Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de carrosserieherstelen carrosseriebouwbedrijven

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de carrosserieherstelen carrosseriebouwbedrijven"

Transcriptie

1 Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de carrosserieherstelen carrosseriebouwbedrijven

2

3 Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de carrosserieherstelen carrosseriebouwbedrijven E. Hooyberghs, L. Minère 1, F. Imans 1, S. Vanassche, P. Claeys en K. Vrancken 1 BECO Groep, Sint-Elisabethstraat 38a, 2060 ANTWERPEN

4 Academia Press - Gent Eekhout Gent Deze uitgave kwam tot stand in het kader van het project Vlaams kenniscentrum voor de Beste Beschikbare Technieken en bijhorend Energie en Milieu Informatie Systeem (BBT/EMIS) van het Vlaams Gewest. Initiatiefnemers van BBT/EMIS zijn de ministers voor Wetenschapsbeleid en voor Leefmilieu, de Vlaamse Administraties Leefmilieu (AMINAL) en Economie (Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie) en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek. Voor de sturing en begeleiding verleenden ook IWT, OVAM, VLM, VMM en de betrokken bedrijfstakorganisaties hun medewerking. Hoewel al het mogelijke gedaan is om de accuraatheid van de studie te waarborgen, kunnen noch de auteurs, noch Vito, noch het Vlaams Gewest aansprakelijk gesteld worden voor eventuele nadelige gevolgen bij het gebruik van deze studie. Specifieke vermeldingen van procédés, merknamen, enz. moeten steeds beschouwd worden als voorbeelden en betekenen geen beoordeling of engagement. De gegevens uit deze studie zijn geactualiseerd tot februari De uitgaven van Academia Press worden verdeeld door: Wetenschappelijke Boekhandel J. STORY-SCIENTIA BVBA Sint-Kwintensberg Gent Tel. (09) Fax (09) Voor Nederland: Ef & Ef Eind BH Thorn Tel Fax E. Hooyberghs, L. Minère, F. Imans, S. Vanassche, P. Claeys en K. Vrancken Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven Gent, Academia Press, 2005, xi pp. Opmaak: proxess.be ISBN Wettelijk Depot: D/2006/4804/68 Bestelnummer U 847 NUR1 978 Voor verdere informatie, kan u terecht bij: BBT-kenniscentrum VITO Boeretang 200 B-2400 MOL Tel. 014/ Fax 014/ bbt@vito.be Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5 TEN GELEIDE TEN GELEIDE In opdracht van de Vlaamse Regering is bij VITO, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, in 1995 een Vlaams kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken opgericht. Dit BBT-kenniscentrum heeft als taak informatie te verspreiden over milieuvriendelijke technieken in bedrijven. Doelgroepen voor deze informatie zijn milieuverantwoordelijken in bedrijven en de overheid. De uitgave van dit boek kadert binnen deze opdracht. Het BBT-kenniscentrum wordt, samen met het zusterproject EMIS ( begeleid door een stuurgroep van het Vlaams Gewest met vertegenwoordigers van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Energie, de administraties Leefmilieu (AMINAL), Economie (ANRE) en Wetenschapsbeleid (AWI) en de instellingen IWT, OVAM, VLM en VMM. Milieuvriendelijke technieken zijn erop gericht de milieuschade die bedrijven veroorzaken te beperken. Het kunnen technieken zijn om afvalwater en afgassen te zuiveren, afval te verwerken of bodemvervuiling op te ruimen. Veel vaker betreft het echter preventieve maatregelen die de uitstoot van vervuilende stoffen voorkomen en het energie- en grondstoffenverbruik reduceren. Indien dergelijke technieken, in vergelijking met alle gelijkaardige technieken, het best scoren op milieugebied én indien ze bovendien betaalbaar blijken, spreken we over Beste Beschikbare Technieken of BBT. Milieunormen die aan bedrijven worden opgelegd, zijn in belangrijke mate gebaseerd op de BBT. Zo zijn de Vlarem II sectorale normen vaak een weergave van de mate van milieubescherming die met de BBT haalbaar is. Het bepalen van de BBT is daarom niet alleen nuttig als informatiebron voor bedrijven, maar ook als referentie waarvan de overheid nieuwe milieunormen kan afleiden. In bepaalde gevallen verleent de Vlaamse overheid ook subsidies aan bedrijven als deze investeren in de BBT. Het BBT-kenniscentrum werkt BBT-studies uit per bedrijfstak of per groep van gelijkaardige activiteiten. Deze studies beschrijven de BBT en geven achtergrondinformatie. De achtergrondinformatie laat milieuambtenaren toe de dagelijkse bedrijfspraktijk beter aan te voelen en geeft bedrijfsverantwoordelijken aan wat de wetenschappelijke basis is voor de verschillende milieuvoorwaarden. De BBT worden getoetst aan de vergunningsnormen en de regels inzake ecologiepremie die in Vlaanderen van kracht zijn. Soms zijn suggesties gedaan om deze normen en regels te verfijnen. Het verleden heeft geleerd dat de Vlaamse Overheid de gesuggereerde verfijningen vaak effectief gebruikt voor nieuwe Vlarem-reglementering en voor de ecologiepremie. In afwachting hiervan moeten ze echter als niet-bindend worden beschouwd. BBT-studies zijn het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, bezoeken aan bedrijven, samenwerking met sectorexperts, het bevragen van leveranciers, uitgebreide contacten met bedrijfsverantwoordelijken en ambtenaren, etc. Het spreekt voor zich dat de geschetste BBT overeenkomen met een momentopname en dat niet alle BBT nu en in de toekomst in dit werk opgenomen kunnen zijn. Vlaams BBT-Kenniscentrum i

6

7 LEESWIJZER LEESWIJZER Hoofdstuk 1 Inleiding licht eerst het begrip Beste Beschikbare Technieken toe en de invulling ervan in Vlaanderen en schetst vervolgens het algemene kader van voorliggende BBT-studie. Ondermeer het voornemen, de hoofddoelstellingen en de werkwijze van deze BBT-studie worden hierbij verduidelijkt. Hoofdstuk 2 Socio-economische en milieu-juridische situering van de sector is een socio-economische doorlichting van de sector van carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven. In dit hoofdstuk wordt het belang weergegeven van de sector met aantal en omvang van de bedrijven, de tewerkstelling en de omzet. Dit laat ons toe de economische gezondheid en de draagkracht van de sector in te schatten, wat van belang is bij het beoordelen van de haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Daarnaast worden de voornaamste wettelijke bepalingen opgesomd die op carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven van toepassing (kunnen) zijn. Een overzicht van de globale milieu-impact van de sector besluit het hoofdstuk. Hoofdstuk 3 Procesbeschrijving beschrijft in detail de procesvoering in carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven. Voor elk van de processtappen wordt de bijbehorende milieuproblematiek geschetst. De verschillende deelprocessen bij carrosserieherstelbedrijven zijn het maken van het bestek, de demontage, het plaatwerk, de voorbehandeling, het spuitwerk, de montage en aflevering. Deelprocessen bij carrosseriebouwbedrijven zijn het opstellen van de schets, de chassis- en opbouwconstructie, het spuitwerk, de eindmontage en aflevering. Hoofdstuk 4 Beschikbare milieuvriendelijke technieken licht de verschillende maatregelen toe die in carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven voorzien zijn of geïmplementeerd kunnen worden om milieuhinder te voorkomen of te beperken. De beschikbare milieuvriendelijke maatregelen worden voor de relevante milieudisciplines (water, lucht, bodem, afval, geur, geluid en energie) per processtap besproken. Indien noodzakelijk werden de technieken verder gedetailleerd in aparte technische fiches in bijlage 2. In totaal worden 48 maatregelen voorgesteld, waarvan 13 in aparte technische fiches. Hoofdstuk 5 Selectie van de Beste Beschikbare Technieken evalueert de milieuvriendelijke maatregelen die in hoofdstuk 4 beschreven zijn naar hun technische haalbaarheid, impact op het milieu en kostprijs (tegenover milieuwinst). De hieruit geselecteerde technieken worden als BBT beschouwd voor de sector, haalbaar voor een gemiddeld bedrijf. Daarnaast wordt ook een overzicht gegeven van de evolutie van de BBT uit de vorige BBTstudie voor de koetswerkherstelbedrijven van Hoofdstuk 6 Aanbevelingen op basis van de Beste Beschikbare Technieken geeft suggesties om de bestaande milieuregelgeving te concretiseren en/of aan te vullen. In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke van de milieuvriendelijke technieken in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader van de ecologiepremie. Enkele innovatieve technieken worden aangegeven waarvoor bijkomend onderzoek en/of technologische ontwikkelingen vereist zijn vooraleer ze toegepast kunnen worden in de sector. Vlaams BBT-Kenniscentrum iii

8

9 INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL TEN GELEIDE LEESWIJZER SAMENVATTING ABSTRACT i iii ix xi Hoofdstuk 1. INLEIDING Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen Definitie Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid Het Vlaams kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken De BBT-studie Carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven Doelstellingen van de studie Voortgang tegenover de vorige BBT-studie (1996) Inhoud van de studie Begeleiding en werkwijze Hoofdstuk 2. SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Afbakening en omschrijving van de sector Afbakening van de BBT-studie Technische omschrijving NACE-BEL indeling Socio-economische kenmerken van de sector Aantal bedrijven Omvang van de bedrijven De tewerkstelling Evolutie van de omzet en investeringen Financiële ratio s Conclusie Draagkracht van de bedrijfstak Interne concurrentie Macht van de leveranciers Macht van de afnemers (klanten) Dreiging van substituten Potentiële toetreders (binnendringers) Algemene conclusie concurrentieanalyse Milieujuridische aspecten Inleiding Vlaams BBT-Kenniscentrum v

10 INHOUDSTAFEL Vlarem I Vlarem II Vlarea en Interregionaal Samenwerkingsakkoord voor Verpakkingsafval Bodemsaneringsdecreet en Vlarebo Overige regelgeving Milieu-impact van de sector Kwantificering van de totale VOS-emissie door carrosserieherstel en carrosseriebouw in Vlaanderen Kwantificerirg van de stof uitstoot van een spuitcabine Hoofdstuk 3. PROCESBESCHRIJVING Processtappen Carrosserieherstel Carrosseriebouw Bestek maken Demontage Demontage van carrosseriedelen Demontage van mechanische en elektrische onderdelen Demontage van interieuronderdelen Milieuaspecten demontage Plaatwerk Richten Algemeen plaatwerk Plamuren en schuren Vervangen van plaatonderdelen Vervangen van chassisonderdelen Milieuaspecten plaatwerk Voorbehandeling Ontvetten Spuiten en schuren van grondlaag Behandelen van inwendige delen Reinigen en afplakken van wagen Milieuaspecten voorbehandeling Spuitwerk Aanmaken van verf Spuiten Drogen Reinigen van spuitpistool en recipiënten Milieuaspecten spuitwerk Montage en aflevering Wegnemen van afplakmateriaal Montage van onderdelen Carrosserie- en interieurreiniging Milieuaspecten montage en aflevering vi Vlaams BBT-Kenniscentrum

11 INHOUDSTAFEL 3.8. Specifieke aspecten carrosseriebouw Schets carrosseriebouw Chassisconstructie Opbouwconstructie Spuitwerk Eindmontage en aflevering Hoofdstuk 4. MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Milieuvriendelijke technieken demontage Voorkomen afvalstoffen tijdens demontage Voorkomen bodem- en luchtverontreiniging tijdens demontage Milieuvriendelijke technieken plaatwerk Afvalscheiding Voorkomen afvalstoffen tijdens plamuren Afzuiging lasrook Voorkomen stofemissies tijdens schuren Voorkomen oplosmiddelemissies als gevolg van plaatwerk Milieuvriendelijke technieken voorbehandeling Voorkomen afvalstoffen tijdens voorbehandeling Voorkomen stofemissies tijdens voorbehandeling Voorkomen oplosmiddelemissies tijdens voorbehandeling Voorkomen verspreiding van verfdeeltjes en oplosmiddelen in voorbehandelingsruimte Milieuvriendelijke technieken spuitwerk Voorkomen afvalstoffen tijdens spuitwerk Voorkomen oplosmiddelemissies tijdens spuitwerk Voorkomen stofemissies tijdens spuiten Voorkomen geuremissie tijdens spuiten en drogen Bestrijding van geurhinder Voorkomen lucht- en wateremissies tijdens reiniging spuitapparatuur Beperken energieverbruik tijdens spuiten en drogen Milieuvriendelijke technieken montage en aflevering Voorkomen afvalstoffen tijdens montage Behandeling van bedrijfsafvalwater Voorkomen geluidshinder bij carrosserieherstelwerkzaamheden Bronnen van geluidshinder Maatregelen tegen geluidshinder Niet-processpecifieke milieuvriendelijke technieken Bouwtechnische maatregelen Organisatorische maatregelen Vlaams BBT-Kenniscentrum vii

12 INHOUDSTAFEL Hoofdstuk 5. SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken Conclusies BBT voor reductie van luchtemissies BBT voor beperking van afvalstoffen BBT voor bodembescherming BBT voor emissiereductie naar water BBT voor energiegebruik BBT om geurhinder te beperken BBT om geluidshinder te beperken BBT voor niet-processpecifieke maatregelen Overzicht evolutie BBT uit vorige BBT-studie van Hoofdstuk 6. AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Inleiding Aanbevelingen voor de milieuregelgeving BBT voor reductie van luchtemissies BBT voor afvalreductie BBT voor bescherming bodem en beperking emissies naar water BBT voor beperking van energieverbruik BBT voor beperking van geurhinder BBT voor beperking van geluidshinder Aanbevelingen voor ecologiepremie Inleiding Toetsing van de milieuvriendelijke technieken voor carrosseriebedrijven aan de criteria voor ecologiepremie Technologieën die in aanmerking komen voor ecologiepremie Innovatieve ontwikkelingen BIBLIOGRAFIE LIJST DER AFKORTINGEN BEGRIPPENLIJST BIJLAGEN Overzicht van de bijlagen Bijlage 1. Medewerkers BBT-studie Bijlage 2. Technische fiches van de beschikbare milieuvriendelijke technieken voor carrosseriebedrijven Bijlage 3. Finale opmerkingen viii Vlaams BBT-Kenniscentrum

13 SAMENVATTING SAMENVATTING Het BBT-kenniscentrum, opgericht in opdracht van de Vlaamse Regering bij VITO, heeft tot taak het inventariseren, verwerken en verspreiden van informatie rond milieuvriendelijke technieken. Tevens moet het centrum de Vlaamse overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT). In dit rapport worden de BBT voor de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven in kaart gebracht. Deze BBT-studie is een herziening van de in december 1996 gepubliceerde studie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de koetswerkherstelbedrijven. De oorspronkelijke studie was enkel gericht op de carrosserieherstelbedrijven in Vlaanderen. In de herziene studie zijn ook de carrosseriebouwbedrijven in beschouwing genomen. Carrosserieherstelbedrijven zijn inrichtingen waar beschadigde voertuigen terug in hun oorspronkelijke staat worden gebracht. De activiteiten bestaan onder meer uit het demonteren van onderdelen, uitvoeren van algemeen plaatwerk (uitdeuken en inleggen van metaal), plamuren en schuren, ontvetten en aanbrengen van een grondlaag, spuitwerkzaamheden,. Carrosseriebouwbedrijven zijn inrichtingen waar aangepaste opbouwconstructies voor o.a. vrachtwagens, bedrijfswagens, opleggers, tankwagens, enz. worden geconstrueerd op een chassis. Voor het maken van de opbouwconstructie wordt hout, aluminium en polyester bewerkt. Bij het bouwen of aanpassen van een chassis worden metalen bewerkt en wordt gelast. De meeste carrosseriebouwbedrijven voeren ook herstelwerkzaamheden uit. Emissies van stof en vluchtige organische stoffen (VOS) vormen een belangrijk aandachtspunt bij carrosserieherstel en -bouw. In deze studie gaat daarom veel aandacht naar de maatregelen die in deze sector kunnen genomen worden om VOS- en stofemissies te vermijden of te beperken. De BBT om luchtemissies te reduceren zijn o.a.: het gebruik van alternatieve ontvetters en oplosmiddelarme verven, het inrichten van de voorbehandelingsruimte, het toepassen van spuittechnieken met een hoog aanbrengrendement, spot repair, gebruik maken van een gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner. Naast maatregelen met betrekking tot het beperken van luchtemissies, worden in de BBT-studie ook nog de BBT bepaald met betrekking tot beperking van energiegebruik, beperking van afvalstoffen, bescherming van bodem en grondwater, beperking van emissies naar water, en beperking van geur- en geluidshinder. Op basis van de BBT worden aanbevelingen met betrekking tot milieuvergunnings-voorwaarden geformuleerd en worden suggesties met betrekking tot ecologiepremie gedaan. De BBT-selectie en de adviesverlening is tot stand gekomen op basis van o.a. een socio-economische sectorstudie, kostprijsberekening, een vergelijking met buitenlandse BBT-documenten, bedrijfsbezoeken en overleg met vertegenwoordigers van de federaties, leveranciers, specialisten uit de administratie en adviesbureaus. Het formeel overleg gebeurde in een begeleidingscomité. Vlaams BBT-Kenniscentrum ix

14

15 ABSTRACT ABSTRACT The Centre for Best Available Techniques (BAT) was founded by the Flemish Government, and is hosted by VITO. The BAT centre collects, evaluates and distributes information on environmental friendly techniques. Moreover, it advises the Flemish authorities on how to translate this information into its environmental policy. Central in this translation is the concept BAT (Best Available Techniques). BAT corresponds to the techniques with the best environmental performance that can be introduced at a reasonable cost. The aim of this report is to determine the BAT for car body workshops and car body construction plants. This study is a review of the study Beste Beschikbare Technieken voor koetswerkherstelbedrijven published in The original study only focussed on car body workshops in Flanders. This new study also takes car body construction into account. Car body workshops are plants in which damaged vehicles are brought back in their original shape. The main activities are: parts removal, beating out dents, filler and sanding application, degreasing and primer coating, spray-painting, Car body construction plants are plants in which customized constructions for a.o. trucks, commercial vehicles, trailers, tankers, etc. are constructed on a chassis. The materials used for the construction are wood, aluminium and polyester. The construction or adaptation of a chassis involves metalworking and welding. Most of the car body construction plants also carry out repairs. Emissions of dust and volatile organic compounds (VOC) are a key environmental issue for car body working and car body construction. Therefore, this study pays much attention to measures that can be taken in these sector to reduce emissions of VOC and dust. The BAT for reduction of emissions to air are a.o.: the use of alternative degreasers and low-solvent paints, the equipment of the area for preliminary treatment, the use of paint-spraying techniques with a high application efficiency, spot repair, cleaning of the equipment with thinner in a closed machine. Besides these measures for reduction of emissions to air, the BAT-report also determines the BAT for reduction of energy consumption, reduction of residues, protection of soil and groundwater, reduction of emissions to water and reduction of odour nuisance and noise. Based on the BAT, recommendations have been made for the existing legislation of Vlarem II for this sector and suggestions have been made on the granting of investment subsidies to specific environment friendly techniques. The BAT selection in this study was based on plant visits, a literature survey, a technical and socio-economic study, cost calculations, and discussions with industry experts and authorities. The formal consultation was organised by means of an advisory committee. Vlaams BBT-Kenniscentrum xi

16

17 INLEIDING Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1. Beste Beschikbare Technieken in Vlaanderen Definitie Het begrip Beste Beschikbare Technieken, afgekort BBT, wordt in Vlarem I, artikel 1 29, gedefinieerd als: het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken; a) technieken : zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld; b) beschikbare : op zodanige schaal ontwikkeld dat de technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van het Vlaamse Gewest worden toegepast of geproduceerd, mits ze voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn; c) beste : het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel. Deze definitie vormt het vertrekpunt om het begrip BBT concreet in te vullen voor carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven in Vlaanderen Beste Beschikbare Technieken als begrip in het Vlaamse milieubeleid Achtergrond Bijna elke menselijke activiteit (bv. woningbouw, industriële activiteit, recreatie, landbouw) beïnvloedt op de één of andere manier het leefmilieu. Vaak is het niet mogelijk in te schatten hoe schadelijk die beïnvloeding is. Vanuit deze onzekerheid wordt geoordeeld dat iedere activiteit met maximale zorg moet uitgevoerd worden om het leefmilieu zo weinig mogelijk te belasten. Dit stemt overeen met het zogenaamde voorzichtigheidsprincipe. In haar milieubeleid gericht op het bedrijfsleven heeft de Vlaamse overheid dit voorzichtigheidsprincipe vertaald naar de vraag om de Beste Beschikbare Technieken toe te passen. Deze vraag wordt als zodanig opgenomen in de algemene voorschriften van Vlarem II (art ). Het toepassen van de BBT betekent in de eerste plaats dat iedere exploitant al wat technisch en economisch mogelijk is, moet doen om milieuschade te vermijden. Daarnaast wordt ook de naleving van de vergunningsvoorwaarden geacht overeen te stemmen met de verplichting om de BBT toe te passen. Ook in de meeste andere geïndustrialiseerde landen kan het BBT-principe worden teruggevonden in de milieuregelgeving, zij het soms met een andere klemtoon. Vergelijkbare begrippen zijn o.a.: BAT (Best Available Techniques), BATNEEC (Best Available Techniques Not Entai- Vlaams BBT-Kenniscentrum 1

18 HOOFDSTUK 1 ling Excessive Costs), de Duitse Stand der Technik, het Nederlandse ALARA-principe (As Low as Reasonably Achievable) en Beste Uitvoerbare Technieken. Binnen het Vlaamse milieubeleid wordt het begrip BBT in hoofdzaak gehanteerd als basis voor het vastleggen van milieuvergunningsvoorwaarden. Dergelijke voorwaarden die aan inrichtingen in Vlaanderen worden opgelegd steunen op twee pijlers: de toepassing van de BBT; de resterende milieueffecten mogen geen afbreuk doen aan de vooropgestelde milieukwaliteitsdoelstellingen. Ook de Europese IPPC Richtlijn (96/61/EC), schrijft de lidstaten voor op deze twee pijlers te steunen bij het vastleggen van milieuvergunningsvoorwaarden Concretisering van het begrip Om concreet inhoud te kunnen geven aan het begrip BBT, dient de algemene definitie van Vlarem I nader verduidelijkt te worden. Het BBT-kenniscentrum hanteert onderstaande invulling van de drie elementen. Beste betekent beste voor het milieu als geheel, waarbij het effect van de beschouwde techniek op de verschillende milieucompartimenten (lucht, water, bodem, afval) wordt afgewogen; Beschikbare duidt op het feit dat het hier gaat over iets dat op de markt verkrijgbaar en redelijk in kostprijs is. Het zijn dus technieken die niet meer in een experimenteel stadium zijn, maar effectief hun waarde in de bedrijfspraktijk bewezen hebben. De kostprijs wordt redelijk geacht indien deze haalbaar is voor een gemiddeld bedrijf uit de beschouwde sector én niet buiten verhouding is tegenover het behaalde milieuresultaat; Technieken zijn technologieën én organisatorische maatregelen. Ze hebben zowel te maken met procesaanpassingen, het gebruik van minder vervuilende grondstoffen, end-of-pipe maatregelen, als met goede bedrijfspraktijken. Het is hierbij duidelijk dat wat voor het ene bedrijf een BBT is dat niet voor een ander hoeft te zijn. Toch heeft de ervaring in Vlaanderen en in andere regio s/landen aangetoond dat het mogelijk is algemene BBT-lijnen te trekken voor groepen van bedrijven die dezelfde processen gebruiken en/of gelijkaardige producten maken. Dergelijke sectorale of bedrijfstak-bbt maken het voor de overheid mogelijk sectorale vergunningsvoorwaarden vast te leggen. Hierbij zal de overheid doorgaans niet de BBT zelf opleggen, maar wel de milieuprestaties die met BBT haalbaar zijn als norm beschouwen. Het concretiseren van BBT voor sectoren vormt tevens een nuttig referentiepunt bij het toekennen van steun bij milieuvriendelijke investeringen door de Vlaamse overheid. De regeling ecologiepremie bepaalt dat bedrijven die milieu-inspanningen leveren die verdergaan dan de wettelijke vereisten, kunnen genieten van een investeringssubsidie Het Vlaams kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken Om de overheid te helpen bij het verzamelen en verspreiden van informatie over BBT en om haar te adviseren in verband met het BBT-gerelateerde vergunningenbeleid, heeft VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) op vraag van de Vlaamse overheid een Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken uitgebouwd. Dit BBT-kenniscentrum inventariseert informatie rond beschikbare milieuvriendelijke technieken, selecteert daaruit de beste beschikbare technieken en vertaalt deze naar vergunningsvoorwaarden en ecologie- 2 Vlaams BBT-Kenniscentrum

19 INLEIDING premie. De resultaten worden op een actieve wijze verspreid, zowel naar de overheid als naar het bedrijfsleven, onder meer via sectorrapporten, informatiesessies en het internet ( Het BBT-kenniscentrum wordt gefinancierd door het Vlaams gewest en begeleid door een stuurgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid (kabinet Leefmilieu, kabinet Energie, AMINAL, ANRE, AWI, IWT, OVAM, VMM en VLM) De BBT-studie Carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven Doelstellingen van de studie Deze BBT-studie bevat een BBT-analyse van de sector van carrosserieherstel en carrosseriebouw. Carrosserieherstelbedrijven zijn inrichtingen waar beschadigde voertuigen terug in hun oorspronkelijke staat worden gebracht. In carrosseriebouwbedrijven worden aangepaste opbouwconstructies voor o.a. vrachtwagens, bedrijfswagens, opleggers, tankwagens, enz. geconstrueerd op een chassis. Het voornaamste doel van de studie bestaat erin om voor carrosseriebedrijven: de maatregelen te inventariseren die kunnen genomen worden om milieuhinder in carrosseriebedrijven te voorkomen of te beperken; uit de geïnventariseerde maatregelen de BBT (Beste Beschikbare Technieken) te selecteren; op basis van de BBT aanbevelingen te formuleren naar milieuwetgeving (Vlarem) en milieusubsidies (ecologiepremie). Bijzondere aandacht wordt besteed aan maatregelen ter voorkoming en bestrijding van luchtemissies (vluchtige organische stoffen). Deze BBT-studie is een herziening van de in december 1996 gepubliceerde studie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de koetswerkherstelbedrijven. Koetswerkherstelling was één van de eerste sectoren waarvoor het BBT-kenniscentrum een BBT-analyse uitvoerde. Deze studie heeft in de voorbije jaren zijn nut bewezen maar de basisgegevens zijn echter stilaan verouderd. De oorspronkelijke studie was enkel gericht op de carrosserieherstelbedrijven in Vlaanderen. In de herziene studie worden ook de carrosseriebouwbedrijven in beschouwing genomen. In deze studie wordt in tegenstelling tot de vorige studie meer de nadruk gelegd op technieken die minder grondstoffen vereisen en minder energie verbruiken. In deze context is er een algemene verschuiving merkbaar van end-of-pipe naar meer procesgeïntegreerde maatregelen Voortgang tegenover de vorige BBT-studie (1996) De BBT-aanbevelingen uit de vorige studie om de stofemissies en het verfverbruik te reduceren zijn ondertussen in Vlarem opgenomen, net zoals de suggesties voor het gebruik van gereedschappen. Daarnaast was het ook BBT om solventarme verven te gebruiken voor het overspuiten van voertuigen. Met betrekking tot deze BBT is sinds eind oktober 2005 een Koninklijk besluit van Vlaams BBT-Kenniscentrum 3

20 HOOFDSTUK 1 kracht dat de Europese richtlijn 2004/42/EG (Productenrichtlijn) implementeert. In dit K.B. worden vanaf 2007 maximale grenswaarden oplegt voor de VOS-gehaltes van o.m. carrosserieproducten die op de markt worden gebracht. De Productenrichtlijn, en bijgevolg ook dit K.B., geldt alleen maar voor herstelwerkzaamheden, en is niet van toepassing op de carrosseriebouw. In tabel 14 (paragraaf 5.3, p. 91 e.v.) is de evolutie weergegeven van de BBT geselecteerd op basis van de vorige BBT-studie Beste Beschikbare Technieken voor de koetswerkherstelbedrijven van In deze tabel vindt u ook de BBT terug die geselecteerd werden op basis van deze studie Inhoud van de studie Vertrekpunt van het onderzoek naar de Beste Beschikbare Technieken voor de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven is een socio-economische doorlichting van de sector (hoofdstuk 2). Dit laat ons toe de economische gezondheid en de draagkracht van de sector in te schatten, wat van belang is bij het beoordelen van de haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen. In het 3de hoofdstuk wordt de procesvoering in detail beschreven en wordt per processtap nagegaan welke milieueffecten optreden. Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, aangevuld met gegevens van leveranciers en bedrijfsbezoeken, wordt in hoofdstuk 4 een inventaris opgesteld van milieuvriendelijke technieken voor de sector. Vervolgens vindt in hoofdstuk 5 voor elk van deze technieken een evaluatie plaats, niet alleen van het globale milieurendement, maar ook van de technische en economische haalbaarheid. Deze grondige afweging laat ons toe de Beste Beschikbare Technieken te selecteren. De BBT zijn op hun beurt de basis voor een aantal suggesties om de bestaande milieuregelgeving te evalueren, te concretiseren en aan te vullen (hoofdstuk 6). Tevens wordt in hoofdstuk 6, onderzocht welke van deze technieken in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader van de ecologiepremie Begeleiding en werkwijze Voor de wetenschappelijke begeleiding van de studie werd een begeleidingscomité samengesteld met vertegenwoordigers van industrie en overheid. Dit comité kwam 4 keer bijeen om de studie inhoudelijk te sturen (18/01/2005, 24/03/2005, 23/05/2005 en 08/09/2005). De namen van de leden van dit comité en van de externe deskundigen die aan deze studie hebben meegewerkt, zijn opgenomen in bijlage 1. Het BBT-kenniscentrum heeft voor zover mogelijk rekening gehouden met de opmerkingen van het begeleidingscomité. Dit rapport is evenwel geen compromistekst maar komt overeen met wat het BBT-kenniscentrum op dit moment als de stand der techniek en de daaraan gekoppelde meest aangewezen aanbevelingen beschouwt. 4 Vlaams BBT-Kenniscentrum

21 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Hoofdstuk 2 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU- JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR In dit hoofdstuk wordt de sector van de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven gesitueerd en doorgelicht, zowel op socio-economisch als milieujuridisch vlak. Eerst wordt getracht het onderwerp van de studie zo precies mogelijk af te bakenen en de bedrijfstak te omschrijven (2.1). Daarna wordt een soort barometerstand van de sector bepaald, enerzijds aan de hand van een aantal socio-economische kenmerken (2.2) en anderzijds door middel van een inschatting van de draagkracht van de bedrijfstak (2.3). Ten slotte wordt dieper ingegaan op de belangrijkste milieujuridische aspecten voor de carrosseriebedrijven (2.4) Afbakening en omschrijving van de sector Afbakening van de BBT-studie Deze studie is gericht op: Carrosserieherstelbedrijven die herstelwerkzaamheden verrichten aan voertuigen met een omvang die in de normale standaard spuitcabines kunnen gespoten worden. Het betreft hier in het bijzonder personenwagens, lichte vrachtwagens, kampeerwagens,. Overeenkomstig de definitie gehanteerd in de Belgische verkeerswetgeving zijn dit verplaatsingsmiddelen met een hoogst toegelaten massa kleiner dan 3,5 ton bestemd voor het vervoer van personen (maximum 8 plaatsen buiten bestuurder) of goederen. Deze activiteiten worden uitgevoerd in afzonderlijke ondernemingen of maken deel uit van garages waar ook gewone herstelwerkzaamheden worden verricht en/of voertuigen worden verkocht. Carrosseriebouwbedrijven die maatwerk of productie in kleine serie verrichten op het gebied van aangepaste opbouw en interieurs van o.a. vrachtwagens, bedrijfswagens, opleggers, diepladers, tankwagens, aanhangers voor speciaal en geconditioneerd vervoer, enz. Er is een grote diversiteit aan producten, zoals gesloten aluminium carrosserieën, gesloten polyester/plywood carrosserieën, open carrosserieën met stalen frame en schuifzeilen, geïsoleerde bestelwagens, paardentrailers, carrosserieën voor touringcars of bussen voor het openbaar vervoer, enz Technische omschrijving Carrosserieherstelbedrijven zijn inrichtingen waar volgende processtappen worden uitgevoerd: demonteren van onderdelen; richten van het chassis bij vervorming; uitvoeren van algemeen plaatwerk (uitdeuken en opvullen van deuken); plamuren en schuren; vervangen van plaat- en chassisonderdelen; voorbehandelen van de wagen (ontvetten, aanbrengen en schuren grondlaag, behandelen inwendige delen, reinigen en afplakken van wagen); spuitwerkzaamheden; monteren van onderdelen en reinigen interieur en wassen van wagen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 5

22 HOOFDSTUK 2 Al deze handelingen worden uitgevoerd buiten de inrichting waar de wagens oorspronkelijk werden geassembleerd. Carrosseriebouwbedrijven zijn inrichtingen waar volgende processtappen worden uitgevoerd: aanpassen/bouwen van chassis (metaalbewerking, lassen); voorbehandelen van chassis (idem als bij carrosserieherstel); construeren van laadbak (hout-, aluminium-, polyesterbewerking); plamuren en schuren van laadbak; voorbehandelen van laadbak (idem als bij carrosserieherstel); spuitwerkzaamheden; monteren van onderdelen en reinigen van chassis en laadbak. Bij de meeste carrosseriebouwbedrijven worden ook herstelwerkzaamheden verricht. In hoofdstuk 3 worden de voornaamste processtappen van de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven meer in detail beschreven NACE-BEL indeling De NACE-BEL nomenclatuur 1 is een benadering om sectoren volgens economische activiteit in te delen. Officiële statistieken, zoals gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) of het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), volgen meestal de indeling van NACE-BEL. Carrosserieherstel valt onder de NACE-BEL rubriek 50, Groot- en detailhandel; reparatie van auto s, motorrijwielen en consumentenartikelen en de subrubriek carrosserieherstel (inclusief spuiten en verven), code Om de activiteit carrosserieherstel beter te kunnen situeren binnen de NACE-BEL is de verdere onderverdeling van rubriek 50 en een meer gedetailleerde subrubriek 50.2 hieronder weergegeven. 50: Groot- en detailhandel; reparatie van auto s, motorrijwielen en consumentenartikelen 50.1: Handel in auto s 50.2: Onderhoud en reparatie van auto s : De reparatie van auto s: reparatie van de mechanische onderdelen en van de elektrische installatie : Carrosserieherstel (inclusief spuiten en verven) : De revisie van automotoren : Het gewone onderhoud van auto s: wassen, anti-roest behandeling, olie verversen, vervangen of herstellen van binnen en buitenbanden, vervangen van ruiten, enz : De installatie van onderdelen en accessoires, inclusief de ombouwen uitbouwwerkzaamheden Het slepen van auto s en de hulpverlening bij pech onderweg 50.3: Handel in onderdelen en toebehoren van auto s 1 In 1992 publiceerde het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) de Belgische versie van NACE Rev. 1 of NACE- BEL. De activiteitennomenclatuur bestaat uit verschillende hiërarchische niveaus: 17 secties en 16 subsecties (A tot Q), vervolgens afdelingen (2 cijfers), groepen (3 cijfers), klassen (4 cijfers) en subklassen (5 cijfers). Op het laagste niveau telt de NACE-BEL nomenclatuur bijna 800 rubrieken. 6 Vlaams BBT-Kenniscentrum

23 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR 50.4: Handel in en onderhoud en reparatie van motorrijwielen en onderdelen en toebehoren van motorrijwielen 50.5: Detailhandel in motorbrandstoffen De carrosseriebouwbedrijven behoren onder rubriek 34 van de NACE-BEL, namelijk Vervaardiging en assemblage van auto s, aanhangwagens en opleggers en de subrubriek : De vervaardiging van carrosserieën (inclusief cabines) voor auto s. Ook hier geven we de verdere onderverdeling van rubriek 34 en meer gedetailleerde subrubrieken 34.2 en : Vervaardiging en assemblage van auto s, aanhangwagens en opleggers 34.1: Vervaardiging en assemblage van auto s 34.2: Vervaardiging van carrosserieën; vervaardiging van aanhangwagens, caravans en opleggers : Vervaardiging van carrosserieën en aanhangwagens : De vervaardiging van carrosserieën (inclusief cabines) voor auto s : De vervaardiging van aanhangwagens en opleggers : De vervaardiging van containers voor het vervoer : De inrichting en de aanpassing van motorvoertuigen (bussen, tankwagens, koelwagens, enz.) : Vervaardiging van caravans en dergelijke 34.3: Vervaardiging van onderdelen en accessoires voor auto s en motoren daarvan 2.2. Socio-economische kenmerken van de sector In deze paragraaf wordt de toestand van de sector geschetst aan de hand van enkele socioeconomische indicatoren. Deze geven ons een algemeen beeld van de structuur van de sector en vormen de basis om in de volgende paragraaf de economische gezondheid van de sector in te schatten Aantal bedrijven a) Officiële statistieken: RSZ en NIS RSZ 2 beschikt over gegevens van het aantal RSZ-plichtige bedrijven in de sector en van een onderverdeling ervan op basis van het aantal werknemers per bedrijf. Deze gegevens kunnen slechts worden vrijgegeven op het niveau van de NACE-BEL rubriek 50.2, onderhoud en reparatie van auto s. In het tweede kwartaal van 2002 bedroeg het aantal bedrijven in deze rubriek voor het Vlaams gewest. In de RSZ gegevens zijn enkel de bedrijven met minimum één werknemer opgenomen wat een onderschatting betekent van het aantal bedrijven. Dit cijfer geeft wel een indicatie van de grootte-orde van het aantal bedrijven. 2 Gegevens van RSZ geven een overzicht van de tewerkstelling in de sector. Enkele basisvoorwaarden moeten hierbij in het achterhoofd gehouden worden: zo wordt er bv. geen onderscheid gemaakt tussen deeltijds en voltijds tewerkgestelden; bovendien gaat het om gedecentraliseerde statistieken die dus niet per bedrijf zijn georganiseerd maar per inrichting; tenslotte gaat het enkel om bedrijven met minimum 1 werknemer. Vlaams BBT-Kenniscentrum 7

24 HOOFDSTUK 2 Volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) 3 omvatte in 2003 de NACE-BEL rubriek 50.2 zo n BTW-plichtige 4 bedrijven. Hiervan waren er of 41,4% in het Vlaamse gewest gelegen. Voor het Waals en Brussels hoofdstedelijk gewest gaat het om respectievelijk 46,3% en 12,3% De evolutie van het aantal bedrijven in het Vlaams gewest volgens de gegevens van het NIS zijn weergegeven in tabel 1. Tussen 1998 en 2003 is er jaarlijks een continue daling van gemiddeld 3,42% van het aantal actieve ondernemingen. Er dient echter opgemerkt te worden dat er ook nog nieuwe bedrijven worden opgericht. In 2003 was dit 80% van het aantal verdwenen ondernemingen. Tabel 1: Evolutie van het aantal bedrijven in de NACE-BEL code 50.2 van 1998 tot 1999 (Bron: NIS) Jaar De cijfers van de RSZ en het NIS geven echter geen exacte weergave van het aantal carrosseriebedrijven. Enerzijds is het een overschatting daar alle bedrijven die andere onderhouds- en reparatieactiviteiten dan carrosserieherstel als hoofdactiviteit hebben in dit aantal inbegrepen zijn. Anderzijds zijn de bedrijven die carrosserieherstel als nevenactiviteit uitoefenen en onder een andere NACE-BEL code dan 50.2 zijn ingedeeld hierin niet opgenomen, wat een onderschatting met zich meebrengt. In welke mate deze cijfers nu een onder- of overschatting betekenen is niet onmiddellijk duidelijk. Ter vergelijking bespreken we in de volgende paragraaf gegevens afkomstig van de sectorfederatie Febelcar/Federauto en de Gouden Gids. b) Sectorgegevens 50.2: Onderhoud en herstellingen van motorvoertuigen Aantal actieve ondernemingen Aantal verdwenen ondernemingen Aantal opgerichte ondernemingen Volgens de federatie Febelcar/Federauto (6 juni 2005) zijn er in gans België carrosserieherstelbedrijven en 92 carrosseriebouwbedrijven. Zowat 90% van de carrosseriebouwbedrijven zou in Vlaanderen liggen. Deze cijfers geven enkel de onafhankelijke carrosseriebedrijven weer die minimum één werknemer tewerkstellen. Het woord onafhankelijk duidt er in deze context op dat het bedrijf in kwestie alle automerken herstelt. Daarnaast moeten we ermee rekening houden dat verschillende garages ook een carrosserieherstelafdeling hebben; dit zijn de merkgebonden carrosserieherstelbedrijven. Het totaal aantal carrosserieherstelbedrijven in België, zowel onafhankelijk als merkgebonden, bedraagt volgens Febelcar/Federauto maximum 3 200, waarvan er zo n 60% of in Vlaanderen liggen. 3 Zie website: 4 Iedereen die in de uitoefening van een activiteit geregeld en zelfstandig leveringen van goederen of van diensten verricht zoals omschreven in het wetboek van BTW, is onderworpen aan de BTW-plicht. 8 Vlaams BBT-Kenniscentrum

25 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Volgens het sociaal-economisch dossier van de federatie Febelcar/Federauto waren er in 2004 in gans België onafhankelijke carrosserieherstelbedrijven (inclusief bedrijven zonder werknemers), wat ongeveer 59% bedraagt van de carrosseriebedrijven. Via de Gouden Gids vinden we op 1 maart 2005 in de categorie carrosserieherstellingen auto s, Vlaamse bedrijven terug. Voor gans België vonden we een totaal van bedrijven. Deze aantallen komen vrij goed overeen met de gegevens van Febelcar/Federauto. Voor de subsector carrosseriebouw geeft de Gouden Gids 44 Vlaamse bedrijven weer. De verhouding tussen het aantal Vlaamse en Belgische carrosserieherstelbedrijven bedraagt dus ongeveer 53% in het geval van de Gouden Gids, wat vergelijkbaar is met de verhouding van 60% uit de gegevens van Febelcar/Federauto. Verder in deze studie gebruiken we 60% om een Vlaams (sub-) totaal in te schatten voor die indicatoren waarvoor we enkel Belgische gegevens terugvinden. De Gouden Gids geeft ook het aantal bedrijven per provincie weer. Volgens deze cijfers is er in Vlaanderen gemiddeld een carrosserieherstelbedrijf per inwoners. In Vlaams-Brabant zijn er minder carrosserieherstelbedrijven, namelijk 1 per inwoners, in Oost- en West- Vlaanderen zijn het er meer, namelijk 1 per inwoners Omvang van de bedrijven Om een overzicht te kunnen geven van de omvang van de bedrijven in deze sector baseren we ons op de gegevens van Febelcar/Federauto. De verdeling van de bedrijven van de beschouwde subsectoren volgens het aantal werknemers is samengevat in tabel 2. Tabel 2: Verdeling van de Belgische bedrijven volgens aantal werknemers in de subsectoren carrosserieherstel en carrosseriebouw (Bron: Febelcar/Federauto, 2005) Aantal bedrijven per grootteklasse (aantal werknemers) <10 10 tot 49 > 50 Aantal % Aantal % Aantal % Totaal Carrosserieherstel % 108 9% 2 <1% Carrosseriebouw 52 56% 35 38% 5 6% 92 Uit deze tabel kunnen we besluiten dat de sector van carrosserieherstel voornamelijk bestaat uit kleine bedrijfjes van minder dan 10 werknemers, waar 91% van de bedrijven toe behoort. Er bestaan in die subsector bijna geen bedrijven met meer dan 50 werknemers, slechts twee van de in totaal Bij de carrosseriebouw is dat beeld iets genuanceerder. De kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers vertegenwoordigen iets meer dan de helft van de sector, namelijk 56%. De middelgrote bedrijven, met 10 tot 49 werknemers, maken 38% van de sector uit en de grote bedrijven met meer dan 50 werknemers vertegenwoordigen 6% van de sector De tewerkstelling Voor de evolutie van de tewerkstelling hebben we beroep gedaan op de generieke gegevens van de RSZ voor de volledige sector van onderhoud en reparatie van auto s (NACE-BEL 50.20) in Vlaanderen. De tewerkstellingscijfers van de subsector carrosserieherstel liggen dus lager dan deze cijfers. Vlaams BBT-Kenniscentrum 9

26 HOOFDSTUK 2 Figuur 1: Aantal werknemers in Vlaanderen in NACE-BEL 50.2 (Bron: Federatie Febelcar/Federauto) Uit bovenstaande figuur kan afgeleid worden dat het aantal vestigingen sneller afneemt dan de tewerkstelling. In de periode van 1995 tot 2002 daalt het aantal bedrijven met 15% terwijl het aantal werknemers daalt met 5%. Deze bevinding wijst op een schaalvergroting in de sector. Deze schaalvergroting wordt door Febelcar/Federauto bevestigd voor de subsectoren die hier beschouwd worden. Het sociaal-economisch dossier (2004) van Febelcar/Federauto geeft een inschatting van de economische werkloosheid in de sector carrosseriebedrijven. Niet zozeer de absolute cijfers zijn belangrijk, dan wel de evolutie. Deze evolutie geeft duidelijk weer dat 2000 een economisch topjaar was, waarna de economische werkloosheid stelselmatig en drastisch steeg. In 2004 was er sprake van een stabilisatie van dit cijfer op het hoge niveau van Tabel 3: Evolutie van de economische werkloosheid in de carrosseriebedrijven (Bron: Febelcar/Federauto, 2004) Jaar Aantal dagen economische werkloosheid Evolutie t.o.v. het voorgaande jaar % % % % % 2004 a % a. Schatting op basis van 10 maanden. 10 Vlaams BBT-Kenniscentrum

27 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Evolutie van de omzet en investeringen Bij NIS konden we beschikken over gegevens van omzet en investeringen van de volledige NACE-BEL-categorie van onderhoud en reparatie van auto s. De cijfers geven dus niet alleen de situatie van de carrosseriebedrijven weer, maar ook van de garages en andere aanverwante bedrijven. Figuur 2 geeft de evolutie weer van omzet en investeringen voor de sector 50.2 onderhoud en reparatie van auto s. De gegevens worden weergegeven in reële termen met basisjaar Figuur 2: Evolutie van de omzet en investeringen bij de Vlaamse bedrijven onder NACE-BEL 50.2 in reële termen, basisjaar 1995 (Bron: NIS) Een opvallend gegeven in de bovenstaande figuur is de daling van de omzet met 15% van 2000 naar 2001, terwijl de omzet tussen 1995 en 2000 steeg met 14%. Globaal gezien is de omzet van de sector gedaald met bijna 5% tussen de jaren 1995 en Aangezien het aantal bedrijven in de loop van die jaren ook gestaag gedaald is, geeft de evolutie van de omzet per bedrijf (zoals weergegeven in figuur 3, p. 12) een beter beeld van de toestand van de bestaande bedrijven. Tussen 1995 en 2000 kende de omzet per bedrijf een continue stijging van bijna 5% per jaar. In 2000 daalde deze met bijna 12%. Over de hele tijdsspanne van 1995 tot 2002 is de omzet echter per bedrijf gestegen met 11%. Uit de voorgaande BBT-studie voor koetswerkherstelbedrijven van 1996 is reeds gebleken dat deze sector conjunctuurgevoelig is, wat een deel van de schommelingen in omzet kan verklaren. Daarnaast heeft de daling van het aantal wegongevallen ook een negatieve impact op de omzet van de onderhouds- en herstelbedrijven: zo is het aantal wegongevallen met lichamelijke letsels in de periode elk jaar met gemiddeld 1,5% gedaald, zodat er dus een cumulatieve daling bestaat van zowat 14% (cijfers NIS 5 ). De tendens van het aantal ongevallen op de Belgische wegen wordt geïllustreerd in figuur 4, p. 12. Op basis van ondermeer de berichten van de Federale Verkeersveiligheidsbarometer kunnen we aannemen dat ook na 2002 het aantal ongevallen geleidelijk aan verminderd is. 5 Vlaams BBT-Kenniscentrum 11

28 HOOFDSTUK 2 Figuur 3: Evolutie van de omzet en investeringen per bedrijf bij de Vlaamse bedrijven onder NACE-BEL 50.2 in reële termen, basisjaar 1995 (Bron: NIS) Het valt bovendien op dat de evolutie in veel andere West-Europese landen zoals Nederland gelijkaardig verloopt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de FOCWA-resultaten CBM 2004, en het IBMonderzoek naar de schadeherstelmarkt. Figuur 4: Evolutie van het aantal wegongevallen (Bron: NIS) Toch lijkt de conjunctuur en het dalen van de ongevallen niet de volledige evolutie van de omzet te kunnen verklaren. Voor bijkomende verklarende factoren wordt verwezen naar paragraaf (Interne concurrentie). De totale investeringen van de sector zijn jaarlijks met gemiddeld 1,38% gedaald. Dit is evenwel niet uniform gebeurd. Zo blijkt uit figuur 2 dat er zich in de periode een stijging heeft voorgedaan, en in de periode een compenserende daling. Als we echter rekening houden met het dalend aantal bedrijven in de sector, dan wordt duidelijk dat de investeringen per bedrijf gestegen zijn met gemiddeld 0,84% per jaar voor de NACE-BEL rubriek 50.2 (zie 12 Vlaams BBT-Kenniscentrum

29 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR figuur 1). Mogelijke redenen hiervoor zijn volgens de Federatie Febelcar/Federauto wellicht het toegenomen gebruik van elektronica in voertuigen, en de investeringen in showrooms door bedrijven die onderhoud en herstel als hoofdactiviteit hebben en daarnaast ook wagens verkopen. Deze factoren geven aan dat de investeringsstijging voor de subsector NACE-BEL 50.2 een vertekend beeld geeft van de investeringen voor carrosserieherstel en -bouw. De verhouding van de hoeveelheid investeringen ten opzichte van de omzet heeft tijdens de afgelopen jaren wel wat gefluctueerd, maar blijft steeds rond de 2,2% hangen. Deze verhouding ligt relatief laag ten opzichte van het Belgische gemiddelde van 4,3% (Nationale Bank van België (NBB), 2001) 6. De cijfergegevens in verband met de omzet en investeringen reiken slechts tot het jaar In figuur 2 zien we reeds vanaf 2000 een relatief scherpe daling van de omzet en investeringen. Voor de jaren 2003 en 2004 zijn er enkel cijfers beschikbaar van de economische werkloosheid van de carrosseriebedrijven, weergegeven in tabel 3. Hier zien we in 2003 een stijging van dit cijfer met bijna 50%, waarna er een stabilisatie op dit hoge niveau volgt. Deze bevinding geeft wel een indicatie van een verdere omzetdaling bij de carrosseriebedrijven na Financiële ratio s Via BEL-FIRST 7 kunnen jaarrekeningen en andere financiële informatie betreffende de Belgische en Luxemburgse ondernemingen worden opgevraagd. Om een beeld te krijgen van de financiële toestand van de carrosserieherstelbedrijven hebben we de voor het jaar 2001 gemiddelde ratio s van de sector 50.2 onderhoud en reparatie van auto s voor Vlaanderen vergeleken met deze van alle Vlaamse ondernemingen. De liquiditeit en rentabiliteit van de sector scoren gemiddeld ten opzichte van alle Vlaamse bedrijven. De nettoverkoopmarge ligt echter erg laag. De sector behoort hiervoor bij de 10% laagst scorende Vlaamse bedrijven. De algemene graad van financiële onafhankelijkheid en de dekking van het vreemd vermogen door cashflow liggen dan weer dicht bij de mediaan van de Vlaamse bedrijven Conclusie Uitgaande van bovenstaande analyse worden hieronder nog een aantal hoofdlijnen onder de aandacht gebracht. In verband met de structuur van de sector kan worden geconcludeerd dat de subsector carrosserieherstel vooral uit veel kleine bedrijfjes bestaat, wat ook reeds was vastgesteld in de voorgaande BBT-studie over koetswerkherstelbedrijven. In de carrosseriebouw is de schaalgrootte van de bedrijven gelijkmatiger verspreid; de omvang van deze sector is ook heel wat kleiner (minder dan 10% van de carrosserieherstel). De sector met NACE-BEL code 50.2, onderhoud en reparatie van auto s, wordt gekenmerkt door een afname van het aantal werknemers (voordien bleef de totale tewerkstelling ongeveer constant) en een afnemend aantal bedrijven, enerzijds door overnames, anderzijds door sluitin BEL-FIRST is een databank toegeleverd door de Nationale Bank van België (NBB). Ze bevat alle jaarrekeningen van Belgische ondernemingen die neergelegd zijn bij de NBB (ongeveer bedrijven) met een historiek van 10 jaar. Vlaams BBT-Kenniscentrum 13

30 HOOFDSTUK 2 gen. Het resultaat van deze tendensen is een geleidelijke schaalvergroting van de bedrijven in de sector. Op de financiële ratio s scoorde deze sector in 2001 gemiddeld ten opzichte van alle Vlaamse bedrijven. De subsectoren carrosserieherstel en carrosseriebouw zijn conjunctuurgevoelig en hebben ook een sterke omzetdaling gekend vanaf Draagkracht van de bedrijfstak De concurrentie in de sector wordt kwalitatief bestudeerd aan de hand van de verschillende bronnen van concurrentie (M. Porter, 1980) Interne concurrentie Het aantal te herstellen wagens is de afgelopen jaren sterk gedaald (zie figuur 4, p. 12). Een aantal verklarende factoren kunnen voor deze evolutie aangehaald worden. Vooreerst is een neerwaartse trend van het aantal ongevallen op de weg merkbaar waardoor minder carrosserieherstellingen nodig zijn. Eén van de oorzaken van deze neerwaartse trend is dat er minder snel gereden wordt op de Vlaamse autowegen, wat er ook voor zorgt dat de schade per herstelling kleiner wordt (het aandeel spot repair stijgt). Daarnaast is de sector vrij conjunctuurgevoelig, en volgt ze de algemene economische toestand. Daarbij komt nog dat verzekeringsmaatschappijen tegenwoordig steeds vaker beslissing tot een total loss, onder meer wegens het groeiende aandeel van elektronica en airbags in de wagens; een herstelling is dan niet meer nodig. De krimpende vraag naar herstellingen, en de overcapaciteit die daarvan het gevolg is, hebben een belangrijke invloed op de sector. Voornamelijk de carrosserieherstelbedrijven met zo n 5-7 personeelsleden hebben het moeilijk om te overleven onder de stijgende concurrentie. Dit is minder het geval voor de kleinere bedrijven die zeer flexibel zijn en (relatief) weinig kosten hebben en voor de grote bedrijven die een grotere draagkracht hebben (Febelcar/Federauto). De ongunstige economische situatie waarin de carrosserieherstelbedrijven zich al enkele jaren bevinden, blijft voorlopig aanhouden. Vermoedelijk zal het aantal bedrijven in de sector vanaf 2008 stabiliseren (dan pas effecten van Productenrichtlijn waarneembaar; zie paragraaf , p. 30) na de grote daling van de afgelopen jaren doordat enkel de meest performante bedrijven blijven bestaan (Febelcar/Federauto). We merken inderdaad een gestage daling van het aantal bedrijven actief in het onderhoud en de reparatie van auto s (Nace-Bel 50.20). Deze tendens gaat gepaard met een stagnering van de tewerkstelling in de sector, zodat er dus een resulterende evolutie van lichte groei is van het aantal werknemers per bedrijf: van gemiddeld 4,4 in 1995 naar 4,9 in Enkel in 2001 en 2002 is de daling van het aantal bedrijven iets groter, en daalt ook het aantal werknemers in de sector. Dit tijdstip valt niet toevallig samen met het begin van de economische recessie. De huidige tendens naar schaalvergroting bestond ook voordien reeds, maar is de laatste jaren versneld. In de subsector van carrosserieherstel spreekt Febelcar/Federauto over een gemiddelde van ongeveer 3 werknemers per vestiging; de schaalvergroting en het dalend aantal bedrijven zijn ook hier aan de gang. 14 Vlaams BBT-Kenniscentrum

31 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR In hun strijd om marktaandeel en omzet, wordt de positie van een carrosserieherstelbedrijf tegenover zijn concurrenten o.m. verstevigd door de reputatie, de uitstraling, de garantie die geboden wordt op de herstelling, en de eventuele samenwerkingsakkoorden die het bedrijf heeft met een verzekeringsmaatschappij. Vooral dit laatste argument is belangrijk geworden. Om de service optimaal te kunnen waarborgen, hebben verschillende organisaties zoals Acoat Selected, Eurogarant, enz. certificaten opgesteld. Zo is bijvoorbeeld het certificaat Eurogarant opgericht voor multi-merken carrosserieherstellers (Sector Specifieke Kwaliteitslogo SSK 1100). De in dit SSK opgenomen eisen worden door de certificatie-instelling Kiwa gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag, en de instandhouding van het certificaat. Met behulp van dit certificaat kan de carrosseriehersteller aan zijn klant garanderen dat hij aan een aantal kwaliteitsnormen voldoet. Dit is een mogelijke manier om zich te onderscheiden van de concurrenten. Andere mogelijke onderscheidende acties in verband met de aangeboden service zijn gemeengoed geworden in de sector: een vervangwagen tijdens de duur van het herstel, de beschikbaarheid van de carrossier (bij voorkeur zo snel mogelijk de wagen kunnen binnenbrengen) en de snelheid van afwerking (tijd dat klant zijn wagen moet missen). In tegenstelling tot de carrosserieherstelbedrijven is de economische situatie van de carrosseriebouwbedrijven structureel beter, maar is ze ook wel onderhevig aan de conjunctuur. Voor de carrosseriebouwbedrijven bedraagt de verhouding tussen nieuwbouw en herstellingen grosso modo 80-20%, waardoor de sector dus veel minder nadeel ondervindt van de scherpe daling van het aantal ongevallen Macht van de leveranciers Binnen IVP (Federatie voor verf- en drukinktenfabrikanten en importeurs) zijn in de sector carrosserieverven één fabrikant en drie importeurs aanwezig, die samen 10 merken vertegenwoordigen. Het zijn deze 10 merken die in Vlaanderen worden gebruikt. Er zijn dus relatief weinig aanbieders in vergelijking met de vele kleine carrosseriebedrijfjes die bijgevolg maar weinig invloed hebben op de prijs. Om de eventuele samenwerkingsakkoorden tussen de verfleveranciers en carrosseriebedrijven nog te versterken, worden onder impuls van de verfleveranciers associaties aangegaan binnen zogenaamde network management companies. Hierdoor wordt de mogelijkheid om op andere verfmerken over te stappen sterk beknot Macht van de afnemers (klanten) Een carrosserieherstelling gebeurt meestal naar aanleiding van een ongeval en op kosten van de verzekering. Voor het carrosserieherstelbedrijf is de eigenlijke klant dus vaak een verzekeraar, makelaar, fleet owner, leasingmaatschappij of een garage zonder eigen carrosserieherstelafdeling. Deze groep van klanten is, naast de particuliere klanten, verantwoordelijk voor een groot aandeel van de uit te voeren herstellingen. Zoals eerder vermeld, zijn ook de lijsten van erkende carrosserieherstellers waarmee elke verzekeringsmaatschappij prioritair samenwerkt een sterk machtsmiddel voor klantenbinding. Dit heeft allerlei gevolgen op de marktwerking. Vooral op vlak van de prijszetting en de toegewezen tijd voor herstelling hebben de verzekeringsmaatschappijen veel macht. De prijs en de toegewezen tijd zijn immers vastgelegd in het contract met de verzekeringsmaatschappij. Langere werktijden dan voorzien, moeten door de carrosseriehersteldienst zélf gedragen worden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 15

32 HOOFDSTUK Dreiging van substituten Er zijn geen echte substituten voor carrosserieherstel, tenzij het niet laten herstellen of het zelf herstellen. Dit gebeurt allicht enkel op beperkte schaal en vormt dus geen echte bedreiging. Een grotere bedreiging vormt de tendens dat de klant wel de uitkering krijgt van de verzekeringsmaatschappij, maar de schade niet laat herstellen Potentiële toetreders (binnendringers) De dreiging van potentiële toetreders wordt beperkt door een aantal barrières die de oprichting van een carrosserieherstel of -bouwbedrijf bemoeilijken. Een eerste factor is de algemene toestand van de sector. Carrosseriebouw en -herstel is geen groeimarkt, het aantal bedrijven daalt zelfs continu. Dit maakt het oprichten van een nieuwe onderneming en investeren in deze sector niet aanlokkelijk. Voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten is technische kennis van carrosseriebouw en -herstel een vereiste. Bij gebrek aan deze kennis vormt de nodige opleiding een tweede hindernis bij het opstarten van een carrosseriebedrijf. Daarnaast zijn er noodzakelijke investeringen in onder andere onroerend goed en machines zoals bijvoorbeeld een spuitcabine. Het kapitaal dat hiervoor moet worden ingebracht, vormt een volgende drempel die genomen moet worden. De vrij aanzienlijke kosten om aan de milieuvereisten te voldoen vormt tenslotte ook een barrière voor potentiële toetreders. Daarbovenop heeft Vlarea onder meer de aanvaardingsplicht voor afgedankte voertuigen ingevoerd. Deze maatregel betekent nog een bijkomende drempel, omdat de opslagruimte toch een behoorlijke investering vraagt. Vanaf 2007 mogen carrosserieproducten die een per product vastgesteld VOS-gehalte overschrijden (zie tabel in paragraaf ) niet meer op de markt worden gebracht. Er moet dus volop overgeschakeld worden op alternatieven zoals watergedragen en high-solids verven. De meeste bedrijven hebben hier tijdens de voorbije jaren al in geïnvesteerd, of zullen dit binnenkort moeten doen. Een aantal bedrijven gaat deze investering en overschakeling niet maken, en zal waarschijnlijk kiezen voor het stopzetten van de activiteiten. Tengevolge van de strengere vestigingsvoorwaarden verschuift de locatie van de carrosseriebedrijven meer en meer naar industriezones. Voor carrosseriebedrijven die historisch niet in een industriezone liggen, betekent dit vaak extra investeringen om de hinder op de buurt te reduceren. Het gevaar bestaat ook dat de strengere vestigingsvoorwaarden de oprichting van kleine niet gereglementeerde bedrijfjes stimuleert die zo de strengere voorwaarden proberen te omzeilen Algemene conclusie concurrentieanalyse De belangrijkste elementen uit de bovenstaande concurrentieanalyse worden hieronder samengevat. Het aantal ongevallen met voertuigen heeft een grote impact op de vraag naar herstellingen. Door de huidige dalende trend van het aantal ongevallen (en een dalende ernst ervan), dreigt er een overcapaciteit in de sector te ontstaan. Dit stimuleert op zijn beurt een intensivering van de concurrentie in de sector, waardoor een aantal bedrijven hun activiteiten in de sector zullen stopzetten. 16 Vlaams BBT-Kenniscentrum

33 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Een aantal bijkomende tendensen verhogen de druk op de winsten. Dit is met name de toegenomen macht van de verzekeringssector op de carrosserieherstellingen, het stijgende belang van een economische total loss (door defecten aan de elektronica, airbags, ), en de hoge investeringen die gepaard gaan met de overschakeling naar solventarme verven. We verwachten dat bovenstaande factoren ervoor zorgen dat middelgrote bedrijven door middel van desinvesteringen een schaalverkleining zullen doorvoeren. Dit zal een deel van de overcapaciteit opvangen. Een aantal bedrijfsleiders zal echter onder invloed van de bovenstaande factoren zijn activiteiten stopzetten of zijn bedrijf verkopen. Deze laatste trend werkt dan weer de schaalvergroting in de hand. Of het nu schaalvergroting of schaalverkleining is dat nu de overhand neemt, is niet echt te specifiëren. Elke bedrijfsgrootte heeft zijn voor- en nadelen en deze zijn afhankelijk van de lokale markt. De subsector carrosseriebouw is aan andere marktmechanismen onderhevig (d.a. prijsstijgingen van diesel, ). Het betreft een kleinere markt omwille van de specifieke knowhow die nodig is Milieujuridische aspecten Inleiding Hieronder vindt u een overzicht van de wettelijke verplichtingen die aan de orde kunnen zijn voor carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven. In verschillende situaties is voor exploitatie van een carrosserieherstel- of carrosseriebouwbedrijf namelijk een melding of vergunning nodig en dient u te voldoen aan bepaalde milieuvoorwaarden. Vlarem I, opgedeeld in rubrieken, bepaalt wanneer een melding gedaan moet worden dan wel een milieuvergunning aangevraagd moet worden. Ook de wijze waarop dit dient te gebeuren, staat in Vlarem I beschreven. Het Vlarem I zegt u echter niet aan welke milieuvoorwaarden u dient te voldoen om deze vergunning ook te kunnen krijgen / behouden. Deze milieuvoorwaarden worden gedetailleerd weergegeven in het Vlarem II. Bij de aanvraag van de vergunning dient een situerings- en uitvoeringsplan toegevoegd te worden. Naast de milieuvergunningsdecreten zijn andere milieugerelateerde wetgevingen van kracht welke voor de sector van belang zijn, waaronder bijvoorbeeld het Vlarea, het samenwerkingsakkoord voor verpakkingsafval en Vlarebo Vlarem I De in bijlage I van Vlarem I opgenomen indelingslijst deelt de verschillende activiteiten in, in klasse 1, 2 of 3, naargelang de graad van hinderlijkheid van de installaties: klasse 3: geen vergunningsplicht, doch enkel een meldingsplicht bij het college van burgemeester en schepenen (van de gemeente waar het bedrijf wordt geëxploiteerd); klasse 2: vergunningsplicht, waarbij u de vergunning moet aanvragen bij het college van burgemeester en schepenen (van de gemeente waar het bedrijf wordt geëxploiteerd); klasse 1: vergunningsplicht, waarbij u de vergunning moet aanvragen bij de bestendige deputatie (van de provincie waar het bedrijf wordt geëxploiteerd). Vlaams BBT-Kenniscentrum 17

34 HOOFDSTUK 2 De voornaamste rubrieken die van toepassing kunnen zijn voor de sector van carrosserieherstellers en carrosseriebouwers zijn 4, 15 en 59. Daarnaast zijn tal van subrubrieken die eveneens van toepassing kunnen zijn: 3.4.: lozen van afvalwater in oppervlaktewater; : betreffende luchtcompressoren; 16.7.: opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten; tot en met : betreffende opslagplaatsen van vloeistoffen (thinner, benzine, stookolie, zware stookolie en milieugevaarlijke stoffen); 19.3.: mechanische behandeling van hout (voor de carrosseriebouw); 23.2.: mechanische behandeling van kunststof (voor de carrosseriebouw); : fysische behandeling van metalen voorwerpen (voor de carrosseriebouw). Voor elke verderop opgesomde rubriek kijkt u dus welke klasse voor u van toepassing is. Ingeval een vergunning vereist is (klasse 1 of 2) mag pas met de betreffende activiteiten begonnen worden als de vergunning is afgeleverd. Dit gebeurt voor klasse 2 vergunningen binnen 3 maanden (4,5 maanden bij termijnverlenging) en voor klasse 1 vergunningen binnen 4 maanden (6 maanden bij termijnverlenging) na de vergunningsaanvraag. De vergunning is dan geldig voor een maximum termijn van 20 jaar of totdat u belangrijke wijzigingen wenst door te voeren of de wetgeving van toepassing op uw activiteiten wordt aangepast. Hieronder volgt een opsomming van de voornaamste rubrieken die van toepassing zijn: Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Audit Bemerkingen Coördinator Jaarverslag 4. Bedekkingsmiddelen (verven, vernissen, inkten, s, metaalpoeders en analoge producten, afbijt- en beitsmiddelen, oppervlaktebehandeling) Opmerking: onder afbijtmiddelen vallen hier niet de onder rubriek vallende beitsmiddelen gebruikt voor het verwijderen van anorganische verontreinigingen van een metallisch substraat 4.3. Inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen (uitgezonderd het aanbrengen van bedekkingsmiddelen met behulp van rol, spuitbus, kwast of borstel, het aanbrengen van bedekkingsmiddelen aan een gebouw of enige andere vaste constructie en het aanbrengen van wegmarkeringen en de activiteiten bedoeld in rubriek 11 (drukken)) a) Inrichtingen voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsmede inrichtingen waar uitsluitend watergedragen verven worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 Kw tot en met 25 kw 3 2 meer dan 25 kw tot en met 200 kw 2 T 3 meer dan 200 kw 1 T B P J b) andere dan sub a) bedoelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 10 kw 3 2 meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 T 3 meer dan 200 kw 1 T A P J 18 Vlaams BBT-Kenniscentrum

35 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Audit Bemerkingen Coördinator Jaarverslag 15. Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen Al dan niet overdekte ruimte waarin gestald worden: 1 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens 2 meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens Werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) andere dan bedoeld in rubriek Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan één schouwput of brug (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagenswaarin: 1 minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen 2 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen Al dan niet overdekte ruimte waarin geaccidenteerde of andere nietrijklare voertuigen zijnde motorvoertuigen die technisch gezien niet geschikt zijn om in het verkeer te brengen, maar die niet kunnen beschouwd worden als voertuigwrakken, gestald worden: 1 3 tot en met 25 geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen 2 meer dan 25 geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Audit Bemerkingen Coördinator Jaarverslag 59 Activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen De in deze rubriek vermelde activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de producten tenzij andersluidende vermeldingen zijn opgenomen Overspuiten van voertuigen Alle industriële of commerciële activiteiten en daarmee verband houdende ontvettingsactiviteiten waaronder: 3 het aanbrengen van een [coating] op wegvoertuigen, zoals gedefinieerd in richtlijn 70/156/EEG (1), of een deel daarvan, als onderdeel van de reparatie, de bescherming of de decoratie van voertuigen buiten de fabriek; het aanbrengen van de oorspronkelijke [coating] op wegvoertuigen, zoals gedefinieerd in richtlijn 70/ 156/EEG (1) of een deel daarvan, met voor het overspuiten gebruikelijke [coatings] op een andere plaats dan de oorspronkelijke fabricagelijn; het aanbrengen van een [coating] op aanhangwagens (met inbegrip van opleggers) (categorie O). (1) PB L 42 van , blz. 1 richtlijn laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 97/27/EG (PB L 233 van , blz. 1). T: Inrichting waarvoor een tijdelijke vergunning kan worden verkregen. A: Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het Vlarem een milieucoördinator van het eerste niveau dient aangesteld. B: Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het Vlarem een milieucoördinator van het tweede niveau dient aangesteld. P: Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het Vlarem door de vergunningverleende overheid een periodieke milieu-audit kan worden opgelegd. J: Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het Vlarem een milieujaarverslag moet worden ingediend. Vlaams BBT-Kenniscentrum 19

36 HOOFDSTUK Vlarem II Vlarem II legt de milieuvoorwaarden vast voor de ingedeelde inrichtingen en ook voor enkele niet-ingedeelde inrichtingen. Voor de ingedeelde inrichtingen wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en sectorale voorwaarden. De algemene voorwaarden (deel 4 van Vlarem II) zijn van toepassing op alle ingedeelde inrichtingen. Ze zijn als volgt onderverdeeld: algemene voorschriften; beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging; beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging; beheersing van luchtverontreiniging; beheersing van geluidshinder; beheersing van hinder door licht; beheersing van asbest; verwijdering van PCB s en PCT s. De sectorale milieuvoorwaarden (deel 5 van Vlarem II) zijn specifieke voorschriften die van toepassing zijn op welbepaalde inrichtingen. Ze kunnen afwijken in strenge of minder strenge zin van de algemene milieuvoorwaarden, waarop ze voorrang hebben. Hierna wordt een schets gegeven van de voornaamste algemene en sectorale milieuvoorwaarden die betrekking hebben op de sector van carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven Algemene milieuvoorwaarden a) Algemene voorschriften (hoofdstuk 4.1.) In het bijzonder verwijzen we naar de voorschriften inzake de toepassing van BBT, hinderbeheersing, het beheer van afvalstoffen, de opslag van gevaarlijke stoffen, het milieujaarverslag en de milieucoördinator. b) Beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging (hoofdstuk 4.2.) Onderscheid wordt gemaakt tussen 4 categorieën: bedrijfsafvalwater, koelwater, huishoudelijk afvalwater en hemelwater. Voor elke stroom moet op het bedrijfsterrein een aparte afvoer zijn voorzien, zoniet wordt het mengsel integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater. Bedrijfsafvalwater van inrichtingen die een maximum hoeveelheid bedrijfsafvalwater van meer dan 2 m 3 per dag of 50 m 3 per maand of 500 m 3 per jaar lozen, moet worden geloosd via een controle-inrichting (meetgoot en monstername). De afvoer van koelwater en hemelwater enerzijds en bedrijfsen huishoudelijk afvalwater anderzijds mag, behoudens technische moeilijkheden, niet via dezelfde openbare riolering gebeuren. Beide laatste mogen ook niet ongezuiverd in oppervlaktewater worden geloosd. Onder geen beding mag het afvalwater gevaarlijke stoffen bevatten (vermeld in bijlage 2C van Vlarem I). Algemene lozingsnormen worden opgelegd voor: bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat (afdeling ); bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat (afdeling ); koelwater (afdeling ); huishoudelijke afvalwater (afdeling ). 20 Vlaams BBT-Kenniscentrum

37 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Tevens stelt het huidige beleid randvoorwaarden aan het lozen van bedrijfsafvalwater in riolering en oppervlaktewater. Hiertoe worden een aantal beleidslijnen uit de omzendbrief m.b.t. de verenigbaarheid van de lozing van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering met de beleidsaanpak inzake RWZI-exploitatie 8 toegelicht. De volledige tekst van de omzendbrief is consulteerbaar via de website van de VMM ( c) Beheersing van luchtverontreiniging (hoofdstuk 4.4.) Van specifiek belang is artikel betreffende de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken: De installaties dienen ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd volgens een code van goede praktijk derwijze dat de van deze installaties afkomstige luchtverontreiniging maximaal wordt beperkt en zo mogelijk zelfs wordt voorkomen. De installaties zullen daartoe worden uitgerust en geëxploiteerd met middelen ter beperking van de emissies die met de beste beschikbare technieken overeenkomen. De emissiebeperkende maatregelen dienen te zijn gericht zowel op een vermindering van de massaconcentratie als ook van de massastromen of massaverhoudingen van de van de installatie uitgaande luchtverontreiniging. Daarbij moet inzonderheid rekening gehouden worden met: maatregelen ter vermindering van de hoeveelheid afvalgas, zoals inkapselen van installatiedelen, doelgericht opvangen van stromen afvalgas, enz.; maatregelen ter optimalisering van de gebruikte stoffen en energie; maatregelen ter optimalisering van de handelingen voor opstarten en stilleggen en overige bijzondere bedrijfsomstandigheden. Artikel voegt hier aan toe: Voor bestaande installaties dient bij de toepassing van de eis met betrekking tot het gebruik van de beste beschikbare technieken zoals gesteld in artikel , rekening gehouden met: 1. de technische kenmerken van de inrichting; 2. de gebruiksgraad en de residuele levensduur van de inrichting; 3. de aard en het volume van de verontreinigende emissies van de inrichting; 4. de wenselijkheid geen overmatige hoge kosten te veroorzaken voor de betrokken inrichting, met name rekening houdende met de economische situatie van de tot de betrokken categorie behorende ondernemingen. Afvalgassen moeten opgevangen of opgezogen worden op de plaats waar ze ontstaan en mogen in de omgevingslucht worden geloosd indien de emissie- en immissievoorschriften zijn nageleefd (art ). Dit kan een zuivering inhouden. Bij lozing via een schoorsteen moet deze aan bepaalde dimensionele voorwaarden voldoen, zoals een minimumhoogte. Artikel verwijst naar de in bijlage opgenomen emissiegrenswaarden, van toepassing op de geloosde afvalgassen (geleide emissies). De luchthoeveelheden die naar een onderdeel van een installatie worden toegevoerd om het afvalgas te verdunnen of af te koelen, blijven bij de bepaling van de emissiewaarden buiten beschouwing. De tabel in bijlage in Vlarem II geeft een overzicht van de algemene emissiegrenswaarden die van toepassing zijn op de geloosde afvalgassen. d) Beheersing van geluidshinder (hoofdstuk 4.5.) De exploitant treft ter naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk, de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken. Naar- 8 Belgisch Staatsblad Vlaams BBT-Kenniscentrum 21

38 HOOFDSTUK 2 gelang de omstandigheden en op basis van de technologisch verantwoorde mogelijkheden volgens de beste beschikbare technieken wordt hierbij gebruikgemaakt van een oordeelkundige (her)schikking van de geluidsbronnen, geluidsarme installaties en toestellen, geluidsisolatie en/ of absorptie en/of afscherming. In afdelingen en zijn de algemene geluidsvoorschriften voor klasse 1 en 2 inrichtingen opgenomen. Deze voorschriften vermelden ondermeer normen voor het toegelaten specifiek geluid van bestaande en nieuwe inrichtingen. Aansluitend hierop is in deze voorschriften ook opgelegd dat indien een akoestisch onderzoek uitwijst dat het specifieke geluid van een bestaande inrichting de geldende richtwaarde met 10 db(a) overschrijdt de betrokken inrichting een saneringsplan moet opstellen en uitvoeren. Deze sanering dient rekening te houden met de beste beschikbare technieken Sectorale milieuvoorwaarden De voornaamste sectorale voorschriften voor de carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven zijn opgenomen in hoofdstuk 5.4 (m.n. afdeling ), 5.15 en 5.59 van Vlarem II. Andere (belangrijke) sectorale voorwaarden die op de carrosserieherstellers van toepassing kunnen zijn, vinden we terug in onder meer: hoofdstuk 5.3, afdeling : bedrijfsafvalwaters (sectorale lozingsvoorwaarden); hoofdstuk 5.16, afdeling : installaties voor het fysisch behandelen van gassen; hoofdstuk 5.17: opslag van gevaarlijke producten; hoofdstuk 5.19 (hout), afdeling : algemene bepalingen (voor carrosseriebouw); hoofdstuk 5.23: kunststoffen (voor carrosseriebouw). In wat volgt beperken we ons tot de voornaamste voorschriften van hoofdstuk 5.4, en 5.59 met betrekking tot de in deze studie beschreven bewerkingen. a) De productie en gebruik van loodhoudende /verf (Artikel ) Loodwit, loodsulfaat en andere witte loodhoudende pigmenten welke in de droge stof meer dan 2% in gewicht berekend in metaaltoestand bevatten, alsmede verven en bedekkingsmiddelen mogen niet worden geproduceerd, opgeslagen noch gebruikt worden in een inrichting ingedeeld in de 3de klasse. Inrichtingen ingedeeld in 1ste of 2de klasse mogen mits uitdrukkelijke toelating in de vergunning en het bijhouden van een specifiek register deze producten wel produceren, opslagen en/of gebruiken. b) Aanbrengen van bedekkingsmiddelen, emissiegrenswaarden lucht (Artikel ) 9 Het aanbrengen van bedekkingsmiddelen mag enkel in een spuitcabine uitgevoerd worden. Dit is een volledig gesloten ruimte waarvan de afgezogen lucht via stoffilters naar buiten wordt geleid en die geconstrueerd is om het spuiten van voertuigen onder gecontroleerde omstandigheden te doen plaatsvinden. In afwijking hiervan mag het verspuiten van grondverven in een voorbehandelingsruimte gebeuren als de grondlaag nog dient nageschuurd te worden en het spuitwerk zich beperkt tot één onderdeel per voertuig. De voorbehandelingsruimte dient een afgeschermde ruimte te zijn waarvan de lucht afgezogen wordt en via stoffilters naar buiten wordt geleid. Alle spuitwerk moeten worden uitgevoerd met spuitpistolen die een aanbrengrendement hebben van ten minste 65% en die tevens van het type hoog volume/lage druk zijn. De luchttoevoer 9 Subafdeling is alleen van toepassing op herstelwerkzaamheden. 22 Vlaams BBT-Kenniscentrum

39 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR tijdens het spuiten moet ingesteld zijn zodat een druk van 70 kpa aan de luchtkap van het spuitpistool niet overschreden wordt, en de inrichting dient te beschikken over een meettoestel om die druk te kunnen meten. Bij het reinigen van spuitpistolen en -installaties moet steeds een recipiënt aangebracht worden om de spoelvloeistoffen op te vangen. Als hierbij organische oplosmiddelen worden gebruikt, moet de reiniging steeds in een volledig gesloten automatisch reinigingsapparaat gebeuren, of in een andere schoonmaakmachine met gelijke of lagere emissies. De Recipiënten die oplosmiddelhoudende producten of afval bevatten, moeten goed gesloten worden bewaard. Schoonmaakdoeken die doordrenkt zijn met organische oplosmiddelen moeten na gebruik in gesloten containers worden bewaard. Washprimers, op basis van organische oplosmiddelen, mogen enkel nog gebruikt worden als ze noodzakelijk zijn voor de aanhechting van opeenvolgende lagen op blote metalen, op aluminium, zinkplaat of gegalvaniseerde metalen. Het gebruik van deze washprimers moet worden beperkt tot ten hoogste 5 volumepercent van alle bedekkingsmiddelen, uitgezonderd wanneer beitsprimer wordt aangebracht als eerste laag op aluminium en uitgezonderd voor voertuigen met een massa die groter is dan 3,5 ton. Voor installaties voor het spuiten van vrachtwagens, vrachtwagencabines, bestelwagens, autobussen autocars, aanhangwagens, opleggers en industriële carrosserieën (van toepassing voor de carrosseriebouwers) worden de emissiegrenswaarden voor organische oplosmiddelen in het afvalgas van de gehele installatie vastgelegd in de milieuvergunning (art ). De werkzaamheden waarbij stofdeeltjes vrijkomen, dienen binnen in een gebouw te gebeuren, en de elektrische of andere gereedschappen die stofemissies veroorzaken dienen voorzien te zijn van afzuiging naar stoffilters. Afhankelijk van de activiteiten zijn verschillende emissiegrenswaarden voor stof van toepassing, uitgedrukt in mg/nm³: Activiteiten Emissiegrenswaarde (in mg/nm³) Spuiten 10 Reiniging apparatuur 10 Mengen van bedekkingsmiddelen 10 Abrasief stralen 50 Andere bronnen 50 c) Beperking van emissies naar grond- en oppervlaktewater De vloer van herstellingswerkplaatsen is effen, ondoordringbaar en onbrandbaar. (Artikel ) De plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald, zijn uitgerust met een vloeistofdichte vloer, aangesloten op een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en slibvangput, zodanig dat gelekte vloeistoffen noch het grond- noch het oppervlaktewater kunnen verontreinigen. (Artikel ) d) Voorwaarden voor de beperking van de VOS-emissies (Artikel ) In juli 2001 werd de Europese Solventrichtlijn (1999/13/EG) omgezet in Vlaamse wetgeving. Door deze recente wijziging zullen een hele reeks nieuwe industriële activiteiten (zie indelingslijst Vlarem 1 rubriek 59) waarbij organische oplosmiddelen worden gebruikt, aan bepaalde Vlaams BBT-Kenniscentrum 23

40 HOOFDSTUK 2 emissiegrenswaarden moeten voldoen. Concreet binnen deze studie gaat het over het aanbrengen van bedekkingsmiddelen. De exploitant moet hierbij aan de toezichthoudende overheid steeds kunnen aantonen dat voldaan is aan de emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissiegrenswaarden of aan de totale emissiegrenswaarden van bijlage (zie tabel punt f.), of aan de eisen van het reductieprogramma van bijlage van Vlarem II. Stoffen of preparaten voorzien van risicozinnen R45, 46, 49, 60 en 61 (of hiervan voorzien moeten zijn wegens hun gehalte aan VOS) moeten voor zover mogelijk en rekening houdend met de richtlijnen die de Europese Commissie zal uitgeven ter uitvoering van richtlijn 1999/13/ EG, binnen zo kort mogelijke tijd, door minder schadelijke stoffen of preparaten vervangen worden. e) Oplosmiddelenboekhouding (art en bijlage ) Jaarlijks moeten exploitanten die onder het toepassingsgebied vallen van rubriek 59 van titel I van het Vlarem, aantonen dat ze voldoen aan de emissiegrenswaarden van bijlage (zie tabel punt f.) of aan de beoogde emissie van bijlage (reductieprogramma). Deze aanpak volgt de omzetting van de Europese Solventrichtlijn (1999/13/EG) in Vlaamse wetgeving. Een bedrijf kan, door het gebruik van aangepaste producten (solventarme), zonder de inzet van nageschakelde technieken, voldoen aan de emissiegrenswaarden. Indien dit niet het geval is, kiezen carrosseriebedrijven in de praktijk steeds voor de tweede mogelijkheid namelijk het respecteren van de beoogde emissies. Het naleven van de emissiegrenswaarden impliceert dan immers de inzet van nageschakelde technieken, wat zowel vanuit economisch als ecologisch oogpunt geen logische keuze is. Om aan te tonen dat voldaan wordt aan de beoogde emissie moet in praktijk een oplosmiddelenboekhouding opgemaakt worden. Om deze boekhouding op te stellen zijn volgende gegevens nodig: het gehalte aan VOS (gram / liter) en vaste stof (gram / liter) van alle producten; het productverbruik; de hoeveelheid als afval afgevoerd VOS. Het bijhouden van een oplosmiddelenboekhouding moet carrossiers ertoe aanzetten om solventarme verven en alternatieve reinigingsmiddelen te gebruiken, teneinde de beoogde emissie te respecteren en aldus de emissie aan VOS te reduceren. Een oplosmiddelenboekhouding biedt ook het voordeel dat de maatregelen ter reductie van VOS kunnen gemeten worden. Een dalend VOS-verbruik zal zich immers manifesteren in een dalende verhouding VOS ten opzicht van vaste stof; hoe minder VOS verbruikt worden, hoe verder onder de beoogde emissie zal worden gekomen. Een oplosmiddelenboekhouding heeft echter ook een nadeel. Het betekent voor de kleine verbruikers namelijk een relatief grote administratieve last en dus personeelskost. In 2004 kwam de Europese Productenrichtlijn 2004/42/EG tot stand. Deze richtlijn verbiedt vanaf 2007 het op de markt brengen van carrosserieproducten die een per product vastgesteld VOS gehalte overschrijden (zie tabel in paragraaf ). In deze richtlijn worden tevens de carrosserieherstelbedrijven uit het toepassingsgebied van de Solventrichtlijn (99/13/EG) gelicht. De Europese Commissie is immers van mening dat de Productenrichtlijn in deze bedrijven een evenwaardige reductie zal realiseren als de Solventrichtlijn, en dat op die manier de administratieve last voor kleinschalige bedrijven vermeden wordt. Dit betekent in de praktijk dat er op Europees niveau voor carrosserieherstelbedrijven geen verplichting meer bestaat voor het opstellen van een oplosmiddelenboekhouding. 24 Vlaams BBT-Kenniscentrum

41 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Voor de carrosseriebouwbedrijven blijft deze verplichting wel bestaan, omdat de Europese Commissie van oordeel is dat het hier doorgaans grootschaligere bedrijven betreft waarvan wel een oplosmiddelenboekhouding kan verwacht worden. Sinds eind oktober 2005 is het Koninklijk besluit (K.B.) inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, in werking getreden. Dit KB is gebaseerd op de Europese Productenrichtlijn en verbiedt vanaf 2007 het op de markt brengen van carrosserieproducten die een per product vastgesteld VOS gehalte overschrijden (zie Bestaande regelgeving). f) Drempelwaarden en emissiebeperking voor activiteiten die gebruik maken van organische oplosmiddelen en emissiegrenswaarden voor coatingindustrie (bijlage ) Activiteit (drempelwaarde voor verbruik oplosmiddelen in ton/ jaar) 6 [Coating voertuigen (< 15), overspuiten voertuigen en coating opleggers en aanhangwagens] Drempelwaarde (verbruik oplosmiddelen in ton/jaar) Emissiegrenswaarde in afgassen (mg C/Nm3) [50 a,b ] Diffuse emissiegrenswaarde (percentage oplosmiddeleninput) Nieuw [25 b ] Bestaand a. Naleving overeenkomstig artikel , 2, moet worden aangetoond op basis van metingen om de 15 minuten. b. De emissiegrenswaarde geldt voor de coating van opleggers en aanhangwagens en voor het overspuiten van voertuigen voor de coatingactiviteiten en de daarmee verband houdende ontvettingsactiviteiten. Alle nieuwe installaties moeten aan deze emissie-eisen voldoen of aan de eisen die opgelegd zijn met betrekking tot het opstellen van een reductieprogramma. Bestaande installaties krijgen uitstel tot uiterlijk 31 oktober Vlarea en Interregionaal Samenwerkingsakkoord voor Verpakkingsafval Afvalstoffendecreet en Vlarea Het afvalstoffendecreet (02/07/1981, gewijzigd in 1994) vormt de wettelijke basis voor het realiseren van het afvalstoffenbeleid binnen het Vlaamse gewest. Het decreet is een zogenaamd kaderdecreet. Dit decreet bevat wel de belangrijkste bepalingen maar deze moeten verder uitgevoerd worden door de Vlaamse regering in uitvoeringbesluiten. Het Vlarea (1998) is het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming- en beheer en bundelt alle reeds bestaande uitvoeringsbesluiten, op enkele uitzonderingen na. Op 5 december 2003 werd een grondige wijziging van het Vlarea door de Vlaamse regering goedgekeurd. Het Vlarea legt ondermeer voorschriften op omtrent de verwijdering van afvalstoffen en de mogelijke aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen. In de carrosseriesector komen in het algemeen volgende afvalstoffen vrij: stof dat asbest in vrije vezel bevat; remschoenen, remschijven, remplaten, remblokken en koppelingsplaten die asbest bevaten; accu s en batterijen; vervuilde of onbruikbare solventen; destillatieresidu s van solventrecuperatie; resten van verf, verf en vernis; slib van spuitcabines; Vlaams BBT-Kenniscentrum 25

42 HOOFDSTUK 2 synthetische remvloeistof; afgewerkte olie; vervuilde of onbruikbare brandstoffen; koelvloeistoffen; vervuilde filters van spuitcabines, spuitbussen, verpakkingen die gevaarlijke stoffen met uitzondering van olie hebben bevat of door deze stoffen werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden; oliehoudend afval, zoals oliefilters, brandstoffilters, gebruikt absorptiemateriaal, afval voortkomend uit de olie-waterafscheider, oliehoudende schokdempers, verpakkingen die olie hebben bevat of door olie werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden; katalysatoren; airbags; schroot; voertuigwrakken; banden; papier/karton; bumpers; glas. Artikel stelt dat voor bepaalde afvalstromen een aanvaardingsplicht geldt. Dit betekent dat de eindverkoper, tussenhandelaar en invoerder/producent deze afvalstoffen gratis in ontvangst dient te nemen, zelfs wanneer de consument geen vervangend product aanschaft. Wanneer echter voor de afvalstromen een overeenkomst is afgesloten met containerparken, dan geldt de aanvaardingsplicht alleen als een vervangend product wordt aangeschaft. De voor de carrosseriesector relevante afvalstromen zijn de volgende: afgewerkte olie afvalloodbatterijen en afvalloodstartbatterijen; afgedankte voertuigen; afvalbanden. Voor een aantal van deze afvalstromen zijn milieubeleidsovereenkomsten (MBO) afgesloten die de aanvaardingsplicht regelen. Hiervoor zijn aparte organisaties opgericht die instaan voor de praktische uitwerking van de aanvaardingsplicht. Informatie kan verkregen worden bij deze organisaties: afvalloodbatterijen en afvalloodstartbatterijen: (afvalloodbatterijen) en/of Recybat (afvalloodstartbatterijen) afgedankte voertuigen: afvalbanden: Voor de afvalstroom van afgewerkte olie is nog geen MBO afgesloten maar er bestaat wel een beheersorganisme voor de aanvaardingsplicht van gebruikte olie. Meer info is te vinden op: Een afgedankt voertuig moet steeds terecht komen bij een erkend centrum voor de depollutie, demontage én vernietiging. Het Vlarea legt hiervoor welbepaalde termijnen op. Het zijn enkel de erkende centra die deze activiteiten mogen uitvoeren op afgedankte voertuigen. De verplichting om erkend centrum te worden voor elkeen die afgedankte voertuigen depollueert of moet depollueren, geldt reeds sinds 1 januari Vlaams BBT-Kenniscentrum

43 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR De term afgedankte voertuigen slaat op voertuigen van categorie M1 en N1, zijnde personenwagens en bestel- en lastwagens met een maximum massa van ten hoogste 3,5 ton. Belangrijk om weten voor de sector is, dat de erkenningsplicht niet geldt voor garages en carrosseriebedrijven die maximaal 5 voertuigwrakken stallen en die uitsluitend behoren bij werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden), en op voorwaarde dat de gedemonteerde onderdelen rechtstreeks ingezet worden bij de herstelling Interregionaal Samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval De Europese richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (20/12/1994) ligt aan de basis van het Belgische samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval (30/05/1996). Dit samenwerkingsakkoord heeft kracht van decreet in heel België en is in werking getreden op 05/03/1997. Het samenwerkingsakkoord stipuleert wat de verantwoordelijkheden zijn als je goederen verpakt (verpakkingsverantwoordelijke) of ontpakt (ontpakker). Meer informatie kan verkregen worden bij de Interregionale Verpakkingscommissie ( of bij het erkend organisme Val-I-Pac ( Bodemsaneringsdecreet en Vlarebo Het besluit Vlarebo van 05/03/1996 ter uitvoering van het Bodemsaneringsdecreet (22/02/1995) legt voorschriften op omtrent het vrijwaren, controleren en saneren van de bodem waarop het bedrijf is gevestigd. De exploitanten van carrosseriebedrijven moeten op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek doen. Ook bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting dient een dergelijk onderzoek uitgevoerd te worden. De lijst hieronder geeft weer wat de uitvoeringstermijnen zijn voor een oriënterend bodemonderzoek, afhankelijk van de rubrieken waaronder de bedrijven vallen. Nummer Inrichting of activiteit. Categorie a 4. Bedekkingsmiddelen (verven, vernissen, inkten, s, metaalpoeders en analoge produkten, afbijt- en beitsmiddelen) 4.3 Inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen (uitgezonderd het aanbrengen van bedekkingsmiddelen met behulp van een rol, spuitbus, kwast of borstel, het aanbrengen van bedekkingsmiddelen aan een gebouw of enige andere vaste constructie en het aanbrengen van wegmarkeringen en de activiteiten, bedoeld in rubriek 11 (drukken) a) inrichtingen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsmede inrichtingen waar uitsluitend watergedragen verven worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 25 kw A 2 meer dan 25 kw tot en met 200 kw B 3 meer dan 200 kw C b) inrichtingen die niet in sub a) bedoeld worden, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1 5 kw tot en met 10 kw A 2 meer dan 10 kw tot en met 200 kw B 3 meer dan 200 kw C Vlaams BBT-Kenniscentrum 27

44 HOOFDSTUK 2 Nummer Inrichting of activiteit. Categorie a 15. Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen Werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) A die niet bedoeld worden in rubriek Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met A gebruik van meer dan één schouwput of brug (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) Al dan niet overdekte ruimte waarin geaccidenteerde of andere niet-rijklare voertuigen zijnde motorvoertuigen die technisch gezien niet geschikt zijn om in het verkeer te brengen, maar die niet kunnen beschouwd worden als voertuigwrakken, gestald worden: 2 meer dan 25 geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen O 17. Gevaarlijke producten (lozing van afvalwater dat een of meer van de gevaarlijke stoffen bevat, vermeld in de lijst 2C van de bijlage 2 bij titel I van het Vlarem: zie rubriek 3.5) Opmerking: Deze rubriek betreft zowel vaste stoffen als vloeistoffen. Gassen zijn ingedeeld in rubriek Inrichtingen of opslagplaatsen voor gevaarlijke producten die niet onder rubriek 17.2 en 17.4 vallen. Voor de toepassing van deze rubriek worden als gevaarlijke producten beschouwd, de stoffen, bedoeld in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem Opmerking Voor de toepassing van de indelingscriteria van deze subrubriek moet zowel met de hoofdeigenschap als met het ontvlammingspunt rekening worden gehouden. Voor de vloeibare brandstoffen moet evenwel enkel rekening worden gehouden met het ontvlammingspunt. Daarbij wordt onder hoofdeigenschap verstaan: de catalogisering volgens EG-Richtlijn 67/ 548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en de EG-Richtlijn 88/379/EEG van 7 juni 1988 betreffende de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten; als een product wordt gekenmerkt met twee of meer gevaarsymbolen, moet het meest relevante risico in aanmerking worden genomen; als dat niet wordt gepreciseerd in de hiervoor vermelde EG-Richtlijn, moet de indeling worden gevolgd van de ADR-reglementering, vastgesteld door het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juni Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitzondering van die welke bedoeld worden onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: 2 meer dan kg tot en met kg B 3 meer dan kg C Opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van die welke rbedoeld worden onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: a) [bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse en bovengrondse opslag:] 2 meer dan 500 l tot en met l A 3 meer dan l C b) bij [uitsluitend] bovengrondse opslag: 2 meer dan 500 l tot en met l O 3 meer dan l B Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van die welke bedoeld worden onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: a) [bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse en bovengrondse opslag:] 2 meer dan l tot en met l A 3 meer dan l C b) bij [uitsluitend] bovengrondse opslag: 2 meer dan l tot en met l O 3 meer dan l B 28 Vlaams BBT-Kenniscentrum

45 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR Nummer Inrichting of activiteit. Categorie a Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55 C, maar dat 100 C niet overtreft, met uitzondering van die welke bedoeld worden onder rubriek 48., met een totaal inhoudsvermogen van: a) [bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse en bovengrondse opslag:] 2 meer dan l tot en met l A 3 meer dan l C b) bij [uitsluitend] bovengrondse opslag: 2 meer dan l tot en met l O 3 meer dan l B Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100 C, met uitzondering van die welke bedoeld worden onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: a) [bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse en bovengrondse opslag:] 2 meer dan l tot en met l A 3 meer dan l C b) bij [uitsluitend] bovengrondse opslag: 2 meer dan l tot en met l O 3 meer dan l B Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen, met uitzondering van die welke bedoeld worden onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van: 2 meer dan 1 ton tot en met 100 ton B 3 meer dan 100 ton C 19. Hout (hout, houtschors, riet, vlas, stro of soortgelijke produkten) Inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d., met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 3 meer dan 200 kw O 29. Metalen (zie ook rubriek 20.2) Metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van) Inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere produkten (uitgezonderd het stralen van een gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 2 meer dan 10 kw tot en met 200 kw O 3 meer dan 200 kw A 59. Activeiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen Overspuiten van voertuigen Alle industriële of commerciële activiteiten en daarmee verband houdende ontvettingsactiviteiten waaronder: 1 het aanbrengen van een [coating] op voertuigen, of een deel daarvan, als onderdeel van A de reparatie, de bescherming of de decoratie van voertuigen buiten de fabriek; 2 het aanbrengen van de oorspronkelijke [coating] op voertuigen, of een deel daarvan, met A voor het overspuiten gebruikelijke [coatings] op een andere plaats dan de oorspronkelijke fabricagelijn; 3 het aanbrengen van een [coating] op aanhangwagens, (met inbegrip van opleggers), gedefinieerd als categorie O in artikel 1, 1, 3, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november a. Verklaring categorie: O: Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit A: Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit, en om de 20 jaar (zie art 4 1,1 van het besluit) B: Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit, en om de 10 jaar (zie art 4 1,2 van het besluit) C: Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit, en om de 5 jaar (zie art 4 1,3 van het besluit) A Vlaams BBT-Kenniscentrum 29

46 HOOFDSTUK Overige regelgeving Bestaande regelgeving Het Koninklijk besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, is in werking getreden op 30 oktober Dit KB implementeert de Europese richtlijn 2004/42/EG (Productenrichtlijn) en legt vanaf 2007 maximale grenswaarden op voor de VOS-gehaltes van o.m. carrosserieproducten die op de markt worden gebracht. Dit KB geldt alleen maar voor herstelwerkzaamheden, en is niet van toepassing voor de carrosseriebouw. Voor producten voor het overspuiten van voertuigen gelden de volgendemaximale grenswaarden voor het VOS-gehalte: Productsubcategorie Coatings a) Voorbehandeling en reiniging Voorbehandeling Oppervlaktereinigers b) Poriënmiddelen en plamuur/ stopmiddelen c) Primers Primer surfacers en algemene (metaal-)primers Washprimers VOS g/l gebruiksklaar product vanaf 1 januari 2007 a a. Met uitzondering van subcategorie a) moet het watergehalte van het gebruiksklare product buiten beschouwing worden gelaten Alle types d) Aflakken Alle types 420 e) Speciale aflakken Alle types 840 Producten die na de vooropgestelde datum (01/01/2007) 10 op de markt gebracht worden, mogen de grenswaarden niet overschrijden. Daarenboven dient de etikettering volgende gegevens te vermelden: De subcategorie van het product en de betrokken VOS-grenswaarden in g/l zoals bedoeld in de bovenstaande tabellen; Het maximale VOS-gehalte in g/l van het product in gebruiksklare vorm Toekomstige regelgeving Met betrekking tot het gebruik van HFK s in auto airconditioning systemen is een Europese Verordening in de maak. Deze stipuleert dat terugwinning van het koudemiddel in de aircosystemen dient te gebeuren mits economisch haalbaar, en dat de uitvoering ervan dient te gebeuren door voldoende bekwaam personeel. 10 Producten die voor deze datum zijn geproduceerd en niet voldoen aan de bedoelde voorwaarden mogen gedurende 12 maanden (dus tot 2008) nog op de markt gebracht worden. 30 Vlaams BBT-Kenniscentrum

47 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR 2.5. Milieu-impact van de sector Kwantificering van de totale VOS-emissie door carrosserieherstel en carrosseriebouw in Vlaanderen Methode 1: Top-down benadering Deze methode berekent de VOS-emissies in Vlaanderen in 2004 afkomstig van voornamelijk carrosserieherstelwerkzaamheden (in beperkte mate afkomstig van carrosseriebouw). Hierbij wordt uitgegaan van de in België totaal verkochte hoeveelheden solventgebaseerde, high-solids en watergebaseerde verven, reinigers, verharders, primers, fillers, sealers en stoppers, en van het aantal bedrijven in België en Vlaanderen. Vermits de emissies van VOS bij de verven niet enkel afkomstig zijn van het gebruik van de verven, maar ook van het gebruik van verdunners, wordt rekening gehouden met de toegepaste verdunning van de solventgebaseerde en high-solids verven. Uitgaande van de specifieke gegevens van IVP 11 voor 2004 (verkoopcijfers in België) kan de emissie als volgt worden ingeschat: Verven: ton solventgebaseerde verf, gemiddeld solventgehalte 65% ton solvent (gemiddelde verdunning van solventgebaseerde verven: 10% (massa/massa)) 180 ton high-solids verf, gemiddeld solventgehalte 40% 72 ton solvent (gemiddelde verdunning van high-solids verven: 5% (massa/massa)) 279 ton watergebaseerde verf, gemiddeld solventgehalte 10% 28 ton solvent Solventemissie = * 0, * 0, = ton solvent Verharders, primers, fillers, sealers en stoppers: 660 ton verharder, gemiddeld solventgehalte 45% 297 ton solvent 589 ton primer, filler en sealer, gemiddeld solventgehalte 40% 236 ton solvent 69 ton stopper, gemiddeld solventgehalte 12% 8 ton solvent Solventemissie = = 541 ton solvent Reinigers: De hoeveelheid reiniger bedroeg 740 ton. Om de emissie afkomstig van reinigers te bepalen, moet een correctie worden toegepast. De implementatie van de gesloten reinigingssystemen voor het reinigen van spuitpistolen waarmee solventgebaseerde verven worden verspoten, bedraagt medio % 12. De emissies afkomstig van deze gesloten reiniging zijn verwaarloosbaar. De emissies afkomstig van de andere reinigingsmethodes bedragen 25%; de rest wordt opgehaald door een erkende overbrenger. Solventemissie reinigers = 740 * 0,75 * 0,25 = 139 ton Het aantal carrosserieherstelbedrijven in België bedraagt 3 200, waarvan zo n 60% in Vlaanderen is gelegen (zie paragraaf , Sectorgegevens) De solventemissie in België in 2004 = = ton Bron: IVP gegevens verkregen van Mevr. Debrue, Verantwoordelijke reglementering en Milieu. Bron: Mondelinge mededeling door Mevr. Vander Stichele, Directeur Febelcar/Federauto. Vlaams BBT-Kenniscentrum 31

48 HOOFDSTUK 2 Hieruit volgt dat de solventemissie in Vlaanderen veroorzaakt door carrosserieherstelwerkzaamheden in 2004 = * 0,6 = ton bedroeg. Methode 2: Bottom-up benadering Deze methode berekent de VOS-emissies in Vlaanderen in 2005 vertrekkende van het aantal voertuigen dat per jaar in Vlaanderen wordt hersteld in combinatie met de gemiddelde hoeveelheid solventhoudend product nodig per voertuig: hoeveelheid solventhoudend product (verf, verdunners, reinigingsproducten, vulmiddelen, ) 12 : 1,5-3 l/auto Deze waarde moet gecorrigeerd worden rekening houdend met een implementatiegraad van gesloten reinigingssystemen van 25% en met het gegeven dat de emissies afkomstig van de andere reiniginsmethodes slechts 25% bedraagt (zie methode 1). Aangezien de reinigingssolventen zo n 17% bedragen van de totale hoeveelheid solventhoudend product wordt volgende waarde bekomen: 1,29-2,59 l/auto gemiddeld solventgehalte van de verkochte producten in : 0,5 kg/l totaal aantal herstelde voertuigen in Vlaanderen in 2005: (zie onderstaande berekening) Berekening 12 : gemiddeld aantal werknemers per bedrijf: 3 gemiddeld aantal auto s jaarlijks hersteld per werknemer: 110 aantal bedrijven in Vlaanderen: Het gemiddeld aantal auto s hersteld per werknemer is een theoretische benadering. Hierbij werd geen rekening gehouden met afwezigheid van werknemer wegens ziekte, technische werkloosheid, Hieruit volgt dat de solventemissie in Vlaanderen veroorzaakt door carrosserieherstelwerkzaamheden in 2005 tussen 409 ( * 1,29 * 0,5 * 10-3 ) en ( * 2,59 * 0,50 * 10-3 ) 821 ton bedraagt. Conclusie: De bottom-up methode is minder accuraat dan de top-down methode. De bottom-up methode vertrekt immers vanuit een range van hoeveelheid solventhoudend product gebruikt per auto en reflecteert hierdoor niet welke verfsoort er gebruikt wordt. Bovendien wordt het aantal herstelde voertuigen ingeschat op basis van een gemiddeld aantal per werknemer, terwijl het verbruik van carrosserieproducten in de top-down methode bepaald wordt op basis van verkoopcijfers aan de sector. Hierbij komt dat de inspanningen voor het overschakelen naar oplosmiddelarme verven voornamelijk pas het laatste jaar (2005) merkbaar zijn, wat vermoedelijk bijdraagt tot het lagere resultaat van solventemissie berekend volgens de bottum-up methode. Door de grote onzekerheid van de bottom-up methode wordt geopteerd voor de top-down methode Kwantificerirg van de stof uitstoot van een spuitcabine Om de emissie van stof (voornamelijk verfdeeltjes) uit een spuitcabine te berekenen wordt uitgegaan van het totale verbruik aan verf over een gans jaar, het totaal aantal herstelde auto s per jaar en het aanbrengrendement van de verfspuitpistolen. Verder wordt aangenomen dat het afgas 32 Vlaams BBT-Kenniscentrum

49 SOCIO-ECONOMISCHE EN MILIEU-JURIDISCHE SITUERING VAN DE SECTOR gefilterd wordt door droge filters met een verwijderingsrendement van 95% en dat de spuitduur per auto maximum 20 minuten bedraagt (maximum verblijftijd van auto in cabine bedraagt 1,5 uur). verkochte hoeveelheden verven in België in : solventgebaseerde verf: ton, gemiddeld solventgehalte 65% high-solids: 180 ton, gemiddeld solventgehalte 40% watergebaseerde verf: 279 ton met een vaste stof gehalte van 16% gemiddeld aanbrengrendement van de verfspuitapparatuur: 65% totaal aantal herstelde voertuigen in België in 2005: (zie onderstaande berekening) Berekening 12 : gemiddeld aantal werknemers per bedrijf: 3 gemiddeld aantal auto s jaarlijks hersteld per werknemer: 110 aantal bedrijven in Vlaanderen: Aangezien we enkel rekening houden met de vaste stof in de verf komen we op (1 590 * 0, * 0, * 0,16) = 709 ton vaste stof. Aantal kg vaste stof nodig per auto = / = 0,67 kg/auto Met een aanbrengrendement van 65% komt 35% van de vaste stof in de verf niet op het oppervlak van de wagen terecht. Vaste stof die in de luchtstroom terecht komt = 0,67 x 0,35 = 0,23 kg in de luchtstroom De paint-stop filters die voorzien zijn hebben een vangrendement van 95%. Dus totaal doorgelaten verfstof = 0,23 * (1 0,95) = 0,012 kg/herstelde auto. Dit stemt indien continu wordt gespoten, overeen met een vracht van 0,036 kg verfstof/uur. Randbemerking: Deze berekening heeft enkel betrekking op carrosserieherstelwerkzaamheden. Bij carrosseriebouw (nieuwbouw) wordt eerder in beperkte mate gespoten; de opschriften worden vaak op de laadbak gekleefd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 33

50

51 PROCESBESCHRIJVING Hoofdstuk 3 PROCESBESCHRIJVING Het carrosserieherstel- en carrosseriebouwproces bestaat uit diverse processtappen. In paragrafen 3.2 tot en met 3.7 zijn de werkzaamheden per processtap beschreven, met vermelding van eventuele verschillen tussen carrosserieherstel en carrosseriebouw. Elk paragraaf wordt afgesloten met een overzichtstabel, waarin de belangrijkste milieuaspecten van de processtap zijn samengevat. In paragraaf 3.8 worden specifieke aspecten van de carrosseriebouw kort beschreven Processtappen Carrosserieherstel De processtappen van een algemeen carrosserieherstelproces zijn weergegeven in tabel 4. Deze processtappen gelden voor het herstelproces bij zowel de carrosserieherstellers als de carrosseriebouwers. Tabel 4: Overzicht van de processtappen bij herstelwerkzaamheden Processtappen Bestek maken Demontage Plaatwerk Voorbehandeling Spuitwerk Montage en aflevering Belangrijkste werkzaamheden bestek maken opstellen planning herstelling bestellen onderdelen en materialen demonteren van carrosseriedelen demonteren van mechanische/elektrische onderdelen demonteren van interieuronderdelen richten uitvoeren algemeen plaatwerk plamuren en schuren vervangen van plaatonderdelen vervangen van chassisonderdelen ontvetten spuiten en schuren grondlaag behandelen van inwendige delen reinigen en afplakken wagen aanmaken verf spuiten drogen reinigen spuitapparatuur wegnemen van afplakmateriaal monteren van onderdelen reinigen carrosserie en interieur Vlaams BBT-Kenniscentrum 35

52 HOOFDSTUK 3 Figuur 5 bevat de schematische weergave van een gemiddeld carrosserieherstelbedrijf. Figuur 5: Plattegrond van een gemiddeld carrosserieherstelbedrijf (1) receptie (2) demontage/plaatwerk (3) voorbehandelingsruimte met afzuiging en gordijnenafscherming (4) verfaanmaakruimte (5) spuit/droogcabine met hangende ruimteverwarming (6) wasplaats 36 Vlaams BBT-Kenniscentrum

53 PROCESBESCHRIJVING Carrosseriebouw De werkzaamheden bij carrosseriebouw kunnen globaal worden onderverdeeld in schets van de carrosserie, chassisconstructie (eventueel), laadbakconstructie, spuitwerk en eindmontage/aflevering. Tabel 5 geeft een overzicht van de processtappen bij carrosseriebouw. Tabel 5: Overzicht van de processtappen bij carrosseriebouw Processtappen Schets carrosseriebouw Chassis constructie Laadbak constructie Spuitwerk Eindmontage en aflevering vaststellen programma van eisen ontwerp chassis en opbouw opstellen schets Belangrijkste werkzaamheden inkopen onderdelen, materialen en/of heel onderstel eventueel aanpassen chassis / zelf bouwen (metaalbewerking, lassen) eventueel stralen voorbehandeling (ontvetten, grondlaag aanbrengen en schuren, behandelen van inwendige delen, reinigen en afplakken) inkopen onderdelen en materialen materiaalbewerking (hout, aluminium, polyester) plamuren en schuren voorbehandeling (ontvetten, grondlaag aanbrengen en schuren, behandelen van inwendige delen, reinigen en afplakken) aanmaken verf spuiten drogen reinigen spuitapparatuur wegnemen van afplakmateriaal monteren van onderdelen reinigen chassis en laadbak De indeling van de werkruimten bij carrosseriebouwbedrijven is vergelijkbaar met de indeling bij carrosserieherstelbedrijven. Er zijn vooral verschillen ten aanzien van de afmetingen van ruimten en installaties, die bij carrosseriebouwbedrijven groter zijn: Een grote voorbewerkingsruimte is nodig, vanwege de afmetingen van de voertuigen zelf, maar ook omdat de gemiddelde verblijfstijd per voertuig langer is bij carrosseriebouw dan bij carrosserieherstel. Er is veel opslagruimte nodig voor de materialen die in de carrosseriebouw worden toegepast. Bij carrosserieherstel worden de benodigde onderdelen per voertuig besteld. De spuitcabines kunnen tot 16 meter lang zijn en voorzien van een spuiterlift, om grote voertuigen te kunnen spuiten. Sommige spuit/droogcabines kunnen in kleinere secties worden ingedeeld, om tegelijkertijd aan verschillende voertuigen/onderdelen te kunnen werken Bestek maken Voor de start van het herstelproces wordt een bestek gemaakt. Steeds vaker wordt de schade door middel van een digitale camera vastgelegd. Daarna worden schadegegevens van het voertuig met calculatiesoftware uitgewisseld, waarmee een compleet bestek automatisch wordt opgesteld. De uitkomsten van de calculatie bepalen of de reparatie uit economisch oogpunt uitvoerbaar is. Vlaams BBT-Kenniscentrum 37

54 HOOFDSTUK 3 Bij nieuwbouw worden de werkzaamheden gepland op basis van een schets (zie paragraaf 3.8.1) Demontage De demontagestap komt zowel bij carrosseriebouw als bij carrosserieherstelwerkzaamheden voor. Als eerste wordt het voertuig naar de demontagezone gebracht en indien nodig op een montagebrug gereden, om de beschadigde onderdelen te verwijderen. Het kan nodig zijn om carrosseriedelen ( 3.3.1), mechanische en elektrische onderdelen ( 3.3.2) en/of interieuronderdelen ( 3.3.3) te demonteren. De milieuaspecten van de demontagestap zijn in samengevat. Afhankelijk van het type en de omvang van de schade gaat de auto daarna naar de afdeling plaatwerk ( 3.4) of rechtstreeks naar de afdeling voorbehandeling ( 3.5) Demontage van carrosseriedelen Beschadigde carrosseriedelen die niet meer te herstellen zijn, of die beter afzonderlijk van het voertuig kunnen worden hersteld (bv. een spatbord) moeten worden gedemonteerd. Bij lichtere schade gebeurt de demontage meestal via verwijdering van bevestigingsmaterialen (bouten, schroeven, e.d.). Onderdelen die niet meer kunnen worden gerepareerd kunnen ook mechanisch worden verwijderd (boren, slijpen, hakken, e.d.) Demontage van mechanische en elektrische onderdelen Bij grotere schades kan het nodig zijn om mechanische onderdelen te verwijderen. Mechanische onderdelen zijn bijvoorbeeld motoronderdelen (radiator, motorblok, ) of andere voertuigonderdelen (directiekolom, schokdempers, ophanging, airbag, enz.). Steeds meer wagens zijn voorzien van airconditioning. Bij demontage van onderdelen van het airconditioning systeem kan het koudemiddel met speciale apparatuur afgetapt worden (het koudemiddel bestaat meestal uit HFK 134a). Vaak moeten ook elektrische onderdelen worden weggenomen, zoals elektrische bedrading, de alternator, de accu, lampen, enz Demontage van interieuronderdelen Soms worden delen van de cabine weggenomen, omdat deze beschadigd zijn (bekleding, dashboard, stoelen, etc.), om de binnenzijde van het voertuig te herspuiten, of om van de binnenkant een betere toegang te krijgen tot het plaatwerk dat hersteld moet worden Milieuaspecten demontage Belangrijkste milieuaspecten van de demontage zijn de productie van afvalstoffen en de geluidemissie (zie tabel 6). 38 Vlaams BBT-Kenniscentrum

55 PROCESBESCHRIJVING Tabel 6: Overzicht milieuaspecten demontage Processtap Demontage carrosserie Demontage onderdelen Demontage interieur Vrijkomende afvalstoffen metaalschroot (spatborden, deuren, motorkappen, velgen, sierlijsten, enz.); kunststofafval (bumpers, sierlijsten, stootranden, enz.); glas (lampen en ruiten); autobanden elektrische onderdelen (bedrading, parkeerhulp sensoren, ) metaalafval, kunststofonderdelen, olie, koelvloeistof, koudemiddel (airco), accu s, enz. elektronisch schroot (boordcomputer, GPS systeem, ) diverse interieuronderdelen van kunststof, textiel en/of metaal Luchtemissies/ bodemverontreiniging Geluidshinder geen grootste bronnen van geluid zijn de demontage van carrosserie en onderdelen (boren, slijpen en hakken). Gereedschap dat de hoogste geluidsproductie veroorzaakt is: hamer en beitel pneumatische beitel slijpmachine risico op luchtemissies door uitlekken van koudemiddel risico op bodemverontreiniging door uitlekken van olie, koelvloeistof, accuzuur, idem geen beperkt 3.4. Plaatwerk Bij grotere schades, waar vervorming is opgetreden, moet het voertuig eerst door middel van een richtbank op de fabrieksspecificaties terug worden gezet ( 3.4.1). Voertuigen met kleine schades hoeven niet op de richtbank en worden in de uitdeukzone gerepareerd. Daar vindt reparatie van carrosserieonderdelen plaats ( 3.4.2) of worden plaatonderdelen en chassisonderdelen vervangen ( en 3.4.4). In de carrosseriebouw wordt een onderscheid gemaakt tussen constructie van het chassis en constructie van de opbouw. Technieken die worden toegepast bij chassisconstructie zijn vergelijkbaar met plaatwerktechnieken. Bij de constructie van de opbouw kunnen veel verschillende materialen worden toegepast, waardoor ook diverse technieken bij carrosseriebouwers op kleine schaal voorkomen (houtbewerking, aluminiumbewerking, polyesterverwerking, enz.) Richten Voertuigen waarvan het chassis vervormd is, moeten terug in vorm gebracht worden. Het richten gebeurt op een richtbank. De richtbank is een toestel, dat met behulp van speciale mallen (mallenrichtbank) of van een gecomputeriseerd meetsysteem (universele richtvloer) het chassis van elk type auto weer op maat maakt. Mallenrichtbank (zie Figuur 6, p. 40) Het voertuig wordt op verwisselbare mallen geplaatst, die aan de richtbank zijn bevestigd. De mallen zijn specifiek voor elke model auto en worden meestal voor de duur van de reparatie gehuurd. De vervorming van het chassis wordt visueel waargenomen. Het richten gebeurt door aan het chassis en de kooi van de auto zodanig te trekken totdat het voertuig op alle plaatsen Vlaams BBT-Kenniscentrum 39

56 HOOFDSTUK 3 terug op de mallen steunt. Het trekken gebeurt door een hydraulische aangedreven hefboom (trekarm) die via kettingen en haken aan de kooi en het chassis bevestigd wordt. Universele richtvloer (zie Figuur 7) Figuur 6: Mallenrichtbank Het voertuig wordt op stelten geplaatst en sensoren worden op specifieke plaatsen van het chassis bevestigd. Een aantal sensoren geplaatst op een niet-vervormd deel van het chassis dienen als referentiemeting. De overige sensoren geven via een computer de vervorming van het chassis in hoogte, breedte en lengterichting aan. Het richten gebeurt op dezelfde manier als op een richtbank. Figuur 7: Universele richtvloer 40 Vlaams BBT-Kenniscentrum

57 PROCESBESCHRIJVING Algemeen plaatwerk Met algemeen plaatwerk wordt het uitdeuken en het inleggen van metaal (vertinnen) in beschadigde carrosseriedelen bedoeld. Vertinnen wordt toegepast om deuken op te vullen, voornamelijk bij luxewagens en oldtimers. Daarbij wordt een gesmolten tinlegering op de lasnaad aangebracht. Na het stollen wordt het oppervlak meestal nog gevijld. Vertinnen veroorzaakt luchtemissies van lood (aanwezig in de tinlegering) tijdens het lassen maar vooral ook tijdens het vijlen. Tegenwoordig worden deuken voornamelijk met plamuur gevuld (zie 3.4.3). Het uitdeuken gebeurt manueel (vooral) of machinaal: Bij het manueel uitdeuken gebruikt de carrosseriehersteller speciale hamers en tassen. Tassen zijn aambeeldjes die achter het koetswerk gehouden worden bij het uitkloppen. Voor het machinaal uitdeuken wordt meestal pneumatisch of hydraulisch gereedschap gebruikt Plamuren en schuren Poriënmiddelen en plamuur/stopmiddelen worden gebruikt om oneffenheden in het carrosserieoppervlak op te vullen en te egaliseren voordat men de verflagen aanbrengt. De meest gebruikte plamuren bestaan uit onverzadigde polyesterharsen op basis van een twee-componenten systeem (hars en verharder). Na menging van hars en verharder moeten deze plamuren snel verwerkt worden. Na het aanbrengen van de plamuurlaag moet altijd geschuurd worden. Dit schuren gebeurt met een schuurmachine, meestal voorzien van lokale afzuiging voor het vrijgekomen schuurstof. Figuur 8: Plamuurwerk bij carrosserieherstel Vanaf 1 januari 2007 worden per Koninklijk besluit nadere eisen gesteld aan het VOS-gehalte van alle types poriënmiddelen en plamuur/stopmiddelen (maximaal 250 g/l gebruiksklaar product, zie tabel in ). Vlaams BBT-Kenniscentrum 41

58 HOOFDSTUK 3 Tijdens deze processtap worden ook herstellingen aan kunststof uitgevoerd door middel van een uithardende kunststof met dezelfde eigenschappen als het materiaal van het gerepareerde onderdeel (het zogenaamde kunststof lassen ). Na uitharding wordt de oppervlakte van het kunststofonderdeel glad geschuurd. Het plamuren en schuren wordt in de uitdeukzone of in een aparte voorbehandelingsruimte uitgevoerd. Anders dan bij carrosserieherstelbedrijven, is plamuren geen veel voorkomende activiteit in de carrosseriebouw. Plamuren komt vooral voor in de volgende gevallen: Bij schade of oneffenheden in delen van de carrosserie, ontstaan tijdens de productie. Bij gebruik van materialen van mindere kwaliteit, bijvoorbeeld polyester platen met veel naden die strak moeten worden afgewerkt Vervangen van plaatonderdelen In deze fase van het proces worden plaatonderdelen die onherstelbaar beschadigd zijn vervangen door nieuwe of tweedehandse onderdelen. Het plaatselijk vervormen van de nieuwe delen met gebruik van hamers is soms noodzakelijk om de nieuwe delen beter te doen aanpassen Vervangen van chassisonderdelen Delen van het chassis of van de carrosserie die niet meer in vorm kunnen worden gebracht, worden afgezaagd en vervangen. Het nieuwe deel wordt meestal op de richtbank zelf gelast, nadat de te lassen onderdelen eerst zijn kaal gemaakt en ontvet (zie ook 3.5.1). Met de toepassing van nieuwe materialen in de vervaardiging van chassis worden ook door autofabrikanten nieuwe verbindingstechnieken voorgeschreven. Zo worden aluminium chassisonderdelen aan elkaar verbonden door middel van lijm en klinknagels. Lijmverbindingstechnieken worden ook vaak in de carrosseriebouw toegepast Milieuaspecten plaatwerk Belangrijkste milieuaspecten van het plaatwerk zijn luchtemissies en geluid. Bij plaatwerk komen er nauwelijks afvalstoffen vrij (zie tabel 7). Tabel 7: Overzicht milieuaspecten plaatwerk Processtap Vrijkomende afvalstoffen Luchtemissies Geluidshinder Richten geen geen beperkt Algemeen plaatwerk Plamuren/schuren vijlafval (veegstof) stoffilters uitgeharde plamuuroverschotten schuurstof (veegafval) stoffilters schuurpapier lege recipiënten schadelijke lasrook bij vertinnen intens licht bij lassen VOS-emissies plamuurmiddelen stofemissies bij schuren belangrijkste bronnen van geluid zijn de uitdeukwerkzaamheden (handmatig of machinaal) en de slijpwerkzaamheden geluidshinder door schuurmachine 42 Vlaams BBT-Kenniscentrum

59 PROCESBESCHRIJVING Processtap Vrijkomende afvalstoffen Luchtemissies Geluidshinder Vervangen van plaatonderdelen Vervangen van chassisonderdelen verpakkingsmaterialen van nieuwe onderdelen verpakkingsmaterialen van nieuwe onderdelen geen geluidshinder door hamerslagen lasrook intens licht bij lassen oplosmiddelemissie bij lijmverbindingen geluidshinder door hamerslagen 3.5. Voorbehandeling Na het plaatwerk worden de voertuigen voorbereid voor de spuitcabine. Eerst worden carrosseriedelen ontvet ( 3.5.1). Daarna wordt een roestwerende en vullende primer gespoten en de plaat wordt een tweede keer geschuurd ( 3.5.2). Indien nodig worden ook inwendige delen behandeld ( 3.5.3). Als laatste wordt de auto gereinigd en afgeplakt ( 3.5.4). In paragraaf zijn alle milieuaspecten van de voorbehandeling samengevat. De voorbehandeling bij carrosseriebouw is vergelijkbaar met de voorbehandeling bij herstelwerkzaamheden Ontvetten Om een goede hechting van de verflagen te bekomen, moeten de te verspuiten onderdelen van carrosserie, chassis of opbouw (kaal aluminium, staal of polyester) eerst worden ontvet. Bij zowel carrosserieherstellers als carrosseriebouwers wordt met name ontvet vóór het aanbrengen van de eerste laag van het verfsysteem. Er vindt meestal geen ontvetting plaats vóór het aanbrengen van de volgende lagen. Ontvetten kan in de carrosseriesector alleen handmatig worden uitgevoerd. Er zijn drie voornaamste technieken: 1. Ontvetten met vluchtige oplosmiddelen Voor het ontvetten van carrosserieonderdelen, chassis, en overige materialen gebruikt in de opbouwconstructie worden voornamelijk conventionele ontvetters gebruikt. Conventionele ontvetters bestaan uit mengsels van vluchtige organische stoffen (VOS), die gezondheidsrisico s met zich mee brengen. De ontvettingsstap gebeurt meestal in de voorbehandelingsruimte, vooral bij carrosserieherstelbedrijven waar vaak veel relatief kleine oppervlaktes moeten worden ontvet. Het ontvetten gebeurt in de carrosseriebouw soms ook in de spuitcabine, vanwege de grotere oppervlaktes en omdat de bezettingsgraad van de spuitcabine meestal lager is dan bij carrosserieherstel. In het verleden werd trichloorethyleen veel gebruikt voor de ontvetting van metalen stukken, vanwege zijn goede prestaties en de onontvlambaarheid. Op grond van de Richtlijn Carcinogene en Mutagene Agentia 90/394/EEG en de Solventrichtlijn (zie b) zijn strenge beperkingen opgelegd op het gebruik van trichloorethyleen (vermoedelijk kankerverwerkend). De laatste tijd wordt het steeds vaker vervangen door minder schadelijke gechloreerde oplosmiddelen, zoals 1,1,1-trichloorethaan, tetrachloorethyleen of methyleenchloride. Vlaams BBT-Kenniscentrum 43

60 HOOFDSTUK 3 2. Ontvetten met alternatieve producten Alternatieven producten zijn chloorvrije voorbehandelingsproducten en oppervlaktereinigers op waterbasis. Chloorvrije producten zijn minder vluchtig dan conventionele ontvetters, en producten op waterbasis bevatten geen of weinig organische oplosmiddelen. Het gebruik van alternatieve ontvetters is vooralsnog zeer beperkt in de carrosseriesector (zie 4.3.3). 3. Stoomreiniging Stoomreiniging wordt alleen in specifieke gevallen toegepast, zoals voor het reinigen van laadkleppen en andere kleine onderdelen die zeer vet zijn geworden. Stoomreiniging wordt niet toegepast voor ontvetting van de carrosserie, vanwege het risico op corrosie als gevolg van het achterblijven van vocht in de naden. Vanaf 1 januari 2007 worden per Koninklijk besluit nadere eisen gesteld aan het VOS-gehalte van voorbehandelingsproducten en oppervlaktereinigers (maximaal 850 g/l gebruiksklaar voorbehandelingproduct en maximaal 200 g/l gebruiksklaar oppervlaktereiniger, zie ) Spuiten en schuren van grondlaag De grondlaag is een verflaag die met behulp van spuitpistolen wordt aangebracht. De grondlaag dient om een betere hechting van de volgende verflagen te bekomen en eventueel om kleine oneffenheden in de plaat weg te werken. Tevens vormt de grondlaag een belangrijke bescherming tegen corrosie. Er zijn drie soorten grondlagen: Washprimers Deze laag wordt aangebracht op blank metaal om het oppervlak een betere bescherming te geven tegen corrosie door middel van fosfatatie. Primer surfacers Deze laag wordt op blank metaal en plamuurlagen aangebracht zonder dat hierbij een passivatie gebeurt. Deze grondlaag dient te worden nageschuurd om oneffenheden weg te werken. Algemene metaalprimers Algemene metaalprimers omvatten diverse coatings die als primer worden aangebracht, zoals hechtingsbevorderende producten, sealers, surfacers, tussenlagen, kunststofprimers, nat-op-nat, niet-schuurbare vulmiddelen en verspuitbare vulmiddelen. Vanaf 1 januari 2007 worden per Koninklijk besluit nadere eisen gesteld aan het VOS-gehalte van primer surfacers en algemene (metaal-)primers (maximaal 540 g/l gebruiksklaar product) en washprimers (maximaal 780 g/l gebruiksklaar product, zie ) Behandelen van inwendige delen Inwendige delen, zoals wielkasten, hoeven niet of slechts gedeeltelijk in de uiteindelijke kleur gespoten te worden. De bescherming gebeurt meestal door het aanbrengen van een roestwerende verflaag of door andere roestwerende middelen. 44 Vlaams BBT-Kenniscentrum

61 PROCESBESCHRIJVING Reinigen en afplakken van wagen Aan het einde van de voorbehandeling wordt de auto met specifieke reinigingsproducten stofvrij gemaakt. De delen van de auto die niet opnieuw moeten worden gespoten, worden met papier en/of plastic afdekfolie afgeplakt om ze te beschermen tegen de verfnevel die tijdens het spuiten ontstaat. Figuur 9: Afplakken van de delen die niet hoeven te worden gespoten Milieuaspecten voorbehandeling Belangrijkste milieuaspecten van de voorbehandeling zijn de vrijkomende afvalstoffen en de oplosmiddelemissie. Geluidshinder wordt veroorzaakt tijdens schuurwerkzaamheden door voornamelijk de afzuiginstallatie (zie tabel 8). Tabel 8: Overzicht milieuaspecten voorbehandeling Processtap Vrijkomende afvalstoffen Luchtemissies Geluidshinder Ontvetten bevuilde vodden VOS-emissies beperkt Grondlaag spuiten/schuren Behandeling inwendige delen Reinigen en afplakken verfafval (veegafval) verffilters mengbekers schuurpapier lege verfblikken bevuilde spoelverdunner VOS-emissies bij verdunnen en spuiten van grondlaag VOS-emissies bij reiniging spuitapparatuur stofemissie bij schuren geluidshinder door schuurmachine beperkt VOS-emissies uit behandelingsproducten beperkt papier-, folie- en tapeafval geen beperkt lege vaatjes detergent 3.6. Spuitwerk Het spuitwerk gebeurt bij herstelwerkzaamheden en carrosseriebouw op vergelijkbare wijze. Er zijn enkele verschillen ten aanzien van de meest gebruikte verfsoorten, spuittechnieken en spuitcabines. Deze verschillen worden in de paragrafen hieronder toegelicht. Vlaams BBT-Kenniscentrum 45

62 HOOFDSTUK 3 Verf wordt eerst in de benodigde hoeveelheid in de verfaanmaakruimte op kleur gemaakt ( 3.6.1). Verflagen op auto s of losse onderdelen worden steeds in een spuitcabine gespoten ( 3.6.2). Na het spuiten start de droogfase ( 3.6.3). De gebruikte spuitapparatuur wordt na gebruik gereinigd ( 3.6.4) Aanmaken van verf Verf moet in de benodigde hoeveelheid en op kleur, worden aangemaakt. Dit gebeurt in het verflabo, meestal met behulp van een mengcomputer. Eerst moet de kleur van de auto nauwkeurig worden vastgesteld. Dit gebeurt meestal door middel van kleurcodes en het chassisnummer. Indien nodig kan een visuele vergelijking met een set kleurkaarten bijkomende info verschaffen. Er zijn ook speciale draagbare scanners om de kleur automatisch te bepalen (zie Figuur 10). Figuur 10: Kleurenscanner Na het intoetsen van de kleurcode en de gewenste hoeveelheid, geeft de mengcomputer een pasklare mengformule (zie Figuur 11, p. 47). De basiskleuren voor het aanmaken van verf worden in een mengbank in gebruiksklare vorm gehouden (regelmatig roeren). De benodigde hoeveelheden basiskleuren worden handmatig afgetapt en gedoseerd in een mengbeker op een elektronische weegschaal. Indien nodig wordt de verf op de juiste spuitviscositeit gebracht door toevoeging van verdunners. Na het mengen en/of verdunnen wordt de verf overgegoten in de verfbeker van het spuitpistool. In de carrosseriebouw wordt de verf op kleur samengesteld alleen naar aanleiding van specifieke klantenwensen of voor herstelwerkzaamheden. Vaak worden standaard kleuren gebruikt. 46 Vlaams BBT-Kenniscentrum

63 PROCESBESCHRIJVING Figuur 11: Intoetsen kleurcode in de computer Spuiten Het spuiten is het proces met de grootste milieubelasting: Tijdens het spuitproces komt een gedeelte van de verf op het gespoten oppervlak terecht. Het ander gedeelte valt op de grond (verfstof) of wordt in filters opgevangen. Tijdens het vernevelen van de verf en de tussentijdse droging verdampt een groot gedeelte van de oplosmiddelen (vluchtige organische stoffen of VOS). Deze VOS komen voor het grootste gedeelte in de lucht terecht. Verven bevatten ook aanzienlijke hoeveelheden geurstoffen. De geur wordt hoofdzakelijk toegeschreven aan de organische oplosmiddelen. Figuur 12: Spuitwerkzaamheden in de spuitcabine Vlaams BBT-Kenniscentrum 47

64 HOOFDSTUK 3 Veel aspecten hebben een belangrijke invloed op de milieubelasting van het spuitproces: de gebruikte verfsoort, de uitrusting van de spuitruimte, de toegepaste spuittechniek en de werkwijze. De technische aspecten worden hieronder besproken. Verfsoorten Na de voorbehandeling kunnen de verflagen worden aangebracht. Het gebruikelijke verfsysteem bij carrosserieherstel bestaat uit 2 lagen: Basislaag De basislaag geeft de uiteindelijke kleur. Deze laag wordt meestal in meerdere verflagen aangebracht, al dan niet met een droogtijd. Naast oplosmiddelhoudende verven worden steeds vaker watergedragen verven gebruikt. Vernislaag De vernislaag beschermt de basislaag tegen krassen en veroudering en zorgt meestal voor de glans. Watergedragen verven voor de vernislaag zijn nog in ontwikkeling. High-solids verven vormen op dit moment het meest milieuvriendelijke beschikbare alternatief voor het aanbrengen van de vernislaag. In de carrosseriebouw, maar ook bij het herstel van bv. opleggers en vrachtwagens, worden voornamelijk één of twee lagen gekleurde verf gespoten. In het algemeen zijn twee lagen nodig om de gewenste dikte te bereiken. Op aluminium en polyester opbouwconstructies worden meestal volgende verven gebruikt: 2-componenten polyurethaan-acrylaat verven ( g VOS/l spuitklaar product), of high-solids verven (minder dan 420 g VOS/l spuitklaar product). De combinatie van een gekleurde basislaag en een vernislaag wordt alleen toegepast in specifieke gevallen (metallic of parelmoer kleuren, zeer hoge esthetische eisen). De techniek om een 2-componenten polyurethaan-acrylaat verf te vernissen wordt gebruikt om een nog betere krasweerstand en buitenduurzaamheid te bekomen. Meer en meer wordt echter ook in de carrosseriebouw gewerkt met echte basislaag/vernislaag systemen. Voor het spuiten van het chassis en stalen frames worden verschillende oplosmiddelhoudende verfsoorten gebruikt (2-componenten polyurethaan verven, 2-componenten epoxy verven, 1- component alkyd verven of 1-component epoxy verven). Spuitcabines Spuitcabines zijn geïntegreerde installaties, waarin het spuitproces onder optimale omstandigheden kan plaatsvinden. Standaard voorzieningen van een spuitcabine zijn: overdruk in de spuitcabine, om stof van buiten tegen te houden; persluchtvoorziening en persluchtfilters; opvang van verfnevel in filters; afzuiging en afvoer van oplosmiddeldampen; voorverwarming binnenkomende lucht (20-24 o C); felle verlichting, om eventuele oneffenheden beter waar te nemen (minimum lux); brandveiligheid; vloeistofdichte vloer. 48 Vlaams BBT-Kenniscentrum

65 PROCESBESCHRIJVING Figuur 13: Spuitcabine carrosserieherstel (boven) en carrosseriebouw (onder) Spuitcabines voor de carrosseriebouw kunnen zeer grote afmetingen hebben. Voor het spuiten van opbouwconstructies wordt gebruik gemaakt van een spuiterlift (zie Figuur 14, p. 50). Meestal worden de spuitwerkzaamheden door de carrosseriebouwers zelf uitgevoerd, maar deze kunnen ook worden uitbesteed aan gespecialiseerde spuitbedrijven. Spuittechniek Vanwege de hoge kwaliteitseisen worden de verflagen handmatig door middel van een spuitpistool aangebracht. Deze processtap vereist een behoorlijke technische vaardigheid van de spuiter. Vlaams BBT-Kenniscentrum 49

66 HOOFDSTUK 3 Figuur 14: Spuiterlift Voor kleinere hoeveelheden verf wordt een spuitpistool met boven- of onderbeker gebruikt (carrosserieherstel). Grotere hoeveelheden verf worden vanuit een drukvat aangevoerd (carrosseriebouw). Afhankelijk van de gebruikte techniek wordt de verf door middel van snelstromende perslucht en/of hoge druk verneveld. De verfnevel wordt door een instelbare spuitmond (van rond- tot vlakstraal) op de auto, chassis of opbouw gespoten. In de conventionele spuittechniek ( pneumatisch spuiten ) wordt de verf onder een luchtdruk van ongeveer 3 bar verneveld. Deze techniek veroorzaakt veel spuitverliezen ( overspray ), als gevolg van de weerkaatsing van de verfnevel tegen het gespoten voorwerp ( bounce-back effect). In de carrosseriesector is het pneumatisch spuiten grotendeels vervangen door spuittechnieken met een hoog aanbrengrendement. Bij carrosserieherstelbedrijven is hoog volume/lage druk-spuiten de meest gebruikte spuittechniek. Bij deze variant op het pneumatisch spuiten wordt de verf met een groot volume lucht en onder lage druk verneveld (0,7 bar luchtvernevelingsdruk). De verfnevel wordt met lagere snelheid in een groot volume lucht gespoten, waardoor het bounce-back effect minder sterk is. In de carrosseriebouw is hoog volume/lage druk-spuiten alleen geschikt voor het spuiten van kleine oppervlaktes of voor reparatiewerk. Dit komt door de beperkte werksnelheid (minder dan 1 liter verf per minuut). Naast hoog volume/lage druk-spuiten worden ook andere technieken zoals airless- en airmix-spuiten toegepast. De verf wordt vanuit een drukvat naar het spuitpistool aangevoerd. Door het hoge debiet (meer dan 10 liter verf per minuut) kunnen grote oppervlaktes worden gespoten, zoals een opbouw of een heel chassis. Bij airless-spuiten wordt geen lucht gebruikt voor het verstuiven van de verf. De verneveling vindt plaats door de verf onder zeer hoge druk door een nauwe spuittip te spuiten. Het werktempo is hoog maar het spuitresultaat is grover dan bij hoog volume/lage druk-spuiten. Het airmix-spuiten is een variant op het airless-spuiten. Bij deze techniek wordt de airless verneveling gecombineerd met een pneumatische verneveling. Deze techniek wordt toegepast voor het spuiten van grote oppervlaktes, indien hogere eisen worden gesteld aan het esthetisch effect van de aangebrachte verflagen. 50 Vlaams BBT-Kenniscentrum

67 PROCESBESCHRIJVING Drogen Het drogen van de verf gebeurt meestal in dezelfde afgesloten ruimte of spuitcabine waar het aanbrengen van de verflagen is gebeurd (gecombineerde spuit-/droogcabine). Het droogproces moet stofvrij kunnen verlopen. De verf is immers nog een groot gedeelte van de droogtijd nat waardoor stofdeeltjes kunnen vastplakken. Meestal wordt de droging versneld door de drooglucht geleidelijk tot ongeveer 60 C te verwarmen. Het droogproces duurt ongeveer minuten, en is langer bij watergedragen verven. Ook kunnen mobiele infrarood panelen worden gebruikt, met name voor de droging van beperkte oppervlakten. Tijdens het droogproces komen aanzienlijke hoeveelheden VOS in de lucht terecht doordat in deze stap de resterende oplosmiddelen verdampen en afgezogen worden. Het drogen veroorzaakt een hoog energieverlies, omdat de inkomende luchtstroom continu verwarmd en (gedeeltelijk) ververst wordt. De verwarming vindt meestal plaats via een warmtewisselaar. De luchtstroom in droogcabines waarin watergedragen verven worden toegepast is 1,5 tot 2 keer groter dan in spuitcabines voor oplosmiddelhoudende verven. Overstappen op watergedragen verven betekent dus een aanzienlijke verlaging van de oplosmiddelemissies maar tegelijkertijd ook een toename van het energiegebruik ten behoeve van het droogproces. De langere droogtijd van watergedragen verven is vooral een knelpunt bij herstelwerkzaamheden, vanwege de hoge bezettinggraad van de spuitcabine. Toch loopt de invoering van watergedragen verven minder snel bij carrosseriebouw dan bij herstelwerkzaamheden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn: de kwaliteit van watergedragen verven (risico op zakkers en blaasvorming in de carrosseriebouw); de hogere kosten van watergedragen verven; de hogere investering- en exploitatiekosten van spuitcabines voor watergedragen verven (groter luchtdebiet nodig) Reinigen van spuitpistool en recipiënten Na het spuiten moet de spuitapparatuur worden gereinigd. Verfresten in de verfbekers worden in aparte opvangbakken voor oplosmiddelhoudende en watergedragen verven uitgelekt. Ook spuitpistolen gebruikt voor oplosmiddelhoudende verven en watergedragen verven worden apart gereinigd. Eerst wordt oplosmiddel (of water in het geval van watergedragen verven) in de verfbeker (boven- of onderbeker) toegevoegd, voordat het spuitpistool in een opvangbak leeg wordt gespoten. Daarna wordt het pistool in zijn geheel of in onderdelen ondergedompeld in reinigingssolvent (reinigingsvloeistof). Vaak worden ook pistoolreinigingstoestellen gebruikt. Volledig gesloten automatische reinigingsapparaten zijn verplicht volgens Vlarem II als hierbij organische oplosmiddelen worden gebruikt. (zie ook b) Milieuaspecten spuitwerk Belangrijke milieuaspecten van het aanmaken van verf, spuiten, drogen en reinigen van spuitapparatuur zijn de afvalstoffen, de luchtemissies en het energieverbruik (zie tabel 9, p. 52). Vlaams BBT-Kenniscentrum 51

68 HOOFDSTUK 3 Tabel 9: Overzicht milieuaspecten spuitwerk Processtap Vrijkomende afvalstoffen Luchtemissies Energieverbruik Verf aanmaken papieren filters met aangekoekte verf (eenmalig gebruik) lege verf- en mengbekers bevuilde vodden VOS-emissies bij aanmaken van oplosmiddelhoudende verven en verdunning tot de gewenste viscositeit beperkt Spuiten verfstof vervuilde verffilters vervuild papier-, folie- en tapeafval VOS-emissies geuremissie luchtemissies verwarmingssysteem (CO 2, CO, NO x ) stofemissie (verfdeeltjes) Drogen geen VOS-emissies geuremissie luchtemissies verwarmingssysteem (CO 2, CO, NO x ) Reiniging spuitapparatuur vervuilde reinigingssolvent verfslib uitgelekte verfresten VOS-emissies geuremissie perslucht verwarming binnenkomende lucht (22 o C) verwarming drooglucht (60 o C) beperkt 3.7. Montage en aflevering Werkzaamheden in de laatste processtap zijn het wegnemen van afplakmateriaal ( 3.7.1), de montage van onderdelen ( 3.7.2) en de reiniging van de auto vóór aflevering ( 3.7.3) Wegnemen van afplakmateriaal Na droging van de gespoten verflagen kan het afplakmateriaal worden weggenomen. Het afplakpapier/folie is gedeeltelijk bedekt met plakband en gedroogde verf. Dit afval is ongeschikt voor hergebruik of recycling en kan daarom met het restafval worden afgevoerd Montage van onderdelen Bij de montage worden onderdelen aan de auto bevestigd. Het zijn: Niet-beschadigde onderdelen, die eerder zijn gedemonteerd ten behoeve van andere werkzaamheden (bedrading, motoronderdelen, interieuronderdelen, etc.). Nieuwe onderdelen zoals koplampen, bumper, etc., ter vervanging van beschadigde onderdelen. Herstelde carrosserieonderdelen, die los van de auto zijn gerepareerd. Indien nodig wordt de auto opnieuw uitgelijnd en worden de wielen uitgebalanceerd Carrosserie- en interieurreiniging Voor de aflevering van de auto wordt de carrosserie met water en zeep gereinigd en het interieur gestofzuigd. 52 Vlaams BBT-Kenniscentrum

69 PROCESBESCHRIJVING Milieuaspecten montage en aflevering De laatste processtap heeft een beperkte milieu-impact (voornamelijk bedrijfsafval en een beperkte hoeveelheid licht bevuild afvalwater, zie tabel 10). Tabel 10: Overzicht milieuaspecten montage en aflevering Processtap Vrijkomende afvalstoffen Afvalwater Geluidshinder Wegnemen afplakpapier/folie Montage van onderdelen Carrosserie- en interieurreiniging vervuild papier-, folie- en tapeafval verpakkingen van nieuwe onderdelen geen beperkt geen beperkt beperkt beperkte hoeveelheid licht bevuild afvalwater (voornamelijk stof) beperkt 3.8. Specifieke aspecten carrosseriebouw Schets carrosseriebouw Een groot deel van de carrosseriebouwers werkt met stukproductie. De klant kan zijn chassis of opbouw vaak exact volgens de eigen wensen en specificaties laten construeren. Het programma van eisen wordt eerst in overleg met de klant vastgesteld en vertaald in een ontwerp. Na goedkeuring van het ontwerp wordt de schets van de carrosserie opgesteld. Een klein deel van de bedrijven produceert grotere series en is meer gericht op standaarduitvoeringen Chassisconstructie Het chassis wordt vaak door carrosseriebouwers ingekocht. Vooral bij serieproductie wordt gebruikt gemaakt van standaard chassis. Bij stukproductie kan het nodig zijn om het chassis aan te passen (bijvoorbeeld verlenging van het chassis). In sommige gevallen wordt het chassis door de carrosseriebouwer zelf gebouwd. Technieken die worden toegepast bij chassisconstructie zijn vergelijkbaar met de plaatwerk technieken bij herstelwerkzaamheden Opbouwconstructie De opbouwconstructie wordt meestal in twee stappen uitgevoerd: eerst de opbouw zelf, en na het coaten de eindmontage (zie 3.8.5). De werkzaamheden tijdens de opbouwconstructie omvatten: materialen op maat maken (snijden, knippen, zagen); mechanische montage en/of lassen; montage met behulp van kitten en/of popnagels; eventuele voorbehandelingen (met ontvetters of lijmprimers). Bij de constructie van speciale voertuigen worden specifieke materialen toegepast, zoals bijvoorbeeld voor het isoleren van de laadbak van koelwagens. Vlaams BBT-Kenniscentrum 53

70 HOOFDSTUK 3 Bij de constructie van de opbouw kunnen veel verschillende materialen worden gebruikt. Daardoor vinden bij carrosseriebouwers werkzaamheden als houtbewerking, aluminiumbewerking en/of polyesterverwerking op kleine schaal plaats. Figuur 15: Kleinschalige houtbewerking bij carrosseriebouwbedrijf De materiaalkeuze is in eerste instantie bepaald door functionele eigenschappen, zoals isolatie. Daarnaast is er ook aandacht voor lichtgewicht construeren, vanwege de brandstofbesparing door lichtere voertuigen. Voor de carrosseriebouw voorziet men een stijging van het gebruik van aluminium in de komende jaren (voornamelijk door de recycleerbaarheid en de lichtere constructie) in tegenstelling tot polyester Spuitwerk Spuitwerk bij nieuwbouw is vergelijkbaar met spuitwerk bij herstelwerkzaamheden. Enkele verschillen met betrekking tot de gebruikte verfsoorten, spuitcabines en spuitapparatuur zijn in 3.5 toegelicht. Spuitwerk is niet altijd nodig voor alle onderdelen van de opbouw. Bijvoorbeeld, polyester met een gladde witte toplaag (gelcoat) hoeft vaak niet te worden gespoten. Vanwege de hoge kosten en de relatief lage bezettingsgraad van de spuitcabine, wordt het spuitwerk door een aantal vooral kleinere carrosseriebouwbedrijven aan gespecialiseerde spuitbedrijven uitbesteed Eindmontage en aflevering Eindmontage en aflevering bij nieuwbouw zijn vergelijkbaar met montage en aflevering bij herstelwerkzaamheden. 54 Vlaams BBT-Kenniscentrum

71 PROCESBESCHRIJVING Figuur 16: Eindmontage van een laadbak Voor de afwerking van de opbouw worden stickers en bedrukte kunststof films steeds vaker gebruikt, als alternatief voor het spuiten, rollen of kwasten van afbeeldingen en teksten op opbouwconstructies. Belangrijke voordelen ervan zijn: voorkomen van oplosmiddelemissie; sneller werken; snel en makkelijk wisselen van afbeelding. Vlaams BBT-Kenniscentrum 55

72

73 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Hoofdstuk 4 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Volgende paragrafen beschrijven milieuvriendelijke technieken voor de verschillende stappen van het carrosserieherstellings- en carrosseriebouwproces. Waar nodig worden deze technieken in detail besproken (zie technische fiches in bijlage 2, p. 123 e.v.). Individuele milieuvriendelijke technieken, of groepen van aanverwante technieken, worden in de tekst met volgnummers aangeduid ([1], [2], ) en vormen de input voor de BBT-evaluatie in hoofdstuk Milieuvriendelijke technieken demontage De belangrijkste milieuaspecten van de demontagestap zijn de productie van afvalstoffen ( 4.1.1), het risico op bodem- en luchtverontreiniging ( 4.1.2) en geluidshinder ( 4.6) Voorkomen afvalstoffen tijdens demontage [1] Voorkomen beschadigingen bij demontage koetswerkdelen en interieuronderdelen Zorgvuldige demontage van koetswerkdelen en interieuronderdelen voorkomt beschadiging van onderdelen, zodat deze later opnieuw kunnen worden gebruikt. Enkele tips hierbij zijn: demontagehandleiding raadplegen voor de meer ingewikkelde demontages (bijvoorbeeld dashboard) en voor nieuwe of onbekende modellen; onderdelen zorgvuldig demonteren, in de juiste volgorde en gebruik makend van het benodigde, daarvoor geschikte gereedschap (voor de demontage van grotere onderdelen kan de hulp van een collega nodig zijn); alle onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt bij elkaar bewaren; beschadiging van koetswerkdelen en vervuiling van interieuronderdelen voorkomen Voorkomen bodem- en luchtverontreiniging tijdens demontage Incidenten met motorvloeistoffen vormen een risico voor bodemverontreiniging. Dit risico kan worden beheerst door preventieve en organisatorische maatregelen. [2] Aftappen vloeistoffen op vloeistofdichte vloer Voor de demontage van onderdelen die motorvloeistoffen bevatten (olie, koelvloeistof, enz.) is het nodig om de desbetreffende circuits eerst te ledigen. Bodemverontreiniging kan worden voorkomen door de afgetapte vloeistoffen in daarvoor geschikte containers op te vangen en op een lekbak te plaatsen. Mogelijk lekkende componenten (zoals pompen, radiators, enz.) kunnen na demontage in een opvangbak van voldoende grootte worden opgeslagen. [3] Verwijderen gemorste vloeistoffen De gevolgen van bodembedreigende incidenten kunnen zoveel mogelijk worden beperkt door volgende organisatorische maatregelen: Voorzien van nodige interventiemiddelen: absorptiemateriaal (strooikorrels e.d.), overmaatse vaten, persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen, brillen, enz.), enz. (Art van Vlarem II). Vlaams BBT-Kenniscentrum 57

74 HOOFDSTUK 4 Voorkomen dat de opvanginrichtingen in directe verbinding staan met de openbare riolering. Na elk ongeval waarbij vloeistoffen gemorst zijn, moet men de eventuele opvanggoten reinigen en de bekomen afvalstroom op een aangepaste manier verwijderen (Art van Vlarem II). Instructies aan medewerkers om in geval van lekkages, ondeugdelijke verpakking, morsen, en andere incidenten dadelijk in te grijpen. Jaarlijkse visuele inspectie van de vloeren door de ondernemer. [4] Speciale apparatuur voor demontage airconditioning systeem Bij beschadiging of demontage van airconditioning systemen kan het nodig zijn om het koudemiddel af te tappen. Koudemiddelen die in de airconditioning systemen van voertuigen worden toegepast, zijn gefluoreerde broeikasgassen. Met behulp van speciale apparatuur (zie figuur 17) kunnen luchtemissies tijdens het aftappen worden voorkomen. Vanwege de kosten van de apparatuur en de benodigde ervaring, worden deze werkzaamheden bij kleinere bedrijven vaak uitbesteed. Figuur 17: Aftapapparatuur voor koudemiddelen 4.2. Milieuvriendelijke technieken plaatwerk De belangrijkste milieuaspecten van het plaatwerk, plamuren en schuren zijn de productie van afvalstoffen ( en 4.2.2), de luchtemissies ( 4.2.3, en 4.2.5) en geluidshinder ( 4.6) Afvalscheiding [5] Gescheiden inzameling afvalstoffen Afvalstoffen die tijdens het plaatwerk vrijkomen bestaan voornamelijk uit onherstelbare onderdelen. Daarnaast ontstaat kartonafval en kunststoffolie, afkomstig van de verpakking van ver- 58 Vlaams BBT-Kenniscentrum

75 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN vangende onderdelen. Afgedankte onderdelen en verpakkingsmaterialen kunnen zoveel mogelijk gescheiden worden ingezameld ten behoeve van recyclage. Op verpakkingsafval is volgende wetgeving van toepassing: Het afvalstoffendecreet (met het uitvoeringsbesluit Vlarea van 5 december 2003). Het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval ( verpakkingsdecreet van kracht sinds 5 maart 1997). Afval van verpakkingsmaterialen en afgedankte verpakkingsmaterialen dienen conform het afvalstoffendecreet op een selectieve wijze ingezameld te worden en via een erkende overbrenger afgevoerd te worden naar een vergunde verwerker van afvalstoffen. Wat verpakkingen van bedrijfsmatige oorsprong betreft, is VAL-I-PAC het erkende organisme. Bedrijven met lidmaatschap bij VAL-I-PAC voldoen onmiddellijk aan de terugnameverplichting 13. Lidmaatschap is geen verplichting maar wordt aanbevolen door de gewesten en VAL-I- PAC (zie ook ) Voorkomen afvalstoffen tijdens plamuren De werkwijze van plamuren door de carrosseriehersteller is van belang om een overmatig gebruik van plamuur en schuurpapier te voorkomen. [6] Zuinig en correct plamuur aanmaken Aandachtpunten bij een correcte en zuinige aanmaak van plamuur zijn: Goede inschatting van de benodigde hoeveelheid plamuur, die in een keer kan worden verwerkt. Klontervorming en verkeerde dosering van de harder voorkomen. Een juiste mengverhouding van plamuur en harder is te verkrijgen met doseerhulpmiddelen voor grootverpakking van plamuur (5 of 10 kg). Dit voorkomt het indrogen van plamuur in blik, fouten bij het doseren van harder en bespaart veel plamuur. [6] Zuinig gebruik schuurpapier Aandachtspunten bij een zuinig gebruik van schuurpapier zijn: Schuurpapier helemaal opschuren Grof schuurpapier wordt vaak half gebruikt weggegooid. Bij plakschuurpapier is een extra schuurtol voor het grove schuurwerk besparend. Bij zelfklevend schuurpapier is hergebruik gemakkelijker. Schuurpapier niet vol laten lopen Volgelopen schuurpapier is niet versleten maar verspild. Oorzaken van vollopen kunnen divers zijn: onvoldoende afzuiging schuurtol, verkeerd toerental, niet helemaal uitgeharde plamuur, wijze van schuren en verkeerd type schuurpapier. Bij vragen kan overleg met de leverancier en/of producent van schuurmaterialen nuttig zijn. Voorraad schuurmateriaal goed beheren Onbeperkt uitgeven van schuurmateriaal geeft extra hoog verbruik. Het bijhouden van het verbruik van schuurpapier bevordert een zuinig gebruik en de bewustwording van het personeel. 13 Meer informatie is te vinden op de website van VAL-I-PAC. Vlaams BBT-Kenniscentrum 59

76 HOOFDSTUK 4 Juist apparaat voor iedere taak Machinaal schuren is niet altijd overal mogelijk. Reserveer bijvoorbeeld het gebruik van excentrische schuurmachines voor het schuren van oude verflagen, aangebrachte plamuur en/of grondlaag op een vlak oppervlak. Uitstekende delen kunnen de schuurschijf snel beschadigen. Schuurpapier en schuurschijf met de juiste grofheid Berg bij wisseling de niet afgesleten schuurschijf of schuurpapier op een vaste plaats op, om deze later opnieuw te kunnen gebruiken Afzuiging lasrook [7] Afzuiging lasrook (zie technische fiche 1, p. 124) Vanwege de beperkte inschakeltijd van lasapparatuur is de blootstelling aan lasrook bij veel carrosseriebedrijven relatief beperkt. Vaak is een goede ruimteventilatie al voldoende om de blootstellingrisico s laag te houden. Vooral bij carrosseriebouwbedrijven waar intensief wordt gelast, kan afzuiging aan de bron nodig zijn, eventueel in combinatie met persoonlijke beschermingsmiddelen. Afzuiging aan de bron kan worden gerealiseerd door middel van telescopische afzuigarmen of een verplaatsbare afzuigunit Voorkomen stofemissies tijdens schuren Het schuren van oude verflagen en aangebrachte plamuur zijn de belangrijkste bronnen van stofemissies tijdens het plaatwerk. Stofoverlast in de werkplaats kan worden voorkomen door stofafzuiging. [8] Stofafzuiging bij schuurwerkzaamheden Stofafzuiging aan de bron is het meest effectief. Meestal zijn schuurmachines voorzien van een afzuigslang, waarmee het grootste gedeelte van het schuurstof naar een mobiele afzuigunit of een centrale filtervoorziening wordt afgevoerd (lokale afzuiging). Daarnaast kan de voorbehandelingsruimte worden voorzien van laag geplaatste luchtfilters, om fijn stof uit de lucht van de werkplaats te verwijderen (ruimteafzuiging). De filters en het stofafval moeten opgehaald worden door een door het Vlaamse Gewest erkende overbrenger 14. Afgezogen stof is als gevaarlijk afval te beschouwen ingeval er nog resten aanwezig zijn van oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen. Indien het afgezogen mengsel van verfstof, plamuurstof, primerstof en metaaldeeltjes geen gevaarlijke stoffen bevat, wordt het als een ongevaarlijke afvalstof beschouwd. Verder is het aan te raden om tijdens het schuren steeds een stofmasker te dragen. 14 Een lijst met door het Vlaamse Gewest erkende overbrengers en vervoerders kan bekomen worden bij OVAM of op de websites en 60 Vlaams BBT-Kenniscentrum

77 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Figuur 18: Schuurmachine met geïntegreerde stofafzuiging Voorkomen oplosmiddelemissies als gevolg van plaatwerk Oplosmiddelemissies treden op tijdens het aanbrengen van plamuur en tijdens de voorbehandeling als gevolg van het ontvetten van plaatwerk (zie 4.3.3). Om de oplosmiddelemissie uit plamuurwerkzaamheden zo beperkt mogelijk te houden zijn het oplosmiddelgehalte van de grondstof (zie ) en de werkwijze van belang (zie 4.2.2: Zuinig en correct plamuur aanmaken ). Bij kleine schades zonder verfbeschadiging kunnen in sommige gevallen alternatieve plaatwerktechnieken worden toegepast waardoor spuitwerk achteraf niet nodig of beperkt is. [9] Uitdeuken zonder spuiten (zie technische fiche 2, p. 127) Als gevolg van het conventioneel uitdeuken wordt de oorspronkelijke verf beschadigd. Behandelde carrosseriedelen moeten dan opnieuw worden gespoten. Bij kleinere deuken tot enkele centimeters doorsnee en zonder verfbeschadiging, kan de reparatie door uitdeuken zonder spuiten worden uitgevoerd. Daarvoor is speciaal gereedschap en veel ervaring van de carrosseriehersteller nodig. Dit beperkt echter de toepasbaarheid van deze techniek, die in de praktijk vooral bij grotere bedrijven rendabel is Milieuvriendelijke technieken voorbehandeling De belangrijkste milieuaspecten van de voorbehandeling zijn de productie van afvalstoffen ( 4.3.1), de luchtemissies ( en 4.3.3) en geluidshinder ( 4.6) Voorkomen afvalstoffen tijdens voorbehandeling De werkwijze van de carrosseriehersteller is van belang om een overmatig gebruik van afplakmateriaal te voorkomen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 61

78 HOOFDSTUK 4 [10] Zuinig gebruik afplakpapier/folie en tape Aandachtspunten bij een zuinig gebruik van afplakpapier/folie en tape zijn: Juist afplakpapier: Het ideale afplakpapier weegt 50 gram/m 2 (voldoende sterk en voorkomt doorslaan van de spuitnevel). Er bestaan rollen met verschillende breedtes. De meest geschikte breedte is afhankelijk van het te herstellen deel (te bedekken oppervlakte, hanteerbaarheid). Beperking tape gebruik: Door zo weinig mogelijk brede tape te gebruiken (afhankelijk van de toepassing) en een goede opbergplek voor de rollen tape te voorzien (één keer erop lopen, nat laten worden of erover rijden en de tape is onbruikbaar). Beperking gebruik afplakpapier/folie: Door een goede opbergplek voor nog te gebruiken afplakpapier/folie, de volgende wagen meteen af te plakken met grote, schone stukken. Afplakpapier bedekt met verfresten is ongeschikt voor intern hergebruik en voor papierrecycling. Omdat de verfresten op het afplakpapier/folie in korte tijd volledig uitdrogen, kan gebruikt afplakpapier/folie samen met het restafval worden afgevoerd. Grote hoeveelheden afplakpapier/folie kunnen door middel van een afvalpers worden samengeperst, om de benodigde opslagruimte te verminderen en mogelijk ook de ledigingfrequentie van de afvalcontainer. Rolhouder: Bij het meelopen van tape met de papierrol op de houder is smalle tape van 15 mm voldoende (zie figuur 19). Figuur 19: Rolhouder afplakpapier Voorkomen stofemissies tijdens voorbehandeling Het schuren van de grondlaag veroorzaakt stofemissies tijdens de voorbehandeling. Stofoverlast in de werkplaats kan worden voorkomen door stofafzuiging (zie 4.2.4) Voorkomen oplosmiddelemissies tijdens voorbehandeling Oplosmiddelemissies treden op tijdens de voorbehandeling als gevolg van het ontvetten van plaatwerk (zie [11 en [12]), het spuiten van de grondlaag op carrosseriedelen (zie [13] en [14]) en het beschermen van inwendige delen tegen corrosie. 62 Vlaams BBT-Kenniscentrum

79 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN [11] Gebruik van alternatieve ontvetters (zie technische fiche 3, p. 129) Bij carrosseriebedrijven worden voornamelijk conventionele ontvetters gebruikt. Conventionele ontvetters bestaan uit organische oplosmiddelen, meestal met gechloreerde bestanddelen. Het gebruik van conventionele ontvetters brengt gezondheidsrisico s met zich mee. Alternatieven voor de conventionele ontvetters zijn chloorvrije ontvetters (VOS-gehalte tot 850 g/l gebruiksklaar product) en ontvetters op waterbasis (VOS-gehalte tot 200 g/l). Door de tragere verdamping (chloorvrije ontvetters) en het lage VOS-gehalte (ontvetters op waterbasis) zijn de luchtemissies en de blootstelling van de gebruikers kleiner dan bij conventionele ontvetters. Ontvetters op waterbasis worden momenteel nauwelijks gebruikt in de carrosseriesector, vooral vanwege technische beperkingen (trage droging, corrosiegevaar, onvoldoende reiniging). Ondanks de iets langere droogtijden en lagere reinigingseigenschappen, zou de toepassing van chloorvrije ontvetters verder kunnen groeien in de sector, mede door de steeds grotere beschikbaarheid van producten en van informatie over hun toepassingsgebied. Omdat alternatieve ontvetters minder universeel inzetbaar zijn, worden vaak verschillende typen gebruikt voor het aanpakken van de verschillende reinigingsproblemen. [12] Good housekeeping bij voorbehandeling Door middel van een doseerkan kan de ontvetter gecontroleerd op een doek worden gedoseerd. Een alternatief is het gebruik van bevochtigde doeken in een gesloten verpakking. Nadeel ervan is de hogere prijs en het eenmalige gebruik van bevochtigde doeken. Door de gebruikte doek altijd op dezelfde plaats terug te leggen voor hergebruik, bijvoorbeeld in een afgesloten kastje, kan verdamping worden voorkomen. Het ontvetten van onderdelen die gespoten moeten worden kan worden beperkt door afdrukken van vette vingers zoveel mogelijk te vermijden. Vervuiling met stof kan worden voorkomen door het voertuig met een startkabel te aarden. Dit vermindert de aantrekkende werking op stof door het voertuig of kunststof delen daarvan. [13] Gebruik van grondlagen met laag oplosmiddelgehalte Verschillende producten kunnen als grondlaag worden bespoten (washprimers, primers, enz.). Grondlagen met een zo laag mogelijk oplosmiddelgehalte dragen bij aan de vermindering van oplosmiddelmissies in de voorbehandelingsruimte. De tabel in geeft het maximale VOS-gehalte per soort product dat vanaf 1/1/2007 is toegestaan. [14] Gebruik van UV-primers (zie technische fiche 4, p. 131) De droogtijd van conventionele 2-componenten primers bedraagt 20 tot 30 minuten. Door het gebruik van UV-primers kan de tijd die nodig is voor het opbouwen van een grondlaag sterk worden gereduceerd. UV-primers bevatten weinig of geen oplosmiddelen en dragen daardoor bij aan de vermindering van de blootstelling aan oplosmiddelen in de voorbehandelingsruimte. UV-primers kunnen op alle in de carrosseriesector bekende ondergronden, zoals nagenoeg alle kunststoffen, (verzinkt) staal, aluminium, fabrieksprimers, originele verven en plamuur, worden toegepast. Voor het gebruikt van UV-primers is investering in speciale apparatuur nodig (hoogspanningsvoedingsbron en UV-lamp). Daarnaast zijn UV-primers duurder dan conventionele Vlaams BBT-Kenniscentrum 63

80 HOOFDSTUK 4 primers. Ze vereisen ook een aangepaste werkwijze en voorzorgsmaatregelen om blootstelling aan UV-licht te voorkomen. Het gebruik van UV-primers is in de praktijk beperkt tot spot repair, wanneer zeer snelle doorgangen nodig zijn. De tijdwinst kan vooral voor grotere bedrijven met veel doorgangen per dag interessant zijn Voorkomen verspreiding van verfdeeltjes en oplosmiddelen in voorbehandelingsruimte Bij carrosserieherstelbedrijven wordt de grondlaag meestal in de voorbehandelingsruimte gespoten. Deze werkwijze is ingegeven door praktische en economische redenen: Na droging dient de grondlaag te worden geschuurd. Het schuren kan niet in de spuitcabine plaatsvinden, omdat stofvrije omstandigheden nodig zijn voor het spuiten van de kleurlaag. De spuitcabine heeft een hoge bezettingsgraad en wordt gereserveerd voor het spuiten van de kleurlaag. Bij carrosseriebouwers, waar grote oppervlaktes worden gespoten en waar de bezettingsgraad van de spuitcabine vaak lager is, wordt meestal ook de grondlaag in de spuitcabine gespoten. Art van Vlarem II houdt rekening met deze omstandigheden door te specificeren dat het verspuiten van grondverven in een voorbehandelingsruimte mag gebeuren als de grondlaag nog dient nageschuurd te worden en het spuitwerk zich beperkt tot één onderdeel per voertuig. De voorbehandelingsruimte dient wel afgeschermd te zijn waarvan de lucht afgezogen wordt en via stoffilters naar buiten geleid. [15] Inrichting voorbehandelingsruimte De voorbehandelingsruimte waar spuitactiviteiten plaatsvinden wordt ingericht om verspreiding van verfdeeltjes en oplosmiddelen te voorkomen. Dit kan worden gerealiseerd met behulp van: Afscherming van de rest van de werkruimte bijvoorbeeld door middel van gordijnen of door een open cabine (zie figuur 20 en figuur 21, p. 65); Afzuiging binnen de afgeschermde zone, zodat een onderdruk ontstaat die verspreiding van stofdeeltjes en oplosmiddelen naar de rest van de werkruimte voorkomt; Filtratie van de afgezogen lucht, zodat de emissies aan de wettelijke normen voldoen. De filtratie kan plaatsvinden door middel van een paint-stop filter (zie technische fiche 5, p. 134) Milieuvriendelijke technieken spuitwerk De belangrijkste milieuaspecten van het spuitwerk zijn de productie van afvalstoffen ( 4.4.1), de luchtemissies ( 4.4.2) en het energieverbruik ( 4.4.3). Geluidshinder bij deze productiestap wordt vooral veroorzaakt door persluchtcompressoren ( 4.6) Voorkomen afvalstoffen tijdens spuitwerk Afvalstoffen ontstaan tijdens het aanmaken van verf (zie [16]), het spuiten (zie [17] tot en met [20]) en het reinigen van spuitapparatuur (zie [21] tot en met [25]). 64 Vlaams BBT-Kenniscentrum

81 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Figuur 20: Afscherming voorbehandelingsruimte d.m.v. gordijnen Figuur 21: Afzuiging voorbehandelingsruimte [16] Automatiseren verfaanmaak Afvalstoffen kunnen worden beperkt door het gebruik van een elektronische weegschaal. Een elektronische weegschaal geeft een optimale mengnauwkeurigheid. De verfaanmaak kan verder worden geautomatiseerd door middel van een mengcomputer. Na het intoetsen van de kleurcode en de gewenste hoeveelheid verf geeft de mengcomputer een pasklare mengformule. De verfcomponenten worden gemengd en op een testplaatje gespoten voor een visuele controle. Indien nodig wordt, om de juiste kleur te bekomen, nog bijgemengd (zie omschrijving in 3.6.1). Vlaams BBT-Kenniscentrum 65

82 HOOFDSTUK 4 [17] Gebruik van kleine mengbekers voor kleine oppervlaktes Voor reparaties waarvoor slechts een kleine hoeveelheid verf nodig is, kunnen zo klein mogelijke mengbekers gebruikt worden. (bijvoorbeeld van 0,5 of 0,7 liter). Kleinere bekers zijn goedkoper en er blijft minder verf in zitten. [18] Spuitpistool met bovenbeker Een bovenbeker-spuitpistool kan helemaal leeggespoten worden, in tegenstelling tot een spuitpistool met onderbeker waar een restant van ongeveer 25 ml achterblijft. Figuur 22: Spuitpistool met bovenbeker [19] Spuittechnieken met hoog aanbrengrendement / lage emissies (zie technische fiche 6, p. 135, en technische fiche 7, p. 137) Het meest gangbare alternatief voor het conventioneel spuiten bij carrosserieherstel is de zogenaamde hoog volume/lage druk-spuittechniek (zie 3.6.2). Bij correct gebruik van een hoog volume/lage druk-spuitpistool bedraagt het aanbrengrendement 65-80%. Ten opzichte van conventioneel spuiten (aanbrengrendement 30-50%) wordt zowel het verfverlies als de oplosmiddelemissie sterk gereduceerd. In de carrosseriebouw worden ook airless- en airmix-spuittechnieken toegepast voor het spuiten van grote oppervlaktes. Het gebruikelijke aanbrengrendement bedraagt 55-70% bij airless-spuiten en 60-65% bij airmix-spuiten. Vanwege de hoge druk is bij airless- en airmix-spuiten minder oplosmiddel nodig om de juiste viscositeit van de verf te verkrijgen. Dit levert een aanvullende bijdrage, naast het verhoogde aanbrengrendement, aan de vermindering van de oplosmiddelemissie op. [20] Good housekeeping bij spuiten Gebruik van een apart pistool voor de vernislaag en spuitgangen met vernis combineren. Voldoende licht in de spuitcabine (minimum lux). 66 Vlaams BBT-Kenniscentrum

83 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Goede kwaliteit perslucht (voldoende en constante persluchtdruk door middel van goede compressor, droger, persluchtfilter voor de verwijdering van stof en olie, reduceerventiel, goede koppelingen en geschikte slangendiameter). De filter van het gelaatsmasker na gebruik in een afgesloten kast opbergen (zo gaat deze langer mee, bereikt na ongeveer 40 uur gebruik de verzadigingsgrens). [21] Herwinning spoelthinner door destillatie Bij de reiniging van spuitapparatuur voor conventionele verven ontstaat vervuilde spoelthinner. Vervuilde spoelthinner kan door middel van een destillatieapparaat worden teruggewonnen en is geschikt voor hergebruik als reinigingsproduct (niet als verfverdunner). In de restfractie worden de vaste verfbestanddelen geconcentreerd. In de praktijk is interne herwinning van spoelthinner alleen mogelijk bij grote carrosseriebedrijven, of bij bedrijven die ook ander (industrieel) spuitwerk met conventionele verven uitvoeren. Bij kleinere carrosseriebedrijven is de toepassing van destillatieapparaten niet zinvol vanwege: Vergunningtechnische consequenties Door het brand- en ontploffingsgevaar vallen bedrijven die een destillatieapparaat gebruiken onder vergunningklasse 1 of 2 (afhankelijk van de hoeveelheid organische oplosmiddelen, zie ook rubriek van Vlarem I). Voor klasse 1 is er de verplichting van de aanstelling van een milieucoördinator. Beperkt spoelthinnerverbruik De beperkte hoeveelheid vervuilde spoelthinner, vooral bij kleinere carrosserieherstelbedrijven, zal in de toekomst verder verminderen als gevolg van de toename van het gebruik van producten op waterbasis. Daardoor valt de aanschaf van regenereerapparatuur amper meer terug te verdienen. Beperkte milieuvoordelen Vervuilde spoelthinner wordt ook door afvaloverbrengers (vaak de verfleveranciers zelf) geregenereerd via destillatie. Door de aanschaf van regenereerapparatuur wordt dus milieutechnisch een marginale winst geboekt. Kwaliteitsproblemen Aan geregenereerde spoelthinner worden additieven toegevoegd. Geregenereerde spoelthinner is echter meestal van mindere kwaliteit dan zuivere spoelthinner waardoor problemen tijdens zijn gebruik, kunnen ontstaan. [22] Spoelwater reinigen door flocculatie Bij de reiniging van spuitapparatuur gebruikt voor watergedragen verven ontstaat verontreinigd reinigingswater. Het reinigingswater wordt in een reservoir opgevangen en kan door flocculatie gezuiverd worden (zie en technische fiche 8, p. 139). Het gezuiverde water kan opnieuw worden gebruikt. Reinigingsslib (na flocculatie) en niet gezuiverde wasvloeistoffen (zonder flocculatie) dienen als gevaarlijk afval beschouwd te worden. Zuivering van spoelwater door middel van flocculatie is algemeen toepasbaar op reinigingsapparaten met een gesloten watercircuit. [23] Verfresten uitlekken in afsluitbare constructie Verfblikken waarvan de verf droog is en enkel nog als een dunne, hechtende laag aanwezig is, mogen door een gewone schroothandelaar worden afgevoerd. Om de laatste resten verf in verfblikken, bekers, e.d. uit te laten lekken, kunnen deze recipiënten Vlaams BBT-Kenniscentrum 67

84 HOOFDSTUK 4 direct na gebruik op een rooster worden omgekeerd. De verfresten druppelen in een opvangton onder het rooster (aparte opvangton voor oplosmiddelhoudende en watergedragen verven). Om de oplosmiddelemissie te beperken dient het rooster in een afsluitbare constructie te worden geplaatst en dient de opvangton afgesloten te worden. Uitgelekte verfblikken kunnen eventueel door middel van een afvalpers worden platgedrukt, om het volume van het afval te verminderen. Figuur 23: Uitlekken resten van watergedragen en solventhoudende verven in aparte opvangbakken Voorkomen oplosmiddelemissies tijdens spuitwerk Naast de maatregelen om de arbeidsomgeving te beschermen (afzuiging van oplosmiddeldampen) kan de oplosmiddelemissie via procesgerichte en good housekeeping maatregelen worden verminderd. [24] Good housekeeping bij thinnergebruik Alle bekers met verdunner of spoelthinner worden best afgedekt, om verdamping van oplosmiddelen te voorkomen (thinner verdampt zeer snel: uit een beker met een diameter van 15 cm, bij een temperatuur van 20ºC, verdampt circa 35 ml per dag!). Zuinige dosering spoelthinner: een vat met een kraantje bijvoorbeeld werkt veel zuiniger dan het overgieten uit een jerrycan. [25] Gebruik van oplosmiddelarme verven (zie technische fiche 9, p. 141) Er zijn twee soorten oplosmiddelarme verven die in de carrosseriesector kunnen worden toegepast: High-solids verven (HS-verven) bevatten 60 tot 70% vaste stof (op gewichtsbasis) en minder dan 420 g oplosmiddel per liter verf Watergedragen verven bevatten geen of alleen een beperkte hoeveelheid oplosmiddel (cosolvent). 68 Vlaams BBT-Kenniscentrum

85 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN In de meeste carrosserieherstelbedrijven worden voornamelijk watergedragen verven (als kleurlaag) en HS-verven (als vernislaag) toegepast (medio 2005 naar schatting door 60-70% van de Vlaamse bedrijven). High-solids verven vormen op dit moment het meest milieuvriendelijke alternatief voor het aanbrengen van de vernislaag, omdat watergedragen verven nog niet voldoende krasbestendig zijn. In de carrosseriebouw worden op aluminium en polyester opbouwconstructies meestal 2-componenten polyurethaan-acrylaat verven ( g VOS/l spuitklaar product) of high-solids verven gebruikt (minder dan 420 g VOS/l spuitklaar product) gebruikt. Een brede toepassing van oplosmiddelarme verfsoorten wordt in de carrosseriebouw momenteel nog belemmerd door de hogere materiaalkosten, de langere droogtijd en de beperkte ervaring met het gebruik van oplosmiddelarme verven. Toch worden steeds meer watergedragen verven gebruikt. Voor het spuiten van het chassis en stalen frames worden verschillende oplosmiddelhoudende verfsoorten gebruikt. Spuittechnieken met hoog aanbrengrendement / lage emissies (zie [19], p. 66) Hoog volume/lage druk-spuiten, airless- en airmix-spuiten veroorzaken minder overspray dan conventioneel spuiten. Daardoor is het verfverbruik minder en komt er minder verfafval en oplosmiddel vrij bij het spuiten. Bij airless- en airmix-spuiten is minder verdunner nodig om de juiste spuitviscositeit te verkrijgen. Ook daardoor komt minder oplosmiddel vrij. [26] Spot repair Spot repair wordt toegepast op kleine beschadigingen, zoals steenslag, waarbij de verf beschadigd is. Het verschil met het uitdeuken zonder spuiten (zie 4.2.5) is dat er hierbij wel gespoten wordt. Het spuiten geschiedt echter met kleine spuitpistolen (het zogenaamde baby-spuiten ). Omdat alleen de kleine beschadiging en de directe omgeving wordt gespoten, wordt bij deze techniek minder verf verbruikt dan bij conventioneel carrosserieherstel waarbij het hele deel wordt overgespoten. Het aandeel van spot repair bij carrosserieherstel is relatief beperkt (meestal minder dan 3-5% van de uitgevoerde reparaties). Vanwege de lagere herstelkosten wordt spot repair door bepaalde verzekeringsmaatschappijen gestimuleerd. Spot repair zou daardoor in de toekomst vaker kunnen worden toegepast Voorkomen stofemissies tijdens spuiten [27] Paint-stop filter (zie technische fiche 5, p. 134) Tijdens het spuiten wordt een gedeelte van de overspray met de uitgaande lucht afgezogen. Verfdeeltjes worden in paint-stop filters afgevangen Voorkomen geuremissie tijdens spuiten en drogen Gebruik van oplosmiddelhoudende verven veroorzaakt geuremissie. Dit kan leiden tot geurhinder bij bedrijven die in een bebouwde omgeving zijn gevestigd. Maatregelen tegen geuremissie zijn: Vlaams BBT-Kenniscentrum 69

86 HOOFDSTUK 4 Gebruik van oplosmiddelarme verven (zie [25], p. 68) Omdat de geuremissie voornamelijk door organische oplosmiddelen in de verf wordt veroorzaakt, kan door gebruik van oplosmiddelarme verven de geuremissie aanzienlijk worden verminderd Bestrijding van geurhinder Geurhinder kan het best voorkomen of verminderd worden door brongerichte maatregelen. Veel maatregelen kunnen tijdens de voorbehandeling en het spuiten worden getroffen om de oplosmiddelemissie te beperken. Deze maatregelen dragen ook bij aan de bestrijding van geurhinder. De belangrijkste maatregelen zijn het gebruik van alternatieve ontvetters (zie [11], p. 63), het gebruik van grondlagen met laag oplosmiddelgehalte en van oplosmiddelarme verven (zie [13], p. 63 en [26], p. 69), good housekeeping bij het ontvetten en het spuiten (zie [12], p. 63, [20], p. 66, en [25], p. 68) en het gebruik van gesloten reinigingsapparaten met spoelthinner (zie [32], p. 71). Ingeval van ernstige blijvende geurhinder kunnen, na het nemen van zoveel mogelijk brongerichte maatregelen, volgende nageschakelde technieken worden overwogen. [28] Aktieve koolfilter Nageschakelde technieken, zoals absorptie van oplosmiddelen door een actieve koolfilter, kunnen geurhinder verminderen. Er zijn echter belangrijke nadelen aan het gebruik van actieve koolstoffilters: Niet toepasbaar in spuitcabines waar zowel watergedragen verven (kleurlaag) als oplosmiddelhoudende verven (vernislaag) worden gespoten. Hoge kosten in aankoop en verwijdering van afval. Onderhoud (regeneratie / vervanging van de filters). [29] Verhoogde schoorsteen Voorzieningen zoals verhoogde schoorstenen kunnen gebruikt worden om geurhinder te reduceren. Artikel van Vlarem II schrijft het volgende voor over de hoogte van de schoorsteen: De schoorsteen moet ten minste 1 m hoger zijn dan de nok van het dak van de woningen, bedrijfs- en andere gebouwen die gewoonlijk door mensen bezet zijn, gelegen in een straal van 50 meter rond de schoorsteen. Dit geldt niet voor bestaande inrichtingen, tenzij anders vermeld. Om de lokale milieueffecten te reduceren kan de minimale hoogte van de schoorstenen via de vergunning worden voorgeschreven, en eventueel een grotere minimale schoorsteenhoogte worden opgelegd. Een verhoging van de emissiepunten in een bestaande situatie is echter niet altijd zonder meer mogelijk. Door de verhoogde luchtweerstand kan het noodzakelijk zijn om het gehele ventilatiesysteem (inclusief motoren) aan te passen, wat hoge kosten met zich meebrengt. Een andere zeer kritische factor is de luchthuishouding in spuitcabines. Alles wat de luchthuishouding verstoort, kan directe invloed hebben op de kwaliteit van het werk en kan ook langere droogtijden met verhoogd energieverbruik veroorzaken. 70 Vlaams BBT-Kenniscentrum

87 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Voorkomen lucht- en wateremissies tijdens reiniging spuitapparatuur Door middel van reinigingsapparaten voor spuitapparatuur kunnen de lucht- en wateremissies tijdens de reiniging van spuitapparatuur sterk worden gereduceerd. Er zijn aparte apparaten voor de reiniging van spuitapparatuur voor watergedragen verven en oplosmiddelhoudende verven: [30] Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit (zie technische fiche 10, p. 143) [31] Gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner (zie technische fiche 10, p. 143) Het reinigen van spuitpistolen waarbij organische oplosmiddelen worden gebruikt, moet volgens Vlarem II in een volledig gesloten reinigingsapparaat gebeuren, of in een andere schoonmaakinstallatie met gelijke lage emissies Beperken energieverbruik tijdens spuiten en drogen Het spuitproces en het droogproces vragen veel energie. De belangrijkste energieverbruikers zijn: Spuitproces: perslucht, verlichting en verwarming ventilatielucht. Droogproces: verwarming drooglucht (vooral voor het drogen van watergedragen verven is een grote hoeveelheid verwarmde ventilatielucht nodig). Het energieverbruik kan verminderd worden door diverse gedragsmaatregelen ([32]) en technische maatregelen ([33] tot en met [37]). [32] Gedragsmaatregelen Verlichting enkel inschakelen als in de cabine gewerkt wordt (uitdoen in de pauzes). Verlichting uitschakelen bij het droogstoken. Juist droogprogramma instellen: niet te warm, niet te lang (30 minuten à 60ºC is voor veel verven optimaal). Niet onnodig ventileren. Correcte mengverhouding verse lucht/gerecirculeerde lucht toepassen. Persluchtleidingen en koppelingen regelmatig controleren op lekken. [33] Verwarming ventilatielucht door middel van open-brandersysteem Door directe verbranding van aardgas of olie in het ventilatiekanaal is de warmteoverdracht aan de ventilatielucht hoger dan door luchtverwarming via een warmtewisselaar. Bij gebruik van systemen met open verbranding wordt aangeraden deze van voldoende veiligheidsmaatregelen te voorzien. Een voorbeeld hiervan is het automatisch afschakelen van de persluchtvoorziening in de cabine zodat er op geen enkele wijze gespoten kan worden als de brander in droogstand staat. Door de energiebesparing tegenover het gebruik een warmtewisselaar en als gevolg van de overschakeling op solventarme verven zullen open-brandersystemen in de toekomst vermoedelijk een grotere toepassing vinden in de carrosseriebedrijven. De vermindering van het solventgehalte in de verven zorgt mede voor minder bezwaar tegenover de veiligheid van een openbrandersysteem. Vlaams BBT-Kenniscentrum 71

88 HOOFDSTUK 4 [34] Frequentieregeling ventilatoren Bij spuitcabines is de capaciteit van de aan- en afzuigventilatoren berekend op de maximale behoefte van het spuitproces. De maximale capaciteit is echter niet altijd nodig. Afhankelijk van de grootte van de te spuiten objecten (een los scherm, een motorkap en voorbumper of een complete overspuiter) is een verschillende luchtomzet nodig. Voor een goede regeling van het spuitproces is een capaciteitsregeling nodig. De conventionele regeling is een mechanische capaciteitsregeling door middel van een regelklep in het afzuigkanaal (smoorklep). Door de regelklep meer of minder open te zetten wordt de luchtomzet van de ventilator gesmoord. Op deze manier kan men handmatig de filtervervuiling compenseren en de overdruk in de spuitcabine regelen. Deze vorm van regeling is echter uit energieoogpunt minder efficiënt. Door middel van frequentieregeling kan het toerental van de elektromotor die de ventilator aandrijft elektronisch worden geregeld. Door de afzuigventilator op een lager toerental dan de aanzuigventilator te laten draaien, wordt de overdruk in de cabine geregeld. Naarmate de paint-stop filters vervuild raken wordt het toerental van de afzuigventilator automatisch verhoogd om de overdruk in de cabine constant te houden. Daarmee wordt een optimale luchtsnelheid in alle omstandigheden gehandhaafd. Naast de betere procesbeheersing levert de frequentieregeling een energiebesparing op. Bij een 10% verlaging van het toerental bedraagt de vermindering van het stroomverbruik meer dan 25%. Door de lagere luchtomzet is ook minder gas of olie nodig om de lucht te verwarmen. Door de dalende kost en een stijgend gebruik van vermogen-elektronica zal frequentieregeling in de toekomst vermoedelijk meer worden toegepast in de carrosseriebedrijven. [35] Versnelde droging door middel van Venturi s (zie technische fiche 11, p. 146) Venturi s zijn speciale luchtverdelers, die gebruik maken van de onderdruk die ontstaat wanneer (pers)lucht door smalle openingen wordt geblazen. Door de onderdruk wordt een grote hoeveelheid omgevingslucht achter de venturi gezogen. Daardoor kan de luchtstroom in een spuitcabine worden vergroot (tot een luchtdebiet van l omgevingslucht/min door slechts 470 l perslucht/min te onttrekken aan de compressor). Venturi s kunnen geïntegreerd zijn in de hoeken, het plafond of de wanden van de spuitcabine of verplaatsbaar (plaatselijke luchtversnelling). Venturi s kunnen bijdragen aan de opvoering van de ventilatiecapaciteit van spuitcabines, die nodig is bij de overschakeling op watergedragen verven. [36] Infrarood panelen (zie technische fiche 12, p. 148) Het droogproces in het carrosserieherstelproces kost veel tijd en energie. Om het drogen te versnellen en het energieverbruik te beperken, kan infrarood droging (IR-droging) worden toegepast. Bij IR-droging wordt alleen het deel van de auto verwarmd, dat droging behoeft. Hierdoor hoeft de spuitcabine niet langer de totale luchtstroom te verhitten. Dit levert een forse energiebesparing en tijdwinst op. Doordat volledige doorharding van het totale verfsysteem in slechts enkele minuten plaatsvindt, kan het reparatieproces na droging sneller worden voortgezet. De IR-droogapparatuur is geschikt om de huidige verfsystemen te drogen, inclusief watergedragen verven. 72 Vlaams BBT-Kenniscentrum

89 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN 4.5. Milieuvriendelijke technieken montage en aflevering Het belangrijkste milieuaspect van de montage is de productie van afvalstoffen ( 4.5.1). Na het wassen van voertuigen wordt afvalwater geloosd ( 4.5.2). De geluidshinder bij montage en aflevering is beperkt ( 4.6) Voorkomen afvalstoffen tijdens montage [37] Zoveel mogelijk hergebruik van herstelde en gedemonteerde delen/componenten Bij de montage van herstelde delen komen weinig of geen emissies en afvalstoffen vrij. De carrosseriehersteller kan wel zoveel mogelijk de nog herstelbare onderdelen hergebruiken. Gescheiden inzameling verpakkingsmaterialen nieuwe onderdelen (zie [5], p. 58) Nieuwe onderdelen worden meestal verpakt aangeleverd. Papier- en kartonafval dienen gescheiden te worden ingezameld ten behoeve van recyclage Behandeling van bedrijfsafvalwater [38] Olie-waterafscheider op afvoerput afvalwater (zie technische fiche 13, p. 150) Bedrijven met plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen in open lucht worden gestald en/of met een eigen wasplaats, produceren bedrijfsafvalwater. Het bedrijfsafvalwater van een carrosseriebedrijf wordt doorgaans op de riolering geloosd. Op grond van art van Vlarem II, mag de lozing van bedrijfsafvalwater in openbare riolering geen nadelige invloed hebben op het milieu, op de riolering of op externe afvalwaterbehandelingsinstallaties. Behandeling van afvalwater kan plaatsvinden door middel van een olie-waterafscheider (zie technische fiche 13), eventueel in combinatie met een slib/zandvanger. Periodiek moet de olielaag die zich op de oppervlakte vormt door een erkende overbrenger worden verwijderd. De plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen in open lucht worden gestald, vormen een risico voor verontreiniging van regenwater met olie. Indien dergelijke voertuigen binnen worden gestald, kan de productie van verontreinigd afvalwater beperkt worden door het plaatsen van lekbakken onder de wagens. Indien er toch olie op de vloer terecht komt, kan het ontstaan van afvalwater voorkomen worden door droog te reinigen (d.a. absorptiemateriaal). De hoeveelheid afvalwater afkomstig van de wasplaats in een carrosseriebedrijf is beperkt en kan als volgt berekend worden 15 : gemiddeld aantal auto s hersteld per jaar per bedrijf: 330 hoeveelheid water gebruikt per auto: 20 l Hieruit volgt dat de hoeveelheid afvalwater afkomstig van de wasplaats jaarlijks zo n 6,6 m 3 bedraagt. 15 Bron: mondelinge mededeling van Mevr. Vander Stichele, Directeur Febelcar/Federauto. Vlaams BBT-Kenniscentrum 73

90 HOOFDSTUK 4 Vermits uitsluitend de carrosserie van een wagen wordt gewassen, is het afvalwater afkomstig van de wasplaats slechts licht vervuild, voornamelijk door stof. Tijdens het wassen worden geen motoren afgestoomd waardoor de kans op het vrijkomen van olie minimaal is. Figuur 24: Wasplaats 4.6. Voorkomen geluidshinder bij carrosserieherstelwerkzaamheden Verschillende carrosserieherstelwerkzaamheden kunnen geluidshinder veroorzaken, vooral tijdens de demontage en het plaatwerk, en in mindere mate tijdens de voorbehandeling en het spuitwerk ( 4.6.1). Mogelijke maatregelen tegen geluidhinder zijn in paragraaf aangegeven Bronnen van geluidshinder In tabel 11 zijn de belangrijkste bronnen van geluidshinder per processtap en type werkzaamheden op basis van de geluidsdruk als volgt gekarakteriseerd: zeer hoge geluidsproductie hoge geluidsproductie beperkte geluidsproductie 0/ geen of nauwelijks geluidsproductie 74 Vlaams BBT-Kenniscentrum

91 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Tabel 11: Overzicht bronnen geluidshinder Processtap Werkzaamheden Geluidshinder Demontage Demonteren van carrosseriedelen Demonteren van mechanische/elektrische onderdelen Demonteren van interieuronderdelen 0/ Plaatwerk Richten Algemeen plaatwerk Plamuren en schuren Vervangen van plaatonderdelen Vervangen van chassisonderdelen Voorbehandeling Ontvetten 0 Spuiten grondlaag Schuren grondlaag Behandelen inwendige delen Reinigen en afplakken wagen 0/ Spuitwerk Aanmaken verf 0 Spuiten Drogen Reinigen spuitapparatuur 0/ Montage en aflevering Wegnemen afplakmateriaal 0 Monteren van onderdelen Reinigen carrosserie en interieur Naast de geluidsdruk dragen ook andere geluidskarakteristieken bij aan de totale geluidshinder: toonhoogte (fluittonen/bromtonen); frequentie (continu geluid / onderbroken geluid); tijdstip van de dag. Zo kunnen bijzonder hoge geluiden (zagen of boren met elektrisch gereedschap) of korte en frequente geluiden (hamerslagen) als bijzonder hinderlijk worden ervaren Maatregelen tegen geluidshinder Maatregelen tegen geluidshinder hebben betrekking op de zonering, de gebruikte bouwmaterialen, het gebruik van het gebouw, aanwezige installaties/gereedschap en het gedrag van de medewerkers. Tabel 12 geeft aan dat algemene maatregelen (zonering, bouwmaterialen en openingen dicht houden) de geluidsproductie van het gehele bedrijf kunnen verminderen. Een aantal specifieke maatregelen is gericht op de werkzaamheden die het meeste geluid produceren, vooral tijdens de demontage en het plaatwerk. Vlaams BBT-Kenniscentrum 75

92 HOOFDSTUK 4 Tabel 12: Overzicht maatregelen tegen geluidshinder Maatregelen Demontage Plaatwerk Processtap [39] Zonering bij nieuwbouw (minimale afstand tussen bedrijf en omwonenden) X X X X X [40] Geluidsisolatie (geluidswerende beglazing, geluidsabsorberende muren en plafonds) X X X X X [41] Good housekeeping X X X X X Ramen en deuren dicht houden tijdens werkzaamheden X X X X Geluidsproducerende werkzaamheden niet in de buitenlucht uitvoeren X X X X Voorkomen gebruik pneumatische hamer X X X [42] Geluidsarme compressor X Voorbehandeling Spuitwerk Montage/aflevering 4.7. Niet-processpecifieke milieuvriendelijke technieken Naast processpecifieke milieuvriendelijke technieken, beschreven in 4.1 tot en met 4.6, zijn diverse niet-processpecifieke technieken van belang voor carrosserieherstel. Deze technieken zijn ingedeeld in bouwtechnische maatregelen ( 4.7.1) en organisatorische maatregelen ( 4.7.2) Bouwtechnische maatregelen [43] Opslag van solventen/verf in afzonderlijke ruimte Solventen en verf moeten opgeslagen worden in een afzonderlijke ruimte die fysisch gescheiden is van de werkplaats. Specifieke eisen voor de opslagruimte zijn: aanwezigheid van opvangbak of inkuiping; goede ventilatie; brandvrije muren en plafonds en brandwerende deuren (zie ook [45]); vonkvrije verlichting; aanwezigheid van pictogrammen; vloer met ondoordringbare laag om verontreiniging van de bodem bij accidenteel morsen te vermijden; een zo klein mogelijke opslag van stoffen en producten om risico s te beperken (zie ook [45] brandveiligheidseisen). Ook de werkvoorraad van vloeibare producten kan het beste op een lekbak worden geplaatst (zie Figuur 25, p. 77). 76 Vlaams BBT-Kenniscentrum

93 MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN Figuur 25: Werkvoorraad vloeistoffen op lekbak [44] Vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen De vloer op risicoplaatsen dient zodanig aangelegd te zijn dat de verspreiding van de lekvloeistoffen minimaal blijft en dat de lekvloeistoffen gemakkelijk kunnen worden verwijderd. Het betreft namelijk de ruimten waarin demontage gebeurt (aftappen vloeistoffen) (zie [2], p. 57), de verflabo s en de plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald. [45] Brandveiligheid Volgende maatregelen zorgen voor een brandveilige werkomgeving: Een zo laag mogelijke omgevingstemperatuur handhaven in de stockagelokalen voor verf en solvent. Hierbij moet uiteraard rekening gehouden worden met de voorwaarden die door de fabrikant/leverancier worden opgegeven. Brandvrije muren en plafonds en brandwerende deuren voorzien tussen de opslagplaats en de werkplaats. Voldoende waarborgen om elk brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen bij de plaatsing en het gebruik van verwarmingstoestellen voor de lokalen waarin de installaties voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen zijn ondergebracht. Naar buiten opendraaien vluchtdeuren en doorgangen vrijwaren van elke hindernis. Zo klein mogelijk werkvoorraad grondstoffen en bedekkingsmiddelen in de werkplaats voorzien. Geen open vuur en vonken veroorzaken. Roken verboden uithangborden voorzien in goed leesbare letters op de buitenwand van de toegangsdeuren en binnen de lokalen waar ontvlambare producten worden gebruikt. Vonkvorming voorkomen door aarding van alle metalen delen van afzuiginstallaties van brandbare producten. Aarding van spuitcabines. Schoorstenen en lozingskanalen van de opgezogen solventdampen en nevels, van onbrandbaar materiaal voorzien. Vlaams BBT-Kenniscentrum 77

94 HOOFDSTUK Organisatorische maatregelen [46] Opleiding De carrosseriehersteller/bouwer heeft voldoende inzicht nodig in de gebruikte processen en de maatregelen die hij/zij kan nemen om milieuschade te voorkomen. Verscheidene opleidingen zijn voorhanden om de inzichten in milieuvriendelijke technieken te verkrijgen. [47] Controles toestellen/installaties De aanwezige toestellen/installaties dienen al dan niet op wettelijke basis periodiek gecontroleerd en onderhouden te worden. Voor interne controles is het aangewezen om een logboek bij te houden ( o.a. data controles en onderhoudsbeurten, vermelding gebreken, ). Deze maatregelen kunnen eventueel uitgebreid worden met een incidentenregistratiesysteem, waarin calamiteiten worden geregistreerd. Zeker de volgende toestellen/installaties komen in aanmerking voor interne controle: branders; spuitcabines; compressoren; persluchtleidingen; ventilatie/afzuigsystemen. Bepaalde toestellen en installaties moeten periodiek gecontroleerd worden door een onafhankelijke keuringsinstantie zijnde een externe dienst voor technische controles op de werkplaats (EDTC). Het gaat om o.m. veiligheidsgordels, harnassen en hulpstukken, hefwerktuigen, hefbruggen, recipiënten voor samengeperst, vloeibaar gemaakt of opgelost gas, houders voor vloeibaar gemaakt propaan en butaan, elektrische installaties, enz. [48] Bijhouden oplosmiddelenboekhouding Jaarlijks moeten exploitanten die onder het toepassingsgebied vallen van rubriek 59 van titel I van het Vlarem, aantonen dat ze voldoen aan de emissiegrenswaarden van bijlage (zie tabel punt f.) of aan de beoogde emissie van bijlage (reductieprogramma). Indien een bedrijf niet voldoet aan de emissiegrenswaarden en kiest voor het respecteren van de beoogde emissies, dient in de praktijk een oplosmiddelenboekhouding opgemaakt te worden. (zie paragraaf e). 78 Vlaams BBT-Kenniscentrum

95 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Hoofdstuk 5 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 5.1. Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken In tabel 13, p. 83 e.v., worden de beschikbare milieuvriendelijke technieken uit hoofdstuk 4 getoetst aan een aantal criteria. Deze multi-criteria analyse laat toe te oordelen of een techniek als Beste Beschikbare Techniek (BBT) kan beschouwd worden. De criteria hebben niet alleen betrekking op de milieucompartimenten (water, lucht, bodem, energie en geluid), maar ook de technische haalbaarheid en de economische kant (rendabiliteit) worden beschouwd. Dit maakt het mogelijk een integrale evaluatie te maken, conform de definitie van BBT (cf. Hoofdstuk 1). Toelichting bij de inhoud van de criteria: Technische haalbaarheid bewezen: veiligheid: kwaliteit: globaal: geeft aan of de techniek zijn nut bewezen heeft in de industriële praktijk; geeft aan of de techniek, bij correcte toepassing van de gepaste veiligheidsmaatregelen, aanleiding geeft tot een verhoging van de risico s op brand, ontploffing en arbeidsongevallen in het algemeen; geeft aan of de techniek een invloed heeft op de kwaliteit van het eindproduct; schat de globale technische haalbaarheid van de techniek in. Milieuvoordeel waterverbruik: aandacht voor de mogelijkheden tot hergebruik en het beperken van het totale waterverbruik; afvalwater: inbreng van verontreinigde stoffen in het water tengevolge van de exploitatie van de inrichting; lucht: inbreng van verontreinigde stoffen in de atmosfeer tengevolge van de exploitatie van de inrichting; bodem bronnen van verontreiniging van de bodem; afval: het voorkomen en beheersen van afvalstromen; energie: energiebesparingen, inschakelen van milieuvriendelijke energiebronnen en hergebruik van energie; geur: geuremissie naar de omgeving tengevolge van de exploitatie van de inrichting; globaal: geeft de ingeschatte invloed op het gehele milieu weer. Per techniek wordt voor elk van bovenstaande criteria een kwalitatieve beoordeling gegeven, waarbij: - : negatief effect; 0 : geen/verwaarloosbare impact; 0/+ : geen tot positief effect; + : positief effect; +/- : soms een positief, soms een negatief effect. Vlaams BBT-Kenniscentrum 79

96 HOOFDSTUK 5 Economische beoordeling -- : duidt op een grote stijging van de kosten zodat deze niet meer draagbaar zijn voor de sector of niet meer in verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst; - : duidt op een relatief kleine verhoging van de kosten waardoor deze nog draagbaar zijn voor de sector en in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst; 0 : betekent geen/verwaarloze invloed op de kosten; + betekent dat de techniek kostenbesparend werkt. Bij het selecteren van de BBT op basis van de scores voor verschillende criteria, worden een aantal principes gehanteerd (zie figuur 26, p. 81): Eerst wordt nagegaan of een techniek technisch haalbaar is, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van het product en de veiligheid. Wanneer de techniek technisch haalbaar is, wordt nagegaan wat het effect is op de verschillende milieucompartimenten. Door een afweging van de effecten op de verschillende milieucompartimenten te doen kan een globaal milieuoordeel geveld worden. Om dit laatste te bepalen worden de volgende elementen in rekening gebracht: Zijn één of meerdere milieuscores positief en geen negatief, dan is het globaal effect steeds positief; Zijn er zowel positieve als negatieve scores dan is het globale milieueffect afhankelijk van de volgende elementen: de verschuiving van een minder controleerbaar naar een meer controleerbaar compartiment (bijvoorbeeld van lucht naar afval); relatief grotere reductie in het ene compartiment ten opzichte van toename in het andere compartiment; de wenselijkheid van reductie gesteld vanuit het beleid; onder andere afgeleid uit de milieukwaliteitsdoelstellingen voor water, lucht, (bijvoorbeeld distance-to-target benadering). Technieken die een verbetering brengen voor het milieu (globaal gezien), technisch haalbaar zijn en met een rendabiliteit - of hoger worden weerhouden. Uiteindelijk wordt in de laatste kolom telkens beoordeeld of de beschouwde techniek als beste beschikbare techniek kan geselecteerd worden (BBT: ja of BBT: nee). Waar dit sterk afhankelijk is van de beschouwde instelling en/of lokale omstandigheden wordt BBT: vgtg (van geval tot geval) als beoordeling gegeven. 80 Vlaams BBT-Kenniscentrum

97 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Figuur 26: Selecteren van BBT op basis van de scores voor de verschillende criteria Vlaams BBT-Kenniscentrum 81

98 HOOFDSTUK 5 Belangrijke opmerkingen bij het gebruik van de BBT-evaluatietabel Bij het gebruik van onderstaande tabel mag men volgende aandachtspunten niet uit het oog verliezen: De beoordeling van de diverse criteria is onder meer gebaseerd op: ervaring van exploitanten met deze techniek; BBT-selecties uitgevoerd in andere (buitenlandse) vergelijkbare studies; adviezen gegeven door het begeleidingscomité. inschattingen door de auteurs Waar nodig, wordt in een voetnoot bijkomende toelichting verschaft. Voor de betekenis van de criteria en de scores wordt verwezen naar paragraaf 5.1. De beoordeling van de criteria is als indicatief te beschouwen, en is niet noodzakelijk in elk individueel geval van toepassing. De beoordeling ontslaat een exploitant dus geenszins van de verantwoordelijkheid om bv. te onderzoeken of de techniek in zijn/haar specifieke situatie technisch haalbaar is, de veiligheid niet in gevaar brengt, geen onacceptabele milieuhinder veroorzaakt of overmatig hoge kosten met zich meebrengt. Tevens is bij de beoordeling van een techniek aangenomen dat steeds de gepaste veiligheids/milieubeschermende maatregelen getroffen worden. De tabel mag niet als een losstaand gegeven gebruikt worden, maar moet in het globale kader van de studie gezien worden. Dit betekent dat men zowel rekening dient te houden met de beschrijving van de milieuvriendelijke technieken in hoofdstuk 4 als met de vertaling van de tabel naar aanbevelingen en concretisering van de milieuregelgeving in hoofdstuk 6. De tabel geeft een algemeen oordeel of de aangehaalde milieuvriendelijke technieken al of niet als BBT aanzien kunnen worden in de carrosserieherstelbedrijven. Dit wil niet zeggen dat elk bedrijf uit deze sector ook zonder meer elke techniek die als BBT aangegeven wordt, kan toepassen. De bedrijfsspecifieke omstandigheden moeten steeds in acht genomen worden. 82 Vlaams BBT-Kenniscentrum

99 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Tabel 13: Evaluatie van de beschikbare milieuvriendelijke technieken en selectie van de BBT Technisch Milieu Bewezen Veiligheid Kwaliteit Globaal Waterverbruik Afvalwater Lucht Bodem Afval Energie Techniek BBT Geur Globaal Economische beoordeling Demontage [1] Voorkomen beschadigingen bij demontage Ja [2] Aftappen vloeistoffen op vloeistofdichte vloer Ja [3] Verwijderen gemorste vloeistoffen Ja [4] Apparatuur demontage airconditioning systeem a Ja Plaatwerk [5] Gescheiden inzameling afvalstoffen Ja [6] Zuinig materiaalgebruik tijdens plamuren Ja [7] Afzuiging lasrook Vgtg b [8] Lokale stofafzuiging bij schuurwerkzaamheden Ja [9] Uitdeuken zonder spuiten Vgtg c Voorbehandeling [10] Zuinig gebruik afplakpapier/folie en tape Ja [11] Gebruik alternatieve ontvetters +/- d + +/- d +/ Vgtg e [12] Good housekeeping bij voorbehandeling Ja [13] Gebruik grondlagen met laag oplosmiddelgehalte Ja [14] Gebruik UV-primers Nee [15] Inrichting voorbehandelingsruimte Ja Verf aanmaken [16] Automatiseren verfaanmaak Ja [17] Gebruik kleine mengbekers voor kleine oppervlaktes Ja Spuiten [18] Spuitpistool met bovenbeker f Ja Vlaams BBT-Kenniscentrum 83

100 HOOFDSTUK 5 Technisch Milieu Techniek BBT Bewezen Veiligheid Kwaliteit Globaal Waterverbruik Afvalwater Lucht Bodem Afval Energie Geur Globaal Economische beoordeling [19] Spuittechnieken met hoog aanbrengrendement Ja [20] Good housekeeping bij spuiten Ja [21] Herwinning spoelthinner door destillatie / /- - Nee [22] Spoelwater reinigen door flocculatie Vgtg g [23] Verfresten uitlekken in afsluitbare constructie Ja [24] Good housekeeping bij thinnergebruik Ja [25] Gebruik oplosmiddelarme verven +/- h + +/- i +/ Vgtg j [26] Spot repair Ja [27] Paint-stop filter Ja [28] Aktieve koolfilter +/- k 0 0 +/ Vgtg l [29] Verhoogde schoorsteen / Vgtg l [30] Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit m.b.v. flocculatie Ja [31] Gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner Ja Energieverbruik m [32] Gedragsmaatregelen Ja [33] Open-brandersysteem Ja [34] Frequentieregeling ventilatoren Ja [35] Venturi s in spuitcabines Ja n [36] IR-droging Ja o Montage / aflevering [37] Hergebruik delen/componenten Ja [38] Olie-waterafscheider op afvoerput afvalwater /-- p Vgtg q Geluid [39] Zonering bij nieuwbouw Ja [40] Geluidsisolatie /-- r Vgtg s 84 Vlaams BBT-Kenniscentrum

101 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Technisch Milieu Techniek BBT Bewezen Veiligheid Kwaliteit Globaal Waterverbruik Afvalwater Lucht Bodem Afval Energie Geur Globaal Economische beoordeling [41] Good housekeeping tegen geluid Ja [42] Geluidsarme compressor Vgtg t Bouwtechnische maatregelen [43] Opslag solventen/verf in afzonderlijke ruimte Ja [44] Vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen u Ja [45] Brandveiligheid Ja Organisatorische maatregelen [46] Opleiding /+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ - Ja [47] Controles installaties /+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ 0/+ - Ja [48] Bijhouden oplosmiddelenboekhouding /-- v Vgtg w a. Uitbesteding bij geen kennis / apparatuur. b. Voornamelijk voor carrosseriebouwbedrijven waar intensief wordt gelast. In elk bedrijf moet echter voldaan worden aan de normen voor arbeidsveiligheid en -hygiëne. c. Vergt specifieke personeelstraining en is enkel toepasbaar voor kleine deuken zonder verfschade. d. Gebruik van ontvetters op waterbasis is nog zeer beperkt door de functionele nadelen zoals trage droging, corrossiegevaar en onvoldoende reiniging bij moeilijk te verwijderen vervuiling. e. Ontvetters op waterbasis kunnen enkel toegepast worden voor specifieke types vervuiling. f. Van toepassing bij carrosserieherstel en voor het overspuiten van kleine oppervlaktes bij carrosseriebouw. g. BBT voor reinigingsapparaten met gesloten watercircuit. h. Watergedragen verven worden nog niet toegepast bij carrosseriebouw. i. Watergedragen verven zijn nog niet voldoende krasbestendig als vernislaag. j. BBT voor carrosserieherstel. Voor carrosseriebouw enkel BBT voor aluminium en polyester laadbakken. k. Niet toepasbaar in spuitcabines waar watergedragen verven worden gespoten. l. Enkel in geval van ernstige geurhinder (nadat brongerichte maatregelen zijn getroffen). m. Energiebesparing heeft ook direct of indirect een positief effect op de vermindering van de emissie van verbrandingsgassen zoals CO 2 en NO x. n. BBT indien, bij de overschakeling van conventionele naar watergedragen verven, het luchtdebiet van de spuitcabine zelf niet voldoende is om deze verven op een efficiënte manier te drogen. o. Enkel voor het drogen van kleine oppervlakten. p. Voor plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen in open lucht worden gestald, staan de kosten in verhouding t.o.v. de gerealiseerde milieuwinst. Dit is niet het geval voor de wasplaats. q. Enkel BBT voor plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen in open lucht worden gestald. r. Voor nieuwbouw of in geval van ernstige geluidshinder staat de kostprijs in verhouding ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst. In alle andere gevallen niet. Vlaams BBT-Kenniscentrum 85

102 HOOFDSTUK 5 s. Enkel in geval van ernstige geluidshinder. t. Enkel bij aankoop nieuwe compressor of in geval van ernstige geluidshinder. u. De risicoplaatsen zijn de ruimten waarin demontage gebeurt (aftappen vloeistoffen), de verflabo s en de plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald. v. Economisch haalbaar voor carrosseriebouwbedrijven, niet voor carrosserieherstelbedrijven. w. Dit kan een milieuvoordeel betekenen voor carrosseriebouwbedrijven; eenzelfde resultaat kan bereikt worden door het gebruik van solventarme carrosserieproducten. 86 Vlaams BBT-Kenniscentrum

103 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 5.2. Conclusies De BBT worden hierna telkens per processtap weergegeven. Indien een bepaalde maatregel BBT is voor meerdere milieucompartimenten, wordt de BBT vernoemd onder het milieucompartiment waarin de techniek het grootste milieuvoordeel bereikt. De nummers tussen haakjes verwijzen naar de nummering van de technieken in hoofdstuk BBT voor reductie van luchtemissies De BBT om luchtemissies te beperken bij carrosserieherstel en -bouw bestaan er voornamelijk in om verven en ontvetters te gebruiken met een zo laag mogelijk solventgehalte. Om emissies naar lucht te reduceren is het BBT om elk van de volgende maatregelen toe te passen: Demontage Aftappen koudemiddel airconditioningsysteem [4] Plaatwerk Afzuiging lasdampen [7]: Door de beperkte inschakeltijd van de lasapparatuur is de blootstelling aan lasrook bij veel carrosseriebedrijven relatief beperkt. Meestal is een goede ruimteventilatie al voldoende om de blootstellingsrisico s laag te houden. Er moet steeds voldaan worden aan de normen voor arbeidsveiligheid en -hygiëne. Deze maatregel is voornamelijk van toepassing op carrosseriebouwbedrijven waar intensief wordt gelast (zie technische fiche 1, p. 124). Lokale stofafzuiging bij het schuren van oude verflagen en aangebrachte plamuur [8]. Voorkomen oplosmiddelemissies door uitdeuken zonder spuiten [9]: deze maatregel vergt specifieke personeelstraining en is enkel toepasbaar voor kleine deuken zonder verfschade (zie technische fiche 2, p. 127). Voorbehandeling Lokale stofafzuiging bij het schuren van de grondlaag [8]. Ontvetten met alternatieve reinigers [11]: Ontvetters op waterbasis kunnen enkel toegepast worden voor specifieke types vervuiling vanwege een aantal functionele nadelen zoals trage droging, achterblijven van ontvetter in naden en onvoldoende reiniging bij moeilijk te verwijderen vervuiling (zie technische fiche 3, p. 129). Good housekeeping bij voorbehandeling zoals het gebruik van een doseerkan voor de ontvetter, het steeds in hetzelfde afgesloten recipiënt opbergen van de gebruikte doek, en het nemen van preventieve maatregelen zoals het voorkomen van vette vingers en vervuiling met stof [12]. Gebruik maken van grondlagen met laag oplosmiddelgehalte [13]. Inrichting voorbehandelingsruimte zodat diffuse VOS-emissies en verspreiding van stof maximaal wordt beperkt [15]. Vlaams BBT-Kenniscentrum 87

104 HOOFDSTUK 5 Spuiten Gebruik maken van spuittechnieken met een hoog aanbrengrendement [19] (zie technische fiche 6, p. 135, en technische fiche 7, p. 137). Good housekeeping bij thinnergebruik zoals het steeds afdekken van bekers met verdunner of spoelthinner en het zuinig doseren van thinner [24]. Gebruik maken van oplosmiddelarme verven [25]: Watergedragen verven (als kleurlaag) en HS-verven (als vernislaag) zijn BBT voor carrosserieherstelbedrijven. In de carrosseriebouw zijn enkel high-solids verven BBT. De toepassing van watergedragen verven wordt in de carrosseriebouw belemmerd door de hoge materiaalkosten, de langere droogtijd en de beperkte ervaring van het gebruik ervan (zie technische fiche 9, p. 141). Toepassen van spot repair voor kleine beschadigingen [26]. Installeren van een paint-stop filter in de spuitcabine [27]. Gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner [31] (zie technische fiche 10, p. 143) BBT voor beperking van afvalstoffen De beste beschikbare technieken om afval te beperken bij carrosserieherstel en -bouw bestaan er voornamelijk in om zoveel mogelijk onderdelen en materialen te recycleren, en om de diverse processtappen op een efficiënte manier uit te voeren zodat er slechts een minimum aan grondstof nodig is. Om afval te reduceren is het BBT om elk van de volgende maatregelen toe te passen: Demontage Voorkomen van beschadigingen bij het demonteren van carrosseriedelen en interieuronderdelen, zodat deze later opnieuw kunnen worden gebruikt [1]. Plaatwerk Zoveel mogelijk gescheiden inzamelen van afgedankte onderdelen en verpakkingsmaterialen ten behoeve van recyclage [5]. Plamuur en schuurpapier zuinig gebruiken [6]. Voorbehandeling Afplakpapier/folie en tape zuinig gebruiken[10]. Verfaanmaak Automatiseren van de verfaanmaak [16]. Gebruik maken van kleine mengbekers voor kleine oppervlaktes [17]. Gebruik maken van een spuitpistool met bovenbeker [18]. Good housekeeping bij het spuiten zoals het gebruik van een apart pistool voor de vernislaag en spuitgangen met vernis combineren [20]. Laten uitlekken van verfresten uit verfblikken en bekers in een opvangton [23]. 88 Vlaams BBT-Kenniscentrum

105 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Montage en aflevering Zoveel mogelijk gescheiden inzamelen van verpakkingsmaterialen van nieuwe onderdelen ten behoeve van recyclage [5]. Hergebruik van herstelde delen en componenten [37] BBT voor bodembescherming Om bodemverontreiniging te voorkomen is het BBT om elk van de volgende maatregelen toe te passen: Verwijderen van gemorste vloeistoffen met absorptiemateriaal [3]. Opslaan van solventen en verf in een afzonderlijke ruimte die fysisch gescheiden is van de werkplaats [43]. Voorzien van vloeistofdichte vloeren in de ruimte waarin demontage (aftappen van vloeistoffen) gebeurt, in het verflabo en in plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald [2] en [44] BBT voor emissiereductie naar water De BBT om emissies naar het water te beperken bestaat erin om met betrekking tot de watergedragen verven: Gebruik te maken van een reinigingsapparaat met een gesloten watercircuit waarbij het spoelwater wordt gereinigd door flocculatie [30] (zie technische fiche 10, p. 143, en technische fiche 8, p. 139). Het reinigen van het spoelwater door middel van flocculatie is algemeen toepasbaar op reinigingsapparaten met een gesloten watercircuit. Door het toepassen van een gesloten watercircuit wordt ook het waterverbruik gereduceerd. Voor de evaluatie van een olie-waterafscheider bekijken we de 2 bronnen van bedrijfsafvalwater in een carrosseriebedrijf. Een eerste bron vormen de plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen in open lucht worden gestald. Deze plaatsen vormen een risico voor verontreiniging van regenwater met olie. Voor deze plaatsen is een olie-waterafscheider BBT (zie technische fiche 13, p. 150). Daarnaast komt er ook afvalwater vrij tijdens het wassen van wagens in de eigen wasplaats. De hoeveelheid afvalwater afkomstig van de wasplaats is beperkt en het risico op verontreiniging met olie is heel klein. Dit milieurisico is niet voldoende groot om maatregelen te verantwoorden; het milieuvoordeel weegt immers niet op tegenover de kostprijs van een olie-waterafscheider. Een olie-waterafscheider is bijgevolg geen BBT voor de wasplaats. Opmerking: In de herstelwerkplaats en in de overdekte plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald, kan olie worden gemorst. In dit geval is het BBT om de gemorste vloeistoffen te verwijderen met absorptiemateriaal (droge reiniging) [3] en [38]. Bij correcte toepassing van deze BBT ontstaat er in principe geen afvalwater en is een olie-waterafscheider overbodig. Vlaams BBT-Kenniscentrum 89

106 HOOFDSTUK BBT voor energiegebruik De processtappen die het meest energie verbruiken zijn het spuit- en het droogproces. Om het energieverbruik te beperken is het BBT om elk van de volgende maatregelen toe te passen: Gedragsmaatregelen zoals de verlichting enkel aanschakelen indien echt nodig, het juiste droogprogramma instellen, niet onnodig ventileren, een correcte mengverhouding verse lucht/gerecirculeerde lucht toepassen, persluchtleidingen en koppelingen regelmatig controleren op lekken. [32]. Verwarmen van ventilatielucht door middel van open-brandersystemen [33]. Frequentieregeling van ventilatoren [34]. Installeren van venturi s: Bij de overschakeling van conventionele naar watergedragen verven moeten de spuitcabines voor een efficiënte (snelle) droging, een toereikend luchtdebiet kunnen leveren. Dit kan bekomen worden door het plaatsen van venturi s [35] (zie technische fiche 11, p. 146). Gebruik maken van infrarood panelen voor het drogen van kleine oppervlakten [36] (zie technische fiche 12, p. 148) BBT om geurhinder te beperken Geuremissies bij carrosserieherstel en -bouw worden voornamelijk veroorzaakt door de organische oplosmiddelen in de verven. Door brongerichte maatregelen zoals het gebruik van oplosmiddelarme verven (inclusief grondlagen met laag oplosmiddelgehalte) en alternatieve ontvetters, wordt de geuremissie aanzienlijk verminderd (zie paragraaf 4.4.5). In geval van blijvende geurhinder kunnen end-of-pipe technieken zoals een actieve koolfilter [28] en/of een verhoogde schouw [29] worden geïnstalleerd BBT om geluidshinder te beperken De voornaamste bronnen van geluidshinder vormen het demonteren van carrosseriedelen en van mechanische/elektrische onderdelen, algemeen plaatwerk en het vervangen van plaatonderdelen en schuurwerkzaamheden. Om geluidshinder te beperken is het BBT om elk van de volgende maatregelen toe te passen: Zonering bij nieuwbouw door een minimale afstand te respecteren tussen het bedrijf en de omwonenden [39]. Good housekeeping tijdens de processtappen die het meeste lawaai veroorzaken door onder meer ramen en deuren dicht te houden tijdens de werkzaamheden, geluidsproducerende werkzaamheden niet in de buitenlucht uit te voeren en het gebruik van een pneumatische hamer te voorkomen [41]. Indien bovenstaande maatregelen niet volstaan om de geluidshinder te beperken, is het bijkomend BBT om in het atelier geluidswerende beglazing en geluidabsorberende muren en plafonds te voorzien [40] en om gebruik te maken van een geluidsarme compressor [42]. 90 Vlaams BBT-Kenniscentrum

107 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN BBT voor niet-processpecifieke maatregelen Naast hogervermelde maatregelen zijn ook onderstaande niet-processpecifieke maatregelen BBT: Bouwtechnische maatregelen: Opslag van solventen en verf in een afzonderlijke ruimte die fysisch gescheiden is van de werkplaats [43]. Voorzien van vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen, namelijk in ruimten waarin demontage gebeurt (aftappen vloeistoffen), in verflabo s en in plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald [44]. Zorgen voor een brandveilige werkomgeving [45]; deze maatregel heeft indirect een gunstige impact op alle milieucompartimenten. Organisatorische maatregelen: Opleiding door carrosseriehersteller/bouwer om inzichten te verkrijgen in milieuvriendelijke technieken [46]. Regelmatige controles uitvoeren van de aanwezige installaties [47]. Bijhouden oplosmiddelenboekhouding [48]. Dit kan een milieuvoordeel betekenen voor carrosseriebouwbedrijven, maar eenzelfde resultaat kan bereikt worden door het gebruik van solventarme carrosserieproducten Overzicht evolutie BBT uit vorige BBT-studie van 1996 In Tabel 14, p. 92 e.v., is de voortgang weergegeven van de BBT die geselecteerd werden in de BBT-studie Beste Beschikbare Technieken voor koetswerkherstelbedrijven van In deze tabel vindt u ook de BBT terug die geselecteerd werden op basis van deze studie. Vlaams BBT-Kenniscentrum 91

108 HOOFDSTUK 5 Tabel 14: Voortgang van de beste beschikbare technieken (BBT) die geselecteerd werden in de BBT-studie Beste Beschikbare Technieken voor koetswerkherstelbedrijven van 1996 Processtap BBT-studie 1996 BBT-studie 2005 Voortgang Demontage [1] Voorkomen beschadigingen bij demontage Vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen [2] Aftappen vloeistoffen op vloeistofdichte vloer In Vlarem II (reeds vóór 1996) Voorzieningen om gemorste verf en solvent te neutraliseren/opruimen [3] Verwijderen gemorste vloeistoffen In Vlarem II (reeds vóór 1996) Plaatwerk [5] Gescheiden inzameling afvalstoffen [6] Zuinig materiaalgebruik tijdens plamuren [4] Apparatuur demontage airconditioning systeem Techniek wordt meer en meer toegepast bij de grotere bedrijven. Vaak uitbesteding bij kleinere bedrijven vanwege kosten apparatuur en benodigde ervaring. [7] Afzuiging lasrook Wordt slechts beperkt toegepast bij carrosseriebouw. Bij herstelwerkzaamheden is goede ruimteventilatie vaak reeds voldoende wegens beperkte lasactiviteiten. Schuurstofafzuiging + stoffilters [8] Lokale stofafzuiging bij schuurwerkzaamheden Stand der techniek Lakbesparende uitdeuktechnieken [9] Uitdeuken zonder spuiten Techniek wordt meer en meer toegepast bij grotere bedrijven. Niet rendabel bij bedrijven met een klein aantal doorgangen. Hergebruik metaalafval bij het inleggen Wordt in praktijk niet toegepast Voorbehandeling [10] Zuinig gebruik afplakpapier/folie en tape Ontvetten met water/zeep [11] Gebruik alternatieve ontvetters Gebruik van ontvetters op waterbasis is momenteel nog zeer beperkt, vooral vanwege een aantal functionele nadelen. Gebruik van chloorvrije ontvetters kent een lichte opmars, mede door de steeds grotere beschikbaarheid van deze producten en informatie over hun toepassingsgebied. Hergebruik poetsvodden, mengpotten, [12] Good housekeeping bij voorbehandeling [13] Gebruik grondlagen met laag oplosmiddelgehalte KB van 30/10/2005 legt vanaf 2007 maximale grenswaarden op voor de VOS-gehaltes van o.m. carrosserieproducten die op de markt worden gebracht 92 Vlaams BBT-Kenniscentrum

109 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Processtap BBT-studie 1996 BBT-studie 2005 Voortgang [14] Gebruik UV-primers Gebruik in de praktijk beperkt tot spot repair, wanneer zeer snelle doorgangen nodig zijn. De tijdwinst kan vooral voor grotere bedrijven met veel doorgangen per dag interessant zijn [15] Inrichting voorbehandelingsruimte In Vlarem II Verf aanmaken Automatische kleurenmeet- en verfmengsysteem [16] Automatiseren verfaanmaak Stand der techniek [17] Gebruik kleine mengbekers voor kleine oppervlaktes Spuiten [18] Spuitpistool met bovenbeker Stand der techniek HVLP (High Volume Low Pressure) [19] Spuittechnieken met hoog aanbrengrendement Gebruik hoog volume/lage druk-spuitpistool is verplicht volgens Vlarem II (of andere spuitapparatuur met spuitrendement van minstens 65%). Airless- en airmix-spuiten is stand der techniek bij bouwers. Solvent arme lakken samen met investeringen samen met investeringen om het gebruik ervan rendabel te maken (vb. venturi s infrarooddrogers, verhoogde luchtcirculatie, ) Actief kool-, zeoliet-, of andere solventfilters op de schouw [20] Good housekeeping bij spuiten [22] Spoelwater reinigen door flocculatie (onderdeel van [30]) [23] Verfresten uitlekken in afsluitbare constructie [24] Good housekeeping bij thinnergebruik Stand der techniek [25] Gebruik oplosmiddelarme verven Medio 2005 gebruikt naar schatting 60-70% van de Vlaamse carrosserieherstel-bedrijven watergedragen en high-solids verven. Vlaamse carrosseriebouwbe-drijven gebruiken momenteel enkel high-solids verven. KB van 30/10/2005 legt vanaf 2007 maximale grenswaarden op voor de VOS-gehaltes van o.m. carrosserieproducten die op de markt worden gebracht [26] Spot repair Het aandeel van spot repair bij carrosserieherstel is medio 2005 relatief beperkt (meestal minder dan 3-5% van de uitgevoerde reparaties). [27] Paint-stop filter Stand der techniek [28] Actieve koolfilter Stand der techniek. Enkel BBT in geval van ernstige geurhinder nadat brongerichte maatregelen zijn getroffen. Niet toepasbaar in spuitcabines waar watergedragen verven worden gespoten. Vlaams BBT-Kenniscentrum 93

110 HOOFDSTUK 5 Processtap BBT-studie 1996 BBT-studie 2005 Voortgang Verhoogde schouw [29] Verhoogde schoorsteen BBT enkel in geval van ernstige geurhinder nadat brongerichte maatregelen zijn getroffen Gesloten reinigingsapparaat (met water of een watergebaseerd reinigingsproduct ) voor spuitpistolen en andere recipiënten samen met voorzieningen om waterverontreiniging tegen te gaan (bv. flocculatie) Gesloten reinigingsapparaat (met solvent) voor spuitpistolen en andere recipiënten [30] Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit m.b.v. flocculatie Wordt meer en meer toegepast maar nog geen stand der techniek. Is gekoppeld aan het gebruik van watergedragen verven. [31] Gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner Verplicht volgens Vlarem II Afvalverfmenger Praktisch niet van toepassing vanwege de (zeer) hoge kwaliteitseisen Spuitcabine (incl. stoffilters voor de uitgaande lucht en een schouw waardoor het afgas naar buiten wordt geleid) Energieverbruik [32] Gedragsmaatregelen Montage / aflevering [37] Hergebruik delen/componenten Het installeren van een olie-waterafscheider en slib/ zandvanger om het afvalwater van de reinigingsstappen te zuiveren Verplicht volgens Vlarem II. [33] Open-brandersysteem Zal in de toekomst vermoedelijk meer worden toegepast door de energiebesparing tegenover een warmtewisselaar en als gevolg van de overschakeling op solventarme verven (zorgen mede voor minder bezwaar tegenover de veiligheid van een open-brandersysteem). [34] Frequentieregeling ventilatoren Zal in de toekomst vermoedelijk meer worden toegepast door de dalende kost en een stijgend gebruik van vermogen-elektronica [35] Venturi s in spuitcabines Wordt meer en meer toegepast maar nog geen stand der techniek. Is gekoppeld aan het gebruik van watergedragen verven. [36] IR-droging Stand der techniek. Wordt voornamelijk toegepast bij spot repair. [38] Olie-waterafscheider op afvoerput afvalwater Stand der techniek Geluid [39] Zonering bij nieuwbouw [40] Geluidsisolatie (beglazing, muren en plafonds) BBT enkel in geval van ernstige geluidshinder Uitdeuken binnenshuis [41] Good housekeeping tegen geluid 94 Vlaams BBT-Kenniscentrum

111 SELECTIE VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Processtap BBT-studie 1996 BBT-studie 2005 Voortgang Niet-proces-specifieke maatregelen Geluidsarme apparaten [42] Geluidsarme compressor BBT enkel voor nieuwbouw of in geval van ernstige geluidshinder Opslag verf en solvent in een afgesloten ruimte [43] Opslag solventen/verf in afzonderlijke ruimte In Vlarem II (reeds vóór 1996) Vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen [44] Vloeistofdichte vloeren op risicoplaatsen In Vlarem II (reeds vóór 1996) Gebruik van brandwerend materiaal [45] Brandveiligheid In Vlarem II (reeds vóór 1996) Opleiding [46] Opleiding Controles [47] Controles installaties Bijhouden van een solvent- en verfregister [48] Bijhouden oplosmiddelenboekhouding Verplicht volgens Vlarem II of voldoen aan emissiegrenswaarden van bijlage Solvent- en verfstocks klein In Vlarem II (reeds vóór 1996) Vlaams BBT-Kenniscentrum 95

112

113 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Hoofdstuk 6 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 6.1. Inleiding De beste beschikbare technieken vormen een belangrijke basis voor het opstellen en concretiseren van de milieuregelgeving en de ecologiepremie. De vertaling van de BBT naar milieuregelgeving kan gebeuren via twee sporen. Vooreerst kunnen de BBT-conclusies in paragraaf 5.2 als uitgangspunt gebruikt worden door vergunningverleners bij het vastleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden. Daarnaast kan de wetgever, indien dit nuttig/nodig mocht blijken, op basis van de geselecteerde BBT een aanpassing van de sectorale vergunningsvoorwaarden (cf. Vlarem II) doorvoeren. In paragraaf 6.2 van dit hoofdstuk worden de bestaande sectorale vergunningsvoorwaarden voor carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven getoetst aan de BBT, en worden suggesties gegeven voor mogelijke aanpassingen van de milieuregelgeving. In paragraaf 6.3 worden suggesties gemaakt om een aantal technieken in aanmerking te nemen voor ecologiepremie. Tenslotte worden in paragraaf 6.4 beloftevolle technieken naar voor geschoven die nog verder ontwikkeld moeten worden om in een later stadium mogelijk in aanmerking te komen als BBT Aanbevelingen voor de milieuregelgeving In deze paragraaf worden de bestaande sectorale vergunningsvoorwaarden (cf. Vlarem II) getoetst aan de BBT. Deze evaluatie kan, indien dit nuttig/nodig mocht blijken, door de wetgever als basis worden gebruikt om aanpassingen aan de regelgeving door te voeren. Bij de toetsing van de bestaande sectorale milieuvergunningsvoorwaarden aan de BBT en bij de formulering van aanbevelingen voor de milieuwetgeving, wordt de bestaande Vlarem indeling gevolgd BBT voor reductie van luchtemissies Huidige sectorale voorwaarden voor beperking van emissies naar lucht Om de VOS-emissies te reduceren moeten alle installaties voor het overspuiten van voertuigen voldoen aan bepaalde emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse emissiegrenswaarden of aan de totale emissiegrenswaarden, of moet de exploitant een reductieprogramma toepassen waarmee uiteindelijk dezelfde emissiebeperking wordt bereikt (artikel ). Om aan te tonen dat aan de drempelwaarden van het reductieprogramma wordt voldaan, wordt in artikel gesteld dat de exploitant een oplosmiddelenboekhouding dient bij te houden. (zie paragrafen d, e en f). Vlaams BBT-Kenniscentrum 97

114 HOOFDSTUK 6 Art stelt: Alle spuitwerk moet worden uitgevoerd in een spuitcabine. Dit is een volledig gesloten ruimte waarvan de afgezogen lucht via stoffilters naar buiten wordt geleid en die geconstrueerd is om het spuiten van voertuigen onder gecontroleerde omstandigheden te doen plaatsvinden. In afwijking hiervan mag het verspuiten van grondverven in een voorbehandelingsruimte gebeuren als de grondlagen nog nageschuurd moeten worden en het spuitwerk zich beperkt tot één onderdeel per voertuig. De voorbehandelingsruimte is een afgeschermde ruimte waarvan de lucht afgezogen wordt en via stoffilters naar buiten wordt geleid. De werkzaamheden waarbij stofdeeltjes vrijkomen moeten worden uitgevoerd binnen in een gebouw. Elektrische of andere gereedschappen die stofemissies kunnen veroorzaken moeten voorzien zijn van afzuiging naar stoffilters. (zie paragraaf b) In art worden de emissiegrenswaarden (in mg/nm 3 ) van het totaal aan stofdeeltjes vermeld (zie paragraaf b). Art stelt: Alle spuitwerk moet worden uitgevoerd met hoog volume/lage druk toestellen die een aanbrengrendement hebben van ten minste 65%. Het reinigen van spuitpistolen en -installaties waarbij organische oplosmiddelen worden gebruikt moet steeds gebeuren in een volledig gesloten automatisch reinigingsapparaat, of in een andere schoonmaakmachine met gelijke of lagere emissies. Washprimers op basis van organische oplosmiddelen mogen enkel gebruikt worden als ze noodzakelijk zijn voor de aanhechting van opeenvolgende lagen op blote metalen, op aluminium, zinkplaat of gegalvaniseerde metalen. Recipiënten die oplosmiddelhoudende producten of afval bevatten, moeten goed gesloten worden bewaard en schoonmaakdoeken die doordrenkt zijn met organische oplosmiddelen moeten na gebruik in gesloten containers worden bewaard. (zie paragraaf b) BBT voor beperking van emissies naar lucht De BBT voor het reduceren van emissies naar lucht, zijn voor de verschillende processtappen beschreven in paragraaf Toetsing van de huidige sectorale voorwaarden aan BBT Voor implementatie van de BBT in Vlarem is het niet noodzakelijk dat de oplosmiddelenboekhouding voor carrosserieherstel behouden blijft. De VOS-emissies in deze subsector worden immers gereduceerd door de Productenrichtlijn en door de middelenvoorschriften van subafdeling , met name het verplicht gebruik van hoog volume/lage druk toestellen met een aanbrengrendement van minstens 65% en van volledig gesloten automatische reinigingsapparaten indien organische oplosmiddelen worden gebruikt. Binnen de sector bestaat er onduidelijkheid over hoe een voorbehandelingsruimte precies moet worden ingericht. 98 Vlaams BBT-Kenniscentrum

115 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Voorstel Vermits de BBT voor de beperking van VOS-emissies bij carrosserieherstel zijn geïmplementeerd via de Productenrichtlijn en de voorschriften van artikel van Vlarem II, kan overwogen worden om de verplichting tot het bijhouden van een oplosmiddelenboekhouding te schrappen. Dit voorstel geldt enkel indien de exploitant kan aantonen dat betrokken bedrijf enkel producten gebruikt die onder deze richtlijn vallen (bv. door controle van etiketten, ) Voor carrosseriebouw is de Productenrichtlijn niet van toepassing en kunnen de bepalingen van artikel behouden blijven. Vermits er binnen de sector onduidelijkheid bestaat over wat een voorbehandelingsruimte nu precies moet inhouden, kan geopteerd worden om de bestaande definitie hiervan in Vlarem II te verduidelijken. Hierbij kan het voorstel voor de inrichting van een voorbehandelingsruimte [15] onder paragraaf gebruikt worden namelijk: De voorbehandelingsruimte waar spuitactiviteiten plaatsvinden wordt ingericht om verspreiding van verfdeeltjes en oplosmiddelen te voorkomen. Dit kan worden gerealiseerd met behulp van: Afscherming van de rest van de werkruimte bijvoorbeeld door middel van gordijnen of door een open cabine (zie afbeeldingen 16 en 17). Afzuiging binnen de afgeschermde zone, zodat een onderdruk ontstaat die verspreiding van stofdeeltjes en oplosmiddelen naar de rest van de werkruimte voorkomt. Filtratie van de afgezogen lucht, zodat de emissies aan de wettelijke normen voldoen. De filtratie kan plaatsvinden door middel van een paint-stop filter (zie technische fiche 5, p. 134) BBT voor afvalreductie Huidige sectorale voorwaarden voor beperking van afvalstoffen Vlarem II bevat voor de sector van carrosserieherstel en -bouw geen specifieke sectorale voorwaarden voor de beperking van afvalstoffen. BBT voor beperking van afvalstoffen De BBT voor beperking van afvalstoffen wordt gegeven in paragraaf Voorstel Een vertaling van de BBT-maatregelen naar de sectorale voorwaarden wordt niet nodig geacht. De BBT bestaan immers voornamelijk uit good housekeeping maatregelen. De wettelijke bepalingen met betrekking tot de diverse afvalstromen zijn opgenomen in Vlarea (zie paragraaf ). Het internationaal samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval stelt de verantwoordelijkheden bij het pakken en ontpakken van goederen (zie paragraaf ). Vlaams BBT-Kenniscentrum 99

116 HOOFDSTUK BBT voor bescherming bodem en beperking emissies naar water Huidige sectorale voorwaarden voor bescherming van bodem en emissiebeperking naar water Artikel stelt dat de vloer van herstellingswerkplaatsen effen, ondoordringbaar en onbrandbaar moet zijn. Artikel stelt dat de plaatsen waar geaccidenteerde of andere niet-rijklare motorvoertuigen worden gestald, moeten uitgerust zijn met een vloeistofdichte vloer, aangesloten op een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en slibvangput, zodanig dat gelekte vloeistoffen noch het grond- noch het oppervlaktewater kunnen verontreinigen. In dit artikel wordt geen onderscheid gemaakt tussen het stallen van voertuigen binnen of in open lucht. Indien de bedoelde voertuigen binnen worden gestald, kan door toepassing van BBT de productie van verontreinigd afvalwater voorkomen worden. Het gebruik van een olie-waterafscheider is in die gevallen dan ook niet noodzakelijk om verontreiniging van grond- of oppervlaktewater te beperken. Artikel stelt dat bij het reinigen van spuitapparatuur steeds een recipiënt aangebracht moet worden om de spoelvloeistoffen op te vangen. Als hierbij organische oplosmiddelen worden gebruikt, dan moet de reiniging gebeuren in een volledig gesloten automatisch reinigingsapparaat, of in een andere schoonmaakmachine met gelijke of lagere emissies. BBT voor bescherming van bodem en beperking emissies naar water De BBT voor bescherming van bodem en water worden gegeven in respectievelijk paragrafen en Voorstel Er kan overwogen worden de bepalingen van artikel te specifiëren zodat een onderscheid wordt gemaakt tussen installaties waar de geaccidenteerde of niet-rijklare voertuigen binnen of in open lucht worden gestald BBT voor beperking van energieverbruik Huidige sectorale voorwaarden voor beperking van energieverbruik Vlarem II bevat voor carrosserieherstel en -bouw geen sectorale voorwaarden voor de beperking van het energieverbruik. BBT voor beperking van energieverbruik De BBT voor beperking van het energieverbruik worden gegeven in paragraaf Voorstel Er wordt geen voorstel gemaakt voor sectorale voorwaarden voor het beperken van het energieverbruik. 16 Zie Finale opmerkingen bijgevoegd als bijlage 3, p Vlaams BBT-Kenniscentrum

117 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN BBT voor beperking van geurhinder Huidige sectorale voorwaarden voor beperking van geurhinder Voor geur worden in Vlarem II geen sectorspecifieke normen opgelegd. BBT voor beperking van geurhinder De BBT voor beperking van geurhinder worden gegeven in paragraaf Voorstel De maatregelen voorgesteld in paragraaf om geurhinder te beperken, hebben betrekking op lokale hinder en komen niet in aanmerking voor opname in sectorale voorwaarden. Deze maatregelen kunnen wel overwogen worden voor opname als bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning BBT voor beperking van geluidshinder Huidige sectorale voorwaarden voor beperking van geluidshinder Voor geluid worden in Vlarem II geen sectorspecifieke normen opgelegd. BBT voor beperking van geluidshinder De BBT voor beperking van geluidshinder worden gegeven in paragraaf Voorstel De maatregelen voorgesteld in paragraaf om geluidshinder te beperken, hebben betrekking op lokale hinder en komen niet in aanmerking voor opname in sectorale voorwaarden. Deze maatregelen kunnen wel overwogen worden voor opname als bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning Aanbevelingen voor ecologiepremie Inleiding Bedrijven die in Vlaanderen ecologische investeringen uitvoeren, kunnen hiervoor subsidies krijgen van de Vlaamse Overheid: de ecologiepremie. In deze paragraaf worden aanbevelingen gegeven om één of meerdere van de besproken milieutechnologieën in aanmerking te laten komen voor deze investeringssteun. Ecologiepremie kadert binnen het Vlaams decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari De bepalingen van dit decreet m.b.t. investeringssteun voor ecologie, worden geconcretiseerd in het besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse gewest van 1 oktober 2004, en het Ministerieel besluit van 29 oktober 2004 (gewijzigd bij Ministeriële besluiten van 3 juni 2005, 17 juni 2005 en 1 juli 2005) dat er de uitvoering van regelt. Vlaams BBT-Kenniscentrum 101

118 HOOFDSTUK 6 Ecologie-investeringen zijn investeringen in nieuwe milieutechnologieën, energietechnologieën die leiden tot energiebesparing, waaronder ook warmte-krachtkoppeling (WKK) en hernieuwbare energie (HE) en investeringen om zich aan te passen aan nieuwe Europese normen (dit laatste enkel voor KMO s binnen 3 jaar na goedkeuring van deze normen). De volledige info over de ecologiepremie is te vinden op de website: ecologiepremie. De investeringen die in aanmerking komen voor de ecologiepremie zijn opgenomen in een limitatieve technologieënlijst (LTL). Deze lijst is raadpleegbaar via bovenvermelde website. Dit is ook de webpagina om elektronisch een dossier in te dienen (e-government in het teken van de administratieve vereenvoudiging). Wanneer een onderneming een technologie uit de lijst kiest, wordt onmiddellijk een simulatieberekening van de steun uitgevoerd. Na een eenvoudige aanvraag volgt een snelle beoordeling. Hierna wordt een goedgekeurde aanvraag uitbetaald. In principe kan een onderneming ook een dossier indienen voor een technologie die niet op de lijst staat. In dit geval moet de nieuwe technologie worden verantwoord aan de hand van een gedetailleerde studie. Een aangevraagde technologie die is aanvaard, wordt na goedkeuring door de minister toegevoegd aan de LTL. Per technologie vermeldt de limitatieve technologieënlijst volgende gegevens: de naam van de technologie; een bondige uitleg of omschrijving van de technologie; het technologietype; het meerkostpercentage; de milieuperformantiefactor (enkel voor milieutechnologieën); het aanvaard investeringspercentage; de geldigheidsduur van de technologie (einddatum) een oplijsting van de investeringscomponenten die in aanmerking komen voor een ecologiepremie Het aanvaard investeringspercentage is voor milieutechnologieën het product van het meerkostpercentage en de milieuperformantiefactor. Voor energietechnologieën is het aanvaard investeringspercentage gelijk aan het meerkostpercentage. Elk van deze termen wordt onderstaand toegelicht. De meerkost is een maat voor de extra kosten die een bedrijf heeft door te investeren in de milieuvriendelijke technologie. Deze meerkost is de extra investeringen, verminderd met de bijkomende opbrengsten. De meerkost wordt uitgedrukt als een percentage van de totale investeringskost (meerkostpercentage). De extra investeringen worden berekend door de ecologie-investering te vergelijken met een klassieke investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is (inclusief gelijke productiecapaciteit), maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming wordt bereikt. Bijkomende opbrengsten zijn de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging en de kostenbesparingen en extra bijproducten gedurende de eerste 5 jaar van de gebruiksduur van de investeringen. 102 Vlaams BBT-Kenniscentrum

119 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Aan elke milieutechnologie wordt ook een milieuperformantiefactor toegekend. Dit is een factor (tussen 0,6 en 1) die aangeeft hoe belangrijk het milieuvoordeel is van een bepaalde technologie. Een overzicht van de steunpercentages en van de maximale steunbedragen per type technologie is weergegeven in tabel 15. Type technologie Tabel 15: Steunpercentages van de ecologiepremie Kleine en middelgrote ondernemingen % Max.% Plafond (mln ) Grote ondernemingen % Max. % Plafond (mln ) 1. milieutechnologie 35% 1,8 25% 1,8 2. HE & WKK 35% 3,6 25% 3,6 3. energietechnologie op de lijst 35% 1,8 4. energietechnologie niet op de lijst 8% per % CO 2 -emissiereductie 4% steun per % CO 2 -emissiereductie 25% 1,8 35% 1,8 idem als technologie op de lijst 5. aanpass. EU-norm 10% 1,8 geen steun mogelijk Verhogingen Milieuchartercertificaat +1,5% 1,8 of 3,6 +1,5% 1,8 of 3,6 ISO certificaat +3% 1,8 of 3,6 +3% 1,8 of 3,6 EMAS-certificaat +5% 1,8 of 3,6 +5% 1,8 of 3, Toetsing van de milieuvriendelijke technieken voor carrosseriebedrijven aan de criteria voor ecologiepremie Het BBT-kenniscentrum van VITO verleent ondersteuning aan ANRE bij het opstellen van de limitatieve technologieënlijst. Conform de BBT-aanpak komt een technologie op de lijst als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: de technologie heeft een duidelijk milieuvoordeel; dit milieuvoordeel is groter of minstens even groot als voor analoge technologieën; de technologie is het experimenteel stadium ontgroeid (toepassing in bedrijfstak op korte termijn is mogelijk) maar is (nog) geen standaard technologie in de bedrijfstak; de toepassing van de technologie is nog niet verplicht in Vlaanderen bv. om te voldoen aan Vlarem II; er gaat een betekenisvolle investeringskost mee gepaard; de investeringskost is groter dan die van een standaardinstallatie; de investering betaalt zich niet op korte termijn (binnen 5 jaar) terug door de gerealiseerde besparingen. Als er Vlaamse normen van toepassing zijn dan wordt alleen subsidie toegekend indien met de technologie betere resultaten worden bereikt dan de Vlaamse norm. Als er geen Vlaamse normen van toepassing zijn, hebben de technologieën op de lijst één van volgende doelstellingen: het aanpassen van de installaties aan nieuwe Europese normen die zijn goedgekeurd, ook al zijn deze normen nog niet van toepassing; het overtreffen van de (bestaande) Europese normen; het bereiken van milieuvoordelen waarbij nog geen Europese normen zijn goedgekeurd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 103

120 HOOFDSTUK 6 In tabel 16 worden de milieuvriendelijke technieken uit de BBT-studie getoetst aan bovenstaande criteria. Enkel de technieken met een significante investeringskost worden geëvalueerd. Een X betekent dat aan betrokken criteria is voldaan. Een technologie komt enkel in aanmerking voor ecologiepremie indien aan alle criteria is voldaan. Tabel 16: Toetsing van milieuvriendelijke technieken aan criteria voor ecologiepremie Criteria Technologieën Bewezen maar nog geen stand der techniek Duidelijk milieuvoordeel Terugverdientijd > 5 jaar Meerkost investering t.o.v. stand der techniek Niet verplicht volgens Vlaamse of Europese norm Ecologiepremie Aftapapparatuur koudemiddelen X X X X X Ja Afzuigsysteem voor lasrook X X X X X Ja Lokaal stofafzuigsysteem bij schuurwerkzaamheden X X X Nee Materiaal voor uitdeuken zonder spuiten a X X X X X Ja UV-belichtingseenheid voor UV-primers X X X b X X Ja Investeringen voor automatiseren verfaanmaak c X X X Nee Open-brandersysteem X X X X Nee Frequentieregeling van ventilatoren X X X X Nee Venturi s in spuitcabines d X X X X X Ja Infrarood panelen voor droging e X X X X X Ja Olie-waterafscheider X X Nee Spuitpistolen met hoog aanbrengrendement f X Nee Geluidsarme compressor X X X X X Ja Gesloten reinigingsapparaat met spoelthinner Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit a X X X X X Ja Paint-stop filter X X Nee Actieve koolfilter X Nee a. Komt reeds in aanmerking voor ecologiepremie. b. De terugverdientijd is mede afhankelijk van de toepassing en het aantal doorgangen binnen het bedrijf. Om verdere introductie bij carrosserieherstel te bespoedigen, wordt deze technologie voorgesteld voor opname op de LTL. c. Een elektronische weegschaal en een mengcomputer zijn stand der techniek. d. Komt reeds in aanmerking voor ecologiepremie. e. Gewone infraroodpanelen zijn stand der techniek. Gasgestookte infraroodpanelen komen reeds in aanmerking voor ecologiepremie. f. Gebruik van hoog volume/lage druk-spuitpistolen of andere spuitapparatuur met spuitrendement van minstens 65% is verplicht volgens Vlarem II. g. Toestand medio X g X X X Nee Op basis van de resultaten van Tabel 16 wordt in onderstaande paragrafen een voorstel geformuleerd voor technologieën die in de limitatieve technologieënlijst kunnen opgenomen worden. 104 Vlaams BBT-Kenniscentrum

121 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Technologieën die in aanmerking komen voor ecologiepremie Onderstaand worden voor de carrosseriebedrijven de technologieën die reeds op de LTL staan, weergegeven en worden ook nieuwe technologieën voorgesteld. Per technologie worden de volgende gegevens vermeld: de naam, de omschrijving, de essentiële investeringscomponenten, de totale meerkost en de geldigheidsduur (zie paragraaf voor meer toelichting). Ten slotte wordt in de beoordeling een voorstel gedaan. a. Bestaande LTL De volgende technologieën komen nu reeds in aanmerking voor ecologiepremie: Naam technologie: Afvalverfmenger Omschrijving: Investeringen voor het mengen van afvalverf voor hergebruik Investeringscomponenten: essentiële componenten: mengeenheid/mengeenheden Meerkost: 50% Einddatum: Beoordeling: Technologie niet meer koppelen aan de carrosseriebedrijven want niet van toepassing op deze sector vanwege de hoge kwaliteitseisen. Naam technologie: Draagbare venturi om een snellere (plaatselijke) droging van watergedragen/waterverdunbare verf te bekomen Omschrijving: Investeringen voor het efficiënt (sneller) plaatselijk drogen van watergedragen/waterverdunbare verven Investeringscomponenten: essentiële componenten: venturi op statief Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Technologie op lijst houden met als einddatum 31/12/2006 (implementatie Productenrichtlijn). Naam technologie: Installeren van een bijkomende spuitcabine met een minimum luchtdebiet van m³/h Omschrijving: Investeringen in een bijkomende spuitcabine (naast een reeds bestaande spuitcabine voor solventverven) voor het efficiënt aanbrengen en efficiënt (sneller) drogen van watergedragen/waterverdunbare verven Investeringscomponenten: essentiële componenten: spuitcabine Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Technologie op lijst houden met als einddatum 31/12/2006 (implementatie Productenrichtlijn). De naam vervangen door Bijkomende spuitcabine waarvan het maximum luchtdebiet minstens m³/h bedraagt voor het efficiënt (sneller) drogen van watergedragen/waterverdunbare verven. Vlaams BBT-Kenniscentrum 105

122 HOOFDSTUK 6 Naam technologie: Installeren van vaste venturi s in bestaande spuitcabines om een snellere droging van watergedragen / waterverdunbare verf te bekomen Omschrijving: Investeringen voor het efficiënt (sneller) drogen van watergedragen / waterverdunbare verven Investeringscomponenten: essentiële componenten: venturi s Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Technologie op lijst houden met als einddatum 31/12/2006 (implementatie Productenrichtlijn). De naam vervangen door Vaste venturi s in bestaande spuitcabines voor een snellere droging van watergedragen/waterverdunbare verven. Naam technologie: Elektronisch of pneumatisch geregeld meercomponenten verfspuitapparaat Omschrijving: Het optimaal mengen van verfcomponenten tijdens het spuiten Investeringscomponenten: essentiële componenten: elektronisch geregeld meercomponenten verfspuitapparaat, slangen, mengsysteem Meerkost: 20% Einddatum: Beoordeling: Technologie van lijst schrappen want stand der techniek. Naam technologie: Gasgestookte infraroodpanelen voor droging van oppervlakken Omschrijving: Het drogen van oppervlakken van objecten Investeringscomponenten: essentiële componenten: gasgestookte infraroodpanelen Meerkost 25 : 40% Einddatum: Beoordeling: Technologie op lijst houden. Omschrijving vervangen door Gasgestookte infraroodpanelen voor het drogen van oppervlakken van objecten. Naam technologie: Omschrijving: Gesloten wasautomaat voor verfgereedschap Het reinigen van verfgereedschap in een gesloten systeem met terugvoer van reinigingsvloeistof Investeringscomponenten: essentiële componenten: gesloten wasautomaat Meerkost: 50% Einddatum: Beoordeling: Technologie van lijst schrappen en vervangen door de nieuwe technologie Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit. Naam technologie: Omschrijving: Wasautomaat voor het reinigen van spuitpistolen waarmee watergedragen/waterverdunbare verf gespoten is, met inbegrip van de waterzuivering en recuperatie Investeringen voor het reinigen van spuitpistolen waarmee watergedragen/waterverdunbare verf gespoten is. Dit apparaat is een gesloten sys- 106 Vlaams BBT-Kenniscentrum

123 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN teem waarin het vervuilde spoelwater kan gezuiverd en daarna terug gebruikt worden. Investeringscomponenten: essentiële componenten: reinigingsbak, afvalwateropvangbak Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Technologie van lijst schrappen en vervangen door de nieuwe technologie Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit. Naam technologie: Waterbesparingsinstallatie bij het reinigen van machines en machineonderdelen Omschrijving: Het hergebruik van spoelwater dat vrijkomt bij het reinigen van machines en machineonderdelen waarmee waterverdunbare inkt, lak, verf of lijm wordt aangebracht Investeringscomponenten: essentiële componenten: filters, retourleiding Meerkost: 80% Einddatum: Beoordeling: Technologie niet meer koppelen aan de carrosseriebedrijven want wordt voor deze sector vervangen door de nieuwe technologie Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit. Naam technologie: Installeren van een mengbank specifiek geschikt voor het mengen van watergedragen/waterverdunbare verf Omschrijving: Investeringen voor het in een gebruiksklare toestand houden van de basiskleuren van watergedragen/waterverdunbare verf Investeringscomponenten: essentiële componenten: mengbank Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Naam technologie: Omschrijving: Technologie op lijst houden met als einddatum 31/12/2006 (implementatie Productenrichtlijn) en naam veranderen door Mengbank specifiek geschikt voor het mengen van watergedragen/waterverdunbare verven. Laksparende uitdeuktechnieken Investeringen voor het uitdeuken van kleine deukjes waarbij geen lakbeschadiging is opgetreden Investeringscomponenten: essentiële componenten: uitdeukgereedschap Meerkost: 50% Einddatum: Beoordeling: Technologie op lijst houden en naam veranderen door Uitdeukgereedschap voor verfsparende uitdeuktechnieken. In omschrijving lak vervangen door verf. Naam technologie: Omschrijving: Terugwininstallatie voor waterverdunbare verf, lak, inkt of lijm Het terugwinnen ten behoeve van hergebruik van waterverdunbare verf of waterverdunbare lak of waterverdunbare inkt of waterverdunbare lijm uit spoelwater Vlaams BBT-Kenniscentrum 107

124 HOOFDSTUK 6 Investeringscomponenten: essentiële componenten: membraaninstallatie of verdamper, buffervat Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Technologie niet meer koppelen aan de carrosseriebedrijven want door het gebruik van spuittechnieken met een hoog aanbrengrendement is de technologie hier niet meer van toepassing. b. Aanvulling van LTL Hierna volgen nieuwe technologieën die voorgesteld worden als technologieën die in aanmerking komen voor ecologiepremie voor de sector van carrosserieherstel en carrosseriebouw: Naam technologie: Omschrijving: Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit Apparaat voor het reinigen van spuitapparatuur waarmee watergedragen, verf gespoten wordt, in een gesloten systeem met hergebruik van het spoelwater milieutechnologie (procesgeïntegreerd) Technologietype: Investeringscomponenten: essentiële componenten: reinigingsbak, afvalwateropvangbak Meerkost: 50% Einddatum: 31/12/2006 (implementatie Productenrichtlijn) Beoordeling: Naam technologie: Aftapapparatuur voor koudemiddelen bij demontage airconditioning systeem in voertuigen tijdens herstelwerkzaamheden Omschrijving: Speciale apparatuur voor het aftappen van koudemiddel uit het airconditioning systeem van voertuigen bij demontage Technologietype: milieutechnologie (procesgeïntegreerd) Investeringscomponenten: essentiële componenten: aftapapparatuur Meerkost: 50% Einddatum: Beoordeling: Naam technologie: Lasrookbehandelingssysteem Omschrijving: Afzuigsysteem voor lasrook waarbij de lasrook wordt gefilterd Technologietype: milieutechnologie (end-of-pipe) Investeringscomponenten: essentiële componenten: afzuigsysteem, filtersysteem, bedieningseenheid Meerkost: 100% Einddatum: Beoordeling: Naam technologie: Geluidsarme compressor Omschrijving: geluidsarme compressor Technologietype: milieutechnologie (procesgeïntegreerd) Investeringscomponenten: essentiële componenten: geluidsarme compressor 108 Vlaams BBT-Kenniscentrum

125 AANBEVELINGEN OP BASIS VAN DE BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN Meerkost: 20% Einddatum: Beoordeling: Naam technologie: UV-belichtingseenheid voor carrosseriebedrijven Omschrijving: UV-belichtingseenheid voor het uitharden van UV-primers Technologietype: milieutechnologie (procesgeïntegreerd) Investeringscomponenten: essentiële componenten: UV-belichtingseenheid Meerkost: 50% Einddatum: Beoordeling: 6.4. Innovatieve ontwikkelingen In dit onderdeel worden onderzoekssuggesties gedaan om enkele knelpunten weg te werken, die in het kader van de studie werden opgemerkt. Deze innovatieve ontwikkelingen kunnen in een later stadium leiden tot nieuwe BBT. Het verdient dan ook aanbeveling om deze ontwikkelingen op te volgen en eventueel te steunen. Daarna is het noodzakelijk dat deze milieuvriendelijke technologieën het ook tot een marktwaardig product brengen. Twee interessante innoverende technieken werden genoteerd: Nano-partikel verven De nano-partikel verf is een niet gekleurde verf waarin nano-partikels, minuscule keramiek deeltjes, zijn opgenomen. Deze verf vormt een toplaag die beter bestand is tegen krassen. De verf met nano-partikels zal worden toegepast voor metallic en niet-metallic kleuren. Momenteel worden in het carrosserieherstelproces vooral conventionele en high- solids vernis toegepast, omdat watergedragen verven nog niet voldoende krasbestendig zijn. Bij verschillende verffabrikanten zijn nano-verven in ontwikkeling, die naar verwachting in het carrosserieherstelproces verwerkt kunnen gaan worden, zowel volgens het thermischals volgens het UV-droogproces. De verf met nano-partikels geeft een voorproefje van de mogelijkheden die de nano-technologie in de toekomst nog te bieden heeft. Via nano-technologie is het mogelijk om materialen andere eigenschappen te geven, zodat ze specifieke taken kunnen vervullen. In de automobielsector zijn in de toekomst diverse ontwikkelingen mogelijk, die relevant kunnen zijn voor het carrosserieherstelproces. Voorbeelden zijn: zelfreinigende verven; verflagen die zonne-energie opwekken; verflagen die van kleur veranderen, enz. UV-verven Voor de carrosserieherstelsector kan de toepassing van UV-primers voor te herstellen oppervlaktes groter dan 20 cm 30 cm wenselijk zijn. De producten zijn er, maar de UV-lichtbron is de beperkende factor. Het bestralingsoppervlak van de UV-lichtbron dient hiervoor vergroot te worden waardoor de kostprijs van zo n lamp vele malen hoger zal liggen. Ook kunnen de handelbaarheid van de lamp en de bescherming tegen UV-straling problemen vormen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 109

126 HOOFDSTUK 6 Verder onderzoek en ontwikkeling van de UV-materialen zullen naar verwachting uitgebreidere mogelijkheden geven in de toekomst. We denken hierbij aan een groter bestralingsoppervlak mogelijk met UV-lampen maar ook aan andere toepassingen zoals UV-plamuur en vernis op basis van UV. Onderzoek naar watergedragen UV-drogende verven is momenteel volop aan de gang. Verdunning door water geeft een lagere viscositeit, een kleinere laagdikte, een betere vloeiing en een eenvoudigere en goedkopere applicatie. Ondanks het feit dat deze watergedragen verven nu al wel gebruikt worden in de grafische- en meubelindustrie, zijn er toch nog enkele knelpunten. Zo vormen het verhoogde energieverbruik en de langere tijd die nodig is om het water uit de verf te laten verdampen een nadeel. Daarbij zorgt ook het drogen van de verf, nog voordat al het water volledig is verdampt, voor de nodige problemen. 110 Vlaams BBT-Kenniscentrum

127 BIBLIOGRAFIE BIBLIOGRAFIE Coordinating Committee for Automotive Repair, CCAR Pollution Prevention Center website: Environmental Protection Agency (U.S.A.), Guides to Pollution Prevention, The Automotive Refinishing Industry, oktober 1991 Environmental Technology Best Practice Programme (U.K.), Reducing costs in vehicle refinishing, Guide GG36, augustus 1996 Environmental Technology Best Practice Programme (U.K.), Paint and solvent use in vehicle refinishing, Guide EG73, maart 1997 FOCWA, sectie Carrosseriebouw, IBM Business Consulting Services, Toenemende concurrentie dwingt tot strategische keuzes, Studie naar ontwikkelingen en strategische mogelijkheden in de carrosserie- oplegger- en aanhangerbouw, mei 2003 FOCWA magazine, Carrosserie, maandelijkse uitgaven 2004 (n 4, 5, 6, 10, 11, 12) en 2005 (nr. 3, 4, ) IHOBE, Sociedad Pública Gestión Ambiental, Libro blanco para la minimización de residuos y emisiones, Aplicación de pintura en carrocerías, 1998 Infomil, Oplosmiddelarme lak en Good Housekeeping in autoschadeherstelbedrijf, KWS Praktijksheet LP1-2, maart 1996 Infomil, Efficiënte spuittechniek en watergedragen lak in autoschadeherstelbedrijf, KWS Praktijksheet LP1-5, maart 1996 Infomil, Venneper Cars, Oplosmiddelenboekhouding en brede aanpak milieuzorg bij autoschadeherstelbedrijf, Praktijksheet LP2-5, september 1997 Infomil, Schadenet Ambacht, Auto s repareren kan én moet met veel minder oplosmiddelen, Praktijksheet LP4-1, juli 2000 IVAM/TME, Reductie van blootstelling aan oplosmiddelen in de carrosseriebouw, Nulmeting en stand-der-techniek, januari Stimular, Preventie-factsheet Autoschadeherstelbedrijven, januari 1996 Stimular, Preventie-factsheet Reinigen en ontvetten van metalen, augustus Stimular, Preventie-factsheet voor de verfspuiter, augustus VITO/BBT-Kenniscentrum, Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de koetswerkherstelbedrijven, december 1996 VITO/BBT-Kenniscentrum, Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de metaalbewerkende nijverheid, Eindrapport, april 2004 Vlaams BBT-Kenniscentrum 111

128

129 LIJST DER AFKORTINGEN LIJST DER AFKORTINGEN AMINAL Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer ANRE Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandseaangelegenheden en Landbouw) BAT Best Available Techniques BBT Beste Beschikbare Technieken BS Belgisch Staatsblad CFK chloorfluorkoolstof HFK fluorkoolwaterstof K.B. Koninklijk Besluit KWS Koolwaterstoffen NACE Nomenclature générale des Activités économiques dans les Communautés Européennes NBB Nationale Bank van België NIS Nationaal Instituut voor de Statistiek OVAM Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest RSZ Rijksdienst voor Sociale Zekerheid RWZI RioolWaterZuiveringsInstallatie VAMIL Willekeurige afschrijving milieu-investering Vgtg Van geval tot geval VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlarea Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming- en beheer Vlarebo Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering Vlarem I Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Vlarem II Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne VMM Vlaams Milieumaatschappij VOS Vluchtige Organische Stoffen Vlaams BBT-Kenniscentrum 113

130

131 BEGRIPPENLIJST BEGRIPPENLIJST Ter aanvulling van de procesbeschrijving (hoofdstuk 3) en de technische fiches (bijlage 2). Begrip Definitie Ref. Aflakken Enkellaags of meerlaags aan te brengen gepigmenteerde coatings die voor de glans en duurzaamheid zorgen. Hiertoe behoren alle betrokken producten, zoals grondlagen en doorzichtige lagen: (1) basislak: gepigmenteerde coatings die de kleur en het gewenste optische effect bepalen, maar niet de glans en de oppervlakteweerstand van de coatings vernis: transparante lagen die de uiteindelijke glans en weerstand van het coatingsysteem bepalen. Algemene metaalprimers Als primer aan te brengen coatings, zoals hechtingsbevorderende (1) producten, sealers, surfacers, tussenla- gen, kunststofprimers, nat-op-nat, niet-schuurbare vulmiddelen en verspuitbare vulmiddelen. Oppervlaktereinigers Reinigingsproducten voor het verwijderen van oppervlakteverontreinigingen (1) tijdens de voorbereiding van en vóór het aanbrengen van coatings. Organisch oplosmiddel Een vluchtige organische verbinding (VOS) die alleen (3) of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan, wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveringsmiddel. Vulmiddelen en plamuur/ Zware materialen die worden aangebracht om, vóór (1) stopmiddelen het aanbrengen van primer surfacer, diepe oneffenheden in het oppervlak op te vullen. Primers Op blank metaal of op bestaande aflakken aan te brengen (1) coatings ter bescherming tegen corrosie, die vóór de primer surfacer worden aangebracht. Primer surfacers Vóór de aflak aan te brengen coatings ter bescherming tegen corrosie, ter bevordering van de hechting van de aflak en ter bevordering van een gelijkmatige afwerking door de opvulling van kleine oneffenheden in het oppervlak. (1) Vlaams BBT-Kenniscentrum 115

132 BEGRIPPENLIJST Begrip Definitie Ref. (3) Vluchtige organische stof (VOS): Voertuig VOS-gehalte Voorbehandelingsproducten Voorbehandelings- en reinigingsproducten Washprimers Een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kpa of meer of onder specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt de fractie creosoot die deze dampspanning overschrijdt bij 293,15 K beschouwd als een VOS. Ieder motorvoertuig met of zonder carrosserie, op tenminste 4 wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/u, bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen, landbouwtractoren en landbouwmachines. De massa van vluchtige organische stoffen uitgedrukt in gram/liter (g/l) bij de bereiding van het product in gebruiksklare vorm. De massa van vluchtige organische stoffen in een bepaald product die, tijdens het drogen, door een chemische reactie deel gaan uitmaken van de coating, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het VOS-gehalte. Onder meer spuitpistoolreinigingsmiddelen (producten voor het schoonmaken van spuitpistolen en ander materiaal), afbijtmiddelen, ontvettingsmiddelen (inclusief antistatische middelen voor kunststof) en afbijtmiddelen voor siliconen. Producten voor het langs mechanische of chemische weg verwijderen van oude coatings en roest of om een hechtende ondergrond voor nieuwe coatings te verkrijgen. Coatings die tenminste 0,5% in gewicht aan fosforzuur bevatten en direct op blank metaal worden aangebracht ter bescherming van tegen corrosie en ter verbetering van de hechting; coatings die als lasbare primer worden gebruikt; beitsmiddelen voor gegalvaniseerde en zinken oppervlakten. Referenties: (1) Koninklijk Besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen (van kracht sinds 30 oktober 2005) (2) Europese Richtlijn: 70/156/EEG (3) Vlarem (2) (1) (1) (1) (1) 116 Vlaams BBT-Kenniscentrum

133 BIJLAGEN Vlaams BBT-Kenniscentrum 117

134 OVERZICHT VAN DE BIJLAGEN Bijlage 1: Medewerkers BBT-studie Bijlage 2: Technische fiches van de beschikbare milieuvriendelijke technieken voor carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven Bijlage 3: Finale opmerkingen Vlaams BBT-Kenniscentrum

135 MEDEWERKERS BBT-STUDIE Bijlage 1 MEDEWERKERS BBT-STUDIE Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken Els Hooyberghs Stella Vanassche Pieter Claeys Karl Vrancken BBT-kenniscentrum p/a VITO Boeretang MOL Tel: (014) Fax: (014) bbt@vito.be BECO Groep Anouk Van de Meulebroeke, Laurent Minère, Frank Imans BECO Groep Sint-Elisabethstraat 38a 2060 ANTWERPEN Tel: (032) Fax: (032) info@beco.be met als Nederlandse experts Jos Lamboo, Jenda Horak, Tom van Steijn, Harry Meijer FOCWA, Nederlandse vereniging van ondernemers in het carrosseriebedrijf Warmonderweg AH SASSENHEIM, Nederland Tel: (252) Fax: (252) info@focwa.nl Bovenstaande personen van BECO voerden de deelstudie 'Procesbeschrijving en oplijsting beschikbare milieuvriendelijke technieken carrosserieherstel- en carrosseriebouwbedrijven uit, in opdracht van het BBT-kenniscentrum van VITO. Contactpersonen federaties België Voor de carrosseriesector Mevrouw Hilde Van der Stichele Febelcar / Federauto Woluwedal 46 bus BRUSSEL Tel: (02) Fax: (02) hilde.vander.stichele@federauto.be Vlaams BBT-Kenniscentrum 119

136 BIJLAGE 1 Mevrouw Martine Vanheers Federauto Woluwedal 46 bus BRUSSEL Tel: (02) Fax: (02) martine.vanheers@federauto.be Voor de verfproducenten Mevrouw Marie-Eve Debrue IVP Marie-Louizasquare BRUSSEL Tel: (02) Fax: (02) medebrue@ivp-coatings.be Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité voor deze studie. Contactpersonen administraties/overheidsinstellingen Mevrouw Annelies Faelens AMINAL (afdeling Milieuvergunningen) Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: Fax: annelies.faelens@lin.vlaanderen.be De heer David Knight AMINAL (cel Lucht) Graaf de Ferraris-gebouw Koning Albert II-laan 20, 2e verdieping 1000 BRUSSEL Tel: Fax: david.knight@lin.vlaanderen.be Mevrouw Myriam Rosier VMM A. Van De Maelestraat EREMBODEGEM Tel: Fax: m.rosier@vmm.be Johan Verlinden OVAM (afdeling afvalstoffenbeheer) Stationsstraat Vlaams BBT-Kenniscentrum

137 MEDEWERKERS BBT-STUDIE 2800 MECHELEN Tel: Fax: Bovenstaande personen vertegenwoordigden de administraties en andere overheidsinstellingen in het begeleidingscomité voor deze studie. De heer Paul Zeebroek ANRE Koning Albert-II-laan BRUSSEL Tel: Fax: paul.zeebroek@ewbl.vlaanderen.be Bovenstaande persoon heeft advies verstrekt over het tekstgedeelte Aanbevelingen voor ecologiepremie. Externe lectoren De heer Desmedt Etienne Brusselsesteenweg ASSE (ZELLIK) Tel: Fax: info@carr-desmet.be De heer Miguel Houthooft Leuvensesteenweg ZAVENTEM Tel: Fax: miguel.houthooft@jbcar.be De heer Carl Veys Doorniksesteenweg AVELGEM (OUTRIJVE) Tel: Fax: carl.veys@veys.audi.be Het BBT-rapport (of delen ervan) werd aan bovenstaande personen voorgelegd ter kritisch nazicht. Bezochte bedrijven tijdens het uitvoeren van de studie 1. Autoschade Peter Brouwers B.V. Schouwberg EW ROERMOND (NL) Contactpersoon: De Heer Peter Brouwers Vlaams BBT-Kenniscentrum 121

138 BIJLAGE 1 2. Autoschade Mosman B.V. Zuiddijk CS HELMOND (NL) Contactpersoon: De heer Mosman 3. Carrosserie Cryns Covelierstraat BERCHEM Contactpersoon: De heer Guy Laenen 4. Cryns Carrosserie Center Vredebaan MORTSEL Contactpersoon: De heer Ronald Cryns 5. JB Carrosserie Ter Bekehofdreef WILRIJK Contactpersoon: De heer Frank Dorekens 6. Carrosserie Baetens (carrosseriebouw) Moortelstraat LOKEREN Contactpersoon: De heer Hilaire Baetens 7. DBM (De Bruecker Mere) (carrosseriebouw) Jozef Cardijnstraat ERPE-MERE Contactpersoon: De heer Antoon De Bruecker 122 Vlaams BBT-Kenniscentrum

139 TECHNISCHE FICHES Bijlage 2 TECHNISCHE FICHES VAN DE BESCHIKBARE MILIEUVRIENDELIJKE TECHNIEKEN VOOR CARROSSERIEBEDRIJVEN In deze bijlage worden de technische fiches weergegeven van de beschikbare milieuvriendelijke technieken die in hoofdstuk 4 opgesomd werden. Enkel voor de technieken waarvoor het zinvol was, werd een technische fiche gemaakt. In de technische fiches wordt voor elke techniek volgende informatie weergegeven: Proces/deelproces Beschrijving maatregel met afbeelding Milieuvoordeel Financiële aspecten Toepasbaarheid Overzicht van de technische fiches Technische Fiche 1: Afzuiging lasrook Technische Fiche 2: Uitdeuken zonder spuiten Technische Fiche 3: Alternatieve ontvetters Technische Fiche 4: UV-primers Technische Fiche 5: Paint-stop filter Technische Fiche 6: Hoog volume/lage druk-spuiten Technische Fiche 7: Airless- en airmix-spuiten Technische Fiche 8: Spoelwater reinigen door flocculatie Technische Fiche 9: Oplosmiddelarme verven Technische Fiche 10: Reinigingsapparaten voor spuitapparatuur Technische Fiche 11: Versnelde droging door middel van venturi s Technische Fiche 12: Infrarood droging Technische Fiche 13: Olie-waterafscheider Vlaams BBT-Kenniscentrum 123

140 BIJLAGE 2 TECHNISCHE FICHE 1 Afzuiging lasrook Proces/deelproces: Plaatwerk / Chassisconstructie / Laadbakconstructie Beschrijving maatregel Om lasrook uit de werkruimte te verwijderen is afzuiging aan de bron het meest effectief. Daarnaast kunnen persoonlijke beschermingsmiddelen en in sommige gevallen een aparte lascabine nodig zijn. De tabel hieronder geeft een indicatie van de maatregelen die nodig kunnen zijn in relatie tot de toegepaste lastechniek en het materiaal. Daarnaast zijn het vermogen van de lasapparatuur en de inschakelduur bepalend voor de blootstelling aan lasrook in de werkruimte. Lastechniek (MIG = Metal Inert Gas MAG = Metal Active Gas TIG = Tungsten Inert Gas) Materiaal (RVS = roestvrij staal Al = Aluminium Be = Beryllium V = Vanadium Cu = Koper) Verbeterde laskap Maatregelen Plaatselijke afzuiging Ruimteventilatie Ademhalingsbescherming Beklede elektroden Niet RVS-, Be-, V-legering X X X Wel RVS-, Be-, V-legering X X X TIG-lassen Aluminium X X MIG/MAG-lassen Niet RVS-, Al-, Cu-, Be-, V-legering X X X Wel RVS-, Al-, Cu-, Be-, V-legering X X X Lascabine De grootste productie van lasrook vindt plaats bij MIG/MAG-lassen en bij het lassen met beklede elektroden. De lasrookproductie is veel kleiner bij TIG-lassen. Lasrook kan worden afgezogen door middel van een vaste installatie met mobiele armen of door middel van een verplaatsbare afzuigeenheid. Vaste afzuiginstallatie voor lasrook 124 Vlaams BBT-Kenniscentrum

141 TECHNISCHE FICHES Vaste installaties voor de afzuiging van lasrook zijn uitgerust met zwenkarmen die dicht bij de laswerkzaamheden kunnen worden gericht. De lasrook worden via een leidingensysteem naar een centrale filtereenheid geleid. Mobiele afzuiginstallatie voor lasrook Mobiele installaties voor de afzuiging van lasrook zijn verrijdbaar. De afzuigarm is tot 6 meter lang. De uitvoering van de filtereenheid is afhankelijk van het verwerkte materiaal. Milieuvoordeel De lasrook wordt niet rechtstreeks naar de buitenlucht afgevoerd, maar na filtratie. Minder blootstelling van de medewerkers aan lasrook. Financiële aspecten Investeringskosten: Indicatief investeringsbedrag voor vaste installatie met centrale filter: ongeveer per zwenkarm (maatwerk). Mobiele installatie voor aluminium lassen: ca Mobiele installatie voor RVS-lassen: ca Operationele kosten: Energiekosten (ventilatorenverbruik en warmteverlies) Toepasbaarheid Vanwege de beperkte inschakeltijd van lasapparatuur is de blootstelling aan lasrook bij veel carrosseriebedrijven relatief beperkt. Vaak is een goede ruimteventilatie al voldoende om de blootstellingrisico s laag te houden. Vlaams BBT-Kenniscentrum 125

142 BIJLAGE 2 Bij carrosseriebouwbedrijven waar intensief wordt gelast kan plaatselijke afzuiging nodig zijn, eventueel in combinatie met persoonlijke beschermingsmiddelen. Specifieke voorzorgsmaatregelen zijn nodig indien materialen die lasrook met schadelijke componenten ontwikkelen worden gelast, zoals bij het lassen van roestvrij staal. Er dient steeds voldaan te worden aan de normen voor arbeidsveiligheid en -hygiëne. 126 Vlaams BBT-Kenniscentrum

143 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 2 Uitdeuken zonder spuiten Proces/deelproces: Plaatwerk Beschrijving maatregel Als gevolg van het conventioneel uitdeuken wordt de oorspronkelijke verf beschadigd. Behandelde carrosseriedelen moeten dan opnieuw worden gespoten. Bij kleinere deuken tot enkele centimeters doorsnee en zonder verfbeschadiging, kan de reparatie door uitdeuken zonder spuiten worden uitgevoerd. Daarvoor is speciaal gereedschap en veel ervaring van de carrosseriehersteller nodig. Eerst wordt de ingedeukte plek via openingen in de carrosserie van de binnenkant weer naar buiten gedrukt. Daarna wordt de licht uitstekende buitenkant door middel van een kunststoffen beitel teruggeklopt. Terugkloppen met puntbeitel na het uitdeuken Milieuvoordeel Deze techniek voorkomt verfverbruik, verfafval en oplosmiddelemissie als gevolg van het spuiten en de reiniging van spuitapparatuur na conventioneel uitdeuken. Financiële aspecten Kosten: Om de techniek toe te passen is speciaal gereedschap nodig ( ). De personeelskosten voor opleiding en training kunnen oplopen tot Vlaams BBT-Kenniscentrum 127

144 BIJLAGE 2 Besparing: Op materiaalkosten (voornamelijk op verf) Op uurloon (kortere reparatietijd) Overige voordelen: De beschikbaarheid van de spuitcabine vormt meestal de grootste bottleneck van het proces. Reparaties door middel van uitdeuken zonder spuiten verlagen de bezetting van de spuitcabine. Dit vergroot de verwerkingscapaciteit van het bedrijf. Toepasbaarheid Regelmatige praktijk is nodig om de ervaring met uitdeuken zonder spuiten op peil te houden. Daarom is deze techniek meestal alleen rendabel bij grotere bedrijven, met veel personeel en met voldoende aanbod van kleine deuken zonder verfschade. Bij bedrijven met meerdere vestigingen kan een specialist in eigen dienst voor alle vestigingen worden ingezet. Een alternatief hierop is het inhuren van een specialist. Dergelijke specialisten zijn vaak zelfstandigen, die de reparaties op lokatie uitvoeren. 128 Vlaams BBT-Kenniscentrum

145 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 3 Alternatieve ontvetters Proces/deelproces: Plaatwerk / Chassisconstructie / Laadbakconstructie Beschrijving maatregel Bij carrosseriebedrijven worden voornamelijk conventionele ontvetters gebruikt. Conventionele ontvetters bestaan uit organische oplosmiddelen, meestal met gechloreerde bestanddelen. Het gebruik van conventionele ontvetters brengt gezondheidsrisico s met zicht mee, onder meer omdat langdurige inademing van oplosmiddelen blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel kan veroorzaken (Organisch Psycho Syndroom). Alternatieven voor de conventionele ontvetters zijn chloorvrije ontvetters en ontvetters op waterbasis: Chloorvrije ontvetters bestaan uit mengsels van organische oplosmiddelen zonder gechloreerde bestanddelen. Deze ontvetters zijn minder vluchtig dan conventionele ontvetters. Om brandgevaar te voorkomen hebben chloorvrije ontvetters een gemiddeld tot hoog vlampunt ( o C). Deze producten vallen in het kader van de Europese richtlijn 2004/42/EG onder de categorie voorbehandelingsproducten met een VOS-gehalte tot 850 g/l gebruiksklaar product. Ontvetters op waterbasis zijn waterverdunbare alkalische en neutrale reinigingsmiddelen. Deze producten vallen onder de categorie oppervlaktereinigers met een VOS-gehalte tot 200 g per l gebruiksklaar product. Milieuvoordeel Door de tragere verdamping van chloorvrije ontvetters zijn de luchtemissies en de blootstelling van de gebruikers kleiner dan bij conventionele ontvetters. Onvetters op waterbasis veroorzaken geen of beperkte oplosmiddelemissies en dragen bij aan de vermindering van de blootstelling aan oplosmiddelen in carrosseriebedrijven. Vanwege de voordelen op het gebied van milieu en gezondheid is het gebruik van alternatieve ontvetters aan te raden voor alle werkzaamheden waarvoor ze voldoende reinigende eigenschappen bezitten (zie toepasbaarheid). Financiële aspecten Kosten: Watergedragen ontvetters zijn ongeveer 20% duurder dan conventionele oplosmiddelen en niet-gechloreerde oplosmiddelen (ca. 4,50 /liter), maar zuiniger in gebruik als gevolg van de geringe verdamping. Vlaams BBT-Kenniscentrum 129

146 BIJLAGE 2 Toepasbaarheid Het gebruik van ontvetters op waterbasis in de carrosseriesector is op dit moment zeer beperkt, vooral vanwege een aantal functionele nadelen: Trage droging: na gebruik van waterige reinigers kan opwarming van de carrosserie in de spuit/droogcabine nodig zijn, voorafgaand het spuiten. Achterblijven van ontvetter in naden: dit is vooral het geval bij aluminium laadbakken met veel naden. Droogblazen van de naden met perslucht kost veel tijd en energie. Onvoldoende reiniging bij moeilijk te verwijderen vervuiling (bijvoorbeeld vervuiling met silicone). Ondanks de iets langere droogtijden en lagere reinigingseigenschappen, zou de toepassing van chloorvrije ontvetters verder kunnen groeien in de sector, mede door de steeds grotere beschikbaarheid van producten en informatie over hun toepassingsgebied. Omdat alternatieve ontvetters minder universeel inzetbaar zijn, worden vaak verschillende typen gebruikt voor het aanpakken van de verschillende reinigingsproblemen. 130 Vlaams BBT-Kenniscentrum

147 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 4 UV-primers Proces/deelproces: Voorbehandeling Beschrijving maatregel De droogtijd van conventionele 2-componenten primers bedraagt 20 tot 30 minuten bij een temperatuur van 60 C. Door het gebruik van UV-primers kan de tijd die nodig is voor het opbouwen van een grondlaag sterk worden gereduceerd. UV-primers voor gebruik in de carrosserieherstelsector zijn producten op acrylaatbasis. Ze bestaan uit foto-initiators, vulstoffen, bindmiddelen, additieven en weinig of geen oplosmiddelen. In tegenstelling tot de conventionele 2-componenten grondverven hoeft geen verharder te worden toegevoegd. Het uitharden wordt onder invloed van UV-licht door de foto-initiators in gang gezet. De UV-lichtbron bestaat uit een hoogspanningsvoedingsbron en een UV-lamp. Afhankelijk van het type primer wordt een UV-A lichtbron (golflengte tussen de 315 en 400 nm) of een UV-B lichtbron ( nm) gebruikt. UV-A licht heeft een lagere energie-inhoud dan UV-B licht. De reparatieplek dient ongeveer twee minuten lang met UV-A licht en twintig seconden met UV-B licht te worden bestraald. Omdat UV-licht niet voelbaar op de huid en onzichtbaar is, zijn veiligheidsmaatregelen nodig om blootstelling aan een overmaat van UV-licht te voorkomen. Daarvoor moet de werkplaats worden afgeschermd en is het nodig om persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen (handschoenen, zonnecrème, en bij gebruik van UV-B licht ook een lasbril of lasmasker). Bestraling van de primer met UV-licht Vlaams BBT-Kenniscentrum 131

148 BIJLAGE 2 Hoogspanningsvoedingsbron en UV-lamp (links: UV-A, rechts: UV-B) Milieuvoordeel Reductie van de oplosmiddelemissie in de voorbehandelingsruimte. Geen uitgeharde resten van teveel aangemaakte 2-componenten primer. Financiële aspecten Investeringskosten: Investering nodig voor de aanschaf van de hoogspanningsvoedingsbron en de UV-lamp (sterk afhankelijk van type apparaat). Operationele kosten: UV-primers zijn 3 tot 5 keer duurder dan 2-componenten primers. Baten: Tijdwinst door snelle uitharding van de grondlaag, ook ten opzichte van infrarood droging van 2-componenten primers. Tijdwinst bij het aanmaken van de UV-primer en het schoonmaken van spuitapparatuur en overspray: De primer hoeft niet te worden aangemaakt Het spuitpistool hoeft niet te worden gereinigd omdat het product niet uithard Onverharde overspray kan eenvoudig worden verwijderd. Toepasbaarheid UV-primers zijn voornamelijk geschikt voor spot repair en snelle reparaties: Het oppervlak dat de UV-lamp kan bestrijken is ongeveer 20cm x 30cm groot. UV-primers worden derhalve voornamelijk gebruikt in combinatie met spot repair. Om grotere opper- 132 Vlaams BBT-Kenniscentrum

149 TECHNISCHE FICHES vlaktes te bestralen moet de lichtbron steeds verplaatst worden. Daarbij moet voorkomen worden dat tussenliggende plekken onbestraald blijven, omdat deze niet zouden uitharden. Door de tijdwinst zijn zeer snelle doorgangen mogelijk. Kleine reparaties kunnen daardoor makkelijker binnen een werkdag worden uitgevoerd. Deze tijdwinst kan vooral voor grotere bedrijven met veel doorgangen per dag interessant zijn. UV-primers kunnen op alle ondergronden worden gebruikt: UV-primers zijn als spuitbusproducten (oplosmiddelhoudend, UV-A type) en als spuitpistoolproducten (zonder oplosmiddelen, UV-B type) verkrijgbaar. De UV-primers kunnen aangebracht worden op alle in de carrosserieherstel bekende ondergronden, zoals nagenoeg alle kunststoffen, (verzinkt) staal, aluminium, fabrieksprimers, originele verven en plamuur. Ze hebben een goede vulkracht en kunnen met conventionele schuursystemen worden afgewerkt. Gebruik van UV-primers vereist een aangepaste werkwijze: Een UV-primer ziet er niet uit als een conventionele 2-componenten primer. Het is namelijk transparant, zodat het UV-licht door de primerlaag kan dringen om de foto-initiators door de gehele laag heen te activeren. Omdat UV-primers transparant moeten zijn, kunnen ze niet voorgetint worden. Het aanbrengen van de transparante UV-primer vraagt ook enige gewenning van de spuiter. Na het spuiten van conventionele primers verandert de kleur en de oppervlaktestructuur van de reparatieplek. Om een enigszins vergelijkbaar effect te verkrijgen, worden aluminium poederdeeltjes en fluorescerende bestanddelen in de UV-primers toegevoegd. De aluminium poederdeeltjes stellen de spuiter in staat om toch iets te kunnen zien en de fluorescerende bestanddelen zorgen ervoor dat de primerplek oplicht wanneer deze bestraald wordt met de UV-lamp. Vlaams BBT-Kenniscentrum 133

150 BIJLAGE 2 TECHNISCHE FICHE 5 Paint-stop filter Proces/deelproces: Spuiten Beschrijving maatregel De meeste spuitcabines zijn met paint-stop filters uitgerust. Deze filters worden onder de vloerrooster en in de afzuigkanalen van de spuitcabine geplaatst. Paint-stop filters zijn opgebouwd uit glasvezels gebonden door kunsthars. De filters vangen ongeveer 95% van de overspray op. Na verloop van tijd neemt de luchtweerstand in de spuitcabine door de volgelopen filters op. De filters dienen dan te worden vervangen. De levensduur van filters is afhankelijk van de intensiteit van het uitgevoerde spuitwerk. Paint-stop filters worden normaal vervangen om de 60 à 100 uren spuitwerk. Periodieke vervanging paint-stop filters Milieuvoordeel Aanzienlijke vermindering van de uitstoot van verfdeeltjes afkomstig van de overspray. Financiële aspecten Vervangingskosten: Ongeveer 3 per m² filteroppervlakte. Toepasbaarheid Paint-stop filters worden in spuitcabines algemeen toegepast. 134 Vlaams BBT-Kenniscentrum

151 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 6 Hoog volume/lage druk-spuiten Proces/deelproces: Spuiten Beschrijving maatregel In de conventionele spuittechniek ( pneumatisch spuiten ) wordt de verf onder een luchtdruk van ongeveer 3 bar verneveld. Deze techniek veroorzaakt veel spuitverliezen ( overspray ), voornamelijk als gevolg van de weerkaatsing van de verfnevel tegen het gespoten voorwerp ( bounce-back effect). Het aanbrengrendement van conventioneel spuiten bedraagt 30-50%. Om spuitverliezen te beperken is de hoog volume/lage druk-spuittechniek ontwikkeld. Bij deze variant op het pneumatisch spuiten wordt de verf met een groot volume lucht en onder lage druk verneveld (0,7 bar luchtvernevelingsdruk). De spuitnevel wordt geprojecteerd met lagere snelheid in een groot volume lucht, waardoor het bounce-back effect minder sterk is. Bounce-back effect bij hoog volume/lage druk-spuiten (links) en conventioneel spuiten (rechts) Overschakelen op de hoog volume/lage druk-spuittechniek vereist een aangepaste werkwijze van de spuiter (training van de spuiter nodig). Vlaams BBT-Kenniscentrum 135

152 BIJLAGE 2 Correcte werkwijze (links) bij hoog volume/lage druk spuiten De ontwikkeling van de hoog volume/lage druk-spuittechniek is zeer snel gegaan. Steeds betere pistolen komen op de markt, waarmee de slechte ervaringen van enkele jaren terug voorgoed tot het verleden behoren. Ook verfleveranciers gaan bij hun ontwikkelingen van verfsystemen uit van het gebruik van deze spuittechniek. Milieuvoordeel Bij correct gebruik van een hoog volume/lage druk-spuitpistool bedraagt het aanbrengrendement 65-80%. Door het hogere aanbrengrendement ten opzichte van conventionele spuitpistolen is het verfverbruik kleiner, en komen minder verfafval en oplosmiddelemissies vrij. Ook wordt de standtijd van verffilters verlengd. Financiële aspecten Investeringskosten: Ongeveer 250 (325 inclusief bovenbeker). De opleiding van de spuiter neemt 1 tot 2 dagen in beslag. De opleidingskosten bedragen ongeveer 260. Baten: De terugverdientijd is vaak minder dan 1 jaar, als gevolg van het lager verbruik van verf en verdunner en de langere standtijd van filters (gemiddeld 10-15% minder verfverbruik en 20-30% minder verfverlies bij 10% verbetering van het aanbrengrendement). Toepasbaarheid Hoog volume/lage druk-spuiten is algemeen toepasbaar in de carrosserieherstelsector. De meeste bedrijven in Vlaanderen zijn inmiddels overgestapt op deze spuittechniek. Vanwege de lage werksnelheid (debiet kleiner dan 1 liter verf per minuut) is hoog volume/lage druk-spuiten alleen toepasbaar op kleine oppervlakte en/of reparatiewerk in de carrosseriebouwsector. Voor het spuiten van grote oppervlaktes worden andere spuittechnieken met hogere werksnelheid toegepast (zie technische fiche 7). 136 Vlaams BBT-Kenniscentrum

153 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 7 Airless- en airmix-spuiten Proces/deelproces: Spuiten Beschrijving maatregel In de carrosseriebouw worden naast hoog volume/lage druk-spuiten (zie technische fiche 6) ook airless- en airmix-spuittechnieken toegepast. De verf wordt vanuit een drukvat naar het spuitpistool aangevoerd. Door het hoge debiet (meer dan 10 liter verf per minuut) kunnen grote oppervlaktes worden gespoten, zoals een laadbak of een heel chassis. Ook kunnen moeilijk bereikbare onderdelen worden gespoten. Bij airless-spuiten wordt geen lucht gebruikt voor het verstuiven van de verf. De verneveling vindt plaats door de verf onder zeer hoge druk door een nauwe spuittip te spuiten. Het werktempo is hoog maar het spuitresultaat is grover dan bij hoog volume/lage druk-spuiten. Het airmix-spuiten is een variant op het airless-spuiten. Bij deze techniek wordt de airless verneveling gecombineerd met een pneumatische verneveling. Deze techniek wordt toegepast voor het spuiten van grote oppervlaktes, indien hogere eisen worden gesteld aan het esthetische effect van de aangebrachte verflagen. Bij het omschakelen naar airless- / airmix-spuiten is training van de spuiter nodig. Vooral het airless-spuiten vergt vaardigheid om zakkers te voorkomen. De bediening van airless-systemen is lastiger als gevolg van de hoge druk in de slang naar het spuitpistool. Milieuvoordeel Het gebruikelijke aanbrengrendement bedraagt 55-70% bij airless-spuiten en 60-65% bij airmix-spuiten. Vanwege de hoge druk is bij airless- en airmix-spuiten minder oplosmiddel nodig om de juiste viscositeit van de verf te verkrijgen. Door de gecombineerde effecten van minder verdunnergebruik en minder overspray wordt de oplosmiddelemissie sterk verminderd en komt er minder afval vrij ten opzichte van conventioneel spuiten. Financiële aspecten Investeringskosten (incl. spuitpistool, pomp en hulpstukken): Airless-spuitsysteem: Airmix-spuitsysteem: Er moet tevens geïnvesteerd worden in de opleiding van de spuiter. Baten: De terugverdientijd is vaak minder dan 1 jaar, als gevolg van het lager verbruik van verf en verdunner en de langere standtijd van filters (gemiddeld 10-15% minder verfverbruik en 20-30% minder verfverlies bij 10% verbetering van het aanbrengrendement). Vlaams BBT-Kenniscentrum 137

154 BIJLAGE 2 Toepasbaarheid In de carrosseriebouw worden airless- en airmix-spuittechnieken algemeen toegepast voor het spuiten van grote oppervlaktes, omdat een hoge werksnelheid nodig is. 138 Vlaams BBT-Kenniscentrum

155 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 8 Spoelwater reinigen door flocculatie Proces/deelproces: Reiniging spuitapparatuur Beschrijving maatregel Afvalwater ontstaat uit het spoelwater dat is gebruikt voor het schoonspoelen van het spuitgereedschap. Dit afvalwater is verontreinigd met watergedragen verf en kan dus niet rechtstreeks op het riool worden geloosd. De techniek die momenteel hoofdzakelijk wordt gebruikt om het afvalwater van spoelapparaten te behandelen is flocculatie van de verfresten, in combinatie met bezinking en filtratie. Het reinigen van het spuitgereedschap gebeurt in een reinigingsapparaat met water (zie technische fiche 10, p. 143). Afhankelijk van het type reinigingsapparaat wordt leidingwater of spoelwater uit een schoonwaterreservoir gebruikt. De verfresten worden geflocculeerd (binnencilinder) en het gefilteerd water kan worden hergebruikt (buitencilinder) Het water vervuild met verfresten wordt in een bak onder het reinigingsapparaat opgevangen (zie afbeelding). Door toevoeging van een flocculeermiddel aan het vervuilde spoelwater gaan de zwevende en opgeloste verfdeeltjes samenklonteren tot grotere deeltjes of vlokken. Na het flocculatieproces worden de gevormde vlokken uit het spoelwater verwijderd door middel van bezinking en/of filtratie. Het gereinigde spoelwater kan in het spoelapparaat hergebruikt worden of als afvalwater op het riool worden geloosd. Het slib wordt in de filterkorf verzameld, die periodiek wordt leeggemaakt. Het verzamelde slib mag, mits gedroogd, als normaal bedrijfsafval worden afgevoerd. Vlaams BBT-Kenniscentrum 139

156 BIJLAGE 2 Milieuvoordeel Voorkomen lozing van verontreinigd afvalwater. Financiële aspecten Kosten: Operationele kosten (flocculeermiddel). Besparing: Het afvalslib mag, mits gedroogd, met het bedrijfsafval worden afgevoerd. Dit in tegenstelling tot afvalwater met verfresten dat door een erkend overbrenger moet worden opgehaald (gevaarlijk afval). Toepasbaarheid Zuivering van spoelwater door middel van flocculatie is algemeen toepasbaar op reinigingsapparaten met gesloten watercircuit. Om een snelle en overmatige vervuiling van het spoelwater te voorkomen kunnen de spuitpistolen eerst op een opvangbak voor verfresten worden geplaatst. Indien alleen uitgelekte spuitpistolen in het spoelapparaat worden gereinigd, kan het reinigen van het spoelwater door flocculatie met grotere intervallen gebeuren en wordt de hoeveelheid afvalslib verkleind. Het is niet verstandig om het spoelwater tot in het oneindige te hergebruiken. Het water gaat na verloop van tijd rotten en dus stinken. Alhoewel het flocculeermiddel voorzien is van diverse componenten om dit rottingsproces te vertragen, worden ook deze stoffen na verloop van tijd minder effectief. 140 Vlaams BBT-Kenniscentrum

157 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 9 Oplosmiddelarme verven Proces/deelproces: Spuiten Beschrijving maatregel Er zijn twee soorten oplosmiddelarme verven die in de carrosseriesector kunnen worden toegepast: high-solids verven (HS-verven) bevatten 60 tot 70% vaste stof (op gewichtsbasis) en minder dan 420 g oplosmiddel per liter verf. Door het hoge vaste stofgehalte kan een oppervlakte van 10,5-11,5 m² per liter HS-verf worden geverfd (tegen 5-5,5 m² per liter conventionele verf); watergedragen verven bevatten geen of alleen een beperkte hoeveelheid oplosmiddel (cosolvent). Milieuvoordeel Bij gebruik van watergedragen verven wordt de oplosmiddelemissie grotendeels teruggebracht. Bijkomend voordeel is dat spuitapparatuur met water in plaats van met oplosmiddelen kan worden gereinigd (zie ook technische fiche 10, p. 143). Bij overschakeling op watergedragen verven moet naast de voordelen van de VOS-reductie ook rekening worden gehouden met nadelige gevolgen voor andere milieucompartimenten. De belangrijkste zijn het hoger energieverbruik (ten behoeve van de droging van watergedragen verven) en de productie van afvalwater (door reiniging spuitapparatuur). Bij gebruik van high-solids verven wordt de oplosmiddelemissie in mindere mate verminderd dan bij watergedragen verven. Voor de reiniging van deze spuitapparatuur zijn oplosmiddelen nodig. Het gebruik van oplosmiddelarme verven verbetert ook de arbeidsomstandigheden en vermindert het risico op chronische ziektes door langdurige blootstelling aan oplosmiddelen. Financiële kosten Investeringskosten: Met de omschakeling op een alternatief systeem kunnen (hoge) investeringskosten zijn gemoeid. Doordat een hoger luchtdebiet nodig is voor de droging van watergedragen verven, kan aanpassing of vervanging van de spuitcabine nodig zijn (zie ook technische fiche 11, p. 146, en technische fiche 12, p. 148). Operationele kosten: De operationele kosten bij toepassing van oplosmiddelarme verven zijn hoger dan die van conventionele, oplosmiddelhoudende producten: Vlaams BBT-Kenniscentrum 141

158 BIJLAGE 2 10% hogere verfkosten (per gespoten m 2 ) bij toepassing van high-solids en watergedragen verven, ten opzichte van conventionele verven hogere energiekosten ten behoeve van de droging van high-solids verven en vooral van watergedragen verven. Baten: Eventueel reductie van afvalverwerkingskosten (bijvoorbeeld doordat gedroogd verfslib niet als gevaarlijk afval dient te worden afgevoerd). Toepasbaarheid Watergedragen verven (als kleurlaag) en HS-verven (als vernislaag) worden voornamelijk toegepast bij carrosserieherstelbedrijven (naar schatting bij 60-70% van de Vlaamse bedrijven). High-solids verven vormen op dit moment het meest milieuvriendelijke beschikbare alternatief voor het aanbrengen van de vernislaag, omdat watergedragen verven nog niet voldoende krasbestendig zijn. Op aluminium en polyester laadbakken worden meestal 2-componenten polyurethaan-acrylaat verven ( g VOS/l spuitklaar product) of high-solids verven gebruikt (minder dan 420 g VOS/l spuitklaar product). Een brede toepassing van oplosmiddelarme verfsoorten wordt in de carrosseriebouw momenteel nog belemmerd door de hogere materiaalkosten, de langere droogtijd en de beperkte ervaring met het gebruik van oplosmiddelarme verven. Toch worden steeds meer watergedragen verven gebruikt. Voor het spuiten van het chassis en stalen frames worden verschillende oplosmiddelhoudende verfsoorten gebruikt. 142 Vlaams BBT-Kenniscentrum

159 TECHNISCHE FICHES TECHNISCHE FICHE 10 Reinigingsapparaten voor spuitapparatuur Proces/deelproces: Spuiten Beschrijving maatregel In een reinigingsapparaat worden de onderdelen van het spuitpistool door middel van sproeiers in- en uitwendig gereinigd. Voor het inwendig reinigen worden zowel de materiaalbeker als het spuitpistool op een sproeier geplaatst (de beker omgekeerd en het spuitpistool met ingedrukte trekker, zodat alle onderdelen inwendig kunnen worden gereinigd). Sproeiers in de bak van een gesloten reinigingsapparaat Apparaten voor de reiniging van spuitapparatuur voor oplosmiddelhoudende verven, gebruiken spoelthinner als reinigingsmiddel. Het reinigingsmiddel wordt na gebruik opgevangen en na sedimentatie meerdere malen hergebruikt. Verse spoelthinner moet regelmatig worden toegevoegd, en vervuilde spoelthinner wordt door een erkende overbrenger opgehaald. Apparaten voor de reiniging van spuitapparatuur voor watergedragen verven gebruiken water als reinigingsmiddel. Na gebruik wordt het water in een opvangreservoir onder het reinigingsapparaat opgevangen. Verfresten worden in het opvangreservoir door middel van flocculatie (zie technische fiche 8) verwijderd en het gereinigde water kan worden hergebruikt. Wanneer het water te sterk verontreinigd is, wordt het samen met het reinigingsslib en de filterdoeken door een erkende overbrenger opgehaald. Vlaams BBT-Kenniscentrum 143

160 BIJLAGE 2 Gecombineerd apparaat voor de reiniging met spoelthinner (links) en met water (rechts) Milieuvoordeel Gesloten reinigingsapparaten met spoelthinner: Doordat de reiniging automatisch en in een gesloten bak plaatsvindt, zijn het verbruik van spoelthinner en de oplosmiddelemissies veel kleiner dan bij handmatige reiniging. Door het gesloten circuit kan de gebruikte spoelthinner (na gedeeltelijke sedimentatie van de verfresten) zonder verdampingsverliezen opnieuw worden gebruikt. Reinigingsapparaat met gesloten watercircuit: Doordat het reinigingswater na gebruik in een reservoir wordt opgevangen, kunnen de verfresten via flocculatie en filtratie worden verwijderd en het reinigingswater worden hergebruikt. Financiële aspecten Reinigingsapparaat spuitpistolen voor oplosmiddelhoudende verven: Investeringskosten: Ongeveer Besparing: Sterke vermindering van de gebruikte hoeveelheid spoelthinner. Lagere kosten voor de afvoer van vervuild spoelthinner door een erkende overbrenger. Reinigingsapparaat spuitpistolen voor watergedragen verven: Investeringskosten: Ongeveer Vlaams BBT-Kenniscentrum

161 TECHNISCHE FICHES Operationele kosten: Kosten voor de afvoer van verfslib en filterdoeken door een erkende overbrenger. Toepasbaarheid Reinigingsapparaten voor spuitapparatuur zijn algemeen toepasbaar. Het gebruik van gesloten apparaten voor de reiniging van spuitpistolen voor oplosmiddelhoudende verven is op grond van Vlarem II verplicht. Leegspuitwand met afzuiging Om de hoeveelheid verfresten in de reinigingsapparaten te verminderen, kunnen de spuitpistolen eerst leeg worden gespoten in een opvangbak (watergedragen verf) of tegen een wand voorzien van afzuiging (oplosmiddelhoudende verven). Vlaams BBT-Kenniscentrum 145

162 BIJLAGE 2 TECHNISCHE FICHE 11 Versnelde droging door middel van venturi s Proces/deelproces: Drogen Beschrijving maatregel Bij de overschakeling van conventionele naar watergedragen verven moeten de spuitcabines voor een efficiënte (snelle) droging, een toereikend luchtdebiet kunnen leveren. Dit kan bekomen worden door het installeren van luchtverdelers (de zogenaamde venturi s). De perslucht gaat via kleine openingen naar buiten stromen en zo in de venturi een onderdruk doen ontstaan. Door de onderdruk wordt een grote hoeveelheid omgevingslucht achterin de venturi gezogen. Men kan komen tot een luchtdebiet van l omgevingslucht/min door slechts ± 470 l perslucht/min te onttrekken aan de compressor. Venturi s kunnen geïntegreerd zijn in de spuitcabine of verplaatsbaar. Venturi s kunnen bijvoorbeeld in de 4 hoeken van de cabine zijn geplaatst (zie afbeelding), op de wanden of op een persluchtbuis bovenaan in de spuitcabine zijn gemonteerd. Vaste venturi s in spuitcabine Milieuvoordeel De energiebesparing op het brandstofverbruik ten behoeve van de droging is groter dan de toename van het elektriciteitsverbruik ten behoeve van de persluchtproductie. Deze energiebesparing levert een vermindering van de emissie van verbrandingsgassen op (o.a. CO 2 en NO x ). 146 Vlaams BBT-Kenniscentrum

163 TECHNISCHE FICHES Financiële aspecten Investeringskosten: Ongeveer Operationele kosten: Bij gebruik van venturi s neemt het persluchtverbruik toe. Soms kan de installatie van een grotere compressor of van een tweede compressor nodig zijn. Besparing: Minder brandstofverbruik ten behoeve van droging en kortere droogtijden, waardoor de verwerkingscapaciteit van de spuitcabine/droogcabine toeneemt. Toepasbaarheid Venturi s kunnen zowel in nieuwe spuitcabines als in bestaande spuitcabines worden geplaatst. Het inbouwen van venturi s in spuitcabines met beperkt ventilatiedebiet kan bijdragen aan kortere droogtijden bij overschakeling op watergedragen verven en daardoor de levensduur van bestaande spuitcabines verlengen. Vlaams BBT-Kenniscentrum 147

164 BIJLAGE 2 TECHNISCHE FICHE 12 Infrarood droging Proces/deelproces: Drogen Beschrijving maatregel Het drogen van autoverven in het carrosserieherstelproces kost veel tijd en energie. Om het droogproces te versnellen en het energieverbruik te beperken, kan infrarood droging (IR-droging) worden toegepast. Infrarode straling geeft warmte af, zoals we die bijvoorbeeld op de huid voelen. Vooral de korte golf IR straling (IR-A) kan veel energie overbrengen. Omdat de IR-straling tot onder in de verflaag doordringt, droogt de verf van binnenuit. Bij IR-droging wordt alleen het deel van de auto verwarmd, dat droging behoeft. Hierdoor hoeft niet langer de totale luchtstroom door de spuitcabine te worden verhit. In geval van een met lucht verwarmde cabine moet namelijk alle lucht die door de cabine stroomt van 20 C naar 60 C gebracht worden, onverschillig of een los onderdeel, een deelreparatie of een complete auto gedroogd moet worden. Met IR-droging kan de droogtijd tot maximaal 15 minuten worden teruggebracht. Een deel van de auto drogen duurt korter, gemiddeld is slechts 7-10 minuten werkelijke droogtijd nodig. In een gecombineerde spuit/droogcabine kan het aantal doorgangen bij een gemiddeld aanbod met 60% toenemen ten opzichte van conventioneel drogen (van 6-7 doorgangen tot ca.11 doorgangen per dag). Verplaatsbare infrarood panelen Toepassing van IR-droging in voorbehandelingsplaatsen verhoogt de doorstroming van de auto s en onderdelen naar de spuitcabine. Ruimte om de auto s op een andere plaats neer te zetten ontbreekt vaak en bovendien kost het extra verplaatsen van auto s veel tijd. 148 Vlaams BBT-Kenniscentrum

Symposium 20 jaar BBT/EMIS

Symposium 20 jaar BBT/EMIS Symposium 20 jaar BBT/EMIS Vlaams Parlement - 21 mei 2015 Jan Baeten Voorzitter BBT/EMIS Stuurgroep Departement LNE afdeling Milieuvergunningen Inleiding 1995 Oprichting BBT/EMIS binnen VITO (opgericht

Nadere informatie

BBT-STUDIEDAG GENT 16/11/2015 TOTSTANDKOMING VAN BBT-STUDIES EN BREF S DIANE HUYBRECHTS

BBT-STUDIEDAG GENT 16/11/2015 TOTSTANDKOMING VAN BBT-STUDIES EN BREF S DIANE HUYBRECHTS BBT-STUDIEDAG GENT 16/11/2015 TOTSTANDKOMING VAN BBT-STUDIES EN BREF S DIANE HUYBRECHTS INHOUD 1. Begrip BBT 2. Vlaamse BBT-studies 3. Europese BREF s» Juridisch kader» Procesverloop» Natraject: omzetting

Nadere informatie

1.TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN NOMENCLATUUR VAN DE

1.TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN NOMENCLATUUR VAN DE 1.TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN NOMENCLATUUR VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN - NACE De ondernemingen kunnen worden beschreven aan de hand van verschillende typologieën, die elk beantwoorden aan precieze

Nadere informatie

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Veiligheid en BBT/BREF Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Inhoud 1. Richtlijn Industriële Emissies 2. BBT s en BREF s 3. Richtsnoeren voor het opstellen van BREF s 4. Veiligheid

Nadere informatie

Doel van het formulier

Doel van het formulier TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN HET FORMULIER VOOR HET VERZOEK TOT BIJSTELLING OF DE VRAAG TOT AFWIJKING VAN DE MILIEUVOORWAARDEN DIE GELDEN VOOR EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT Dit document geeft

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties

Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor composteer- en vergistingsinstallaties D. Huybrechts en K. Vrancken http://www.emis.vito.be

Nadere informatie

EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven. Uitgave C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N.

EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven. Uitgave C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N. EURO BOOKS ONLINE - Digitaal bladeren in juridische uitgaven Uitgave 2013 C.I.P. Koninklijke Bibliotheek Albert I NUR 820 I.S.B.N. 2013 by Euro Books Uitgegeven door Euro Trans Lloyd Kaleshoek 8 8340 Damme

Nadere informatie

1 Beschrijving van de activiteiten in de sector op basis van de Nace-Bel nomenclatuur

1 Beschrijving van de activiteiten in de sector op basis van de Nace-Bel nomenclatuur 1 Autohandel A Algemeen overzicht van de sector 1 Beschrijving van de activiteiten in de sector op basis van de Nace-Bel nomenclatuur Deze studie brengt die sectoren in kaart die werknemers tewerkstellen

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de kleiverwerkende nijverheid

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de kleiverwerkende nijverheid Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de kleiverwerkende nijverheid Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de kleiverwerkende nijverheid D. Huybrechts, E. Meynaerts, V. Van Hoof, E. Hooyberghs en K.

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de droogkuissector

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de droogkuissector Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de droogkuissector Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de droogkuissector D. Huybrechts, I. Van Tomme 1 en P. Meirhaeghe 2 1 Arcadis 2 Piet & Co Milieubeheer

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de zuivelindustrie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de zuivelindustrie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de zuivelindustrie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de zuivelindustrie A. Derden, S. Vanassche en D. Huybrechts http://www.emis.vito.be Academia Press Gent

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor kunststofverwerking

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor kunststofverwerking Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor kunststofverwerking Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor kunststofverwerking A. Jacobs, E. Hooyberghs, E. Meynaerts en K. Vrancken http://www.emis.vito.be Academia

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Wasserijen en Linnenverhuurders

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Wasserijen en Linnenverhuurders Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Wasserijen en Linnenverhuurders Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Wasserijen en Linnenverhuurders Liesbet Van den Abeele, Stella Vanassche, Els Hooyberghs

Nadere informatie

Lage-emissie zones in België. What s next?

Lage-emissie zones in België. What s next? Lage-emissie zones in België What s next? Lage-emissiezones Onlangs kondigde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan dat vanaf 2018 de meest vervuilende voertuigen geleidelijk aan zullen worden geweerd

Nadere informatie

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Waarborgregeling - Stand van zaken De Waarborgregeling

Nadere informatie

Infoblad Energieplanning

Infoblad Energieplanning Infoblad Energieplanning Waarover gaat het? Bedrijven met een groot energieverbruik worden van overheidswege verplicht maatregelen te nemen om rationeel om te gaan met energie en dit te rapporteren aan

Nadere informatie

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Statistieken Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Vanderbiesen, W. (2006). Sectorrapport: metaal. Een analyse van de RSZ-tewerkstelling op basis van de paritaire comités

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 17 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit en een

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken voor recyclage van bouw- en slooppuin

Beste Beschikbare Technieken voor recyclage van bouw- en slooppuin Beste Beschikbare Technieken voor recyclage van bouw- en slooppuin Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor recyclage van bouw- en slooppuin A. Jacobs, E. Hooyberghs, K. Vrancken, J. Van Dessel* en W.

Nadere informatie

ADVIES. 10 maart 2014

ADVIES. 10 maart 2014 ADVIES Voorontwerp van besluit tot wijziging van het besluit van 17 december 2009 tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten en Voorontwerp van besluit betreffende de akten van familiale aard

Nadere informatie

PRODCOM - INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave

PRODCOM - INHOUDSOPGAVE. Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave 1. WAT IS PRODCOM?... 5 1.1. Ontstaan... 5 1.2. Inhoud... 5 1.3. Juridisch kader... 5 1.4. Welke ondernemingen moeten antwoorden?... 5 1.5. Welke producten?... 5 1.6. Timing...

Nadere informatie

Donderdag 14 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Volvo Trucks Oostakker

Donderdag 14 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Volvo Trucks Oostakker Donderdag 14 juni 2012 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Lancering eerste Volvo Hybride (26 ton) vrachtwagen Volvo Trucks Oostakker Geachte heer Sid (directeur

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE. betreffende de verzoening van de behoeften aan energie en aan zuivere lucht in onze maatschappij

VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE. betreffende de verzoening van de behoeften aan energie en aan zuivere lucht in onze maatschappij VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE betreffde de verzoing van de behoeft aan ergie aan zuivere lucht in onze maatschappij Het Vlaams Parlemt, gelet op de Verkningsnota voor het ergiedebat in het Vlaams Parlemt,

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken voor verf-, lak-, vernis-, drukinkten lijmproductie

Beste Beschikbare Technieken voor verf-, lak-, vernis-, drukinkten lijmproductie Beste Beschikbare Technieken voor verf-, lak-, vernis-, drukinkten lijmproductie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Verf-, Lak-, Vernis-, Drukinkten Lijmproductie Beste Beschikbare Technieken (BBT)

Nadere informatie

Sectoranalyse Horeca 2014

Sectoranalyse Horeca 2014 HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2014 Ondernemingen Faillissementen Oprichtingen en schrappingen Omzet en investeringen 2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de drankenindustrie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de drankenindustrie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de drankenindustrie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de drankenindustrie An Derden, Stella Vanassche, Els Hooyberghs en Diane Huybrechts http://www.emis.vito.be

Nadere informatie

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Geert Pillu Adviesverlener LNE afdeling Milieuvergunningen Brugge Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Kennis

Nadere informatie

Milieubeleidsovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en het Verbond van de Glasindustrie vzw betreffende de reductie van de NOx emissies

Milieubeleidsovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en het Verbond van de Glasindustrie vzw betreffende de reductie van de NOx emissies Milieubeleidsovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en het Verbond van de Glasindustrie vzw betreffende de reductie van de NOx emissies Jaarrapport over het jaar 2012 Verbond van de Glasindustrie Pleinlaan

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor het inwendig reinigen van tanks en vaten

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor het inwendig reinigen van tanks en vaten Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor het inwendig reinigen van tanks en vaten Finaal rapport D. Huybrechts, P. Vercaemst en R. Dijkmans Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare

Nadere informatie

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (2001), Statistiek van de aangesloten vennootschappen jaar 2000, 68 p. Begin juni

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Laboratoria

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Laboratoria Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Laboratoria B. Verstappen, E. Meynaerts, S. Smolders en D. Huybrechts www.emis.vito.be Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de textielindustrie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de textielindustrie Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de textielindustrie Beperking van emissies van een aantal micropolluenten via het afvalwater Broomhoudende vlamvertragers (BVV), antimoontrioxide (Sb 2 O 3 ), perfluortensiden

Nadere informatie

BIJLAGE 1 LEIDRAAD AANVRAAG EXTRA STEUN VOOR BEDRIJFSPROJECTEN GERICHT OP DTO

BIJLAGE 1 LEIDRAAD AANVRAAG EXTRA STEUN VOOR BEDRIJFSPROJECTEN GERICHT OP DTO VERSIE 3.0 _ APRIL 2009 BIJLAGE 1 LEIDRAAD AANVRAAG EXTRA STEUN VOOR BEDRIJFSPROJECTEN GERICHT OP DTO Bischoffsheimlaan 25 B - 1000 Brussel Tel : +32 02 209 09 00 Fax : +32 02 223 11 81 e-mail : info@iwt.be

Nadere informatie

HOOFDSTUK I VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS) EN SOLVENTEN

HOOFDSTUK I VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS) EN SOLVENTEN Inhoudsopgave HOOFDSTUK I VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS) EN SOLVENTEN 9 1. Definities van VOS en solventen (organische oplosmiddelen) 9 2. Bronnen van VOS 11 3. Effecten van VOS-emissies 12 3.1. Belangrijkste

Nadere informatie

Rise- Innovatieve start-ups

Rise- Innovatieve start-ups Rise- Innovatieve start-ups Reglement Oproep van mei 2017 A) Ondernemingen die in aanmerking komen Elke onderneming die aan volgende voorwaarden voldoet, kan zich, met oog op de toepassing van een strategisch

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de benzinetankstations

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de benzinetankstations Algemene verspreiding Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de benzinetankstations Eindrapport Peter Meulepas, Peter Vercaemst en Roger Dijkmans Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum voor Beste

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

Fortstraat 47 9700 Oudenaarde 055 30 94 49 www.hetcvo.be

Fortstraat 47 9700 Oudenaarde 055 30 94 49 www.hetcvo.be KOETSWERKHERSTELLER Brochure: modulefiches Fortstraat 47 9700 Oudenaarde 055 30 94 49 www.hetcvo.be Module: Basis Elektriciteit (M ME C 100) Lestijden: 40 (10 TV + 30 PV) De inhoud van de module beoogt

Nadere informatie

de omgevingsvergunning partim milieu

de omgevingsvergunning partim milieu de omgevingsvergunning partim milieu inleiding toepassingsgebied gevraagde informatie behandeling aanvraag slotbemerkingen inleiding fusie van twee werelden : stedenbouw en milieu blind getrouwd uitdagingen,

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november A D V I E S Nr. 1.913 -------------------------------- Zitting van woensdag 5 november 2014 ------------------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de veeteeltsector

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de veeteeltsector Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de veeteeltsector Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de veeteeltsector An Derden, Erika Meynaerts, Peter Vercaemst en Karl Vrancken http://www.emis.vito.be

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

FEITEN EN CIJFERS 2007 NEDERLANDSE VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE

FEITEN EN CIJFERS 2007 NEDERLANDSE VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE FEITEN EN CIJFERS NEDERLANDSE VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE Geen industrie is zo zichtbaar als de verf- en drukinktindustrie. Verven en lakken geven kleur en beschermen materialen zodat ze langer meegaan.

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

3. Hoeveel tankstations in Vlaanderen beschikken thans over een vergunning voor CNG-levering? Graag een overzicht per provincie.

3. Hoeveel tankstations in Vlaanderen beschikken thans over een vergunning voor CNG-levering? Graag een overzicht per provincie. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 282 van MARTINE TAELMAN datum: 20 april 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Alternatieve

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012

college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 9 november 2012 Besluit KENNIS GENOMEN B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Patrick Janssens,

Nadere informatie

A ESR. Minister Fremault Aanvraag ontvangen op 4 juni 2015 Aanvraag behandeld door. Aanvrager

A ESR. Minister Fremault Aanvraag ontvangen op 4 juni 2015 Aanvraag behandeld door. Aanvrager ADVIES Ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III met toepassing

Nadere informatie

Steun aan jonge innovatieve ondernemingen

Steun aan jonge innovatieve ondernemingen Steun aan jonge innovatieve ondernemingen Reglement Oproep van mei 2013 A) Ondernemingen die in aanmerking komen Elke onderneming die aan volgende voorwaarden voldoet, kan zich, met oog op de toepassing

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk

Nadere informatie

Sectoranalyse Horeca 2012

Sectoranalyse Horeca 2012 HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2012 Ondernemingen Faillissementen Oprichtingen en schrappingen 2013 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie

Nadere informatie

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3 1.1. WETGEVING 1.1.1. INLEIDING I Een overzicht geven van alle wetgeving in verband met milieu is haast onbegonnen werk. Hieronder wordt de belangrijkste milieuwetgeving per thema weergegeven. In voorkomend

Nadere informatie

21. TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST: OVEREENKOMST TUSSEN DE NACE-

21. TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST: OVEREENKOMST TUSSEN DE NACE- 21. TYPOLOGIE VAN DE ONDERNEMINGEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST: OVEREENKOMST TUSSEN DE NACE- 1.Inleiding NOMENCLATUUR EN DE INGEDEELDE INRICHTINGEN.1.1.De NACE-nomenclatuur De Nomenclatuur van

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor car- en truckwash

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor car- en truckwash Beperkte verspreiding Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor car- en truckwash Eindrapport D. Huybrechts, Piet De Baere 1, Luc Van Espen 1, Bert Wellens 1 en R. Dijkmans Studie uitgevoerd door het Vlaams

Nadere informatie

Steunmaatregel N 118/2004 -België (Vlaanderen) Subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de EU.

Steunmaatregel N 118/2004 -België (Vlaanderen) Subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de EU. Europese Commissie Brussel, 30.06.2004 C (2004)2042 fin Betreft: Steunmaatregel N 118/2004 -België (Vlaanderen) Subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli 19.09.2008 Nr 3218 I. ECONOMIE EN FINANCIEN Conjunctuurindicatoren Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus 2008... 6 II. INDUSTRIE EN BOUWNIJVERHEID Industrie Waterdistributie

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID VLAAMSE OVERHEID N. 2007 408 [C 2007/35010] 8 DECEMBER 2006. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Schrootverwerking & Sloperij

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Schrootverwerking & Sloperij Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Schrootverwerking & Sloperij Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor Schrootverwerking & Sloperij C. Polders, S. Vanassche, E. Hooyberghs en K. Vrancken http://www.emis.vito.be

Nadere informatie

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL EN

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening

Vlaamse Arbeidsrekening Vlaamse Arbeidsrekening Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2014 www.steunpuntwerk.be/cijfers Wouter Vanderbiesen September 2016 Methodologie Steunpunt Werk amsestraat 61 bus

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening

Vlaamse Arbeidsrekening Vlaamse Arbeidsrekening Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2015 www.steunpuntwerk.be/cijfers Wouter Vanderbiesen April 2017 Methodologie Steunpunt Werk amsestraat 61 bus 3551-3000

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ADVIES Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 21 februari 2019 Economische en Sociale Raad voor het Brussels

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken Structurele ondernemingsstatistieken 1 Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2016 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele ondernemingsstatistieken beschrijven

Nadere informatie

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 De grafische sector in West-Vlaanderen Foto: : Febelgra Jens Vannieuwenhuyse sociaaleconomisch beleid, WES De grafische sector is zeer divers. Grafische bedrijven

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening

Vlaamse Arbeidsrekening Vlaamse Arbeidsrekening Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2016 www.steunpuntwerk.be/cijfers Wouter Vanderbiesen Katleen Pasgang April 2018 Methodologie Steunpunt Werk amsestraat

Nadere informatie

MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht

MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht Liesbet Goovaerts Katrijn Alaerts Themagroepvergaderingen MIP2 Antwerpen Globale opzet Eco-innovatieve sectoren in Vlaanderen? antwoord op twee vragen: 1. succesfactoren

Nadere informatie

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon.

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. 12. Vergunningen. In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. Er zijn 3 type vergunningen : 1. Stedebouwkundige vergunning (bouwvergunning)

Nadere informatie

TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN IN WEST VLAANDEREN

TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN IN WEST VLAANDEREN Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij West-Vlaanderen Koning Leopold III-laan 66, 8200 Brugge T 050 40 31 66 F 050 71 94 06 E info@pomwvl.be KBO nummer: 0881.702.779 _ www.pomwvl.be TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN 1 WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 13-2007 Betreft : Ontwerp van koninklijk besluit betreffende het in de handel brengen en het gebruik

Nadere informatie

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel

Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Vlaamse Arbeidsrekening. Raming van het aantal jobs & vestigingen met personeel Update 2013 Wouter Vanderbiesen September 2015 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000

Nadere informatie

Kandidatuurstelling "Gratis begeleidingstraject naar een innovatief en duurzaam bedrijfsmodel met de Resilience Design Methode" Naam onderneming:..

Kandidatuurstelling Gratis begeleidingstraject naar een innovatief en duurzaam bedrijfsmodel met de Resilience Design Methode Naam onderneming:.. Formulier begeleiding Resilience Design Kandidatuurstelling "Gratis begeleidingstraject naar een innovatief en duurzaam bedrijfsmodel met de Resilience Design Methode" Naam onderneming:.. Vak voorbehouden

Nadere informatie

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM Afdeling Milieuvergunningen Energie-efficiëntie Richtlijn Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie,

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: -

Nadere informatie

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende lageemissiezones

Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende lageemissiezones Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende lageemissiezones DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van XXX; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op XXX; Gelet op

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 29 januari 2016 Besluit A-punt KENNIS GENOMEN stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever,

Nadere informatie

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE 1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE 1.Inleiding BESCHERMING VAN DE LUCHTKWALITEIT De lucht die wij inademen is in uiteenlopende mate bezoedeld door vervuilende stoffen (gassen, deeltjes,

Nadere informatie

nr. 292 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 18 juni 2018 aan BART TOMMELEIN Verkeersbelasting - Lichte vrachtauto's

nr. 292 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 18 juni 2018 aan BART TOMMELEIN Verkeersbelasting - Lichte vrachtauto's SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 292 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 18 juni 2018 aan BART TOMMELEIN VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE Verkeersbelasting

Nadere informatie

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL

artikel SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH TECHNISCH ARTIKEL SUSTAINGRAPH is een Europees project, gericht (op het verbeteren van) de milieuprestaties van Europese Grafimediabedrijven binnen de productlevenscyclus van hun grafimedia

Nadere informatie

SECTORFOTO 2014 AUTOSECTOR

SECTORFOTO 2014 AUTOSECTOR SECTORFOTO 2014 Beschrijving van de activiteiten in de sector Nace- Bel 2008 45 Beschrijving Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen 45.1 Handel in auto's

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor behandeling van bodemas van huisvuilverbranding

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor behandeling van bodemas van huisvuilverbranding Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor behandeling van bodemas van huisvuilverbranding Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor behandeling van bodemas van huisvuilverbranding P. Nielsen, C. Kenis, S.

Nadere informatie

Sectoren / paritaire comités Methodologie

Sectoren / paritaire comités Methodologie Sectoren / paritaire comités Methodologie Wouter Vanderbiesen Mei 2014 Methodologie Steunpunt Werk en Sociale Economie Parkstraat 45 bus 5303-3000 Leuven T:+32 (0)16 32 32 39 steunpuntwse@kuleuven.be www.steunpuntwse.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen VOORSCHRIFTEN behorende bij het besluit betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting DSM EP te Emmen 2 INHOUDSOPGAVE 1 AFVALSTOFFEN 3 1.1. Afvalscheiding 3 2 AFVALWATER 3 2.1. Monitoringsplan 3 BIJLAGE

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de regelgeving

Nadere informatie

VLAREM III Glasproductie. Toelichtingssessies VLAREM-trein 2013 en VLAREM III

VLAREM III Glasproductie. Toelichtingssessies VLAREM-trein 2013 en VLAREM III VLAREM III Glasproductie Toelichtingssessies VLAREM-trein 2013 en VLAREM III Inleiding Historiek Situering Inhoud Toepassingsgebied en definities Algemene bepalingen Overzicht deelsectoren Historiek Publicatie

Nadere informatie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de Betoncentrales en de Betonproductenindustrie

Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de Betoncentrales en de Betonproductenindustrie 1 001383 Beste Beschikbare Technieken (BBT) voor de Betoncentrales en de Betonproductenindustrie Eindrapport A. Jacobs, J. Van Dessel* en R. Dijkmans * Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

Nadere informatie

Milieubeleid SECURITAS /

Milieubeleid SECURITAS / Milieubeleid SECURITAS / 2016-2020 Insert picture in this frame Insert picture in this frame Directiebeoordeling - 2016 Visie Een duurzaam leefmilieu wordt ook gerealiseerd via een veilige, gezonde en

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 65.461/1 van 18 maart 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de bijlagen van titel II van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

ACTIVITEITENVERSLAG OVER HET VIERDE WERKINGSJAAR

ACTIVITEITENVERSLAG OVER HET VIERDE WERKINGSJAAR JAARVERSLAG 2017 WETENSCHAPPELIJK COMITÉ REACH (WCSR) ACTIVITEITENVERSLAG OVER HET VIERDE WERKINGSJAAR www.reachinbelgium.be JAARVERSLAG 2017 INHOUD Inleiding 2 Oprichting en samenstelling 3 Overzicht

Nadere informatie

Statistisch Product. Milieu-uitgaven van ondernemingen

Statistisch Product. Milieu-uitgaven van ondernemingen Metadata Statistisch Product Milieuuitgaven van ondernemingen In milieu en economie wordt enerzijds dieper ingegaan op de uitgaven voor milieu, zowel van bedrijven als van de overheid en anderzijds wordt

Nadere informatie

DEEL III: OFFERTEFORMULIER

DEEL III: OFFERTEFORMULIER 44 DEEL III: OFFERTEFORMULIER VLAAMSE OVERHEID Agentschap voor Facilitair Management Afdeling Bouwprojecten Boudewijngebouw Boudewijnlaan 30 - bus 60 1000 BRUSSEL OFFERTEFORMULIER Domein Adres Werk Besteknummer

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen. Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006

Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen. Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006 Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006 Opbouw presentatie 1. Uitgangspunten veranderingen G2 - > G3 2. Overzicht belangrijkste

Nadere informatie

Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzame materialen: hoe kiezen? Leefmilieu Brussel

Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzame materialen: hoe kiezen? Leefmilieu Brussel Opleiding Duurzaam Gebouw: Duurzame materialen: hoe kiezen? Leefmilieu Brussel Duurzaam materiaalgebruik: problematiek en uitdagingen Liesbet TEMMERMAN cera a asbl Doelstellingen van de presentatie Stilstaan

Nadere informatie

Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten

Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten I. SITUERING Op 14 juli 2017 heeft de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur zijn conceptnota Een langetermijnvisie voor aanvullende financiering en

Nadere informatie