Wijkraadpleging Noordoost

Transcriptie

1 Wijkraadpleging Noordoost

2 Wijkraadpleging Noordoost Rapportage: Drs. R. ter Maat Drs. N. Rozema Utrecht, maart 2008 In opdracht van Wijkraad Noordoost Onderzoeksbureau LABYRINTH Ondiepzuidzijde 6 Utrecht Tel Fax info@labyrinthonderzoek.nl vormgeving: Zinzi 2

3 Inhoudsopgave Samenvatting 5 Aanleiding en doelstelling 5 Belangrijkste onderzoeksresultaten 5 Beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid 5 Verkeer en parkeren 6 Groen 7 Luchtkwaliteit 8 Wonen en winkelen 8 Veiligheid 9 1. Inleiding Aanleiding van het onderzoek Doel van het onderzoek Onderzoeksaanpak 10 Insturen van thema s en onderwerpen 10 Verdiepende avond met bewonersgroepen 11 Kwantitatieve onderzoek Respons Leeswijzer 13 2 Beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid Bekendheid wijkraad Noordoost Bekendheid wijkbureau Noordoost Informatiekanalen Tevredenheid over functioneren gemeente Verkeer en parkeren Parkeren in de eigen woonomgeving Overlastsituaties Overdekte fietsenstallingen Groen Nabijheid van groen Tevredenheid hoeveelheid groen Openbaar groen per woning 36 3

4 5. Luchtkwaliteit Last van uitlaatgassen auto s Belangstelling voor bijeenkomsten over luchtkwaliteit Wonen en winkelen Behoefte aan seniorenhuisvesting Gevarieerde woonomgeving Splitsen van woningen Veiligheid 48 Bijlage 1 Representativiteit onderzoek 49 Bijlage 2. Resultaten cluster Beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid 55 Bijlage 3. Resultaten cluster verkeer en parkeren 65 Bijlage 4. Resultaten cluster Groen 69 Bijlage 5. Resultaten cluster luchtkwaliteit 72 Bijlage 6. Resultaten cluster Wonen en Winkelen 73 4

5 Samenvatting Aanleiding en doelstelling Ieder jaar mag een Utrechtse wijkraad een wijkraadpleging houden waarbij wijkbewoners worden geconsulteerd over één of meerdere onderwerpen. Wijkraad Noordoost heeft dit jaar besloten om bewoners(groepen) actief bij de wijkraadpleging te betrekken. Bewonerscomités uit de wijk hebben actief mee kunnen denken bij de selectie van de thema s en de samenstelling van de vragenlijst. De wijkraad wil hiermee bewonersparticipatie en de betrokkenheid van de bewonerscomités bij de wijkraadpleging vergroten. Daarnaast wil de wijkraad via deze methodiek zoveel mogelijk zicht krijgen op de belangrijkste problemen die op subwijk- en buurtniveau spelen. De wijkraad kan het College van B&W zo gericht mogelijk adviseren. De input van de bewonerscomités heeft ertoe geleid dat de volgende onderwerpen voor de wijkraadpleging zijn geselecteerd: luchtkwaliteit, groen, beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid, wonen en werken en verkeer en parkeren. Een samenvatting van de resultaten vindt u hieronder. Voor een nadere uiteenzetting van de vraagstelling en onderzoeksmethode verwijzen we graag naar het eerste hoofdstuk van de rapportage. Belangrijkste onderzoeksresultaten Beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid Wijkraad Noordoost is goed bekend in de wijk. Wel is de wijkraad vooral bekend onder hoogopgeleiden. Onder jongeren en laagopgeleiden is wijkraad Noordoost veel minder goed bekend. Ongeveer een derde van de ondervraagden weet onder woorden te brengen waar de wijkraad zich zoal mee bezighoudt. Men denkt vooral dat de wijkraad opkomt voor belangen van wijkbewoners en de gemeente hierover adviseert. Ook denkt een relatief grote groep dat de wijkraad zich bezighoudt met leefbaarheidsvraagstukken. Een kwart van de ondervraagden heeft nog nooit van de wijkraad gehoord Onder jongeren is de bekendheid relatief laag. Het wijkbureau Noordoost is ongeveer net zo bekend in de wijk als de wijkraad. Een forse groep weet echter de juiste locatie van het wijkbureau niet te benoemen. Ondertussen is er wel een grote vrees voor de dreigende sluiting van het wijkbureau aan de Alexander Numankade- dat inmiddels bij het drukken van dit rapport weer van de baan is. 5

6 Een kwart heeft nog nooit van wijkbureau Noordoost gehoord. Een derde kent het wijkbureau en weet ook te benoemen waar het wijkbureau zich mee bezighoudt. Een relatief grote groep (ruim een derde) ziet het wijkbureau vooral als een loket in de wijk, een plek waar je als bewoner terecht kunt met vragen, meldingen of klachten. Een kleinere groep denkt dat het wijkbureau zich bezighoudt met leefbaarheidsvraagstukken of het informeren van burgers. De precieze locatie van het wijkbureau is bij veel respondenten niet bekend. Slechts 12% van de ondervraagden weet de juiste locatie te omschrijven. Ondertussen is men wel zeer negatief over een dreigende sluiting van het wijkbureau aan de Alexander Numankade. De belangstelling voor gemeentelijk beleid lijkt bijzonder groot. Ongeveer één op de vijf is echter ontevreden over de wijze waarop de gemeente bewoners informeert of reageert op klachten of meldingen. Ruim acht van de tien ondervraagden is in meer of mindere mate geïnteresseerd in gemeentelijk beleid. Men blijft hiervan vooral via lokale huis-aan-huis bladen op de hoogte. Een relatief grote groep ruim de helft- is te spreken over de mate waarin men door de gemeente wordt geïnformeerd. Bijna één op de vijf ondervraagden is echter negatief. We zien dat een zelfde groep (zeer) negatief is wat betreft het reageren op specifieke klachten, vragen of meldingen. Verkeer en parkeren Parkeren is voor veel bewoners van Noordoost een belangrijke kwestie. We zien dat de parkeerproblematiek per subwijk sterk verschilt. De ontevredenheid over de hoeveelheid parkeerplekken is het grootst in Wittervouwen en de Zeeheldenbuurt. Vooral in Tuindorp, Voordorp ervaart men relatief veel parkeeroverlast van bezoekers. Voor bijna tweederde van de ondervraagden is parkeren voor de eigen woning belangrijk. De helft van de ondervraagden is te spreken over de hoeveelheid parkeerplekken in de eigen buurt, een derde is echter ontevreden. De tevredenheid verschilt sterk per subwijk: in Tuindorp, Voordorp is tweederde hier (zeer) positief over tegenover slechts een derde van de ondervraagden uit Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt. Vooral in de buurt Wittevrouwen is men hier negatief over. In deze subwijk heeft men ook wel last van parkeeroverlast van bezoekers, al is de overlast in Tuindorp, Voordorp iets groter. Het gaat daarbij vooral om de buurt Tuindorp-van Lieflandlaan West. 6

7 In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt heeft men het minst vaak last van geluidsoverlast door het verkeer, sluipverkeer en verkeersdrukte. Deze problemen concentreren zich meer in Tuindorp, Voordorp en Votulast. Wat betreft overlastsituaties op het gebied van verkeer zien we dat sommige problemen vaker voorkomen. Men heeft in de wijk vooral last van hardrijders; ongeveer de helft van de ondervraagden heeft hier soms tot vaak last van. Hoewel dit probleem zich in de gehele wijk voordoet, is de overlast in Tuindorp, Voordorp het grootst. Een tweede probleem is verkeerslawaai waar bijna de helft (46%) soms tot vaak last van heeft. Dit probleem doet zich vooral voor in Tuindorp, Voordorp en in mindere mate in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt. Van sluipverkeer heeft ruim een derde van de ondervraagden soms tot vaak last. Dit probleem speelt vooral in Tuindorp, Voordorp en Votulast. In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt heeft men hier relatief het minst last van. Hetzelfde patroon zien we als het gaat om verkeersdrukte, waar ruim een derde van de respondenten soms tot vaak last van heeft. Dit probleem doet zich het minst voor in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt. Groen Een forse groep bewoners van Noordoost ervaart een algeheel tekort aan groen. Het gaat hierbij vooral om Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast. Vooral bewoners van Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast ervaren een tekort aan groen. In de subwijk met het meeste zichtgroen (Tuindorp, Voordorp) lijkt er vooral behoefte aan gebruiksgroen. Uitschieter hierbij is de buurt Tuindorp-van Lieflandlaan West. De meerderheid van de ondervraagden vindt dat het verdwijnen van groen in de wijk gecompenseerd moet worden. Men geeft vooral voorkeur aan het bouwen van nieuwbouwwoningen aan de rand van de stad. Men geeft ook voorkeur aan het verplaatsen van kantoren en bedrijven naar bedrijven- en industrieterreinen. Verder heeft het bebouwen van groen of het opofferen van parkeerplekken duidelijk niet de voorkeur. Ruim de helft van de ondervraagden vindt dat er een streefcijfer zou moeten worden gehanteerd om voldoende openbaar groen in de woonomgeving te garanderen. Bijna een derde is het daar niet mee eens. 7

8 Ongeveer de helft vindt dat nieuwbouwwoningen zoveel moeten worden gebouwd in nieuwe wijken,aan de rand van de stad. Een derde vindt dat er in de bestaande stad gebouwd moet worden. Als er toch woningen in de bestaande stad gebouwd moeten worden, dan geeft men er de voorkeur aan het verplaatsen van kantoor- en bedrijfsgebouwen naar bedrijven- en industrieterreinen. Minder parkeerplaatsen, het bebouwen van groen, trapveldjes of speelveldjes hebben duidelijk niet de voorkeur. Bovendien vindt een forse groep (tweederde) dat verlies van groen in de wijk gecompenseerd moet worden. Luchtkwaliteit Er is een aanzienlijke groep bewoners in Noordoost die vaak of soms last heeft van uitlaatgassen. Men wil hierover graag worden geïnformeerd. De belangstelling voor een informatieavond is echter minder groot. Het delen van auto s met andere wijkbewoners is vooral groot in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, wat samenhangt met de parkeerproblematiek in dit gedeelte van de wijk. Ongeveer een kwart van de ondervraagden uit de wijk geeft aan vaak last te hebben van uitlaatgassen van auto s. Nog eens een kwart heeft hier soms last van. Men heeft hier in de gehele wijk evenveel last van. Een forse groep- bijna driekwart van de ondervraagden- zegt op de hoogte te zijn van de gevolgen van slechte luchtkwaliteit op de gezondheid. Echter, slechts een derde wil hierover een bijeenkomst met andere wijkbewoners bijwonen. Vooral in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt staat men positief tegenover het delen van auto s met anderen, volgens het Green Wheels concept. Meer dan tweederde van de ondervraagden uit deze subwijk staat hier (zeer) positief tegenover. In de gehele wijk is dit 60%. De grote belangstelling hiervoor in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt kan sterk te maken hebben met de parkeerproblemen op deze plek in de wijk. Wonen en winkelen Eén op de vijf 50-plussers uit de wijk Noordoost overweegt binnen twee jaar te verhuizen naar een andere woning. Hierbij gaat de belangstelling vooral uit naar appartementen, nultrede-woningen en seniorenwoningen. 8

9 Eén op de vijf ondervraagde 55-plussers uit het onderzoek overweegt binnen twee jaar te verhuizen naar een andere woning. Hiervan wil 20% graag in de wijk Noordoost blijven wonen, een kwart weet dit nog niet. Onder deze doelgroep is er vooral belangstelling voor appartementen (34%) en seniorenwoningen (28%). Ongeveer de helft toont interesse in een nultrede-woning. Een gevarieerde samenstelling van de woningvoorraad en het voortbestaan van kleine buurtwinkels wordt door een forse groep als belangrijk ervaren. Het splitsen van woningen komt vooral voor in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en in mindere mate in Votulast. Men is vaker ontevreden over deze ontwikkeling dan dat men hier tevreden over is. De helft van de ondervraagden vindt een gevarieerde samenstelling van de woningvoorraad belangrijk. Eén op vijf vindt dit niet van belang. Een forse groep driekwart- hecht belang aan kleine buurtwinkels. Opmerkelijk is dat wijkbewoners uit Tuindorp, Voordorp beide aspecten beduidend minder belangrijk vinden dan andere bewoners. Het splitsen van eengezinswoningen komt vooral voor in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en in mindere mate ook in Votulast. De ontevredenheid over deze ontwikkeling is groot: de helft van de bewoners die ermee wordt geconfronteerd, is hier negatief over, terwijl een derde er positief tegenover staat. Vooral in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt staat men hier negatief tegenover. Men is bang dat de sociale cohesie achteruitgaat. Nieuwe bewoners, waaronder studenten, zouden minder betrokken zijn bij de buurt. Ook is men bang dat de leefbaarheid van de buurt onder druk komt te staan doordat er veel huisjesmelkers naar de wijk komen die geen oog hebben voor de woonomgeving. Veiligheid Bijna één op de vijf mijdt bepaalde plekken in de wijk omdat men zich daar onveilig voelt. Plekken die worden genoemd zijn station Overvecht e.o., bepaalde plekken in de Staatsliedenbuurt, bepaalde plekken in Voordorp-Voorveldsepolder en het Griftpark. Er is ook een groep die sowieso niet graag s avonds over straat gaat. 9

10 1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek Een Utrechtse wijkraad is geen onderdeel van de gemeente, maar bestaat uit actieve bewoners en ondernemers uit de wijk die het College van B&W gevraagd en ongevraagd adviseert over zaken die de wijk aangaan. Een wijkraad is daarmee nadrukkelijk geen onderdeel van de gemeente Utrecht. Ieder jaar mag een wijkraad wijkbewoners consulteren over een of meerdere actuele thema s: de wijkraadpleging. Dit jaar heeft wijkraad Noordoost besloten om hiervoor niet zelf een thema te selecteren, maar heeft ervoor gekozen om de verschillende buurtcomités die in de wijk actief zijn hier actief bij te betrekken. Aan de buurtcomités is gevraagd om een aantal thema s aan te dragen die in de verschillende buurten actueel zijn. Hierdoor kan wijkraad Noordoost op een zo laag mogelijk schaalniveau het college van B&W gericht adviseren. De wijkraadpleging is uitgevoerd door Onderzoeksbureau Labyrinth (Labyrinth). 1.2 Doel van het onderzoek De doelen van de wijkraadpleging zijn: 0Vergroting van bewonersparticipatie in de wijk 0Vergroting van de betrokkenheid van bewonerscomités bij de wijkraadpleging 0Inzicht krijgen in de wensen en problemen op buurtniveau en hierover gericht het College van B&W adviseren 0Inzicht krijgen in de wensen en problemen op wijkniveau en hierover gericht het College van B&W adviseren 1.3 Onderzoeksaanpak Insturen van thema s en onderwerpen Alle buurtcomités die in de wijk Noordoost actief zijn, zijn telefonisch benaderd om mee te denken over de wijkraadpleging. Ieder buurtcomité is gevraagd om onderwerpen aan te dragen die in de desbetreffende buurt actueel zijn en absoluut in de wijkraadpleging aan bod moeten komen. De buurtcomités konden de reacties schriftelijk of per insturen. 10

11 Verdiepende avond met bewonersgroepen Vervolgens is een verdiepende avond georganiseerd waarvoor alle buurtcomités zijn uitgenodigd. Ook individuele bewoners konden op persoonlijke titel deelnemen aan de avond. De avond is op verschillende manieren aangekondigd, zoals een bericht in het Stadsblad en een bericht op de website van de wijkraad. Op de avond zelf kregen de bewoners de mogelijkheid om hun onderwerpen voor de wijkraadpleging op de agenda te zetten. Tijdens de verdiepende avond zijn de door de buurtcomités aangedragen thema s op een groot bord aan de andere aanwezigen kenbaar gemaakt. De bewoners konden vervolgens nog aanvullende onderwerpen aandragen. Vervolgens hebben de bewoners de onderwerpen die absoluut aan bod moesten komen in de wijkraadpleging geprioriteerd. De onderwerpen die het vaakst zijn genoemd, zijn de volgende: 1. Luchtkwaliteit 2. Groen 3. Verkeer en parkeren 4. Criminaliteit en overlast 5. Wonen en werken 6. Beïnvloedingsmogelijkheden gemeente Aansluitend hebben de bewoners samen met de onderzoekers in groepjes per onderwerp vragen geformuleerd die in de wijkraadpleging aan de bewoners van de wijk moesten worden voorgelegd. Kwantitatief onderzoek De verdiepende avond is de belangrijkste input geweest voor het opstellen van de vragenlijst. Labyrinth heeft in samenwerking met de werkgroep van de wijkraad de vragenlijst opgesteld. Deze conceptvragenlijst is verstuurd naar de bewoners die ook aanwezig zijn geweest op de verdiepende avond of die input hebben geleverd voorafgaand aan de avond. Op deze conceptvragenlijst konden de bewoners hun reactie geven (kritiek en opmerkingen). Daarna is de vragenlijst definitief gemaakt, waardoor het kwantitatieve onderzoek van start kon. Met het kwantitatieve onderzoek is getracht met behulp van een vragenlijst een representatief aantal wijkbewoners uit Noordoost te ondervragen. Op verschillende manieren zijn wijkbewoners ondervraagd: telefonisch, online en face to face. 11

12 1. Telefonisch onderzoek Om in korte tijd relatief veel wijkbewoners te kunnen bereiken, is ervoor gekozen om telefonisch onderzoek te doen. Er is een getrapte aselecte steekproef getrokken, wat betekent dat op postcodeniveau steeds aselect een nieuwe steekproef is getrokken. Hierdoor wordt voorkomen dat in bepaalde buurten de respons zeer sterk is over- of ondervertegenwoordigd. De uiteindelijke respons sluit daardoor zo goed mogelijk aan bij de werkelijke verdeling van de wijkbevolking over de verschillende buurten. Uiteindelijk zijn 411 wijkbewoners telefonisch ondervraagd (zie tabel 1.1) 2. Online onderzoek Om iedereen in de wijk de mogelijkheid te geven aan de wijkraadpleging deel te nemen is besloten de vragenlijst ook online te zetten. Op verschillende manieren is in de wijk aangekondigd dat wijkbewoners de mogelijkheid hadden om het onderzoek online in te vullen, zoals aankondigingen in het Stadsblad en op de website van de wijkraad. Ook zijn de buurtcomités aangespoord om hun achterban te motiveren. Uiteindelijk hebben 239 wijkbewoners de volledige vragenlijst online ingevuld. Nog eens 152 bewoners hebben de vragenlijst gedeeltelijk ingevuld. 3. Face to face onderzoek Uit ervaring weet Labyrinth dat niet-westerse allochtonen onvoldoende worden bereikt met telefonisch en online onderzoek. In de Staatsliedenbuurt wonen relatief veel bewoners van niet-westerse afkomst en we zien dan ook dat deze buurt in het telefonische onderzoek is ondervertegenwoordigd. Om toch respons te behalen in deze buurt, is ervoor gekozen om bewoners van de Staatsliedenbuurt huisaan-huis te benaderen. Op basis van gegevens van de gemeente Utrecht is een selectie gemaakt van een drietal straten waar het percentage niet-westerse allochtonen relatief hoog is. Hiervoor hebben interviewers van het speciale Etnopanelteam van Labyrinth huis-aan-huis vragenlijsten afgenomen. Uiteindelijk zijn 23 vragenlijsten op deze manier ingevuld. 12

13 1.4 Respons De respons naar buurt ziet er als volgt uit. Uiteindelijk zijn er 663 volledig vragenlijsten met wijkbewoners afgenomen. Voor de representativiteit van het onderzoek verwijzen we graag naar bijlage Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het onderwerp beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de bekendheid van de wijkraad en het wijkbureau. Ook wordt de mening van de wijkbevolking over de gemeente en de mogelijkheden om gemeentelijk beleid te beïnvloeden in kaart gebracht. Hoofdstuk drie gaat over het thema verkeer en parkeren, waarbij we aandacht besteden aan overlastsituaties op dit gebied. In hoeverre heeft men in de wijk Noordoost bijvoorbeeld last van parkeeroverlast, hardrijders en sluipverkeer? In hoeverre vindt men het belangrijk om voor de deur te kunnen parkeren en in hoeverre heeft men behoefte aan overdekte fietsenstallingen? Op dit alles wordt ingegaan in het derde hoofdstuk. In hoofdstuk vier zal worden ingegaan op het openbaar groen in de wijk. In hoeverre vindt men dat er in de wijk voldoende groen te vinden is? En mist men bepaalde vormen van gebruiksgroen, zoals plekken om te wandelen of te zonnen? 13

14 In hoofdstuk vijf zoomen we in op het thema luchtkwaliteit. Hierbij brengen we de mening van de wijkbewoners over dit onderwerp in beeld. Hierbij kijken we naar de manier waarop men de kwaliteit van de lucht in de wijk ervaart en de mate waarin men wenst te worden geïnformeerd over dit onderwerp. Tot slot besteden we in hoofdstuk zes aandacht aan het onderwerp wonen en werken. Hierbij kijken we specifiek naar de behoefte aan seniorenhuisvesting in de wijk, de mening van de bewoners over het splitsen van woningen en de behoefte aan kleinschalige winkels op buurtniveau. Aan het begin van de rapportage vindt u de samenvatting. De resultaten zullen op wijkniveau en indien relevant- op subwijkniveau worden gepresenteerd. Indien op buurtniveau opvallende resultaten naar voren komen (die statistisch betrouwbaar zijn), dan worden deze in de tekst vermeld en -indien relevant- ondersteund door het gebruik van figuren of tabellen. Hetzelfde geldt voor verschillen tussen verschillende doelgroepen, zoals ouderen en jongeren of huishoudens met en huishoudens zonder kinderen. 14

15 2 Beïnvloedingsmogelijkheden gemeentelijk beleid 2.1 Bekendheid wijkraad Noordoost Ongeveer een kwart van de ondervraagden heeft nog nooit van wijkraad Noordoost gehoord (27%). Ongeveer een derde (36%) heeft wel eens van de wijkraad gehoord, maar weet niet exact te benoemen waar de wijkraad zich mee bezighoudt. Eveneens ongeveer een derde (37%) weet dit wel (enigszins) onder woorden te brengen (zie figuur 2.1). De wijkraad geniet daarmee redelijke bekendheid in de wijk Noordoost. Ter vergelijking: uit de wijkraadpleging van Overvecht 2006 bleek dat 40% van de ondervraagde wijkbewoners wel eens van de wijkraad had gehoord (Onderzoeksbureau Labyrinth, 2006). In de wijk West gaf in % van de ondervraagden aan wel eens van wijkraad West te hebben gehoord (Onderzoeksbureau Labyrinth, 2006). Figuur 2.1 Bekendheid wijkraad Noordoost 15

16 Onder jonge mensen is de bekendheid van wijkraad Noordoost het laagst. Van de ondervraagden uit de leeftijdsgroep jaar en van jaar heeft respectievelijk 33% en 39% nog nooit van de wijkraad gehoord. Van de 55-plussers heeft slechts 17% hier nog nooit van gehoord (zie tabel 2.1). Tabel 2.1 Bekendheid wijkraad Noordoost [naar leeftijd] Uit tabel 2.2 blijkt dat de bekendheid van de wijkraad samenhangt met het opleidingsniveau van de respondenten. De hoger opgeleiden hebben relatief vaker gehoord van de wijkraad. 22,4 % van de hoger opgeleiden heeft nog nooit van de wijkraad Noordoost gehoord, tegen 42,6 % van de lager opgeleiden en 45% van de middelbaar opgeleiden. Tabel 2.2 Bekendheid wijkraad Noordoost [naar opleidingsniveau] 16

17 Ruim de helft van de respondenten die denkt te weten waar de wijkraad zich mee bezig houdt, denkt dat de wijkraad de gemeente adviseert over de wijk of de belangen van de bewoners behartigt. Eén op de vijf denkt dat de wijkraad zich bezighoudt met de leefbaarheid van de wijk (zie tabel 2.3). In bijlage 2, tabel B2.1 worden de volledige antwoorden van de respondenten weergegeven. Tabel 2.3 Activiteiten die de wijkraad onderneemt (volgens de respondenten) 17

18 2.2 Bekendheid wijkbureau Noordoost Ongeveer een kwart van de respondenten (24%) heeft nog nooit gehoord van wijkbureau Noordoost. Vervolgens weet 43% wel dat er een wijkbureau is, maar weet niet goed onder de woorden te brengen wat het wijkbureau doet. Een derde kan dit wel (zie figuur 2.2). Figuur 2.2 Bekendheid wijkbureau Noordoost 18

19 Jonge mensen zijn het minst bekend met het wijkbureau. Ruim de helft van de ondervraagden uit de leeftijdsgroep (54%) jaar heeft nog nooit van het wijkbureau gehoord. Dit geldt ook voor bijna een derde van de respondenten van 25 tot 35 jaar (zie tabel 2.3). Tabel 2.3 Bekendheid wijkbureau Noordoost [naar leeftijd] Ook onder laagopgeleiden is de bekendheid van het wijkbureau relatief laag. Ongeveer tweederde van de ondervraagden met een laag opleidingsniveau heeft nog nooit van het wijkbureau gehoord tegenover 30% van de middelbaar en 15% van de hoog opgeleiden (zie tabel 2.4). Tabel 2.4 Bekendheid wijkbureau Noordoost [naar opleidingsniveau] 19

20 Van de ondervraagde wijkbewoners die wel eens van het wijkbureau hebben gehoord, associeert 40% wijkbureau Noordoost met het oplossen van vragen, klachten of problemen van wijkbewoners. Voor deze groep respondenten staat het wijkbureau vooral bekend als loket in de wijk. Vervolgens denkt 11% dat het wijkbureau zich vooral bezighoudt met de leefbaarheid van de wijk. Nog eens 11% denkt dat de voornaamste taak van het wijkbureau het informeren van burgers is. Zie ook bijlage 2, tabel B2.2. Tabel 2.5 Activiteiten die het wijkbureau onderneemt (volgens de respondenten) In het onderzoek is gevraagd naar de bekendheid van de locatie van wijkbureau Noordoost. Van alle ondervraagden heeft ongeveer een kwart (24%) nooit van het wijkbureau gehoord (zie ook tabel 2.4). Ongeveer de helft (49%) heeft wel van het wijkbureau gehoord, maar geeft zelf aan niet te weten waar het wijkbureau zich bevindt. Vervolgens geeft 12% aan de juiste locatie van het wijkbureau te kennen, maar noemt in het onderzoek niet de juiste locatie op de Alexander Numankade. Relatief veel ondervraagden denken dat het wijkbureau zich bevindt aan de Wittevrouwensingel, de Burgemeester Reigerstraat of buurthuis De Leeuw. Vervolgens denkt een kleine groep respondenten dat het wijkbureau zich bevindt nabij het Griftpark. Slechts 12% van de respondenten heeft van het wijkbureau gehoord en noemt de precieze locatie; de Alexander Numankade. 20

21 Tabel 2.6 Bekendheid met wijkbureau en locatie van het wijkbureau Van de ondervraagden die wel eens van het wijkbureau hebben gehoord, is ruim de helft (zeer) negatief over de (eventuele) sluiting van de balie aan de Alexander Numankade 1. Slechts 5% is hier (zeer) positief over (zie figuur 2.3). Figuur 2.3 Mening over de (mogelijke) sluiting van de balie aan de Alexander Numankade 1 Inmiddels heeft het College van B&W besloten dat de sluiting van de Alexander Numankade niet door gaat. 21

22 2.3 Informatiekanalen Inwoners van Noordoost waarderen hun wijk met een gemiddeld rapportcijfer van 7,6. In Votulast is het gemiddeld rapportcijfer het laagst (7,3) en in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt het hoogst (8,0). In Tuindorp, Voordorp geeft men het rapportcijfer 7,6. Ongeveer de helft van de ondervraagden (52%) zegt geïnteresseerd te zijn in gemeentelijke plannen en gemeentelijk beleid. Ruim een kwart (29%) is hier enigszins in geïnteresseerd. In tabel 2.7 wordt weergeven wat voor de ondervraagden de belangrijkste informatiekanalen zijn. 2 Ruim een kwart van de ondervraagden die geïnteresseerd zijn in gemeentelijk beleid, laat zich informeren via het Stadsblad (29%), de wijkkrant (28%), dagbladen (26%) of Ons Utrecht (25%). 15% zegt op de hoogte te blijven door de wijkberichten van de gemeente Utrecht. Ook kijkt 15% naar RTV Utrecht om geïnformeerd te blijven, hierbij gaat het bijvoorbeeld om het bekijken van uitzendingen van raadsvergaderingen. Tabel 2.7 Manier waarop men zich laat informeren over gemeentelijke plannen en beleid 2 Hierbij moet worden opgemerkt dat respondenten meerdere opties konden aangeven, waardoor de totaalsom meer dan 100% bedraagt. 22

23 2.4 Tevredenheid over functioneren gemeente Over het algemeen zijn de ondervraagde inwoners van de wijk Noordoost tevreden over de mate waarin de gemeente Utrecht hen informeert over zaken die voor hen van belang zijn. In totaal is ruim de helft (57%) hier (zeer) tevreden over tegenover 17% die juist (zeer) ontevreden is. Over de manier waarop de gemeente reageert op klachten en meldingen heeft ongeveer een derde (37%) geen duidelijke mening. Verder blijkt dat ongeveer 15% hier (zeer) negatief over is (zie ook figuur 2.4). Figuur 2.4 Tevredenheid functioneren gemeente De belangrijkste redenen waarom men ontevreden is over de gemeente worden weergegeven in tabel 2.8. Ongeveer een kwart van de ondervraagden die ontevreden is over de manier waarop de gemeente reageert op klachten of meldingen, is van mening dat de gemeente onvoldoende luistert naar de wensen van burgers. Daarnaast vindt één op de vijf respondenten dat de gemeente traag is en te laat reageert. 14% geeft aan zelfs nooit een reactie te hebben gehad. Zie voor een uitgebreid overzicht van de gegeven antwoorden bijlage 2, tabel B

24 Tabel 2.8 Redenen waarom men ontevreden is over de manier waarop de gemeente reageert op klachten of meldingen De tevredenheid over de mate waarin men denkt invloed te kunnen uitoefenen op gemeentelijk beleid, loopt sterk uiteen. Bijna een kwart (23%) is hier (zeer) tevreden over, terwijl ruim een kwart (27%) hier juist (zeer) ontevreden over is (zie ook figuur 2.5). Figuur 2.5 Tevredenheid over de mate waarin men denkt invloed te hebben op gemeentelijk beleid In totaal 39% van de ondervraagden heeft wel eens van het Leefbaarheidsbudget gehoord. Het Leefbaarheidsbudget is het minst bekend onder laag en middelbaar opgeleiden en jonge mensen. 24

25 3. Verkeer en parkeren 3.1 Parkeren in de eigen woonomgeving Voor tweederde van de ondervraagden (67%) is parkeren voor de eigen woning een (zeer) belangrijke kwestie. Ongeveer één op de vijf (19%) vindt dat juist (zeer) onbelangrijk. We zien dat het belang dat men hecht aan dichtbij parkeren in de verschillende subwijken ongeveer even groot is (geen significante verschillen, zie ook figuur 3.1). Figuur 3.1 Mate waarin parkeren voor de eigen woning belangrijk is De helft van de respondenten (51%) is (zeer) tevreden over de hoeveelheid parkeerplekken in de directe woonomgeving. Een derde is hier juist (zeer) ontevreden over. In Tuindorp, Voordorp is een relatief grote groep (zeer) tevreden over de hoeveelheid parkeerplekken (64%). Dit in tegenstelling tot Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt waar een relatief grote groep juist (zeer) ontevreden is. In deze subwijk staat ongeveer een derde (32%) hier positief tegenover terwijl ongeveer de helft (48%) hier negatief over is. Overigens is de ontevredenheid vooral groot in de buurt Wittevrouwen, waar ruim de helft van de ondervraagden (zeer) ontevreden is tegenover ruim een derde van de ondervraagden uit de Zeeheldenbuurt (36%). Andere uitschieter is de buurt Lauwerecht in Votulast waar ruim de helft (53%) (zeer) ontevreden is (zie bijlage 3, tabel B3.1). 25

26 Figuur 3.2 Mate van tevredenheid over hoeveelheid parkeerplekken in directe woonomgeving 3.2 Overlastsituaties Bijna tweederde van de ondervraagden (62%) heeft zelden tot nooit last van sluipverkeer in de directe woonomgeving. We zien dat in de subwijk Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt men het minst vaak overlast ervaart van sluipverkeer. Driekwart van de ondervraagden uit deze subwijk (74%) heeft hier zelden tot nooit last van. In totaal heeft 19% van de respondenten soms en 18% heeft vaak last van sluipverkeer. Een buurt die hier relatief vaak last heeft van heeft, is Lauwerecht in Votulast. Bijna driekwart van de ondervraagden uit deze buurt (70%) geeft aan vaak overlast te ervaren van sluipverkeer. Ook in de omgeving van de Huizingalaan en K. Doormanlaan ervaart een relatief grote groep respondenten overlast (67%) (zie bijlage 3, tabel B3.2). Echter, gezien het kleine aantal geënquêteerden uit deze buurt, moeten de resultaten voor deze laatste buurt men enige voorzichtigheid worden benaderd. 26

27 Figuur 3.3 Mate waarin men last heeft van sluipverkeer Een derde van de respondenten (33%) vindt dat de wijk alleen toegankelijk zou moeten zijn voor bestemmingsverkeer, zodat sluipverkeer kan worden tegengegaan. In totaal 42% is deze mening niet toegedaan. In Tuindorp, Voordorp is men het minst eens met deze stelling, de helft van de ondervraagden uit deze subwijk (49%) is het niet eens met de stelling. Van de ondervraagden uit Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast is respectievelijk 40% en 37% het er niet mee eens. Figuur 3.4 Mening over de toegankelijkheid van de wijk voor alleen bestemmingsverkeer 27

28 Ruim de helft van de respondenten uit dit onderzoek (59%) heeft zelden tot nooit last van parkeeroverlast van bezoekers. Een kwart van de ondervraagden (25%) heeft soms en 15% heeft vaak last van parkeeroverlast. In Votulast heeft men relatief weinig hinder van parkeerdrukte. Bijna tweederde van de ondervraagden uit deze subwijk (64%) heeft zelden tot nooit last van parkeeroverlast tegenover ruim de helft van de ondervraagden uit Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Voordorp, Tuindorp (respectievelijk 55% en 55%). In Tuindorp, Voordorp is de overlast het grootst: ongeveer een kwart van de respondenten uit deze subwijk (26%) geeft aan vaak parkeeroverlast te ervaren. Dit geldt in het bijzonder voor de buurt Tuindorp-van Lieflandlaan West waar ruim een derde (37%) zegt hier vaak mee te worden geconfronteerd (zie ook bijlage 3, tabel B3.3). Figuur 3.5 Mate waarin men last heeft van parkeeroverlast van bezoekers De helft van de ondervraagden uit dit onderzoek (51%) zegt zelden tot nooit geconfronteerd te worden met hardrijders in de directe woonomgeving. De verschillen in overlast tussen de verschillende subwijken zijn relatief klein De overlast in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt lijkt het kleinst (zie figuur 3.6). Ook tussen de verschillende buurten zijn de verschillen relatief klein (zie bijlage 3, tabel B3.4). 28

29 Figuur 3.6 Mate waarin men last heeft van hardrijders Ruim de helft van de ondervraagden (55%) heeft zelden tot nooit last van verkeerslawaai. Eén op de vijf respondenten (20%) heeft hier vaak last van en een kwart (25%) heeft hier soms last van. In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt heeft men het minst vaak last van lawaai van het verkeer. In bijlage 3, tabel B3.5 worden de resultaten per buurt weergegeven. Figuur 3.7 Mate waarin men last heeft van verkeerslawaai 29

30 Bijna tweederde van de respondenten (65%) heeft zelden tot nooit last van verkeersdrukte. In totaal 17% heeft hier soms en 18% heeft hier vaak last van. In de subwijken Tuindorp, Voordorp en Votulast heeft men hier vaker last van dan in de subwijk Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt. Respectievelijk 20% en 23% van de ondervraagden uit deze subwijken heeft hier vaak last van tegenover 13% van de ondervraagden uit Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt. In tabel B3.6 (bijlage 3) wordt het resultaat op deze vraag per buurt weergegeven. Figuur 3.8 Mate waarin men last heeft van verkeersdrukte 30

31 3.3 Overdekte fietsenstallingen Ongeveer een kwart van de ondervaagden (26%) zegt behoefte te hebben aan afsluitbare fietsenstallingen in de wijk. In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt is de behoefte beduidend groter. Van de respondenten uit deze subwijk heeft maar liefst 41% hier behoefte aan tegenover 30% van de ondervraagden uit Votulast en 9% van de ondervraagden uit Tuindorp, Voordorp. Figuur 3.9 Behoefte aan afsluitbare fietsenstallingen in de wijk 31

32 4. Groen 4.1 Nabijheid van groen Voor de overgrote meerderheid van de ondervraagden die wel eens een park of grasveld in de woonomgeving bezoekt, ligt dit groen voldoende dichtbij. Voor ongeveer 10% ligt het net iets te ver of veel te ver weg. In de subwijk Votulast vindt men relatief het vaakst dat het park of het grasveld voldoende dichtbij ligt. In deze subwijk is de hoeveelheid openbaar gebruiksgroen dan ook het grootst (5.542m2). In Tuindorp, Voordorp en Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt vindt men vaker dat parken en grasveldjes te ver weg zijn gelegen. Dit geldt in het bijzonder voor de buurt Tuindorp van Lieflandlaan West: voor slechts driekwart van de ondervraagden uit deze buurt (72%) is het dichtstbijzijnde park of grasveldje voldoende dichtbij. Voor maar liefst 19% is het net iets te ver weg gelegen en voor 8% ligt het veel te ver weg. In de subwijk Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt vindt men vooral in Wittevrouwen dat de afstand tot het gebruiksgroen te groot is (zie bijlage 4, tabel B4.1). Figuur 4.1 Nabijheid van het dichtstbijzijnde park of grasveld waar men wel eens heen gaat 32

33 Maar wanneer ervaart men de afstand tot het groen als te ver? Tabel 4.1 maakt duidelijk dat voor vrijwel alle ondervraagden die minder dan 150 meter hiervoor hoeven te lopen (99%), deze afstand prima is. Dit geldt al minder voor de respondenten die 150 tot 300 meter moeten lopen. Voor 11% van de ondervraagden uit deze groep is dit iets te ver weg gelegen. Bijna een kwart van de ondervraagden die een halve tot een gehele kilometer moeten wandelen voor groen (22%), geeft aan dit als net te ver te ervaren. Vervolgens ervaart 13% dit als veel te ver weg. Vervolgens zien we dat een derde van de respondenten die meer dan een kilometer moet lopen dit veel te ver vindt. Nog eens 10% vindt dit net iets te ver. Tabel 4.1 Afstand van de woning tot grasveldje/ parkje * Mening over deze afstand Driekwart van de ondervraagden denkt dat het parkje of grasveldje in hun directe woonomgeving voldoende dichtbij is voor ouderen en kinderen. 11% denkt dat het net iets te ver weg ligt en 8% schat dat het veel te ver weg ligt. Wederom zien we dat ondervraagden uit de buurt Tuindorp- van Lieflandlaan-West relatief vaak denken dat het groen te ver weg is gelegen. Ongeveer een kwart van de respondenten uit deze buurt (27%) denkt dat het park of het grasveldje voor ouderen of kinderen iets of veel te ver weg is gelegen (zie tabel B4.2). 33

34 Figuur 4.2 Nabijheid van het dichtstbijzijnde park of grasveld waar men wel eens heen gaat voor ouderen of gezinnen met kinderen 4.2 Tevredenheid hoeveelheid groen In tabel 4.2 wordt weergegeven in hoeverre men bepaalde vormen van gebruiksgroen mist in de directe woonomgeving. Zo zien we dat bijna een kwart (23%) een park of grasveldje mist om de stilte op te zoeken. Verder mist eveneens 23% een park/ grasveldje met zitplekken zoals banken of een park/ grasveldje om te wandelen of joggen. Vervolgens mist 20% een openbare plek om te picknicken of een parkparty te houden en 19% een openbaar park of grasveldje om te kunnen zonnen. We zien dat in de subwijk Tuindorp, Voordorp het gemis aan openbaar groen het grootst is. Opmerkelijk is de grote behoefte in deze subwijk aan een plek om goed te wandelen of joggen, dit geldt voor bijna een derde van de ondervraagden uit deze subwijk (32%).Dit is een opvallende uitkomst aangezien Tuindorp-Voordorp vrij groen is. Het blijkt hierbij echter vooral te gaan om zichtgroen; er is beduidend minder gebruiksgroen (zie tabel 4.3). Men ervaart vooral in Tuindorp- van Lieflandlaan-West een algeheel tekort aan gebruiksgroen (zie hiervoor ook bijlage 4, tabel B4.3). In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt wordt openbaar groen het minst gemist. Dit is een opmerkelijke uitkomst, aangezien de hoeveelheid gebruiksgroen in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt het laagst is van de gehele wijk (zie tabel 4.3). Een verklaring hiervoor is dat inwoners van deze subwijk hebben gekozen voor een bepaald type woonmilieu en het weinige groen voor lief nemen. 34

35 Tabel 4.2 % Dat specifieke vorm van groen mist in de directe woonomgeving Tabel 4.3 Hoeveelheid groen Noordoost [per subwijk]* * Bron: Gemeente Utrecht, 2007 Ruim een kwart van de huishoudens met kinderen (27%) mist klim- of speeltoestellen in de directe omgeving van de woning. Ook mist één op de vijf (20%) een speel- of trapveldje. Tabel 4.4 % Van de huishoudens met kinderen dat het genoemde mist in de directe woonomgeving Ruim een derde van de ondervraagden (36%) geeft aan dat er een gebrek is aan groen in de wijk. In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast ervaart resp. 41% en 39% een tekort aan groen tegenover 28% van de ondervraagden uit Tuindorp, Voordorp. 35

36 Figuur 4.3 Gebrek aan groen in de wijk 4.3 Openbaar groen per woning De gemiddelde hoeveelheid openbaar groen per woning in Utrecht is vijftig vierkante meter. In Noordoost is dit veertig vierkante meter, maar de gemeente hanteert hiervoor geen streefcijfer. Dit in tegenstelling tot Leidsche Rijn, waar gestreefd wordt naar het realiseren van vijfenzeventig vierkante meter openbaar groen per woning. Deze kwestie hebben we aan de respondenten uit het onderzoek voorgelegd. Hierbij hebben we gevraagd of zij het wenselijk vinden om ook voor de wijk Noordoost een streefcijfer te hanteren. Ruim de helft (56%) is het daarmee eens, 30% is het daar niet mee eens (zie figuur 4.4). Figuur 4.4 Hanteren van streefcijfer 36

37 De gemeente Utrecht heeft een woningbouwopgave. Er zal dus gebouwd moeten worden. We hebben respondenten gevraagd op welke plek in de gemeente deze woningen bij voorkeur zouden moeten worden gerealiseerd. Moet de gemeente bij voorkeur bouwen in nieuw aan te leggen wijken of in de bestaande stad? Ongeveer de helft van de ondervraagden (48%) vindt dat de gemeente vooral in nieuwe wijken moet bouwen. Een derde (33%) heeft de voorkeur voor het bouwen in de bestaande stad (zie figuur 4.5). Figuur 4.5 Locatie waar nieuwe woningen bij voorkeur moeten worden gebouwd We hebben de respondenten uit dit onderzoek gevraagd wat er mag worden opgeofferd om toch woningen in de gemeente te bouwen, mocht dat nodig zijn. Men mocht maximaal twee voorkeuren aangeven. Tweederde van de ondervraagden (67%) vindt dat kantoor- en bedrijfsgebouwen naar industrieterreinen moeten worden verplaatst. Ongeveer één op de vijf vindt dat laagbouw moet worden vervangen door hoogbouw of dat sportterreinen moeten verplaatst naar locaties buiten de stad. Voor minder parkeerplekken, het bebouwen van speeltuinen en trapveldjes of het groen is duidelijk weinig animo (zie figuur 4.6). 37

38 Figuur 4.6 Zaken die mogen worden opgeofferd om toch woningen te kunnen bouwen Tweederde van de ondervraagden (68%) is van mening dat het verdwijnen van groen uit de wijk gecompenseerd moet worden. We zien dat vooral in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt men deze mening is toegedaan: bijna driekwart van de ondervraagden uit deze subwijk (72%) is het met de genoemde stelling eens. Dit geldt niet voor Votulast, waar slechts 62% het er mee eens is (en een kwart niet). Figuur 4.7 Mening over het compenseren van groen in de wijk 38

39 Vervolgens staat ongeveer een derde positief tegenover de optie om te kijken naar de mogelijkheden om de rijbanen te veranderen zodat meer groen bij de woonomgeving wordt getrokken. De helft vindt dat de huidige situatie moet worden gehandhaafd. Figuur 4.8 Mening over verandering rijbanen zodat meer groen bij de woonomgeving wordt getrokken 39

40 5. Luchtkwaliteit 5.1 Last van uitlaatgassen auto s Ongeveer een kwart van de ondervraagden (23%) geeft aan vaak last te hebben van luchtvervuiling als gevolg van autoverkeer. Nog eens een kwart (22%) heeft hier soms last van. In Tuindorp,Voordorp heeft een relatief grote groep bewoners hier last van: in totaal 29% van de ondervraagden uit deze subwijk heeft vaak last van uitlaatgassen van auto s tegenover 16% van de ondervraagden uit de Zeeheldenbuurt, Wittevrouwen en 22% van de ondervraagden uit Votulast. Zie voor de resultaten per buurt bijlage 5, tabel B5.1. Figuur 5.1 Mate waarin men last heeft van luchtvervuiling door uitlaatgassen auto s Van alle ondervraagden in het onderzoek staat 61% (zeer) positief tegenover het delen van een auto met andere wijkbewoners om de luchtvervuiling in de wijk terug te dringen. Bijna één op de vijf respondenten (16%) staat hier (zeer) negatief tegenover. De meningen hierover lopen per subwijk sterk uiteen. In Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast is men hier het meest positief over: respectievelijk 65% en 69% staat hier positief tegenover. Van de ondervraagden uit Tuindorp, Voordorp vindt bijna de helft (47%) dit een goed initiatief. 40

41 Figuur 5.2 Belangstelling voor het delen van een auto met andere wijkbewoners De belangstelling voor Green Wheels is vooral groot onder huishoudens zonder personenauto. Van de ondervraagden die niet in het bezit van een auto staat bijna driekwart (72%) zeer positief tegenover het delen van een auto met andere wijkbewoners. Van de huishoudens met één of twee of meer auto s is respectievelijk 58% en 45% hier enthousiast over. Vooral in Votulast is het autobezit laag, ongeveer de helft van de ondervraagden huishoudens in deze subwijk heeft geen personenauto. Figuur 5.3 Belangstelling voor het delen van een auto met andere wijkbewoners (naar autobezit) 41

42 5.2 Belangstelling voor bijeenkomsten over luchtkwaliteit Bijna driekwart (71%) is op de hoogte van de gevolgen van slechte luchtkwaliteit op de gezondheid. Ongeveer driekwart van de ondervraagden vindt het (zeer) belangrijk om te worden geïnformeerd over de luchtkwaliteit van de eigen wijk. Voor 15% van de ondervraagden is dit niet belangrijk. In het gebied waar men het meeste last heeft van vervuilde lucht (Tuindorp, Voordorp), is de behoefte om hierover te worden geïnformeerd, het grootst. In totaal 83% van de respondenten uit deze subwijk geeft te kennen het (zeer) belangrijk te vinden hierover op de hoogte te worden gesteld. Van de ondervraagden uit Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt en Votulast vindt respectievelijk 77% en 63% dit (zeer) belangrijk. Figuur 5.4 Mate waarin men het belangrijk vindt om te worden geïnformeerd over luchtkwaliteit wijk Ruim een derde van de ondervraagde wijkbewoners (35%) geeft aan interesse te hebben om samen met andere bewoners een bijeenkomst over het thema verkeer en luchtkwaliteit bij te wonen. De belangstelling hiervoor is in de subwijken ongeveer even groot (geen significante verschillen)(zie figuur 5.4). Figuur 5.5 Interesse om een bijeenkomst bij te wonen over het thema luchtkwaliteit

43 6. Wonen en winkelen 6.1 Behoefte aan seniorenhuisvesting Eén op vijf ondervraagde 55-plussers uit de wijk Noordoost geeft aan eventueel binnen twee jaar te willen verhuizen naar een andere woning. In totaal 9% wil zeker en 12% wil misschien verhuizen naar een andere woning. Doorgerekend naar de totale populatie huishoudens van 55 jaar of ouder (4.500) 3, betekent dit dat ongeveer 909 huishoudens van 55 jaar en ouder uit de wijk verhuisgeneigd zijn. Figuur 6.1 Verhuisgeneigdheid onder 55-plussers Gezien het relatief kleine aantal respondenten dat in het onderzoek aangeeft eventueel te willen verhuizen binnen twee jaar, doen we alleen zeer voorzichtig uitspraken over het gewenste woningtype en de gewenste locatie van de nieuwe woning. Het is op basis van deze kleine aantallen alleen mogelijk bepaalde zaken te signaleren. Eén op de vijf ondervraagde 55-plussers met verhuisplannen wil graag in de wijk Noordoost blijven wonen. Tabel 6.1 Voorkeur voor locatie nieuwe woning onder verhuisgeneigde 55-plussers 3 Bron: 43

44 Uit de resultaten blijkt dat ruim een kwart van de verhuisgeneigde 55-plussers (28%) belangstelling heeft voor een woning die is bestemd voor senioren. Een derde (34%) heeft de voorkeur voor een appartement en een kwart (25%) wil graag verhuizen naar een eengezinswoning (zie tabel 6.2). Ongeveer de helft (49%) heeft zeker en 20% heeft misschien belangstelling voor een nultredewoning (zie tabel 6.3). Tabel 6.2 Voorkeur voor type woning onder verhuisgeneigde 55-plussers Tabel 6.3 Voorkeur voor een nultrede-woning 6.2 Gevarieerde woonomgeving De helft van de ondervraagden (50%) hecht (veel) belang aan een gevarieerde samenstelling van de woningvoorraad. Voor bijna een kwart (22%) is dit (zeer) onbelangrijk. We zien dat dit vooral in Votulast als (zeer) belangrijk wordt ervaren. In deze subwijk vindt 61% van de ondervraagden een gevarieerde samenstelling van de woningvoorraad (zeer) belangrijk. In Tuindorp, Voordorp wordt dit als minder belangrijk ervaren. In deze subwijk vindt ruim een derde (36%) dit (zeer) onbelangrijk, terwijl eveneens ongeveer een derde (31%) het juist als (zeer) belangrijk ervaart. 44

45 Figuur 6.2 Belang van een gevarieerde samenstelling woningvoorraad Uit figuur 6.3 blijkt dat bijna driekwart van de respondenten (72%) voldoende kleine buurtwinkels in de eigen woonbuurt (zeer) belangrijk vindt. In totaal 11% vindt dit (zeer) onbelangrijk. In Tuindorp, Voordorp vindt men voldoende kleine buurtwinkels minder belangrijk. Figuur 6.3 Belang van voldoende kleine buurtwinkels 45

46 6.3 Splitsen van woningen Van de ondervraagden geeft 40% aan wel eens geconfronteerd te worden met het opsplitsen van eengezinswoningen in kleine wooneenheden. Vooral in Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt ziet men deze ontwikkeling veel (62% van de ondervraagden uit deze subwijk). Het gaat hierbij in de eerste plaats om de Zeeheldenbuurt waar ongeveer driekwart van de ondervraagden (77%) deze ontwikkeling ziet (zie ook bijlage 6, tabel B6.1). In de subwijk Votulast ziet bijna de helft (46%) deze ontwikkeling. Vooral in de Vogelenbuurt en Lauwerecht komt het splitsen van woningen voor (zie bijlage 6, tabel B6.1) In Tuindorp, Voordorp komt het volgens slechts 13% van de respondenten voor dat woningen worden gesplitst. Figuur 6.4 Opsplitsen van eengezinswoningen Ongeveer de helft van de ondervraagden die geconfronteerd wordt met het splitsen van woningen in de eigen buurt (48%), is (zeer) negatief over deze ontwikkeling. Ongeveer een derde (32%) is hier juist (zeer) positief over. In de subwijk waar men hier het meest mee te maken heeft (Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt), is de ontevredenheid hierover het grootst (78%). In Votulast is slechts een kwart (26%) hier (zeer) ontevreden over. 46

47 Figuur 6.5 Mening over het opsplitsen van eengezinswoningen 4 Bewoners die negatief staan tegenover het splitsen van eengezinswoningen, geven in de eerste plaats aan dat dit zou leiden tot een afname van de sociale cohesie in de wijk (zie tabel 6.4). Nieuwe bewoners zouden vooral studenten zijn die veel minder gehecht en betrokken zijn bij de wijk. Daarnaast is er een groep die in zijn algemeenheid negatief staat tegenover de komst van meer studenten naar de wijk. Men ziet liever dat er gezinnen in de wijk wonen. Ook is er een groep die vooral ethische bezwaren heeft, er is een zekere angst voor de komst van zogenaamde huisjesmelkers. Bovendien zouden projectontwikkelaars en woningcorporaties volgens deze respondenten vooral winstdoelstellingen hebben en geen oog hebben voor de ontwikkeling van de wijk. Tabel 6.4 Redenen dat men negatief staat tegenover opsplitsen eengezinswoningen 4 De antwoorden van de respondenten uit Tuindorp, Voordorp worden niet weergegeven, gezien het lage percentage respondenten dat geconfronteerd wordt met het opsplitsen van woningen.

48 7. Veiligheid Bijna één op de vijf ondervraagden uit de wijk Noordoost (19%) geeft aan soms bepaalde plekken in de wijk te mijden, omdat men zich daar onveilig voelt. Vrouwen doen dit vaker dan mannen: van de ondervraagde vrouwen mijdt 23% wel eens bepaalde plekken tegenover 15% van de ondervraagde mannen. In tabel 7.1 worden de genoemde plekken weergegeven. Zo zien we dat sommige bewoners van de wijk liever niet komen in de buurt van station Overvecht (vooral s avonds). Ook bepaalde plekken in de Staatsliedenbuurt worden relatief vaak genoemd, zoals het gebied rond de Talmalaan. Daarnaast noemt men relatief vaak bepaalde plekken in de buurt Voordorp, Voorveldsepolder of Tuindorp-van Lieflandlaan-West. Bij dit laatste gaat het vooral om studentencomplexen of het Lieflandcollege. Sommige respondenten geven aan over het algemeen liever s avonds niet in de wijk rond te lopen. In bijlage 7, tabel B7.1 kunt u de antwoorden van de respondenten nalezen. Tabel 7.1 Plekken in de wijk Noordoost die men mijdt In totaal 11% van de ondervraagden voelt zich soms of vaak onveilig in het Griftpark. Hierbij moet wel worden gezegd dat het aandeel respondenten dat zich vaak onveilig voelt, laag is (0,6%). 48

49 Bijlage 1 Representativiteit onderzoek Omvang van de steekproef Een manier om de omvang van een aselecte steekproef te bepalen, is door uit te gaan van de minimale celvulling. Hiervoor moet eerst worden uitgezocht over welke begrippen en dimensies in het onderzoek uitspraken gedaan zullen worden. In dit onderzoek worden een aantal begrippen gehanteerd die vervolgens zijn geoperationaliseerd in een aantal categorieën. Een voorbeeld is tevredenheid, een begrip dat is geoperationaliseerd in maximaal zes categorieën (zespuntschaal). Deze zes categorieën zijn vervolgens samengevoegd tot vier categorieën, om voldoende celvulling (aantal eenheden per cel) te behouden bij het maken van kruistabellen. 49

50 Bij het maken van kruistabellen is gewerkt met maximaal vier categorieën per begrip (vierpuntsschaal). Om de minimale steekproefomvang te bepalen, moet worden gekeken met welke variabelen deze begrippen worden gekruist. Met andere woorden, er zal moeten worden vastgesteld voor welke groepen respondenten de antwoorden met elkaar worden vergeleken. In dit onderzoek zijn daarmee de volgende achtergrondvariabelen van belang: 0Leeftijd: de antwoorden van vijf groepen respondenten worden met elkaar vergeleken (18-24 jaar, jaar, jaar, jaar en 55-plussers) 0Geslacht: de antwoorden van twee groepen respondenten (mannen en vrouwen) worden met elkaar vergeleken 0Opleidingsniveau: de antwoorden van drie groepen respondenten (laag, middelbaar en hoogopgeleiden) worden met elkaar vergeleken 0Subwijk: de antwoorden van drie groepen respondenten (Tuindorp- Voordorp, Wittevrouwen-Zeeheldenbuurt en Votulast) worden met elkaar vergeleken Dit betekent dat de meest uitgebreide kruistabel, waarbij de variabele leeftijd (5 categorieën) wordt gekruist met de variabele tevredenheid (4 categorieën), zal bestaan uit 20 cellen (5 * 4). Een vuistregel in de statistiek is dat iedere cel minimaal 25 eenheden moet bevatten. Dit betekent dat de minimale steekproef om betrouwbare uitspraken te kunnen doen, als volgt kan worden berekend: 0Voor het doen van betrouwbare uitspraken over de verschillen in de tevredenheid (vierpuntsschaal) per leeftijdsgroep, moet de minimale steekproef zijn: (4 * 5) * 25 = 500 eenheden 0Voor het doen van betrouwbare uitspraken over de verschillen in tevredenheid (vierpuntsschaal) tussen mannen en vrouwen, moet de minimale steekproef zijn: (4 * 2) * 25 = 250 eenheden 0Voor het doen van betrouwbare uitspraken over de verschillen in tevredenheid (vierpuntsschaal) tussen laag, middelbaar en hoogopgeleiden, moet de minimale steekproef zijn: (4 * 3) * 25 = 300 eenheden 0Voor het doen van betrouwbare uitspraken over de verschillen in tevredenheid (vierpuntsschaal) tussen bewoners van de drie subwijken van Noordoost, moet de minimale steekproef zijn: (4 * 3) * 25 = 300 eenheden 50

51 Gezien de analyses in dit onderzoek, betekent dit dat een minimale steekproef van 500 respondenten voldoende is om betrouwbare, kwantitatieve uitspraken te kunnen doen over de genoemde groepen. Gezien de totale respons van 653 vragenlijsten, kunnen we met het onderzoek voor wat betreft de genoemde variabelen betrouwbare, kwantitatieve uitspraken doen. Voor dichotome variabelen, vragen waarvoor slechts twee antwoorden mogelijk zijn (ja-nee/ wel-geen last), is het voor de meeste buurten wel mogelijk uitspraken te doen. Het aantal cellen is bij dichotome variabelen immers beperkt (2). In principe kunnen volgens de statistiek alle variabelen worden veranderd in dichotome variabelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat als je de ontevredenheid over de parkeerplekken op buurtniveau wilt meten, de variabele kan worden gecategoriseerd tot het volgende. De ontevredenheid per buurt kan hierdoor ik kaart worden gebracht. Overigens is het beste om dit dan vervolgens ook af te zetten tegen de tevredenheid. Dit betekent dat het voor een aantal buurten het bij het categoriseren tot dichotome variabelen het mogelijk is om betrouwbare, kwantitatieve uitspraken te doen. Dit geldt voor de buurten met een minimale respons van 50 (2 *25). Voor de overige buurten geldt dat de antwoorden van de respondenten indicatief zullen zijn. 51

52 Afspiegeling van de wijkbevolking Voor een onderzoek is het erg belangrijk dat de steekproef representatief is, wat inhoudt dat de respondenten een goede afspiegeling vormen van de totale populatie. De beste garantie voor een representatieve steekproef is toepassing van de kanssteekproef, wat betekent dat iedereen in de populatie een even grote kans heeft om terecht te komen in de steekproef; de steekproef moet aselect zijn. Hier is in dit onderzoek voor gezorgd: er is een aselecte steekproef getrokken uit het bestand met telefoonnummers voor het postcodegebied dat behoort tot de wijk Noordoost. Deze groep is telefonisch ondervraagd. In de praktijk bijvoorbeeld uit de ervaring met ander onderzoek- zien we echter dat bepaalde groepen via deze methode (telefonisch onderzoek) onvoldoende worden bereikt, terwijl andere groepen via deze weg juist goed worden bereikt. Daarnaast speelt selectieve non-respons een rol: wanneer bepaalde groepen vaker weigeren om aan het onderzoek deel te nemen dan andere groepen, dan treedt een vertekening op. Voorafgaand aan het onderzoek verwachtten we dat we met het telefonische onderzoek onvoldoende bewoners zouden bereiken uit de Staatsliedenbuurt, dit omdat in deze buurt relatief veel niet-westerse allochtonen wonen. Vandaar dat er voor is gekozen om in een aantal straten in de Staatsliedenbuurt bewoners aan huis te benaderen voor het onderzoek. Een manier om te meten of de steekproef representatief is voor de gehele populatie, is het uitvoeren van een Chi-kwadraat toets. Bij deze toets worden de verwachte antwoorden (op basis van de verdeling in de werkelijke populatie) vergeleken met de werkelijke antwoorden in de steekproef. Als het verschil te groot is (overschrijding van de berekende chi-kwadraatwaarde van de kritieke chi-kwadraatwaarde die statistisch is vastgesteld), dan wordt ervan uitgegaan dat de steekproef niet representatief is geweest. In dit onderzoek is een chi-kwadraat toets uitgevoerd op verschillende variabelen. Voor de variabele leeftijd bleek dat het onderzoek niet representatief was, jongeren bleken sterk ondervertegenwoordigd te zijn, dat werd op het eerste oog al zichtbaar door de vergelijking tussen de leeftijdsverdeling in werkelijkheid en in de steekproef. Het berekende chi-kwadraat overschrijdt de kritieke chi-kwadraatwaarde. Voor de variabele buurt geldt dat weliswaar bepaalde buurten iets sterker zijn vertegenwoordigd zijn in het onderzoek dan andere, maar bij het uitvoeren van een chi-kwadraat toets bleek dat het onderzoek voor de variabele buurt wel representatief is geweest. Voor de variabele leeftijd is het, vanwege de kritieke chi-waarde, noodzakelijk geweest om een weging uit te voeren. Een weging kent een grotere waarde toe aan groepen die relatief minder sterk vertegenwoordigd zijn en maakt de resultaten 52

53 daardoor nauwkeuriger en preciezer. Vanuit die overweging is ook de variabele buurt gewogen, hoewel dat niet strikt noodzakelijk is geweest Tabel B1.1 Verdeling naar buurt Tabel B1.2 Verdeling naar leeftijd 53

54 Bijlage 2. Resultaten cluster Beïnvloedingsmogelijkheden gemeente- lijk beleid 5 Tabel B2.1 Activiteiten die de wijkraad onderneemt (volgens de respondenten) [volledige antwoorden] De nummers voorafgaand aan de buurten corresponderen met de subwijken waar de buurten toe behoren. 1= Votulast, 2 = Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, 3 = Tuindorp, Voordorp

55 55

56 56

57 57

58 Tabel B2.2 Activiteiten die het wijkbureau onderneemt (volgens de respondenten) [volledige antwoorden] 58

59 59

60 60

61 61

62 62

63 Tabel B2.3 Redenen waarom men ontevreden is over de manier waarop de gemeente reageert op klachten of meldingen [volledige antwoorden]

64

65 Bijlage 3. Resultaten cluster verkeer en parkeren 6 Tabel B3.1 Mate van tevredenheid over hoeveelheid parkeerplekken in directe woonomgeving [naar buurt] 6 De nummers voorafgaand aan de buurten corresponderen met de subwijken waar de buurten toe behoren. 1= Votulast, 2 = Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, 3 = Tuindorp, Voordorp 65

66 Tabel B3.2 Mate waarin men last heeft van sluipverkeer [naar buurt] Tabel B3.3 Mate waarin men parkeeroverlast van bezoekers ervaart [naar buurt] 66

67 Tabel B3.4 Mate waarin men last heeft van hardrijders [naar buurt] Tabel B3.5 Mate waarin men last heeft van lawaai van verkeer [naar buurt] 67

68 Tabel B3.6 Mate waarin men last heeft van verkeersdrukte [naar buurt] 68

69 Bijlage 4. Resultaten cluster Groen 7 Tabel B4.1 Nabijheid van dichtstbijzijnde park of grasveld waar men wel eens heen gaat [naar buurt] 4 De nummers voorafgaand aan de buurten corresponderen met de subwijken waar de buurten toe behoren. 1= Votulast, 2 = Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, 3 = Tuindorp, Voordorp 69

70 Tabel B4.2 Nabijheid van dichtstbijzijnde park of grasveld waar men wel eens heen gaat voor kinderen of ouderen [naar buurt] 70

71 Tabel B4.3 Dat specifieke vorm van groen mist in de directe woonomgeving [naar buurt] 71

72 Bijlage 5. Resultaten cluster luchtkwaliteit 8 Tabel B5.1 Mate waarin men last heeft van luchtvervuiling door uitlaatgassen auto s [naar buurt] 8 De nummers voorafgaand aan de buurten corresponderen met de subwijken waar de buurten toe behoren. 1= Votulast, 2 = Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, 3 = Tuindorp, Voordorp 72

73 Bijlage 6. Resultaten cluster Wonen en Winkelen 9 Tabel B6.1 Opsplitsen van eengezinswoningen [naar buurt] 9 De nummers voorafgaand aan de buurten corresponderen met de subwijken waar de buurten toe behoren. 1= Votulast, 2 = Wittevrouwen, Zeeheldenbuurt, 3 = Tuindorp, Voordorp 73

74