het verwachte nettoloon in functie van leeftijd berekend. Deze nettolonen worden vervolgens gesommeerd om het opgebouwd kapitaal te bekomen. Verschillende factoren moeten in rekening gebracht worden bij deze berekeningen: De belastingsvoet is hoger naarmate het brutoloon hoger is. Werkloosheid is groter bij bepaalde categoriën mensen (lager geschoolden, hogere leeftijden). Bepaalde categoriën gaan vroeger op pensioen dan anderen. Langer studeren betekent ook later beginnen werken én studiegeld betalen tijdens de studies. De verschillende stappen worden in onderstaande figuur weergegeven en vervolgens uitgewerkt. Startleeftijd op basis van scholingsniveau en studierichting Studiekost Brutoloon op basis van coëfficiënten uit regressie Werkenden nettoloon Werkloosheidsuitkering Pensioensuitkering Gewogen som o.b.v. demografische gegevens Gewogen nettoloon Opgebouwd kapitaal

30 STANDAARDPROFIELEN Het is interessant om bepaalde standaardprofielen te vergelijken. Zo is een vaak gestelde vraag wat, kijkend naar inkomen, het verschil is tussen industriëel en burgerlijk ingenieurs of tussen handelswetenschappers en economische wetenschappers. Voor de berekeningen in dit hoofdstuk wordt op een generieke manier gewerkt waardoor standaardporfielen op een efficiënte en makkelijke manier gedefinieerd kunnen worden. Dit vereenvoudigt het vergelijken. 4.2 BEREKENING GEWOGEN BRUTOLOON Brutoloon op basis van coëfficiënten uit de regressie De regressie levert coëfficiënten op voor elk van de standaardprofielen. Zo zijn de hogeregraadscoëfficiënten van anciënniteit simpelweg dezelfde als aangegeven in Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. Het diploma-effect zit daarentegen ingerekend in de vaste term en het anciënniteits-effect in de eerstegraadscoëfficiënt van anciënniteit. Een voorbeeld voor een mannelijke burgerlijk- of handelsingenieur is te zien in Tabel 3. Tabel 3: Berekening coëfficiënten ln(brutoloon) voor een mannelijke ingenieur Constante Standaard Ac. Master Burg./Handels- Totaal anciënniteit op univ ingenieur Constante = β 0 7,255 0,581 0,023 7,859 Anciënniteit = β 1 0,060 0,014 0,074 Anciënniteit ² = β 2-0,003-0,003 Anciënniteit³ = β 3 8 E-05 8 E-05 Anciënniteit 4 = β 4-8 E-07-8 E-07 Deze coëfficiënten worden vervolgens in Vergelijking 1 ingevuld waarbij A = Leeftijd Studieduur 18: Vergelijking 1: Berekening van brutoloon brutoloon = exp β 0 + β 1. A + β 2. A 2 + β 3. A 3 + β 4. A 4

31 27 Zo bekomt men een reeks getallen die het brutoloon weergeven in functie van de leeftijd, voor elk van de standaardprofielen. Deze formule wordt vervolgens voor elk standaardprofiel uitgerekend. Startleeftijd op basis van diplomaniveau en studierichting Om te bepalen wanneer een standaardprofiel begint te verdienen, moet de studieduur geschat worden. Voor standaardprofielen zonder hogere studies, wordt als startleeftijd 18 jaar gebruikt. Voor de standaardprofielen Leeftijd Ancienniteit -1,2-0,2 0,8 Weging 0 0,8 1 met een diploma gelden het aantal bijkomende 23 1,8 1 studiejaren bovenop 18 jaar waarbij de gemiddelde studieduur per standaardprofiel in rekening gebracht wordt. Om dit in te rekenen wordt het berekende brutoloon gewogen wanneer de persoon met het standaardprofiel nog studeert. Bijgevoegde tabel geeft bijvoorbeeld de weging weer voor een profiel met studieduur van 3,2 jaar. De weging wordt bepaald door middel van volgende formule: min(max A + 1, 0, 1). Voor het berekenen van de studieduur wordt de gemiddelde studieduur voor elke studierichting bekeken op basis van de regressieformule: studieduur = i=studieric tingen β i. studiericting i + ε In deze vergelijking geeft de coëfficiënt β i de studieduur van richting i weer. In de bijlage B wordt een overzicht gegeven van de studieduur voor de verschillende opleidingen. Bij deze werkwijzen moeten we een aantal kanttekeningen plaatsen. Zo worden alle profielen vergeleken vanaf een leeftijd van 18 jaar. De gemiddelde secundair geschoolde gaat echter niet al op zijn 18de aan het werk maar is vaak nog bezig met het afronden van zijn studies. De studieduur van tertiair geschoolden wordt echter wel vergeleken ervan uitgaand dat zij op hun 18de beginnen te studeren. Het is onmogelijk om hier een correctie op door te voeren. Enerzijds omdat de dataset dit niet toelaat en anderzijds omdat we de keuze van het individu op een leeftijd van 18 jaar willen evalueren, er van uitgaand dat een

32 28 diploma secundair onderwijs dan reeds werd behaald. Bovendien wordt er een fout geïntroduceerd gezien jongeren, afhankelijk van hun geboortedatum in het jaar, vroeger of later klaar horen te zijn met hun secundair. Zo zal iemand die in januari geboren is volgens deze werkwijze steeds een langere studieduur hebben dan zijn collega die in december is geboren. In het opbouwen van de vergelijking tussen standaardprofielen werd studieduurverlenging in rekening gebracht. Er werd evenwel geen rekening gehouden met slaagkansen over de gehele lijn. Dit is belangrijk aangezien men, bij het motiveren van afgeschoolde scholieren om verder te studeren, het vooruitzicht op een hoger loon benadrukt. Dit terwijl men niet met zekerheid kan stellen of de scholier een bepaalde studie ook daadwerkelijk met succes zal kunnen afronden. Een beter oriënteringsbeleid is dus van onschatbare waarde zodat aan scholieren beter gegarandeerd kan worden dat zij in staat zullen zijn de beoogde studies af te ronden mits het leveren van voldoende inspanningen. Studiekost Voor de kost van een jaar studeren werd, op basis van schattingen van de Universiteit Gent, een gemiddelde van 1.767,80 gebruikt. 49 Dit behelst enkel de studiekost, de kost van cursussen en de uitgaven voor socio-culturele activiteiten. Grotere kosten voor studenten zijn vaak huisvesting, mobiliteit en voeding maar dat zijn kosten die ook door werknemers worden gemaakt en deze zijn dus niet mee opgenomen. Tewerkstelling Om de gemiddelde verdiensten te berekenen, is het belangrijk werkloosheid in te rekenen. Het uiteindelijk gehanteerde nettoloon zal zo een gewogen som zijn van werkelijk loon, werkloosheidsuitkering en pensioensuitkering, afhankelijk van de tewerkstelling. Waarbij de percentages het aandeel van de bevolking aanduiden dat onder die bepaalde categorie valt. 49 Universiteit Gent, Raming van de studiekosten (

33 29 Vergelijking 2: Gewogen nettoloon gewogen nettoloon = %tewerkgesteld. nettoloon + %werkloos. werklooseidsuitkering + %pensioen. pensioensuitkering De tewerkstelling wordt weergegeven in Figuur 7, de figuur geeft duidelijk weer dat er een sterk verband te zien is tussen diplomaniveau en tewerkstelling % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Primair Secundair Tertiair Figuur 7: Tewerkstelling ifv leeftijd voor verschillende diplomaniveaus In de laagste leeftijdscategorie moeten er schattingen gemaakt worden voor secundair en tertiair geschoolden gezien de gegevens opgedeeld zijn in leeftijdsgroepen van vijf jaar en de tewerkstelling binnen deze categorie van jaar tot jaar sterk variëert. We gaan er vanuit dat een jarige evenveel kans op tewerkstelling zal hebben als iemand met hetzelfde diplomaniveau in de categorie jaar. Voor primair geschoolden wordt er van uit gegaan dat zij vanaf hun 18 de geleidelijk beginnen te werken. De grafiek toont dat de tewerkstelling zeer sterk daalt vanaf 50 jaar en ouder. Het is ook opmerkelijk dat deze daling zich voor minder hooggeschoolden vroeger inzet. Jammer genoeg zijn er weinig of geen betrouwbare gegevens beschikbaar over welke van deze ouderen reeds een pensioensuitkering genieten en welke recht hebben op een werkloosheidsuitkering. Ook het bedrag van de uitkering zelf is moeilijk te berekenen. Er 50 Eurostat, Employment rates by sex, age groups and highest level of education attained (%), (

34 wordt daarom besloten om de pensioensuitkering achterwege te laten en vanaf hier slechts rekening te houden met de cijfers tot en met de leeftijd van 55 jaar. De term pensioensuitkering uit Vergelijking 2 is dus 0. Het is jammer dat dit niet opgenomen kan worden gezien bij hogere leeftijden nog duidelijke verschillen op te merken zijn tussen de diplomaniveaus. Werkenden nettoloon Op basis van de brutolonen, wordt het nettoloon berekend, waarmee gewerkt zal worden om het gewogen nettoloon te bekomen. Hiervoor geldt de regressieformule in Tabel 4 als een vrij correcte benadering om nettomaandlonen te berekenen. Dit levert nettoloon uit Vergelijking 2 op. Tabel 4: Nettoloon ifv Brutoloon Regressand Nettoloon n Regressoren Coefficient S.E. C 594,58 9,17 BRUTO_MAAND 0,406 0,004 BRUTO_MAAND³ 1,5E-09 1,3E-10 BRUTO_MAAND 4-6,0E-14 5,6E-15 R² 0, S.E.R. 262,7 120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% Figuur 8: Netto % in functie van brutoloon Werkloosheidsuitkering De gegevens gebruikt voor dit werkstuk zijn enkel van toepassing op personen met een job. Personen die leven van een werkloosheidsuitkering moeten apart opgenomen worden en zoals eerder is aangetoond is er een correlatie tussen tewerkstellingsgraad en diplomaniveau. Voor de parameter werkloosheidsuitkering uit Vergelijking 2 wordt de uitkering gehanteerd die een alleenstaande zou verdienen die al middellang werkloos is (6 maanden tot 1 jaar), gezien middellange werkloosheid als gemiddelde genomen wordt. Deze uitkering bedraagt 60% van het laatst verdiende brutoloon, met een wettelijk bepaald

35 31 maximum van 60% van 2.056, Op deze manier wordt van de verwachte brutolonen uit Vergelijking 1 de respectievelijke werkloosheidsuitkering afgeleid. 4.3 GEWOGEN NETTOLOON Na de berekeningen in vorige secties, zijn alle gegevens voor handen om het nettoloon van de verschillende standaardprofielen over de tijd te berekenen. We geven in onderstaande figuur een overzicht van de loonevolutie voor een aantal standaardprofielen, met name industriële wetenschappen (HKT), burgerlijk ingenieurs (UN) en industrieel ingenieurs (HLT). Dit is enkel een voorbeeld en het model is eenvoudig aanpasbaar voor andere standaardprofielen. In Figuur 9 is te zien dat het loon van degenen die opteren voor hoger onderwijs steeds hoger is dan dat van personen zonder tertiair diploma op dezelfde leeftijd. Secundair geschoolden blijven bovendien gedurende hun hele loopbaan een lager nettoloon binnenhalen dan hun tertiaire tegenhangers Secundair Ind. Wetensch. Burgerlijk Ind. IR Figuur 9: Nettoloon ifv leeftijd 51 Jobat, Hoeveel bedraagt de werkloosheidsuitkering?, 4 mei (

36 OPGEBOUWD KAPITAAL De sommatie van alle nettolonen levert het opgebouwd kapitaal op en wordt weergegeven in Figuur 10. Bedachtzaamheid is geboden bij het interpreteren van deze figuur. Er werd immers enkel rekening gehouden met directe studiekosten en opbrengsten terwijl belangrijke vaste kosten als huisvesting en voeding niet werden opgenomen. Dit is dus niet het bedrag dat iemand kan sparen en betreft louter de som van alle inkomsten. Er is uitgegaan van een jaarlijkse inflatie van 2,09%, het Belgische gemiddelde tussen 2000 en Om dat kapitaal te berekenen, zou de levenskost van het loon afgetrokken moeten worden, wat niet het opzet van dit onderzoek is. In de grafiek is te zien dat de voorsprong die secundair geschoolden opgebouwd hebben door te werken terwijl de anderen studeren, ingehaald wordt vanaf een leeftijd van 40 jaar. Daarbij wordt voorlopig aangenomen dat de kost van kapitaal (rentevoet) 0% is Secundair Ind. Wetensch. Burgerlijk Ind. IR Figuur 10: Opgebouwd kapitaal in functie van leeftijd (inflatie 2,09%) 52 Unizo, Koopkracht neemt toe, 20 augustus (

37 EVALUATIE EN VERGELIJKING De berekeningen die in vorige secties gemaakt werden, worden hier geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zullen gebruikt worden om beleidsadviezen te formuleren. Verder studeren impliceert het ontlopen van een potentieel loon, de opportuniteitskost van studeren. Bovendien brengt studeren extra kosten met zich mee. We zoeken in dit werkstuk uit wanneer de investering van studeren zichzelf heeft terugbetaald. Dit met het oog op het uitwerken van een systeem van leningen voor personen die een financiële drempel ondervinden bij het instromen in het hoger onderwijs. Figuur 11: Verduidelijkende grafiek opbrengsten ifv tijd In de theoretische benadering die vanaf hier wordt ontwikkeld, bieden we een 18-jarige die gaat studeren steeds een uitkering aan die gelijk is aan wat hij zou verdienen indien hij meteen zou gaan werken verhoogd met de studiekosten. De opportuniteitskost wordt dus vergoed. Tijdens zijn studiejaren krijgt hij dus een virtueel loon door middel van een lening. Zo gauw zijn studies afgerond zijn en hij een echt loon trekt, begint de afbetaling van de lening. Het afgelost bedrag is steeds gelijk aan het loonpremium dat de gediplomeerde persoon trekt ten opzichte van een secundair geschoolde van dezelfde leeftijd. Deze afbetalingen zorgen er dan voor dat zijn resterend loon gelijk is aan wat hij als secundair geschoolde zou verdienen. De wiskundige benadering die hier vooropgesteld wordt,

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Organisation for Economic Coöperation and Development (2002), Education at a Glance. OECD Indicators 2002, OECD Publications, Paris, 382 p. Onderwijs speelt een

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee?

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 80 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? Arnaud Dupuy en Philip Marey Na hun afstuderen kunnen ingenieurs in verschillende soorten functies aan

Nadere informatie

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie.

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie. Rendement onderwijs blijft stijgen Bas Jacobs en Dinand Webbink b.jacobs@uva.nl; h.d.webbink@cpb.nl Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade

Nadere informatie

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties Tess Poppe 26 maart 205 Inhoud DEEL I Knelpuntberoepen OCMW s... 2. Overzicht functies... 2.. Verpleegkundige... 3..2 Hoofdverpleegkundige...

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Van Dongen, W. 2010. Naar een meer democratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Fiche 3: tewerkstelling

Fiche 3: tewerkstelling ECONOMISCHE POSITIONERING VAN DE FARMACEUTISCHE INDUSTRIE Fiche 3: tewerkstelling In de sector werken meer dan 29.400 personen; het volume van de tewerkstelling stijgt met een constant ritme van 3,7 %,

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

HET SALARIS. Welke factoren bepalen je loon?

HET SALARIS. Welke factoren bepalen je loon? HET SALARIS Welke factoren bepalen je loon? Inhoudstafel 1. Functie, sector en grootte van het bedrijf p4 2. Je diploma p5 3. De loonkloof p6 4. Plaats waar je werkt p9 5. Anciënniteit p10 Welke factoren

Nadere informatie

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl

Tewerkstelling. pharma.be vzw asbl Tewerkstelling In 2012e werkten in de sector meer dan 32.500 personen. Dat is 6,7 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,2 % van de totale tewerkstelling in de private sector.

Nadere informatie

Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999

Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999 Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999 In de periode december 1999 februari 2000 organiseerde de faculteit Farmaceutische Wetenschappen in

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001 TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001 Training en opleiding (T&O) van werkzoekenden en werknemers is één van de kerntaken van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015 Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam Augustus 2015 Inleiding De Nederlandse samenleving kent nog steeds een aanzienlijk aantal laaggeletterde mensen. Taaltrajecten blijken nodig te

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Hoger onderwijs als investering, consumptie of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden

Hoger onderwijs als investering, consumptie of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden Hoger onderwijs als investering, of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden Sana Sellami (KU Leuven Campus Brussel / Dept Alg. Ec., UA) Dieter Verhaest (KU Leuven

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad De leerling heeft in de 1ste en de 2de graad, de gelegenheid gehad zijn/haar interesses te ontdekken en heeft misschien al enig idee ontwikkeld over toekomstige werk- of studieplannen. Vaardigheden, inzet,

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e

Changes in employment in the pharmaceutical industry 31.745 30.729. 1995 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011e Tewerkstelling In 2011e werkten in de sector bijna 32.200 personen. Dat is 6,4 % van de totale tewerkstelling in de verwerkende industrie en 1,3 % van de totale tewerkstelling in de private sector. In

Nadere informatie

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004 Deeltijdarbeid Seppe Van Gils Maart 2004 WAV-Rapport Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming Interuniversitair samenwerkingsverband E. Van Evenstraat 2 blok C 3000 Leuven T:32(0)16 32 32 39 F:32(0)16

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad De leerling heeft in de 1ste en de 2de graad, de gelegenheid gehad zijn/haar interesses te ontdekken en heeft misschien al enig idee ontwikkeld over toekomstige werk- of studieplannen. Vaardigheden, inzet,

Nadere informatie

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel 1 Inleiding Naar aanleiding van het nieuwe kwaliteitszorgsysteem dat werd ingevoerd bij de opschorting van de opleidingsvisitaties, werd beslist om

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie 1) Vul de volgende uitspraak aan, zodat er een juiste bewering ontstaat: De verdeling van een variabele geeft een opsomming van de categorieën en geeft daarbij

Nadere informatie

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan Loopbanen De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan Penne, K., & Bourdeaudhui, R. (2015). De competentieportfolio van de Vlaamse

Nadere informatie

Het loonkloofrapport: een schets van de Belgische loonverschillen tussen vrouwen en mannen

Het loonkloofrapport: een schets van de Belgische loonverschillen tussen vrouwen en mannen Het loonkloofrapport: een schets van de Belgische loonverschillen tussen vrouwen en mannen Brunel, V., Collard, A., De Vos, D., Gilbert, V., Van Hove, H. et al. 2011. De loonkloof tussen vrouwen en mannen

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut.

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. ONDERZOEKSRAPPORT Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. Introductie In het Human Capital 2015 report dat het World

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad De leerling heeft in de 1ste en de 2de graad, de gelegenheid gehad zijn/haar interesses te ontdekken en heeft misschien al enig idee ontwikkeld over toekomstige werk- of studieplannen. Vaardigheden, inzet,

Nadere informatie

Loonwijzer-rapport. Loopbaanonderbreking. Inleiding. Waarom de loopbaan onderbreken? Loopbaanonderbreking Een Loonwijzer-onderzoek

Loonwijzer-rapport. Loopbaanonderbreking. Inleiding. Waarom de loopbaan onderbreken? Loopbaanonderbreking Een Loonwijzer-onderzoek Loonwijzer-rapport Loopbaanonderbreking Fernando Pauwels en Tom Vandenbrande Hoger Instituut voor de Arbeid Katholieke Universiteit Leuven In dit Loonwijzer-rapport 1 Inleiding 2 Waarom de loopbaan onderbreken?

Nadere informatie

Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen

Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen 7 Juli 2010 Stéphane THYS Coördinator Opzet van de presentatie Studenten in wetenschappelijke

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

Verbanden tussen demografische kenmerken, gezondheidsindicatoren en gebruik van logopedie

Verbanden tussen demografische kenmerken, gezondheidsindicatoren en gebruik van logopedie Notitie De vraag naar logopedie datum 24 mei 2016 aan van Marliek Schulte (NVLF) Robert Scholte en Lucy Kok (SEO Economisch Onderzoek) Rapport-nummer 2015-15 Kunnen ontwikkelingen in de samenstelling en

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 14 mei 2008 Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in 2007 - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - In 2007 Zijn 4,38 miljoen in

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

2. Simulatie van de impact van een centen i.p.v. procenten-systeem Bijlage/Annexe 15 DEPARTEMENT STUDIËN Impact van een indexering in centen i.p.v. procenten 1. Inleiding Op regelmatige tijdstippen wordt vanuit verschillende bronnen gesuggereerd om het huidige indexeringssysteem

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008 Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Resultaten preferentie-onderzoek Young Professionals. 8 maart 2018

Resultaten preferentie-onderzoek Young Professionals. 8 maart 2018 Resultaten preferentie-onderzoek Young Professionals 8 maart 2018 Representatieve steekproef Online onderzoek met behulp van de Crunchr Preference Scan onder 1012 jonge hoogopgeleide respondenten, met

Nadere informatie

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk 1 Arbeidsparticipatie en gezondheidsproblemen of handicap De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het

Nadere informatie

Coach Profession Profile

Coach Profession Profile Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Coach Profession Profile AUTEUR PROF. DR. HELMUT DIGEL / PROF. DR. ANSGAR THIEL VERTALING PUT K. INSTITUUT Katholieke Universiteit

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met

Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. In samenwerking met Profiel en tevredenheid van uitzendkrachten. 2012 In samenwerking met 1 547.259 uitzendkrachten 547.259 motieven 2 Inhoudstafel 1. Uitzendarbeid vandaag 2. Doel van het onderzoek 3. De enquête 4. De verschillende

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

Breek taboe omtrent kansarme

Breek taboe omtrent kansarme ITINERA INSTITUTE FLASH Breek taboe omtrent kansarme versus kansrijke diploma s 03 07 2013 MENSEN WELVAART BESCHERMING De Europese leiders hebben een actieplan tegen jeugdwerkloosheid aangekondigd. Uiteraard

Nadere informatie

4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan?

4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan? 4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan? Arnaud Dupuy Al meer dan een decennium lang geven bedrijven die veel aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) doen te kennen dat zij O&O vacatures maar

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen TITEL: FLEXIBLE JOB SEARCH BEHAVIOR AMONG UNEMPLOYED JOBSEEKERS: ANTECEDENTS AND OUTCOMES

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

EDUCATION AS INVESTMENT, CONSUMPTION OR ADAPTING TO SOCIAL NORM: IMPLICATIONS FOR EDUCATIONAL MISMATCH AMONG GRADUATES

EDUCATION AS INVESTMENT, CONSUMPTION OR ADAPTING TO SOCIAL NORM: IMPLICATIONS FOR EDUCATIONAL MISMATCH AMONG GRADUATES EDUCATION AS INVESTMENT, CONSUMPTION OR ADAPTING TO SOCIAL NORM: IMPLICATIONS FOR EDUCATIONAL MISMATCH AMONG GRADUATES Sana Sellami, Dieter Verhaest, Walter Nonneman & Walter Van Trier EDUCATION AS INVESTMENT,

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Tien jaar master(s) in het sociaal werk en sociaal beleid Een blik op het verleden, heden én de toekomst! Resultaten onderwijsproject

Tien jaar master(s) in het sociaal werk en sociaal beleid Een blik op het verleden, heden én de toekomst! Resultaten onderwijsproject Tien jaar master(s) in het sociaal werk en sociaal beleid Een blik op het verleden, heden én de toekomst! Resultaten onderwijsproject Inhoud 1. Bekendheid van de opleiding 2. Algemene tevredenheid over

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR FOCUS : TOEKENNINGSDUUR 2013.2 1 De toekenningsduur: een nieuwe variabele van de POD Maatschappelijke Integratie 1. INLEIDING Onderzoek naar toekenningsduur binnen de Belgische bijstand werd eerder door

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013)

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1 Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1. Arbeidsmarktstatus van de bevolking van 15 jaar en ouder in 1983 en 2013 De Belgische bevolking van

Nadere informatie

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2017

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2017 ROA Titel Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2017 Per Bles Christoph Meng ROA Fact Sheet ROA-F-2018/11 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Research Centre For Education and

Nadere informatie

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent?

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Onderwijs en opleiding Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Wolff, Ch. J. de, R. Luijkx en M.J.M. Kerkhofs (2002), Bedrijfsscholing en arbeidsmobiliteit, OSA A-186, Tilburg. Scholing van werknemers

Nadere informatie

De effecten op lange termijn van vroegtijdig schoolverlaten in Vlaanderen

De effecten op lange termijn van vroegtijdig schoolverlaten in Vlaanderen De effecten op lange termijn van vroegtijdig schoolverlaten in Vlaanderen Jan Van Damme, Marc Blommaert, Carl Lamote en Jo Meyer SSL-studiedag 5 juni 2013 www.steunpuntssl.be Evidentie uit literatuur e

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Engagement in the Context of Secondary Education Impact of Fatigue, Age and Experience Wiel Frins

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Hightech tewerkstelling in de Europese Unie. Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings & Marieke Vandeweyer

Hightech tewerkstelling in de Europese Unie. Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings & Marieke Vandeweyer Naamsestraat 61 bus 3550 B-3000 Leuven BELGIUM Tel. 032 16 326661 vives@kuleuven.be VIVES Briefings 2014 29 januari Hightech tewerkstelling in de Europese Unie Maarten Goos, Ian Hathaway, Jozef Konings

Nadere informatie

Korte jobs: springplank naar een duurzame baan?

Korte jobs: springplank naar een duurzame baan? Korte jobs: springplank naar een duurzame baan? Universiteit Gent Arbeidsmarktcongres Steunpunt Werk en Sociale Economie Leuven 17 December 2008 1. Inleiding Jeugdwerkloosheidsgraad (15-24 jaar) is bijzonder

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 Het beroep van loontrekkende kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 1 COLOFON Opdrachtgever van de studie: FOD Volksgezondheid, Cel Planning Gezondheidsberoepen

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs?

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Hoe definiëren we een passende job? Voor het definiëren van een passende job hanteren we volgende criteria: Komt het opleidingsniveau

Nadere informatie

Resultaten Alumni-onderzoek 2015

Resultaten Alumni-onderzoek 2015 Rapport Psychologie en Onderwijswetenschappen Expertisecentrum Onderwijs en Professionalisering Resultaten Alumni-onderzoek 2015 Bachelors van: Kathleen Schlusmans en Rieny van den Munckhof Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

Valérie Gillis. Universiteit Antwerpen Departement Communicatie. In opdracht voor International Students Office

Valérie Gillis. Universiteit Antwerpen Departement Communicatie. In opdracht voor International Students Office Valérie Gillis Universiteit Antwerpen Departement Communicatie In opdracht voor International Students Office +32 3 265 31 89 internationalstudents@uantwerpen.be Hoger onderwijs in Vlaanderen Twee cycli:

Nadere informatie

Profilering derde graad

Profilering derde graad Profilering derde graad De leerling heeft in de eerste en de tweede graad de gelegenheid gehad om zijn of haar interesses te ontdekken. Misschien heeft hij of zij al enig idee ontwikkeld over toekomstige

Nadere informatie

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen

Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Evaluatie van de activeringsplicht van oudere werklozen Auteur: Joost Bollens 1 Abstract In de loop van mei 2009 werd in Vlaanderen de zogenaamde systematische aanpak van de VDAB (de Vlaamse Dienst voor

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie