Ouders en opvoedingsondersteuning: een verkenning van commerciële literatuur

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ouders en opvoedingsondersteuning: een verkenning van commerciële literatuur"

Transcriptie

1 Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen, optie onderwijspedagogiek Ouders en opvoedingsondersteuning: een verkenning van commerciële literatuur - Een kwalitatieve situatieschets - Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen Academiejaar

2 VOORWOORD Voor u ligt mijn scriptie, het sluitstuk waarmee ik mijn studie afrond. Dit werkstuk was nooit kunnen worden tot wat het nu is zonder de hulp van enkele personen die me elk op hun eigen unieke manier gesteund en geholpen hebben. Eerst en vooral zette dr. Bruno Vanobbergen me met zijn aanwijzingen op het juiste spoor. Hij maakte me wegwijs in het onderzoeksproces en gaf me de nodige raad bij onduidelijkheden. Daarnaast ben ik een aantal organisaties bijzonder dankbaar voor hun hulp bij het verspreiden van de vragenlijsten, namelijk de Gezinsbond, KAV Wuustwezel, lagere school Klim Op en scouts Gooreind. Hierbij wil ik ook de ouders bedanken die bereid waren mee te werken, ze vormden immers een onmisbare schakel voor dit onderzoek. Ik bewonder hun openhartigheid omtrent de soms delicate onderwerpen en de gastvrijheid waarmee ik ontvangen werd. Tenslotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken, ze hebben me altijd door dik en dun gesteund. 2

3 INHOUDOPGAVE 1. PROBLEEMSTELLING 6 INLEIDING 6 MOTIVATIE 6 PROBLEEMSTELLING 8 2. THEORETISCHE OMKADERING 11 WAT IS OPVOEDINGSONDERSTEUNING? 11 Verschillende definities 12 Kousemaker en Timmers-Huigens 12 Hermanns 13 Bakker et al. 14 Vandemeulebroecke 15 Hellinckx et al. 16 Belangrijke instanties inzake opvoedingsondersteuning 17 Kind en Gezin 17 Gezinsbond 18 Vlaams Welzijnsverbond 18 Enkele spanningsvelden 19 Opvoedingsondersteuning in enge zin versus opvoedingsondersteuning in ruime zin 19 Opvoedingsondersteuning versus pedagogische preventie 20 Eigen werkdefinitie 20 LEGITIMERING VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING 21 HEBBEN OUDERS BEHOEFTE AAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING? 24 Welke vragen en behoeften hebben ouders? 25 Opvoedingsonzekerheid? 26 OPVOEDINGSONDERSTEUNING VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE OUDERS 29 Visie op opvoeding 29 Effectiviteit van de opvoedingsondersteuning 30 Empowerment 31 COMMERCIËLE OPVOEDINGSLITERATUUR 33 Visie 33 Waarom advies uit boeken of tijdschriften? METHODOLOGIE 37 INLEIDING 37 KWALITATIEF ONDERZOEK 37 3

4 ONDERZOEKSOPZET 39 Samenstelling onderzoeksgroep 39 Gegevensverzameling 40 De vragenlijst 40 Semi-gestructureerde interviews 41 Verwerking van de gegevens 42 Vragenlijsten 42 Interviews 42 METHODOLOGISCHE KWALITEITSCRITERIA 44 Betrouwbaarheid 44 Validiteit 45 Objectiviteit subjectiviteit 45 ETHISCHE OVERWEGINGEN RESULTATEN 48 RESULTATEN VRAGENLIJST 48 Algemene vragen 48 Opvoedingsvragen en problemen 48 Informatiekanalen 50 Meest gebruikt infokanaal? 50 Meest geschikt infokanaal? 51 RESULTATEN SEMI-GESTRUCTUREERDE INTERVIEWS 53 Thema 1: verwachtingen 53 Thema 2: tips en adviezen 55 Thema 3: Inhoud 58 Thema 4: aanleidingen 62 Thema 5: algemeen gevoel 64 Verschillende categorieën? AFSLUITENDE DISCUSSIE 70 BEVINDINGEN BIJ ONDERZOEKSVRAGEN 70 BESPREKING RESULTATEN 73 Vragenlijst 73 Semi-gestructureerde interviews 74 BEPERKINGEN ONDERZOEKSWERK 78 AANBEVELINGEN VERDER ONDERZOEK 78 BESLUIT 79 LITERATUURLIJST 81 BIJLAGEN 88 4

5 1. PEDAGOGISCH FRAMEWORK KOUSEMAKER EN TIMMERS-HUIGENS BALANSMODEL BAKKER ET AL VRAGENLIJST SEMI-GESTRUCTUREERDE INTERVIEWS MATRIX BESCHRIJVENDE ANALYSE 94 5

6 1. Probleemstelling 1. PROBLEEMSTELLING Inleiding In dit eerste deel wordt de relevantie van deze scriptie beschreven. Ik geef zowel een persoonlijke, een maatschappelijke en een pedagogische motivatie. Vervolgens komen de probleemstelling en de onderzoeksvragen aan bod. Na de probleemstelling wordt in het tweede deel de theoretische omkadering rond het thema van dit onderzoek gegeven. In die uiteenzetting komen definities, theoretische inzichten, de positionering van het begrip en een eigen werkdefinitie aan bod. Beide onderdelen zijn complementair en met elkaar verbonden. Het belang van de theoretische omkadering blijkt uit het inzicht dat het biedt in de complexiteit van het begrip opvoedingsondersteuning. Het derde deel stelt de aanpak van het onderzoek en het onderzoeksinstrument voor. De resultaten van dat onderzoek worden vervolgens neergeschreven in het vierde deel van deze scriptie. In het vijfde en laatste deel worden die resultaten aangevuld met kritische bedenkingen en voorstellen voor verder onderzoek. Het pedagogisch wetenschappelijk tijdschrift Pedagogiek fungeert als voorbeeld voor deze scriptie. Conform de richtlijnen van Pedagogiek gebruik ik dan ook de APA-normen (vijfde editie) als referentiesysteem. Motivatie Enerzijds kies ik vanuit een persoonlijke interesse voor het onderwerp van deze scriptie. Opvoedingsondersteuning is de dag van vandaag immers niet meer weg te denken uit onze samenleving. Overal word je ermee geconfronteerd. Telkens ik een boekenhandel binnenwandel, valt m n oog op de vele commerciële boeken rond opvoeding. En als ik door een tijdschrift blader, kom ik vaak opvoedingsondersteunende artikels tegen. Hierbij vraag ik me dan af waarom die boeken en tijdschriften zo n grote oplagen halen. Helpen zij de ouders dan werkelijk bij de opvoeding? Het schrijven van een scriptie leek me dan ook een uitgelezen moment om dieper op deze vragen in te gaan. 6

7 1. Probleemstelling Naast mijn persoonlijke interesse, blijkt het onderwerp van deze scriptie tevens pedagogisch en maatschappelijk relevant. Binnen het werkveld van de opvoedingsondersteuning zijn er namelijk twee belangrijke trends te onderscheiden. Ten eerste gaat men vaak uit van een vermoeden dat er nood is aan een aanbod van opvoedingsondersteuning (Cook, 1989). Opvoedingsondersteuning is vandaag dan ook een zeer populair begrip, dat een uitgebreid gamma aan uitgangspunten, methodieken en initiatieven omvat (Poot, 1992; Nys & Vandemeulebroecke, 2000; Vandemeulebroecke & Nys, 2002). Niet iedereen is er echter van overtuigd dat dit terecht is. Uit recente onderzoeken blijkt dat alle ouders wel eens onzeker zijn zonder dat er specifieke hulpverlening aan te pas moet komen (Snyers et al., 2001; Vermulst, 2002). Meer informele hulpverlening, in de vorm van opvoedingsvoorlichting in tijdschriften of boeken kan hier een uitweg bieden. Een tweede belangrijke trend is de alsmaar groter wordende opkomst van het empowermentdenken. Bij opvoedingsondersteuning moet men in toenemende mate vraaggericht werken en de relatie met de ouders op gelijkwaardig niveau beschouwen (Nys & Vandemeulebroecke, 2002). Empowerment is dan ook het uitgangspunt van dit onderzoek, dat in de eerste plaats peilt naar de bevindingen van ouders zelf. Naast deze trends zijn er een aantal pedagogische en maatschappelijke argumenten dat opvoedingsondersteuning voor hedendaagse ouders een zinvol initiatief vormt. Zo kan opvoedingsondersteuning een significante bijdrage leveren aan het voorkomen van gedragsproblemen bij kinderen en jongeren. Verder kan opvoedingsondersteuning een antwoord bieden op de opvoedingsvragen en de behoeften aan steun daarbij van ouders (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). Het gezin wordt gezien als hét opvoedingsmilieu bij uitstek, waardoor het een belangrijke maatschappelijke en pedagogische betekenis krijgt. Op die manier wordt de opvoedingsverantwoordelijkheid van ouders benadrukt. Deze verantwoordelijkheid wordt echter nog te vaak aangenomen zonder voldoende rekening te houden met de maatschappelijke en pedagogische ondersteuning waarop ouders beroep moeten kunnen doen (Bouverne-De Bie, 2005). Volgens Colpin en Vandemeulebroecke (2002) lijkt men het er vandaag toch over eens dat diegenen die verantwoordelijk zijn voor en zich bezighouden met de opvoeding van kinderen recht hebben op een toegankelijk en samenhangend aanbod aan opvoedingsondersteuning dat voor de opvoeders herkenbaar is, goed aansluit bij de vragen die ze hebben en hun eigen mogelijkheden versterkt. 7

8 1. Probleemstelling Het is overigens niet toevallig dat er de laatste tijd zoveel aandacht is voor opvoedingsondersteuning. Colpin en Vandemeulebroecke (2002) halen immers aan dat we leven in een veranderende maatschappelijke en gezinscontext. Beslissingen in verband met de opvoeding worden vandaag niet langer eenzijdig door de ouders genomen, maar komen vaker tot stand in een proces van wederzijdse onderhandeling. Momenteel zien we dan ook dat de opvoedingsondersteuning in Vlaanderen meer en meer een prioriteit begint te worden in het welzijnsbeleid (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). Dit uit zich, bijvoorbeeld, in de uitwerking en implementatie van een concept rond opvoedingsondersteuning door Kind en Gezin (Verhegge, 1999), een toekenning van extra middelen aan Kind en Gezin voor het implementeren van opvoedingsondersteunende activiteiten (Beleidsbrief Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen 2001) en de goedkeuring van het decreet houdende de inrichting van opvoedingsondersteunende activiteiten in het Vlaams Parlement op (Ceysens et al., 2000). Bovendien heeft opvoeding momenteel een hoge nieuwswaarde en speelt ze zich niet meer alleen af in de marge van het kinderbestaan, in de beslotenheid van het gezin en de school, maar staat ze volop in de schijnwerpers (Vanneste, 2007). In de literatuur komt overigens duidelijk naar voren dat er nood is aan meer kwalitatief wetenschappelijk onderzoek rond opvoedingsondersteuning, dat zich zowel focust op de behoeften als op de doelgroep van ondersteuning (Kaiser et al., 1999). Probleemstelling Uit voorgaande motivatie blijkt duidelijk de relevantie van opvoedingsondersteuning als onderwerp van deze scriptie. Ik wil echter verdergaan en de bevindingen van ouders onderzoeken omtrent commerciële opvoedingsliteratuur. Colpin en Vandemeulebroecke (2002) halen aan dat ouders voornamelijk laagdrempelige manieren van opvoedingsondersteuning verkiezen, zoals contact met andere ouders. Ook schriftelijk voorlichtingsmateriaal hoort hierbij. Deze laatste vorm is duidelijk aan een opmars bezig. In elke boekenhandel is er een resem aan boeken over opvoeding terug te vinden, waarvan de bekendste in de media worden besproken. Maar ouders hoeven er niet uitsluitend naar op zoek te gaan, ook vanuit de school krijgen kinderen tijdschriften over opvoeding mee naar huis, bijvoorbeeld 8

9 1. Probleemstelling Klasse. En artikels in verband met de opvoeding zitten op dit ogenblik vaak inbegrepen bij de dagelijkse krant, de weekendbijlage of het favoriete tijdschrift. In de literatuur is er zeer weinig onderzoek terug te vinden over deze vorm van opvoedingsondersteuning. Deze scriptie tracht dan ook die leemte voor een stuk op te vullen. Er bestaat tevens zo goed als geen literatuur over de bevindingen van ouders bij die commerciële opvoedingsliteratuur. Nochtans geeft men aan dat opvoedingsondersteuning, wil ze effectief zijn, in eerste instantie moet aansluiten bij de vragen, problemen en behoeften van ouders zelf (Hermanns, 1995). Commerciële opvoedingsliteratuur is bovendien in de eerste plaats bedoeld voor ouders en niet voor professionele ondersteuners, zodat hun bevindingen mij essentieel lijken. Denzin en Lincoln (1998) halen aan dat gaten in de literatuur, gebrekkige en bevooroordeelde literatuur goede indicatoren zijn voor het onderwerp en de probleemstelling van een onderzoek. Daarom zal in deze scriptie nagegaan worden welke bevindingen ouders hebben bij het raadplegen van commerciële opvoedingsliteratuur. Meer specifiek worden volgende onderzoeksvragen gesteld: - Waarom lezen ouders commerciële opvoedingsliteratuur? - Waarover lezen ouders in commerciële opvoedingsliteratuur? - Hebben ouders bij aanvang van het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur bepaalde verwachtingen? - Worden die verwachtingen na het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur ingelost? - Wat vinden ouders van de tips en adviezen in commerciële opvoedingsliteratuur? - Doen ouders in de praktijk iets met de tips en adviezen uit commerciële opvoedingsliteratuur? - Welk gevoel hebben ouders na het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur? Dit onderzoek wil niet exhaustief zijn, maar is eerder een verkennende inventarisatie van de bevindingen van ouders omtrent commerciële opvoedingsliteratuur. Het is dan ook niet de bedoeling dat deze gegevens veralgemeend worden. Met dit onderzoek hoop ik de bestaande leemte te vullen in verband met de bevindingen van ouders bij commerciële opvoedingsliteratuur via een actuele 9

10 1. Probleemstelling situatieschets. Hierbij maak ik gebruik van een kwalitatieve methode door de verschillende onderzoeksvragen voor te leggen aan een aantal ouders via semigestructureerde interviews. 10

11 2. Theoretische omkadering 2. THEORETISCHE OMKADERING Vooraleer de ouderlijke bevindingen bij commerciële opvoedingsliteratuur na te gaan, geef ik eerst een ruimer theoretisch kader van het begrip opvoedingsondersteuning. Ik bespreek de verschillende definities rond opvoedingsondersteuning, de legitimering ervan, de behoefte van ouders aan opvoedingsondersteuning, het perspectief van de ouders en ten slotte licht ik kort even toe wat men verstaat onder commerciële opvoedingsliteratuur. Wat is opvoedingsondersteuning? Het begrip opvoedingsondersteuning is een relatief recent begrip waaraan in de praktijk, in het beleid en in de theorievorming in toenemende mate aandacht besteed wordt (Vandemeulebroecke & Nys, 2002). Het is echter geen sinecure om een eenduidige definitie van het begrip in de literatuur terug te vinden, aangezien het een veelzijdigheid aan interpretaties behelst en de inhoud ervan in de loop der jaren evolueerde. Uit de literatuur blijkt dat het merendeel van de omschrijvingen van opvoedingsondersteuning sterk bij elkaar aansluiten, dat er verschillende functies en activiteiten binnen de opvoedingsondersteuning te onderscheiden zijn en dat er een brede waaier aan aanverwante begrippen bestaat. Die aanverwante begrippen zijn gezinsondersteuning, ontwikkelingsstimulering, omgevingsfactoren beïnvloeden, sociale ondersteuning en opvoedingsvoorlichting (Vandemeulebroecke & Nys, 2002). Vaak maakt de term opvoedingsondersteuning ook deel uit van een begrippenpaar. Zo bijvoorbeeld bij Janssens (1998): opvoedingsondersteuning en gezinsondersteuning. En ook bij Bakker et al. (1998): opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. Het vooropstellen van een welbepaald begrip, de invulling en de wijze waarop deze begrippen zich tot elkaar verhouden, verschilt van bron tot bron en wordt veelal bepaald door de kijk op opvoeden of de wijze waarop de opvoeding beschreven, bestudeerd en ondersteund wordt en het perspectief van waaruit getracht wordt aan die ondersteuning vorm te geven (Nys & Vandemeulebroecke, 2000). Zoals Nys en Vandemeulebroecke (2000) aangeven, bepaalt de context van de auteur grotendeels de invulling van het begrip opvoedingsondersteuning. Dat begrip kent zelfs niet altijd een gepaste vertaling, bijvoorbeeld in de Angelsaksische literatuur. 11

12 2. Theoretische omkadering Men spreekt daar voornamelijk over parent education. Kaiser et al. (1999) formuleren het als volgt: Parent education is the systematic provision of information to parents for the purpose of supporting their efforts to enhance their child s development (p.174). Het lijkt me dan ook aangewezen eerst een aantal definities te bespreken waarbij we ons beperken tot de meest voorkomende definities die relevant zijn voor deze scriptie. In navolging van gerenommeerde auteurs inzake opvoedingsondersteuning en omwille van de contextgebondenheid van het begrip komen deze definities uitsluitend uit Nederlandstalige literatuur. De bespreking van verschillende definities geeft me tevens de mogelijkheid een eigen werkdefinitie af te bakenen. Verschillende definities Kousemaker en Timmers-Huigens Kousemaker en Timmers-Huigens (1985) vertrekken bij hun beschrijving van opvoedingsondersteuning vanuit een breder kader van pedagogische hulpverlening. Ze ontwikkelden een pedagogisch framework (bijlage 1) dat ertoe dient de inhoud en de vorm van de pedagogische hulpverlening te verhelderen door begripsbepalingen en het aangeven van verbanden. Hiervoor onderscheiden ze vier opvoedingssituaties waarbinnen we opvoedingsondersteuning kunnen situeren. In de gewone opvoedingssituatie is er geen sprake van opvoedingsmoeilijkheden. Het opvoedingshandelen wordt door de ouders als goed en effectief ervaren. Opvoedingsondersteuning betekent hier dan ook een verrijking van de opvoedingssituatie door het inwinnen van nieuwe informatie en ideeën omtrent opvoeding. In de problematische opvoedingssituatie daarentegen ervaren de ouders opvoedingsmoeilijkheden als zeer ernstig en zwaar. Zij zijn gebaat bij specialistische en intensieve hulp. Kousemaker en Timmers-Huigens plaatsen deze twee opvoedingssituaties op de uiteinden van een continuüm. Daartussen bevinden zich nog twee zones. In het geval van opvoedingsspanning lukt het niet om de opvoedingsvragen voldoende bevredigend op te lossen. Het opvoedend handelen is minder effectief en gaat niet soepel meer. Ouders hebben in deze situatie nood aan laagdrempelige ondersteuning, informatie en eenvoudig advies. Bij opvoedingscrisis heeft de omgang tussen ouders en kinderen een acute verheviging van bezorgdheid, irritatie, onrust of ernst verkregen. Ouders voelen zich niet meer bekwaam om het zelf op te lossen. Opvoedingsondersteuning vindt 12

13 2. Theoretische omkadering men hier op het terrein van de secundaire preventie, namelijk ervoor zorgen dat de problemen die er zijn, niet erger worden. Kousemaker en Timmers-Huigens benaderen zo de opvoedingsondersteuning op een genuanceerde manier. Ze maken een opsplitsing naargelang de ernst van de situatie. Deze indeling schept duidelijkheid, maar is uiteraard kunstmatig. In de praktijk zal dit nooit zo duidelijk afgelijnd zijn. Hermanns Hermanns (1992) ziet de ontwikkeling van het kind als een transactioneel proces. Het kind geeft volgens hem actief mee vorm aan zijn opvoedingsomgeving. Hij ziet opvoedingsondersteuning niet als een wetenschappelijke discipline, maar als een maatschappelijke activiteit. Bij het uitvoeren van deze activiteit mogen wetenschappelijke kennis en inzichten echter niet ontbreken. Onder opvoedingsondersteuning verstaat Hermanns (1992, p. 21) al die activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren. Deze activiteiten richten zich niet op het kind, zoals bijvoorbeeld het onderwijs vooral doet, maar richten zich op de situatie waarin het kind wordt opgevoed. In deze situatie zijn opvoedingsondersteunende activiteiten gericht op de opvoeders, maar ook op de context waarin de opvoeding plaatsvindt: het gezin, de kinderopvang, de buurt, de media, enzovoort. Kort samengevat heeft opvoedingsondersteuning tot doel de opvoeders te helpen opvoeden. Hermanns formuleert daarbij een aantal activiteiten die de kern uitmaken van de praktijk van opvoedingsondersteuning: - Het stimuleren, organiseren en begeleiden van systemen van zelfhulp en sociale ondersteuning rondom kinderen en opvoeding. - Het realiseren van voorlichting over ontwikkeling en opvoeding, zowel ten aanzien van de gezinsopvoeding, maar evenzeer ten aanzien van de opvoeding in de kinderopvang of andere situaties buiten het gezin. - Het geven van advies over de context waarin de opvoeding plaatsvindt. - Het realiseren van een vraagbaak en adviesmogelijkheid voor opvoeders. In een latere publicatie beklemtoont Hermanns dat opvoedingsondersteuning in brede zin gericht is op de participatie van kinderen in het gezin, en dat als basis voor de participatie van kinderen in andere sociale contexten (Hermanns et al., 1998). In tegenstelling tot voorgaande definities benadrukt Hermanns bij de opvoedingsondersteuning duidelijk het belang van de context. Hij maakt daarbij voor de 13

14 2. Theoretische omkadering praktijk tevens een onderscheid tussen sociale ondersteuning en opvoedingsondersteuning. Sociale ondersteuning ziet hij als een interactie tussen twee mensen waarbij de steunende persoon iets duidelijk maakt aan de andere (Hermanns, 1992, p.18). Het gaat met andere woorden om steun in de opvoeding die niet specifiek gericht is op een probleem. Hermanns spreekt dus expliciet over opvoedingsondersteuning indien er opvoedingsproblemen zijn. Bakker et al. Bakker, Bakker, van Dijke en Terpstra (1998) gebruiken het begrippenpaar opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. Hierin onderscheiden ze vier dimensies: - Opvoedingsondersteuning: ondersteuning van het opvoedingsproces. - Ontwikkelingsstimulering: ondersteunen van het ontwikkelingsproces van kinderen en jongeren. - Omgevingsfactoren beïnvloeden: interventies ten aanzien van de sociale en pedagogische omstandigheden in de directe leefomgeving van ouders en kinderen. - Gezinsondersteuning: verminderen van draaglast en vergroten van draagkracht op alle terreinen van het gezinsfunctioneren. Opvoedingsondersteuning omschrijven ze verder als een ondersteuning van het opvoedingsproces waarbij het gaat om het verbeteren van de opvoedingssituatie van de kinderen, waarbij ouders en opvoeders het aangrijpingspunt vormen. Zoals Kousemaker en Timmers-Huigens ontwikkelden Bakker et al. een kader voor beleid en interventies om ouders en kinderen met opvoedings- en ontwikkelingsproblemen te ondersteunen, namelijk het balansmodel (bijlage 2). Dit model is gebaseerd op inzichten en uitgangspunten van het transactionele ontwikkelingsmodel en het levensloopmodel. Het transactionele ontwikkelingsmodel beschrijft de ontwikkeling van kinderen als een dynamisch proces tussen kind, ouder(s) en omgeving. Er is sprake van een voortdurende wisselwerking. Het levensloopmodel gaat ervan uit dat de ontwikkeling van baby tot volwassene getypeerd kan worden als een proces van opeenvolgende taken of opgaven die volbracht moeten worden (Riksen-Walraven, 1989). Het balansmodel laat zien dat problemen niet altijd op te lossen zijn op het microniveau van kinderen, ouders en gezin. Ook zijn het niet altijd de ouders die in gebreke blijven, zowel bij het kind als bij de omgeving kunnen belangrijke oorzaken liggen voor de problemen. Dit geldt ook voor de mogelijke oplossingen. Daarbij gaat het erom de beschermende factoren te mobiliseren, dus de draagkracht te vergroten 14

15 2. Theoretische omkadering en de risicofactoren of de draaglast te verminderen. Er kan bijgedragen worden aan het versterken van vaardigheden van ouders en kinderen en het optimaliseren van condities en randvoorwaarden (Bakker et al., 1998). Ook bij Bakker vinden we dus terug dat opvoedingsondersteuning nuttig kan zijn wanneer alles goed verloopt in de opvoeding. Hierbij gaat het om het feit dat opvoeders gesteund willen zijn in hun opvoedingstaak. Vandemeulebroecke Vandemeulebroecke (2000, p.3) omschrijft opvoedingsondersteuning als een geheel van maatregelen, voorzieningen en activiteiten, die erop gericht zijn de mogelijkheden van de primaire opvoedingsmilieus aan te spreken, te verrijken of te optimaliseren, ten einde aan kinderen en jongeren optimale opvoedings- en ontwikkelings-kansen te bieden. Vandemeulebroecke (1995) heeft met andere woorden een zeer positieve visie op het begrip opvoedingsondersteuning. Ze stelt dat er niet altijd een probleem dient te zijn voor opvoedingsondersteuning. Sommige ouders en andere opvoeders wensen immers, los van het ervaren van ook maar enig probleem, hun kennis en vaardigheden inzake opvoeding te verruimen. Vanuit die visie spreken Vandemeulebroecke en De Munter (2004) dan ook over opvoedingsondersteuning en opvoedingshulp. Opvoedingsondersteuning zien ze als een vorm die open staat voor alle ouders met vragen bij het dagelijks opvoeden en wordt in algemene voorzieningen aangeboden. Opvoedingshulp daarentegen richt zich tot ouders met vragen die een intensieve, specifieke aanpak vergen en wordt in gespecialiseerde voorzieningen aangeboden. Ze erkennen eveneens dat er tussen deze twee vormen een grijze zone ligt. Samenhangend met een bepaalde doelgroep onderscheidt Vandemeulebroecke (1995) drie specifieke functies ten aanzien van opvoedingsondersteuning: - Verrijking van het opvoedingsmilieu. Deze functie is gericht op de gewone opvoedingssituatie en dus op een brede groep van gezinnen. Het opvoeden staat hier niet noemenswaardig onder druk. Men tracht in te spelen op de opvoedingsvragen van ouders om hun opvoedingscompetentie te vergroten. Deze functie komt ook overeen met de gewone opvoedingssituatie die Kousemaker en Timmers-Huigens beschreven. - Preventie van problematische opvoedingssituaties. Hier zijn de activiteiten gericht op gezinnen waar opvoedingsperspectief en - motivatie nog aanwezig zijn, maar waar de opvoeding echt onder druk komt te 15

16 2. Theoretische omkadering staan. Men kan de categorieën opvoedingsspanning en opvoedingscrisis van Kousemaker en Timmers-Huigens hierin terug vinden. - Intensieve hulp. Dit is het domein van de pedagogische hulpverlening. Door het overheersen van de zogenaamde draaglast op de draagkracht komen deze gezinnen terecht in een opvoedingscrisis of problematische opvoedingssituatie. Kousemaker en Timmers-Huigens benoemden deze situatie eveneens als een problematische opvoedingssituatie. Vandemeulebroecke en Nys (2002) plaatsen zelf een kanttekening bij deze driedeling. Ze waarschuwen tegen een mogelijk verkeerd begrip van de invulling van de onderscheiden functies. Deze zijn immers niet exclusief aan een vooraf omschreven categorische doelgroep verbonden. Voor het realiseren van deze verschillende functies van opvoedingsondersteuning kunnen een aantal activiteiten en werkvormen aangewend worden, namelijk voorlichting of informatieverstrekking, instrumentele steun, emotionele steun of beoordelingssteun, geven van advies, training van vaardigheden, uitbouwen van sociale contacten en het stimuleren van informele zelfhulp, vroegtijdige detectie van zwaardere opvoedings- en ontwikkelingsproblemen en doorverwijzing en signalering (Vandemeulebroecke & Nys, 2002). Kind en Gezin baseerde zich op deze opsomming bij het opstellen van hun activiteiten ten aanzien van gezinsondersteuning (Vandenbroeck, 2006). Hellinckx et al. Hellinckx, Grietens en Geeraert (2002) beschrijven opvoeden als een complex fenomeen dat verweven is met alle andere aspecten van het gezinsleven. Ze gaan ervan uit dat de kern van het opvoeden bestaat uit veelvuldige interacties tussen kind en opvoeder. Opvoeden is een aspect uit het dagelijks leven: vanuit het samenleven met zijn ouders wordt het kind opgevoed. Hellinckx et al. zien opvoeden als een circulair proces. Het gedrag van het kind en de aanpak van de ouders beïnvloeden elkaar wederzijds. Juist deze wederzijdse beïnvloeding maakt het opvoeden zo complex. Opvoeders moeten dus op verschillende wijzen ondersteund worden met de bedoeling dat de kinderen optimale ontwikkelingskansen krijgen en dat de opvoeders zichzelf ook goed voelen bij het samenleven met de kinderen. Het doel van de opvoedingsondersteuning is voor Hellinckx et al. met andere woorden het opvoeden te verrijken, het opvoedingsproces weer op gang te brengen en het 16

17 2. Theoretische omkadering ouderlijk handelen gemakkelijker te maken zodat de ouders weer zin in het opvoeden krijgen. Evenals Bakker et al. (1998) en Hermanns (1992) vertrekken Hellinckx et al. dus van een transactionele visie op opvoeding en opvoedingsondersteuning. Belangrijke instanties inzake opvoedingsondersteuning Vlaanderen heeft een aantal belangrijke instanties die werkzaam zijn binnen de opvoedingsondersteuning. Zij kunnen ons een beeld geven van de visie over opvoedingsondersteuning in het werkveld. De belangrijkste drie instellingen worden hier kort toegelicht, namelijk Kind en Gezin, de Gezinsbond en het Vlaams Welzijnsverbond. Kind en Gezin Kind en Gezin profileert zich de laatste jaren als één van de belangrijkste instellingen van Vlaanderen inzake de preventieve zorg op het gebied van opvoedingsondersteuning. De missie van Kind en Gezin is om samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijk kansen te creëren. Kind en Gezin, met haar decretale opdracht inzake preventie, heeft sinds enkele jaren specifieke aandacht voor het uitbouwen van opvoedingsondersteuning binnen de organisatie. Men voelde de behoefte om een concept uit te werken waarbij opvoedingsondersteuning bij verschillende indicatiestellingen zijn plaats zou krijgen. Kind en Gezin zien opvoedingsondersteuning niet als een ultiem redmiddel voor alle problemen, maar wel als een recht voor elke ouder en elk kind (Verhegge, 2002). In hun definitie van opvoedingsondersteuning integreren Kind en Gezin de definities van Hermanns en Vandemeulebroecke. Kind en Gezin zien opvoedingsondersteuning als een onderdeel van gezinsondersteuning, waarbij ze zich richten op opvoeders, kinderen en omgeving. Kind en Gezin gebruikt vier verschillende categorieën van opvoedingsondersteunende activiteiten in die eerste pijler, namelijk de opvoeders, waar ook deze scriptie zich op richt: - Het geven van informatie en voorlichting over ontwikkeling en opvoeding. Hiervoor hoeven er niet noodzakelijk problemen te zijn, het gaat om een 17

18 2. Theoretische omkadering verrijking van de inzichten van ouders, zodat ze nog beter kunnen omgaan met bepaalde opvoedingssituaties. - Het geven van pedagogische adviezen en licht pedagogische hulp, wanneer ouders een duidelijke vraag om advies of begeleiding hebben bij de aanpak van een bepaald probleemgedrag. - Opvangen van signalen en vroegtijdig onderkennen van problemen en het zoeken naar goede doorverwijzing, wanneer meer gespecialiseerde hulp vereist is voor een bepaald probleem of er een meer intensieve vorm van ondersteuning nodig is. - Mee helpen zoeken naar sociale ondersteuning rondom de kinderen en de opvoeding, mee opbouwen van een sociaal netwerk rondom de gezinnen waarop ze beroep kunnen doen wanneer ze zich onzeker voelen over de opvoeding. Gezinsbond Bij de Gezinsbond staat opvoedingsondersteuning voor alle tussenkomsten en activiteiten die ouders helpen bij de opvoeding van hun kinderen. Ze gaan ervan uit dat opvoeding voor alle ouders, uit alle sociale klassen en met kinderen van alle leeftijden een leerproces is. Alle gezinnen maken vroeg of laat moeilijke periodes door en alle ouders hebben deugd aan wat steun en begrip als het eens wat moeilijker gaat. Het uitgangspunt voor opvoedingsondersteuning is respect voor de verantwoordelijkheid van ouders en erkenning voor hun inzet (Van den Eynde, 2000b). De Gezinsbond streeft tevens naar een democratische samenleving die ieder lid kansen geeft op ontplooiing en volwaardige deelname aan het maatschappelijke leven. Vandaar ook dat De Bond kiest voor een democratisch opvoedingsmodel waarin er wederzijds respect is tussen ouders en kinderen en ouders de verantwoordelijkheid opnemen voor de opvoeding van hun kinderen. Opvoeden is, in de relatie tussen ouders en kind, een natuurlijk en vanzelfsprekend proces. Dit proces bestaat uit een voortdurende interactie tussen ouders en kind. Ouder en kind beïnvloeden elkaar wederzijds. Ze dienen beiden een even grote inbreng te hebben in het opvoedingsproces (De Neve, 2002). Vlaams Welzijnsverbond Het Vlaams Welzijnsverbond onderschrijft ook de definitie van Vandemeulebroecke, namelijk dat opvoedingsondersteuning op intentionele wijze steun bieden is aan ouders bij hun opdracht en taak als opvoeders, en vertrekt daarbij van volgende uitgangspunten: 18

19 2. Theoretische omkadering - Opvoeden is een voortdurend wederkerig beïnvloedingsproces tussen ouders en kinderen en deze wederkerige relatie is ingebed in een ruimere sociale context. - De opvoedingsrelatie en de contextfactoren nemen binnen het domein van opvoedingsondersteuning een belangrijke positie in. - De opvoedingsvragen van de ouders vormen het vertrekpunt en de sterke kanten en mogelijkheden van ouders worden aangegrepen. - Opvoedingsondersteuning richt zich tot alle ouders die een antwoord zoeken op hun alledaagse opvoedingsvragen en/of tegemoet willen komen aan hun interesse voor opvoedingsthema s. Het Vlaams Welzijnsverbond wil opvoedingsondersteuning dan ook uitbouwen via een meersporenbeleid. Zo willen ze het sociale netwerk en de bestaande voorzieningen versterken, regionale samenwerkingsverbanden uitbouwen en vernieuwende initiatieven opstarten. Enkele spanningsvelden In de verschillende omschrijvingen zijn heel wat gemeenschappelijke elementen terug te vinden, vooral wanneer we naar de uit te voeren interventies of activiteiten kijken. Maar de omschrijvingen leggen ook een aantal spanningsvelden bloot. De invulling van de gezins- en opvoedingsondersteuning staat immers niet los van de wijze waarop de opvoedingsrealiteit begrepen wordt (Nys & Vandemeulebroecke, 2000). Opvoedingsondersteuning in enge zin versus opvoedingsondersteuning in ruime zin Auteurs die zich bij de enge benadering van opvoedingsondersteuning aansluiten, zien enkel het gezin als opvoedingscontext. Een voorbeeld is Hermanns (1992) die opvoedingsondersteuning ziet als al de activiteiten die tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren, met andere woorden opvoeders helpen opvoeden (p.21). Ook Voets (2000) vertrekt enkel vanuit het gezin. Hij stelt dat bij opvoedingsproblemen de oorzaak meestal ligt bij een dysfunctionele relatie tussen ouders en kind. De taak van de opvoedingsondersteuner is voor hem het opnieuw op gang brengen van de communicatie. Zoals al eerder aangegeven, kent men in de Angelsaksische literatuur zelfs geen vertaling voor het begrip opvoedingsondersteuning. Men spreekt daar voornamelijk over parent education (Kaiser et al., 1999). 19

20 2. Theoretische omkadering Bij opvoedingsondersteuning in ruime zin daarentegen erkent men de gedeelde verantwoordelijkheid tussen ouders en andere maatschappelijke actoren (Bouverne- De Bie, 2002). Zo ontwikkelden Bakker et al. (1998) het balansmodel dat laat zien dat problemen niet altijd op te lossen zijn op het microniveau van kinderen, ouders en gezin. Het zijn immers niet altijd de ouders die in gebreke blijven, zowel bij het kind als bij de omgeving kunnen belangrijke oorzaken liggen voor problemen. Opvoedingsondersteuning versus pedagogische preventie De term opvoedingsondersteuning kwam vanaf 1992 in gebruik als alternatief voor de term pedagogische preventie (Hermanns, 1995). Dit weerspiegelde een verandering in het denken over de verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Deskundigen grepen vanuit de leuze beter voorkomen dan genezen preventief in op mogelijke problemen van kinderen of opvoeders. Ook in recente discussies wordt opvoedingsondersteuning vaak nog benoemd als een belangrijk instrument voor de preventie van psychosociale en maatschappelijke problemen (Janssens-Vanoppen, 2000). De overgang van pedagogische preventie naar opvoedingsondersteuning wordt dus best gezien als een spanningsveld dat langzaam verschuift in de richting van opvoedingsondersteuning. Eigen werkdefinitie Bij mijn onderzoek zal ik uitgaan van opvoedingsondersteuning in de ruime zin. Ik ben ervan overtuigd, net zoals Bouverne-De Bie, dat opvoeden een gedeelde verantwoordelijkheid is tussen ouders en de samenleving. Opvoeding enkel bekijken binnen het gezin lijkt me een te enge visie, zeker in de huidige samenleving. Ik zal bij mijn onderzoek tevens vertrekken van een positieve visie op opvoedingsondersteuning, in navolging van Vandemeulebroecke. Opvoedingsondersteuning moet mijn inziens niet alleen geboden worden als er een probleem is. Ook wanneer alles goed gaat, kunnen opvoeders vragen naar erkenning en bevestiging. In deze studie wordt opvoedingsondersteuning dus gezien als een geheel van activiteiten, voorzieningen en maatregelen, zowel formeel als informeel, die erop gericht zijn ALLE ouders te ondersteunen in de opvoeding van kinderen en jongeren, waarbij de opvoeding wordt gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders en maatschappij. 20

21 2. Theoretische omkadering Legitimering van opvoedingsondersteuning Gezins- en opvoedingsondersteuning lijken binnen de verschillende domeinen en sectoren van onze samenleving ingeburgerd te zijn. Denk maar aan recente beleidsnota s, opvoedings- en/of gezinsondersteunende initiatieven en het wetenschappelijk onderzoek (Nys & Vandemeulebroecke, 2000). Ook Miller en Sambell (2003) wijzen erop dat opvoeding een publieke activiteit geworden is, onderworpen aan kritisch onderzoek van ouders en professionals. Colpin en Vandenmeulebroecke (2002) benadrukken dat het niet toevallig is dat er de laatste tijd zoveel aandacht is voor opvoedingsondersteuning. De actuele legitimering van opvoedingsondersteuning wordt vaak gesitueerd in een veranderende maatschappelijke en gezinscontext. Daarbij wordt in de eerste plaats verwezen naar het wegvallen van de klassieke, eenduidige opvoedingsmodellen. Vandaag wordt het belangrijk geacht dat ieder mens autonoom zijn leven kan bepalen en zijn eigen identiteit kan ontplooien. Dit heeft zijn weerslag op de opvoeding. Ouders kunnen niet meer steunen op één vaste traditie van waarden en normen. Ze worden geconfronteerd met een veelheid aan mogelijke waardepatronen en levensstijlen. Uit dat aanbod moeten ze een keuze maken en zelf beslissen hoe zij de opvoeding zin kunnen geven. De toenemende nadruk op autonomie bracht ook een evolutie mee van een bevelshuishouding (met de vader als gezinshoofd) naar een onderhandelingshuishouding (de Swaan, 1982; Du Bois-Raymond, 1994). Bij deze nieuwe vorm van gezinsrelaties gaan de individuele belangen, wensen en verlangens van de gezinsleden meer en meer het handelen bepalen. Beslissingen in verband met de opvoeding worden niet langer eenzijdig door de ouders genomen, maar komen vaker tot stand in een proces van wederzijdse onderhandeling. Ook Walravens (2005) benadrukt dat veel hedendaagse ouders van mening zijn dat de relaties tussen ouders en kinderen bij de aanvang weliswaar niet-symmetrisch zijn, maar dat de opvoeding tot doel heeft die oorspronkelijke asymmetrie zo snel mogelijk af te bouwen. Verder proberen veel opvoeders de stem van het kind te horen en er rekening mee te houden. Opvoeding gebeurt nu veel meer in overleg dan door opleggen. Dat betekent ondermeer dat kinderen vroeg meer keuzevrijheid krijgen. In het eindrapport van het behoeftenonderzoek van de Gezinsbond kwam tevens naar voren dat er in onze huidige maatschappij een zware druk heerst op gezinnen. Ouders krijgen steeds meer te kampen met grotere eisen en verwachtingen, met het verdwijnen van vaste waarden en normvervaging. Dit leidt tot een grotere kans op 21

22 2. Theoretische omkadering het mislukken van de opvoeding. De invloed van de media, van het onderwijs, van vrijetijdsorganisaties en van nog vele andere voorzieningen zorgt ervoor dat het gezin in directe communicatie staat met de rest van de samenleving, waardoor het veel vatbaarder is voor allerlei kritieken van buitenaf. Ouders kunnen ook steeds minder terugvallen op traditionele opvoedingspatronen en ook vanzelfsprekendheden uit hun eigen opvoedingstijd zijn vandaag de dag verleden tijd. Sidebotham et al. (2001) halen in dit verband aan dat de samenleving waarin kinderen opgroeien zeer verschillend is van diegene waarin hun ouders opgroeiden. Veel van die veranderingen zijn positief, zoals de verhoogde levensstandaard, de gestegen mogelijkheden door de globalisatie, enzovoort. Maar die samenleving veroorzaakt ook risico s voor gezinnen. Zo moeten ouders aan steeds hogere verwachtingen voldoen, ervaren ze stress op financieel gebied en lijden ze onder de tijdsdruk. Pels (2004) benadert opvoeding in het gezin vanuit de sociale integratie. Ze definieert opvoeding als de bedoelde beïnvloeding vanuit de omgeving en dat vormt een onderdeel van de socialisatie. Socialisatie omschrijft ze als het geheel aan bedoelde en onbedoelde vormingsinvloeden vanuit de instituties die de ingroeiende jongeren in de samenleving bepalen (p.2). Ook Adriaenssens (1997) ziet een nieuwe socialiserende rol weggelegd voor de opvoeding. Volgens hem heerst er daarentegen wel eensgezindheid over wat er met opvoeding bereikt zou moeten worden. We verwachten, zo vindt hij, dat kinderen en jongeren waarden en vaardigheden leren die hen in staat stellen vier grote opdrachten in het leven te vervullen: - Zich hechten aan andere mensen in de samenleving en blijvende relaties met hen opbouwen. - Sociaal gedrag ontwikkelen. Dat wil zeggen dat zij geen gedrag vertonen dat schade berokkent aan anderen of aan zichzelf. - In staat zijn deel te nemen aan het arbeidsproces. Dit kan studie inhouden, het leren van een beroep, het uitoefenen ervan, of werken in functie van henzelf en hun gezin. - Waarden en vaardigheden kunnen doorgeven aan hun kinderen. Opvoedingsondersteuning kan tevens gezien worden als een onderdeel van de pedagogisering van onze samenleving. Pedagogisering is de steeds toegenomen en toenemende invloed van het pedagogische op de kinderlijke leefwereld (Depaepe, 1998). Er vindt namelijk een steeds toenemende gebiedsuitbreiding van het pedagogische veld plaats, waaronder een toegenomen professionele bemoeienis op het gebied van de opvoeding. Zo wordt bijvoorbeeld het belang van een verant- 22

23 2. Theoretische omkadering woorde opvoeding steeds meer benadrukt omdat een goede opvoeding maatschappelijke problemen op latere leeftijd zou kunnen voorkomen. Ook Consoul et al. (2000) schuiven naar voren dat in onze samenleving opvoeden steeds meer gepedagogiseerd wordt: opvoeden wordt een met velen gedeelde en professioneel uitgebouwde activiteit. Het waardendebat verschuift steeds sterker naar de achtergrond en opvoeden wordt een zaak van vaardigheden die veel mensen onvoldoende blijken te bezitten en die vooral ook instrumenteel worden ingevuld: methoden, technieken en beproefde impulsen die de gewenste respons bezorgen. Ruikes (1992) benadrukt tevens de toename van de professionele bemoeienis in de opvoeding. Volgens hem is deze bemoeienis ontstaan door het principe van de maakbaarheid. Dat houdt in dat er factoren zijn in het kind, in de opvoeders en in de opvoedingssituatie of factoren die van buitenaf inwerken op deze situatie, die beïnvloedbaar zijn. De kennis die wij hebben over ontwikkeling en opvoeding komt met name voort uit gestoorde ontwikkelingen en opvoedingsprocessen waarin problemen zijn ontstaan. Eigenlijk weten we heel weinig van de normaal verlopende opvoeding. Vanuit de kennis van wat mis gaat, is ook de wetenschap ontstaan om in te grijpen in opvoedingssituaties, namelijk problemen voorkomen, verminderen en zo mogelijk helemaal op te heffen. En zo nam de professionalisering van de opvoeding toe. Naast de professionalisering van de ouders is er tevens een toegenomen professionalisering vanuit de wetenschap en de praktijk van de hulpverlening. Door onderzoek is steeds meer aan het licht gekomen wat er speelt in de opvoedingssituatie, in de interactie tussen ouder en kind, en op welke wijze de ouders het gedrag van het kind kunnen beïnvloeden. 23

24 2. Theoretische omkadering Hebben ouders behoefte aan opvoedingsondersteuning? Na de uitvoerige bespreking van het begrip opvoedingsondersteuning en de legitimering ervan is het belangrijk de vraag te stellen of ouders wel behoefte hebben aan hulp in de opvoeding. Verscheidene auteurs halen aan dat ouders zeker behoefte hebben aan steun bij de opvoeding. Volgens Bloemen (1995) willen ouders dagelijks gezien en gehoord worden in hun pogingen, in hun inzet om goede ouders te zijn. Voor elk vraagstuk, al dan niet aangebracht door hun kinderen, willen ze eenduidige en zinnige antwoorden. In hun streven naar goed ouderschap mogen ouders antwoord krijgen op al hun vragen. Uit het onderzoek van Bloemen bleek immers dat ouders het vanzelfsprekende in de opvoeding niet altijd zo evident vinden. Ook uit onderzoek van Snyers, Colpin en Coenen (2001) en Wouters (2000) blijkt dat ouders een relatief grote nood hebben aan inzichtelijke of informatieve ondersteuning. Ouders hebben nood om gehoord te worden, behoefte aan erkenning voor hun inzet en zorg bij de opvoeding en nood om te weten hoe andere ouders opvoeden. Sidebotham et al. (2001) halen tevens aan dat opvoeden hard werken is en dat ouders bijgevolg behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. Niet iedereen vindt het echter zo vanzelfsprekend dat ouders behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. Bertrand, Hermanns en Leseman (1998) besluiten dat opvoedingsvragen, ernstig of licht van aard, niet automatisch hoeven te leiden tot een behoefte aan steun bij de opvoeding. Volgens hen ontstaat een behoefte aan steun pas wanneer de vragen belastend zijn en de persoonlijke strategieën van ouders om met de vragen of zorgen om te gaan naar hun eigen beleving te kort schieten en er kans ontstaat om een beroep te doen op hulpbronnen uit de omgeving. Behoefte aan opvoedingsondersteuning kan ook niet los gezien worden van de sociale context van het gezin. De aandacht is daarbij vooral gericht op de invloed van stressoren in het gezin en in de omgeving rondom het gezin. Behalve stressoren kunnen er ook beschermende factoren aanwezig zijn, met name in de vorm van een steunend sociaal netwerk. Bertrand et al. veronderstellen dat de balans van stressoren en beschermende factoren van invloed zijn op de behoefte aan opvoedingsondersteuning. Naarmate er in de sociale context van de opvoeding meer stressoren aanwezig zijn, zal de behoefte aan opvoedingsondersteuning groter worden. Naarmate er meer steun ervaren wordt, zal de behoefte aan opvoedingsondersteuning geringen zijn. 24

25 2. Theoretische omkadering Ook Voets (2000) gaat er niet zomaar van uit dat ouders behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. Hij vindt dat de meeste ouders het er zonder meer goed vanaf brengen. Ondanks het feit dat opvoeding een complex proces, een ingewikkeld samenspel is, blijken ouders zelf aan te voelen wat kinderen nodig hebben. Ouders en kinderen hebben volgens hem de nodige loyaliteit om elkaar opnieuw krediet te geven en de rit opnieuw aan te vatten. Ouders mogen fouten maken, het gaat immers om good-enough-parenting, niet over perfect-parenting. Uit het onderzoek van Vermeulen (1992) blijkt zelfs dat ouders de term opvoedingsondersteuning niet gebruiken als er niet expliciet naar gevraagd wordt. Het is dus duidelijk een term van hulpverleners en niet van ouders zelf. Welke vragen en behoeften hebben ouders? Het is niet eenvoudig de vraag te beantwoorden welke behoeften aan opvoedingsondersteuning hedendaagse ouders ervaren. Het meest voor de hand liggend zou zijn dat de vraag om steun bij de opvoeding van de ouders zelf komt. Maar ouders uiten niet vaak op directe wijze hun opvoedingsvragen. Meestal komen behoeften pas aan de oppervlakte als er expliciet naar gepeild wordt (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). Volgens Vermulst (2002) bestaat de behoefte aan opvoedingsondersteuning reeds lang, maar is de wijze waarop deze ondersteuning vorm heeft gekregen afhankelijk van de tijd. Anderhalve eeuw geleden ging het vooral om het verbeteren van de overlevingskansen van jonge kinderen, later ging het om een verbetering van de (sociale) positie van het kind (Wilbrink-Griffioen, 1992). Op dit moment bestaat de vraag vooral uit pedagogische ondersteuning, het aanreiken van middelen waarmee de ouder de eigen vaardigheden verder kan ontwikkelen voor een beter functioneren als ouder. Als verklaring voor deze toename wordt vanuit sociologische optiek gewezen op de toenemende onzekerheid van ouders die te maken zou hebben met het kleiner wordende gezin in een veranderende pluriforme samenleving waar individualisering toeneemt en sociale ondersteuning afneemt (Poot, 1992). Een andere verklaring komt meer vanuit individuele motieven: meer ouders kiezen bewust voor kinderen en hebben een hoger verwachtingspatroon over opvoeding dan vroeger. Ouders zoeken bewust naar informatie over opvoedkundige aspecten (Hermanns, 1992). Een aantal onderzoeken gaan meer specifiek in op de vragen die ouders hebben omtrent de opvoeding. Uit het onderzoek van Vermulst (2002) kunnen we besluiten dat ouders het meest behoefte aan steun blijken te hebben bij problemen in relatie 25

26 2. Theoretische omkadering tot school en sommige emotionele problemen. In een ander onderzoek worden opvoedingsvragen geformuleerd als vragen van ouders over de gezondheid, ontwikkeling, opvoeding van hun jonge kind of vragen over de context van de opvoeding. Deze vragen komen in regel in iedere opvoedingssituatie voor, maar ze kunnen verschillen in de mate waarin ze als belastend ervaren worden en in de mate waarin ze verwijzen naar als ernstig ervaren problemen. Dezelfde opvoedingsvraag kan daarbij door verschillende ouders verschillend worden waargenomen (Bertrand et al., 1998). Vermulst, van Aalst en Jansma (1994) besluiten dat als ouders problemen ervaren, diverse kenmerken binnen de vier onderscheiden domeinen van het gezinsfunctioneren (opvoeder, kind, opvoeder-kind relatie en context) onder druk komen staan. Over het algemeen geldt dat deze ouder meer opvoedingsbelasting ervaren, een minder hechte vertrouwensrelatie hebben met hun kind terwijl de kinderen humeuriger, agressiever en ongeduriger gedrag vertonen. Er werd tevens uitvoerig onderzoek verricht naar de manier waarop ouders gesteund willen worden. In zijn onderzoek besluit Vermeulen (1992) dat opvoedingsondersteuning voor ouders vooral overleg over het kind en de aanpak van het kind betekent. Ze willen daarbij graag weten hoe de ander het doet. Ouders lijken hiervoor de voorkeur te geven aan praktische ideeën en suggesties. Peeters en Woldringh (1993) vonden in hun onderzoek dat meer dan 95% van de ouders van kinderen onder de vier jaar vragen en problemen rond de opvoeding bespreken met familie, vrienden of buren. Bij verdergaande zorgen over de ontwikkeling of gedrag van het kind zou echter ongeveer 20% deskundig advies willen hebben. Meer dan de helft van de ouders blijkt minstens een keer per maand in een tijdschrift over opvoeding te lezen. Ook uit het onderzoek van Vermulst (2002) blijkt dat 44% van de ondervraagde ouders foldermateriaal of boekjes als een gewenste vorm van opvoedingsondersteuning ziet. Opvoedingsonzekerheid? Als ouders nood hebben aan ondersteuning bij de opvoeding, kunnen we ons tevens afvragen of ouders vandaag onzeker zijn over de opvoeding. In beleidsstukken en wetenschappelijke literatuur wordt vaak verondersteld dat de moderne ouder geplaagd wordt door opvoedingsonzekerheid. Door het wegvallen van grotere familieverbanden, door het toenemend aantal eenoudergezinnen en gezinnen van migranten zouden ouders niet meer goed weten hoe op te voeden (Hermanns, 1992). 26

27 2. Theoretische omkadering Ook Vanden Berge (1995) stelt dat ouders opvoedingsonzekerheid ervaren. Volgens haar is iedereen het erover eens dat jonge ouders vandaag de dag ondersteuning vragen in hun ouderrol. Het opvoeden is immers niet meer vanzelfsprekend. De onzekerheid is groot bij jonge ouders vanwege onder andere de onbekendheid met opvoeden en de nieuwe eisen die aan het opvoeden en aan zichzelf als ouders/ partners/ persoon worden gesteld. Alledaagse opvoedingsproblemen komen met andere woorden in zeer veel gezinnen voor en worden door een niet onaanzienlijk deel van de ouders als problematisch beschouwd (Vermulst et al., 1994). De vooronderstelling dat ouders vragen hebben, onzeker zijn en daardoor behoefte hebben aan steun leidt tot veel discussie. Het hebben van opvoedingsvragen betekent niet automatisch dat ouders ook behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. Bovendien komt deze behoefte niet vanzelfsprekend voort uit opvoedingsonzekerheid. Opvoedingsonzekerheid is geen algemeen kenmerk van ouders: dé onzekere ouder bestaat niet (Zwiep, Ligtermoet & de Ruyter, 1996). Ook Snyerts et al. (2001) en Vermulst (2002) beamen dat opvoedingsproblemen waarvan ouders aangeven dat ze vaak voorkomen niet altijd problemen hoeven te zijn die ouders als zorgelijk ervaren. Volgens Poot (1992) is de vooronderstelling dat ouders een toegenomen onzekerheid over de opvoeding ervaren niet onderbouwd. We zouden eerder een onderscheid moeten maken tussen toegenomen onzekerheden en toegenomen informatiebehoeften. Ook Hermanns (1992) concludeert dat de meeste ouders behoefte hebben aan informatie en dat zoiets niet geïnterpreteerd mag worden als onzekerheid. Het lijkt er veeleer op dat ouders bewust zoeken naar een goede informatiebasis voor hun opvoedend handelen en daarbij gebruik maken van de mogelijkheden die de samenleving biedt. Ouders zijn dus niet zozeer onzeker, maar eerder kritische en bewuste opvoeders (Peeters & Hermanns, 1993). Gevoelens van onzekerheid kunnen tevens vertrekken vanuit het verlangen om zich meer competent te voelen en te worden in de opvoeding in overeenstemming met de verwachtingen en de druk van de samenleving (Rullo & Musatti, 2005). Gevoelens van onzekerheid kunnen bijgevolg gezien worden als een grondhouding voor goed-genoeg ouderschap (Doornenbal, 1997). Sommige auteurs gaan ervan uit dat het begrip opvoedingsonzekerheid een geconstrueerd begrip is. Zo zegt Bakker (1993) dat ouders onzeker worden door een traditie van deskundige bemoeienis met de opvoeding. Opvoedingsonzekerheid is 27

28 2. Theoretische omkadering niet zozeer een reële ervaring van ouders, dan wel een constructie van deskundigen die zij inroepen om hun bemoeienis met de opvoeding te verantwoorden. Doornenbal (1997) heeft het over het feit dat in het publieke debat over de gezinsopvoeding het beeld van de onzekere ouder geconstrueerd wordt door een aantal zaken aan elkaar te koppelen. Bredere processen van modernisering en individualisering alsmede demografische ontwikkelingen moeten de opkomst van de onzeker ouder die twijfelt over pedagogische wat- en hoe-vragen verklaren. Omdat gevoelens van onzekerheid goed-genoeg ouderschap in de weg staan, belemmeren ouders de sociale inburgering van hun kinderen. Zo komt via het beeld van de onzekere ouder het gezin in het vizier als de plek waar de oplossing voor de sociale problemen vandaan zou moeten komen. Het legitimeert de maatschappelijke interventie in de gezinsopvoeding. Op deze manier worden de sociale problemen waar eigenlijk niemand een antwoord op weet, op het bordje van de ouders geschoven. Met al hun onzekerheid zijn ze zowel de schuld van deze problemen als verantwoordelijk voor de oplossing. Het zijn de ouders die worden gezien als de eerst aangewezenen om, eventueel met steun van buiten, op een consistente manier heldere waarden en normen over te dragen aan de toekomstige generatie, zodat deze zich als burger leert gedragen. Falen ouders hierin, dan faalt het morele gehalte van de natie en andersom. Er lijkt met andere woorden in de recente literatuur een consensus te groeien over het feit dat de vragen die door de ouders geformuleerd worden niet noodzakelijk moeten worden gezien als een uiting van opvoedingsonzekerheid, dan wel van een intentie om zo goed mogelijk op te voeden en daarbij gebruik te maken van de meest recente inzichten. We moeten dan ook niet besluiten dat ouders geen opvoedingsondersteuning wensen of nodig hebben, maar wel dat we hen in hun verantwoordelijkheid van opvoeders in de ondersteuning als gelijkwaardige partners moeten beschouwen (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). 28

29 2. Theoretische omkadering Opvoedingsondersteuning vanuit het perspectief van de ouders Aangezien we vertrekken vanuit een positieve visie op opvoedingsondersteuning en van het feit dat opvoeding een gedeelde verantwoordelijkheid is, mogen we zeker niet voorbij gaan aan het perspectief van de ouders zelf. Een aantal onderzoekers pleiten expliciet voor opvoedingsondersteuning vanuit het perspectief van de ouders. Daarvoor vertrekken ze vanuit hun visie op opvoeding, de effectiviteit van opvoedingsondersteuning of vanuit het principe van empowerment. Visie op opvoeding Adriaenssens (1997) vindt opvoeding een dynamisch gegeven. Hij beschouwt ouderschap als een groeiproces. Het is steeds in ontwikkeling. Door opvoeding als een groeiproces te zien, door te begrijpen dat ouders stapsgewijs leren opvoeden, ontstaat er begrip voor hun vragen. Ouders en kinderen, en hun onmiddellijke omgeving, zij vormen samen het opvoedingsteam. Zij vormen een menselijk systeem, in plaats van een mechanisch productieproces. Ook Voets (2000) benadert de opvoeding vanuit een groeiproces. Hij ziet het als het creëren van een optimale omgeving om de zelfsturing tussen ouders en kinderen geolied te doen verlopen. Opvoedingsondersteuning moet daarom volgens hem een activerende positie innemen, namelijk het stimuleren van ouders zodat ze het roer zelf en effectief in handen kunnen houden. Vanuit zijn visie op opvoeding vindt Vermeulen (1992) dat aan ouders inzicht en vertrouwen in hun eigen kennis en kunde moet gegeven worden opdat zo voorkomen kan worden dat alledaagse opvoedingsproblemen uitgroeien tot belemmeringen bij het opgroeien van de kinderen. Als men dan belandt in een problematische opvoedingssituatie is dit een proces van ontbinding tussen ouders en kinderen. Voets en Michielsen (2002) beschouwen ouders dan ook als partners. Moran en Ghate (2005) vertrekken bij hun onderzoeken tevens vanuit de evidentie dat ouders centraal staan in de opvoeding. Nys en Van den Wijngaerde (2004) volgen de visie dat opvoeding een interrelationeel proces is dat plaatsvindt in de interactie tussen ouders en hun kinderen. Ouders hebben volgens hen met andere woorden een pedagogische verantwoordelijkheid. Deze vloeit rechtstreeks voort uit het ouderschap zelf. In de 29

30 2. Theoretische omkadering opvoedingsondersteuning moet deze verantwoordelijkheid van de ouders erkend en gerespecteerd worden. Ook Vandemeulebroecke et al. (2002) vinden het een belangrijk basisprincipe dat men de principiële ouderlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding erkent. Dat is immers een niet te miskennen gegeven dat ook in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vervat zit. Dit kan onder andere door het tot stand brengen van een meer gelijkwaardige positie van ouders en ondersteuners en van een dialoog over de opvoeding. We moeten ouders in hun verantwoordelijkheid van opvoeder dus als gelijkwaardige partner beschouwen en een dialogale grondhouding voorop stellen (Vandemeulebroecke, 2000). Effectiviteit van de opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning, wil ze effectief zijn, moet in eerste instantie aansluiten bij de vragen, de problemen en de behoeften van ouders zelf. Het is dus het effectiefst als ouders geholpen worden om hun eigen weg te vinden in het opvoedingsproces, zodat het zelfregulerende proces een kans kan krijgen (Hermanns, 1995). McCurdy en Daro (2001) zijn tevens van mening dat bepaalde programma s, zoals bijvoorbeeld gezinsondersteuningsprogramma s, niet effectief zijn als men geen rekening houdt met de ouders zelf. In de literatuur komt vaak terug dat opvoedingsondersteuning ouders maar vooruit helpt als ze nieuwe opvoedingssituaties zelfzekerder en met meer voldoening kunnen aanpakken. Als het met andere woorden hun probleemoplossend vermogen en zelfstandigheid doet toenemen. Daarom moet opvoedingsondersteuning vertrekken vanuit de vragen die ouders stellen en zoals zij die stellen en moet het hen helpen hun eigen opvoedingsdoelstellingen te realiseren (Van Crombrugge & Vandemeulebroecke, 1992; Van den Eynde, 2000a). Het ultieme doel van goed opvoeden is ouders te leren hoe ze de effectiviteit van hun opvoeding kunnen ontwikkelen. De manier waarop ouders hun kinderen zien, beïnvloedt immers de manier waarop ze hun rol als opvoeder benaderen (Miller & Sambell, 2003). Het is volgens de auteurs belangrijk dat in het achterhoofd te houden bij het ontwikkelen van opvoedingsondersteuningsprogramma s en dus rekening te houden met de perspectieven van ouders. Wilbrink-Griffioen (1992) haalt in dit verband ook aan dat ouders van nu moeten en willen zelf bepalen wat goed is voor hun kind. Opvoedingssteun van nu, wil ze effectief zijn, moet inspelen op ouders die zelf willen kiezen, die hoge eisen stellen aan de opvoeding van hun kinderen en anderzijds op ouders wier kinderen in de 30

31 2. Theoretische omkadering knel dreigen te raken door de hoge eisen die de huidige samenleving hen stelt. Kortom, het gaat bij hem om opvoedingssteun op maat. Als we, zoals in vorige paragraaf beschreven, uitgaan van een pedagogische verantwoordelijkheid van ouders, dan reduceert opvoedingsondersteuning die de ouders werkelijk ernstig wil nemen hun vragen niet tot objectief oplosbare problemen of subjectieve keuzesituaties. Ze erkent de ouders in hun verantwoordelijkheid en wel door hen in gesprek te brengen met derden, door hen de gelegenheid te bieden hun opvoedingsaanpak te verantwoorden en samen te zoeken naar maatschappelijk verantwoorde pedagogische modellen van handelen (Van Crombrugge & Vandemeulebroecke, 2002). Empowerment Als we bij de opvoedingsondersteuning werkelijk vanuit het perspectief van de ouders willen vertrekken, kunnen we niet voorbij aan het empowermentprincipe. Empowerment is het besef dat iemand ondanks beperkingen een waardevol mens is en er vervolgens voor zorgen dat deze waardevolle mens tot zijn recht komt. Dit proces gebeurt zowel vanuit de persoon zelf, als vanuit de hulpverleners die hierbij betrokken zijn (Friele, 1998). Empowerment binnen de opvoedingsondersteuning is dan gericht op de opvoedingsrelatie en haar contextfactoren, op het herstel van het fout gelopen opvoedingsproces, op het minimaliseren van risico- en stressfactoren en het optimaliseren van beschermende en ondersteunende factoren. Dit hele proces vindt plaats in een dialoog waarin ouders en ondersteuners een gelijkwaardige positie hebben (Nys & Vandemeulebroecke, 2000). Opvoedingsondersteuning mag vanuit deze visie in geen geval bevoogdend zijn (Nys & Wouters, 2001) en moet uitgaan van mogelijkheden en sterke kanten van ouders. De basisprincipes van empowerment kunnen als volgt gezien worden: - Mensen beschikken over krachten en groeimogelijkheden die in de hulpverleningssituatie gestimuleerd zouden moeten worden. - Persoonlijke tekorten liggen niet aan de basis van problemen, maar eerder het sociaal systeem, dat mogelijkheden tot ontplooiing van de krachten zou moeten creëren, schiet tekort. - Mensen kunnen uit eerdere opgedane ervaringen inzichten verwerven in hun mogelijkheden en zo krachtiger worden (Vandemeulebroecke & Nys, 2001). 31

32 2. Theoretische omkadering In de theorievorming rond opvoedingsondersteuning wordt de laatste jaren zeker niet voorbij gegaan aan het belang van empowerment. Volgens Gerris, van As, Wels en Janssens (1998) moet opvoedingsondersteuning immers aansluiten bij de sterke kanten en de opvoedingscapaciteiten van de gezinnen. Dit kan onder meer door hen de kans te bieden deze opvoedingscapaciteiten evenals de mogelijkheid om veranderingen in hun opvoedingssituatie aan te brengen, te laten ervaren. Ook andere auteurs vertrekken bij de ondersteuning vanuit de sterktes van de gezinnen. Volgens Gilligan (2000) moeten deze sterktes gestimuleerd worden. Gys (2000) gaat ervan uit dat ouders het zo goed mogelijk doen en bevestiging zoeken voor hun opvattingen en manier van doen. Als iemand hun opvoedende mogelijkheden dan erkend heeft, zijn ze beter in staat te zien wat ze zelf kunnen doen om de huidige moeilijkheden aan te kunnen. 32

33 2. Theoretische omkadering Commerciële opvoedingsliteratuur Visie Commerciële opvoedingsliteratuur heeft voornamelijk een informatief karakter, zodat het vaak aangeduid wordt met de term opvoedingsvoorlichting. Sinds het einde van de jaren tachtig wordt opvoedingsvoorlichting onderscheiden in opvoedingsvoorlichting en opvoedingsondersteuning. Het verschil is dat voorlichting voornamelijk informatieverstrekking inhoudt, terwijl alle andere, vaak meer interactieve activiteiten onder opvoedingsondersteuning vallen. Opvoedingsondersteuning is als werkveld breder dan opvoedingsvoorlichting en kent bovendien naast ouders ook professionele opvoeders als doelgroep (Wubs, 2004). In deze scriptie zal commerciële opvoedingsliteratuur vanuit die informatieverstrekking vertrekken. Commerciële opvoedingsliteratuur omvat boeken en tijdschriften waarin aan ouders informatie en advies over de opvoeding van kinderen gegeven wordt, al dan niet via casussen of belevingsverhalen. Het gaat daarbij om tijdschriften en boeken die aan elke ouder, dus niet alleen aan de professional, worden gepresenteerd. Recent heerst binnen het werkveld van de schriftelijke opvoedingsondersteuning de opvatting dat de opvoedingsdeskundigheid van professionals niet in de eerste plaats uit standaardkennis over gezonde ontwikkeling en daarbij passende opvoeding moet bestaan, maar dat er vraaggericht gewerkt moet worden: het zijn uiteindelijk de ouders die bepalen aan welke problematiek gewerkt gaat worden. Vóór 1970 was dat wel anders. De auteurs legden toen de nadruk op het grote belang van de deskundigen waardoor er duidelijk sprake was van een kloof tussen de schrijvers en de lezers. De laatste decennia wil men die afstand en hiërarchie dus opheffen door te laten weten dat men de overwegingen van ouders inzake opvoeding belangrijk vindt. Men nam dan ook terughoudendheid in acht bij de presentatie van adviezen. Ondanks dat is ten diepste de belangrijkste les die hun boeken en tijdschriften ouders leren dezelfde gebleven: wie goed wil opvoeden moet luisteren naar deskundigen (Wubs, 2004). Het onderzoek van Wubs laat tevens een belangrijke continuïteit in dat advies zien: liefde en leiding in de opvoeding vormen al eeuwen de kern van opvoedingsadvies. Zowel vroeger als nu onderzochten deskundigen aangaande het leiding geven naar de gulden middenweg tussen bevelen en onderhandelen. 33

34 2. Theoretische omkadering Andere auteurs zien de opkomst van commerciële opvoedingsliteratuur in de professionaliseringsdrang van onze samenleving. Zo leidde het principe van de maakbaarheid ertoe dat de professionele bemoeienis met opvoeden kon toenemen. Tijdschriften of boeken die schrijven over opvoeding en kinderen of opvoedingsprogramma s op tv maken dankbaar gebruik van deze cultuur. De media en het bedrijfsleven spelen ook in op de toenemende vraag om steeds meer over opvoeding te weten te komen en passen zich aan aan wat er in de opvoeding gebeurt (Ruikes, 1992). Ook Wubs (2004) verwijst hiernaar als ze stelt dat het op de markt brengen van opvoedingsboeken niet alleen een onderdeel van de missie van betrokkenen bij het werkveld van opvoedingsvoorlichting en -ondersteuning is, maar dat ook uitgevers een invloed hebben op datgene wat als opvoedingsadvies wordt gedrukt en in de handel wordt gebracht. Opvoedingsadvies in opvoedingsboeken wortelt dus zowel in de professionele opvoedingsvoorlichting en -ondersteuning als in de commerciële onderneming van de uitgeverij. Poot (1992) verwijst naar het feit dat gepopulariseerde informatie over de beste opvoedingswijzen overvloedig aangedragen wordt. Het probleem daarbij is dat die informatie niet altijd eenduidig is. Het kan ook gebeuren dat ouders, door het lezen van alle informatie die hen bereikt, hun vragen en problemen vertalen in de termen van de adviesgevende deskundigen (proto-professionalisering). Dit kan tot gevolg hebben dat zij iets als een probleem gaan zien wat het voorheen voor hen niet was en zij zichzelf niet langer in staat achten het geschapen probleem op te lossen. Waarom advies uit boeken of tijdschriften? Ouders hebben recht op alle kennis die zou kunnen bevorderen dat ze meer houvast krijgen bij de manier waarop zij hun kinderen kunnen begeleiden. Een ideale opvoeding bestaat niet, iedere ouder sukkelt nu eenmaal met zijn eigen tekortkomingen, maar ouders houden van hun kinderen en handelen daardoor vaak intuïtief goed. Het is aan ouders te bepalen in hoeverre en op welke manier ze de handreikingen willen en kunnen gebruiken. En niet alleen bij het kind, maar ook bij de ouders moeten de gevolgde adviezen goed passen (Gordon, in Wubs, 2004). Wat adviesboeken en tijdschriften daaraan kunnen toevoegen is een extra portie inzicht en handigheid. Want op sommige momenten willen ouders wel tips. Hoewel opvoedingsadviezen niet noodzakelijk zijn, kunnen ze in de omgang met het kind wel veel betekenen (Wubs, 2004). 34

35 2. Theoretische omkadering Vandemeulebroecke en Nys (2002) stellen een aantal activiteiten en werkvormen voor die binnen de verschillende opvoedingsondersteuningsvarianten aangewend kunnen worden. Onder andere Kind en Gezin baseerde zich op deze activiteiten bij de uitbouw van haar werking. De eerste twee activiteiten, namelijk voorlichting of informatieverstrekking en instrumentele steun kunnen volgens Vandemeulebroecke en Nys betrekking hebben op opvoedingsadvies in boeken of tijdschriften. Voorlichting of informatieverstrekking is een opvoedingsondersteuningsactiviteit die een toename van kennis en inzicht bij de opvoeders beoogt, die kan bijdragen tot een attitudeverandering, die op haar beurt kan bijdragen tot een gedragsverandering. Meer concreet kan het zowel gaan over het persoonlijk verstrekken van dergelijke informatie als het via massa- en audiovisuele media verspreiden van voor de opvoeding relevante informatie. Instrumentele steun blijft beperkt tot de praktisch pedagogische hulp, waarbij het meer concreet kan gaan over het beschikbaar stellen van diensten, materiaal of opvoedkundige documentatie. Zowel Lim-Feijen (1992) als Buddelmeijer (1992) vinden in hun onderzoek naar schriftelijke opvoedingsvoorlichting dat het wel degelijk voordelen heeft. Zo ervaren ouders een gevoel van herkenning, vinden ze de tips nuttig en worden ze door de tekst gerustgesteld. Buddelmeijer haalt evenwel aan dat een brochure of boek over een bepaald opvoedingsonderwerp waarschijnlijk steun en bevestiging biedt, maar voor een ander deel levert het lezen van die informatie weinig op. Want het bereik van massamedia kàn heel hoog zijn. Maar uit onderzoek is al vaak genoeg gebleken dat de effectiviteit van massamedia beperkt is wanneer uitsluitend gebruik gemaakt wordt van folders, brochures of commerciële boeken. Het lezerspubliek is namelijk zo heterogeen dat de boodschap slechts gebrekkig kan worden afgestemd op de vraag van de desbetreffende ouder. De verwachting dat ouders hun gedrag uitsluitend door het lezen van een ouderbrochure zullen gaan veranderen, is wat te hoog gespannen. Uit tal van onderzoeken blijkt overigens wel dat opvoedingsboeken en/of - tijdschriften vaak ter hand worden genomen door ouders. Peeters en Woldringh (1993) vonden dat meer dan de helft van de door hen bevraagde ouders minsten een keer per maand in een tijdschrift over opvoeding lezen. Wouters (2000) stelde in zijn onderzoek van de Opvoedingstelefoon Vlaanderen vast dat schriftelijk voorlichtingsmateriaal een belangrijk kanaal van steun is bij ouders. Ook uit onderzoek van Vermulst (2002) komt dit naar voren. 44% van de 35

36 2. Theoretische omkadering ondervraagde ouders ziet foldermateriaal of boekjes als een gewenste vorm van opvoedingsondersteuning, wat tevens het hoogste percentage in het onderzoek is. De Gezinsbond hield een enquête bij ouders van tieners in verband met de oprichting van het opvoedingstijdschrift BOTsing. Uit dat onderzoek bleek dat ouders vooral tijdschriften en andere ouders de meest geschikte informatiekanalen vinden (De Neve, 2002). Het is dus zeker relevant deze vorm van opvoedingsondersteuning eens nader te bekijken en na te gaan wat ouders ervan vinden. In deze studie wordt dan ook een antwoord gezocht op de vraag welke bevindingen ouders hebben bij het raadplegen van commerciële opvoedingsliteratuur. 36

37 3. Methodologie 3. METHODOLOGIE Inleiding In het kader van de gekozen probleemstelling en onderzoeksvragen werd gekozen voor een fenomenologische benadering van het onderzoek. Binnen deze benadering tracht men de ervaringen en beleving van ouders beschrijvend weer te geven om ze hierna van binnenuit te begrijpen en te interpreteren (Broekaert et al., 1997). Voorafgaand aan dit onderzoek vond een klein kwantitatief vooronderzoek plaatst met het oog op het samenstellen van de onderzoeksgroep. In deze scriptie wordt echter vanwege het doel van de probleemstelling het grootste accent gelegd op de kwalitatieve analyse. Kwalitatief onderzoek Volgens De Fever kan men de keuze tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet baseren op de superioriteit van één van beide, maar veeleer op methodischtechnische overwegingen (Broekaert et al., 1997). Wij kiezen dan ook voor een kwalitatieve onderzoeksmethode omwille van pragmatische redenen: het object van de studie, de probleemstelling, de onderzoekssituatie en persoonlijke voorkeur. Maso en Smaling (1998) halen een aantal situaties aan die een goed vertrekpunt vormen voor kwalitatief onderzoek. Deze situaties zijn tevens van toepassing op deze studie: - Situaties waar zo weinig onderzoek naar gedaan is en waarover zo weinig mogelijk voorkennis bestaat, dat we de relevante variabelen of de relaties daartussen niet kennen. - Situaties waarin het praktisch of ethisch niet mogelijk of verstandig is om kwantificerend te werk te gaan. - Situaties waarin men wil exploreren welke betekeniswereld er ligt achter sociale processen, interacties, sociale relaties, gedragingen, houdingen, gevoelens en ervaringen. Kwalitatief onderzoek is een vorm van empirisch onderzoek waarachter het idee schuilgaat dat menselijk gedrag voor een niet onbelangrijk deel moet worden verklaard op basis van de betekenisverleningen in het leven van alledag. Mensen worden voornamelijk bestudeerd als wezens die hun wereld grotendeels constru- 37

38 3. Methodologie eren door hun eigen betekenisgeving, betekeniservaring en al dan niet verantwoordelijk gedrag. Als onderzoeker zet je je dan als persoon in om inzicht te krijgen in het leven van anderen (Maso & Smaling, 1998). Aangezien de doelstelling van dit onderzoek exploratief van aard is, werd er niet gewerkt vanuit een expliciet theoretisch kader. Zoniet loopt men immers het risico dat onderzoekers een te enge kijk aannemen en geen andere veronderstellingen of hypothesen buiten het theoretische kader opmerken (Maso & Smaling, 1998), wat bij exploratief onderzoek te allen tijde vermeden moet worden. Tijdens het onderzoek werd vanuit een zo open mogelijk perspectief naar de ouders en hun bevindingen gekeken. 38

39 3. Methodologie Onderzoeksopzet Samenstelling onderzoeksgroep De gewenste doelgroep voor het uitvoeren van het onderzoek zijn ouders die reeds commerciële opvoedingsliteratuur raadpleegden. Het nagaan van bevindingen bij ouders die nooit zulke literatuur lezen, zou ons te ver drijven van de beoogde onderzoeksvragen en -doelstellingen. De onderzoeksgroep werd dan ook samengesteld via het verspreiden van een vragenlijst (bijlage 3) om een gewenste selectie te kunnen maken. De bedoeling van deze vragenlijst is enerzijds ouders te selecteren die in aanmerking komen voor het onderzoek, anderzijds een algemeen beeld te schetsen van mogelijke opvoedingsproblemen en de plaats van commerciële opvoedingsliteratuur binnen het aanbod van de opvoedingsondersteuning bij de ondervraagde steekproef. De vragenlijst werd in de periode maart-april 2007 verspreid via een gemeentelijke lagere school in Wuustwezel, een lezing van de Gezinsbond te Antwerpen, de leden van KAV Wuustwezel en via het infoblaadje van VVKSM 71 ste St-Jozef Gooreind. Er werden 181 vragenlijsten terugbezorgd waarin uiteindelijk 59 respondenten aangaven dat ze verder wilden meewerken. Van die 59 respondenten bleken er 34 geschikt voor het onderzoek naar de bevindingen van ouders omtrent commerciële opvoedingsliteratuur. Deze selectie is voornamelijk gebaseerd op het feit of de respondenten deze vorm van opvoedingsondersteuning reeds raadpleegden. De geschikte respondenten werden onderverdeeld in drie categorieën, namelijk mannen, vrouwen met een laag opleidingsniveau en vrouwen met een hoog opleidingsniveau. Als laag opleidingsniveau worden in deze studie respondenten beschouwd met maximaal een diploma van het beroepssecundair onderwijs. Respondenten met minimaal een diploma hoger onderwijs korte type behoren in dit onderzoek tot de categorie hoog opleidingsniveau. De driedeling werd gemaakt op basis van het idee dat respondenten uit de verschillende categorieën mogelijk andere bevindingen inzake commerciële opvoedingsliteratuur ervaren. Hierdoor krijgt in dit onderzoek niet uitsluitend één categorie in de maatschappij het woord in verband met zijn/haar bevindingen omtrent commerciële opvoedingsliteratuur, wat alleen maar een voordeel kan zijn voor de kwaliteit van het onderzoek. 39

40 3. Methodologie In november 2007 werden 19 respondenten uit de verschillende categorieën telefonisch gecontacteerd. Hierbij werd kort het onderzoek gekaderd en als de respondenten geïnteresseerd waren in verdere medewerking werd een afspraak gemaakt. Uiteindelijk werden in november 2007, december 2007 en januari respondenten uit de verschillende categorieën mondeling bevraagd, namelijk 4 respondenten uit de categorie mannen, 5 respondenten uit de categorie vrouwen met een hoog opleidingsniveau en 4 respondenten uit de categorie vrouwen met een laag opleidingsniveau. Met deze interviews konden de onderzoeksvragen voldoende beantwoord worden om een goede indruk te krijgen van de bevindingen van de ouders omtrent commerciële opvoedingsliteratuur. Daarom werd besloten deze onderzoeksgroep niet verder uit te breiden. Gegevensverzameling De vragenlijst De vragenlijst (bijlage 3), die de aanzet vormt voor het kwalitatief onderzoek, bestaat uit drie grote delen. - Algemene vragen Deze vragen gaan over de achtergrond van de respondent. De bedoeling hiervan is dat opvoedingsbehoeften en opvoedingsproblemen gelinkt kunnen worden aan, bijvoorbeeld, het aantal kinderen, leeftijd van de kinderen, maar ook aan sociale klasse, als we ervan uitgaan dat het opleidingsniveau dit kan voorspellen. Voor het kwalitatief onderzoek is deze informatie zeker ook relevant. Via deze vragen kan ik de respondenten onderverdelen in verschillende categorieën. - Opvoedingsvragen en problemen De mogelijke opvoedingsproblemen die hier opgesomd zijn, komen uit het eindrapport van de Gezinsbond over hun behoefteonderzoek Heeft u ook een tiener in huis voor de oprichting van het tijdschrift BOTsing. Via deze bevraging is het mogelijk een algemeen beeld te schetsen van wat de respondenten als problematisch ervaren in de opvoeding. Dit hangt mogelijk samen met de onderwerpen waarover ouders een boek of tijdschrift willen raadplegen. De open vraag geeft de respondenten de kans het lijstje zelf nog aan te vullen. Een gesloten lijst van mogelijke opvoedingsproblemen zal immers nooit volledig zijn. 40

41 3. Methodologie - Informatiekanalen Hieruit kan afgeleid worden welke ouders reeds een boek en/of tijdschrift gebruikten als informatiekanaal. Het zijn immers die personen die nodig zijn voor het kwalitatief onderzoek. Verder wordt zo ook de rol van het boek en tijdschrift als informatiekanaal onderzocht. Vinden ouders boeken en tijdschriften over opvoeding eigenlijk wel een geschikt informatiekanaal? En wat is de verhouding van het boek en tijdschrift ten opzichte van andere informatiekanalen? Op het einde van de vragenlijst wordt gevraagd of de respondent bereid is verder mee te werken. Onder andere op basis hiervan was het mogelijk medewerkers te selecteren voor de mondelinge bevraging. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer twintig minuten in beslag. Deze werd eerst door twee familieleden ingevuld om na te gaan of alles begrijpbaar is. Aan het begin van de vragenlijst wordt een anonieme werkwijze gegarandeerd en via een bijgevoegde brief wordt het onderzoek gekaderd om vertrouwen te krijgen opdat de bereidheid om mee te werken aan het onderzoek stijgt. Semi-gestructureerde interviews Als instrument voor deze kwalitatieve studie werd voor het semi-gestructureerde interview (bijlage 4) gekozen boven het open interview omwille van het feit dat we toch, ondanks het exploratief karakter van dit onderzoek, concrete antwoorden zoeken op een aantal vragen. Semi-gestructureerde interviews wekken bovendien bij de respondenten de indruk dat je erop vertrouwt dat ze de waarheid vertellen, waardoor ze sneller geneigd zullen zijn om vrijuit te spreken over hun werkelijke gedragingen, ervaringen en opvattingen (Tilanus, 1997). In kwalitatief onderzoek kan het interview echter op twee manieren worden gebruikt: als dominante dataverzamelingsstrategie of in samenwerking met andere technieken. In dit onderzoek wordt geopteerd voor het interview als dominante strategie. Maso en Smaling (1998) stellen dat voor zover het niet gaat om gedragingen, maar om opvattingen, houdingen, gevoelens en ervaringen, het voldoende is om de respondenten hierover te interviewen. Kvale (1996, p.124) beschrijft een semi-gestructureerd interview als: It has a sequence of themes to be covered, as well as suggested questions. Yet at the same time there is an openness to changes of sequence and forms of questions in order to follow up the answers given and the stories told by the subjects. 41

42 3. Methodologie In deze studie werden dan ook relevante thema s die zeker aan bod moesten komen, in functie van de onderzoeksvragen, in vraagvorm gegoten om te fungeren als beginvraag. Deze thema s zijn: verwachtingen, tips en adviezen, aanleidingen, inhoud en algemeen gevoel. Vervolgens werd door de interviewer doorgevraagd om de ouders ten volle te begrijpen. De volgorde van de beginvragen werd niet strikt aangehouden, maar aangepast aan het tempo en het verhaal van de ouders. Op die manier kon voldoende flexibel ingespeeld worden op wat ouders aanbrachten en bleef er voldoende ruimte over voor nieuwe topics (Tilanus, 1997). De volgorde en manier van vragenstellen lag dus in principe vast, maar kon aangepast worden als dat beter in het gesprek paste. Als bijvoorbeeld een topic reeds door de geïnterviewde aan de orde was gesteld, hoefde daar niet later op teruggekomen te worden. Tijdens het interviewen bleek dat de bespreking van verschillende topics inderdaad af en toe door elkaar liep. Aan het eind van elk interview is aan de hand van de topiclijst nagegaan of alle topics aan bod waren gekomen. Voor de aanvang van het interview werd aan de ouders nog eens het doel van het onderzoek uitgelegd, hun anonimiteit gegarandeerd en gesteld dat ze niet verplicht waren om vragen te beantwoorden. Ook werd toestemming gevraagd om voor de registratie gebruik te maken van een dictafoon. De meeste ouders ervoeren dit niet als hinderlijk. De interviews duurden gemiddeld veertig minuten à één uur. Alle interviews werden letterlijk uitgetypt. Hoewel dit een tijdrovende activiteit is, kunnen op die manier geen relevante details verloren gaan en kunnen er zaken naar voren komen die tijdens de informatieverzameling niet opgemerkt zijn (Maso & Smaling, 1998). Verwerking van de gegevens Vragenlijsten De vragenlijst heeft tot doel de onderzoeksgroep samen te stellen en de context van deze onderzoekgroep ruw te schetsen. Het vormt dus slechts een aanzet tot het eigenlijke onderzoek. Daarom worden deze gegevens uitsluitend beschrijvend verwerkt via SPSS. Voor de uitwerking werd dus gebruik gemaakt van frequentietabellen, kruistabellen en centrum- en spreidingsmaten. Interviews De kwalitatieve interviews zijn geanalyseerd volgens de methode die Maso en Smaling (1998) beschrijvende analyse noemen. Alle interviews werden door middel van audio-opnames geregistreerd. Vervolgens zijn deze opnames uitgetypt. Deze uitgetypte interviews worden transcripts genoemd. Per interview is nagegaan wat 42

43 3. Methodologie de respondent over de verschillende topics, die overeen komen met de onderzoeksvragen, gezegd heeft. Hierbij is steeds gekeken naar het gehele interview, dus niet alleen naar de directe antwoorden op het bijbehorende topic. Per interview is voor elke deelvraag vervolgens een samenvatting gemaakt. Met deze samenvattingen kan een denkbeeldige matrix (bijlage 5) gemaakt worden waardoor de antwoorden van de verschillende respondenten per deelvraag met elkaar vergeleken konden worden op overeenkomsten en verschillen. Dat leidde tot een samenvatting per deelvraag (rij). Deze samenvattingen dienden ten slotte als belangrijkste basis voor de eindbeschouwing waarin de onderzoeksvragen genuanceerd en gedifferentieerd konden worden beantwoord. Tijdens de analyse werd de informatie per geïnterviewde steeds bij elkaar gehouden zodat de betekenis van stukjes informatie telkens in het verband van het gehele interview gezien kon worden. 43

44 3. Methodologie Methodologische kwaliteitscriteria Dit onderzoek heeft niet tot doel te generaliseren, daarvoor is de steekproef niet representatief genoeg. Zoals reeds eerder gezegd, is het doel van dit onderzoek echter exploratief van aard. Het wil een eerste schets geven van de bevindingen die ouders ervaren bij het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur. Daarom werd er naar een aantal kleine cases gekeken in plaats van oppervlakkig naar een groot aantal. Dit alles betekent echter niet dat de kwaliteit van het onderzoek niet zo hoog mogelijk moet zijn. Een aantal onderzoekers is van mening dat aandacht voor begrippen als betrouwbaarheid, validiteit en generaliseerbaarheid enkel aan de orde is binnen de kwantitatieve onderzoekstraditie. Toch kan men stellen dat het niet alleen mogelijk, maar tevens noodzakelijk is om deze kwaliteitscriteria als referentiepunt te nemen voor degelijk en systematisch kwalitatief onderzoek (Silverman, 2000). In dit onderzoek werden dan ook enkele inspanningen gedaan om de betrouwbaarheid, validiteit en objectiviteit te verhogen. Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid is de afwezigheid van toevallige of onsystematische vertekeningen van het object van studie. Betrouwbaarheid komt in die zin neer op herhaalbaarheid. In kwalitatief onderzoek is de feitelijke herhaling van een onderzoek of onderdelen ervan echter niet mogelijk doordat de onderzochte situatie verandert, zodat slechts virtuele herhaalbaarheid kan worden verlangd. Dit moet mogelijk worden gemaakt door uitgebreide rapportage van de oorspronkelijke uitvoering van het onderzoek. Virtuele herhaalbaarheid houdt dus in ieder geval intersubjectieve navolgbaarheid in, want men zal nooit weten of een feitelijke herhaling van een onderzoek dezelfde resultaten zou opleveren (Maso & Smaling, 1998). De interne betrouwbaarheid is de betrouwbaarheid binnen een onderzoeksproject. Het is afhankelijk van de mate waarin verschillende onderzoekers binnen hetzelfde onderzoeksgebied tot dezelfde resultaten zouden komen. Men streeft dus naar een zekere consistentie van een onderzoeker of tussen verschillende methoden. In dit onderzoek werden een aantal strategieën toegepast om de interne betrouwbaarheid te verhogen (Maso & Smaling, 1998): - De resultaten worden geïllustreerd met empirische voorbeelden, namelijk citaten. 44

45 3. Methodologie - Door middel van audio-opnames werd het verzamelen van gegevens gemechaniseerd en geautomatiseerd om vertekeningen te vermijden. Externe betrouwbaarheid is herhaalbaarheid van het hele onderzoek. Zoals eerder aangehaald, stelt men bij kwalitatief onderzoek de virtuele herhaalbaarheid als norm (Maso & Smaling, 1998). In deze studie werd getracht virtuele herhaalbaarheid te realiseren door een expliciete en uitvoerige beschrijving van de theoretische inzichten, de selectie van informanten, de situaties en condities van de bevraging en andere methodisch-technische informatie. Validiteit Validiteit vatten we op als de afwezigheid van systematische vertekeningen (Maso & Smaling, 1998). Interne validiteit gaat na of de resultaten overeenkomen met de werkelijkheid (Maso & Smaling, 1998). In deze studie werd die match zo groot mogelijk gemaakt door gebruikt te maken van audio-opnames om vertekeningen door een selectief geheugen en later optredende interpretaties te vermijden. Bovendien werden de interviews letterlijk uitgetypt en aantekeningen bij het interview werden zo snel mogelijk genoteerd. Externe validiteit wordt meestal opgevat als de generaliseerbaarheid van onderzoekconclusies naar andere personen, fenomenen, situaties en tijdstippen dan die van het onderzoek. Externe validiteit behoort evenwel niet per definitie tot het objectiviteitsstreven, wanneer het niet het doel van het onderzoek is (Maso & Smaling). Gezien de exploratieve aard van dit onderzoek werd niet gestreefd naar algemene generalisaties, maar eerder naar een typisch kwalitatieve versie van externe validiteit, namelijk de overdraagbaarheid. Het is aan de lezer van dit onderzoeksrapport om te bepalen of en welke gelijkenissen bestaan tussen twee situaties om de conclusies tevens in de andere situatie te laten gelden. Objectiviteit subjectiviteit Het streven naar objectiviteit in het onderzoek is het streven, in relatie tot het kader van de vraagstelling van het onderzoek, recht te doen aan het object van studie: het object van studie laten spreken en niet vertekenen. Het gaat er dus niet om het 45

46 3. Methodologie object van de studie op te vatten als iets statisch of als iets absoluut dat bestaat buiten het bewustzijn van de onderzoeker of de samenleving, laat staan buiten het menselijk bewustzijn. Methodologische objectiviteit houdt in dat men zich in principe altijd de vraag kan stellen: is er wel voldoende recht gedaan aan het object van onderzoek (Maso & Smaling, 1998)? Ook dit onderzoek tracht zoveel mogelijk recht te doen aan de persoon zelf om de objectiviteit te bevorderen. Daarom werden audio-opnames gemaakt van de gesprekken en werden deze vervolgens letterlijk uitgetypt. Het streven naar een niet-vertekend beeld betekent echter niet vanzelf dat men het object van het onderzoek tot zijn recht moet laten komen. Om het object van de studie te laten spreken, moet de kwalitatieve onderzoeker zich persoonlijk betrokken voelen en zich ook inlaten met de te bestuderen werkelijkheid. Dit kan onder andere bevorderd worden door dialogische verhoudingen tussen onderzoeker en onderzochte (Maso & Smaling, 1998). Wanneer we de subjectiviteit van de onderzoeker vervolgens niet eenzijdig opvatten als mogelijke vertekening, dan kan de subjectieve inzet van de onderzoeker juist bijdragen aan het objectiviteitsstreven. Het streven naar objectiviteit is dus met andere woorden een intelligent gebruikmaken van de eigen subjectiviteit. In kwalitatief onderzoek kan de onderzoeker meestal meer leren als hij of zij een dialogische relatie met de onderzochten kan aangaan (Maso & Smaling, 1998). Ook hieraan werd in dit onderzoek recht gedaan. De gesprekken verliepen op een vrij informele manier waarbij er voldoende ruimte was tot dialoog en het uitwisselen van gedachten. Omdat de meeste ondervraagden in de buurt van de interviewer wonen, was er een grote vertrouwensband zodat er vlot en meer vrijuit gesproken werd. 46

47 3. Methodologie Ethische overwegingen Vertrouwelijkheid, anonimiteit en privacy zijn belangrijke ethische beginselen die gewaarborgd dienen te worden bij alle aspecten van het onderzoek. Vertrouwelijkheid verwijst naar het akkoord met de ondervraagden over wat er met de data zal gebeuren en wie er toegang toe heeft (Miles & Huberman, 1994). Zowel in de vragenlijst, tijdens het telefoongesprek, als bij het begin van het interview werd de onafhankelijkheid ten aanzien van derden benadrukt. Ouders kregen de garantie dat andere lezers niet te weten zouden komen welke delen uit deze scriptie door welke ouders vernoemd werden. Alles zou onherkenbaar gemaakt worden. Ook werd de anonimiteit gegarandeerd zodat de privacy van de ondervraagden beschermd werd. In dit onderzoeksrapport zijn geen namen te vinden, ook plaatsnamen en andere kenmerken werden bij het neerschrijven gewijzigd of zoveel mogelijk vermeden. Ouders waren bovendien niet verplicht te antwoorden op vragen waar ze dit liever niet deden. Tot slot werd de toestemming van de ouders gevraagd om het gesprek op dictafoon op te nemen en kregen ze de garantie dat niemand anders deze gesprekken zou beluisteren. In een onderzoeker-ondervraagde-relatie lijkt niet steeds sprake te zijn van reciprociteit. De balans tussen geven en nemen, tussen baten en kosten lijkt niet altijd evenredig verdeeld. Toch valt er voor de ondervraagde ook winst of voordeel te halen uit een onderzoek, al ligt dit op een ander vlak dan bij de onderzoeker. Sommige auteurs halen aan dat de ondervraagden voordeel halen uit de tijd en aandacht die hen geboden wordt (Miles & Huberman, 1994). Vaak verschaft het interview de respondenten één van de zeldzame gelegenheden waarin er echt naar hen geluisterd wordt en ze over zichzelf kunnen praten (Tilanus, 1997). 47

48 4. Resultaten 4. RESULTATEN Eerst worden de resultaten van de korte vragenlijst gegeven, vervolgens de resultaten van de semi-gestructureerde interviews. Resultaten vragenlijst Algemene vragen In het onderzoek zijn 181 vragenlijsten opgenomen. Daarvan zijn 81,2% vrouwelijke respondenten. De gemiddelde leeftijd van de respondenten bedraagt 38, 9 jaar. De gemiddelde respondent heeft twee kinderen waarvan het oudste kind 13,4 jaar oud is. De meeste respondenten, namelijk 89,5% wonen in de provincie Antwerpen. De andere respondenten wonen hoofdzakelijk in Oost-Vlaanderen (9,9%). De meeste respondenten behaalden een diploma van het technisch secundair onderwijs (28,2%) of van het hoger onderwijs korte type (24,3%). behaald diploma lagere school lager BSO TSO ASO hoger hoger universiteit secundair onderwijs - korte type onderwijs - lange type Opvoedingsvragen en problemen De meerderheid van de respondenten kruisten geen probleem aan bij volgende items: - Steun van partner - Zakgeld - Praten met kind - Gezinsbudget 48

49 4. Resultaten - Schoolloopbaan - Verantwoordelijkheden ten opzichte van kind - Vrijheid geven aan kind - Afspraken met partner - Drugs - Keuzes in manier van opvoeden - Respect van kind - Pc, internet - Begeleiden in relationele en seksuele ontwikkeling De meerderheid van de respondenten kruisten niet echt problematisch aan bij volgende items: - Regels en grenzen - Tv, video - Meningsverschillen - Conflicten broer/zus De antwoordmogelijkheid is een probleem wordt het meest aangekruist bij volgende items: - Regels en grenzen bij 18,2% van de respondenten - Tv en video bij 16,6% van de respondenten - Pc en internet bij 18,8% van de respondenten - Conflicten broer/zus bij 10,5% van de respondenten - Houden aan afspraken bij 15,5% van de respondenten is een probleem regels en grenzen tv en video pc en internet conflicten broer/zus houden aan afspraken 49

50 4. Resultaten Informatiekanalen Meest gebruikt infokanaal? De meeste respondenten geven aan dat ze boeken (25,4%) gebruiken als belangrijkste informatiekanaal bij de opvoeding. Op de tweede plaats gebruiken de respondenten andere ouders (22,1%) als belangrijkste informatiekanaal. Tijdschriften wordt slechts door 7,2% van de respondenten als belangrijkste informatiekanaal aangeduid. Als minst gebruikt informatiekanaal wordt radio en televisie (13,3%) aangegeven. meest gebruikt informatiekanaal andere ouders radio, tv boeken tijdschriften school, CLB Er is geen verband tussen de sekse van de respondent en de kans dat hij/zij vaker aanduidt dat boeken of tijdschriften het meest gebruikte infokanaal zijn. Zowel mannelijke als vrouwelijke respondenten duiden deze antwoordmogelijkheid evenveel aan. Respondenten met een diploma van het universitair onderwijs (41,7%) en hoger onderwijs lange type (62,5%) gebruiken vaker boeken als belangrijkste informatiekanaal in vergelijking met andere respondenten. Er is geen opmerkelijk verband tussen het opleidingsniveau en de keuze voor tijdschrift als belangrijkste informatiekanaal bij opvoedingsondersteuning. relatie opleidingsniveau - boek als meest gebruikt infokanaal boeken lagere school lager BSO TSO ASO hoger hoger universiteit secudair onderwijs - korte type onderwijs - lange type 50

51 4. Resultaten Respondenten met vier kinderen duiden de antwoordmogelijkheid boeken beduidend meer aan (46,7%). Op de tweede en derde plaats komen respondenten met vijf (42,9%) en drie (41,2%) kinderen. Er is geen opmerkelijk verband tussen het aantal kinderen en de keuze voor tijdschrift als belangrijkste informatiekanaal bij opvoedingsondersteuning. Meest geschikt infokanaal? De respondenten vinden andere ouders (60,8%) het meest geschikt als informatiekanaal bij opvoedingsvragen. Op de tweede plaats verkiezen ze boeken (49,7%). Daarna volgen de school en het CLB, radio en televisie. Tijdschriften vindt men het minst geschikt informatiekanaal. meest geschikt informatiekanaal andere ouders radio, tv boeken tijdschriften school, CLB Er is geen verband tussen de sekse van de respondent en de kans dat hij/zij vaker aanduidt dat boeken of tijdschriften het meest geschikte infokanaal zijn. Zowel mannelijke als vrouwelijke respondenten duiden deze antwoordmogelijkheid evenveel aan. Er is geen relatie tussen de antwoordmogelijkheid boeken al meest geschikt informatiekanaal en het opleidingsniveau van de respondent. Bij tijdschriften zien we wel dat respondenten met een diploma van secundair BSO deze antwoordmogelijkheid vaker aanduiden (38,5%) als meest geschikt informatiekanaal. In overeenkomst met het item meest gebruikt informatiekanaal, geven respondenten met drie of vier kinderen vaker aan dat ze opvoedingsboeken het meest geschikt informatiekanaal vinden (respectievelijk 70,3% en 62,5%). Ook hier is er geen significant verband tussen de antwoordmogelijkheid tijdschriften en het aantal kinderen. 51

52 4. Resultaten Wanneer respondenten aanduiden dat ze boeken het meest gebruiken als infokanaal, bestaat er een zeer grote kans, namelijk 87%, dat ze boeken ook aanduiden als meest geschikt informatiekanaal. relatie meest gebruikt infokanaal - meest geschikt infokanaal boeken meest gebruikt vaak gebruikt soms gebruikt weinig gebruikt bijna nooit minst gebruikt infokanaal infokanaal infokanaal infokanaal gebruikt infokanaal infokanaal Van de respondenten die het meest een tijdschrift lezen als informatiekanaal bij opvoedingsondersteuning, vindt 38,5% een tijdschrift ook het meest geschikte informatiekanaal. 61,5% van die respondenten vindt een tijdschrift daarentegen het minst geschikt als informatie kanaal. relatie meest gebruikt infokanaal - minst geschikt infokanaal tijdschriften meest gebruikt vaak gebruikt soms gebruikt weinig gebruikt bijna nooit minst gebruikt infokanaal infokanaal infokanaal infokanaal gebruikt infokanaal infokanaal 52

53 4. Resultaten Resultaten semi-gestructureerde interviews Thema 1: verwachtingen De meeste ondervraagden verwachten vooral een gevoel van herkenning te ervaren bij het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur. Ze willen verhaaltjes lezen, voorbeelden en ervaringen van anderen. Hierbij hopen ze terugkoppeling te kunnen maken naar de eigen opvoedingssituatie. Ik wil dat boek of dat artikel lezen en zien dat je jezelf er een beetje in herkent. Er staan dikwijls voorbeelden in van kinderen hé, eigenlijk vooral over kinderen. Gewoonlijk is dat zo, dus dan verwacht ik dat eigenlijk ook. Het verwachtte gevoel van herkenning wordt meestal ingelost. De ondervraagden ervaren na het lezen begrip, ze voelen dat ze er niet alleen voor staan. Maar ja, als je die verhalen dan herkent, dat is ook al heel goed vind ik. Dat gewone mama s en papa s iets schrijven en dat die het ook wel eens lastig hebben als ze thuiskomen of dat er iemand anders ook wel eens roept. Het is vooral dat je niet het gevoel hebt dat je er alleen voor staat. Dat vind ik eigenlijk een heel belangrijk gevoel. Daarnaast verwachten veel ondervraagden dat de boeken of tijdschriften die ze raadplegen informatief van aard zijn. Men wil te weten komen hoe het nu allemaal zit. Hierbij verwachten ze dan vooral dat de auteur van het boek of het tijdschrift over meer en betere informatie beschikt dan zijzelf. Het is gewoon, alléz, het enigste dat ge verwacht is dat ze erover schrijven, dus dat ge weet hoe zit het nu eigenlijk hé. Een oplossing verwacht ik wel niet echt bij het lezen van zo n dingen. Wel gewoon altijd meer informatie. Deze verwachting wordt slechts gedeeltelijk ingelost. De ondervraagden geven aan dat de meeste boeken en tijdschriften informatief van aard zijn, maar dat de auteur het daarom niet beter weet. 53

54 4. Resultaten Tja, je verwacht natuurlijk altijd dat daar iets in gaat staan, dat ze het beter weten, maar dat is dikwijls niet zo. Een minderheid van de ondervraagden heeft een hulpvraag. Zij verwachten bij het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur vooral oplossingen voor specifieke moeilijkheden in hun opvoedingssituatie. Ja, dus in verband met dyslexie dat ze mij oplossingen kunnen bieden. Dat verwacht ik dan wel. Als ik dan echt op zoek ga, dan verwacht ik toch wel dat er oplossingen geboden worden. Meestal vinden de ondervraagden ook daadwerkelijk oplossingen terug in de boeken of tijdschriften in de vorm van tips. Op basis daarvan vormen ze zich ideeën over opvoeding. Één ondervraagde ziet dit zelfs als een ware verrijking voor haar/zijn opvoedingssituatie. En je ziet dan ook wat er niet goed gaat en hoe dat ze misschien hebben geprobeerd om het wel anders te laten lopen en ik vind dat dan altijd wel goeie ideeën. Ik vind het altijd gewoon boeiend om eraan te beginnen en ja, iets positiefs eruit te halen, al is het maar ene tip, om eens mee op pad te gaan of te experimenteren. Ik vind eigenlijk elk ding dat je ziet of extra leest, dat dat een verrijking is. De ondervraagden geven hierbij ook aan dat deze tips of oplossingen algemeen zijn en niet toepasbaar op elke situatie. Een pasklare oplossing voor een opvoedingsprobleem bestaat volgens de meeste niet. Hier en daar komt er tevens naar voren dat deze oplossingen meestal op hetzelfde neer komen. Ik denk dat ik daar vroeger wel meer van verwachtte ze, het gaat allemaal in de boeken staan van hoe dat je het moet doen, maar uiteindelijk moet je het zelf wel een beetje doen hé. Als ik dan echt op zoek ga, dan verwacht ik toch wel dat er oplossingen geboden worden. Dat kan niet altijd waarschijnlijk, maar ja, ge wilt dat een probleem opgelost wordt hé. En er zijn soms dan wel hulpmiddeltjes hé, dat wel, maar oplossen kunnen we het niet dikwijls hé. Uiteindelijk zeggen ook vele ondervraagden niets op voorhand te verwachten. 54

55 4. Resultaten In het algemeen werd er tijdens de interviews aangehaald dat het op zich niet zo erg is als de verwachtingen tegenvallen. Volgens een paar ondervraagden gaat het ten slotte maar om het lezen van een tijdschrift of boek waar men niet veel inspanningen voor moet leveren. Maar ik denk ook omdat ja, het lezen, dat kunt ge thuis, daar moet je je niet voor verplaatsen, valt de verwachting tegen, tja, dan is het niet zo erg. Maar als ge u moet verplaatsen en de verwachting valt tegen, en ja, ge hebt u moeten vrijmaken de hele avond, tja, das toch anders hé. Dus, als het eens tegenvalt, dan til ik daar niet zo zwaar aan. De verwachtingen blijken wel hoger als het gaat om een boek of tijdschrift dat aangeraden werd of waar men zeer specifiek naar op zoek gaat. Ook een bekende auteur kan de verwachtingen doen stijgen. Dus ik denk dat zo boeken en artikels die worden aangeraden, daar heb je nog meer verwachtingen bij. Tja, natuurlijk als er zo n naam, gelijk Peter Adriaenssens, bijstaat, heb ik hogere verwachtingen dan als er een naam bijstaat van iemand die ik eigenlijk helemaal niet ken. Thema 2: tips en adviezen De meerderheid van de ondervraagden vindt de tips en adviezen die meegegeven worden in commerciële opvoedingsliteratuur goed en nuttig. De beste tips zijn volgens de ondervraagden geen grote algemene tips, maar kleine dingetjes waar ze zelf nog niet bij stil hebben gestaan. De nuttigste tips omvatten meestal praktische zaken bij de opvoeding, zoals eten, slapen, huiswerk, orde, enz. En dan wordt ge gewaar dat het eigenlijk aan kleine, kleine tips ligt dat het ook wel beter lukt. Tips waarvan dat ge zelf niet aan denkt hé, of niet bij stilstaat of geen tijd voor maakt om aan te denken hé. Er werd wel een discrepantie gevonden in de houdbaarheid van tips en adviezen. Een aantal ondervraagden is van mening dat opvoeden door de jaren heen steeds hetzelfde blijft en dat basistips bijgevolg niet wijzigen. Andere ondervraagden daarentegen vinden dat de beste tips uit recente boeken of tijdschriften komen omdat deze snel verouderen. 55

56 4. Resultaten Ik denk ook wel dat de opvoeding van nu helemaal anders is dan de opvoeding van toen. Hoe ouder den boek, ge merkt dat wel, het is enorm geëvalueerd. Opvoeden is toch iets, ok, de maatschappij verandert wel, maar iets dat alléz, altijd hetzelfde gaat blijven denk ik. Allézja, dat is mijn idee hé. Maar ik denk dat er niks nieuws onder de zon is ze, er is wel een andere mentaliteit, maar ik denk dat den basis toch hetzelfde is gelijk vroeger. Een aantal ondervraagden haalt tevens aan dat veel tips op hetzelfde neerkomen en dus steeds in een nieuw kleedje worden gestoken. Ja, veel tips komen ook op hetzelfde neer, maar ge kunt ze wel gebruiken denk ik. Uiteindelijk als je regelmatig zo n dingen leest, kom je dikwijls op hetzelfde punt terug.volgens mij gaat het dus heel dikwijls in essentie over hetzelfde. De ondervraagden vinden het positief dat tips een samenvatting zijn van de tekst of het artikel en in een kadertje geplaatst worden. Dit verhoogt de duidelijkheid en zet meer aan tot lezen. Dus als ze een artikel samenvatten in een paar tips, dan hebt ge dat meestal wel gelezen. En daarmee hebt ge nog niet altijd het hele artikel gelezen hé. Dus uw oog valt op dat kaderke en dan leest ge dat hé. De meeste ondervraagden doen daadwerkelijk iets met de tips en/of adviezen die ze gelezen hebben. Maar de tips worden niet zomaar toegepast. Men geeft aan dat elk kind en situatie verschillend zijn en ze de tips daaraan aanpassen. Als dat van toepassing is op uw eigen situatie of op uwen eigen leefwereld, dan gebruikt ge dat hé. Daarvoor werkt dat niet op uw kind, maar ge kunt die tips wel veranderen in een richting die wel voor u kind werkt, denk ik. Verder vinden de ondervraagden het moeilijk om tips consequent toe te passen en geven ze aan dat ze het gewoon proberen. Er wordt vaak hervallen in oude gewoonten. Het toepassen van tips hangt volgens een ondervraagde dan ook af van de houding en het gedrag van de ouder zelf. 56

57 4. Resultaten En denken bij uw eigen van dat ga ik nu ook eens proberen thuis, maar na een week doet ge dat toch niet meer hé. Ik blijf erbij, meestal vervalt ge terug in oude gewoontes. En dan is er dus wel meer nodig dan een artikel hé. De tips zijn juist, maar dat wilt dan nog niet zeggen dat ze plots overgenomen gaan worden hé. Dat heeft met houding te maken en met gedrag hé. Maar ze waren juist in elk geval. Er zal meer voor nodig zijn om iets echt te veranderen binnen de opvoeding hé. Een aantal ondervraagden geeft tevens aan dat ze de tips onbewust toepassen. Ze zien het als een idee dat ze meenemen in de opvoeding. En ja, misschien doen we dan onbewust wel iets met die tips. Nu niet direct om te zeggen van ok, dat ga ik nu toepassen, maar gewoon iets dat in uw achterhoofd hangt en dat ge toch onbewust wel meepakt in uw manier van doen denk ik. De mening dat je opvoedt vanuit je eigen gevoel wordt door een paar respondenten gedeeld. Zij vinden de tips dan ook niet echt nodig. Een enkele respondent geeft aan dat hij/zij de tips niet toepast, maar wel leest. Dikwijls handelt ge gewoon vanuit uw buikgevoel of vanuit uw gevoel op dat moment zelf Maar veel dingen hé, eigenlijk de basis, dat start vanuit uw intuïtie. Ja, een gevoel dat je al heel veel jaren rond opvoeden hebt opgebouwd, omdat je het zo gekregen hebt en niet zo wilt doorgeven aan uw kinderen, of andersom. Maar ja, ge slaagt dat wel op, maar ge doet het toch altijd vanuit uw eigen gevoel vind ik. Het is niet omdat ze dan in dat boekske zeggen dat het zo moet, dat ik dan ineens helemaal anders gaan doen. Men geeft ten slotte ook aan dat als ze de tips toepassen, ze daar weinig of niets van zeggen tegen hun kinderen. Ze vinden het belangrijk hun autoriteit op dat vlak te bewaren. 57

58 4. Resultaten We proberen die tips die erin staan wel eens uit te voeren, maar we zeggen niet dat we dat ergens gelezen hebben of ergens gehaald hebben. Maar dan hebben we niet gezegd dat we ons oor ergens anders te luister hebben gelegd of dat we dat ergens gelezen hebben, dat zeggen we er dan niet bij. Thema 3: Inhoud De ondervraagden raadplegen voornamelijk volgende tijdschriften in verband met opvoedingsondersteuning: - Klasse - BOTsing - Blaadje van de Gezinsbond - Flair - Libelle - Ouders van Nu - Story - Psychologie - Brieven aan Jonge Ouders Ook opvoedkundige artikels in kranten worden regelmatig gelezen. Bij boeken in verband met opvoedingsondersteuning komt Peter Adriaenssens regelmatig terug. Daarnaast leest men vooral boeken over specifieke thema s. De meest voorkomende thema s waarover men leest zijn: - Schoolloopbaan - Puberteit/ tieners - Zwangerschap - Dyslexie/ Autisme/ ADHD - Zakgeld - Pesten - Nieuwssamengestelde gezinnen De keuze voor een bepaald thema blijkt voornamelijk afhankelijk van de specifieke opvoedingssituatie of ervaren opvoedingsproblemen. De ondervraagden geven aan dat ze datgene lezen dat voor hen herkenbaar is en hun interesse wekt. Ook de levensfase waarin de kinderen zich bevinden is een belangrijke factor. 58

59 4. Resultaten Ja, nu zijn ze in de puberteit en dan interesseert dat ons hard en als ze klein zijn, richt je u daar een beetje meer op hé. Dus een beetje afhankelijk van de situatie waarin je u bevindt, waar dat uw interesse op valt. Als we iets lezen, is het eigenlijk echt iets dat herkenbaar is, of dat herkenbaar zou kunnen worden. Maar wel als het nu iets rond tieners is of middelbaar of lagere school, ja dan ben ik eens zo geïnteresseerd om dat te lezen. Omdat dat nu dicht bij mijn leefwereld staat en die kleuters en baby s is veraf hé. Een meerderheid van de ondervraagden geeft aan liever ervaringen te lezen dan pure theorie. Men is ervan overtuigd dat zoiets sneller mensen aanspreekt en men vindt dat ook boeiender. Een ervaring denk ik wel dat dat meer mensen aanspreekt hé. Toch meer ervaringsgericht artikels interesseren me meer omdat theorie uiteindelijk maar een benadering is. Ik lees wel liever ervaringsverhalen, niet echt pure theorie. Het is niet echt duidelijk of de ondervraagden liever boeken of tijdschriften over opvoeding lezen. Voorstanders van boeken geven aan dat deze dieper op bepaalde thema s kunnen ingaan en aangrijpender zijn. Zij die artikels uit tijdschriften prefereren, geven aan dat zoiets vlotter leest en sneller ter hand wordt genomen. Ik geef de voorkeur aan een boek. Voor een artikel moet je tijd niet nemen, daar moet je niet voor gaan zitten, gewoon eens rap diagonaal doorlezen als je tijd hebt. Ik lees ook liever tijdschriften dan boeken.maar dat hangt er ook een beetje vanaf in welke context dat het is en naar wat je juist op zoek bent hé. Ik denk dat artikeltjes meestal ook beknopter zijn en dat dat meestal ook een alléz, een kop is er ook altijd en dat zegt wel wat er gaat komen. Doorgaans vinden de ondervraagden dat het soort boek of artikel waarin men iets leest over opvoeding niet uitmaakt. De inhoud wordt belangrijker gevonden dan het boek of het tijdschrift waarin het verschijnt. De ondervraagden die wel een voorkeur hebben, vinden voornamelijk dat men in een kwaliteitsvol boek of tijdschrift dieper ingaat op de inhoud. Hierdoor vinden ze de informatie geloofwaardiger overkomen, 59

60 4. Resultaten meer gefundeerd en gestaafd door professionelen. Verder geeft een ondervraagde aan dat de keuze voor een bepaald boek of tijdschrift samen hangt met toeval. Het is volgens hem/haar afhankelijk van hetgeen je op dat moment in je handen hebt. Ik denk meer in inhoud dan, dat dat belangrijk is, niet zozeer waar dat het in verschijnt. Nu van de Standaard verwacht je ook wel meer kwaliteit dan van het Nieuwsblad. Een artikel in de Standaard komt mij, zonder dat ik het zelfs gelezen heb, meer geloofwaardig over. Goh, als het een goed artikel is, is het een goed artikel hé.soms lees ik de Libelle wel eens bij mijn mama en daar kunnen soms zeker even goede dingen in staan. Het is natuurlijk wel zo, het ene boekske zult ge eens rapper doorbladeren dan een ander en als het dan toevallig staat in een boekske dat ge aan het doorbladeren zijt ja, dan valt uw oog erop en dan leest ge dat wel. Ondanks het feit dat een bekende auteur de verwachtingen doet stijgen, is deze volgens de meeste ondervraagden toch niet zo belangrijk voor de inhoud. Meestal is de auteur immers niet gekend of wordt er vooraf niet echt naar gekeken. Ook de keuze voor een ervaringsdeskundige of een academicus wordt meestal niet grondig overwogen. De ondervraagden geven aan dat als die keuze toch bewust wordt gemaakt, dat afhankelijk is van de situatie waarin ze zich bevinden. Als voordeel van een ervaringsdeskundige wordt aangegeven dat deze dichter bij de situatie staat. Een academicus heeft volgens de ondervraagden als voordeel meer wetenschappelijk gefundeerd te schrijven. Oh, ik weet niet, dat maakt eigenlijk niet veel uit denk ik, nee. Daar laat ik mezelf niet zo door beïnvloeden. Het hangt ook af van de situatie en hoe het in het artikel staat en de manier waarop ze dat schrijven, en over welk onderwerp het gaat. Het is niet omdat het van een professor is dat het voor mij heilig is. Maar andersom ook niet. Ik vind het wel belangrijk dat het zeer gegrond is, dus euhm, ik zou niet direct zeggen dat het een uitgesproken verschil uitmaakt, maar ik vind wel, het geeft voor mij meer diepte als er iemand voor gestudeerd heeft en met die materie heel sterk gewerkt heeft en er inzichten over gekregen heeft hé, op één of andere manier vanuit de praktijk. Dan vind ik dat veel gegronder dan iemand die het alleen vanuit de praktijk heeft. 60

61 4. Resultaten Het maakt voor mij ook niet uit wie dat geschreven heeft, ik heb er meestal ook geen idee van wie zoiets schrijft. De ondervraagden geven aan dat de teksten vlot moeten lezen en niet langdradig mogen zijn. Commerciële opvoedingsliteratuur mag volgens hen geen enkele doelgroep uitsluiten en dus verstaanbaar zijn voor iedereen. Vaktermen kunnen hierbij een stoorzender zijn. Als ge echt twee zinnen hebt gelezen en er staan drie woorden in die je niet begrijpt, ja dan, dan heeft het geen zin van verder te lezen hé. het moet wel plezant lezen blijven en verstaanbaar voor iedereen, want wie krijgt dat allemaal in z n handen, dat tijdschrift, ja, dat is wel zo hé. Alle doelgroepen moeten het uiteindelijk verstaan hé. Het is niet voor de dokters alleen ofzo hé. Gewoon verstaanbare taal, of als het echt niet anders kan, dat de woorden verduidelijkt worden hé. Er wordt tevens aangegeven dat de lay-out bij een artikel van minder belang is dan bij een boek. Een artikel is op zich kort zodat je je sneller een beeld vormt van de inhoud. Bij een boek is het vooral de kaft die de mensen moet aanspreken. De ondervraagden geven wel aan dat een artikel niet te lang mag zijn omdat het vaak bedoeld is om tussendoor te lezen. Een samenvatting in puntjes of in een kader doet vlotter lezen. Die korte artikelen vind ik het best hé. Ik lees niet graag hele lange stukken, want ja, meestal heb je dan toch iets anders te doen of je wordt onderbroken door iets en dan laat je dat liggen en dan ben je weg. Ik denk dan dikwijls, en dat is zo ook bij andere boeken, dat de kaft al meer aanspreekt. Als dat er uitziet gelijk nen professionele boek, dan denk ik dat ge al heel veel mensen mist. Bij artikels maakt die lay-out dan niet echt uit vind ik. Enkele ondervraagden geven aan dat de inhoud van een boek of tijdschrift kan aanzetten tot het zien van problemen waar deze niet zijn. Ze vinden het dan ook belangrijk om tijdens het lezen objectief te blijven. Literatuur kan veel doen, maar kan u ook totaal op het verkeerde spoor zetten. Dat je dus problemen ziet omdat je er te veel over leest. Uiteindelijk denk ik dat ouderlijk verstand ook nog veel doet, een beetje objectief dan en dat je dan heel veel dingen kunt uitsluiten, het juiste er uit halen. 61

62 4. Resultaten Als je als individu veel meer los kunt staan van de omgeving, dan ben je veel minder beïnvloedbaar door hetgeen je leest. Ik denk soms wel dat sommige dingen veel meer overroepen zijn. Ineens worden er bijvoorbeeld veel meer kindjes met ADHD geboren. Thema 4: aanleidingen De meeste ondervraagden lezen over opvoeding omdat ze zelf kinderen hebben en er dus in geïnteresseerd zijn. Ze zijn van mening dat het hun kinderen en de opvoedingssituatie alleen maar ten goede kan komen. Als je kinderen krijgt, zit er geen handleiding bij. Volgens de ondervraagden kan het dan dus ook geen kwaad om nieuwe dingen te lezen omtrent de opvoeding. Ah ja, dat is natuurlijk omdat je zelf kinderen hebt dat je daar dan meer voor open staat hé, of ikke toch zeker. Het komt die gasten toch ten goede denkt ge dan hé. Omdat ik kinderen heb. Ik denk later, op mijnen ouwen dag, zal ik dat waarschijnlijk niet meer lezen denk ik. Maar nu omdat ge daar midden in zit eigenlijk hé. Ik vind, ge weet nooit te veel hé, ge kunt altijd nog iets opsteken, ja, dat is toch zo. Een heleboel ondervraagden lezen commerciële opvoedingsliteratuur omdat ze bevestiging, herkenning en begrip zoeken. Ze zijn nieuwsgierig naar andermans ideeën en bevindingen, wat ook bleek in het thema verwachtingen. De aanleiding om een boek of tijdschrift over opvoeding te lezen en de verwachting daarbij blijken dus soms dezelfde. Één ondervraagde geeft ook aan dat ze weinig andere mensen in dezelfde opvoedingssituatie kent dat zichzelf en dat hij/zij er op die manier meer over te weten wil komen. Omdat je altijd denkt of hoopt dat daar tips uitkomen. En als je dingen herkent, vind je dat ook al goed en dan voel je je niet alleen. Omdat ge ook heel weinig nog andere mensen hebt dat in die situatie zitten. Alléz, zo die verhalen, omdat ge het zelf zo niet in uw leefwereld hebt eigenlijk. 62

63 4. Resultaten Tijdens de interviews gaven sommige ondervraagden tevens aan dat ze door het lezen van tijdschriften en/of boeken rond de opvoeding hopen aan meer objectieve informatie te geraken. Maar een artikel kan dan praktisch zijn en u op dat moment wel helpen hé, iets dat je bij mensen niet altijd hebt hé, want ofwel luisteren ze goed, ofwel gaan ze emotioneel mee en dat is ook niet altijd goed hé om samen te snotteren of zo hé. Maar euh, alléz, dat is veel objectiever hé, een artikel. De meeste ondervraagden hebben niet echt een specifieke aanleiding om over opvoeding te lezen. Ze bekijken dan ook vooral die zaken die hen voorgeschoteld worden, zoals Klasse, het tijdschriftje van de Gezinsbond of een artikel in hun dagelijkse krant. Als ons nu iets opvalt en dat is interessant, dan lezen we dat wel, maar we gaan het zeker niet zelf opzoeken om te lezen, dat zeker niet. Hetgeen dat voorgeschoteld wordt of hetgeen dat opvalt. Ik lees die dingen wel eens die ze meebrengen, zoals Klasse. Dus daar lezen we wel eens door. Automatisch lees je wel eens iets in de krant, Een aantal ondervraagden hebben een zeer duidelijke aanleiding om commerciële opvoedingsliteratuur te raadplegen. Zij lezen vooral over opvoeding omdat ze daarbij problemen ondervinden. Zij geven aan zich onzeker te voelen bij de opvoeding en soms gevoelens van onbegrip te ervaren. Ze gaan dan ook gerichter en meer specifiek op zoek naar informatie. Dikwijls als het probleem zich stelt, dan begin je te zoeken hé, denk ik. Als je een probleem hebt, ga je je daar meer in verdiepen. Dan ga je zoeken waarom je verkeerd bezig bent en wat je daaraan kunt doen, meer die stijl zo. Moest mijn kind dus nu echt een probleem hebben, dan zouden we daar wel meer naar op zoek gaan. Maar door het feit dat dat uw eerste kind is en het feit dat ge onzeker bent als ouder, ben ik eigenlijk echt beginnen lezen. 63

64 4. Resultaten De belangrijkste reden waarom ouders geen tijdschriften of boeken omtrent opvoeding raadplegen, is omdat ze de inspanning te groot vinden of omdat ze vinden dat opvoeding iets heel persoonlijks is. Dat is ook de reden waarom dat ge niet altijd alles leest, omdat het toch, gelijk dat ik juist al zei, het is toch iets dat ge zelf een beetje aanvoelt hé, denk ik. terwijl lezen, alléz, zo voel ik dat toch aan, daar moet ge een inspanning voor doen hé. Thema 5: algemeen gevoel Zoals ook in de vorige stukken al aan bod kwam, ervaren de ondervraagden steun en bevestiging bij het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur. Het is wel een soort ondersteuning. Een beetje bevestiging zoekt ge wel denk ik. Uiteindelijk wel, want ge koopt kinderen, maar er is geen handleiding bij hé. De ondervraagden krijgen een goed gevoel bij de eigen opvoedingssituatie als ze over de problemen van andere ouders lezen. Hierdoor krijgen ze meer zelfvertrouwen en kunnen ze de eigen opvoedingssituatie beter relativeren. Het wegzakken in een negatieve spiraal kan zo worden voorkomen. En dan toch maar denken van mm, wat zijn ons mannen eigenlijk toch wel braaf. Het leuke is dat je je beter kan relativeren, dat je weet dat je niet de enigste bent die dat op die manier doet, of niet goed doet, en dan geraak je niet in een negatieve spiraal. Op zich is dat al heel goed vind ik. Ook meer zelfvertrouwen. Als je denkt van dit was niet zo goed, maar zo en zo kan het ook en dat gebeurt ook eens bij een ander. Dat je voelt dat je daarom geen slechte ouder bent. amai, ik mag toch gelukkig zijn als ik dat allemaal lees, die problematieken. Men vindt het aanbod aan commerciële opvoedingsliteratuur groot genoeg. De basis wordt meegegeven zodat men zelf verder kan zoeken als men meer informatie wenst. 64

65 4. Resultaten Maar ik denk dat als je het echt nodig hebt, dat je er ook achter op zoek gaat, en dan zult ge het denk ook wel vinden in boeken bijvoorbeeld. Want, ik weet dat als ik niet genoeg zou vinden, ik naar de bibliotheek zou gaan en verder zoeken hé of aan het school vraag of ze daar niks over hebben. De start is er hé, de rest kan ik zelf euh, de start komt vanzelf binnen en dan. En ik zoek zelf mijn weg wel hoe dat het verder moet. Een selectie maken uit dat grote aanbod blijkt niet gemakkelijk. Enkele ondervraagden geven aan dat ze een selectie maken op basis van het vlot kunnen lezen. Meestal worden ook de recentste boeken of artikels eruit gekozen. Ge moet wel een selectie maken. Ook qua wat goed is en wat minder goed is. En die selectie maken vind ik niet altijd zo gemakkelijk. Ik pak meestal wel wat de recentste boeken eigenlijk. Want ge hebt er ook zo van twintig jaar geleden en dan denk ik ja, die opvoedkundige tips, sorry ze, maar dat komt niet meer overeen met wat het nu is. Hier en daar haalt men aan dat er nog te weinig aandacht wordt geschonken aan literatuur omtrent opvoedingsondersteuning. In dit verband heeft één ondervraagde het uitvoerig over de opvoeding van vroeger die volgens hem/haar beter was. Dat denk ik niet (of er genoeg aandacht aan wordt geschonken). Als je ziet hoeveel kinderen er mislopen, hoeveel slechtlopende gezinnen, als je ziet hoeveel echtscheidingen er zijn. Dat was vroeger toch wel veel minder dan nu, dus er moet iets gaande zijn in de maatschappij dat niet klopt hé. Als ge ziet wat die jong tegenwoordig allemaal mogen, tegenover wat dat wij vroeger konden en mochten, dan verschiet ge er niet van dat de gazetten vol staan van het één en het ander. Dus eigenlijk wordt daar toch weinig over geschreven vind ik maar wordt er over het ander te weinig geschreven, bijvoorbeeld dat ze te lui en te laks zijn en heel de tijd voor de televisie hangen. De meerderheid van de ondervraagden vindt het zeer belangrijk dat er over opvoeding geschreven wordt. Thema s over opvoeding leven bij iedereen en men geeft aan dat het niet hetzelfde is als er met andere mensen over praten. Een andere ondervraagde geeft aan dat we in een stresserende tijd leven en alle informatie over opvoeding dus welkom is. 65

66 4. Resultaten Ja, ik vind dat wel nodig. Anders weet je eigenlijks niks. Alléz, je praat wel met andere mama s en papa s, maar zo iets geschreven zien staan, is toch nog wel anders hé. Ik vind dat goed dat erover geschreven wordt. Het zal bij iedereen wel leven hé. Ik vind het heel goed dat er tegenwoordig zoveel over wordt geschreven en over gedaan, dat vind ik, want den tijd waar wij nu in leven is heel stresserend. Men vindt het tevens belangrijk dat die informatie naar de mensen toe wordt gebracht. Hierbij haalt men aan dat veel mensen denken dat ze goed bezig zijn in de opvoeding, terwijl dat misschien niet zo is. Maar men schuift naar voren dat men meestal niet de mensen bereikt die net wel bereikt zouden moeten worden. Velen denken toch altijd dat ze goed bezig zijn hé. Ge hebt dat zelf ook hé. Ja, het karakter van een mens verandert ge daar niet mee hé. Het is toch wel belangrijk dat ouders zo n dingen lezen. Maar ik denk dat diegenen die er juist over zouden moeten lezen, dat die juist het niet doen. Dat je die gewoon niet bereikt, nooit, op geen enkele manier... uiteindelijk als mensen er niks mee willen doen, doen ze er uiteindelijk ook niks mee hé. Dan mag dat nog honderd keer in de gazet staan. Ik denk dat als de mensen daarin geïnteresseerd zijn, die dat daar open staan, dat die het dikwijls al wel goed doen, alléz doen gelijk als verwacht wordt. Maar het blijft belangrijk dat dat in de media komt, absoluut. Uit de interviews kwam naar voren dat de ondervraagden naast het lezen van tijdschriften en/of boeken in verband met opvoeding er ook met andere mensen over spreken. Men gaf aan vooral met de partner te praten over de opvoeding wanneer er problemen zijn. Sommigen zien dat als een basisfundament bij de opvoeding. Als er problemen zijn, dan babbelen we erover, maar anders als dat goed gaat. Ik denk ook dat er ergere gevallen zijn dan wij. Minder, maar dat is omdat hij heel veel weg is en ik ben thuis voor de kinderen, dat scheelt ook wel ze. Hij steunt mij uiteraard wel, want anders lukt het ook wel niet, maar ik ben voltijds thuis en dat scheelt wel denk ik. Ook met anderen wordt wel eens over de opvoeding gepraat. Één ondervraagde geeft aan dat zo n onderwerp soms wel gevoelig kan liggen omdat iedereen z n 66

67 4. Resultaten kinderen op zijn/haar eigen manier opvoedt. Langs de andere kant komt naar voren dat een gesprek met anderen verhelderend kan zijn en voor meer steun kan zorgen. Een ondervraagde geeft tevens aan dat gesprekken met anderen vaak oppervlakkig zijn. Dat ligt zowiezo heel gevoelig, alléz, dat gaat dan over opvoeding hé. Ik merk dat bijvoorbeeld over hoe dat ge uw kinderen opvoedt, tja, ge kunt u ook niet moeien met iemand anders z n opvoeding hé. Jaja, opvoeding van kinderen ligt wel gevoelig ze. Ik voel me toch meer gesteund door er met mensen over te spreken, dan door bv artikels. Omdat die dichter bij u staan hé, zo n artikel is verder van u af hé. Maar euh, alléz, dat is veel objectiever hé, een artikel. Een gesprek vind ik toch nog verhelderend, alléz meer, dat dat meer inwerkt dan een artikel nog. Als het echt over serieuze dingen gaat en ge weet dat die mensen precies ook dat probleem hadden toen, dan ja, vind ik wel dat door gesprekken, dat je daar meer steun aan vindt dan door te lezen. Tijdens de gesprekken kwam ook vaak een ander informatiekanaal aan bod, namelijk de informatieavond. De ondervraagden halen daar doorgaans meer uit dan uit een boek of artikel. Tijdens zo n moment is er immers interactie tussen de verschillende deelnemers en kan men vragen stellen. Het wordt ook gezien als een aanvulling op hetgeen thuis gelezen wordt. Tenslotte wordt aangehaald dat een informatieavond meer inspanning vergt en dat daarom de stap ernaar toe moeilijker kan zijn. Eenmaal daar beleven de meeste ondervraagden wel een intensere ervaring. ja, de mensen moeten dan zelf een stap zetten en dat is altijd wat moeilijker hé. Terwijl met de krant zal je wel meer mensen bereiken. Maar het rendement zal wel lager zijn, zal ik zeggen, per stuk, terwijl als je dan naar een voordracht gaat, heb je misschien minder mensen, maar het rendement is hoger. Wat is het beste? Ik weet het niet, van allebei een beetje zeker hé. Persoonlijk vind ik een voordracht wel plezanter. Natuurlijk, een krant kunt ge lezen wanneer je wilt hé. Het is wel gemakkelijk natuurlijk hé zo n artikel, je leest dat wanneer je wilt. Voor zo n informatieavond moet je een hele avond uit je zetel komen en je verplaatsen. Mensen doen dat niet graag denk ik. 67

68 4. Resultaten Daar is wel meer interactie hé, daar stellen ze vragen en er wordt geantwoord, alléz, ge moet zelf niet antwoorden, maar ze doen dat wel, er wordt gereageerd en dan wordt daar op ingespeeld door andere ouders. Die interactie vind ik wel goed. Verschillende categorieën? Zoals beschreven in de methodologie werden de ondervraagden ingedeeld in drie categorieën, namelijk mannen, vrouwen met een hoog opleidingsniveau en vrouwen met een laag opleidingsniveau met als doel verschillende bevindingen inzake commerciële opvoedingsliteratuur waar te nemen. Uit de analyses ontdekte ik slechts één opmerkelijk verschil. Zo lijken mannen minder interesse te tonen in commerciële opvoedingsliteratuur en geven ze aan dat zoiets vooral een vrouwenzaak is. Nee, niet speciaal [antwoord op de vraag of hij wel eens iets over opvoeding leest]. Automatisch lees je wel eens iets in de krant, maar het is niet dat ik naar de bibliotheek ga lopen om daar het één en het ander van op te zoeken. Hier liggen ook den Bond en Klasse van Marijke, maar ikzelf zit daar niet in te neuzen eigenlijk. Alléz, ik blader dat weleens door, maar nu niet voor te zeggen dat ik dat echt helemaal doorneem ofzo. Mijn echtgenote komt nogal veel met artikels af, en dan lees ik dat eens. Vrouwelijke ondervraagden geven tevens aan dat hun man minder tijd besteedt aan de opvoeding, er verder vanaf staat en zich daar niet echt over informeert, wat ze doorgaans als vanzelfsprekend beschouwen. De opvoeding blijft voor een stuk hun terrein. In dat verband is het ook opmerkelijk dat wanneer ik een man ging interviewen, in 2 van de 4 gevallen de vrouw erbij kwam zitten en mee de vragen beantwoordde. Hij staat minder in voor de opvoeding van de kinderen. Hij steunt mij uiteraard wel, want anders lukt het ook wel niet, maar ik ben voltijds thuis en dat scheelt wel denk ik, dat dat meer zo mijn domein is. Ik denk ook dat dat heel normaal is ze, alléz ja, bij ons is dat toch normaal, ik zal het zo zeggen, en ook, ik ervaar dat niet als een probleem dat ik dat hier alleen doe, het wordt wel overlegd en het wordt wel besproken, maar niet in die mate. 68

69 4. Resultaten Kris leest dat ook niet, die leest andere dingen. Hij leest toch al die dingen niet, omdat die zoveel andere dingen heeft hé. En ik ben daar misschien gevoeliger voor als mama, ik weet het niet. Andere papa s misschien wel, ik weet het niet. 69

70 5. Afsluitende discussie 5. AFSLUITENDE DISCUSSIE In deze discussie geef ik kort de belangrijkste bevindingen per onderzoeksvraag weer. Op die manier is het duidelijk dat alle onderzoeksvragen na de analyse beantwoord werden. Vervolgens bespreek ik kritisch de belangrijkste resultaten van het onderzoek. Hiervoor maak ik onder andere gebruik van het theoretische kader aan het begin van deze scriptie. Uitspraken in verband met de resultaten doe ik met grote voorzichtigheid, aangezien deze scriptie niet tot doel heeft te veralgemenen. Daarna komen de beperkingen in verband met het gevoerde onderzoek aan bod en waag ik me aan enkele aanbevelingen voor verder onderzoek. Bij wijze van besluit blik ik tenslotte terug op een aantal indrukken die het onderzoek op mij heeft nagelaten. Bevindingen bij onderzoeksvragen Waarom lezen ouders commerciële opvoedingsliteratuur? Ouders lezen commerciële opvoedingsliteratuur in de eerste plaats omdat ze kinderen hebben en er daarom in geïnteresseerd zijn. Ze willen meer objectieve informatie over het opvoedingsproces. Daarnaast zoeken ze via die weg bevestiging, herkenning en begrip. Uit de resultaten blijkt dat niet iedereen een specifieke reden heeft om commerciële opvoedingsliteratuur te raadplegen. Een aantal tijdschriften zoals Klasse en ook artikels in de krant krijgen ze zonder moeite voorgeschoteld. Anderen hebben dan weer een zeer specifieke reden om over opvoeding te lezen. Zij ondervinden problemen bij het opvoeden en gaan zeer gericht op zoek naar informatie. De belangrijkste reden waarom ouders geen tijdschriften of boeken over opvoeding raadplegen, is omdat ze de inspanning te groot vinden of omdat ze vinden dat opvoeding iets heel persoonlijks is, iets dat je van nature uit doet. Waarover lezen ouders in commerciële opvoedingsliteratuur? De keuze voor een bepaald thema blijkt voornamelijk afhankelijk van de specifieke opvoedingssituatie of ervaren opvoedingsproblemen. De ondervraagden geven aan dat ze datgene lezen dat voor hen herkenbaar is en hun interesse wekt. Ook de levensfase waarin de kinderen zich bevinden is een belangrijke factor. 70

71 5. Afsluitende discussie Uit de resultaten blijkt tevens dat men ervaringen boeiender vindt dan pure theoretische informatie. Doorgaans vindt men de inhoud belangrijker dan het boek of het tijdschrift waarin iets over opvoeding verschijnt. Ook de auteur maakt voor velen geen verschil uit. De tekst moet wel verstaanbaar zijn voor iedereen om niemand bij voorbaat uit te sluiten. Tenslotte kan de inhoud van een boek of tijdschrift soms aanzetten tot het zien van problemen waar deze niet zijn. Hebben ouders bij aanvang van het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur bepaalde verwachtingen? En worden die verwachtingen na het lezen ingelost? Meestal heeft men op voorhand geen verwachtingen bij het raadplegen van commerciële opvoedingsliteratuur. Zijn die verwachtingen er wel, dan hoopt men voornamelijk een gevoel van herkenning te ervaren bij het lezen. Deze verwachting wordt meestal ingelost. Daarnaast verwachten veel ondervraagden dat de boeken of tijdschriften die ze raadplegen informatief van aard zijn. Deze verwachting wordt slechts gedeeltelijk ingelost. Een minderheid, meestal zij met problemen in de opvoedingssituatie, heeft een specifieke hulpvraag en verwacht dus oplossingen. Meestal vinden ze ook daadwerkelijk oplossingen terug in de vorm van tips. De verwachtingen blijken wel hoger als het gaat om een boek of tijdschrift dat aangeraden werd of waar men zeer specifiek naar op zoek gaat. Ook een bekende auteur kan de verwachtingen doen stijgen. Wat vinden ouders van de tips en adviezen in commerciële opvoedingsliteratuur? En doen ze er nadien in de praktijk iets mee? De meerderheid vindt de tips en adviezen die meegegeven worden goed en nuttig. De beste tips omvatten meestal praktische zaken bij de opvoeding, zoals eten, slapen, huiswerk, orde, enz. Er wordt hier en daar tevens aangehaald dat veel tips op hetzelfde neerkomen. De meeste ondervraagden doen daadwerkelijk iets met de tips en/of adviezen die ze gelezen hebben. Maar men geeft wel aan dat elk kind en situatie verschillend zijn en ze de tips daaraan aanpassen. Verder probeert men meestal gewoon de tips uit, al vindt men het moeilijk deze consequent te blijven toepassen omdat men vaak hervalt in oude gewoonten. Een aantal ondervraagden geeft tevens aan dat ze de tips onbewust toepassen. 71

72 5. Afsluitende discussie Zij die de tips niet echt toepassen en ze ook niet noodzakelijk vinden, zijn van mening dat je opvoedt vanuit je eigen gevoel en ideeën. Welk gevoel hebben ouders na het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur? In het algemeen ervaren ouders een gevoel van steun en bevestiging bij het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur. Men krijgt een goed gevoel en zelfvertrouwen als men leest over de opvoedingsproblemen van anderen zodat men de eigen situatie beter kan relativeren. De meerderheid vindt het zeer belangrijk dat er over opvoeding geschreven wordt. Men vindt het tevens belangrijk dat die informatie naar de mensen toe wordt gebracht. Hierbij haalt men aan dat veel mensen denken dat ze goed bezig zijn in de opvoeding, terwijl dat misschien niet zo is. Maar men schuift naar voren dat men meestal niet de mensen bereikt die net wel bereikt zouden moeten worden. Naast het lezen van tijdschriften en/of boeken in verband met opvoeding spreekt men er ook met andere mensen over. In de eerste plaats is dat de partner, voornamelijk wanneer er problemen zijn in de opvoeding. Vrouwelijke ondervraagden geven wel aan dat hun man minder tijd heeft voor de opvoeding en er verder vanaf staat. 72

73 5. Afsluitende discussie Bespreking resultaten Vragenlijst De antwoordmogelijkheid is een probleem wordt door de respondenten het meest aangekruist bij pc en internet. Onze technologisch snel evoluerende maatschappij biedt een mogelijke verklaring. De meeste ouders hebben vanuit hun jeugd immers weinig of geen ervaring met de computer en het internet zodat ze geen voorbeelden hebben om op terug te vallen. Ook regels en grenzen en houden aan afspraken wordt regelmatiger aangeduid als problematisch, mogelijk als gevolg van een veranderende maatschappelijke context en gezinscontext. De evolutie van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding zorgde ervoor dat beslissingen in verband met de opvoeding niet langer eenzijdig door de ouders genomen worden (Du Bois- Raymond, 1994). De ijkpunten van de opvoeding, de algemeen geldende waarden en normen zijn weggevallen of niet meer eenduidig. Het stellen van grenzen krijgt dus een moeilijke invulling. Snyers et al. (2001) vinden in hun onderzoek dat ouders van tieners zich relatief weinig zorgen maken over drugs, terwijl dit traditioneel doorgaat als één van de grootste zorgen van hedendaagse ouders. Ze geven als verklaring dat er in het onderzoek relatief weinig ouders waren wiens kinderen effectief drugs gebruiken en dat de bekommernis omtrent drugs eerder een vage, algemene zorg is waarmee zij niet dagelijks geconfronteerd worden. Ook uit de vragenlijst van deze scriptie blijkt dat de meeste respondenten drugs aanduiden als geen probleem. Uit het onderzoek van Snyers et al. (2001) blijkt tevens dat schriftelijk voorlichtingsmateriaal een belangrijk informatiekanaal is voor ouders. In de studie van Vermulst (2002) ziet 44% van de door hem bevraagde ouders foldermateriaal of boekjes als een gewenste vorm van opvoedingsondersteuning. Die bevinding vinden we ook terug in deze studie, zeker wat boeken betreft. Op een aantal vlakken komen de bevindingen van mijn vragenlijst echter niet overeen met reeds gevoerd onderzoek. Zo geven Snyers et al. (2001) aan dat ook andere kanalen van opvoedingsondersteuning, namelijk radio en televisie, hoog scoren. De door mij bevraagde respondenten gebruiken radio en televisie daarentegen het minst als informatiekanaal bij de opvoeding. Uit een studie voor de Gezinsbond van De Neve (2002) blijkt dan weer dat ouders vooral tijdschriften en andere ouders de meeste geschikte informatiekanalen vinden. Voor het item andere 73

74 5. Afsluitende discussie ouders kom ik in mijn onderzoek tot dezelfde conclusie, maar het item tijdschrift vinden de respondenten het minst geschikt informatiekanaal. Semi-gestructureerde interviews Zoals eerder aangegeven, ontdekte ik weinig verschil tussen de verschillende categorieën die ik creëerde bij de interviews. Wat ik wel kan besluiten, is een verschil in behoefte aan commerciële opvoedingsliteratuur. Ouders die problemen ervaren in de dagelijkse opvoedingssituatie hebben hieraan meer nood en gaan gerichter op zoek naar informatie. De literatuur die thuis aankomt, zoals bijvoorbeeld Klasse en de krant, is voor hen onvoldoende. In dit verband halen Bertrand et al. (1998) aan dat de behoefte aan opvoedingsondersteuning niet los gezien kan worden van de sociale context van het gezin waarbij de aandacht gericht is op de invloed van stressoren in het gezin en in de omgeving rondom het gezin. Deze twee types, namelijk ouders die al dan niet problemen ervaren in de opvoedingssituatie, zijn impliciet ook terug te vinden in de literatuur. Opvoedingsondersteuning wordt enerzijds beschouwd als een belangrijk middel ter versterking van de opvoedingscompetentie van ouders (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). Volgens Vandemeulebroecke (1995) is een belangrijke functie van opvoedingsvoorlichting dan ook het verrijken van het opvoedingsmilieu. Vanuit de analyses van de interviews kan ik dat alleen maar beamen. De ondervraagden willen meer te weten komen over de opvoeding omdat ze het beste voor hebben met hun kinderen, ook al zijn er geen problemen. Anderzijds heeft opvoedingsondersteuning als functie het bewaren en opnieuw in evenwicht brengen van de balans tussen risico- en protectieve factoren (Vandemeulebroecke & Nys, 2002). Deze functie verwijst naar die ouders met problemen in de opvoedingssituatie die op zoek gaan naar gerichte informatie. Verder halen Vandemeulebroecke en Nys (2002) enkele activiteiten aan voor het realiseren van de verschillende functies van opvoedingsondersteuning. Ze plaatsen boeken en tijdschriften bij voorlichting of informatieverstrekking. Deels blijkt dat ook uit de interviews. De ondervraagden geven aan op zoek te zijn naar meer informatie. Maar nog meer willen ze een goed gevoel ervaren, weten dat ze er niet alleen voor staan. Daarom vind ik dat men boeken en tijdschriften ook bij de activiteit emotionele en/of beoordelingssteun kan plaatsen. Deze behoefte aan emotionele steun komt tevens in het onderzoek van Snyers et al. (2001) tot uiting: ouders hebben nood om gehoord te worden, behoefte aan erkenning voor hun inzet en zorg bij de opvoeding en nood om te weten hoe andere ouders opvoeden. 74

75 5. Afsluitende discussie Uit de interviews blijkt dat ouders ook daadwerkelijk een gevoel van herkenning en begrip ervaren. Zowel Lim-Feijen (1992) als Buddelmeijer (1992) erkennen deze voordelen van schriftelijke opvoedingsvoorlichting. De meest voorkomende aanleiding tot het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur is het feit dat ouders het beste voor hebben met hun kind en dus goed willen functioneren als opvoeder omdat zoiets het kind alleen maar ten goed kan komen. Hermanns (1992) deed dezelfde bevinding. Als verklaring gaf hij dat meer ouders bewust kiezen voor kinderen en een hoger verwachtingspatroon over opvoeding hebben dan vroeger. Ouders zoeken dus bewust naar informatie over opvoedkundige aspecten. Vandemeulebroecke en Colpin (2002) schrijven dan ook dat de vragen die ouders hebben niet noodzakelijk een uiting van opvoedingsonzekerheid zijn, dan wel een intentie om zo goed mogelijk op te voeden en daarbij gebruik te maken van de meest recente inzichten. Deze positieve visie op opvoedingsondersteuning impliceert dan ook dat alle ouders recht hebben op ondersteuning. Uit de interviews bleek dat qua inhoud de grote meerderheid van de ondervraagden ervaringen verkiest. Vermeulen (1992) en Colpin en Vandemeulebroecke (2002) komen tot vergelijkbare bevindingen. Ouders zijn geïnteresseerd in hoe andere ouders de opvoeding aanpakken. Ze willen graag weten hoe de ander het doet. In deze studie kwam naar voren dat door het lezen van commerciële opvoedingsliteratuur ouders soms problemen zien waar ze niet zijn. Dit gegeven noemt men ook wel proto-professionalisering. Poot (1992) schrijft hierover dat de overvloedig aangedragen informatie niet altijd eenduidig is. Het kan dan gebeuren dat ouders, door het lezen van alle informatie die hen bereikt, hun vragen en problemen vertalen in de termen van de adviesgevende deskundigen. Dit kan tot gevolg hebben dat zij iets als een probleem gaan zien wat het voorheen voor hen niet was en zij zichzelf niet langer in staat achten het geschapen probleem op te lossen. Het is met andere woorden zeer belangrijk dat men objectief blijft bij het raadplegen van informatie omtrent de opvoeding! Opmerkelijk is dat ondanks het grote aanbod aan tips en adviezen, ouders uiteindelijk meestal hun eigen manier van opvoeden voortzetten. Een aantal ondervraagden geeft aan dat het moeilijk is om consequent te blijven en dat men snel in oude gewoontes hervalt. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Hermanns (1995) benadrukt immers dat opvoeden een zichzelfsturend proces is, dat dankzij de aanwezigheid van beschermende factoren onder zeer uiteenlopende omstandigheden blijft functioneren. Voets (2000) stelt dat ouders zelf aanvoelen wat kinderen 75

76 5. Afsluitende discussie nodig hebben. Ook in dit onderzoek halen een aantal ouders aan dat je vanzelf groeit in het opvoedingsproces en ideeën en advies haalt uit de eigen opvoeding. Blijkbaar lezen ze dus graag tips en adviezen omdat ze goede ouders willen zijn, maar wordt er uiteindelijk weinig mee gedaan. We kunnen ons dan toch enkele vragen stellen bij het nut van deze adviezen. Al vinden ouders tips in verband met de opvoeding niet zo nuttig voor zichzelf, ze vinden dat in ieder geval wel voor anderen. Men vindt het belangrijk dat informatie over opvoeding naar de mensen toe komt. Als reden geven de geïnterviewden dat sommige ouders hun kinderen slecht opvoeden, zonder het te weten. Dus bij hen zouden tips en adviezen de ogen openen. Langs de andere kant geeft men ook aan dat zij die het echt nodig hebben, waarschijnlijk toch niet bereikt worden. Vanneste (2007) haalt in zijn essay aan dat opvoeding allang niet meer het privéterrein van opvoeders is. Ook Miller en Sambell (2003) wijzen erop dat opvoeding een publieke activiteit geworden is, onderworpen aan kritisch onderzoek van ouders en professionals. Dat blijkt dus duidelijk uit de bevindingen van deze studie. De geïnterviewde ouders vinden het stuk voor stuk niet meer dan normaal dat er via commerciële opvoedingsliteratuur tussengekomen kan worden in de opvoeding. Hierbij gaan ze ervan uit dat de auteur het beter weet, al valt dat in de praktijk blijkbaar vaak tegen. Wubs (2004) onderzocht verscheidene opvoedingsboeken en -tijdschriften. De belangrijkste les die ouders daar, volgens haar, uit kunnen trekken is dat wie goed wil opvoeden, moet luisteren naar deskundigen. Dit alles hangt samen met de pedagogisering van de samenleving (Depaepe, 1998). Er is duidelijk een toegenomen en algemeen aanvaarde professionele bemoeienis op het gebied van opvoeding. Het feit dat niet iedereen wordt bereikt, wordt tevens gestaafd door Buddelmeijer (1992). Volgens hem is de effectiviteit van de massamedia beperkt wanneer uitsluitend gebruik gemaakt wordt van folders, brochures of commerciële boeken. Er zijn dus waarschijnlijk andere kanalen nodig om iedereen aan te spreken. De term opvoedingsondersteuning kwam in gebruik als alternatief voor de term pedagogische preventie (Hermanns, 1995). Toch wordt in recente discussies opvoedingsondersteuning nog vaak benoemd als belangrijk instrument voor de preventie van psychosociale en maatschappelijk problemen (Janssens-Vanoppen, 2000). Uit de bevindingen van de door mij bevraagde ouders komt duidelijk naar voren dat ook zij opvoedingsondersteuning nog vaak als pedagogische preventie beschouwen. Men is er immers van overtuigd dat de ouders die slecht opvoeden, namelijk zij die probleemkinderen hebben, beter meer over de opvoeding zouden lezen. 76

77 5. Afsluitende discussie Opdat commerciële opvoedingsliteratuur iedereen zou bereiken, vinden de bevraagde ouders het essentieel dat het verstaanbaar is voor iedereen. Door middel van simpel taalgebruik stijgt volgens hen de laagdrempeligheid. Colpin en Vandemeulebroecke (2002) vonden tevens dat ouders laagdrempeligheid voorop stellen bij hun keuze voor informatiekanalen. Tijdens de interviews liet iemand ontvallen dat het gevoelig ligt om met anderen over de opvoeding te praten. Nochtans geven de respondenten in de vragenlijst aan dat ze andere ouders een belangrijk informatiekanaal vinden. Mogelijks heeft het iets te maken met de toenemende individualisering van de samenleving. Hierdoor wordt de band van gezinnen met hun familie, vrienden en buren losser. Dit brengt de ondersteuning van het sociale netwerk in het gedrang (Colpin & Vandemeulebroecke, 2002). Ik vind het verder zeer belangrijk om een kanttekening te plaatsen bij goed opvoeden. Want wat is goed opvoeden? Welk soort opvoeding is goed of slecht? Het feit dat er een onderscheid is tussen een goede en slechte opvoeding impliceert volgens mij dat men ervan overtuigd is dat een slechte opvoeding kan omgebogen worden naar een goede opvoeding, door middel van één of andere tussenkomst. Volgens Ruikes (1992) is de bemoeienis in de opvoeding ontstaan door het algemeen aanvaarden van het principe van de maakbaarheid. De kennis die wij hebben over ontwikkeling en opvoeding komt met name voort uit gestoorde ontwikkelingen en opvoedingsprocessen waarin problemen zijn ontstaan. Eigenlijk weten we heel weinig van de normaal verlopende opvoeding. Vanuit de kennis van wat mis gaat, is ook de wetenschap ontstaan om in te grijpen in opvoedingssituaties, namelijk problemen voorkomen, verminderen en zo mogelijk helemaal opheffen. Tot slot wil ik tevens aanhalen dat het spreken over bevindingen van ouders het gevaar meebrengt dat de verantwoordelijkheid voor de opvoeding voornamelijk op de schouders van de ouders rust. Dat is niet de boodschap die ik met deze scriptie wil uitdragen. Daarom benadruk ik nogmaals het principe van gedeelde verantwoordelijkheid zoals ik dat ook gebruikt heb in m n eigen werkdefinitie. Ik zie opvoedingsondersteuning in de ruime zin van het woord, namelijk als een geelde verantwoordelijkheid tussen ouders en andere maatschappelijke actoren. 77

78 5. Afsluitende discussie Beperkingen onderzoekswerk Dit onderzoek is, zoals eerder aangegeven, niet exhaustief, maar eerder een verkennende inventarisatie. Bovendien werd, omwille van het kwalitatieve karakter, slechts een beperkt aantal ouders bevraagd. Voor de analyse van de interviews werkte ik niet met een gestandaardiseerd instrument, maar aan de hand van een beschrijvende matrix en door middel van zelf gekozen thema s. De analyse is waarschijnlijk gekleurd door mijn eigen interpretatie van de gegevens. Als voordeel heeft deze werkwijze dat er genuanceerder met de gegevens kon omgegaan worden. Onvermijdelijk werd mijn interpretatie beïnvloed door het contact met de ouders zelf. Daar ik de meeste ouders persoonlijk ken, ben ik mogelijks bevooroordeeld. Dit heb ik zoveel mogelijk getracht te beperken door van alle interviews audio-opnames te maken en alles letterlijk uit te typen. Een risico van de rechtstreekse bevraging van ouders is het feit dat sociale wenselijkheid kan optreden en dat ouders zich anders voordoen dan ze zijn. Dit kan het realiteitsgehalte van de antwoorden beïnvloeden. Ik probeerde dit zoveel mogelijk te vermijden door de anonimiteit van de ouders te garanderen. Maar ik had als voordeel de meeste ouders persoonlijk te kennen waardoor het vertrouwen en waarschijnlijk ook het realiteitsgehalte hoog was. Uit de vragenlijst blijkt dat er over het algemeen niet echt problemen zijn binnen de opvoeding. Dit resultaat is misschien vertekend door de vraagstelling. Er is immers een kleine grens tussen niet echt problematisch en is een probleem. Mogelijks zou bij een mondelinge enquête een ander resultaat verkregen zijn. Aanbevelingen verder onderzoek Uit de resultaten bleek geen uitgesproken verschil tussen de door mij opgestelde categorieën. Ik ontdekte wel een verschil in de behoefte aan commerciële opvoedingsliteratuur waarbij ik twee types kon onderscheiden, namelijk zij met problemen in de opvoeding en zij zonder problemen in de opvoeding. Het lijkt me dan ook interessant om hier verder op in te gaan. Gaat hun voorkeur uit naar andere kanalen van opvoedingsondersteuning? Worden ze echt geholpen door commerciële opvoedingsliteratuur? 78

79 5. Afsluitende discussie In deze scriptie werden de bevindingen van ouders met betrekking tot één specifieke vorm van ondersteuning besproken, namelijk commerciële literatuur. Om een algemener beeld te krijgen, lijkt het me aangewezen ook andere vormen van opvoedingsondersteuning op deze manier te onderzoeken, zoals de televisie, de school, andere ouders, enzovoort. Ook vanuit de methodologische beperkingen is verder onderzoek aanbevolen zodat het niet enkel bij een inventarisatie blijft, maar waardoor men bijvoorbeeld ook beleidsaanbevelingen kan maken. Verder gaven verscheidene ouders tijdens de interviews aan dat zij die opvoedingsondersteuning het meest nodig hebben, gewoonlijk niet bereikt worden. De manier waarop deze ouders wel bereikt kunnen worden, kan tevens een belangrijke piste zijn voor verder onderzoek. Besluit Bij deze wil ik kort nog even een aantal indrukken aanhalen die deze studie bij mij heeft nagelaten. Vooraleerst probeerde ik de complexiteit van het begrip opvoedingsondersteuning weer te geven. Voor een stuk bleef het wat complex, ook in de literatuur zijn er tegenstrijdige ideeën. Via een eigen werkdefinitie van het begrip opvoedingsondersteuning bracht ik voor mezelf duidelijkheid. Tijdens de interviews ondervond ik dat commerciële opvoedingsliteratuur voor veel ouders essentieel is bij de opvoeding. Het is een laagdrempelige vorm van ondersteuning waar ze niet al te veel inspanningen voor moeten leveren. Het belangrijkste is echter de steun en herkenning die ze ervaren bij het lezen ervan. Voor de ene ouder is opvoedingsliteratuur uiteraard nuttiger dan voor de andere, denk maar aan zij die problemen ervaren in de opvoedingssituatie. Toch merkte ik dat niemand deze vorm van ondersteuning wil en kan missen. Het werd een vanzelfsprekendheid en een soort zekerheid dat informatie over opvoeding ongevraagd in de brievenbus ligt. Ik ben overtuigd van het voordeel van deze manier van opvoedingsondersteuning. Het lijkt me essentieel dat ouders zich goed voelen bij de opvoeding, in het belang van zichzelf en hun kinderen. Het is dan ook aangewezen dat men hier van hogerhand aandacht voor heeft, dat men inspanningen levert om iedereen te bereiken. 79

80 5. Afsluitende discussie Gedurende het onderzoek bleef ik zelf niet onbewogen. Een aantal vooroordelen over bepaalde opvoedingssituaties verdwenen door de gesprekken met de ouders. Ik ondervond dat het een aantal mensen deugd deed vrijuit te praten over hun opvoedingssituatie. Veel ouders weten wel degelijk waarover ze praten en bleken ervaringsdeskundigen in de puurste zin van het woord zijn. 80

81 LITERATUURLIJST Adriaenssens, P. (1997). Opvoedingsondersteuning: verantwoordelijkheid van samenleving, gezin, kind. In: Preventieve gezondheidszorg: Vlaams preventiecongres 1997 (pp ). Diegem: Kluwer editorial. NIZW. Bakker, I., Bakker, K., van Dijke, A., & Terpstra, L. (1998). O & O in perspectief. Utrecht: Bakker, N. (1993). Onzekere ouders? Over de geschiedenis van opvoedingsvoorlichting en opvoedingsonzekerheid. Pedagogisch Tijdschrift, 18, Bertrand, R.M., Hermanns, J.M.A., & Leseman, P.P.M. (1998). Behoefte aan opvoedingsondersteuning in Nederlandse, Marokkaanse en Turkse gezinnen met kinderen van 0-6 jaar. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 14 (1), Bloemen, R. (1995). Kansen tot opvoedingsondersteuning in de algemene hulpverlening. In: H. Haerden, & D. Janssen (Eds.), Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede? (pp ). Leuven/Apeldoorn: Garant. Bouverne De Bie, M. (2002). Opvoedingsondersteuning: een vorm van maatschappelijke dientsverlening. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Bouverne De Bie, M. (2005). Over respect voor gezinnen en gezinsgericht werken. In: H. Van Crombrugge, & E. Lombaert (Eds.), Gezin en opvoeding: weldadig en gewelddadig (pp.61-76). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Broekaert, E., De Fever, F., Schoorl, P., Van Hove, G., & Wuyts, B. (Eds.). (1997). Orthopedagogiek en maatschappij. Leuven/Apeldoorn: Garant. Buddelmeijer, L. (1992). Schriftelijke opvoedingsvoorlichting: een steun voor ouders. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. Canavan, J., Dolan, P., & Pinkerton, J. (Eds.). (2000). Family support. Direction from diversity. Londen: Jessica Kingsley Publishers. Ceysens, P. et al. (2000). Voorstel van decreet houdende de inrichting van activiteiten inzake opvoedingsondersteuning. Vlaams Parlement, stuk 282 nr. 1, 4 mei Colpin, H., & Vandemeulebroecke, L. (2002). Legitimering van opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, &

82 H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Colsoul, D., et al. (2000). Gezins- en opvoedingsondersteuning: een stap verder in het leven van een gepedagogiseerde samenleving. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 24 (232), 3-4. Cook, D.W. (1989). Systematic Need Assessment: A Primer. Journal of Counseling and Development, 67, De Neve, F. (2002). Brieven aan Ouders met Tieners. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Sage. Denzin, N.K., & Lincoln, Y.S. (1998). Strategies of Qualitative Inquiry. Thousand Oaks: Depaepe, M. (1998). De pedagogisering achterna. Aanzet tot een genealogie van de pedagogische mentaliteit in de voorbije 250 jaar. Leuven: Acco. De Swaan, A. (1982). Uitgaansbeperking en uitgaansangst; over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding. In: A. de Swaan (Ed.), De mens is de mens een zorg: opstellen (pp ). Amsterdam: Meulenhoff. Doornenbal, J. (1997). De ervaren opvoedingsonzekerheid van moeders en vaders. Comenius, 17, Du Bois-Raymond, M. (1994). Jongeren en ouders hedendaagse gezinsculturen. Jeugd en Samenleving, 12, Eindrapport behoeftenonderzoek Heeft u ook een tiener in huis? (s.d.). Brussel: Gezinsbond. Friele, R. (1998). Voorwoord. In: T. Royers, L. de Ree, & G. Verbeeck (Eds.), Empowerment: eigenmachtig worden in de hulpverlening (pp. 7-10). Utrecht: NIZW. Gerris, J.R.M. (Ed.). (1994). Pedagogische ondersteuning van gezinnen en hulpverleners. Assen: Van Gorcum. Gerris, J.R.M., van As, N.M.C., Wels, P.M.A., & Janssens, J.M.A.M. (1998). From parent education tot familiy empowerment programs. In: L. L Abate (Ed.), Family psychopathology (pp ). New York: Guilford. Gilligan, R. (2000). Family support. Issues and prospects [Elektronische versie]. In: J. Canavan, P. Dolan, & J. Pinkerton (Eds.), Family support. Direction from diversity (pp ). Londen: Jessica Kingsley Publishers. 82

83 Gys, M. (2000). Empowerment. Gezinsbeleid in Vlaanderen (Themanummer in de kijker: opvoedingsondersteuning, 29 (2), Haerden, H., & Janssens, D. (Eds). (1995). Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede? Leuven/Apeldoorn: Garant. Hellinckx, W., Grietens, H., & Geeraert, L. (2002). Hulp bij opvoedingsvragen. Opvoedingsondersteuning tussen 0 en 3 jaar. Leuven: Acco. Hermanns, J.M.A. (1992). Het sociale kapitaal van jonge kinderen. Utrecht: SWP. Hermanns, J.M.A. (1995). Opvoedingsondersteuning: een poging tot wetenschappelijke en maatschappelijke legitimering. In: H. Haerden, & D. Janssen (Eds.), Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede? (pp ). Leuven/Apeldoorn: Garant. Hermanns, J.M.A., & Leseman, P.P.M. (1998). Opvoedingsondersteuning: steun aan kinderen in ontwikkeling. In: P.P.M. Leseman, M. Fahrenfort, J.M.A. Hermanns, & A.W. Klaver (Eds.), Opvoedingsondersteuning. De experimenten opvoedingsondersteuning: leermomenten en toekomstperspectieven. Samenvatting van de onderzoeksresultaten en aanbevelingen (pp. 5-9). Amsterdam/Den Haag: SCO-Kohnstamm Instituut/B&A Groep Beleidsonderzoek en Advies. Hol, A. (Ed.). (1992). Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen. Utrecht: SWP. Janssens, J.M.A.M. (1998). Opvoedingshulp: doel, methoden en effecten. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 37, Janssens-Vanoppen, S. (Ed.). (2000). Hoorzitting over de parlementaire initiatieven betreffende opvoedingsondersteuning. Niet-gepubliceerd verslag. Brussel: Commissie voor Welzijn, Volksgezondsheid en Gelijke Kansen. Kaiser, A., et al. (1999). Rejoinder: Toward a contemporary vision of parent education. Topics in Early Childhood Special Education, 19 (3), Kousemaker, N.P.J., & Timmers-Huigens, D. (1985). Pedagogische hulpverlening in de eerste lijn. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 24, Kvale, S. (1996). Interviews: An introduction to qualitative research interviewing. Londen: Sage Publications. Lim-Feijen, J.F. (1992). De peuterbrief. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. 83

84 Boom. Maso, I., & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: McCurdy, K., & Daro, D. (2001). Parent involvement in family support programs: An integrated theory. Family Relations, 50, Memelink, R. (2007). SPSS voor marktonderzoek. Praktisch gebruik van SPSS bij kwantitatief marktonderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Miles, M.B., & Huberman, A.M. (1994). Qualitative data analyses. An expanded sourcebook. Londen: Sage Publications. Miller, S., & Sambell, K. (2003). What do parents feel they need? Implications of parents perspectives for the facilitation of parenting programmes [Elektronische versie]. Children & Society, 17, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (2001). Beleidsbrief Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Brussel. Moran, P., & Ghate, D. (2005). The effectiveness of parenting support [Elektronische versie]. Children & Society, 19, Nys, K., & Vandemeulebroecke, L. (2000). Gezins- en opvoedingsondersteuning. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 24 (232), Nys, K., & Van den Wijngaerde, L. (2004). Het belang van empowerment in opvoedingsondersteuning. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 28 (263), Nys, K., & Wouters, A. (2001). De betekenis van empowerment voor het opvoedingsondersteunend werken met kansarme gezinnen. Pedagogisch Tijdschrift, 26 (1), Peeters, J., & Woldringh, C. (1993). Leefsituatie van kinderen tot 12 jaar in Nederland. Nijmegen: ITS. Peeters, M., & Hermanns, J.M.A. (1993). Opvoedingsvoorlichting in de jeugdgezondheidszorg: het perspectief van de ouders. Utrecht: SWP. Pels, T. (Ed.). (2004). Opvoeding en integratie [Elektronische versie]. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Poot, W.I. (1992). De populariteit van opvoedingsondersteuning. Aandacht voor opvoeding en ondersteuning in onderzoek. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. 84

85 Riksen-Walraven, J.M.A. (1989). Meten in perspectief, een levensloopmodel als achtergrond bij het meten en beïnvloeden van gedrag en interacties. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 28, Ruikes, T.J.M. (1992). De professionalisering van opvoeding en opvoedingsondersteuning. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. Rullo, G., & Musatti, T. (2005). Mothering young children: Child care, stress and social life. European Journal of Psychology of Education, 20 (2), Sidebotham, P., et al. (2001). Culture, stress and the parent-child relationship: a qualitative study of parents perceptions of parenting [Elektronische versie]. Child: Care, Health and Development, 27 (6), Silverman, D. (2000). Doing Qualitative Research A Practical Handbook. Londen: Sage Publications. Smaling, A. (1992). De pragmatische ruimte: Paradigmatische en pragmatische elementen van de methodenkeus. In: A. Smaling, & F. Van Zuren (Eds.), De praktijk van kwalitatief onderzoek voorbeelden en reflecties (pp ). Amsterdam: Boom/Meppel. Snyers, K., Colpin, H., & Coenen, M. (2001). Behoefte aan opvoedingsondersteuning. Een onderzoek bij ouders in Maasmechelen. Leuven: Garant. Standpunt van het Vlaams Welzijnsverbond over opvoedingsondersteuning. (2005). Tijdschrift voor Welzijnswerk, 29 (272), 5-9. Tilanus, C.P.G. (1997). Onderzoeksmethoden bij agogisch handelen. Utrecht: SWP. Van Crombrugge, H., & Vandemeulebroecke, L. (1992). Naar een concept van vorming van ouders. In: J.R.M. Gerris (Ed.), Opvoedings- en gezinsondersteuning (pp ). Lisse: Swets & Zeitlinger. Van Crombrugge, H., & Vandemeulebroecke, L. (2002). Oudervorming door gesprek. Invalshoeken voor opvoedingsondersteuning in sociale netwerken. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Van Crombrugge, H., & Lombaert, E. (Eds.). (2005). Gezin en opvoeding: weldadig en gewelddadig. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Vandemeulebroecke, L. (1995). Opvoedingsondersteuning en pedagogische preventie als beleidsterrein. In: H. Haerden, & D. Janssen (Eds.), Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede? (pp ). Leuven/Apeldoorn: Garant. 85

86 Vandemeulebroecke, L. (2000). Opvoedingsondersteuning vandaag. Gezinsbeleid in Vlaanderen (Themanummer in de kijker: opvoedingsondersteuning ), 29 (2), Vandemeulebroecke, L., & Nys, K. (2001). Het concept empowerment op het domein van de gezins- en opvoedingsondersteuning en de pedagogische hulpverlening. Pedagogisch Tijdschrift, 26 (1), Vandemeulebroecke, L., & Nys, K. (2002). Het concept opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Vandemeulebroecke, L., Van Crombrugge, H., Janssens, J., & Colpin, H. (Eds.). (2002). Gezinspedagogiek - Deel II: Opvoedingsondersteuning. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Vandemeulebroecke, L., & De Munter, A. (2004). Opvoedingsondersteuning. Visie en kwaliteit. Leuven: Universitaite pers Leuven. Vanden Berge, A. (1995). Opvoedingsondersteuning als belangrijke pijler binnen de preventieve kinderzorg van Kind en Gezin. In: H. Haerden, & D. Janssen (Eds.), Pedagogische preventie: een antwoord op kansarmoede? (pp ). Leuven/Apeldoorn: Garant. Vandenbroeck, M. (2006). Cursus gezinspedagogiek. Gent: Vakgroep Sociale Agogiek. Van den Eynde, M. (2000a). Gepaste opvoedingssteun voor alle ouders Visie van de Bond. Gezinsbeleid in Vlaanderen (Themanummer in de kijker: opvoedingsondersteuning ), 29 (2), Van den Eynde, M. (2000b). In de kijker: opvoedingsondersteuning. Gezinsbeleid in Vlaanderen (Themanummer in de kijker: opvoedingsondersteuning ), 29 (2), 1-2. Vanneste, W. (2007). Het Kind, zijn Opvoeding en de Samenleving. Retrieved May 5, 2008, from Gezin. Verhegge, K. (1999). Opvoedings- en gezinsondersteuning (visietekst). Brussel: Kind en Verhegge, K. (2002). Het uitbouwen van een netwerk opvoedingsondersteuning door Kind en Gezin. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. 86

87 Vermeulen, A. (1992). Kinderopvang en opvoedingsondersteuning. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. Vermulst, A., van Aalst, T., & Jansma, H. (1994). Opvoedingsondersteuning. Een inventariserend onderzoek naar opvoedingsproblemen en gezinsfunctioneren in Ede. In: J.R.M. Gerris (Ed.), Pedagogische ondersteuning van gezinnen en hulpverleners (pp ). Assen: Van Gorcum. Vermulst, A. (2002). Opvoedingsproblemen van tieners en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. In: L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, J. Janssens, & H. Colpin (Eds.), Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Voets, J. (2000). Het kind van de rekening: over opvoedingsondersteuning en pedagogische preventie. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 24 (232), Voets, J., & Michielsen, L. (2002). En wat vinden ouders ervan? Over de effecten van oudertraining en andere ouderbegeleidende methodieken tijdens een residentiële behandeling. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie, 27, Walravens, E. (2005). Gezinsopvoeding in een postmodern tijdperk. In: H. Van Crombrugge, & E. Lombaert (Eds.), Gezin en opvoeding: weldadig en gewelddadig (pp ). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Wilbrink-Griffioen, D. (1992). Opvoeding Ondersteund. In: A. Hol (Ed.), Opvoedingsondersteuning. Methoden, nieuwe opvattingen en praktische toepassingen (pp ). Utrecht: SWP. Wouters, A. (2000). De opvoedingstelefoon Vlaanderen. In: W. Demey, E. Moens, K. Van Leeuwen, & L. Verhofstadt-Denève (Eds.), Preventie van antisociaal gedrag: starten bij de (pre-)conceptie? (pp ). Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Ontwikkelings- en persoonlijkheidspsychologie Vormingscentrum voor de Begeleiding van het Jonge Kind. Wubs, J. (2004). Luisteren naar deskundigen. Opvoedingsadvies aan Nederlandse ouders Assen: Koninklijke Van Gorcum. Zwiep, C., Ligtermoet I., & de Ruyter, B. (1996). Vragen hebben is nog geen opvoedingsonzekerheid. Onderzoek naar de behoefte aan opvoedingsonzekerheid in Hardewijk. Jeugd en Samenleving, 14,

88 BIJLAGEN 1. Pedagogisch framework Kousemaker en Timmers-Huigens Kousemaker, N.P.J., & Timmers-Huigens, D. (1985). Pedagogische hulpverlening in de eerste lijn. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 24,

89 2. Balansmodel Bakker et al. Kousemaker, N.P.J., & Timmers-Huigens, D. (1985). Pedagogische hulpverlening in de eerste lijn. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 24,

90 3. Vragenlijst 2 de licentie onderwijspedagogiek Inventaris rond opvoedingsondersteuning De data van deze vragenlijst worden op een anonieme manier verwerkt. De informatie wordt, zoals voorgeschreven in de wet ter bescherming van de privacy, niet verder verspreid en enkel in het kader van het voorziene onderzoek gebruikt. A) Algemene vragen - Wat is je leeftijd? - Wat is je geslacht? Omcirkel. vrouw man - Waar woon je? Geef de postcode. - Hoeveel kinderen heb je?. - Welke leeftijd hebben je kinderen?. - Wat is het hoogste diploma dat je behaalde? Omcirkel één keuzemogelijkheid. 1. lagere school 2. lager secundair 3. secundair BSO 4. secundair TSO 5. onderwijs ASO 90

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent Missie & visie Opvoedingswinkel Gent 1 Inhoudstafel... 1 Missie & visie Opvoedingswinkel Gent... 1 Inhoudstafel... 1 Intro... 3 1. Missie... 4 2. Doelgroep... 4 3. Werking... 4 4. Beleidskader... 5 5.

Nadere informatie

Opvoedingsondersteuning 1. Michel Vandenbroeck Vakgroep Sociale Agogiek UGent

Opvoedingsondersteuning 1. Michel Vandenbroeck Vakgroep Sociale Agogiek UGent Opvoedingsondersteuning 1 Michel Vandenbroeck Vakgroep Sociale Agogiek UGent Opvoedingsondersteuning? Deel 1: Enkele definities om tot een visie te komen Deel 2 Beleid en praktijk in Vlaanderen Wat is

Nadere informatie

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling Onderbouwing Opvoedingsondersteuning in de JGZ De JGZ-medewerker heeft een taak bij het schatten van de opvoedingscompetentie en opvoedingsonmacht van ouders.

Nadere informatie

INRICHTING VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING

INRICHTING VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING 1 AANBEVELING INRICHTING VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Voorstel van decreet van Mevr. Patricia Ceysens, stuk 183 (1999-2000), nr. 1. Aanbeveling

Nadere informatie

Om te komen tot opvoedingsondersteuning moeten wij eerst iets zeggen over opvoeden op zich.

Om te komen tot opvoedingsondersteuning moeten wij eerst iets zeggen over opvoeden op zich. 1 Visie op opvoedingsondersteuning Om te komen tot opvoedingsondersteuning moeten wij eerst iets zeggen over opvoeden op zich. Opvoeden J.F.W.Kok benoemt de essentie van het opvoeden als volgt: Opvoeden

Nadere informatie

MET OPVOEDINGSONDERSTEUNERS OP KAMP

MET OPVOEDINGSONDERSTEUNERS OP KAMP MET OPVOEDINGSONDERSTEUNERS OP KAMP Op zoek naar nieuwe ankerpunten voor Steven STRYNCKX en Nele TRAVERS 1 Opvoedingsondersteuners krijgen binnenkort een nieuwe regelgeving. Met een nieuw decreet in de

Nadere informatie

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid

Inhoudstafel Inleiding en probleemstelling Hoofdstuk 1. Leerlingenbegeleiding: een exemplarisch thema in het jeugdbeleid Inleiding en probleemstelling................................... 1 1. Situering............................................... 3 2. Onderzoeken die aan de basis liggen van deze studie............ 4 2.1

Nadere informatie

Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH. Benedikte Van den Bruel Veerle Roels

Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH. Benedikte Van den Bruel Veerle Roels Decreet opvoedingsondersteuning in relatie tot de IJH Benedikte Van den Bruel Veerle Roels Kind en Gezin èn Agentschap Jongerenwelzijn? Kind en Gezin en Agenschap Jongerenwelzijn verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg Combinatie Jeugdzorg helpt kinderen en ouders vakkundig bij complexe vragen over opvoeden en opgroeien, zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Daarbij worden participatie

Nadere informatie

Uitdagingen voor voorzieningen en beleid

Uitdagingen voor voorzieningen en beleid Uitdagingen voor voorzieningen en beleid Dirk Luyten Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen 1. Hoe zien partnerrelaties van ouders er vandaag uit? 2. Welke uitdagingen zijn er voor partnerrelaties

Nadere informatie

Concept van een ontmoetingsplaats

Concept van een ontmoetingsplaats Concept van een ontmoetingsplaats Algemene omschrijving Zowel uit de verschillende bezoeken in Brussel, Antwerpen, Frankrijk en Italië, als uit ons onderzoek, blijkt dat ontmoetingsplaatsen voor kinderen

Nadere informatie

Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders.

Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders. Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders. Benedikte Van den Bruel en Sarah Vanden Avenne Inhoud 1. Waarom aandacht naar

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders.

Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders. Informele en sociale steun bij de opvoeding in Vlaanderen. Modellen van ontmoetingsplaatsen voor jonge kinderen en hun ouders. Benedikte Van den Bruel en Sarah Vanden Avenne Inhoud 1. Waarom aandacht naar

Nadere informatie

VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN

VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN ADVIES VOORSTEL VAN DECREET VAN MEVROUW SONJA BECQ EN MEVROUW VEERLE HEEREN C.S HOUDENDE REGELING VAN DE THUISOPVANG VAN ZIEKE KINDEREN Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Voorstel

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Opvoedingsondersteuning

Opvoedingsondersteuning IPB 2008/60 Forum/362 16.9.2008 Forum 31 mei 2008 Bijlage 1 Opvoedingsondersteuning Inleiding door Hans Van Crombrugge, Docent Hoger Instituut Gezinswetenschappen Brussel De bedoeling is om kritisch te

Nadere informatie

Editie Opvoeden in je Buurt

Editie Opvoeden in je Buurt Editie 2015- Opvoeden in je Buurt Het thema van de Week van de Opvoeding 2015 was Opvoeden in je buurt. Het thema werd door de partners van de Week van de Opvoeding uit een shortlist van 10 onderwerpen.

Nadere informatie

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Gestichtstraat 4 9000 Gent 09/2401325 Ambulante begeleidingsdienst ZigZag Binnen ambulante begeleidingsdienst ZigZag onderscheiden wij twee types van ondersteuning in

Nadere informatie

Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot. 16 oktober 2012

Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot. 16 oktober 2012 Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot 16 oktober 2012 Opzet van de avond Positionering Doel van de avond Proces en burgerparticipatie Toelichting ideeën College van B&W m.b.t. jeugdvisie Discussie

Nadere informatie

De kracht van pedagogisch adviseren

De kracht van pedagogisch adviseren De kracht van pedagogisch adviseren Colofon Uitgever: Datum uitgave: december 2010 Eindredactie: Rieneke de Groot, Monique Albeda & Geeske Hoogenboezem Bezoekadres: Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda

Nadere informatie

Financieringsreglement Projectsubsidie Opvoedingsondersteuning

Financieringsreglement Projectsubsidie Opvoedingsondersteuning Financieringsreglement Projectsubsidie Opvoedingsondersteuning Artikel 1 Wat is de doelstelling van een projectsubsidie? De stad Antwerpen kan, onder de voorwaarden bepaald in dit reglement en binnen de

Nadere informatie

OPVOEDINGSONDERSTEUNING BIJ

OPVOEDINGSONDERSTEUNING BIJ OMGEVINGSANALYSE EN LITERATUURSTUDIE AANBOD OPVOEDINGSONDERSTEUNING BIJ 10- TOT 17-JARIGEN ANTWERPEN PRESENTATIE 27 OKTOBER 2015 1 SITUERING VAN HET ONDERZOEK 4 grote onderdelen: literatuurstudie focusgroep

Nadere informatie

Samenwerkingskansen ter versterking van de optimale ontwikkeling en gezondheid van kleuters

Samenwerkingskansen ter versterking van de optimale ontwikkeling en gezondheid van kleuters Samenwerkingskansen ter versterking van de optimale ontwikkeling en gezondheid van kleuters Myriam Vanoudenhove VWVJ/VCLB Melissa Peeters VCLB Monica Bulcke VWVJ Zorg om de jeugd in Vlaanderen Departement

Nadere informatie

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam Inleiding: ATB de Springplank, een algemeen toegankelijke basisschool en Vlietkinderen, maatwerk in kinderopvang, beiden gehuisvest

Nadere informatie

Het Pedagogische Raamwerk en implicaties voor de opleiding van kinderbegeleiders

Het Pedagogische Raamwerk en implicaties voor de opleiding van kinderbegeleiders Vakgroep Sociale Agogiek UGent ECEGO KU Leuven Het Pedagogische Raamwerk en implicaties voor de opleiding van kinderbegeleiders Prof. dr. Ferre Laevers K.U. Leuven Meten en Monitoren van Kwaliteit in de

Nadere informatie

BETEKENIS NORMALISEREN VANUIT VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN

BETEKENIS NORMALISEREN VANUIT VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN VANUIT VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN Landelijk Beleid (doel stelselwijziging Jeugd) Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (2012) UITGANGSPUNTEN Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer

Nadere informatie

De organisatie van opvoedingsondersteuning

De organisatie van opvoedingsondersteuning De organisatie van opvoedingsondersteuning 1. Wat is opvoedingsondersteuning? Opvoedingsondersteuning bestaat uit al die activiteiten die tot doel hebben om ouders en andere opvoeders steun te bieden bij

Nadere informatie

Opvoeden in andere culturen

Opvoeden in andere culturen Opvoeden in andere culturen Bevorderen en versterken: competenties vergroten Een betere leven DVD 1 Bevolkingsgroepen aantal Allochtoon3.287.706 Autochtoon13.198.081 Europese Unie (exclusief autochtoon)877.552

Nadere informatie

Review. Oudercursus. Praktijkbeschrijvingskring Voorjaar 2011

Review. Oudercursus. Praktijkbeschrijvingskring Voorjaar 2011 Review Oudercursus Praktijkbeschrijvingskring Voorjaar 2011 Inhoudsopgave 0 Algemene opmerkingen... 4 1 Beschrijving... 4 1.1. Definitie en omschrijving... 4 1.2. Doelgroep... 4 1.3. Doelen... 4 1.4. Werkwijze/aanpak...

Nadere informatie

De identiteit van Domo vzw: een goede buur

De identiteit van Domo vzw: een goede buur De identiteit van Domo vzw: een goede buur 1. Ideologie Waar geloven wij in? De uitspraak van Adèle, oprichtster van Domo, geeft de belangrijkste bestaansreden van Domo weer: Je kán zoveel doen door eenvoudigweg

Nadere informatie

KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken

KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken KHB Kwaliteitsbeleid: Visietekst: gezinsgericht werken We geloven dat een gezin het eerste en belangrijkste leefmilieu van een kind/jongere is. We willen vanuit onze specifieke deskundigheid het gezin

Nadere informatie

Pedagogische Visie 31/08/2006

Pedagogische Visie 31/08/2006 Pedagogische Visie 31/08/2006 1. Inleiding Als we als kinderverblijf een kwalitatieve dienst- en hulpverlening willen aanbieden, hebben we een stevige basis nodig, een duidelijk kader waarbinnen onze werking

Nadere informatie

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang heeft verschillende functies: een economische functie, een pedagogische en een sociale functie. Kwalitatieve kinderopvang weet deze

Nadere informatie

Inleiding... 2 Projecten en acties in Kennisuitwisseling over opvoedingsondersteuning... 3

Inleiding... 2 Projecten en acties in Kennisuitwisseling over opvoedingsondersteuning... 3 Jaarverslag 2012 Inhoudstafel Inhoudsopgave Inleiding... 2 Projecten en acties in 2012... 3 Kennisuitwisseling over opvoedingsondersteuning... 3 Websitebezoek en elektronische nieuwsbrieven Beschrijving

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z Samen doen Zorgvisie Zorg- en dienstverlening van A tot Z Wat en hoe? 3 W Samen met de cliënt bepalen we wát we gaan doen en hóe we het gaan doen. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen op diverse

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Bijlage 6: Interview Dagcentrum Houthalen

Bijlage 6: Interview Dagcentrum Houthalen Bijlage 6: Interview Dagcentrum Houthalen Diepte-Interview: Het verloop van huiswerkbegeleiding in Limburgse Dagcentra die werken met gezinnen in een problematische opvoedingssituatie. Een vergelijkende

Nadere informatie

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg Samenwerking JGZ - Jeugdzorg Marian van Leeuwen 19 november 2012 Doelen JGZ (bron NCJ) 1. preventieve gezondheidszorg bieden aan alle kinderen in Nederland van 0-19 jaar. 2. De lichamelijke, psychische,

Nadere informatie

De lessen kunnen op elk gewenst tijdstip bekeken worden. Aantal deelnemers. Pedagoog. Jeugdverpleegkundige.

De lessen kunnen op elk gewenst tijdstip bekeken worden. Aantal deelnemers. Pedagoog. Jeugdverpleegkundige. 4.2.12. Digitale opvoedondersteuning voor ouders van het jonge kind Ondersteuning in de vorm van een aantal online lessen voor ouders met kinderen tot 4 jaar, om ze voor te bereiden op de (toekomstige)

Nadere informatie

Subsidieoproep voor groepsgericht aanbod opvoedingsondersteuning door vrijwilligers, gericht op gezinnen met kinderen of jongeren met specifieke

Subsidieoproep voor groepsgericht aanbod opvoedingsondersteuning door vrijwilligers, gericht op gezinnen met kinderen of jongeren met specifieke 08/04/2019 Subsidieoproep voor groepsgericht aanbod opvoedingsondersteuning door vrijwilligers, gericht op gezinnen met kinderen of jongeren met specifieke ondersteuningsbehoeften A. Situering In het kader

Nadere informatie

Hieronder geven wij antwoord op een aantal vragen, die van belang kunnen zijn bij het kiezen van een school voor uw kind(eren).

Hieronder geven wij antwoord op een aantal vragen, die van belang kunnen zijn bij het kiezen van een school voor uw kind(eren). Waarom kiezen voor onze school? Het is geen gemakkelijke opgave, een goede basisschool te kiezen voor uw kind(eren). De basisschool vervult immers een belangrijke rol in de opvoeding en ontwikkeling van

Nadere informatie

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN BEGELEID (KAMER) WONEN OPVOEDINGS- ONDERSTEUNING HULP OP MAAT LOGEERHUIS Meander Nijmegen stgmeander.nl Zorg voor jeugdigen Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen Samen groot

Nadere informatie

Interview met minister Joke Schauvliege

Interview met minister Joke Schauvliege Interview met minister Joke Schauvliege over de rol en de toekomst van etnisch-culturele federaties in Vlaanderen. Dertien etnisch-cultureel diverse federaties zijn erkend binnen het sociaalcultureel werk.

Nadere informatie

Programma: Opgroeien in armoede Wat zijn werkzame elementen?

Programma: Opgroeien in armoede Wat zijn werkzame elementen? Programma: Opgroeien in armoede Wat zijn werkzame elementen? door Alie van der Wal, Projectadviseur Kansfonds Bijeenkomst Splinter Armoedeplatform van Zeeland 27 februari 2019 Armoede definitie Een huishouden

Nadere informatie

Samenvatting. Introductie

Samenvatting. Introductie 200 Introductie Kinderparticipatie is een cruciaal aspect van kinderbescherming en jeugdhulpverlening. Sinds de jaren 90 is er vanuit het perspectief van de rechten van het kind meer aandacht voor het

Nadere informatie

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren.

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren. Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren. Voordat ik mijn speech begin, wil ik stilstaan bij de actualiteit.

Nadere informatie

4.3. Aanbod voor (ouders van) basisschoolkinderen

4.3. Aanbod voor (ouders van) basisschoolkinderen Alle ouders met kinderen tot 4 jaar die in ons werkgebied wonen. Pedagoog. 4.3. Aanbod voor (ouders van) basisschoolkinderen Dit aanbod is gericht op kinderen die naar de basisschool gaan en hun ouders.

Nadere informatie

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Overzichtskaart 3 Opvoedingsondersteuning voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Zelfreflectie-instrument individuele opvoedingsondersteuning Sommige JGZ-professionals zullen al over

Nadere informatie

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei 2018 De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s pagina 2 van 6 Bij kinderen met traumatische ervaringen (ernstige negatieve jeugdervaringen),

Nadere informatie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale

Nadere informatie

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal

SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal SAMEN AAN ZET Bouwen op eigen kracht in Leudal 0 1. Inleiding Het vitaal houden van onze samenleving is cruciaal in het bouwen aan een solide toekomst voor onze inwoners. Het Sociaal Domein is volledig

Nadere informatie

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding Inleiding Het LEOZ (Landelijk Expertisecentrum Onderwijs en Zorg) is een samenwerkingsproject van: Fontys Hogescholen, Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg,

Nadere informatie

Advies. Voorlopig besluit gezinsondersteuning moet meer recht doen aan kinderen en hun context

Advies. Voorlopig besluit gezinsondersteuning moet meer recht doen aan kinderen en hun context Advies DATUM 21 januari 2014 VOLGNUMMER 2013-2014/8 COMMISSIE Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid Voorlopig besluit gezinsondersteuning moet meer recht doen aan kinderen en

Nadere informatie

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie: BIJGESTELDE VISIE OP HET LEERGEBIED DIGITALE GELETTERDHEID Digitale geletterdheid is van belang voor leerlingen om toegang te krijgen tot informatie en om actief te kunnen deelnemen aan de hedendaagse

Nadere informatie

Workshop: Coach je kind zet allochtone ouders in hun kracht.

Workshop: Coach je kind zet allochtone ouders in hun kracht. Vierde nationaal congres opvoedingsondersteuning Workshop: Coach je kind zet allochtone ouders in hun kracht. Ede,1 juni 2012 1 Opbouw workshop Coach je kind Kort voorstellen, warming up Presentatie van

Nadere informatie

ISCinternettensamenwerkingscel

ISCinternettensamenwerkingscel PREVENTIEVE GEZINSONDERSTEUNING: DE HUIZEN VAN HET KIND EN DE CLB S 1. INLEIDING Met deze nota willen we een kader meegeven aan de CLB s en de actoren binnen de huizen van het kind om tot optimale samenwerking

Nadere informatie

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK

opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK opdrachtsverklaring centrum voor volwassen personen met handicap MOZAÏEK Bij het begin van de jaren 70 zoeken enkele ouders een dagcentrum voor hun volwassen gehandicapt kind. Voordien was het bijna evident

Nadere informatie

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM MANTELZORGBELEID VIERSTROOM Doel Het doel van deze tekst is een kader beschrijven waarbinnen doelstellingen en randvoorwaarden zijn vastgelegd die de samenwerking met mantelzorgers en ondersteuning van

Nadere informatie

DECREET. betreffende het algemeen welzijnswerk

DECREET. betreffende het algemeen welzijnswerk VLAAMS PARLEMENT DECREET betreffende het algemeen welzijnswerk HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Artikel 2 In dit decreet wordt verstaan onder

Nadere informatie

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Prof. dr. Karla Van Leeuwen Dit onderzoek is uitgevoerd door: Karla Van Leeuwen (Promotor) Sofie

Nadere informatie

Handleiding Toolbox Mediaopvoeding

Handleiding Toolbox Mediaopvoeding Handleiding Toolbox Mediaopvoeding Kinderen van nu weten niet beter dan dat zij opgroeien met constant overal beeldschermen. Thuis, op school, in de trein, of gewoon op straat kunnen ze elke dag allerlei

Nadere informatie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Theorie 1. Kindermishandeling in het kort 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Aard en omvang 13 1.3 Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18 1.4 Gevolgen van kindermishandeling

Nadere informatie

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Annette Koops: Een dialoog in de klas Annette Koops: Een dialoog in de klas Als ondersteuning bij het houden van een dialoog vindt u hier een compilatie aan van Spreken is zilver, luisteren is goud : een handleiding voor het houden van een

Nadere informatie

Interculturele Competentie:

Interculturele Competentie: Interculturele Competentie: Een vak apart W. Shadid, Leiden, mei 2010 Inleiding In deze korte uiteenzetting wordt aandacht besteed aan het onderwerp interculturele competenties waarop de laatste tijd en

Nadere informatie

Webinar Opvoedingsondersteuning

Webinar Opvoedingsondersteuning Webinar Opvoedingsondersteuning 26 mei 2016 Kristien Nys Lector Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (Odisee) Praktijkonderzoekster Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek (KULeuven) Ben je 0

Nadere informatie

RECHT OP VLAAMSE GEBARENTAAL. Addendum memorandum

RECHT OP VLAAMSE GEBARENTAAL. Addendum memorandum RECHT OP VLAAMSE GEBARENTAAL Addendum memorandum 2014-2019 Prioritaire thema's en aanbevelingen van de adviescommissie Vlaamse Gebarentaal naar aanleiding van de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen

Nadere informatie

Werken in Teamverband Vragen voor een groepsgesprek

Werken in Teamverband Vragen voor een groepsgesprek Werken in Teamverband Vragen voor een groepsgesprek Don Boscocollege Hechtel Hieronder vind je een tekst en bijbehorende vragen waarmee de gangmakers in Hechtel een gesprek op gang willen brengen in verschillende

Nadere informatie

' Zijn wie je bent. Dat is geluk.'

' Zijn wie je bent. Dat is geluk.' identiteitsbewijs ' Zijn wie je bent. Dat is geluk.' Erasmus 4 Onderwijs draait om mensen Onderwijs draait om mensen. Als we met elkaar in het onderwijs iets willen bereiken, dan draait alles om passie,

Nadere informatie

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap STEM Visietekst van het GO! 28 november 2016 onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 2 Samenvatting In de beleidsnota 2014-2019 stelt Vlaams minister van Onderwijs de ambitie om leerlingen warmer te maken

Nadere informatie

WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK VAN GEMEENSCHAPSVORMING?

WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK VAN GEMEENSCHAPSVORMING? O1 WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK VAN GEMEENSCHAPSVORMING? Werktekst visiedag 5 oktober 2005 O2 WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK

Nadere informatie

Interculturele Competenties:

Interculturele Competenties: Interculturele Competenties: Een vak apart W. Shadid Leiden, mei 2010 Interculturele Competenties 2 Inleiding Vooral in multiculturele samenlevingen wordt de laatste tijd veel nadruk gelegd op interculturele

Nadere informatie

alle campagnefoto s Maak het mee : Paul Delaet provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be

alle campagnefoto s Maak het mee : Paul Delaet provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be alle campagnefoto s Maak het mee : Paul Delaet provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 HASSELT limburg.be deontologisch kader pedagogisch advies Situering Het Limburgs netwerk opvoedingsondersteuning

Nadere informatie

Kinderen met een handicap op de schoolbanken

Kinderen met een handicap op de schoolbanken Kinderen met een handicap op de schoolbanken Ouders van een kind met een handicap moeten vaak een moeilijke weg bewandelen met veel hindernissen en omwegen om voor hun kind de geschikte onderwijsvorm of

Nadere informatie

De Sociale plattegrond

De Sociale plattegrond De Sociale plattegrond Sector: Begeleiding jonge kinderen Spreker: Krista De Vos (Kind en Gezin) Kind en Gezin Kleine kinderen, wij maken er werk van! 1 Voorgeschiedenis 1919: Nationaal Werk voor het Kinderwelzijn

Nadere informatie

Ouders met een verstandelijke beperking

Ouders met een verstandelijke beperking Ouders met een verstandelijke beperking Conclusies en aanbevelingen In deze studie is eerst in de literatuur nagegaan welke factoren beschermend dan wel belemmerend zijn in de opvoedingssituatie van mensen

Nadere informatie

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Met veel interesse hebben wij - de gemeente Houten - op 1 februari 2016 kennis genomen van het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Houten. Om te komen

Nadere informatie

Onderwijskundige Visie

Onderwijskundige Visie Onderwijskundige Visie 1 Inleiding Missie Het kind Het kind staat voorop en dus centraal. Ieder kind is uniek en heeft talenten. Elk kind is bijzonder en elk kind mag er zijn. Kinderen zijn niet gelijk,

Nadere informatie

Huizen van het Kind. Gezinnen ondersteunen in hun kracht

Huizen van het Kind. Gezinnen ondersteunen in hun kracht Huizen van het Kind Gezinnen ondersteunen in hun kracht Een noodzakelijke, natuurlijke evolutie ondersteund door een nieuwe regelgeving www.huizenvanhetkind.be Doelstelling Hoe Regels Doelstelling Hoe

Nadere informatie

Open communicatie leidt tot minder stress. introductie. 1 methode familiezorg introductie

Open communicatie leidt tot minder stress. introductie. 1 methode familiezorg introductie Methode Familiezorg Open communicatie leidt tot minder stress introductie 1 methode familiezorg introductie Voorwoord Inleiding Het hart van de zorg is daar waar de zorg gegeven wordt, waar kwetsbare families

Nadere informatie

Onderzoek de spreekkamer!

Onderzoek de spreekkamer! Onderzoek de spreekkamer! Lennard Voogt Inleiding Het wetenschappelijk fundament van de manuele therapie wordt sterker. Manueel therapeuten krijgen steeds meer inzicht in de effectiviteit van hun inspanningen

Nadere informatie

UITWERKING KOERS BEST ONDERWIJS

UITWERKING KOERS BEST ONDERWIJS 0 6 UITWERKING KOERS BEST ONDERWIJS Krijgt het kind wat het nodig heeft? leerkracht Koester de nieuwsgierigheid van het kind, geef het kind regie en plan samen de leerdoelen. Koers Best Onderwijs 2016-2020

Nadere informatie

Stichting Overijsselse Pleegouders

Stichting Overijsselse Pleegouders STICHTINGSPLAN Stichting Overijsselse Pleegouders Huidige naam is: Stichting Pleegouders Overijssel Pagina 1/8 Inhoudsopgave 0. Inleiding... 3 1. Uitgangspunten Overijsselse Pleegouders... 4 1.1. Problematiek

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 juli 2018; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het lokaal sociaal beleid, vermeld in artikels 2, 9 tot en met 11, 17, 19 en 26 van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid DE

Nadere informatie

Inhoud 1 Gezinsopvoeding als politiek probleem 2 Zorgethiek: een politiek filosofisch vocabulaire

Inhoud 1 Gezinsopvoeding als politiek probleem 2 Zorgethiek: een politiek filosofisch vocabulaire Inhoud 1 Gezinsopvoeding als politiek probleem 13 De probleemstelling 13 1.1 Goede gezinsopvoeding: een persoonlijk, maatschappelijk en politiek belang 13 1.2 Opvoedingsondersteuning 16 1.2.1 Wetenschappelijke

Nadere informatie

Samen maken. mogelijk. wij meedoen voor jeugd ONDERSTEUNING BIJ LEVEN MET EEN BEPERKING

Samen maken. mogelijk. wij meedoen voor jeugd ONDERSTEUNING BIJ LEVEN MET EEN BEPERKING Samen maken wij meedoen voor jeugd mogelijk Kinderen en jongeren met een beperking moeten de kans krijgen zich optimaal te ontwikkelen, zodat zij zo zelfstandig mogelijk mee kunnen doen in de maatschappij.

Nadere informatie

Het pedagogische raamwerk in een notendop

Het pedagogische raamwerk in een notendop Het pedagogische raamwerk in een notendop Het pedagogische raamwerk Geeft weer wat we verstaan onder pedagogische kwaliteit en vormt daardoor een eenvormige inspiratiebron voor iedereen die met kinderopvang

Nadere informatie

Visie op burgerschap en sociale integratie

Visie op burgerschap en sociale integratie Visie op burgerschap en sociale integratie CNS De Regenboog Inleiding Tegenwoordig leven we in een multiculturele samenleving. Burgerschap is in toenemende mate belangrijk geworden. Kennis hebben over

Nadere informatie

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Ten gevolge van de goedkeuring van de bisconceptnota betreffende de organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen,

Nadere informatie

Wat doet Thuisbegeleiding? Informatie over Thuisbegeleiding

Wat doet Thuisbegeleiding? Informatie over Thuisbegeleiding Wat doet Thuisbegeleiding? Informatie over Thuisbegeleiding Informatie over Thuisbegeleiding Thuisbegeleiding biedt hulp aan multiproblemgezinnen en risicogezinnen, en aan volwassenen met psychiatrische

Nadere informatie

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking Het doel van deze beschrijving is om enerzijds houvast te geven voor het borgen van de unieke expertise van de cliëntondersteuner voor

Nadere informatie

Onderwijs in programmeren in het voortgezet onderwijs: een benadering vanuit de Pedagogical Content Knowledge

Onderwijs in programmeren in het voortgezet onderwijs: een benadering vanuit de Pedagogical Content Knowledge 153 Samenvatting Onderwijs in programmeren in het voortgezet onderwijs: een benadering vanuit de Pedagogical Content Knowledge Informatica is een vak dat de laatste 20 jaar meer en meer onderwezen wordt

Nadere informatie

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 Kwaliteitsvol jeugdwerk Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 In vogelvlucht Kwaliteitsvol jeugdwerk Toelichting bij de politieke discussie in de EU en het traject van de

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2007 tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken Ervaringen uit het veld Overzicht programma Wie ben ik: - Philip Stein - masterstudent sociologie - afgerond A&O-psycholoog Programma: - half uur presentatie,

Nadere informatie

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject Deze lijst is het onderzoekresultaat van een PWO-traject binnen de lerarenopleidingen van de KAHO Sint-Lieven,

Nadere informatie

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA VOORWOORD Hoe leiden we elke student op tot de professional voor de wereld van morgen? Met de blik op 2025 daagt die vraag

Nadere informatie

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen 1 2 3 4 1. Wat is beleidsvoerend vermogen? De scholen die een succesvol beleid voeren, gebruiken hun beleidsruimte maximaal zodat de onderwijskwaliteit

Nadere informatie