Papieren versie. Wat vind ik moeilijk? Schematisch overzicht. Legende. Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Maximum 1 antwoord kiezen.

Transcriptie

1 Papieren versie Wat vind ik moeilijk? Schematisch overzicht Legende Een antwoord schrijven. Een bolletje inkleuren. Kies Maximum 1 antwoord kiezen. Duid aan Meerdere antwoorden aanduiden. 1

2 Vragen 1. Communicatie 1. Informatie begrijpen 1.1 Schriftelijk Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van schriftelijke taal (brieven begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om korte mails, brieven en kaarten te begrijpen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om een mailtje te begrijpen van een vriend die vraagt of je mee wil naar de film. O Ik vind het moeilijk om korte zakelijke brieven te begrijpen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om in een brief te controleren of de plaats en het tijdstip van je afspraak overeenkomen met wat je zelf had genoteerd. O Ik vind het moeilijk om lange en moeilijke brieven te lezen en snel de belangrijkste punten te begrijpen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om in een brief van een bedrijf te begrijpen wat de voorwaarden zijn waaraan je moet voldoen om stage te lopen. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van brieven.... Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van schriftelijke taal (teksten begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om lange teksten door te lezen en de details te vinden die voor mij belangrijk zijn. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om een advertentie te begrijpen waarin men een jobstudent vraagt die iets speciaals moet kunnen. O Ik vind het moeilijk om artikels te begrijpen over actuele dingen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om het verslag van de vergadering van de leerlingenraad door te lezen. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van teksten.... 2

3 Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van schriftelijke taal (schriftelijke instructies begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om korte en gemakkelijke instructies te begrijpen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om te begrijpen wat je moet doen als er in je boek staat: `Vul de oefening in; onderstreep; zet de woorden in de juiste volgorde ; enz. O Ik vind het moeilijk om handleidingen of langere instructies helemaal te begrijpen. Voorbeeld: Je moet leren werken met een ingewikkelde machine die je niet kent. Je hebt moeite om moeilijke instructies uit een handleiding te begrijpen. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van schriftelijke instructies.... Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van schriftelijke taal (nuttige informatie begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om iets op te zoeken in bvb een advertentiepagina/catalogus, tv Blaadje,. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om in een tv-blaadje op te zoeken wanneer een bepaald programma begint. O Ik vind het moeilijk om borden met een opschrift te begijrpen. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om wegwijzers te begrijpen of om in een shoppingcentrum op het infobord te lezen waar een bepaalde winkel is,. O Ik vind het moeilijk om borden met pictogrammen te begrijpen. Voorbeeld: Verkeersborden, nooduitgang, parking, toilet, niet roken,... 3

4 1.2 Mondeling Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van mondelinge taal (mondelinge informatie begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om het verschil te begrijpen tussen wat mensen zeggen en wat ze bedoelen. Voorbeeld: Wanneer je moeder 's avonds tegen jou zegt 'het is tijd' begrijp je dat ze wil zeggen 'het is tijd om je te wassen, je tanden te poetsen en naar bed te gaan'. O Ik vind het moeilijk om een onderscheid te maken tussen belangrijke en onbelangrijke informatie (wanneer iemand mij een verhaal vertelt). Voorbeeld: Je hebt moeilijkheden om je vrienden duidelijk te maken waarom je de ene oplossing boven de andere verkiest. O Ik vind het moeilijk om humor te begrijpen. O Ik vind het moeilijk om figuurlijke taal te begrijpen. Voorbeeld: Wanneer iemand verliefd op jou is en zegt ik val op u, begrijp je dat deze persoon bedoelt dat hij/zij verliefd op jou is. Je weet dat het niet betekent dat deze persoon echt op jou zal vallen. Wanneer iemand zegt speel niet met mijn voeten weet je dat dit een uitspraak is die wil zeggen dat je iemand niet voor de gek moet houden. Je begrijpt dat dit persoon het niet heeft over spelen met voeten. O Ik vind het moeilijk om woorden te begrijpen met verschillende betekenissen. Voorbeeld: Een 'tas' kan zowel een 'draagtas' als een 'drinkbeker' betekenen. Een 'bank' kan zowel een 'zitbank' als een 'financiële instelling' zijn. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van mondelinge informatie.... Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van mondelinge taal (mondelinge instructies begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om instructies te begrijpen wanneer ik teveel instructies ineens krijg. O Ik vind het moeilijk om instructies te begrijpen wanneer de instructies niet duidelijk omschreven zijn. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van mondelinge instructies.... 4

5 Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van mondelinge taal (gevoelens begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om te praten met mensen wanneer die zich blij, bedroefd, bang of boos voelen. O Ik weet niet hoe te reageren als anderen vertellen over iets onaangenaam (bvb het overlijden van iemand, het ontslag van een collega,..). O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van gevoelens Non-verbaal Welke moeilijkheden heb je met het begrijpen van mondelinge taal (lichaamstaal begrijpen)? O Ik vind het moeilijk om gebaren te begrijpen. O Ik vind het moeilijk om te zien aan lichaamstaal hoe mensen zich voelen (bvb bang, boos, bedroefd, blij). O Ik vind het moeilijk om af te leiden uit iemand zijn intonatie, hoe die zich voelt. Voorbeeld: Je vindt het moeilijk om te begrijpen dat iemand boos is wanneer deze niet luid roept. O Ik heb geen moeilijkheden met het begrijpen van lichaamstaal.... 5

6 2. Informatie overbrengen 2.1 Schriftelijk Welke moeilijkheden heb je met het gebruiken van taal (schriftelijke informatie geven)? O Ik vind het moeilijk om een kort briefje te schrijven met een persoonlijke boodschap. Voorbeeld: een briefje voor je moeder hoe laat je thuis zal komen, een briefje aan een collega op het werk schrijven om te zeggen dat hij moet terugbellen naar een klant. O Ik vind het moeilijk om een zakelijke brief te schrijven. Voorbeeld: een sollicitatiebrief. O Ik vind het moeilijk om mijn eigen mening schriftelijk te verwoorden. Voorbeeld: boekbesprekingen, verhaal of gedicht schrijven, je mening geven over maatschappelijke thema s bvb armoede, oorlog,. O Ik heb geen moeilijkheden met het schriftelijk overbrengen van informatie.... 6

7 2.2 Mondeling Welke moeilijkheden heb je met het gebruiken van taal (mondelinge informatie geven)? O Ik vind het moeilijk als ik niet mag praten over mijn favoriete onderwerp. Voorbeeld: je vertelt heel graag over je favoriete onderwerp waardoor je alle andere dingen uit het oog verliest. O Ik weet niet altijd wanneer het mijn beurt is om iets te zeggen in een gesprek. O Ik vind rechtstreeks met iemand communiceren (bvb een gesprek of via telefoon) moeilijker dan chatten, sms en of mailen. O Ik vind het moeilijk om mijn eigen menig te geven. O Ik weet niet hoe ik de aandacht van iemand anders kan krijgen wanneer ik iets wil zeggen of vragen. O Ik vind het moeilijk om mijn taal aan te passen aan de situatie. Voorbeeld: je gebruikt soms ongepaste taal: je begroet je baas bvb met yo man in plaats van goedemorgen meneer. O Ik vind het moeilijker om te antwoorden op een open vraag dan op een vraag met keuzemogelijkheden. Voorbeeld: een open vraag is geen ja/neen vraag. Het is een vraag waar je een langer en eigen antwoord op geeft. O Ik vind het moeilijk om hulp te vragen wanneer ik moeilijkheden heb bij de uitvoering van een opdracht. O Ik vind het moeilijk om te vertellen aan iemand anders over iets dat gebeurd is. O Ik heb geen moeilijkheden met het geven van mondelinge informatie.... 7

8 2.3 Non-verbaal Welke moeilijkheden heb je met het gebruiken van taal (non-verbale informatie geven)? O Ik vind het moeilijk oogcontact te maken. Voorbeeld: iemand aankijken als je met hem/haar praat. O Ik gebruik weinig gebaren bij het spreken. Voorbeeld: met je handen iets duidelijk maken terwijl je het uitlegt. O Anderen zien aan mijn gezichtsuitdrukking meestal niet hoe ik mij voel.... 8

9 3. Hoe communicatie beter begrijpen Duid aan welke visuele ondersteuning je helpt bij het beter begrijpen van informatie. O Geschreven tekst O Foto s O Tekeningen O Pictogrammen O Mail O Ik heb geen visuele ondersteuning nodig. 9

10 2. Sociale omgang Wat vind je moeilijk aan contact met andere mensen? O Ik vind het moeilijk om een eerste contact te leggen met iemand. O Ik weet niet zo goed wat tegen vreemde mensen te zeggen. O Ik word onrustig of bang als er geen bekende mensen in de buurt zijn. O Ik ben het liefst van al alleen bezig. O Ik vind het moeilijk om samen met een andere persoon iets te doen. Voorbeeld: in de tuin werken, een huistaak maken, O Ik vind het moeilijk om deel te nemen aan een groepsactiviteit. Voorbeeld: voetballen met je klasgenoten tijdens de speeltijd. O Ik vind het moeilijk om zelf vrije momenten/vrije tijd in te vullen. O Ik spreek wel af, maar met een paar dezelfde vrienden. O Ik weet niet goed hoe ik vrienden moet maken. O Ik weet wel hoe ik vrienden moet maken, maar vrienden houden is wel moeilijk. O Ik heb vaak conflicten met ouders, broers, zussen, leeftijdsgenoten. O Ik kan beter omgaan met volwassenen dan met leeftijdsgenoten. O Ik kan beter omgaan met jongere personen dan leeftijdsgenoten. O Ik vind het moeilijk om me in te leven in wat anderen denken of voelen. O Ik vind het moeilijk om mij te verontschuldigen wanneer ik een fout heb gemaakt. O Ik vind het moeilijk om fouten toe te geven. O Ik vind het moeilijk om fouten van anderen te vedragen. O Ik vind het moeilijk om mijn beurt af te wachten. Voorbeeld: wanneer je in de rij staat aan de kassa. O Ik vind het moeilijk om iets te weigeren. Voorbeeld: wanneer iemand je vraagt om een opdracht uit te voeren, durf je moeilijk neen zeggen. O Ik vind het moeilijk om op tijd te komen op een afspraak. O Ik heb geen moeilijkheden in de omgang met andere mensen. 10

11 Wat vind je moeilijk aan het begroeten/afscheid nemen van andere mensen? O Ik vind het moeilijk om anderen te begroeten als ik ergens aankom. O Ik vind het moeilijk om te reageren op een begroeting van anderen. O Ik vind het moeilijk om afscheid te nemen van iemand na een school- of werkdag. Voorbeeld: Tot morgen zeggen tegen je collega s na een stagedag. O Ik vind het moeilijk om afscheid te nemen van iemand die ik voor een lange tijd niet meer zal zien. Voorbeeld: Vaarwel zeggen tegen een vriend die in het buitenland gaat wonen. O Ik heb geen moeilijkheden met het begroeten of het afscheid nemen van andere mensen. Wat vind je moeilijk aan het praten met andere mensen? O Ik vind het moeilijk om met anderen te praten tijdens de pauze (op school, op je stage, ). O Ik vind het moeilijk om te praten over wat ik niet goed kan. O Ik vind het moeilijk om te praten in een groep. Voorbeeld: Je kan de gesprekken tussen de verschillende mensen niet volgen. O Ik kan moeilijk zwijgen. Voorbeeld: Als je aan het woord bent, is het voor anderen niet altijd makkelijk tussen te komen. O Ik heb geen moeilijkheden om te praten met anderen. O Andere (zelf in te vullen als je keuze nog niet vermeld werd). 11

12 3. Veranderingen 1. Algemeen Hoelang op voorhand moet een activiteit (voorbeeld: een verjaardagsfeest) of verandering (voorbeeld: het krijgen van een nieuw uurrooster) aangekondigd worden? O Ik heb graag dat een activiteit of verandering net ervoor wordt aangekondigd. O Ik heb graag dat een activiteit of verandering een uur op voorhand wordt aangekondigd. O Ik heb graag dat een activiteit of verandering een dag op voorhand wordt aangekondigd. O Ik heb graag dat een activiteit of verandering een week op voorhand wordt aangekondigd. Met welke veranderingen heb jij moeilijkheden? O Ik weet niet hoe ik me moet gedragen in een nieuwe situatie. Voorbeeld: Je eerste schooldag op een nieuwe school, de eerste keer dat je naar een fuif gaat, O Wanneer er plots iets gebeurt, vind ik het moeilijk om op een andere manier dan afgesproken verder te werken aan een taak. Voorbeeld: Je computer is stuk of de leerkracht is ziek. O Ik vind het moeilijk om mijn weg te vinden in een omgeving waar ik nog nooit geweest ben. Voorbeeld: Een groot gebouw, een station, een stad, O Ik vind het moeilijk om een vrij moment zinvol en creatief in te vullen. O Ik vind het moeilijk om te kiezen tussen verschillende antwoordmogelijkheden. O Ik vind het moeilijk om aangeleerde kennis in een andere omgeving toe te passen. 12

13 2. Sociale situaties Met welke veranderingen in sociale situaties heb jij moeilijkheden? O Ik vind het moeilijk om te wachten op anderen. Voorbeeld: Wanneer je hebt afgesproken om samen naar school te fietsen komt de andere niet meteen opdagen. O Ik heb moeilijkheden met mensen die te vroeg zijn. Voorbeeld: Wanneer iemand je vroeger dan afgesproken met de auto komt ophalen om te gaan winkelen. O Ik heb moeilijkheden met mensen die te laat zijn. Voorbeeld: De persoon waarmee je hebt afgesproken om samen naar de cinema te gaan is te laat. O Ik vind het moeilijk wanneer ik zelf ergens te vroeg ben. Voorbeeld: Je bent zelf 15 minuten te vroeg voor je afspraak bij de tandarts. O Ik vind het moeilijk wanneer ik zelf ergens te laat ben. Voorbeeld: Je bent 10 minuten te laat op school. O Ik heb moeilijkheden met verrassingen. Voorbeeld: Je collega's hebben onverwacht een taart gekocht voor je verjaardag. O Ik vind het moeilijk om voor mij bekende mensen te herkennen als ze onbekende kleren aan hebben. Voorbeeld: Je herkent de leerkracht niet omdat ze vandaag een rok draagt en ze voordien nooit een rok aan had. O Ik heb geen moeilijkheden met veranderingen in sociale situaties. 13

14 3. Uitvoeren van opdrachten Met welke veranderingen bij het uitvoeren van een opdracht heb jij moeilijkheden? O Ik vind het moeilijk om een opdracht anders uit te voeren dan eerst afgesproken. Voorbeeld: Je moet van de leerkracht een opstel uittypen op de computer terwijl er op voorhand was afgesproken dat je dit met de hand op papier mocht schrijven. O Ik vind het moeilijk om te werken wanneer mijn dagplanning veranderd wordt. Voorbeeld: Je moet andere opdrachten doen dan voordien afgesproken. Of je moet op school het vak 'Nederlands' volgen terwijl je op dat moment normaal les 'koken' zou krijgen. O Ik vind het moeilijk om met afwisselende collega's te werken. Voorbeeld: De ene dag werk je samen met iemand, de volgende dag met iemand anders. O Ik vind het moeilijk als ik met ander materiaal moet werken dan voorheen. Voorbeeld: Je moet op de computer van je collega werken in plaats van de jouwe of je moet fotokopies maken met een andere kopieermachine. O Ik vind het moeilijk als ik tijdens het werk door iemand anders begeleid word dan gewoonlijk. Voorbeeld: Je vaste begeleider is ziek en die wordt voor een week vervangen door iemand anders. O Ik vind het moeilijk om een taak onafgewerkt te laten. Voorbeeld: Je bent nog aan een taak bezig wanneer het tijd is om naar huis te gaan waardoor je pas de volgende dag je taak kan afwerken. O Ik heb er moeilijkheden mee als ik onderbroken word door iemand anders tijdens het uitvoeren van een activiteit of taak. Voorbeeld: Je bent een machine aan het repareren en je collega komt je tussendoor vragen of je hem even wil helpen met zijn taak. O Ik vind het moeilijk om mezelf bezig te houden wanneer ik klaar ben met een opdracht. O Ik heb geen moeilijkheden met veranderingen bij het uitvoeren van een opdracht. 14

15 4. Omgevingsprikkels Heb jij moeilijkheden met omgevingsprikkels? O Ik heb altijd moeilijkheden met omgevingsprikkels. O Ik heb meestal moeilijkheden met omgevingsprikkels. O Ik heb soms moeilijkheden met omgevingsprikkels. O Ik heb geen moeilijkheden met omgevingsprikkels. Je bent klaar met het invullen van wat vind ik moeilijk 1. Auditieve prikkels Heb jij moeilijkheden met auditieve prikkels? O Ik heb altijd moeilijkheden met auditieve prikkels (geluiden). O Ik heb meestal moeilijkheden met auditieve prikkels (geluiden). O Ik heb soms moeilijkheden met auditieve prikkels (geluiden). O Ik heb geen moeilijkheden met auditieve prikkels (geluiden). Ga naar 2. Visuele prikkels Met welke auditieve prikkels heb jij moeilijkheden? O Een luide stem O Roepen van andere mensen O Achtergrondgeluiden (Voorbeeld: bestek op een bord) O Een klok O Een telefoon O Een alarmsignaal O Een sirene... 15

16 2. Visuele prikkels Heb jij moeilijkheden met visuele prikkels? O Ik heb altijd moeilijkheden met visuele prikkels. O Ik heb meestal moeilijkheden met visuele prikkels. O Ik heb soms moeilijkheden met visuele prikkels. O Ik heb geen moeilijkheden met visuele prikkels. Ga naar 3. Tactiele prikkels Met welke visuele prikkels heb jij moeilijkheden? O Een donkere omgeving O Fel licht O Snelle lichtflitsen O Bliksem O TL-verlichting O Halogeenverlichting O Bepaalde kleuren O Glanzende voorwerpen O Bepaalde patronen... 16

17 3. Tactiele prikkels Heb jij moeilijkheden met tactiele prikkels? O Ik heb altijd moeilijkheden met tactiele prikkels (aanraking). O Ik heb meestal moeilijkheden met tactiele prikkels (aanraking). O Ik heb soms moeilijkheden met tactiele prikkels (aanraking). O Ik heb geen moeilijkheden met tactiele prikkels (aanraking). Ga naar 4. Geuren Met welke tactiele prikkels heb jij moeilijkheden? O Aangeraakt worden O Geknuffeld worden O Handen schudden O Gekust worden Voorbeeld: zoenen bij verjaardag O Nieuwe kleren O Schoenen O Warmte O Koude O Vuil O Ventilatie O Andere (zelf in te vullen als je keuze niet vermeld werd)... 17

18 4. Geuren Heb jij moeilijkheden met geuren? O Ik heb altijd moeilijkheden met geuren. O Ik heb meestal moeilijkheden met geuren. O Ik heb soms moeilijkheden met geuren. O Ik heb geen moeilijkheden met geuren. Je bent klaar met de invulling van wat vind ik moeilijk Met welke geuren heb jij moeilijkheden? O Een parfumgeur O De geur van eten O De geur van dieren O De geur van kuisproducten... Je bent klaar met de invulling van wat vind ik moeilijk 18