LOCATIE NOORDVORK/POLDERZOOM TE AALSMEER

Transcriptie

1 LOCATIE NOORDVORK/POLDERZOOM TE AALSMEER SANERINGS-/WERKPLAN VOOR HET SANEREN/VERWIJDEREN VAN (STERK) VERONTREINIGDE GROND, VERHARDINGSLAGEN EN BAGGERSPECIE Bron: Bing Maps Opdrachtgever: Plaats: Gemeente Aalsmeer Aalsmeer Adviesbureau: VanderHelm Milieubeheer B.V. Plaats Berkel en Rodenrijs Projectcode: AMNO Verantwoording Auteur Versie Definitief (v4) Datum 11 november 2015 Dhr. Ir. H.P.A. van Koppen Projectleider Dhr. Ing. E.L. van den Bosch Vrijgave Dhr. J.A.W. van der Ploeg, MSc

2 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ALGEMEEN REIKWIJDTE SANERINGS-/WERKPLAN LEESWIJZER KWALITEITSBORGING ACHTERGRONDINFORMATIE ALGEMENE GEGEVENS HISTORISCHE INFORMATIE TOEKOMSTIGE SITUATIE GLOBALE GRONDBALANS OVERKOEPELENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN SANERINGSVARIANT EN SANERINGSDOEL MILIEUHYGIËNISCHE EINDSITUATIE CIVIELTECHNISCHE EINDSITUATIE RESTVERONTREINIGINGEN GEBRUIKSBEPERKINGEN EN NAZORG SANERINGSFASEN HINDER VOOR DERDEN EN COMMUNICATIE ECOLOGIE ARCHEOLOGIE SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND ALGEMEEN GEVALSDEFINITIE AANVULLENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN BENODIGDE VERGUNNINGEN, MELDINGEN EN TOESTEMMINGEN ORGANISATORISCHE ASPECTEN GERAAMDE SANERINGSKOSTEN SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE INSPECTIE L&T ALGEMEEN GEVALSDEFINITIE AANVULLENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN BENODIGDE VERGUNNINGEN, MELDINGEN EN TOESTEMMINGEN ORGANISATORISCHE ASPECTEN Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

3 7. SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN RIJNLAND ALGEMEEN AANVULLENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN BENODIGDE VERGUNNINGEN, MELDINGEN EN TOESTEMMINGEN ORGANISATORISCHE ASPECTEN SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE GEMEENTE AALSMEER ALGEMEEN GEVALSDEFINITIE AANVULLENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN BENODIGDE VERGUNNINGEN, MELDINGEN EN TOESTEMMINGEN ORGANISATORISCHE ASPECTEN OMGAAN MET ONVOORZIENE ZAKEN WERKZAAMHEDEN MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING EN EVALUATIE VEILIGHEID EN GEZONDHEID BETROKKEN PARTIJEN EN PLANNING BETROKKEN PARTIJEN PLANNING BIJLAGEN: 1. LOKALE SITUATIEKAART 2. TEKENING HUIDIGE SITUATIE 3. TEKENING(EN) TOEKOMSTIGE SITUATIE 4. TEKENING VERONTREINIGINGSSPOTS 5. TEKENINGEN MET DWARSPROFIELEN SPOTS 6. TEKENINGEN MET (INDICATIEVE) KWALITEITSKLASSEN GROND 7. RISICOBEOORDELINGEN "GEVALLEN VAN ERNSTIGE BODEMVERONTREINIGING" 8. KADASTRALE KAARTEN MET CONTOUREN "GEVALLEN VAN ERNSTIGE BODEMVERONTREINIGING" 9. KADASTRALE UITTREKSELS UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN (SEPARAAT BIJGEVOEGD) Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

4 1. INLEIDING 1.1 Algemeen In opdracht van de gemeente Aalsmeer heeft VanderHelm Milieubeheer B.V. een sanerings-/werkplan opgesteld voor de ontwikkelingslocatie Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer (zie bijlage 1 en 2). Dit betreft fase 1 bestaande uit deelgebieden 1 t/m 7. Aanleiding voor de werkzaamheden zijn de resultaten van voorgaande bodemonderzoeken alsmede de voorgenomen herinrichting van het gebied (zie hoofdstuk 2). Doelstelling van de werkzaamheden is het zodanig saneren/verwijderen van verontreinigingen in de grond, verhardingslagen en baggerspecie dat de bodem (grond en grondwater) van het gebied daarna milieuhygiënisch geschikt is voor het beoogde gebruik (infrastructuur/wonen). Naast saneringsplan fungeert onderhavig document tevens als werkplan voor de aannemer die uiteindelijk het bouwrijp maken voor zijn rekening gaat nemen. Door alle hiervoor relevante gegevens in één overzichtelijk document op te nemen, komt dit ten goede aan de kwaliteit van de uitvoering. 1.2 Reikwijdte sanerings-/werkplan Binnen de ontwikkelingslocatie zijn verscheidene bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij een aantal verontreinigingen zijn geconstateerd. Hiernaast zijn een aantal verhardingslagen en waterbodems aanwezig. Al deze spots dienen te worden gesaneerd in het kader van de toekomstige herinrichting. Op basis van het toekomstig bodemgebruik worden de geconstateerde verontreinigingen gesaneerd tot de bodemfunctieklasse 'Wonen'. De terugsaneerdoelstelling is gebaseerd op het toekomstig gebruik. Het saneren van deze spots valt onder de bevoegdheid van verschillende bevoegde gezagen (Provincie Noord-Holland, Inspectie Leefomgeving en Transport, gemeente Aalsmeer en Hoogheemraadschap van Rijnland). In onderhavig saneringsplan zijn al deze spots opgenomen, zodat tijdens de uitvoering van de daadwerkelijke werkzaamheden de hoeveelheid benodigde documenten tot een minimum kan worden beperkt. 1.3 Leeswijzer Dit saneringsplan dient als basis voor de werkzaamheden en beschrijft: - de achtergrondinformatie (hoofdstuk 2); - globale grondbalans (hoofdstuk 3); - overkoepelende uitgangspunten en voorwaarden (hoofdstuk 4); - spots onder de bevoegdheid van de Provincie Noord-Holland (hoofdstuk 5); - spots onder de bevoegdheid van de Inspectie L&T (hoofdstuk 6); - spots onder de bevoegdheid van het Hoogheemraadschap van Rijnland (hoofdstuk 7); - spots onder de bevoegdheid van de gemeente Aalsmeer (hoofdstuk 8); - hoe om te gaan met onvoorziene zaken (hoofdstuk 9); - de werkzaamheden hoe de eindsituatie tot stand gekomen dient te worden (hoofdstuk 10); - de milieukundige begeleiding en evaluatie van de werkzaamheden (hoofdstuk 11); - de veiligheid en gezondheid voor zowel mensen op de locatie als de omwonenden (hoofdstuk 12); - betrokken partijen en planning (hoofdstuk 13). 1.4 Kwaliteitsborging Dit saneringsplan is opgesteld conform de huidige versie van de BRL SIKB 6000 (milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg) en Protocol 6001 (milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg). Verder is dit saneringsplan, voor zover mogelijk, opgesteld conform artikel 39 van de Wet bodembescherming en de Werkwijzer bodemsanering Noord-Holland. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

5 2. ACHTERGRONDINFORMATIE 2.1 Algemene gegevens De saneringslocatie betreft projectgebied de 'Noordvork/Polderzoom' te Aalsmeer en heeft een totale oppervlakte van circa 3,5 hectare. De onderzoekslocatie bevindt zich grofweg tussen, van noord naar west met de klok mee, de Stommeerkade, het Bielzenpad, de Wissel, het Baanvak en de Burgemeester Kasteleinweg (N196). Voor de globale ligging van de onderzoekslocatie wordt verwezen naar bijlage 1. Op basis van de aangeleverde informatie omvat het projectgebied 7 deel-/adreslocaties. Een overzicht van de betreffende adreslocaties evenals de vigerende kadastrale percelen en de huidige eigenaar is opgenomen in tabel 2.1. Tabel 2.1: Overzicht locaties projectgebied Nr. Adresaanduiding Oppervlakte (m 2 ) Kadastraal perceel (Gemeente Aalsmeer) Huidige eigenaar Sectie Nummer 1 Stommeerkade C 2955 Liander Infra West N.V. C 2956 Gemeente Aalsmeer 2 Stommeerkade 35a C 5347 Gemeente Aalsmeer 3 Stommeerkade C 5348 Gemeente Aalsmeer 4 Stommeerkade 35c C 6167 Gemeente Aalsmeer 5 Stommeerkade 35c C 6168 Gemeente Aalsmeer 6 Stommeerkade 35d C 6169 Gemeente Aalsmeer 7 Stommeerkade C 6627 Gemeente Aalsmeer C 6628 Gemeente Aalsmeer C 6631 Gemeente Aalsmeer C 6632 Gemeente Aalsmeer C 6704 (ged.) Gemeente Aalsmeer C 7020 Gemeente Aalsmeer Binnen het projectgebied blijft het grootste deel van de bestaande woningen en directe leefomgeving in zijn huidige hoedanigheid gehandhaafd. Opgemerkt wordt dat deze woningen zich niet binnen de grenzen van de saneringslocatie bevinden. In de huidige situatie is het overgrote deel van de opstallen gesloopt. De maaiveldverhardingen zijn vrijwel allemaal nog aanwezig. Voor de exacte begrenzing van het onderzoeksgebied wordt verwezen naar bijlage Historische informatie De locatie betreft een voormalig glastuinbouwgebied. Ten behoeve van herinrichting en daaraan voorafgaande aankoop van de percelen zijn verscheidene verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd in de periode van 2009 t/m Hieruit komen verscheidene bodemverontreinigingen naar voren. Voor een compleet overzicht wordt verwezen naar de gebiedsinventarisatie (AMNO131239). Recentelijk is voor het projectgebied een gebiedsinventarisatie (kenmerk AMNO131239, d.d. 31 maart 2014) uitgevoerd, waarbij op basis van de beschikbare informatie bekeken is of de algemene bodemkwaliteit al dan niet in voldoende mate is vastgelegd. Samengevat kan worden geconcludeerd dat de algemene bodemkwaliteit ter plaatse van de Noordvork grotendeels is vastgesteld. In navolging op de gebiedsinventarisatie zijn verhardingsonderzoeken uitgevoerd (kenmerk AMNO140474, d.d. 12 januari 2015) alsmede een nader bodemonderzoek (kenmerk AMNO141446, d.d. 10 februari 2015) en een verkennend en nader (asbest)bodemonderzoek (kenmerk AMNO150908, d.d. 28 oktober 2015). Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken komen verscheidene spots naar voren die in het kader van de herinrichtingen, vanuit milieuhygiënisch en/of civieltechnisch oogpunt, dienen te worden gesaneerd/verwijderd. In de tabellen 2.2 t/m 2.4 is een overzicht opgenomen van respectievelijk de aanwezige spots in de grond, verhardingslagen en waterbodems. De genoemde verwerkingsmogelijkheden in tabel 2.2 zijn bepaald met behulp van de meest recente versie van K-Soil op basis van de meest recente onderzoeksresultaten. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

6 Tabel 2.2: Overzicht verontreinigingsspots grond Spot Traject (m-mv) Opp. (m 2 ) Volume (m 3 ) Kwaliteit* Spoedeisend? Verwerking** Kritische parameter(s) Bevoegd gezag*** Hfst Opmerking 1A 0,0-0,5 ± ± 525 > IW THE Drins PNH 5 - Ja 0,0-0,5 ± 560 ± 280 > TW THE Drins PNH 5-1B 1,0-1,6 ± 50 ± 30 > IW n.v.t. THE Minerale olie PNH 8 Nieuw geval 1C 0-0,5 ± 9 ± 5 > IW n.v.t. THE PAK GAA 8-2A 0,1-1,0 ± ± > IW Nee EXT Zware metalen, asbest PNH 5-2B 1,0-2,2 ± 40 ± 48 > IW THE Minerale olie PNH 5 - Nee 0,5-1,0 ± 40 ± 20 > TW THE Minerale olie PNH 5-4A 0,3-1,0 ± 20 ± 14 > IW n.v.t. THE PCB GAA 8-6A/B 0,0-0,6 ± 208 ± 105 > IW Nee THE Zink, PAK PNH 5-6C 0,0-0,6 ± 250 ± 150 > IW Nee EXT Asbest PNH 5-7A 0,0 - max. ± 800 ± 480 > IW STO Zware metalen PNH 5-1,0 Nee 7B 0,0-0,5 ± 900 ± 450 > TW EXT Zware metalen PNH 5-0,0-1,0 ± 15 ± 15 > IW n.v.t. EXT Zware metalen GAA 8-7C 0,6-1,2 ± 150 ± 90 > IW n.v.t. THE Minerale olie PNH 5 Valt buiten beschikkingsaanvraag 7D 0,0-0,5 # ± 160 ± 80 > IW Nee STO Zware metalen PNH 5-7E 0,0-0,6 ± 400 ± 240 > IW Nee EXT Asbest PNH 5 - * > IW Sterk verontreinigd (groter dan interventiewaarde) > TW Matig verontreinigd (groter dan de tussenwaarde) ** STO Storten EXT Extractief (nat) reinigen IMK Immobilisatie (koud) THE Thermisch reinigen BIO Biologisch reinigen IMT Immobilisatie (thermisch) *** GAA Gemeente Aalsmeer PNH Provincie Noord-Holland # Als referentievlak is het oorspronkelijke maaiveld aangehouden. In overleg met de gemeente Aalsmeer, d.d. 4 juni 2015, is besloten de bevoegdheid voor deze spot over te dragen aan de provincie Noord-Holland. Voor de risicobeoordeling van spots 1A, 2A en 6A/B wordt verwezen naar bijlage 7. Voor de overige spots (2B, 6C, 7A, 7C, 7D en 7E) wordt verwezen naar het verkennend en nader (asbest)bodemonderzoek (AMNO150908). Ten aanzien van de hoeveelheden in tabel 2.2 wordt opgemerkt dat deze zijn vastgesteld op basis van het bodemonderzoek. In de praktijk dient, vanwege uitvoeringstechnische redenen, uit te worden gegaan van het ontgraven van grotere hoeveelheden (afwijking circa 10-20%). Tabel 2.3: Overzicht verhardingslagen Spot Materiaal Traject (m-mv) Opp. (m 2 ) Volume (m 3 ) Kwaliteit* Kritische parameter(s) Bevoegd gezag** Hfst 1-I Asfalt 0,0-0,14 ± ± 210 TOE/NTO PAK GAA 8 Puin met zand 0,14-0,64 ± ± 750 NTO Asbest IL&T 6 1-II Beton 0,0-0,5 ± ± 500 TOE n.v.t. GAA 8 2-I Menggranulaat 0,0-0,25 ± 405 ± 105 IBC Koper, vanadium GAA 8 2-II Menggranulaat/slakken 0,0-0,35 ± 400 ± 140 IBC Koper GAA 8 3-I Slooppuin 0,15-0,5 ± 475 ± 170 NTO Asbest IL&T 6 4-I Menggranulaat Depot ± 578 ± TOE n.v.t. GAA 8 4-II Menggranulaat 0,0 - max. 1,0 ± 945 ± 660 NTO Asbest IL&T 6 4/5-I Asfalt 0,0-0,1 ± 500 ± 50 TOE n.v.t. GAA 8 Menggranulaat/slakken 0,1-0,5 ± ± 420 TOE n.v.t. GAA 8 4/5-II Menggranulaat 0,0-0,36 ± ± 365 TOE n.v.t. GAA 8 6-I Puin 0,0-0,5 ± 350 ± 175 TOE n.v.t. GAA 8 7-I Slakken 0,0-0,38 ± 220 ± 85 TOE n.v.t. GAA 8 7-II Asfalt 0,0-0,09 ± 280 ± 25 TOE n.v.t. GAA 8 Slakken 0,09-0,59 ± 422 ± 215 TOE n.v.t. GAA 8 7-III Menggranulaat 0,0-0,15 ± ± 190 IBC Vanadium GAA 8 7-IV Slakken 0,0-0,4 ± 450 ± 180 IBC Molybdeen GAA 8 7-V Asfalt 0,0-0,07 ± 200 ± 14 TOE n.v.t. GAA 8 Slakken 0,07-0,48 ± 404 ± 170 TOE n.v.t. GAA 8 7-VI Slakken 0,0-0,4 ± 90 ± 40 TOE n.v.t. GAA 8 7-VII Beton 0,0-0,1 ± 800 ± 80 TOE n.v.t. GAA 8 7-VIII Slakken 0,0-0,4 ± ± 400 TOE n.v.t. GAA 8 8/9-I Beton 0,0-0,1 ± 350 ± 35 TOE n.v.t. GAA 8 * TOE Toepasbaar IBC Toepasbaar als IBC-bouwstof NTO Niet toepasbaar ** GAA Gemeente Aalsmeer IL&T Inspectie L&T Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

7 In tabel 2.4 wordt een overzicht gegeven van de binnen het projectgebied aanwezige waterbodems alsmede de kwaliteit hiervan. Ten aanzien van alle waterbodems treedt het Hoogheemraadschap van Rijnland op als bevoegd gezag. Voor nadere informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 7. Tabel 2.4: Overzicht waterbodems Traject Dikte (m 1 ) Opp. (m 2 ) Volume (m 3 ) Verspreidbaar op aangrenzende percelen Toepasbaar op of in de landbodem Toepasbaar onder water GBT* Bepalende parameter(s) S01 0, ± 65 Ja Nee (NT) A Ja** Minerale olie S02 0, ± 260 Nee Nee (NT) B Ja** Zink, minerale olie S03 0, ± 300 Ja Ja (IND) B Ja** Zink, PAK, minerale olie S04 0, ± 40 Ja Ja (IND) A Ja** Zink, PAK, minerale olie * Grootschalige bodemtoepassing. ** Na vaststellen emissiewaarden middels uitloogonderzoek. Informatie bodemkwaliteitskaart Uit de digitale bodemkwaliteitskaart voor de regio Amstelland-Meerlanden ( komt naar voren dat de bovengrond (0-0,5 m-mv) voldoet aan de kwaliteit Wonen en de (diepe) ondergrond (> 0,5 m-mv) voldoet aan de kwaliteit Landbouw/natuur. (indicatieve) Kwaliteitsklassen grond Op basis van de resultaten uit de uitgevoerde bodemonderzoeken is het projectgebied van circa 0,0 m-mv tot 1,5 m-mv, per laag van circa 0,5 meter, onderverdeeld in kwaliteitsklassen conform het Besluit bodemkwaliteit (Niet toepasbaar, Industrie, Wonen en Altijd toepasbaar). Ter plaatse van terreindelen waar sprake is van meerdere kwaliteitsklassen is voor dat terreindeel uitgegaan van de meest verontreinigde klasse. De desbetreffende tekeningen met de (indicatieve) kwaliteitsklassen zijn opgenomen in bijlage 6. Opmerking: Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) hanteert een ander referentiekader voor de indeling in kwaliteitsklassen dan de Wet bodembescherming (Wbb). Zo kan grond die maximaal licht verontreinigd is (getoetst conform de Wbb) desondanks 'Niet toepasbaar' zijn op een andere locatie (getoetst conform het Bbk). Dit is het geval bij een deel van de bovengrond van locatie Toekomstige situatie Het voorgenomen gebruik van de saneringslocatie is tweeledig: 1. infrastructuur (deelgebied 1; blauw); 2. wonen met tuin (deelgebied 2; geel). Figuur 3.1. Globaal overzicht deelgebieden (blauw: infrastructuur, geel: wonen met tuin). Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

8 Voor het projectgebied zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing: - Bestemmingsplan "Noordvork" door BRO Amsterdam (kenmerk 211X _3, vastgesteld d.d. 22 januari 2009); - Bestemmingsplan "Stommeerkade Oost" door gemeente Aalsmeer (zonder kenmerk, vastgesteld d.d. 9 september 2010). Deelgebied 1 (tracé van de Noordvork) heeft de bestemming "Verkeer". Deze bestemming omvat onder andere de nieuwe weg, voorsorteerstroken, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen en rotondes. Hiernaast zijn de gronden bedoeld voor: - wegen en bij wegen behorende voorzieningen zoals bermen en taluds, fietspaden en voorzieningen voor de verkeersgeleiding; - groenvoorzieningen, o.a. ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de Noordvork; - haltes voor openbaar vervoer; - geluidwerende voorzieningen; - waterberging en watergangen. Deelgebied 2 (het overige gebied) heeft grotendeels de bestemming "Woongebied". Een definitieve invulling hiervan is er op het moment van schrijven nog niet. Een strook parallel aan het spoorlijnpad heeft de bestemming "Natuur". 3. GLOBALE GRONDBALANS Om inzicht te krijgen in de verschillende grondstromen ten behoeve van het bouwrijp maken van de onderzoekslocatie is een globale grondbalans opgesteld (zie tabel 3.1). Tabel 3.1: Globale grondbalans van de ingeschatte hoeveelheden Onderdeel Maaiveldpeil (m-nap) Hoeveelheid Afvoeren Herschikken Aanvoeren Oud Nieuw (m 3 ) (m 3 ) (m 3 ) (m 3 ) Deelgebieden 1. Infrastructuur 4,2 3, Wonen met tuin 4,2 4, Spots Grond n.v.t. n.v.t Verhardingslagen* n.v.t. n.v.t Waterbodems n.v.t. n.v.t Overig Dempen watergangen 4,7** 3, Vervangend water 4,2 4,7 Onbekend 0 Onbekend*** 0 * Exclusief asfalt- en betonverhardingen. ** Betreft onderzijde waterbodem. *** De grond die vrijkomt bij het graven van vervangend water wordt geheel gebruikt voor het dempen van de bestaande watergangen en het op peil brengen van de locatie. De in tabel 3.1 genoemde hoeveelheden betreffen schattingen en zijn derhalve uitsluitend bedoeld om een indruk te geven van de diverse hoeveelheden. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

9 4. OVERKOEPELENDE UITGANGSPUNTEN EN VOORWAARDEN 4.1 Saneringsvariant en saneringsdoel Het doel van de sanering is het verwijderen van de aanwezige sterke verontreinigingen (zie hoofdstuk 2) en grond die 'Niet toepasbaar' is op basis van het Besluit bodemkwaliteit, zodat de saneringslocatie hierna geschikt is voor het beoogde gebruik (zie hoofdstuk 2.3). Als saneringsvariant is gekozen voor (conventionele) ontgraving. De saneringswerkzaamheden worden in 2 fasen uitgevoerd: 1. Tijdens fase 1 wordt alle grond verwijderd die sterk verontreinigd is of 'Niet toepasbaar' is. Deze grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerkingslocatie. 2. Fase 2 betreft het ontgraven van grond ter plaatse van toekomstige tuinen, bouwkuipen, waterpartijen en kabels-/leidingensleuven. De ontgravingswerkzaamheden worden uitgevoerd tot de functionele diepte; 1,0 meter onder toekomstig maaiveld ter plaatse van de toekomstige tuinen, onderzijde van de kuip, sleuf of waterpartij ter plaatse van de overige locaties. Zie verder paragraaf 4.2 voor de gewenste milieuhygiënische eindsituatie. Opgemerkt wordt dat fase 2 afhankelijk is van het definitieve bouwplan. Mogelijk dat deze afwijkt van het huidige bouwplan. 4.2 Milieuhygiënische eindsituatie Als saneringsmethode is gekozen voor (volledige) verwijdering middels ontgraving. In tabel 4.1 is, per parameter en compartiment, aangegeven welke waarde als terugsaneerwaarde wordt aangehouden per saneringsfase (zie paragraaf 4.1). De uiteindelijke terugsaneerwaarde (fase 2) is, met uitzondering van het nieuwe 'geval van bodemverontreiniging' (spot 1B), gebaseerd op de achtergrondwaarde van het gebied (klasse 'Wonen'). Dit komt overeen met het toekomstig gebruik. Aangezien spot 1B een nieuw 'geval van bodemverontreiniging' betreft, dient deze geheel te worden verwijderd. Tabel 4.1: Terugsaneerwaarden Parameter Terugsaneerwaarde grond Fase 1 (tabel 2.2) Fase 2 Historische verontreinigingen (ontstaan < 1987) Koper MWI MWW Lood MWI MWW Nikkel MWI MWW Zink MWI MWW PAK MWI MWW Minerale olie MWI MWW Drins MWI MWW Nieuwe verontreinigingen (ontstaan > 1987) Minerale olie Rapportagegrens n.v.t. Legenda: MWI MWW Maximale waarde voor bodemfunctieklasse 'Industrie' Maximale waarde voor bodemfunctieklasse 'Wonen' Voor parameters die niet zijn opgenomen in tabel 4.1 wordt de maximale waarde voor de klasse 'Industrie' (fase 1) dan wel 'Wonen' (fase 2) (zie tabel 1, bijlage B uit de Regeling bodemkwaliteit) aangehouden. Hiernaast geldt als aanvullende voorwaarde voor verontreinigingen met minerale olie en/of asbest dat de putwand-/bodem tevens zintuiglijk schoon dient te zijn. Bij minieme overschrijdingen van de terugsaneerwaarde of wanneer niet verder kan worden gegraven, wordt contact opgenomen met het bevoegd gezag om dit af te stemmen. 4.3 Civieltechnische eindsituatie De locatie dient na afloop van de (sanerings)werkzaamheden zodanig vlak te worden opgeleverd dat geen onveilige situaties ontstaan. De ontgravingsputten dienen te worden aangevuld tot minimaal het niveau van het grondwater met grond van omliggend maaiveld, te hergebruiken schoon materiaal of aan te voeren materiaal (waarvan de kwaliteit minimaal aan klasse 'Wonen' dient te voldoen). Indien noodzakelijk dient het aanvulmateriaal te worden verdicht om onveilige situaties te voorkomen. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

10 4.4 Restverontreinigingen Vooralsnog wordt er niet vanuit gegaan dat er een restverontreiniging zal achterblijven. Met restverontreinigingen worden dusdanig concentraties in de grond bedoeld dat hiervoor, vanuit de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb), sprake is van een kadastraal te registreren gebruiksbeperking (verontreinigd tot boven de desbetreffende interventiewaarde). Mochten er onverhoeds toch (een) restverontreiniging(en) achterblijven dan worden deze geïsoleerd middels het aanbrengen van een duurzaam aaneengesloten verharding (bebouwing, maaiveldverhardingen, etc.) ter plaatse van deelgebied 1 dan wel een "schone" leeflaag met een dikte van minimaal één meter ter plaatse van deelgebied 2. Indien een restverontreiniging niet direct aan de bovenzijde wordt voorzien van een duurzame verharding, wordt een signaleringslaag (folie, afwijkende grondlaag, etc) aangebracht. Restverontreinigingen in putwanden worden voorzien van een folie. 4.5 Gebruiksbeperkingen en nazorg Aangezien de verwachting is dat er geen restverontreinigingen achter zullen blijven, zal er geen sprake zijn van gebruiksbeperkingen dan wel nazorg. Indien hier toch sprake van is, worden de gebruiksbeperkingen dan wel nazorg verwoord in het afsluitend op te stellen evaluatierapport. 4.6 Uitvoeringsfasen De werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de locatie worden zoveel mogelijk in één fase uitgevoerd. 4.7 Hinder voor derden en communicatie Hinder voor derden, met name omwonenden, dient tot een minimum te worden beperkt. Het is van belang dat alle van belang zijnde partijen voorafgaand aan de werkzaamheden op de hoogte worden gesteld van de aard van de werkzaamheden, de duur hiervan, eventuele hinder en mitigerende maatregelen hiervoor. Hiernaast is het van belang dat zij toegang hebben tot één centraal punt voor eventuele klachten. In de praktijk is de meest effectieve methode om binnen de algemene website van de gemeente Aalsmeer dan wel het projectgebied een deel in te richten specifiek voor onderhavig project met onder andere antwoorden op veel gestelde vragen en gegevens van contactpersonen. Hiernaast is het zinvol een vast aanspreekpunt in het veld aan te wijzen voor vragen van derden ter plaatse. De concrete rolverdeling dient in onderling overleg tussen de verschillende uitvoerende partijen te worden bepaald. 4.8 Aan-/afvoerroute aannemer De aannemer dient gebruik te maken van één in- en uitrit van en naar het werk. Dit betreft een vaste "rechts in, rechts uit" route vanaf/naar de Burgemeester Kasteleinweg (N196). 4.9 Ecologie Voor uitvoering van de sanerende werkzaamheden wordt een ecologische inventarisatie (Quick Scan) uitgevoerd. Eventuele te nemen maatregelen die hieruit voortvloeien, worden voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden gerealiseerd Archeologie Gezien de archeologische verwachtingswaarde voor het gebied is het uitvoeren van archeologisch (veld)onderzoek niet noodzakelijk. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

11 5. SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND 5.1 Algemeen De Provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor alle bodemverontreinigingen die een "geval van ernstige bodemverontreiniging" betreffen zoals genoemd in artikel 29 van de Wet bodembescherming. Conform artikel 2.1 uit de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 is er sprake van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" wanneer de gemiddelde concentratie in de grond van een verontreinigende parameter, met uitzondering van asbest, in 25 m³ en/of de gemiddelde concentratie in het grondwater van een verontreinigende parameter in 100 m³ bodem, de interventiewaarde van die parameter overschrijdt. Voor asbest in de grond is bij een overschrijding van de interventiewaarde altijd sprake van een "geval van ernstige bodemverontreiniging". Voor asbest is het voornoemde volumecriterium niet van toepassing. Opgemerkt wordt dat in enkele specifieke gevallen sprake kan zijn van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" zonder dat de interventiewaarde wordt overschreden. Dit geldt voor de volgende zogenaamde gevoelige situaties: - moestuin/volkstuin; - plaatsen waar vluchtige verbindingen in het freatische grondwater onder bebouwing aanwezig zijn in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de onverzadigde bodem; - plaatsen waar sprake is van gewasconsumptie en waar een verontreiniging met PCB s in de contactzone aanwezig is. Binnen het projectgebied is echter geen van deze gevoelige situaties aanwezig. Samengevat vallen de volgende verontreinigingen onder de bevoegdheid van de Provincie Noord- Holland: - verontreinigingen in de grond waarbij meer dan 25 m 3 bodem sterk verontreinigd (tot boven de interventiewaarde) is; - verontreinigingen met asbest in de grond tot boven de interventiewaarde. 5.2 Gevalsdefinitie Als gevolg van in het verleden aangebrachte verontreinigde grond alsmede de gebezigde bedrijfsactiviteiten is de grond op meerdere plaatsen sterk verontreinigd met hoofdzakelijk zware metalen en asbest en plaatselijk PAK en drins. Op basis van ruimtelijke, organisatorische en technische samenhang (artikel 42 Wbb) is er sprake van 8 "gevallen van ernstige bodemverontreiniging", waarvoor vanuit de Wet bodembescherming een saneringsnoodzaak geldt en die onder onderhavig saneringsplan vallen. Concreet betreffen dit spots 1A, 2A, 2B, 6A/B, 6C, 7A, 7D en 7E uit tabel 2.2 in hoofdstuk 2. De contouren zijn aangegeven op de kadastrale kaarten in bijlage 8. Verder is in overleg met de gemeente Aalsmeer besloten de bevoegdheid voor spot 1B (nieuw geval) over te dragen aan de provincie Noord-Holland. Deze spot valt derhalve eveneens onder de bevoegdheid van de provincie Noord-Holland. De voornoemde spots betreffen immobiele verontreinigingen in de grond aangezien het grondwater ter plaatse niet is verontreinigd tot boven de tussenwaarde. Aangezien deze verontreinigingen op relatief korte termijn (< 1 jaar) worden gesaneerd, is de spoedeisenheid hiervan niet vastgesteld. 5.3 Aanvullende uitgangspunten en voorwaarden Aanvullend op hoofdstuk 4 is het volgende aanvullende uitgangspunt/voorwaarde van toepassing: - het nemen van de controlemonsters van de putbodems en -wanden geschiedt conform SIKB BRL 6000, protocol De controlemonsters worden geanalyseerd op de desbetreffende saneringsparameters. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

12 5.4 Benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen Voor de uitvoering van de sanering zijn de volgende vergunningen, meldingen en toestemmingen van belang: - Aanvraag beschikking ernst en spoedeisendheid en instemming saneringsplan (meldingsformulier Wbb); - Beschikking; - Meldingen betreffende de start, het bereiken van de einddiepte en de beëindiging van de sanering. 5.5 Organisatorische aspecten Voordat met de uitvoering van de sanering wordt gestart dient dit saneringsplan, in drievoud, ter goedkeuring naar het bevoegde gezag Wet Bodembescherming (ofwel de Provincie Noord-Holland) te worden verzonden. Het saneringsplan ligt, na goedkeuring, bij de gemeente en de Provincie ter inzage. De wettelijke beoordelingstermijn bedraagt maximaal 6 tot 15 weken. De milieukundige begeleider meldt uiterlijk 2 weken voor de feitelijke aanvang van de sanering, de aanvangsdatum schriftelijk bij de Gedeputeerde Staten. Indien de sanering niet op de eerder gemelde datum wordt aangevangen meldt de milieukundige begeleiding dit eveneens schriftelijk aan Gedeputeerde Staten onder vermelding van een nieuwe aanvangsdatum. Gedeputeerde Staten wordt uiterlijk twee werkdagen van tevoren op de hoogte gesteld van het tijdstip waarop verwacht wordt dat de einddiepte van de ontgraving (indien van toepassing) wordt bereikt. Dit gebeurt voordat tot het aanvullen van de saneringsput wordt overgegaan. De beëindiging van de sanering wordt binnen één week schriftelijk aan Gedeputeerde Staten kenbaar gemaakt. Het evaluatierapport wordt uiterlijk binnen 13 weken in drievoud ter beschikking gesteld aan de Gedeputeerde Staten. 5.6 Geraamde saneringskosten De kosten voor het saneren van de "gevallen van ernstige bodemverontreiniging" worden geraamd op circa ,00 excl. BTW ( ,00 incl. BTW). Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

13 6. SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE INSPECTIE L&T 6.1 Algemeen De Inspectie Leefomgeving en Transport is bevoegd gezag voor alle verhardingslagen waarin de totaal gewogen asbestconcentratie de restconcentratienorm van 100 mg/kg d.s. overschrijdt. Verder wordt opgemerkt dat conform de Regeling nadere voorschriften asbestwegen Wms een asbestbevattende weg voorhanden gehouden mag worden, indien deze beschikt over een duurzame afscherming (asfalt). Voor de saneringslocatie geldt echter dat alle aanwezige verhardingen hun functie verliezen en derhalve dienen te worden verwijderd. 6.2 Gevalsdefinitie Uit het uitgevoerde bodemonderzoek komt naar voren dat binnen de saneringslocatie op drie plaatsen een verhardingslaag aanwezig is waarbij asbest de restconcentratienorm overschrijdt. Concreet betreffen dit spot 1-I, 3-I en 4-II uit tabel 2.3 in hoofdstuk Aanvullende uitgangspunten en voorwaarden Aanvullend op hoofdstuk 4 zijn de volgende aanvullende uitgangspunten en voorwaarden van toepassing: - het nemen van de controlemonsters van de putbodems en -wanden geschiedt conform SIKB BRL 6000, protocol 6001 en conform de NEN De controlemonsters worden kwantitatief geanalyseerd op asbest. Hiernaast wordt de putwanden en putbodems van de ontgravingsput geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen door de milieukundig begeleider; - gezien de omvang van de verontreiniging wordt, afwijkend op protocol 6001, voor de putbodems een maximaal bemonsteringsoppervlakte gehanteerd van 500 m 2 in plaats van 200 m Benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen Voor de uitvoering van de sanering zijn de volgende vergunningen, meldingen en toestemmingen van belang: - Melding asbesthoudende toegangsweg (melding bodemsignaal); - Instemming saneringsplan; - Melding betreffende de start van de sanering. 6.5 Organisatorische aspecten Voordat met de uitvoering van de sanering wordt gestart dient dit saneringsplan ter goedkeuring naar de Inspectie L&T te worden verstuurd. De milieukundige begeleider meldt uiterlijk 1 week voor de feitelijke aanvang van de sanering, de aanvangsdatum schriftelijk bij de Inspectie L&T. Indien de sanering niet op de eerder gemelde datum wordt aangevangen meldt de milieukundige begeleiding dit eveneens schriftelijk aan Inspectie L&T onder vermelding van een nieuwe aanvangsdatum. Het evaluatierapport wordt na afronding van de werkzaamheden ter beschikking gesteld aan de Inspectie L&T. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

14 7. SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN RIJNLAND 7.1 Algemeen Sinds 2009 vallen waterbodems niet meer onder de Wet Bodembescherming maar onder de Waterwet. Hiermee is het Hoogheemraadschap van Rijnland bevoegd gezag geworden voor werkzaamheden in de waterbodem. De enige uitzondering hierop betreft een waterbodemverontreiniging die afkomstig is vanaf de landbodem. Degelijke verontreinigingen vallen nog steeds onder de Wet bodembescherming. Opgemerkt wordt dat hiervan geen sprake is binnen de saneringslocatie. 7.2 Aanvullende uitgangspunten en voorwaarden Aanvullend op hoofdstuk 4 zijn de volgende aanvullende uitgangspunten en voorwaarden van toepassing: - voor het baggeren van de desbetreffende watergangen kan gekozen worden voor de volgende varianten: - baggeren in "den droge"; - baggeren in "den natte". Baggeren in "den droge" - bij het werken in "den droge" worden de desbetreffende watergangen drooggezet alvorens de waterbodem wordt ontgraven. Daar waar de watergangen in verbinding staan met andere, dient een fysieke barrière aangebracht te worden om te voorkomen dat de gehele watergang droog komt te staan; - voordat de watergangen worden drooggezet, dienen deze te worden leeggevist (zorgplicht vanuit de Flora en Faunawet). Hiernaast zijn mogelijk, vanuit ecologisch oogpunt, aanvullende maatregelen noodzakelijk. Eén en ander is afhankelijk van de resultaten van de nog uit te voeren ecologische inventarisatie (zie paragraaf 4.8). De ecologische werkzaamheden (inventarisatie, leegvissen, etc.) dienen te worden uitgevoerd/begeleid door een deskundige, zoals gesteld door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Baggeren in "den natte" - bij het werken in "den droge" worden de desbetreffende baggerspecie direct uit de desbetreffende watergangen ontgraven; - mogelijk zijn, vanuit ecologisch oogpunt, aanvullende maatregelen noodzakelijk. Eén en ander is afhankelijk van de resultaten van de nog uit te voeren ecologische inventarisatie (zie paragraaf 4.8). De ecologische werkzaamheden (inventarisatie, etc.) dienen te worden uitgevoerd/begeleid door een deskundige, zoals gesteld door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. 7.3 Benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen Voor de uitvoering van de sanering zijn de volgende vergunningen, meldingen en toestemmingen van belang: - Aanvraag watervergunning; - Watervergunning; - Toestemming onttrekken van grondwater (indien van toepassing); - Toestemming lozen van grondwater (indien van toepassing en niet op het riool). 7.4 Organisatorische aspecten Aangezien uit het meest recente onderzoek naar voren is gekomen dat er geen waterbodems aanwezig zijn die verontreinigd zijn tot boven de interventiewaarde, hoeft voor de werkzaamheden in de waterbodem geen, door het Hoogheemraadschap van Rijnland goed te keuren, werkplan opgesteld te worden. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

15 8. SPOTS ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE GEMEENTE AALSMEER 8.1 Algemeen Verontreinigingen die geen "geval van ernstige bodemverontreiniging" betreffen (zie definitie paragraaf 5.1) en verhardingslagen die geen asbest bevatten tot boven de restconcentratienorm (Afvalstoffenwet) vallen onder de bevoegdheid van de gemeente Aalsmeer. Hiernaast is voor zogenaamde "nieuwe gevallen van bodemverontreiniging" ontstaan na 1987 (asbest na 1993), artikel 13 (zorgplicht) uit de Wet bodembescherming van toepassing. Voor dergelijke verontreinigingen treedt de vergunningverlener Wet milieubeheer (gemeente Aalsmeer) als bevoegd gezag op. 8.2 Gevalsdefinitie Op de saneringslocatie is, na het uitvoeren van verscheidene bodemonderzoeken, gebleken dat een aantal (verontreinigings)spots aanwezig zijn die onder de bevoegdheid van de gemeente Aalsmeer vallen. Concreet betreffen dit spots 1C, 4A en 7B uit tabel 2.2 en de verhardingslagen, met uitzondering van de verhardingslagen van spots 1-I, 3-I en 4-II, uit tabel 2.3 in hoofdstuk Aanvullende uitgangspunten en voorwaarden Aanvullend op hoofdstuk 4 zijn de volgende aanvullende uitgangspunten en voorwaarden van toepassing: - indien in een putwand en/of -bodem verhardingsresten (bijvoorbeeld puin, slakken, koolas, asbest, etc.) aanwezig zijn, vindt verificatie plaats van de desbetreffende putwand/-bodem. Deze verificatie wordt uitgevoerd gebaseerd op SIKB BRL 6000, protocol De verificatiemonsters worden geanalyseerd op de desbetreffende verdachte parameters. Zie hoofdstuk 9 hoe wordt omgegaan met onvoorziene zaken; - een deel van de vrijkomende baggerspecie kan, direct dan wel na rijping, binnen het projectgebied worden toegepast (zie tabel 2.4). Opgemerkt wordt dat voor ontwatering een tijdelijk (maximaal 3 jaar) weilanddepot kan worden ingericht. Dit dient te worden gemeld bij de gemeente Aalsmeer. Belangrijkste uitgangspunten van het toepassen binnen het projectgebied zijn het voorkomen van hinder (bijvoorbeeld onvoldoende draagkracht, etc.) en de wensen van de opdrachtgever. Baggerspecie die niet wordt toegepast binnen het projectgebied dient te worden afgevoerd naar een daarvoor geschikte verwerkingslocatie; - indien vrijkomende baggerspecie niet direct wordt toegepast of afgevoerd, kan deze tijdelijk in depot worden geplaatst. Hiervoor kunnen de aanwezige waterbassins op locatie 7 worden gebruikt. Opgemerkt wordt dat partijen baggerspecie, conform artikel van de Regeling bodemkwaliteit, uitsluitend mogen worden vermengd indien: - deze in dezelfde bodemkwaliteitsklasse zijn ingedeeld en; - zijn gekeurd en samengevoegd overeenkomstig BRL 9335 of BRL 7500 door een persoon of instelling die daarvoor door Bodem+ erkend is. - het toepassen van de baggerspecie dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Besluit bodemkwaliteit; - het toepassen van de baggerspecie dient te worden gemeld bij het desbetreffende bevoegd gezag (zie ook paragraaf 8.3) met uitzondering van: - het verspreiden op aangrenzende percelen; - toepassen van schone baggerspecie in hoeveelheden kleiner dan 50 m Benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen Voor de uitvoering van de sanering zijn de volgende vergunningen, meldingen en toestemmingen van belang: - Aanvraag instemming saneringsplan; - Instemming; - Toestemming lozen van grondwater op gemeentelijk (vuilwater)riool (indien van toepassing). Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

16 8.5 Organisatorische aspecten Voordat met de uitvoering van de sanering wordt gestart, dient dit saneringsplan ter instemming naar de gemeente Aalsmeer te worden verzonden. Het evaluatierapport wordt na afronding van de werkzaamheden ter beschikking gesteld aan de Gemeente Aalsmeer. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

17 9. OMGAAN MET ONVOORZIENE ZAKEN Ondanks dat op de locatie meerdere bodemonderzoeken zijn uitgevoerd, bestaat altijd de kans dat tijdens graafwerkzaamheden onvoorziene zaken worden aangetroffen (bijvoorbeeld asbestnesten, stortputten, carbolineumverontreinigingen, etc.). Indien hier sprake van is, wordt gebruik gemaakt van onderstaand stappenplan om hiermee adequaat om te gaan. Zie verder ook onderdeel D uit hoofdstuk 11. A) Bepalen van het compartiment: A. Bodem; B. Waterbodem; C. Verhardingslaag. B) Informeren bevoegde gezagen. Vervolgens vaststellen van de kwaliteit en omvang (visueel en/of op basis van analyses). Bodem (A) en Waterbodem (B) Verhardingslagen (C) Sterk verontreinigd? Nee Geen verdere actie Sterk verontreinigd met asbest? Ja Vaststellen omvang Vaststellen omvang Verder met stap 3 Verder met stap 3 C) Doorgeven wijziging aan bevoegd gezag. Bodem (A) Opmerking: In overleg met de gemeente Aalsmeer, d.d. 4 juni 2015, is besloten de bevoegdheid voor 'nieuwe gevallen van bodemverontreiniging' over te dragen aan de provincie Noord-Holland. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

18 Waterbodem (B) Bron op landbodem? Ja Nee Hoogheemraadschap van Rijnland Provincie Noord- Holland Verhardingslagen (C) Sterk verontreinigd met asbest? Ja Nee Gemeente Aalsmeer Inspectie L&T D) Na instemming wijziging; saneren/verwijderen spot conform onderhavig sanerings-/werkplan met inachtneming eventuele aanvullende eisen vanuit het bevoegd gezag. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

19 10. WERKZAAMHEDEN De werkzaamheden worden uitgevoerd conform de doelstelling zoals beschreven in hoofdstuk 1. Onderstaand worden de verschillende werkzaamheden verder uitgewerkt. A) Voorbereiding In deze fase worden diverse voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd: - gezien de locatiespecifieke omstandigheden, is het aannemelijk dat eventueel vrijkomend grondwater op het gemeentelijk (vuilwater)riool zal worden geloosd. Indien dit niet mogelijk is, zal lozen op het oppervlaktewater de voorkeur hebben gevolgd door retourinfiltratie. Voor het onttrekken en lozen (met uitzondering van lozen op het riool) van het grondwater zal een vergunning / melding verricht dienen te worden bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Indien op het riool wordt geloosd, dient vooraf een melding te worden ingediend bij de gemeente Aalsmeer. Deze werkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de aannemer; - alvorens aan te vangen met de graafwerkzaamheden dient de aannemer zich op de hoogte te stellen van de ligging van kabels en leidingen (KLIC-melding). De milieukundige begeleider is hiervoor niet verantwoordelijk; - voorafgaand aan de werkzaamheden dient door de aannemer een uitvoeringsplanning te worden gemaakt waaruit onder andere de werkvolgorde en benodigde tijd per onderdeel duidelijk naar voren komen; - omwonenden worden door de opdrachtgever of aannemer op de hoogte gesteld van de geplande werkzaamheden inclusief de eventueel mogelijke beperkingen en consequenties. Indien nodig dienen verkeerstechnische voorzieningen te worden getroffen. B) Inrichten werkterrein Voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden dienen eventuele opstallen en verhardingen te worden verwijderd en kort voor de start van de werkzaamheden, indien eventueel aanwezige begroeiing een belemmering vormt voor de uit te voeren werkzaamheden, dient het gebied gemaaid te worden. Hiernaast dient het maaiveld te worden opgeschoond. Tevens worden diverse maatregelen genomen, met betrekking tot de veiligheid zoals het afzetten van de locatie middels hekken voorzien van bebording (zie hoofdstuk 12). Opgemerkt wordt dat aandacht dient te worden besteed aan Flora en Fauna (zie ook paragraaf 4.8) in verband met de doorlooptijd van vergunningen/ontheffingen. C) Droogzetten Watergangen Voor zover van toepassing dient voorafgaande aan de werkzaamheden de watergang onder ecologische begeleiding te worden leeggevist. Om de op te graven waterbodem goed te kunnen inspecteren op onvoorziene zaken, worden de desbetreffende watergangen eerst drooggezet, zodat de werkzaamheden in "den droge" kunnen worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat watergangen worden drooggezet waar geen werkzaamheden worden uitgevoerd, dient een fysieke barrière te worden aangebracht ter plaatse van aangesloten watergangen. D) Ontgraven (verontreinigd) materiaal De ontgraving dient in den droge te geschieden. De graafwerkzaamheden dienen onder toezicht van de milieukundige begeleider te worden uitgevoerd. De milieukundige begeleider bepaalt middels (tussen)bemonstering, de voorgaande bodemonderzoeken en/of zintuiglijke waarnemingen de ontgravingscontour (zie hoofdstuk 11: Milieukundige begeleiding). Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

20 Voor vrijkomende grond ten behoeve van fase 2 (zie paragraaf 4.1) geldt dat: - grond die voldoet aan de klasse 'Industrie' elders wordt toegepast ter plaatse van een geschikte toepassinglocatie, grootschalige bodemtoepassing of gelijkwaardig. Voorafgaand aan de toepassing van deze grond kan het, afhankelijk van de toepassingslocatie, nodig zijn de kwaliteit indicatief dan wel conform AP04 vast te stellen; - grond die voldoet aan de klasse 'Wonen' of beter binnen het projectgebied wordt toegepast. Waterbodem Binnen de saneringslocatie zijn twee droogstaande waterbassins aanwezig (locatie 7). Deze kunnen worden gebruikt voor het tijdelijk in depot opslaan van de vrijkomende waterbodem alvorens deze af te voeren. Zie voor nadere informatie paragraaf 7.2 en onderdeel H. E) Bemaling ontgravingsput en lozen grondwater Bemalen kan nodig zijn om in den droge te kunnen werken indien ontgraving van spots plaatsvindt onder de grondwaterstand. Het lozen van vrijkomend grondwater wordt in overleg met de waterkwaliteitsbeheerder afgestemd. In dit stadium is het nog onduidelijk of bemaling noodzakelijk is en wat, organisatorisch gezien en afhankelijk van de kwaliteit van het te lozen water, het meest praktische lozingspunt is (oppervlaktewater, omliggend maaiveld en/of riool). Afhankelijk van de kwaliteit kan het tevens noodzakelijk zijn voorbehandeling toe te passen op het onttrokken water alvorens het kan worden geloosd. Zie ook onder punt A. F) Afvoeren (verontreinigd) materiaal De vrijkomende sterk verontreinigde grond en verhardingslagen, waarin asbest de restoncentratienorm overschrijdt, dienen onder begeleiding van een afvalstroomnummer te worden afgevoerd naar een door de overheid erkende verwerkingsinstallatie. Per te onderscheiden afvoerstroom, per desbetreffende spot en afwijkende grondlaag, dient een separaat afvalstroomnummer te worden gehanteerd. Voor het laden van de transportvoertuigen gelden de volgende voorschriften: - de te laden voertuigen dienen schoon op de locatie aan te komen; - de voertuigen dienen, binnen de grenzen van de saneringslocatie, het aantal reisbewegingen tot een minimum te beperken; - ramen en ventilatievoorzieningen dienen te worden afgesloten of te worden uitgezet; - de chauffeur dient voorafgaand op de hoogte te worden gesteld van de geldende regels en voorschriften; - het aantal laadplaatsen dient tot een minimum beperkt te worden (liefst één); - ter plaatse, waar de voertuigen worden geladen, dient een tijdelijke verharding (indien nodig rijplaten) aanwezig te zijn zodat de banden niet in contact kunnen komen met de verontreinigde grond; - er dient een borstelplaats aanwezig te zijn die door vertrekkende vrachtwagens dient te worden gebruikt, zodat deze de locatie schoon verlaten; - het voertuig dient te zijn voorzien van een bak met bovenafdichting; - bij transport van mobiele verontreinigingen dient te bak vloeistofdicht te zijn. In tabellen 2.2 en 2.4 uit hoofdstuk 2 worden de verwerkingsmogelijkheden aangegeven voor de verschillende materiaalstromen. G) Aanvullen Na de ontgravingswerkzaamheden en eindcontrolemonstername, waaruit blijkt dat de terugsaneerwaarde is behaald, worden de ontgravingsputten aangevuld met grond van binnen het projectgebied dan wel het omliggend maaiveld (mits de saneringsdoelstelling is behaald). Indien grond van buiten de locatie wordt toegepast, dient deze grond minimaal aan de klasse 'Wonen' te voldoen. In het laatste geval dient een geldig milieuhygiënisch bewijsmiddel, zoals omschreven in het Besluit bodemkwaliteit, beschikbaar te worden gesteld waaruit blijkt dat de grond (minimaal) voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen' of beter. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

21 Om te voorkomen dat het "schone" aanvulmateriaal verontreinigd wordt in het geval van een achtergebleven restverontreiniging, dienen zowel de bodem als de wanden van de ontgravingsput te worden voorzien van vloeistofdichte folie (bij mobiele verontreinigingen) of geodoek (wanneer geen waterdichte constructie mag plaatsvinden en sprake is van immobiele verontreinigingen). H) Depots Algemeen Indien tijdens de uitvoering blijkt dat direct afvoeren niet mogelijk/wenselijk, bijvoorbeeld als blijkt dat vrijkomende afvalstromen gescheiden kunnen worden middels zeven, dan wordt het vrijgekomen materiaal, op aangeven van de milieukundige begeleider, in tijdelijke depots geplaatst. Ieder separaat depot dient te worden voorzien van een duidelijke aanduiding waaruit onder andere de herkomst (bijvoorbeeld spotnummer) en (indicatieve) kwaliteit naar voren komen. De eventueel in te richten depots dienen te kunnen worden afgesloten en het materiaal mag niet vermengd worden met de onderliggende bodem. Vermenging kan worden voorkomen door een signaleringsdoek aan te brengen tussen de partij en onderliggende bodem. De onderlinge depots mogen eveneens niet met elkaar vermengd raken. Met olieproducten- en / of asbest verontreinigde grond mag uitsluitend tijdelijk (tijd die benodigd is voor ontgraven, bewerken en transport) op de saneringslocatie in depot worden geplaatst en dient te worden voorzien van een vloeistofdichte boven- en onderafdichting. Een eventueel depot van grond wat verontreinigd is met minerale olie dient bij voorkeur binnen de verontreinigingcontour te worden opgeslagen. Opgemerkt wordt dat hierbij zorg dient te worden gedragen dat het vervluchtigen van eventueel aanwezige vluchtige componenten niet mag leiden tot overlast/hinder voor de nabije omgeving en omwonenden. De milieukundige begeleider houdt in een logboek een administratie bij van de partijen die in depot geplaatst zijn (o.a. type materiaal, type verontreiniging, hoeveelheid). De desbetreffende materialen die in depot worden geplaatst, mogen maximaal 6 maanden in depot worden opgeslagen. Materiaalstromen Er zijn een aantal materiaalstromen te identificeren die (tijdelijk) in depot kunnen worden geplaatst: A) te saneren spots (sterk verontreinigde grond en niet-toepasbare verhardingslagen; zie tabel 2.2 en 2.3); B) (indicatief) niet-toepasbare grond en waterbodem (zie tabel 2.2 en tabel 2.3); C) toepasbare verhardingslagen (zie tabel 2.3); D) (indicatieve) klasse 'Industrie' grond (zie bijlage 6); E) (indicatieve) klasse 'Wonen' en 'Altijd toepasbare' grond (zie bijlage 6). Vaststellen milieuhygiënische kwaliteit materiaalstromen Afhankelijk van de kwaliteit van de materiaalstroom en de beoogde bestemming hiervoor, kan het nodig/zinvol zijn de kwaliteit hiervan vooraf vast te stellen. Over het algemeen geldt dat kan worden volstaan met een indicatieve partijkeuring, zijnde niet conform AP04, indien het materiaal buiten het projectgebied wordt toegepast op basis van de Bodemkwaliteitskaart binnen de regio Amstelland- Meerlanden of als dit afdoende is voor de afvoer naar een verwerker. In alle andere gevallen wordt een partijkeuring conform AP04 wordt uitgevoerd. Voor materiaalstroom A geldt dat deze ten alle tijden als sterk verontreinigde grond dan wel niettoepasbare verhardingslaag dient te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De milieuhygiënische kwaliteit hiervan wordt hooguit (nogmaals) vastgesteld in het kader van de reinigbaarheid. Verder geldt voor materiaalstroom B dat de milieuhygiënische kwaliteit hiervan hooguit (nogmaals) wordt vastgesteld in het kader van de definitieve afzet hiervan bij een erkende verwerkingslocatie. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

22 Voor materiaalstroom C geldt in principe hetzelfde als materiaalstroom B. Aanvullend hierop kan worden besloten het materiaal te zeven. Na zeven wordt de milieuhygiënisch kwaliteit van zowel de zeeffractie als het zeefresidu vastgesteld voor de definitieve afvoer hiervan naar een verwerker of toepassing hiervan op basis van het Besluit bodemkwaliteit. Materiaalstroom D is, naar verwachting, her te gebruiken binnen een werk. Hiervoor zal voorafgaand de milieuhygiënische kwaliteit worden vastgesteld. De wijze waarop dit wordt vastgesteld is afhankelijk van de beoogde toepassingslocatie (zie boven). Materiaalstroom E zal zoveel mogelijk binnen het projectgebied worden toegepast. Voor het toepassen binnen het projectgebied zelf hoeft de milieuhygiënische kwaliteit niet (nogmaals) te worden vastgesteld, tenzij er, op basis van zintuiglijke waarnemingen, wordt vermoedt dat deze grond binnen een minder schone kwaliteitsklasse valt. Tevens kan een deel van het materiaal mogelijk niet binnen het projectgebied worden toegepast. Voor het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit geldt hetzelfde als voor materiaalstroom D. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

23 11. MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING EN EVALUATIE Tijdens uitvoering van de in hoofdstuk 10 genoemde werkzaamheden is een milieukundige, verantwoordelijk voor de processturing en verificatie (milieukundige begeleider) aanwezig op de locatie. Taken die onder verantwoordelijkheid van de milieukundige begeleider vallen, zijn: A) toezicht houden op uitvoering van de werkzaamheden volgens het saneringsplan; B) aangeven ontgravingscontouren, aansturen saneringswerkzaamheden; C) aangeven en registreren van depot(s) waarin de (te) ontgraven materialen opgeslagen dienen te worden; D) aangeven mogelijkheden om bij te sturen in geval van afwijkingen; E) bijhouden in logboek: alle werkzaamheden en afwijkingen (ten behoeve van evaluatierapport); F) eindbemonstering (conform de geldende richtlijnen); G) opstellen evaluatierapport. Onderstaand worden de verschillende werkzaamheden verder uitgewerkt. A) Toezicht houden op uitvoering van de werkzaamheden volgens saneringsplan De milieukundige begeleider houdt toezicht of de werkzaamheden conform het saneringsplan worden uitgevoerd en meldt afwijkingen bij de opdrachtgever/directievoerder en/of eventueel het bevoegd gezag. De milieukundige begeleider houdt geen toezicht of de werkzaamheden conform bestek worden uitgevoerd en de milieukundige begeleider is ook niet verantwoordelijk voor de werkzaamheden zelf. B) Aangeven ontgravingscontour, aansturen saneringswerkzaamheden De milieukundige begeleider bepaalt middels de gegevens uit de uitgevoerde bodemonderzoeken, zintuiglijke waarnemingen en het nemen van controlemonsters uit putwand en putbodem de ontgravingscontour. De wijze van (tussen)bemonstering geschiedt conform de eisen voor eindbemonstering uit protocol 6001 (zie onderdeel F). C) Aangeven van depot waarin de (te) ontgraven materialen opgeslagen dienen te worden Indien tijdens de werkzaamheden wordt besloten om tijdelijke depots in te richten, geldt het volgende: Op basis van de onderzoeksresultaten, zintuiglijke waarnemingen en de controlemonsters stelt de milieukundige begeleider vast in welk depot de partij geplaatst wordt. De milieukundige begeleider houdt in een logboek een administratie bij van de partijen in depot. De depots dienen te worden voorzien van een (houten) bord waaruit blijkt wat de herkomst, aard en kwaliteit van de grond is. D) Aangeven mogelijkheden om bij te sturen in geval van afwijkingen In geval van afwijkingen op het saneringsplan geeft de milieukundig begeleider aan bevoegd gezag, in overleg met de opdrachtgever / directie, aan wat aangetroffen is en wat de mogelijkheden zijn om bij te sturen. Mogelijke afwijkingen zijn: - het in de bodem aantreffen van een nevenverontreiniging; - de hoeveelheid vrij te komen materiaal is meer dan verwacht; - een verontreinigingssituatie in het veld welke anders is dan vooraf beschreven of verwacht werd; - (grond)wateroverlast; - een andere verwerkingsmethode voor het vrijgekomen bodemmateriaal is nodig; - het in de bodem aanwezig zijn van onvoorziene ondergrondse werken, kabels en leidingen of fundatie(resten); - archeologische vondsten, explosieven, etc; - de sanering duurt langer (of korter) dan was verwacht. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

24 E) Bijhouden in logboek: alle werkzaamheden en afwijkingen (ten behoeve van evaluatierapport) Door de milieukundige begeleider worden in een logboek volgende zaken vastgelegd: - algemene projectgegevens; - verrichte werkzaamheden incl. ontgravingscontour; - registratie van hoeveelheden middels weegbonnen (afvoer en aanvoer) of schattingen (depots); - monsterneming (aantallen, geïdentificeerd en vastgelegd op tekening); - onderbouwing van beslissingen met betrekking tot afwijkingen op het saneringsplan (zoals eerder stoppen met graven of juist verder graven dan gepland); - monsterneming depots; - beoordeling van de analyseresultaten; - bijzonderheden, bijzondere situaties en afwijkingen (foto s); - gemaakte afspraken. F) Eindbemonstering De milieukundige begeleider is verantwoordelijk voor de eindbemonstering van de putbodems, putwanden en grondwater ter verificatie van de saneringsdoelstelling. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie geschiedt de eindbemonstering conform de eisen voor eindbemonstering uit het protocol 6001 (zie paragrafen 5.3, 6.3 en 8.3). G) Opstellen evaluatierapporten Na afronding van de werkzaamheden wordt door de milieukundige begeleiding, per bevoegd gezag, een evaluatierapportage opgesteld en ingediend bij het desbetreffende bevoegd gezag dat minimaal de volgende onderdelen bevat: - algemene projectgegevens; - aanleiding en doel werkzaamheden; - beschrijving locatie en type verontreiniging; - achtergrondinformatie (verwijzing naar saneringsplan, relevante betrokkenen, etc.); - uitvoering (registraties hoeveelheden, registratie afwijkingen, etc.); - tussen-, eindbemonstering en analyse; - conclusies en aanbevelingen; - bijlagen, inclusief tekeningen. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

25 12. VEILIGHEID EN GEZONDHEID De locatie is alleen toegankelijk voor personen die functioneel aanwezig zijn met betrekking tot de werkzaamheden. Alle personen die de locaties betreden, dienen te worden geregistreerd. De uitvoerende aannemer is verantwoordelijk voor het opstellen van een, door een veiligheidskundige goedgekeurd, V&G plan uitvoeringsfase alsmede het definitief vaststellen van de veiligheidsklassen. Voor een indicatie van de te hanteren veiligheidsklasse wordt verwezen naar het nog op te stellen V&G plan ontwerpfase. Gedetailleerde afspraken omtrent veiligheid en gezondheid dienen nog gemaakt en vastgelegd te worden in overleg met de opdrachtgever, bevoegd gezag en de aannemer. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

26 13. BETROKKEN PARTIJEN EN PLANNING 13.1 Betrokken partijen In onderstaande tabel worden de betrokken instanties weergegeven inclusief hun betrokkenheid en/of verantwoordelijkheid. Betrokkenheid / verantwoordelijkheid Opdrachtgever/ saneerder Bevoegde gezagen (vergunningverlener Wbb, Bbk en Waterwet) Instantie Gemeente Aalsmeer Contactpersoon: de heer R.J. van Lammeren Postbus AG AALSMEER Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland Contactpersoon: de heer Ing. M.J.J. Schouten Postbus DA HAARLEM Inspectie Leefomgeving en Transport Contactpersoon: nader te bepalen Postbus BD DEN HAAG Hoogheemraadschap van Rijnland Contactpersoon: nader te bepalen Postbus AD LEIDEN Gemeente Aalsmeer Contactpersoon: nader te bepalen Postbus AG AALSMEER Toezichthouder (Wbb en Bbk) Milieukundige begeleiding (BRL SIKB 6000 gecertificeerd en erkend) Inspectie SZW Directievoering Kwaliteitsbeheerder te lozen water Aannemer (BRL 7000 gecertificeerd en erkend) Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied Contactpersoon: nader te bepalen Postbus EE ZAANDAM VanderHelm Milieubeheer B.V. Contactpersoon: J.A.W. van der Ploeg, MSc Nobelsingel XA Berkel en Rodenrijs Inspectie SZW Postbus AV UTRECHT Nader te bepalen Nader te bepalen (gemeente en/of waterschap) Nader te bepalen Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

27 Afzetlocatie(s) (verontreinigde) grond, verhardingslagen en/of baggerspecie Transporteur(s) Nader te bepalen Nader te bepalen 13.2 Planning De planning is om de werkzaamheden in het tweede kwartaal van 2016, zo snel mogelijk nadat goedkeuring/instemming is verkregen op onderhavig sanerings-/werkplan en het aanbestedingstraject is afgerond, uit te voeren. Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO

28 BIJLAGE 1: LOKALE SITUATIEKAART = Locatie Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO BIJLAGEN

29 BIJLAGE 2: TEKENING HUIDIGE SITUATIE Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO BIJLAGEN

30

31 BIJLAGE 3: TOEKOMSTIGE SITUATIE Figuur B3.1: Impressie vanuit vogelvluchtperspectief Figuur B3.2: Impressie voorbeeldverkaveling Sanerings-/werkplan Noordvork/Polderzoom te Aalsmeer Projectcode: AMNO BIJLAGEN