Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002"

Transcriptie

1 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Uitvoeringstaken Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002 Een onderzoek naar de ontwikkelingen in de bruto-uurlonen en de extra uitkeringen Augustus 2003 drs. P.M. Venema A. Faas J. A. Samadhan

2 2 Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002

3 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING I t/m VII 1 INLEIDING 1 2 HET BRUTO-UURLOON IN 2002: NIVEAU EN ONTWIKKELING Inleiding Samenstelling van het bruto-uurloon in Bruto-uurloonontwikkeling in Bruto-uurloonontwikkeling naar geslacht Bruto-uurloonontwikkeling naar functieniveau Bruto-uurloonontwikkeling van topmanagers Bruto-uurloonontwikkeling van CAO ers en niet-cao ers Bruto-uurloonontwikkeling naar economische sectoren Bruto-uurloonontwikkeling naar bedrijfsomvang Bruto-uurloonontwikkeling in het bedrijfsleven over een periode van vijf jaar 25 3 EXTRA UITKERINGEN IN Inleiding Bedrijven met extra uitkeringen Werknemers met extra uitkeringen Extra uitkeringen als percentage van het bruto-jaarloon Ontwikkelingen in de extra uitkeringen gebleven werknemers Ontwikkelingen in de extra uitkeringen gebleven topmanagers Bruto-uurloonontwikkeling inclusief effect extra uitkeringen Bruto-uurloonontwikkeling van topmanagers 42 BIJLAGEN 47 Bijlage I Methode van Onderzoek 49 I.1 Verantwoording van de steekproef 51 I.2 Gegevensverzameling 56 I.2.1 Looncomponenten van werknemers in AVO-onderzoek 57 I.2.2 Looncomponenten op bedrijfsniveau gemeten 59 I.3 Analysemodel van bruto-uurloonontwikkeling 59 Bijlage II Karakterisering van LTD-functieniveaus en functiesoorten 63 Bijlage III Tabellen 67 Bijlage IV Grafieken 95

4 2 Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002

5 SAMENVATTING Inleiding Dit rapport bevat de belangrijkste resultaten van het door de Arbeidsinspectie uitgevoerde onderzoek naar ontwikkelingen van de arbeidsvoorwaarden in Doel van dit jaarlijkse onderzoek is representatieve informatie te verschaffen over de feitelijke ontwikkeling van de bruto-lonen en andere op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden van werknemers in het bedrijfsleven en bij de overheid. Omvang onderzoek In het eerste kwartaal van 2003 zijn door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie in het bedrijfsleven gegevens verzameld uit de loonadministraties van landelijk gespreide bedrijven en instellingen. In totaal zijn in deze bedrijven van werknemers voor de twee peilmomenten oktober 2001 en oktober 2002 gegevens verzameld over verdiende lonen, wekelijkse arbeidsduur en andere beloningsvormen. Voorts zijn gegevens verzameld van ruim werknemers in dienst bij de vier overheidssectoren Defensie, Onderwijs en Wetenschappen, Rechterlijke Macht en Rijk. Van de overige vier sectoren die bij het sectoraal gevoerde arbeidsvoorwaardenoverleg bij de overheid worden onderscheiden, te weten Gemeenten, Politie, Provincies en Waterschappen, zijn voor dit onderzoek geen gegevens beschikbaar gekomen. Ruim 60% van alle werknemers in dienst bij de overheid werken in de in dit onderzoek betrokken vier overheidssectoren. Het niet meenemen van de vier hiervoor genoemde overheidssectoren heeft geen gevolgen voor de representativiteit van het cijfer van de gemiddelde loonontwikkeling van werknemers 1. 1 De gevolgen voor de representativiteit voor de overheidssector zijn ook beperkt (zie hoofdstuk 1). I

6 Bruto-uurloonontwikkeling in 2002 Het bruto-uurloon van de werknemers is tussen oktober 2001 en oktober 2002 gemiddeld met 4,5% gestegen. Hiermee komt de loonstijging in die periode nagenoeg overeen met die over dezelfde periode een jaar eerder 2. De uurlonen van werknemers die in 2002 niet van werkkring veranderden (hierna ook wel aangeduid als gebleven werknemers of blijvers ) stegen gemiddeld met 5,8%. Voor de blijvers is de gemiddelde bruto-uurloonstijging in ,2 procentpunt lager dan in Het verschil tussen de loonontwikkeling van alle werknemers en die van de blijvers geeft het Komers&gaanders-effect. In 2002 is dit effect -1,3%. In het Komers&gaanders-effect komen de veranderingen in de samenstelling van de werkende beroepsbevolking tot uitdrukking. Deze veranderingen doen zich voor doordat werknemers de arbeidsmarkt verlaten (met pensioen/vut, stoppen met werken, ontslag e.d.), tot de arbeidsmarkt toetreden (schoolverlater, herintreder e.d.) of van werkkring (van werkgever) veranderen. Relatief goedkope werknemers zoals schoolverlaters en langdurig werklozen, vinden voor het eerst een baan terwijl dure pensioengerechtigden en vutters de arbeidsmarkt verlaten. Het beloningsverschil tussen de in- en uitstroom heeft een matigend effect op de gemiddelde bruto-loonontwikkeling van alle werknemers. Dit effect wordt alleen maar versterkt doordat de instroom groter is dan de uitstroom. De toename van het aantal banen in 2002, dit is het verschil tussen de in- en uitstroom, wordt geschat op banen. Bruto-uurloonontwikkeling blijvers in 2002 De uurloonstijging van de blijvers (5,8%) is nader onderverdeeld naar loonsverhogingen die een algemeen karakter hebben en waarop doorgaans alle werknemers in bedrijven onvoorwaardelijk recht hebben (ook wel initiële of generieke loonsverhogingen genoemd), overige verhogingen van het uurloon (incidentele loonsverhogingen of blijvers-incidenteel) en het prijseffect van arbeidsduurmutaties. Initiële loonsverhogingen De algemene loonstijging bedroeg in 2002 gemiddeld 2,2%. Hieronder vallen de in collectieve regelingen (CAO's) vastgelegde loonsverhogingen, w.o. de prijscompensatie. 2 Tussen oktober 2000 en oktober 2001 stegen de bruto-uurlonen gemiddeld met 4,6%. Hierbij is het eenmalige effect van de brutering van overhevelingstoeslag in 2001 buiten beschouwing gelaten. De brutering van de overhevelingstoeslag heeft in 2001 geleid tot een eenmalige extra verhoging van de bruto uurlonen met gemiddeld 1,6%. Bij het vergelijken van de loonontwikkeling over de jaren heen is het eenmalige effect van de brutering van de overhevelingstoeslag in 2001 buiten beschouwing gelaten. II

7 Incidentele loonsverhogingen (Blijvers-incidenteel) De bruto-uurlonen stegen in 2002 met 3,6% als gevolg van overige, niet voor alle werknemers geldende, loonsverhogingen. Deze incidentele loonstijgingen worden veroorzaakt doordat werknemers volgens het voor hen geldende beloningssysteem een contractueel opeisbare loonsverhoging kregen (zoals toeslagen op grond van leeftijd en aantal dienstjaren (periodieken)), promotie maakten of om andere redenen een (extra) salarisverhoging ontvingen. Prijseffect arbeidsduurmutaties Het gemiddelde bruto-uurloon van de gebleven werknemers is in 2002 met 0,1% gedaald als gevolg van veranderingen van het aantal gewerkte uren tussen de beide peilmomenten. Het effect is in 2002 vooral het saldo van beslissingen van individuele werknemers om meer of minder uren te gaan werken. Bruto-uurloonontwikkeling in 2002 van CAO'ers versus niet-cao'ers De bruto-uurlonen van werknemers waarvoor een collectieve arbeidsovereenkomst geldt (CAO ers), zijn in ,2 procentpunt minder gestegen dan de bruto-uurlonen van werknemers waarvoor geen collectieve regeling geldt (niet-cao ers). De bruto-uurlonen van gebleven CAO ers stegen 0,5 procentpunt minder dan die van gebleven niet-cao ers. De samenstelling van de loonontwikkeling van niet-cao ers wijkt af van die voor CAO ers. Dit verschil in samenstelling zegt iets over de wijze waarop voor CAO ers en niet-cao ers de arbeidsvoorwaarden tot stand komen, collectief versus meer individueel. Bij niet-cao ers is minder vaak sprake van initiële loonsverhogingen. Loonsverhogingen worden in deze groep vaker individueel per werknemer en op grond van individuele bedrijfsomstandigheden bepaald. De component incidenteel is voor niet-cao ers dan ook de belangrijkste component van de bruto-uurloonmutatie en over het algemeen beduidend groter dan voor CAO ers. In 2002 heeft van de gebleven CAO ers ruim acht op de tien een initiële loonsverhoging gehad, tegenover vier op de tien van de niet-cao ers. CAO ers hebben ook relatief vaker een periodieke loonsverhoging gehad dan niet-cao ers: 30% van de CAO ers en 6% van de niet-cao ers. Daar staat tegenover dat 67% van de niet-cao ers een promotie of overige inzet afhankelijke loonsverhoging heeft gehad, tegen 42% van de CAO ers. Bruto-uurloonontwikkeling in 2002 naar economische sectoren Grafiek 1 laat zien dat in 2002 het totaal aan initiële en incidentele loonsverhogingen in de sectoren Gezondheids- en welzijnszorg en Financiële instellingen het sterkst zijn gestegen. In de drie daaraan voorafgaande jaren stegen de lonen in de laatst genoemde sector ook al boven gemiddeld. In de sectoren Openbaar bestuur, verplichte sociale verzekeringen en Horeca is het totaal aan initiële en incidentele loonsverhogingen in 2002 het laagst. Voor de sectoren ligt het totaal van de initiële en incidentele loonsverhogingen tussen de 3,7% en 7,2%. III

8 Grafiek 1 Initiële en incidentele loonsverhogingen in 2002 naar sectoren (gebleven werknemers) Totaal Openbaar bestuur, verplichte sociale verzekeringen Horeca Initieel Incidenteel Industrie inclusief delfstoffenwinning Energie- en waterleidingbedrijven Onderwijs (overheid + particulier) Bouwnijverheid Vervoer, opslag en communicatie Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Verhuur en zakelijke dienstverlening Reparatie van consumentenartikelen en handel Landbouw en visserij Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Bruto-uurloonontwikkeling in het bedrijfsleven over een periode van vijf jaar Grafiek 2 geeft inzicht in de bruto-loonontwikkeling in het bedrijfsleven over een periode van vijf jaar. Uit de grafiek blijkt dat de bruto-lonen van gebleven niet-cao ers in die periode ruim vier procentpunten meer zijn gestegen dan die van gebleven CAO'ers. De verdiende lonen van alle werknemers in het bedrijfsleven zijn in de vijf jaren in totaal gemiddeld zes procentpunten meer gestegen dan de in collectieve regelingen vastgelegde loonsverhogingen ( contractlonen of CAO-lonen genoemd). De verdiende lonen van gebleven werknemers zijn vanaf 1997 circa 12 procentpunten meer gestegen dan de CAO-lonen. Deze extra loonstijgingen worden veroorzaakt doordat werknemers volgens het voor hen geldende beloningssysteem jaarlijks een loonsverhoging krijgen (leeftijds- of dienstjarenverhoging), promotie maken of om andere redenen een (extra) salarisverhoging ontvangen (extra periodieken). De grafiek laat ook zien dat de ontwikkelingen van het minimumloon en de CAO-lonen nagenoeg samenvallen. Dit is het gevolg van de koppeling van de aanpassing van het wettelijk minimumloon aan de gemiddelde CAO-loonontwikkeling. IV

9 Grafiek 2 Bruto-loonontwikkeling a van alle werknemers en gebleven CAO ers en niet-cao ers in het bedrijfsleven, WM L a - en contractloonstijging in de periode in % gebleven niet-cao'ers gebleven CAO'ers alle werknemers contractloon WML a Exclusief effect brutering overhevelingstoeslag in 2001 Bruto-uurloonontwikkeling in het bedrijfsleven in de periode Grafiek 3 geeft inzicht in de initiële en incidentele loonstijging van de blijvers die werkzaam zijn in het bedrijfsleven over de periode Grafiek 3 Initiële en incidentele uurloonstijging van blijvers in het bedrijfsleven, in % Incidenteel Initieel V

10 Uit de grafiek blijkt dat in de periode het totaal van de initiële en incidentele loonstijging ieder jaar toe nam. In 2002 is hieraan een eind gekomen. In 2002 valt de initiële en incidentele loonstijging lager uit dan die in de drie daaraan voorafgaande jaren. Extra uitkeringen in het bedrijfsleven in 2002 In 28% van de bedrijven wordt in 2002 een extra uitkering aan werknemers uitgekeerd. In 5% van de bedrijven worden winstafhankelijke uitkeringen aan werknemers verstrekt en in 25% van de bedrijven niet-winstafhankelijke uitkeringen. Extra uitkeringen komen relatief vaker voor in bedrijven waar een CAO geldt dan in bedrijven waar dat niet het geval is (37% respectievelijk 21%). Ruim de helft van de werknemers (53%, exclusief directieleden) in het bedrijfsleven ontving in 2002 bovenop het periodieke bruto-(maand)loon één of meer maal per jaar een extra uitkering. Gemiddeld ontvingen deze werknemers in 2002 een bedrag van aan extra uitkeringen. Werknemers ontvingen minder vaak een winstafhankelijke uitkering dan een overige, niet-winstafhankelijke uitkering (respectievelijk 13% en 48% van de werknemers). Voor werknemers met een winstafhankelijke uitkering was het ontvangen bedrag bijna twee keer zo hoog als voor werknemers met een niet-winstafhankelijke uitkering (respectievelijk en 1.050). CAO ers ontvangen vaker een extra uitkering dan niet-cao ers. Dit is toe te schrijven aan het beduidend vaker voorkomen van een niet-winstafhankelijke uitkering, waaronder ook de eenmalige uitkeringen geregeld bij CAO vallen. CAO ers ontvingen in 2002 ook iets vaker dan niet-cao ers een winstafhankelijke uitkering. Het gemiddeld uitgekeerde bedrag aan extra uitkeringen was echter voor niet-cao ers ( 2.810) ruim twee keer zo hoog als het bedrag uitgekeerd aan CAO ers ( 1.220). Directieleden ontvingen beduidend hogere extra uitkeringen dan de (overige) werknemers. Ruim een kwart van de directieleden ontving in 2002 een extra uitkering. Het gemiddelde bedrag aan extra uitkeringen was Ten opzichte van een jaar eerder is het gemiddelde aan directieleden uitbetaalde bedrag aan extra uitkeringen met 16% gestegen. Extra uitkeringen in procenten van het bruto-jaarloon exclusief extra uitkeringen Werknemers met een extra uitkering ontvingen in 2002 gemiddeld 5,7% van het brutojaarloon aan extra uitkeringen. Werknemers met een winstafhankelijke uitkering ontvingen gemiddeld 6,2% van het bruto-jaarloon. Werknemers met een overige, nietwinstafhankelijke uitkering ontvingen gemiddeld 4,4% bovenop hun bruto-jaarloon. De toename van het bedrag aan extra uitkeringen tussen 2001 en 2002 uitgedrukt als percentage van het bruto-jaarloon 2001 bedraagt voor de gebleven werknemers in het bedrijfsleven 0,6%. De winstafhankelijke uitkeringen stegen met 0,1% en de overige, niet-winstafhankelijke uitkeringen met 0,5%. VI

11 Bruto-uurloonontwikkeling inclusief effect extra uitkeringen in het bedrijfsleven De bruto-uurlonen van gebleven werknemers in het bedrijfsleven (inclusief directieleden) stegen in 2002 gemiddeld met 5,9%. Wordt bovendien rekening gehouden met het additionele effect van de verhogingen van de extra uitkeringen (0,6%), dan stegen de lonen van gebleven werknemers in 2002 in totaal met 6,6%. De salarissen van topmanagers zijn in 2002 met 6,2% gestegen, dit is 0,3 procentpunt meer dan gemiddeld. Wordt rekening gehouden met het additionele effect van de verhogingen van de extra uitkeringen (2,3%), dan stegen de lonen van de topmanagers met 8,5 %, wat 2% meer is dan gemiddeld. Grafiek 4 geeft de loonontwikkeling van topmanagers op LTD-functieniveau VII en VIII over een periode van vijf jaar weer vergeleken met de loonontwikkeling van de categorie werknemers exclusief managers. Grafiek 4 Loonontwikkeling in de periode a Verhoging bruto-uurloon inclusief effect verhoging extra uitkeringen 25 Bestuurders op LTD-functieniveauVII Bestuurders op LTD-functieniveau VIII overige werknemers a Exclusief effect brutering van de overhevelingstoeslag in 2001 Uit de figuur blijkt dat het beeld van de loonontwikkeling in niet veel afwijkt van de voorgaande jaren. De loonontwikkeling van de topmanagers op LTD-functieniveau VIII komt nagenoeg overeen met die in De loonontwikkeling van de topmanagers op LTD-functie-niveau VII is gedaald met circa vier procentpunten, die van de overige werknemers met één procentpunt. Uit de grafiek blijkt verder dat vanaf 1997 de loonstijging voor de topmanagers op LTDfunctieniveau VIII steeds het sterkste was. De verschillen in loonontwikkeling tussen topmanagers op LTD-functieniveau VII en de categorie werknemers exclusief managers zijn geringer. VII

12

13 1 INLEIDING Deze publicatie bevat de belangrijkste resultaten van het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002 van werknemers in het bedrijfsleven en bij de overheid. De belangrijkste doelstelling van het jaarlijks terugkerende AVO-onderzoek is representatieve informatie te verschaffen over de feitelijke loonontwikkeling en ontwikkelingen in andere op geld te waarderen arbeidsvoorwaarden. Voor diverse werknemerscategorieën, zoals bij indeling naar economische sectoren en bij indeling naar CAO ers en niet-cao ers, wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van het bruto-loon en de opbouw van de bruto uurloonontwikkeling naar de onderscheiden initiële en incidentele beloningscomponenten. Voorts geeft het onderzoek inzicht in het niveau en ontwikkelingen in de extra uitkeringen. In Nederland houden ook andere onderzoeksinstellingen zich bezig met het verzamelen van gegevens over de beloning en andere arbeidsvoorwaarden van werknemers. Het onderzoek dat de Arbeidsinspectie verricht is geen herhaling van het werk dat reeds door anderen is uitgevoerd maar heeft tot doel om een combinatie van gegevens op te leveren die niet door anderen wordt onderzocht. De specifieke deskundigheid van de Arbeidsinspectie maakt het onderzoek tot een unieke informatiebron, dat gebruikt wordt bij de beleidsvoorbereiding door het Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) als ook andere instellingen. Daarbij moet vooral gedacht worden aan: de analyse van de loonontwikkeling naar componenten: algemene loonsverhogingen, leeftijds- en dienstjarenverhogingen en overige incidentele loonsverhogingen (promotie, extra periodieken etc); de samenstelling van het bruto-loon naar diverse looncomponenten; de loonontwikkeling van CAO ers en niet-cao ers; en koppeling van beloningsgegevens aan een groot aantal persoons- en functiekenmerken. In dat opzicht fungeert het onderzoek als een gegevensbank waarin een groot aantal gegevens zijn opgenomen die voor beleidsvoorbereiding van het ministerie relevant zijn. De gegevens in de gegevensbank zijn voor een belangrijk deel over een langere periode vergelijkbaar, maar tegelijkertijd bevat de gegevensbank ook gegevens van zo recent mogelijke datum over wisselende onderwerpen. 1

14 Het AVO-onderzoek levert actuele en beleidsrelevante informatie op die door de beleidsdirecties van het Ministerie SZW voor verschillende doeleinden wordt gebruikt. Het onderzoek is de basis voor diverse producten. Naast de huidige publicatie wordt het onderzoek gebruikt voor rapportages aan de Tweede Kamer, zoals de tweejaarlijkse rapportage over de arbeidsmarktpositie van werknemers (verschillen in beloning en mobiliteit naar geslacht, dienstverband en etniciteit) en de rapportage over loonverschillen tussen CAO ers en niet-cao ers. Voorts wordt eens in de drie jaar op basis van het arbeidsvoorwaardenonderzoek de rapportage Werknemers met een brutoloon op en onder het wettelijke minimumloon opgesteld teneinde tegemoet te komen aan Internationale verplichtingen en toezeggingen aan de Tweede Kamer. Feitelijke bruto-uurloonontwikkeling Het onderzoek geeft inzicht in het feitelijke verdiende bruto-uurloon evenals de ontwikkelingen daarin. Het bruto-uurloon (hierna ook wel uurloon genoemd) is afgeleid uit het bruto-oktoberloon en het aantal in oktober gewerkte uren 3. In de uurloonstijging worden alleen verhogingen meegenomen voorzover deze doorwerken in het oktoberloon. Uit het onderzoek blijkt in welke mate de feitelijke uurlonen meer zijn gestegen dan overeengekomen in collectieve regelingen. Deze extra loonstijgingen boven op de in CAO s afgesproken loonsverhogingen worden veroorzaakt doordat werknemers volgens het voor hen geldende beloningssysteem jaarlijks een loonsverhoging krijgen (leeftijds- of dienstjaren verhoging), promotie maken of om andere redenen een (extra) salarisverhoging ontvangen (extra periodieken). Ook veranderingen in de samenstelling en omvang van de werkende beroepsbevolking werken door in zowel het gemiddelde beloningsniveau als in de gemiddelde loonontwikkeling. Het effect hiervan op de loonontwikkeling wordt nader geanalyseerd. Extra uitkeringen Verder zijn er gegevens verzameld over aan werknemers uitgekeerde extra uitkeringen die geen deel uitmaken van het periodeloon, waarop het in dit rapport gehanteerde bruto- (uur)loonbegrip is gebaseerd. Een onderscheid wordt gemaakt tussen winstafhankelijke uitkeringen en overige, niet-winstafhankelijke uitkeringen. Tot de niet-winstafhankelijke uitkeringen behoren bijvoorbeeld een 13e of 14e maand en eenmalige uitkeringen, die veelal volgens een collectieve regeling en aan alle werknemers in een bedrijf worden uitgekeerd. Dit onderzoek geeft inzicht in het additionele effect van de veranderingen in de extra uitkeringen op de loonontwikkeling. In tegenstelling tot de loonsverhogingen die deel uitmaken van de bruto-uurloonstijging werken de veranderingen in de extra uitkeringen in beginsel niet structureel door in de loonkosten. 3 Aantal gewerkte uren exclusief overwerkuren. 2

15 Gegevensverzameling De in dit verslag gepresenteerde cijfers voor het bedrijfsleven zijn gebaseerd op een door de Arbeidsinspectie in het eerste kwartaal van 2003 uitgevoerd onderzoek bij bedrijven en instellingen behorende tot het bedrijfsleven. In deze bedrijven zijn door de inspecteurs van de Arbeidsinspectie van werknemers voor de twee peilmomenten oktober 2001 en oktober 2002 gegevens genoteerd over verdiende lonen, wekelijkse arbeidsduur en andere beloningsvormen. Van werknemers in dienst bij de overheid zijn van ruim personen gegevens verzameld. Van de sectoren die bij het sectoraal gevoerde arbeidsvoorwaardenoverleg bij de overheid worden onderscheiden, hebben de sectoren Defensie, Onderwijs en Wetenschappen, Rechterlijke Macht en Rijk gegevensbestanden beschikbaar gesteld. De overige sectoren (Gemeenten, Politie, Provincies en Waterschappen) zijn evenals als het voorgaande jaar buiten het onderzoek gelaten. In totaal werkt ruim 60 procent van alle werknemers in dienst bij de overheid in de vier in het onderzoek betrokken overheidssectoren. Het niet meenemen van een deel van de overheid heeft geen gevolgen voor de representativiteit van het cijfer van de gemiddelde loonontwikkeling van werknemers 4. Indeling van het rapport De indeling van het rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 bevat de belangrijkste onderzoeksresultaten over het niveau en de mutatie van het gemiddelde bruto-uurloon. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de aard, omvang en niveau van de een à twee maal per jaar uitbetaalde extra uitkeringen evenals de ontwikkelingen daarin. Bijlage I bevat een beschrijving van de opzet van het onderzoek. In dit deel zijn de gehanteerde definities opgenomen. Voorts bevat deze bijlage een beschrijving van het bij de berekening van de componenten van de uurloonmutatie toegepaste analyse-model. Bijlage II bevat twee overzichten met omschrijvingen van de gebruikte indelingen van functies naar LTD-functieniveau en functiesoort. In bijlage III zijn tabellen opgenomen met meer gedetailleerd cijfermateriaal. 4 Om inzicht te krijgen in de gevolgen van het niet meenemen van de vier sectoren op de representativiteit van de loonontwikkeling is voor het AVO-onderzoek over 1998 de loonontwikkeling berekend met en zonder de werknemers in de vier overheidssectoren Gemeenten, Politie, Provincies en Waterschappen. De gemiddelde uurloonmutatie in 1998 inclusief de werknemers in de vier overheidssectoren Gemeenten, Politie, Provincies en Waterschappen wijkt niet significant af van de gemiddelde uurloonmutatie van de werknemers exclusief de werknemers in de hiervoor genoemde overheidssectoren. 3

16 4 Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2002

17 2 HET BRUTO-UURLOON IN 2002: NIVEAU EN ONTWIKKELING 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het niveau en ontwikkeling van het brutouurloon in Onder bruto-uurloon wordt verstaan het (geschatte) gemiddelde brutoloon van de werknemers per uur. Het bruto-uurloon is berekend door het verdiende oktoberloon van alle werknemers te delen door het aantal gewerkte uren in oktober 5. Naast de looncomponenten die deel uitmaken van het bruto-uurloon worden ook nog extra uitkeringen op jaarbasis onderscheiden. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op deze extra uitkeringen, die veelal één of twee maal per jaar aan werknemers worden uitgekeerd. Hoofdstuk 3 bevat dan ook cijfers over de loonontwikkeling inclusief het effect van de ontwikkelingen in de extra uitkeringen. 2.2 Samenstelling bruto-uurloon in 2002 De werknemers verdienden in 2002 naar schatting gemiddeld 14,80 bruto per uur. De volgende looncomponenten maken deel uit van het bruto-uurloon. Functie- c.q. basisloon Persoonlijke toelage Tarief/provisie Ploegentoeslag/toeslag onregelmatige diensten Inconveniënten Overig bruto-loon (w.o. loon in natura, reisurenvergoedingen en waarnemingstoelagen) In bijlage I zijn de looncomponenten nader omschreven. Het bruto-uurloon is voor werknemers de belangrijkste bron van inkomsten uit arbeid en vormt voor de werkgever de belangrijkste component van de loonkosten Gecorrigeerd voor arbeidsduurverkorting en exclusief overwerkuren. Zie verder bijlage I. Andere onderdelen van de loonkosten, zoals het werkgeversdeel in de sociale premies, de kosten in verband met pensioenvoorziening en vervroegde uittredingsregelingen (VUT) en bovenwettelijke uitkeringen en vergoedingen maken geen deel uit van het in dit rapport gehanteerde loonbegrip. 5

18 Uit tabel 2.1 blijkt de samenstelling van het (gemiddelde) bruto-uurloon in De belangrijkste beloningscomponent voor werknemers is het basisloon, ook wel functieloon genoemd. In 2002 was het basisloon gemiddeld 14,35, dit is 97% van het totale bruto-uurloon. Naast het basisloon is het bruto-uurloon verder samengesteld uit toeslagen voor onregelmatige diensten, ploegentoeslag, tarief en provisie, persoonlijke toelagen en overige bruto-looncomponenten. Het overige loon van werknemers bedroeg in 2002 gemiddeld 0,45 (3% van het bruto-uurloon). Overigens heeft naar circa drie op de vier werknemers naast het basisloon geen overig loon. Voor de één op de vier werknemers die dit wel hebben is het gemiddelde bedrag daarvan 1,70 (11% van het uurloon), wat het lagere basisloon ten opzichte van werknemers zonder overig loon ruimschoots compenseert: het beloningsniveau van werknemers met overig loon ligt circa 5% boven dat van werknemers zonder overig loon. Tabel 2.1 Opbouw van het gemiddelde bruto-uurloon in 2002 in euro s. Totaal zonder overig loon Werknemers Met overig loon Bruto-uurloon 14,80 14,61 15,33 Basisloon 14,35 14,61 13,63 Overig loon w.o. 0,45 --,-- 1,70 Ploegentoeslag / toeslag voor onregelmatige diensten 0,22 0,83 Tarief en provisie 0,06 0,23 Persoonlijke toelage 0,06 0,24 Overig bruto-loon 0,11 0,40 Aantal werknemers in % 100% 75% 25% Door afrondingen kunnen er kleine verschillen optreden Overig loon Overig loon wordt vaker aangetroffen bij (tussen haakjes percentages werknemers met overig loon in genoemde categorie): mannen (27%) dan bij vrouwen (22%); allochtonen (29 %) dan bij autochtonen (25%) CAO ers (28%) dan bij niet-cao ers (15%); werknemers die werkzaamheden verrichten op middelbaar functieniveau (LTD-functieniveau III en IV, 29%) dan bij werknemers die een functie op laag (LTD-functieniveau I en II, 21%) of hoog niveau (LTDfunctieniveau V en hoger, 16%) uitoefenen; 6

19 werknemers met een technische handarbeidfunctie (34%) en een verzorgende of dienstverlenende functie (30%) dan bij werknemers in overige functies (16%); werknemers met een volledige baan (27%) dan bij werknemers met een deeltijd baan (22%); werknemers met bruto-jaarloon uit arbeid tussen modaal en twee maal modaal (32%) dan bij overige werknemers (tot WML 19%, tussen WML en modaal 24% en resterende werknemers 24%). Werknemers met overig loon in 2002 worden relatief het vaakst aangetroffen in de sectoren Openbaar bestuur en sociale verzekeringen, Energie en waterleidingbedrijven, Gezondheids- en welzijnszorg en Bouwnijverheid en het minst in de sector Landbouw en visserij (zie grafiek ). Grafiek 2.1 Percentage werknemers met overig loon in 2002 naar economische sectoren Totaal Openbaar bestuur, sociale verzekeringen Energie en waterleidingbedrijven Gezondheids- en welzijnszorg Bouwnijverheid Industrie (incl. delfstoffenwinning) Vervoer, opslag en communicatie Horeca Cultuur, recreatie; overige dienstverlening Verhuur en zakelijke dienstverlening Reparatie consumentenartikelen en handel Financiële instellingen Landbouw en visserij Tabellen III.4A en III.4B in bijlage III bevatten meer informatie over de omvang en samenstelling van het bruto-uurloon voor verschillende categorieën werknemers. 7 De sector Onderwijs is in de grafiek buitenbeschouwing gelaten. In de aangeleverde gegevensbestanden voor de overheidssector Onderwijs was de beloningscomponent overig bruto loon niet volledig. 7

20 Spreiding bruto-uurlonen De bruto-uurlonen van individuele werknemers kunnen fors afwijken van het gemiddelde beloningsniveau. De geconstateerde verschillen hangen samen met persoons- en functiekenmerken, zoals leeftijd, functieniveau en functiesoort, evenals met (wijzigingen in) omgevingsvariabelen als economische sector, bedrijfsomvang en type CAO. Grafieken 2.2 t/m 2.4 geven inzicht in de spreiding van de bruto-uurlonen. In bijlage IV is een aantal boxplots opgenomen die ook inzicht geven in de spreiding. Uit grafiek 2.2 blijkt dat vrouwen relatief vaker dan mannen een laag bruto-uurloon hebben. De curve die de spreiding van de uurlonen van de vrouwen weergeeft ligt immers ter linkerzijde van die van de mannen. Ook is de spreiding rond het gemiddelde brutouurloon voor mannen iets groter dan voor vrouwen. Het gemiddelde bruto-uurloon van mannen bedraagt 15,30 en dat van vrouwen 12,70 8. Grafiek 2.3 laat de spreiding zien naar functieniveau. Hoe hoger het niveau, hoe hoger het gemiddelde bruto-uurloon. Voor werknemers met een functie op een laag niveau (LTDfunctieniveau 9 I en II) bedraagt het gemiddelde bruto uurloon in ,00 10, voor werknemers met functie op midden niveau (LTD-functieniveau III en IV) 12,90 en voor werknemers met een functie op hoog niveau (LTD-functieniveau V, VI en VII) 21,90. 8 Het gemiddelde bruto-uurloon is in dit rapport berekend door de totale loonsom van alle werknemers te delen door het totaal aantal door de werknemers gewerkte uren. Het aldus berekende gemiddelde geeft een goed beeld van de loonkosten per gewerkt uur. In de gemiddelde loonkosten tellen de bruto-uurlonen van deeltijders minder zwaar mee dan die van voltijders. In de rapporten van de Arbeidsinspectie over de arbeidsmarktposities van werknemers worden de beloningsverschillen tussen werknemers in kaart gebracht. In deze rapporten staat het vergelijken van de bruto-uurlonen van individuen (werknemers) centraal en wegen de uurlonen van deeltijders dus even zwaar mee als die van voltijders. Het gemiddelde uurloon wordt dan ook berekend als een gemiddelde van de bruto-uurlonen van alle werknemers. Ook in tabel III.1 uit bijlage III is het (gemiddelde) bruto-uurloon van vrouwen als percentage van het (gemiddelde) bruto uurloon van mannen berekend met behulp van gemiddelden van de bruto-uurlonen. In het voorjaar 2004 zal de Arbeidsinspectie publiceren over de arbeidsmarktposities van werknemers in 2002 en de ontwikkelingen ten opzichte van 2000 in kaart brengen Deze indeling van functies naar LTD-functieniveaus is ontwikkeld door de toenmalige Loontechnische Dienst (LTD). In 1994 is de LTD opgegaan in de Arbeidsinspectie. Zie bijlage II voor een omschrijving van de indelingen van functies naar LTD-functieniveau en functiesoort. Werknemers met een bruto-uurloon lager dan 6,-- zijn veelal jeugdige werknemers die naast een studie een deeltijdbaan vervullen op laag niveau. 8

21 Grafiek 2.2 Verdeling van de bruto-uurlonen 2002 naar geslacht 30 % werknemers Vrouw Man bruto-uurloon (in euro's) Grafiek 2.3 Verdeling uurlonen in 2002 naar functieniveau 40 % werknemers laag midden hoog bruto-uurloon (in euro's) 9

22 Grafiek 2.4 geeft inzicht in de spreiding rond het gemiddelde beloningsniveau van werknemers waarvoor een collectieve regeling geldt (CAO ers genoemd) en werknemers waarvoor een dergelijke regeling niet geldt (niet-cao ers). Tot de categorie CAO ers worden alle werknemers gerekend die vallen onder de werkingssfeer van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde regeling (in overeenstemming met artikel 5 en 6 van de Wet op de Loonvorming), een door een publiekrechtelijk bedrijfsorgaan vastgestelde verordening 11 of een regeling voor het overheidspersoneel. Drie op de vier werknemers valt in 2002 direct onder de werkingssfeer van een CAO 12. Naar schatting 4% van de werknemers valt als gevolg van het algemeen verbindend verklaren van een CAO onder de werkingssfeer van die CAO (AVV'ers). 3% van alle werknemers maakt deel uit van de directie van een bedrijf (directieleden). De overige werknemers worden als niet-cao er aangeduid. In totaal gaat het om 17% van alle werknemers. Enerzijds zijn dit werknemers werkzaam in bedrijven waarop in het geheel geen CAO (verordening of regeling) van toepassing is. Anderzijds zijn het werknemers die niet onder de werkingssfeer van een CAO vallen in bedrijven waarop voor een andere categorie werknemers wel een CAO van toepassing is. Vaak zijn het dan werknemers behorende tot de hogere functiecategorieën 13. CAO ers werken vaak in de sectoren: Gezondheids- en welzijnszorg (20% van de CAO ers); Industrie (16%); Reparatie van consumentenartikelen en handel (16%); en Verhuur en zakelijke dienstverlening (12%). Niet-CAO ers (incl. directieleden) werken vooral in de sectoren: Verhuur en zakelijke dienstverlening (39% van alle niet-cao'ers); Reparatie van consumentenartikelen en handel (23%); en Industrie (9%); en Cultuur, recreatie en overige dienstverlening (8%). Tabel III.2 in bijlage III bevat informatie over de verdeling van CAO ers en niet-cao ers per economische sector. Voorts zijn er andere verschillen in de samenstelling tussen van CAO ers en niet-cao ers, zoals naar functie- en opleidingsniveau en bedrijfsomvang De belangrijkste publiekrechtelijke regeling is de 'Verordening Arbeidsvoorwaarden Detailhandel' (VAD), die door het bedrijfschap Detailhandel is vastgesteld. In 47% van de bedrijven in het bedrijfsleven geldt in 2002 een CAO. In 13% van de bedrijven is als gevolg van het algemeen verbindend verklaren een CAO van toepassing. In de overige 40% van de bedrijven geldt geen (algemeen verbindend verklaarde) CAO (zie ook bijlage III, tabel III.2). Zowel AVV ers als directieleden blijven in het vervolg van deze paragraaf verder buiten beschouwing. Zie bijvoorbeeld ook de notitie CAO-loosheid, Eerste Kamer, vergaderjaar ,22a, nr9c. 10

23 Uit grafiek 2.4 blijkt dat niet-cao ers vaker dan CAO ers een hoog bruto-uurloon hebben. Circa 17% van de niet-cao ers verdienden in ,-- of meer tegen 11% van de CAO ers. CAO ers verdienden in 2002 naar schatting gemiddeld 14,20 per uur en niet- CAO ers 15,40. Gemiddeld verdienden CAO ers in % minder dan niet-cao ers. Grafiek 2.4 Verdeling van de bruto-uurlonen 2002 naar type werknemer 20 % werknemers 10 CAO'ers Niet-CAO'ers bruto-uurloon (in euro's) a exclusief directieleden en AVV ers CAO ers werkzaam in het bedrijfsleven verdienden gemiddeld 13,75 per uur, dit is 11% minder dan niet-cao ers. Voor werknemers in dienst bij de overheid (allen CAO ers) bedraagt het gemiddelde uurloon in 2002 naar schatting 17,99. Bij de overheid werken in vergelijking tot het bedrijfsleven relatief veel werknemers met een hogere opleiding die een functie vervullen op een hoger niveau. 11

24 2.3 Bruto-uurloonontwikkeling in 2002 Het bruto-uurloon van werknemers is tussen oktober 2001 en oktober 2002 gemiddeld met 4,5% gestegen. Hiermee komt de loonstijging in die periode nagenoeg overeen met die over dezelfde periode een jaar eerder. Tussen oktober 2000 en oktober 2001 stegen de bruto-uurlonen gemiddeld met 4,6% 15. Grafiek 2.5 Verdeling van bruto-uurloonontwikkeling in % werknemers uurloonmutatie (in %) Uit grafiek 2.5 blijkt dat de loonontwikkeling van de individuele werknemers fors kan afwijken van het statistische gemiddelde. Ruim 60% van de werknemers heeft een loonstijging gehad dat ligt tussen de 0 en 6 procent 16. Voor circa 10% van de werknemers is het bruto-loon gelijk gebleven. Uit tabel 2.2 blijkt de opbouw van de uurloonmutatie naar de onderscheiden componenten Eexclusief het eenmalige effect van de brutering van overhevelingstoeslag. De brutering van de overhevelingstoeslag heeft in 2001 geleid tot een eenmalige extra verhoging van de bruto uurlonen met gemiddeld 1,6%. Bij het vergelijken van de loonontwikkeling over de jaren heen wordt in het vervolg van dit rapport het eenmalige effect van de brutering van de overhevelingstoeslag in 2001 buiten beschouwing gelaten Negatieve uurloonmutaties komen vooral voor bij werknemers die in 2001 wel bepaalde toeslagen hebben die onderdeel zijn van het bruto-uurloon (zoals een persoonlijke toelage) en in 2002 niet meer Het bij de analyse van de bruto-uurloonontwikkeling gebruikte model is nader omschreven in bijlage I.3. 12

25 Tabel 2.2 Opbouw van de mutatie van het gemiddelde bruto-uurloon Componenten van de bruto-uurloonmutatie in % Bruto-uurloonmutatie a 4,5 Komers&gaanders-effect -1,3 Bruto-uurloonmutatie blijvers w.v. 5,8 Initieel 2,2 Blijvers incidenteel w.v. 3,6 Vast incidenteel 0,6 Variabel incidenteel 2,9 Overig incidenteel 0,1 Prijseffect arbeidsduurmutaties -0,1 Door afrondingen kunnen er verschillen van 0,1 optreden. Komers&gaanders-effect Het verschil tussen de bruto-uurloonmutatie van alle werknemers en die van de werknemers die op beide peilmomenten bij dezelfde werkgever in dienst waren (gebleven werknemers) geeft het Komers&gaanders-effect. In 2002 is dit effect -1,3%. In het Komers&gaanders-effect komt het effect van veranderingen in de samenstelling van de werkende beroepsbevolking op de gemiddelde uurloonontwikkeling tot uitdrukking. Deze veranderingen doen zich voor doordat werknemers de arbeidsmarkt verlaten (met pensioen/vut, stoppen met werken, ontslag e.d.), tot de arbeidsmarkt toetreden (schoolverlater, herintreder e.d.) of van werkkring (van werkgever) veranderen. In het AVO-onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen gaanders en komers. Gaanders zijn werknemers die de arbeidsmarkt verlaten of naar een andere werkgever zijn gegaan. Komers zijn werknemers die toetreden tot de arbeidsmarkt of werknemers die van een andere werkgever komen. Het bruto-uurloon van de gaanders in oktober 2001 is naar schatting gemiddeld 0,30 hoger dan het bruto-uurloon van de komers in oktober Als de bruto-uurlonen van de gaanders worden gecorrigeerd voor de gemiddelde loonstijging van gebleven werknemers in 2001 dan is het verschil 0,90. Het verschil in beloningsniveau tussen gaanders en komers is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan verschillen in de samenstelling van de beide categorieën. Goedkope arbeidskrachten (schoolverlaters en langdurig werklozen) stromen in terwijl duurdere arbeidskrachten (pensioengerechtigde/vutters) uitstromen. 13

26 Het beloningsverschil tussen de in- en uitstroom heeft een matigend effect op de gemiddelde bruto-loonontwikkeling van alle werknemers. Dit effect wordt alleen maar versterkt doordat de instroom groter is dan de uitstroom. Vooral doordat de totale instroom de totale uitstroom ruimschoots overtreft levert het grote verschil in beloningsniveau tussen de in- en uitstroom in 2002 per saldo een negatieve bijdrage aan de bruto-loonontwikkeling van alle werknemers van -1,3%. In 2002 wordt het aantal komers geschat op 1,34 miljoen (banen van) werknemers. Dit is 20% van het totale aantal werknemers in Het aantal gaanders, wordt geschat op 1,25 miljoen werknemers. Dit komt overeen met 19% van het totale aantal werknemers in Hieruit volgt dat het aantal banen in 2002 met naar schatting banen is toegenomen. Dat komt overeen met toename van 1,4% van het totaal aantal banen in Het aantal voltijdbanen is met naar schatting banen afgenomen. Daar staat tegen over dat het aantal deeltijdbanen vanaf 12 uur met en het aantal kleine deeltijdbanen van minder dan 12 uur met circa is toegenomen. De banengroei doet zich vooral voor in sectoren waar veel in deeltijd wordt gewerkt, zoals in de sector gezondheids- en welzijnszorg en bij de overheid 18. De toename van het aantal deeltijdbanen komt vooral voor bij gebleven werknemers die in oktober 2001 nog een voltijdbaan hadden. De toename van het aantal werknemers dat in deeltijd werkt hangt samen met de wens van mannen en vrouwen om korter te gaan werken. Uit onderzoek van de Organisatie voor Strategisch onderzoek (OSA) blijkt dat ongeveer een op de vijf mannen en een op de zeven vrouwen korter wil gaan werken 19. Als we in het AVO-onderzoek kijken naar werknemers die in 2001 voltijd werken dan blijkt dat circa 2% van de voltijd werkende mannen en 11% van de voltijd werkende vrouwen er in zijn geslaagd in 2002 in deeltijd te gaan werken. 18 Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meet een groei van het aantal banen in 2002 ten opzichte van een jaar eerder van ofwel 1% (CBS, Persbericht PB03-103). Voorts meet het CBS een afname van het aantal voltijdbanen en een toename van het aantal deeltijdbanen. Het arbeidsvolume (de werkgelegenheid uitgedrukt in voltijdbanen) nam in die periode volgens het CBS toe met arbeidsjaren. Het verschil tussen de schattingen van de banengroei volgens het AVO en het CBS hangt samen met bedrijven die tussen beide peilmomenten failliet zijn gegaan. Op het moment van het AVO-onderzoek bestaan deze bedrijven niet meer en de vernietiging van banen als gevolg van faillissementen wordt daardoor niet goed gemeten. Uit cijfers over faillissementen van Graydon Nederland over 2002 kan worden afgeleid dat circa banen verloren gegaan als gevolg van faillissementen van bedrijven. 19 Veranderende arbeidstijden, Slagen werknemers er in hun voorkeuren te realiseren?, D. Fouarge en C. Baaijens, OSA, juni

27 Initieel De initiële (of generieke) loonmutatie bestaat uit structurele verhogingen van het vaste functieloon, waaronder ook de prijscompensatie valt. In 2002 bedroeg het initieel gemiddeld 2,2% 20. Blijvers-incidenteel Het blijvers-incidenteel, in 2002 in totaal 3,6%, wordt onderscheiden naar de volgende drie componenten: Vast incidenteel: verhogingen van het functie- of basisloon die contractueel opeisbaar zijn en per werknemer kunnen verschillen en waarop de werkgever geen directe invloed heeft (o.a. periodieke leeftijd- of dienstjarenverhogingen). In 2002 bedroeg de (bruto-uur)loonmutatie ten gevolge van het vast incidenteel 0,6%. Variabel incidenteel: verhogingen van het functie- of basisloon die per werknemer verschillen maar waarop de werkgever wel directe invloed heeft (o.a. verhogingen op grond van inzet of promotie). In 2002 was de bijdrage van het variabel incidenteel aan de loonmutatie 2,9%. Overig incidenteel: veranderingen in de overige, niet tot het functieloon behorende looncomponenten, leiden in 2002 tot een bijdrage aan loonmutatie van 0,1%. Prijseffect arbeidsduurmutaties Het prijseffect van veranderingen in het aantal gewerkte uren van gebleven werknemers tussen beide peilmomenten bedraagt -0,1%. Het effect kan optreden als gevolg van arbeidsduurverkorting in bedrijven en als gevolg van besluiten van individuele werknemers om meer of minder uren te gaan werken. De arbeidsduurmutaties hebben als gevolg dat de samenstelling van de werkzame beroepsbevolking verandert, wat kan leiden tot een uurloonmutatie, zelfs als voor alle werknemers het uurloon gelijk blijft Het initieel (2,2%) valt lager uit dan de contractloonstijging (ook wel CAO-loonstijging) van 3,5% in Zie Arbeidsinspectie, Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2003, mei Het verschil wordt voor een deel veroorzaakt door de niet-cao ers, die een lager initieel hebben dan de CAO ers (zie paragraaf 2.3.4) en door definitie verschillen. De contractloonmutatie bevat naast het initieel ook mutaties in toeslagen en mutaties in eenmalige uitkeringen. Na correctie voor de niet-cao ers en de definitieverschillen blijkt dat het initieel van de CAO ers (3,6%) 0,5 procentpunt hoger uitvalt dan de initiële component (3,1%) van de contractloonmutatie. Dit resterende verschil kan worden verklaard door: verschillen in de populatieafbakening (de contractloonstijging heeft betrekking op werknemers die vallen onder de 115 grootste CAO s. Het AVO-onderzoek bevat ook werknemers waarvoor een van de overige 915 kleinere CAO s geldt); verschillen in peil (meet)-momenten; boven CAO-niveau belonen (als de lonen van werknemers boven CAO-niveau liggen dan hoeft een verhoging van de CAO-schaalbedragen niet te leiden tot een (volledige) aanpassing van de lonen); steekproefeffecten. Voorbeeld: Werknemer A werkt 40 uur en verdient 20,- per uur. Werknemer B werkt 20 uur en verdient 10,- per uur. Het gemiddelde uurloon bedraagt 16,66 ((40 * * 10)/ ( )). Als werknemer B 40 uur per week gaat werken en het uurloon blijft 10,- dan bedraagt het gemiddelde uurloon 15,- Het effect op het gemiddelde uurloon als gevolg van de verandering in het aantal gewerkte uren, in dit voorbeeld -11%, is het prijseffect van veranderingen in het aantal gewerkte uren. 15

28 2.3.1 Bruto-uurloonontwikkeling naar geslacht In 2002 zijn de bruto-uurlonen van vrouwen gemiddeld bijna een procentpunt meer gestegen dan die van mannen. (5,1% respectievelijk 4,3%, zie tabel 2.3). Grafiek 2.6 laat zien dat hogere uurloonstijgingen in 2002 iets vaker bij vrouwen voorkomen dan bij dan mannen. Voor mannen is het aandeel met een bruto-uurloonstijging tussen de 0% en 4% dan ook groter dan voor vrouwen. Tabel 2.3 Opbouw van de mutatie van het gemiddelde bruto-uurloon 2002 naar geslacht. Componenten van de bruto-uurloonmutatie Totaal Vrouwen Mannen Bruto-uurloonmutatie a 4,5 5,1 4,3 Komers&gaanders-effect -1,3-1,3-1,0 Bruto-uurloonmutatie blijvers w.v. 5,8 6,4 5,3 Initieel 2,2 2,6 2,2 Blijvers incidenteel w.v. 3,6 4,0 3,2 Vast incidenteel 0,6 1,0 0,5 Variabel incidenteel 2,9 3,0 2,5 Overig incidenteel 0,1 0,0 0,2 Prijseffect arbeidsduurmutaties -0,1-0,2-0,1 Door afrondingen kunnen er verschillen van 0,1 optreden. Voor de vrouwen die bij dezelfde werkgever in loondienst zijn gebleven zijn de brutolonen ruim één procentpunt meer gestegen dan die van gebleven mannen (6,4% voor gebleven vrouwen en 5,3% voor gebleven mannen). Ook in de drie voorgaande jaren stegen de bruto-uurlonen van (gebleven) vrouwen meer dan die van (gebleven) mannen. In 2002 valt het initieel voor de vrouwen 0,4 procentpunt hoger uit dan voor de mannen. Vrouwen werken vaker dan mannen in sectoren waar in 2002 een hoger initiële loonsverhoging is gegeven. Zo werkt bijna eenderde van de vrouwen en circa 5% van de mannen in de Gezondheids- en welzijnszorg. In de hiervoor genoemde sector was het initieel bijna één procentpunt hoger dan gemiddeld. Ook hebben vrouwen vaker een initiële loonsverhoging gehad dan mannen (respectievelijk 78% en 70%). Vrouwen ontvangen vaker dan mannen een leeftijds- en dienstjarenverhoging, namelijk 33% van de gebleven vrouwen en 19% van de gebleven mannen. De bijdrage van de leeftijds- en dienstjarenverhoging aan de totale loonstijging is voor vrouwen dan ook groter dan voor mannen (respectievelijk 1,0% en 0,5%). 16

29 Vrouwen ontvangen in 2002 even vaak als mannen een loonsverhoging op grond van geleverde inzet. Naar schatting 47% van de vrouwen en 46% van mannen hebben in 2002 een loonsverhoging op grond van geleverde inzet ontvangen. Voor vrouwen die een loonsverhoging hebben gehad op grond van geleverde inzet is die loonsverhoging echter wel hoger dan die van de mannen (respectievelijk 6,1% voor vrouwen en 5,5% voor de mannen). Het variabel incidenteel van de uurloonontwikkeling valt daardoor in 2002 voor vrouwen (3,0%) hoger uit dan voor mannen (2,5%). Grafiek 2.6 Verdeling van bruto-uurloonontwikkeling in 2002 naar geslacht 40 % werknemers Vrouw Man uurloonmutatie (in %) Bruto-uurloonontwikkeling naar functieniveau Grafiek 2.7 laat zien dat er sprake is van een forse spreiding rond de gemiddelde uurloonsverhoging per functieniveau. Voor werknemers met een functie van laag niveau (LTD-functieniveau I en II) wordt de piek bij een loonstijging rond 22% veroorzaakt door jeugdige werknemers die een leeftijdsverhoging hebben ontvangen op grond van het wettelijke minimum loon. Uit de grafiek blijkt voorts dat werknemers met een hoog functieniveau relatief vaker een loonstijging hadden tussen de 8% en 16% dan de overige werknemers. Uit tabel 2.4 blijkt dat voor de gebleven werknemers met een functie op LTD-functieniveau VII en VIII (de leidinggevende functies, exclusief directieleden) de uurloonstijging wat lager uitvalt dan die voor de overige werknemers werkzaam op een lagere niveau. Daar staat tegenover dat voor de categorie werknemers op LTD-functieniveau VII en VIII de extra uitkeringen sterker zijn gestegen (zie ook hoofdstuk 3). 17

30 Grafiek 2.7 Verdeling van bruto-uurloonontwikkeling in 2002 naar functieniveau % werknemers Laag Midden Hoog uurloonmutatie (in %) Tabel 2.4 De bruto-uurloonontwikkeling in 2002 van alle werknemers, het komers&gaanderseffect en de uurloonontwikkeling van gebleven werknemers naar functieniveau. Brutouurloonmutatie Komers& gaanderseffect Brutouurloonmutatie blijvers LTD-functieniveau I 4,0-3,1 7,1 LTD-functieniveau II 3,9-2,6 6,4 LTD-functieniveau III-laag 5,5-0,3 5,8 LTD-functieniveau III-hoog 4,5-0,7 5,2 LTD-functieniveau IV 5,1-0,6 5,7 LTD-functieniveau V 5,2-0,7 5,9 LTD-functieniveau VI 5,4-0,6 6,0 LTD-functieniveau VII en VIII 3,8-1,0 5,2 Uit de tabel blijkt dat het komers&gaanders-effect voor werknemers op LTD-functieniveau I en II ruim twee procentpunt hoger uitvalt dan voor de overige werknemers. Dit hangt samen met een relatief grotere in- en uitstroom op laag niveau. Circa 25% van de werknemers met een functie van laag niveau is een jaar later niet meer bij dezelfde werkgever in loondienst, tegen 15% van de overige werknemers. Voorts doet in 2002 de werkgelegenheidsgroei zich voornamelijk voor aan de onderkant van de arbeidsmarkt. 18

Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2006

Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2006 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie Arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2006 Een onderzoek naar de ontwikkelingen in de bruto-uurlonen en de extra

Nadere informatie

ASEA/LIV/7468. ./. Hierbij bied ik u het eindrapport aan van het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2001.

ASEA/LIV/7468. ./. Hierbij bied ik u het eindrapport aan van het onderzoek van de Arbeidsinspectie naar de arbeidsvoorwaardenontwikkelingen in 2001. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2004 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Arbeidsinspectie Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2002 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen

Nadere informatie

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006

De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006 Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006 Een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen groepen werknemers

Nadere informatie

De lonen in de sociale werkvoorziening 1998-2002

De lonen in de sociale werkvoorziening 1998-2002 Kantoor Den Haag Directie Concernbeleid Team Monitoring en Beleidsinformatie De lonen in de sociale werkvoorziening 1998-2002 Een vergelijking tussen de (ontwikkeling van de) bruto-uurlonen van werknemers

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Totaal Totaal 100,0 41,7 23,88 100,0 58,3 30,99 100, ,1

Totaal Totaal 100,0 41,7 23,88 100,0 58,3 30,99 100, ,1 Tabel III.1 Verdeling en gemiddelde bruto-uurloon van mannen en vrouwen in het bedrijfsleven naar diverse categorieen. Verhouding bruto-uurloon vrouwen als percentage bruto-uurloon mannen. (kolom %: verticaal

Nadere informatie

Incidentele loonontwikkeling, 2001

Incidentele loonontwikkeling, 2001 Incidentele loonontwikkeling, 2001 M. Zuiderwijk 1) De incidentele uurloonontwikkeling van alle werknemers in Nederland in 2001 bedraagt 0,6 procent. Dit is vrijwel gelijk aan het van de afgelopen jaren.

Nadere informatie

Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie

Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001 Maart 2003 drs. P.M. Venema 2 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-252 10 december 2002 9.30 uur Werkgelegenheid groeit in de zorg en daalt in het bedrijfsleven In het derde kwartaal van 2002 is het aantal banen van

Nadere informatie

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens Cao-lonen, de definitieve gegevens Nathalie Peltzer In zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met, procent gestegen. Dit is aanzienlijk minder dan in, toen de stijging nog,8 procent

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-196 26 september 2002 9.30 uur Werkgelegenheid commerciële sector daalt Voor het eerst sinds 1994 is het aantal banen van werknemers in commerciële bedrijven

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid. Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2006

Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid. Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2006 Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2006 April 2008 drs. J. Hoeben 2 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING I-IV 1 INLEIDING 1 2 WML-BEGRIPPEN

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40

Nadere informatie

Cao-lonen 2006, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2006, de definitieve gegevens Cao-lonen 26, de definitieve gegevens Monique Hartog In 26 zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met 2, procent gestegen. Dit is veel hoger dan in 2, toen de stijging nog,7 procent

Nadere informatie

Incidentele loonontwikkeling van jaarlonen,

Incidentele loonontwikkeling van jaarlonen, Incidentele loonontwikkeling van jaarlonen, 996 Mark Zuiderwijk ) Dit artikel presenteert de resultaten van de incidentele loonontwikkeling van jaarlonen, inclusief bijzondere beloningen, over de periode

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer werknemers aan het werk

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer werknemers aan het werk Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-022 23 maart 2011 9.30 uur Meer werknemers aan het werk In vierde kwartaal 34 duizend banen meer dan een jaar eerder Ook meer banen dan in het derde

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie

Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2001 Maart 2003 drs. P.M. Venema 2 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Iets meer banen dan een jaar geleden

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Iets meer banen dan een jaar geleden Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-045 23 juni 2011 9.30 uur Iets meer banen dan een jaar geleden In eerste kwartaal 34 duizend banen meer dan een jaar eerder Maar een fractie minder banen

Nadere informatie

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer Cao-lonen, de definitieve gegevens Nathalie Peltzer In zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met,7 procent gestegen. In stegen de caolonen nog met, procent. Sinds 98 is de cao-loon-stijging

Nadere informatie

Cao-lonen 2008, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2008, de definitieve gegevens Cao-lonen 28, de definitieve gegevens Monique Hartog In 28 zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met 3,3 procent gestegen. Deze toename is fors hoger dan de stijging van 2,1 procent

Nadere informatie

Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2004

Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2004 Kantoor Den Haag Afdeling Concernbeleid Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk minimumloon in 2004 Juli 2006 drs. J. Hoeben, A. Faas 2 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING I-III 1 INLEIDING

Nadere informatie

Cao-lonen 2007, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2007, de definitieve gegevens Cao-lonen 7, de definitieve gegevens Monique Hartog In 7 zijn de cao-lonen inclusief met, procent gestegen. Dit is bijna gelijk aan de stijging in 6. In beide jaren stegen de lonen het meest bij de cao-sector

Nadere informatie

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent Arbeidsmarkt in vogelvlucht Gemiddeld over de afgelopen vier maanden is er een licht stijgende trend in de werkloosheid. Het aantal banen van werknemers stijgt licht en het aantal openstaande vacatures

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei vergelijkbaar met tweede helft jaren negentig

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei vergelijkbaar met tweede helft jaren negentig Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-083 30 november 2007 9:30 uur Forse banengroei In het tweede kwartaal van 2007 waren er 206 duizend banen van werknemers meer dan in hetzelfde kwartaal

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Veel kleiner banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Veel kleiner banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-062 23 september 2010 9.30 uur Veel kleiner banenverlies In tweede kwartaal 63 duizend banen minder dan een jaar eerder Wel meer banen dan in het eerste

Nadere informatie

Diversiteit binnen de loonverdeling

Diversiteit binnen de loonverdeling Diversiteit binnen de loonverdeling Osman Baydar en Karin Hagoort Doordat meer vrouwen en niet-westerse werken, wordt de arbeidsmarkt diverser. In de loonverdeling is deze diversiteit vooral terug te zien

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-064 24 september 2009 9.30 uur www.cbs.nl Flink banenverlies In tweede kwartaal 72 duizend banen minder dan een jaar eerder Ook kwartaal op kwartaal

Nadere informatie

Kortetermijnontwikkeling

Kortetermijnontwikkeling Artikel, donderdag 22 september 2011 9:30 Arbeidsmarkt in vogelvlucht Het aantal banen van werknemers en het aantal openstaande vacatures stijgt licht. De loonontwikkeling is gematigd. De stijging van

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei loopt op tot 110 duizend. Kwartaalgroei banen versnelt tot 38 duizend

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei loopt op tot 110 duizend. Kwartaalgroei banen versnelt tot 38 duizend Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-118 21 december 2006 9.30 uur Banengroei loopt op tot 110 duizend In het derde kwartaal van 2006 waren er 110 duizend banen van werknemers meer dan in

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

4 Differentiatie: stand van zaken loonvorming

4 Differentiatie: stand van zaken loonvorming 4 Differentiatie: stand van zaken loonvorming 4.1 Inleiding Thematiek Dit hoofdstuk onderzoekt de stand van zaken met betrekking tot loondifferentiatie in Nederland. Daarbij zijn twee vragen aan de orde:

Nadere informatie

Negende voortgangsrapportage gelijke beloning

Negende voortgangsrapportage gelijke beloning De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

Artikelen. Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, Wilmie Weltens

Artikelen. Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, Wilmie Weltens Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, 2002 Wilmie Weltens Eind december 2002 hadden werknemers in Nederland in totaal ruim zeven miljoen banen. Ten opzichte van december 2001 betekent dit een stijging

Nadere informatie

Trends Cijfers. Werken in de publieke sector % 30% 93,5% % 32,7% 22,8% 12% 7% 85% 2,5% 23% 11% 8,1% 63,4%

Trends Cijfers. Werken in de publieke sector % 30% 93,5% % 32,7% 22,8% 12% 7% 85% 2,5% 23% 11% 8,1% 63,4% & 2% Trends Cijfers 54 Werken in de publieke sector 2016 93,5%,9% 22,8% 12% 7% 85% 8,1% 63,4% 6% 30% 8 6,6% % 32,7% 23% 2,5% 11% 54,9% 22,8% 12% 7% 85% 8,1% 63,4% 6% 2% 30% 93,5% 8 6,6% % 32,7% 23% 2,5%

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aanhoudende banenkrimp

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aanhoudende banenkrimp Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-046 24 juni 2010 9.30 uur Aanhoudende banenkrimp 156 duizend banen minder dan een jaar eerder Ook sterke banenkrimp ten opzichte van voorgaand kwartaal

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Lonen van niet-westers allochtone vrouwen bij de overheid

Lonen van niet-westers allochtone vrouwen bij de overheid Lonen van niet-westers bij de overheid Karin Hagoort en Maartje Rienstra Over het algemeen verdienen minder dan en niet-westerse n minder dan autochtonen. Bij de overheid hebben autochtone gemiddeld het

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers,

Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, 2000 2001 Wilmie Weltens Eind december 2001 hadden werknemers in Nederland in totaal ruim zeven miljoen banen. Ten opzichte van december 2000 betekent dit een

Nadere informatie

Cao-lonen 2010, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2010, de definitieve gegevens Cao-lonen, de definitieve gegevens Monique Hartog In zijn de cao-lonen per uur, inclusief, met, procent gestegen. Deze toename is meer dan de helft lager dan de stijging van,8 procent in 9. In beide jaren

Nadere informatie

Cao-lonen 2009, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2009, de definitieve gegevens Cao-lonen 29, de definitieve gegevens Monique Hartog In 29 zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met 2,8 procent gestegen. Dit is lager dan de stijging van 3,3 procent in 28. In de

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-032 15 mei 2012 9.30 uur Economie 1,1 procent gekrompen In eerste kwartaal 1,1 procent krimp t.o.v. een jaar eerder Investeringen 4,2 procent lager Consumptie

Nadere informatie

Trends Cijfers &Werken in de overheid- en onderwijssectoren

Trends Cijfers &Werken in de overheid- en onderwijssectoren Trends Cijfers 2018 &Werken in de overheid- en onderwijssectoren 20 85 45 45% % 30 48% 100 24 95 82% 20 52% 70 85% 80 50% 76% 46% 88 61% 52 90 70 88% 30 22% 48% 40 46% 92% 82 30% 63% 50 % 23 45% 8 0% 88

Nadere informatie

Cao-lonen 2002, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2002, de definitieve gegevens Cao-lonen 2002, de definitieve gegevens Han van den Berg In 2002 zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met 3,8 procent gestegen. In 2001 was de cao-loonstijging nog 4,8 procent. Dit

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Provincie Groningen Drs. Eelco Westerhof

Nadere informatie

Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon

Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon Minimumloon, jeugdloon januari 2016 - juni 2016 plus Uurloon Het wettelijk minimum loon of wettelijk minimum jeugdloon is het loon of het salaris dat je minimaal uitbetaald hoort te krijgen. Werknemers

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari Februari 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Verleende ontslagvergunningen 7 Statistische bijlage 8 Toelichting NWW

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-069 15 november 2011 9.30 uur Economische groei valt terug Economie 1,1 procent gegroeid op jaarbasis in derde kwartaal Kwartaal op kwartaal 0,3 procent

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-071 13 november 2009 9.30 uur Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Kwartaal op kwartaal 0,4 procent groei economie Krimp 3,7 procent in vergelijking

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen mei 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-009 15 februari 2012 9.30 uur Economie 0,7 procent gekrompen In vierde kwartaal 0,7 procent krimp t.o.v. een jaar eerder Consumptie 1,8 procent lager

Nadere informatie

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Beperkte groei werkgelegenheid MKB in 1999-2002 De werkgelegenheid in het MKB is in 2002 met 3% toegenomen

Nadere informatie

Cao-lonen 2012, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2012, de definitieve gegevens Sociaaleconomische trends 2013 Caolonen 2012, de definitieve gegevens Monique Hartog september 2013, 02 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, september 2013, 02 1 In 2012 zijn

Nadere informatie

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een halve eeuw arbeidsmarkt 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een veranderende arbeidsmarkt sluiten instituties nog wel aan? 2 Mogelijke hervorming: basisinkomen Gegarandeerd onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Arbeidsmarkt in vogelvlucht Arbeidsmarkt in vogelvlucht In het eerste kwartaal van 2011 is het aantal banen van werknemers, in vergelijking met het vierde kwartaal van 2010, licht gedaald. Dit is het eerste kwartaal met banenkrimp

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Economie groeit met 0,7 procent

Economie groeit met 0,7 procent Persbericht PB14 010 14 februari 08.30 uur Economie groeit met 0,7 procent Economie groeit in vierde kwartaal met 0,7 procent ten opzichte van het derde kwartaal 8 duizend banen minder dan in het derde

Nadere informatie

1 Werkgelegenheid en lonen per uur

1 Werkgelegenheid en lonen per uur Werkgelegenheid en lonen per uur In navolging van internationale organisaties en het CBS publiceert het CPB vanaf het CEP 6 de werkgelegenheid in gewerkte uren in plaats van in arbeidsjaren. In dit achtergronddocument

Nadere informatie

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB13-011 14 februari 2013 9.30 uur Economie verder gekrompen Economie krimpt in vierde kwartaal 0,2 procent t.o.v. kwartaal eerder Ten opzichte van een jaar

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Factsheet normale arbeidsduur

Factsheet normale arbeidsduur Factsheet normale arbeidsduur Versie: 1 januari 2016 Binnen het SNA-keurmerk wordt getoetst of de onderneming ten minste volgens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) betaalt. De Wml kent

Nadere informatie

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ouderschapsverlof Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ruim een kwart van de werknemers in Nederland die in 24 recht hadden op ouderschapsverlof, hebben daarvan gebruik gemaakt. nemen veel vaker ouderschapsverlof

Nadere informatie

4,5. Cao-afspraken Download PDF Cao afspraken steekproef cao s. miljoen werknemers

4,5. Cao-afspraken Download PDF Cao afspraken steekproef cao s. miljoen werknemers Cao-afspraken 217 Laagste loonschalen in cao s Doorgroei in loonschalen Flexibele beloning Duurzame inzetbaarheid Flexible arbeidsrelaties Afstand tot de arbeidsmarkt Bevordering (van een bredere) inzetbaarheid

Nadere informatie

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur Ingrid Beckers en Hans Langenberg De arbeidsdeelname in Nederland is de afgelopen 25 toegenomen. Dit komt vooral doordat meer vrouwen zijn gaan werken. Zij doen

Nadere informatie

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Werkloosheid nauwelijks veranderd Persbericht Pb14-084 18-12-2014 09.30 uur Werkloosheid nauwelijks veranderd - Werkloosheid blijft 8 procent - Meer mensen aan het werk in de afgelopen drie maanden - Aantal WW-uitkeringen met 6 duizend

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-038 15 mei 2009 9.30 uur Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Grootste krimp na de Tweede Wereldoorlog Export en investeringen vallen

Nadere informatie

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers Meer ouderen aan het werk Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers Het aantal werkzame 5-plussers is sinds 1992 bijna verdubbeld. Ouderen maken ook een steeds groter deel uit van de werkzame beroepsbevolking.

Nadere informatie

Gelet op artikel 673, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gelet op artikel 673, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van); Ontwerpbesluit van [[ ]], houdende wijziging van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding in verband met de invoering van het recht op transitievergoeding vanaf de eerste

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2005 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen april 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De

Nadere informatie

Aantal werklozen in december toegenomen

Aantal werklozen in december toegenomen Persbericht Pb15-002 22-01-2015 09.30 uur Aantal werklozen in december toegenomen - In de afgelopen drie maanden meer mensen op de arbeidsmarkt - Jeugdwerkloosheid vrijwel onveranderd - Aantal WW-uitkeringen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei tweede kwartaal 2008 bijgesteld tot 3,0 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei tweede kwartaal 2008 bijgesteld tot 3,0 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-067 25 september 2008 9.30 uur Economische groei tweede kwartaal 2008 bijgesteld tot 3,0 procent Opwaartse bijstelling met 0,2 procentpunt Fors meer

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Sterke stijging werkloosheid

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Sterke stijging werkloosheid Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB13-013 21 februari 9.30 uur Sterke stijging werkloosheid Werkloosheid in januari opgelopen naar 7,5 procent Jeugdwerkloosheid gestegen tot 15 procent Aantal

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

De ontwikkeling van topinkomens in het bedrijfsleven

De ontwikkeling van topinkomens in het bedrijfsleven De ontwikkeling van topinkomens in het bedrijfsleven 1. Inleiding Begin juli heb ik de Tweede Kamer toegezegd om de stijging van de topinkomens in het bedrijfsleven nader te laten onderzoeken. De aanleiding

Nadere informatie

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak - 2017 Analyse op basis van het doelgroepregister en de polisadministratie 1 Inhoud Inleiding... 3 1: Werkzaam zijn en blijven... 4 1a: Werkzaam zijn en blijven

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid licht gestegen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid licht gestegen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-024 19 april 9.30 uur Werkloosheid licht gestegen In maart werkloosheid met 2 duizend personen toegenomen Vooral jeugdwerkloosheid hoger dan een jaar

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-077 14 november 2008 9.30 uur Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Bijna een halvering in vergelijking met eerste halfjaar

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen Maart 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Ingediende ontslagaanvragen en verleende ontslagvergunningen 7 Statistische

Nadere informatie

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV 16 februari 2012 Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV Samenvatting Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en UWV publiceren

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Monitor Economie 2018

Monitor Economie 2018 Monitor Economie 2018 Economische kerncijfers van de MVSgemeenten Augustus 2018 Inhoudsopgave Economische ontwikkeling 3 Werkgelegenheid 5 Arbeidsparticipatie 10 Inkomen en uitkeringen 13 Armoede en schuldhulpverlening

Nadere informatie